Oefenopgaven capaciteitentest

Transcriptie

1 Oefenopgaven capaciteitentest Capaciteitentesten kun je inzetten om zicht te krijgen op je werk-denkniveau. Deze tests werken met de normgroepen MBO-HBO of WO-niveau. Er zijn 8 subtests in de capaciteitentest die Ontwikkelen@avans gebruikt. Deze voorbeelden geven je een indruk welke vragen je kunt verwachten. Een goede voorbereiding werkt in je voordeel. De testen richten zich zowel op het vermogen om verbaal, logisch en abstract te redeneren, als op het cijfermatig en ruimtelijk inzicht. Exclusie Elke opgave uit deze test bestaat uit 5 figuren. 4 van deze figuren horen bij elkaar en 1 figuur hoort er niet bij. Zoek de figuur die er niet bij hoort. Heb je het goede antwoord gevonden, klik dan op het keuzerondje onder het goede antwoord. Nu volgen een aantal opgaven waarmee je kunt oefenen. Je mag kladpapier gebruiken. 1

2 Het goede antwoord is de 4 e figuur, want alleen hierbij zijn de 2 figuren even groot. Het goede antwoord bij dit voorbeeld is de 2 e figuur, want alleen bij deze figuur is het zwarte vlak boven en het witte vlak onder. Dit is het einde van het onderdeel Exclusie. 2

3 Woordanalogieën Bij de volgende opgaven zie je eerst 3 woorden en een vraagteken. Tussen het eerste en het tweede woord bestaat een bepaalde relatie. Eenzelfde soort verband is er tussen het derde woord en 1 van de 5 woorden die eronder staan. Zoek het juiste woord uit de onderste rij. Heb je het goede antwoord gevonden, klik dan op het keuzerondje onder het goede antwoord. Nu volgen een aantal opgaven waarmee je kunt oefenen. Je mag kladpapier gebruiken. 3

4 Het goede antwoord is aarde, want de zee bestaat uit water zoals het land bestaat uit aarde. Het goede antwoord is station, want een vliegtuig komt aan of vertrekt van een vliegveld zoals een trein aankomt of vertrekt van een station. Het goede antwoord is verkopen, want het tegengestelde van krijgen is geven en het tegengestelde van kopen is verkopen. Dit is het einde van het onderdeel Woordanalogieën. 4

5 Spiegelbeelden Deze test gaat om het vinden van figuren die omgeklapt/gespiegeld zijn. De test bestaat uit rijen met figuren. Op de bovenste rij staat steeds 1 figuur. Onder staan 6 figuren die dezelfde vorm hebben als de figuur boven, maar in verschillende standen staan. Vind steeds 2 figuren die gedraaid én omgeklapt zijn. De andere 4 figuren zijn alleen maar een beetje gedraaid. Heb je de goede antwoorden gevonden, klik dan op het keuzevakje onder het goede antwoord. 5

6 Nu volgen een aantal opgaven die je zelf kunt maken. Je mag kladpapier gebruiken. 6

7 Het goede antwoord is de 1e en 2e figuur. In dit voorbeeld zijn alle pijlen gedraaid, sommige naar rechts en sommige naar links. De pijlen waaronder je het keuzevakje hebt aangeklikt, zijn niet alleen gedraaid, maar ook nog omgeklapt. Als deze pijlen gedraaid worden, blijven ze toch nog naar een andere kant wijzen dan de pijl boven. Het goede antwoord is de 1e en 4e figuur. In dit voorbeeld zijn alle figuren gedraaid. Alleen de figuren waaronder je het keuzevakje hebt aangeklikt, zijn ook nog omgeklapt. 7

8 Het goede antwoord is de 3e en 6e figuur. In dit voorbeeld zijn alle figuren gedraaid. Alleen de figuren waaronder je het keuzevakje hebt aangeklikt, zijn ook nog omgeklapt. Dit is het einde van het onderdeel spiegelbeelden. 8

9 Controleren Deze test bestaat uit rijen cijfers en rijen letters. Soms zijn de rijen cijfers voor en na de streep gelijk, soms zijn ze niet gelijk. Hetzelfde geldt voor de letters. Je moet steeds aangeven of ze gelijk zijn of niet gelijk zijn. Als ze gelijk zijn, klik dan het keuzerondje bij "gelijk" aan. Als ze niet gelijk zijn, klik dan het keuzerondje bij "niet gelijk" aan. 9

10 Nu volgen een aantal opgaven die je zelf kunt maken. Je mag kladpapier gebruiken. 10

11 Gelijk Niet gelijk Het correcte antwoord is niet gelijk. De 2 rijen letters zijn namelijk niet hetzelfde. Gelijk Niet gelijk Het correcte antwoord is gelijk. De 2 rijen cijfers zijn namelijk hetzelfde. Gelijk Niet gelijk Het correcte antwoord is niet gelijk. De 2 rijen cijfers zijn namelijk niet hetzelfde. Gelijk Niet gelijk Het correcte antwoord is niet gelijk. De 2 rijen letters zijn namelijk niet hetzelfde. Dit is het einde van het onderdeel Controleren. 11

12 Cijferreeksen Deze test bestaat uit reeksen van getallen. Elke reeks is volgens een bepaalde regel opgesteld. Dit betekent dat de cijferreeks kan worden voortgezet volgens dezelfde regel. Vind bij elke opgave het getal dat na het laatste getal moet komen, op de plaats van het vraagteken. Bij iedere opgave is 1 van de 5 mogelijke antwoorden correct. Om het bedoelde getal te vinden, zoek je eerst de regel waarmee de reeks is opgesteld. Heb je het goede antwoord gevonden, klik dan op het keuzerondje onder het goede antwoord. Nu volgen een aantal opgaven die je zelf kunt maken Je mag kladpapier gebruiken. 12

13 24 is de correcte oplossing. Bij deze opgave nemen de opeenvolgende getallen steeds met 1 meer toe: tussen 3 en 4 zit 1, tussen 4 en 6 zit 2, tussen 6 en 9 zit 3, tussen 9 en 13 zit 4, tussen 13 en 18 zit 5 en tussen 18 en 24 zit 6. 5 is de correcte oplossing. Bij deze opgave zien we een reeks vanaf 2, waarbij eerst 3 bij een getal wordt opgeteld en bij het volgende weer 2 eraf wordt getrokken: 2+3=5, 5-2=3, 3+3=6, 6-2=4, 4+3=7, 7-2=5. 64 is de correcte oplossing. Bij deze opgave worden de getallen in de reeks gevormd door alle voorafgaande getallen op te tellen: 1+3=4, 1+3+4=8, =16, =32, =64. Dit is het einde van het onderdeel Cijferreeksen. 13

14 Woordrelaties Elke opgave in deze test bestaat uit 4 woorden. Vind 2 woorden die of ongeveer hetzelfde betekenen, of juist een tegengestelde betekenis hebben. Heb je deze 2 woorden gevonden, klik dan op de keuzevakjes onder deze woorden. Nu volgen een aantal opgaven die je zelf kunt maken. Je mag kladpapier gebruiken. 14

15 In dit voorbeeld hebben de woorden goed en fout een tegengestelde betekenis. In deze oefenopgave hebben de woorden beginnen en eindigen een tegengestelde betekenis. In deze oefenopgave hebben de woorden grappig en leuk ongeveer dezelfde betekenis. Dit is het einde van het onderdeel Woordrelaties. 15

16 Componenten Bij de opgaven in deze test vind je bovenaan steeds een figuur die in 3 of 4 delen is geknipt. Onderaan staan 6 figuren. Daarvan zijn er 2 gemaakt uit de 3 of 4 delen bovenaan. Vind deze 2 figuren. Heb je de goede antwoorden gevonden, klik dan op de keuzevakjes onder de goede antwoorden. Nu volgen een aantal opgaven die je zelf kunt maken. Je mag kladpapier gebruiken. 16

17 Wanneer je de stukken van de bovenste figuur aan elkaar past, dan kun je de 2e figuur en de 6e figuur maken. Wanneer je de stukken van de bovenste figuur aan elkaar past, dan kun je de 1e figuur en de 4e figuur maken. Dit is het einde van het onderdeel Componenten. 17

18 Rekenvaardigheid Deze test bestaat uit een aantal rekenopgaven. Bij iedere is 1 van de 4 mogelijke antwoorden correct. Heb je het goede antwoord gevonden, klik dan op het keuzerondje onder het goede antwoord. Nu volgen een aantal opgaven die je zelf kunt maken. Je mag geen kladpapier, rekenmachine of andere hulpmiddelen gebruiken. 18

19 Het goede antwoord bij deze oefenopgave is 4½. Het goede antwoord bij deze oefenopgave is 0,40. Het goede antwoord bij deze oefenopgave is 3/2. Dit is het einde van het onderdeel Rekenvaardigheid. 19