Hof van Cassatie van België

Transcriptie

1 27 JUNI 2018 P F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P F I. C. P., Mr. Adrien Masset, advocaat bij de balie te Verviers, II. A.-F. B., Mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, en mr. Maxim Töller, advocaat bij de balie te Luik, III. tegen CB COMPANY nv, vertegenwoordigd door haar lastgever ad hoc, mr. Vincent Thiry, Mr. Mathieu Simonis, advocaat bij de balie te Luik, 1. Victor HISSEL, advocaat, optredend in de hoedanigheid van curator van het faillissement van Etablissements Potty bvba, 2. Pierre MACHIELS, advocaat, optredend in de hoedanigheid van curator van het faillissement van PF Industries nv.

2 27 JUNI 2018 P F/2 I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF De cassatieberoepen zijn gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Luik, correctionele kamer, van 27 oktober De eiser voert zeven middelen aan, de eerste eiseres voert twee middelen aan en de tweede eiseres voert een middel aan, elk in een memorie die aan dit arrest is gehecht. Raadsheer Frédéric Lugentz heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Michel Nolet de Brauwere heeft geconcludeerd. II. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling A. Cassatieberoep van C. P. 1. In zoverre het cassatieberoep gericht is tegen de veroordelende beslissing op de strafvordering tegen de eiser ( ) Tweede middel Het middel voert miskenning aan van de algemene beginselen van het strafrecht met betrekking tot de individuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de dader en schending van artikel 127 Wetboek van Vennootschappen, de artikelen 193 tot 197, 489, 489bis, 489ter, 492bis en 505 Strafwetboek, die voor de strafbaarstelling van de in die artikelen bedoelde feiten het bestaan vereisen van een algemeen dan wel bijzonder opzet. Het verwijt het arrest dat het de eiser schuldig verklaart aan de feiten van de telastleggingen met betrekking tot die misdrijven, door vast te stellen dat het niet kennen van diens beweegreden weinig uitmaakt. Volgens het middel kan de

3 27 JUNI 2018 P F/3 schuld niet met zekerheid worden vastgesteld als de beweegreden van de dader noch bekend, noch vastgesteld, noch bewezen was. Het moreel bestanddeel, vereist voor elk misdrijf, is niet hetzelfde als de beweegredenen van de dader. Die redenen, die de beklaagde er bijvoorbeeld toe hebben gebracht een valsheid of het gebruik van valse stukken te plegen, hebben geen enkele weerslag op het voor dergelijke misdrijven vereiste bedrieglijk opzet. Het middel, dat dienaangaande uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt naar recht. Voor het overige hebben de appelrechters, na te hebben geoordeeld dat het vereiste morele bestanddeel aanwezig was, tegenover de ontkenningen van de eiser met betrekking tot het bestaan van beweegredenen van zijn kant of die van de medebeklaagden, opgeworpen dat zij ongetwijfeld beweegredenen hadden, ook al zouden ze onbekend blijven. Aldus hebben de appelrechters, door het moreel bestanddeel in hoofde van de eiser te verduidelijken, hun beslissing om hem schuldig te verklaren aan de in het middel bedoelde misdrijven naar recht verantwoord. In zoverre kan het middel niet worden aangenomen. ( ) Zesde middel Het middel voert schending aan van artikel 489bis, 4, Strafwetboek, miskenning van de regels betreffende het bewijs in strafzaken en van de verplichting om op conclusies te antwoorden. De eiser verwijt de appelrechters dat zij hem schuldig hebben verklaard aan drie misdrijven die verband houden met de staat van faillissement, omdat hij geen aangifte van faillissement had gedaan binnen de wettelijke termijn, zonder acht te slaan op het door hem bij conclusie aangevoerde argument, volgens welk niemand, tenzij met miskenning van het zwijgrecht, tot een dergelijke aangifte kan worden verplicht als hij betwist bestuurder te zijn van de betrokken onderneming, en zonder uiteen te zetten waarom zij hebben geoordeeld dat het moreel bestanddeel van dat wandrijf bewezen was.

4 27 JUNI 2018 P F/4 Zoals het arrest op pagina 49 in antwoord op de conclusie van de eiser vaststelt, dwingt de omstandigheid dat een persoon, zoals een feitelijke bestuurder, die daartoe krachtens de artikelen 489 en 489bis, 4, Strafwetboek verplicht is, aangifte doet van het faillissement wanneer aan de voorwaarden van deze staat is voldaan, hem op zich niet tot het afleggen van een verklaring tegen zichzelf of tot het bekennen van schuld. In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht. In punt 4 van pagina 49 van het arrest hebben de appelrechters verwezen naar de redengeving van de beslissing van de eerste rechter die, op pagina s 24, 25, 30, 35 en 36 van het beroepen vonnis, enerzijds, de feitelijke gegevens heeft uiteengezet waaruit hij afleidt dat die misdrijven waren gepleegd en, anderzijds, de door de eiser nagestreefde doelstelling die het vereiste onrechtmatige opzet kenmerkte, dat nu eens erin bestond om de vennootschappen lang genoeg te laten bestaan om daarvan de activa te kunnen overdragen teneinde zijn beroepsactiviteiten te kunnen voortzetten, dan weer om ten nadele van de schuldeisers een fictief krediet te genereren. Aldus hebben de appelrechters hun beslissing om die telastleggingen bewezen te verklaren regelmatig met redenen omkleed en naar recht verantwoord. In zoverre kan het middel niet worden aangenomen. ( ) Dictum Het Hof, Verleent akte van afstand van de cassatieberoepen van C. P. en de vennootschap CB Company, in zoverre deze gericht zijn tegen de beslissingen die, op respectievelijk de burgerlijke rechtsvorderingen van de twee verweerders en de burgerlijke rechtsvordering van de eerste verweerder, uitspraak doen over de omvang van de schade. Verwerpt de cassatieberoepen voor het overige. Veroordeelt de eisers tot de kosten van hun cassatieberoep.

5 27 JUNI 2018 P F/5 Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door sectievoorzitter Benoît Dejemeppe, de raadsheren Françoise Roggen, Eric de Formanoir, Tamara Konsek en Frédéric Lugentz, en in openbare terechtzitting van 27 juni 2018 uitgesproken door sectievoorzitter Benoît Dejemeppe, in aanwezigheid van advocaat-generaal Michel Nolet de Brauwere, met bijstand van griffier Fabienne Gobert. Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Sidney Berneman en overgeschreven met assistentie van afgevaardigd griffier Véronique Kosynsky. De afgevaardigd griffier, De raadsheer,

6 Verzoekschrift VERZOEKSCHRIFT/1