DANKWOORD... 1 ALGEMENE INLEIDING... 2 DEELSTUDIE 1:... 3 STUDIE VAN HET BELANG VAN DE THORNTONBANK VOOR ZEEVOGELS Achtergrond en

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DANKWOORD... 1 ALGEMENE INLEIDING... 2 DEELSTUDIE 1:... 3 STUDIE VAN HET BELANG VAN DE THORNTONBANK VOOR ZEEVOGELS... 3 1 Achtergrond en"

Transcriptie

1 DANKWOORD... 1 ALGEMENE INLEIDING... 2 DEELSTUDIE 1:... 3 STUDIE VAN HET BELANG VAN DE THORNTONBANK VOOR ZEEVOGELS Achtergrond en Doelstelling Materiaal en Methode Zeevogeldichtheden op het BCP: tellingen en dataverwerking Afbakening doelgebied Zeevogels op het BCP: internationale context Zeevogels op de Thorntonbank Referentiesituatie Seizoensfluctuaties Soortenspectum Potentiële probleemsoorten Conclusie DEELSTUDIE 2: AFBAKENING REFERENTIEGEBIED Achtergrond en Doelstelling Materiaal en Methode Zeevogeldichtheden op het BCP Selectie potentiële referentiegebieden Analyse Resultaten Winter Voorjaar Zomer Najaar Conclusies Winter Voorjaar Zomer Najaar Afbakening van het referentiegebied DEELSTUDIE 3: VOORKOMEN VAN ZELDZAME EN NIET-ZEEVOGELS OP HET BCP Inleiding Vogeltrek Breedfronttrek versus stuwtrek Invloed van weer en wind op trek Dag-Nachtritmiek Trekvogels en vlieghoogte Vogeltrek boven de Noordzee Zeldzame zeevogels Soortbespreking Conclusie Niet-zeevogels Aalscholvers Ganzen en eenden Steltlopers Sterns Gierzwaluwen Zangvogels Conclusie DEELSTUDIE 4: NATUURLIJKE AMPLITUDO VAN ZEEVOGELS OP HET BCP EN OP DE THORNTONBANK Achtergrond en Doelstelling Materiaal en Methode Zeevogeldichtheden op het BCP... 85

2 2.2 Dataverwerking Telinspanning Resultaten Natuurlijke amplitudo van zeevogels op het BCP Verband broedaantallen te Zeebrugge en dichtheden op het BCP Verband natuurlijke amplitudo met aantallen gestrande vogels Conclusie DEELSTUDIE 5: TELLINGEN VAN ZEEVOGELS EN ZEEZOOGDIEREN IN Inleiding Bespreking Soorten Fuut Roodkeelduiker Noordse Stormvogel Jan van Gent Zwarte Zee-eend Grote Jager Dwergmeeuw Stormmeeuw Zilvermeeuw Kleine Mantelmeeuw Grote Mantelmeeuw Drieteenmeeuw Visdief Grote Stern Zeekoet Alk Bruinvis Vlieggedrag Percentage vliegende vogels Vlieghoogtes Discussie LITERATUURLIJST

3 Dankwoord DANKWOORD Wij danken van harte alle vrijwilligers die hebben meegeholpen met de zeevogeltellingen, de Beached Bird Surveys en het veldwerk in de voorhaven van Zeebrugge, alsook de bemanning van de Zeeleeuw en de Belgica. Niet in het minst bedanken wij de Beheerseenheid Mathematisch Model van de Noordzee (BMM) voor het aanbrengen van dit onderzoek en hun financiële steun. 1

4 Algemene Inleiding ALGEMENE INLEIDING Op 14 april 24 heeft de n.v. C-Power een milieuvergunning verkregen van minister Vande Lanotte voor de bouw en exploitatie van een windmolenpark en transformatorplatform in de Noordzee en de aanleg en exploitatie van elektriciteitskabels tussen de installaties en naar land toe. De vergunning omvat een park van 6 windmolens, ingedeeld in 2 blokken (24 en 36 turbines), met elk een vermogen van 3.6 MW. Het totaal geïnstalleerde vermogen bedraagt 216 MW. Dit park zal in zee worden geplaatst op de zandbank Thorntonbank, waarbij de kortste afstand van het park tot de Belgische kust (Zeebrugge) 27km, en tot de Nederlandse kust (Westkapelle) 29km bedraagt. De Beheerseenheid Mathematisch Model van de Noordzee (BMM) is belast met de monitoring van de milieueffecten van de constructie en de exploitatie van dit windmolenpark. In dit kader voerde het Instituut voor Natuurbehoud in opdracht van de BMM een studie uit naar de referentiesituatie van de lokale avifauna, alsook ondersteunend onderzoek ter voorbereiding van monitoring na de plaatsing van de windmolens. Uit het avifaunistische luik van de MER rond de effecten van het windpark op de Thorntonbank (Stienen et al., 22) viel af te leiden dat er juist op de Thorntonbank en ook in de ruime omgeving daarvan relatief weinig informatie over de lokale avifauna voorhanden was. Sindsdien werden echter veel nieuwe zeevogeltellingen verricht op de Thorntonbank. Deelstudie 1 is een update van de studie uitgevoerd door Stienen et al. (22) op basis van de meest recente gegevens, en beschrijft de referentiesituatie op de Thorntonbank en het belang van het gebied voor zeevogels. In Deelstudie 2 wordt onderzocht welke gebieden op het Belgisch Contintaal Plat in aanmerking komen als referentiegebied. Om de impact van het toekomstige windmolenpark namelijk goed te kunnen inschatten, dienen de veranderingen in vogelsamenstelling ter plaatse te worden vergeleken met de veranderingen in een referentiegebied. Dit gebied moet qua soortensamenstelling en vogeldichtheid zo veel mogelijk overeenkomstig zijn met het gebied waar het toekomstige windpark wordt gesitueerd. Tot op heden zijn de scheepstellingen uitgevoerd door het IN voornamelijk aangewend om de verspreiding van de meest algemene zeevogels in kaart te brengen. Slechts enkele publicaties hebben betrekking op de verspreiding van niet-zeevogels, de meer zeldzame soorten en zeezoogdieren (De Ridder 21, Spanhove 21, Stienen et al., 22). Echter van studies in het buitenland is bekend dat zowel s nachts als overdag veel trekbewegingen over zee betrekking hebben op zangvogels (o.a. Buurma,1987). Soms is er zelfs sprake van massale trek die zich tot ver op zee uitstrekt. Ook in de Belgische zeegebieden werd tijdens tellingen op zee geregeld een opmerkelijke trekintensiteit van zangvogels vastgesteld (eigen waarnemingen IN). Trekgedrag van niet-zeevogels is tot op heden niet of nauwelijks onderkend bij de beoordeling van de eventuele impact van het windmolenpark. Om de leemten in de kennis over het trekgedrag van niet-zeevogels en zeldzamere zeevogels over de Belgische zeegebieden tenminste gedeeltelijk op te vullen wordt in Deelstudie 3 het uitgebreide databestand van vogeltellingen op zee aan een grondige analyse onderworpen. Deelstudie 4 tenslotte handelt over de natuurlijke amplitudo in de aanwezigheid van zeevogels op het BCP. Een recente studie van Stienen et al. (24) maakt duidelijk dat afhankelijk van de vogelsoort de jaarlijkse vogeldichtheid op het BCP onderhevig is aan sterke of minder sterke fluctuaties. Op dezelfde manier is de verspreiding over het BCP aan sterke fluctuaties onderhevig. Het is onbekend in hoeverre de lokale zeevogelpopulatie op de Thorntonbank aan dergelijke fluctuaties onderhevig is en hoe die schommelingen zich verhouden tot fluctuaties elders op het BCP. Voor een analyse van de impact van het windpark op de plaatselijke avifauna is het uiteraard van het grootse belang inzicht te hebben in deze patronen. Er zal ook onderzocht worden in hoeverre fluctuaties in de vogeldichtheden op zee gereflecteerd worden door schommelingen in het aantal vogelstrandingen. 2

5 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels DEELSTUDIE 1: STUDIE VAN HET BELANG VAN DE THORNTONBANK VOOR ZEEVOGELS 1 Achtergrond en Doelstelling Uit het Milieueffectenrapport omtrent de invloed van het toekomstige windpark op de avifauna van de Thorntonbank (Stienen et al. 22) valt af te leiden dat er destijds op de Thorntonbank relatief weinig informatie over de lokale avifauna voorhanden was. Tot en met oktober 22 waren in het gebied slechts 86 tienminutentellingen verricht. In het bijzonder voor de zomermaanden was de kennis van de avifauna zeer beperkt. Net dan leek de vogelpopulatie van de Thorntonbank sterk af te wijken van die van de rest van het BCP en kwamen Bijlage I soorten (met name Grote stern en Visdief) in verhoogde densiteiten voor in het gebied. Bij gebrek aan voldoende gegevens werd in het MER gesteld dat het op grond van de verspreiding in de omringende gebieden echter niet te verwachten was dat de Thorntonbank van groot belang zou zijn voor deze soorten. Om deze verwachting te kunnen staven aan gegevens was nader onderzoek van de lokale avifauna noodzakelijk. In de voorbije jaren heeft het Instituut voor Natuurbehoud veel nieuwe waarnemingen gedaan van de avifauna van de Thorntonbank. Met gebruikmaking van deze gegevens kan een completer beeld worden gegeven van de referentiesituatie. In deze deelstudie zal worden onderzocht of en in hoeverre de referentiesituatie afwijkt van de destijds door Stienen et al. (22) veronderstelde situatie, met specifieke aandacht voor nieuwe bevindingen. 2 Materiaal en Methode 2.1 Zeevogeldichtheden op het BCP: tellingen en dataverwerking Voor de bepaling van de referentiesituatie op de Thorntonbank werd uitgegaan van een grote dataset die resulteert uit gestandaardiseerde zeevogeltellingen uitgevoerd door het Instituut voor Natuurbehoud van januari 1992 tot en met december 24. De scheepstellingen werden verricht volgens de zogenaamde transect-methode (Tasker et al., 1984), waarbij gedurende opeenvolgende periodes van 1 minuten alle zwemmende vogels worden geteld die zich binnen een afstand van 3 m van het schip en in een hoek van 9 vanaf de voorkant van het schip bevinden. Voor het gestandaardiseerd tellen van vliegende vogels is de snapshot-methode gehanteerd (Tasker et al., 1984). Hierbij worden iedere minuut alle vliegende vogels geteld die zich binnen een kwadrant van 3 op 3 meter aan de voorkant van het schip bevinden. De resultaten van deze tellingen kunnen via de snelheid van de boot worden omgerekend naar dichtheden van zeevogels. Voor het berekenen van de vogeldichtheid zijn de getelde aantallen gecorrigeerd volgens internationaal geaccepteerde correctiefactoren, die rekening houden met het feit dat sommige vogels moeilijk zichtbaar zijn op grotere afstand. Hoewel niet alle tellingen tien minuten bestrijken (sommige zijn korter van duur omdat de boot van koers wijzigde) wordt in de rest van deze deelstudie voor het gemak over tienminutentellingen gesproken. Tijdens de tellingen worden ook alle vogels genoteerd die zich buiten het transect bevinden. Deze waarnemingen kunnen niet gebruikt worden voor een dichtheidsberekening, maar geven voor enkele minder algemene soorten vaak een beter beeld van de werkelijke verspreiding dan kaarten op basis van de dichtheid aan vogels. Door de tellingen binnen en buiten het transect samen te nemen en deze te delen door het totaal aantal gevaren kilometers wordt toch een soort dichtheidsmaat verkregen (aantal getelde vogels per gevaren km). De oorspronkelijke dataset werd omgezet naar een Dbase-bestand. In dat Dbase-bestand zijn de verrichte 1-minutentellingen gereduceerd tot puntwaarnemingen met unieke tijd en plaats (latitude en longitude) (Figuur 1) en de aldaar waargenomen dichtheden van zestien soorten algemeen 3

6 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels voorkomende zeevogels. Deze zestien soorten zijn gedurende hun aanwezigheid op het BCP te beschouwen als typische zeevogels in die zin dat ze voor hun voedsel gedurende minstens één jaargetijde sterk afhankelijk zijn van de zee. Vanwege moeilijkheden met determinatie, worden de drie duikersoorten hier samen besproken als Gavia sp. Van de 1141 op naam gebrachte duikers die zich op het BCP en binnen het transect bevonden was ruim 95,6% Roodkeelduiker en 4,4% Parelduiker. Gavia sp. (duiker sp.) refereert in onderhavige tekst dus in de eerste plaats naar Roodkeelduiker. Verder werden Fuut, Jan van Gent, Noordse Stormvogel, Zwarte Zee-eend, Grote jager, Drieteenmeeuw, Stormmeeuw, Grote Mantelmeeuw, Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw, Dwergmeeuw, Visdief, Grote Stern, Zeekoet en Alk beschouwd. Een korte bespreking van deze soorten volgt in 2.3. DDDDD DD D DDDDDDDD DD DDDDD DDD DD DD DDDDDD DD DD DD DDDDD D D D DDDDDDD DDD D locaties windmolens Diepte >5 land Figuur 1. Kaart van het BCP met aanduiding van de posities waar tellingen werden uitgevoerd. 2.2 Afbakening doelgebied Voor de bepaling van de referentiesituatie in het windparkgebied werd een ruime bufferzone in acht genomen. Deze bufferzone vormt samen met het windparkgebied het zogenaamde doelgebied, en omvat het Belgisch gedeelte van de Thorntonbank (oppervlakte binnen de 2-meter dieptelijn) met daarrond een één kilometer brede bufferzone (Figuur 2). Enerzijds valt te verwachten dat de fysische en biologische omstandigheden op heel de bank vergelijkbaar zijn (Stienen et al., 22). Anderzijds wordt op die manier wordt beter rekening gehouden met de hoge mobiliteit van zeevogels, en worden voldoende tellingen in de analyse betrokken. 4

7 DDD DDD Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels DDDD DD DD DDDD DD DD D D D DDDD DD DDD DD DDDD DDDD D D D DD DDD DDDD D D locaties windmolens doelgebied Thornton bank Diepte >5 land Figuur 2. Kaart van het BCP met aanduiding van het doelgebied en de locatie van de windmolenparken. 2.3 Zeevogels op het BCP: internationale context In onderhavige paragraaf volgt een korte bespreking van de soorten die zullen beschouwd worden in deze deelstudie, evenals in Deelstudies 2 en 4. Al deze soorten komen algemeen op het BCP voor en kunnen aanzien worden als typische zeevogels, in die zin dat ze zich gedurende een belangrijk deel van hun leven op zee bevinden. Hiertoe behoren ook soorten die broeden in non-mariene milieus, maar die buiten het broedseizoen wel gebonden zijn aan mariene gebieden of zoute kustgebonden habitats (Stienen & Kuijken, 23). De besproken soorten worden in deze paragraaf in een internationale context geplaatst. Seys (22) en Stienen & Kuijken (23) maakten schattingen van het totaal aantal vogels dat gebruik maakt van de zuidelijke Noordzee als trekroute, in relatie tot de grootte van hun biogeografische populatie. Deze schattingen, evenals de internationale beschermingsstatus en de verstoringsgevoeligheid (Camphuysen et al., 1999) worden weergegeven in een samenvattende tabel (Tabel 1). 5

8 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels Tabel 1. Overzicht van de beschouwde soorten zeevogels, met vermelding van het aandeel van de biogeografische populatie dat gebruik maakt van de Zuidelijke Noordzee, hun beschermingsstatus (VR = de soort is opgenomen in Bijlage I van de Vogelrichtlijn, BE = de soort is opgenomen in Bijlage I of II van de Conventie van Bern, BO = de soort is opgenomen in Bijlage I of II van de Conventies van Bonn) en verstoringsgevoeligheid op basis van Traffic Disturbance Index (TDI) (+++=zeer verstoringsgevoelig, ++=verstoringsgevoelig, += matig verstoringsgevoelig, -=weinig verstoringsgevoelig). Soort (Nederlands) Soort (wetenschappelijk) % biogeogr. populatie in Z. Noordzee Beschermingsstatus Verstorings- Gevoeligheid Duiker sp. Gavia sp. <1 VR, BE, BO +++ Fuut Podiceps cristatus Noordse Stormvogel Fulmaris glacialis <1 - + Jan van Gent Morus bassanus Zwarte Zee-eend Melanitta nigra Grote jager Stercorarius skua >6 - - Dwergmeeuw Larus minutus 4-1 VR, BE + Stormmeeuw Larus canus Kleine Mantelmeeuw Larus fuscus Zilvermeeuw Larus argentatus Grote Mantelmeeuw Larus marinus Drieteenmeeuw Rissa tridactyla <1 - + Visdief Sterna hirundo 67 VR, BE, BO + Grote Stern Sterna sandvicensis 58 VR, BE, BO + Zeekoet Uria aalge < Alk Alca torda < Roodkeelduiker Roodkeelduikers broeden verspreid langs binnenwateren en beschutte kustbaaien in het noorden van Europa, Azië en Noord-Amerika. De belangrijkste overwinteringsgebieden in Europa zijn de Atlantische en Noordzeekusten, met kleinere aantallen in Oostzee en Zwarte Zee (Cramp & Simmons, 1977). De populaties van Roodkeelduiker worden als kwetsbaar beschouwd en de soort geniet een hoge beschermingsstatus. Ze is opgenomen in de Bijlage I van de Vogelrichtlijn, Bijlage II van de Conventie van Bern en in de Bijlage II van de Conventies van Bonn. Fuut De Fuut broedt wijdverspreid langs binnenwateren van Europa en Azië. In de winter ruilen veel vogels het binnenland voor ondiepe kustwateren, met sterk verhoogde aantallen voor de kust tijdens vorstperiodes na invriezen van binnenwateren (Cramp & Simmons, 1977). Noordse Stormvogel Deze soort broedt langs de kusten van de Noord-Atlantische Oceaan. De Noordwest-Atlantische populatie bedraagt 2.7. paar, meer dan de helft hiervan broedt in IJsland en de Faerøer eilanden. Gedurende de 2 ste eeuw is de soort sterk in aantal toegenomen en heeft ze ook haar verspreidingsgebied sterk uitgebreid. De verspreiding in de Atlantische Oceaan reikt niet zuidelijker dan 4 NB. Adulte vogels blijven jaarrond binnen foerageerafstand (tot 32 km) van de broedkolonies, terwijl jonge vogels over grote afstanden kunnen disperseren (Cramp & Simmons, 1977; Mitchell et al., 24). In de Noordzee is de Noordse Stormvogel één van de talrijkste zeevogels en bereikt vooral hoge densiteiten boven 53 NB (Camphuysen & Leopold, 1994), met in het najaar tot meer dan 5 ex./km² boven Doggersbank en omgeving in de centrale Noordzee (Baptist & Wolf, 1993). 6

9 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels Jan van Gent De Jan van Gent is endemisch in het Noord-Atlantisch gebied en broedt in twee sterk gescheiden populaties op eilanden voor de kusten van Noordwest-Europa enerzijds en Canada anderzijds. De wereldwijde populatie wordt geschat op 39. paar, waarvan 67,5 procent op de Britse Eilanden broedt. De overwinteringsgebieden reiken in de Oost-Atlantische Oceaan zuidelijk tot Guinnee-Bissau (Cramp & Simmons, 1977; Mitchell et al., 24). De zuidelijke Noordzee vormt een belangrijk doortrekgebied waar naar schatting 4 tot 7% van de hele biogeografische populatie gebruik van maakt (Seys, 22). Zwarte Zee-eend De Zwarte Zee-eend broedt in het binnenland van Noord-Europa en het noorden van Siberië. Broedvogels van Zweden, Finland en arctisch Rusland overwinteren langs de kusten van de Oostzee, de Noordzee, westkusten van de Britse Eilanden en de Atlantische kusten van Frankrijk en Spanje (Cramp & Simmons, 1977). Zwarte Zee-eenden concentreren zich s winters in grote groepen in de Wadden- en Noordzee en ze zijn bovendien heel verstoringsgevoelig (Camphuysen et al., 1996). Hierdoor kan de soort erg gevoelig zijn voor menselijke ingrepen. Grote Jager De verspreiding van Grote Jager is beperkt tot IJsland en het noorden van de Britse Eilanden. De wereldpopulatie wordt geschat op amper 16. broedparen (Cramp & Simmons, 1977; Mitchell et al., 24). De pelagische verspreiding in de Atlantische Oceaan reikt tot de kusten van Brazilië en de golf van Guinee. De zuidelijke Noordzee is enorm belangrijk voor Grote Jagers aangezien een zeer aanzienlijk percentage (>6%) van de totale biogeografische populatie er doortrekt (Seys, 22; Stienen & Kuijken, 23). Dwergmeeuw Dwergmeeuwen broeden in het West-Palearctische gebied in Finland, de Baltische Staten en verder oostwaarts doorheen Rusland en Siberië. De Baltische en Russische populaties trekken in het najaar hoofdzakelijk via het Kanaal richting overwinteringsgebieden langs de kusten van West- en Zuid- Europa (Cramp & Simmons, 1977). Afhankelijk van het seizoen trekt naar schatting maar liefst 4 tot 1% van de biogeografische populatie (75. broedparen) door de zuidelijke Noordzee (Seys, 22; Stienen & Kuijken, 23). Dwergmeeuw is opgenomen in de Bijlage I van de Vogelrichtlijn en in de Bijlage II van de Conventie van Bern. Stormmeeuw Stormmeeuwen broeden doorheen Europa, Azië en Noord-Amerika, hoofdzakelijk boven 5 NB. De soort broedt meestal in kolonies, zowel in het binnenland als langs de kust. De wereldpopulatie wordt geschat op 41. broedparen waarvan meer dan de helft in de Britse Eilanden en Scandinavië. De nominaatvorm canus die broedt in Noordwest-Europa oostwaarts tot de Witte Zee, overwintert zuidelijk tot in West-Europa, zowel in het binnenland als langs de kust, als op open zee (Cramp & Simmons, 1977; Mitchell et al., 24). 7

10 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels Kleine Mantelmeeuw De verspreiding van Kleine Mantelmeeuw is beperkt tot de kusten van West- en Noordwest-Europa en het noorden van Rusland. Kleine Mantelmeeuwen broeden in kolonies, niet zelden gemengd met Zilvermeeuwen. De populatie van ondersoort graelsii (West-Europa, IJsland en Faerøer eilanden) wordt geschat op 179. broedparen. De soort is sterk toegenomen in aantal gedurende de 2 ste eeuw (Cramp & Simmons, 1977; Mitchell et al., 24). In Zeebrugge is een omvangrijke en exponentieel groeiende kolonie gevestigd die in 24 een piek bereikte van 4515 broedparen. De zuidelijke Noordzee is van groot belang voor deze soort daar naar schatting 28% van de biogeografische populatie er in het najaar doortrekt (Seys, 22). Ondersoort graellsii overwintert langs de Atlantische kusten van Frankrijk, Spanje en Noordwest-Afrika, in mindere mate in het westen van de Middellandse Zee. Een groeiend aantal overwintert ook in West-Europa (Cramp & Simmons, 1977). Grote Mantelmeeuw De verspreiding van Grote Mantelmeeuw is beperkt tot de kusten van het Noord-Atlantische gebied. In de loop van de 2 ste eeuw kende de soort een wijdverspreide expansie langsheen beide kanten van de Atlantische Oceaan. De wereldpopulatie wordt geschat op 17. broedparen waarvan zo n 9. paren in Zweden, Noorwegen, IJsland en de Britse Eilanden zijn gehuisvest. In het noorden van het verspreidingsgebied is het een zuivere trekvogel, de meeste zuidelijke populaties zijn echter hooguit dispersief. Ook buiten het broedseizoen is Grote Mantelmeeuw in essentie een Noord-Atlantische soort en de belangrijkste overwinteringsgebieden reiken zuidwaarts tot de Atlantische kusten van Spanje en Portugal (Cramp & Simmons, 1977; Mitchell et al., 24). Zilvermeeuw Zilvermeeuwen broeden verspreid over West- en Noord-Europa, Baltische Staten, de Faerøer eilanden en IJsland. Net als de twee voorgaande soorten zijn Zilvermeeuwen gedurende vorige eeuw sterk in aantal toegenomen. De soort broedt vaak in gemengde kolonies met Kleine en Grote Mantelmeeuwen. De populatie wordt geschat op ruim 7. paren. In het noorden van het verspreidingsgebied zijn Zilvermeeuwen hoofdzakelijk trekvogel, in zuiden eerder sedentair of dispersief. Het overwinteringsgebied van de meest noordelijke populaties strekt zich uit van de Atlantische kusten van Noorwegen, de kusten van de Oostzee zuidelijk tot in het Kanaal. Broedvogels van de landen rond de Noordzee zijn hooguit dispersief (Cramp & Simmons, 1977; Mitchell et al., 24). Drieteenmeeuw De Drieteenmeeuw is een broedvogel van rotskusten van de Noord-Atlantische en Noord-Pacifische Oceaan. Het is de meest algemene meeuwensoort ter wereld. In het Noordwest-Atlantisch gebied broeden naar schatting ruim 2 miljoen paren. Buiten het broedseizoen zijn Drieteenmeeuwen aanwezig over de hele Noord-Atlantische Oceaan, zuidelijk tot 3 NB (Cramp & Simmons, 1977; Mitchell et al., 24). Visdief Visdieven broeden wijdverspreid over het noordelijk halfrond, grotendeels boven 3 NB, zowel langs de kust als in het binnenland, meestal in koloniaal verband. Broedvogels van het West-Palearctische gebied overwinteren voor de kust van West- en Zuid-Afrika. Wereldwijd zijn er ongeveer 46. broedparen, waarvan bijna de helft in Europa broedt (Cramp & Simmons, 1977; Mitchell et al., 24). De Visdief is opgenomen in de bijlage I van de Vogelrichtlijn, in de Bijlage II van de Conventie van Bern en in de Bijlage II van de Conventies van Bonn. De zuidelijke Noordzee is een belangrijke trekcorridor voor deze soort, naar schatting 56% van de totale biogeografische populatie maakt 8

11 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels gebruik van deze route (Seys, 22). Bovendien huisvest Zeebrugge een internationaal belangrijke Visdievenkolonie (352 broedparen in 24), en is het BCP gedurende de zomermaanden dus ook een belangrijk foerageergebied. Grote Stern De Grote Stern broedt verspreid langs de kusten van Europa en de oostkust van Amerika. De wereldwijde populatie wordt geschat op 16. paren, waarvan 69. paren in Europa tot broeden komen (Cramp & Simmons, 1977; Mitchell et al., 24). De Grote Stern is een uitgesproken koloniebroeder en het aantal broedparen per kolonie kan van jaar tot jaar sterk fluctueren, onder meer door onderlinge uitwisseling tussen de verschillende kolonies aanwezig rond de Noordzee (Stienen et al., 26). De overwinteringsgebieden van de broedvogels van Europa liggen voor de kusten van West- en Zuid-Afrika. De soort is opgenomen in de bijlage I van de Vogelrichtlijn, in de Bijlage II van de Conventie van Bern en in de Bijlage II van de Conventies van Bonn. Naar schatting maakt maar liefst 67 procent van de biogeografische populatie gebruik van de trekroute doorheen de zuidelijke Noordzee (Seys, 22). In Zeebrugge is bovendien een omvangrijke en internationaal belangrijke kolonie Grote Sterns gevestigd (467 broedparen in 24). Tijdens het broedseizoen is het BCP dus een belangrijk foerageergebied voor deze vogels. Ook broedvogels van het Nederlandse Deltagebeid en het Franse Oye-Plage komen op het BCP foerageren (Stienen & Kuijken, 23). Zeekoet Zeekoeten broeden op rotskusten boven 4 NB, zowel in de Atlantische als in de Stille Oceaan. De Noordwest-Atlantische populatie bedraagt 2.8. paar. Vogels die overwinteren in de zuidelijke Noordzee zijn afkomstig van Schotse en Oost-Engelse broedkolonies (Cramp & Simmons, 1977; Mitchell et al., 24). Alk In tegenstelling tot bij Zeekoet is de verspreiding van Alk beperkt tot de kusten van de Noord- Atlantische oceaan (boven 4 NB). In Noordwest-Europa broeden naar schatting 3. koppels. Overwinteraars in de zuidelijke Noordzee zijn afkomstig van de Schotse en Oost-Engelse broedkolonies (Cramp & Simmons, 1977; Mitchell et al., 24). 2.4 Zeevogels op de Thorntonbank Door per soort de dichtheden op de Thorntonbank te vergelijken met de dichtheden op de rest van het BCP wordt duidelijk welke de potentiële probleemsoorten zijn. Voor iedere vogelsoort (of in voorkomende gevallen soortgroep) is daartoe de gemiddelde dichtheid (aantal vogels per km²) per 4- km² hok berekend voor de periode (Figuur 3). Aangezien het voorkomen van veel zeevogels sterk varieert doorheen het jaar is hierbij tevens een onderverdeling gemaakt per seizoen (najaar = september-november, winter = december-februari, voorjaar = maart-mei, zomer = juniaugustus). Gemiddelde dichtheden per seizoen doen echter niet altijd recht aan het werkelijke beeld. Veel soorten zijn slechts tijdelijke gasten, waarvan de aantallen kortstondige pieken vertonen. Seizoensgemiddelden geven geen inzicht in de werkelijke piekwaarden (Stienen et al., 22). Vervolgens zijn de waarden van de 4-km² hokken die geheel of gedeeltelijk op het BCP dan wel in het doelgebied vallen gemiddeld, om zo te komen tot een betrouwbaar getal voor de dichtheid per vogelsoort per seizoen. Door in feite twee maal te middelen (de eerste keer per 4 km² hok en vervolgens per gebied) wordt vermeden dat de dichtheden in gebieden met veel tellingen zwaarder doorwegen dan de vastgestelde dichtheden in gebieden met weinig tellingen. De tellingen zijn namelijk niet homogeen verdeeld over het BCP (Figuur 1), zo werden dichter bij de kust veel meer tellingen verricht dan in de diepwaterzone. Bovendien werden hokken waarbinnen minder dan een kilometer werd gevaren uit de dataset weggelaten. Dichtheidsbepalingen gebaseerd op tellingen verricht over te kleine oppervlakte kunnen immers leiden tot irreëel hoge uitkomsten. 9

12 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels Figuur 3. Kaart ter illustratie van het toegepaste 4 km²-grid voor de berekening van de gemiddelde zeevogeldichtheden op het BCP enerzijds (paars) en in het doelgebied anderzijds (geel). Merk op dat de weergegeven waarden in deze en volgende deelstudies steeds rekenkundige gemiddelden van de waargenomen dichtheden zijn. Het rekenkundig gemiddelde is ongeacht het type frequentieverdeling steeds een onvertekende schatter van de expected value (werkelijk gemiddelde). Dit betekent dat bij een oneindig aantal waarnemingen het rekenkundig gemiddelde en het werkelijk gemiddelde aan elkaar gelijk zullen zijn. In geval de distributie normaal is, is het rekenkundig gemiddelde bovendien een MVU (Minimal Variance Unbiased)-schatter. Dit is echter niet het geval indien het een andere distributie betreft, bijvoorbeeld een lognormale. Het rekenkundig gemiddelde is dan als schatter erg gevoelig voor heel hoge waarden. Op basis van de resultaten van een Kolmogorov-Smirnovtest kon worden besloten dat de waargenomen dichtheden niet normaal verdeeld zijn, en ook geen andere theoretische verdeling volgen. Gezien de specificiteit van de dataset is dit niet verwonderlijk. Ten eerste wordt de dataset gekenmerkt door een heel groot aantal nultellingen. Een ander probleem vormt het sterk geconcentreerd voorkomen van sommige soorten, waardoor de verdeling naast het groot aantal nulwaarnemingen gekenmerkt wordt door een aantal (soms zeer) hoge waarden, met verhoudingsgewijs weinig tussenwaarden. Concluderend houdt dit in dat de weergegeven gemiddelde waarden kritisch moeten worden bekeken, niet in het minst in geval van een laag aantal waarnemingen (wanneer toevallige hoge waarden dus relatief belangrijker worden). 3 Referentiesituatie 3.1 Seizoensfluctuaties Op het BCP worden de hoogste dichtheden aan zeevogels bereikt in de winter (gemiddelde dichtheid 1,4 vogels/km²) (Figuur 4). In het voor- en najaar is de gemiddelde dichtheid iets lager, maar ook dan worden nog steeds dichtheden van meer dan 8 respectievelijk 6 vogels per km² vastgesteld. Tijdens de zomer worden het minst vogels gezien (gemiddelde dichtheid 3,6 vogels/km²) (Figuur 4). Let wel dat het hier gaat om gemiddelden van de gemiddelde waarde per 4-km² hok. Maximale 1

13 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels dichtheden kunnen veel groter zijn en oplopen tot meer dan 7 vogels/km². Dergelijk hoge dichtheden van meer dan 1 vogels per km² zijn meestal het gevolg van de aantrekkende werking van visserschepen, waarrond vaak grote concentraties zeevogels worden waargenomen (Stienen et al., 22). In het doelgebied wordt een ander beeld verkregen. De grootste aantallen zeevogels komen hier tijdens de trekperiodes voor, en de dan vastgestelde dichtheden zijn groter dan die op de rest van het BCP. Tijdens het voor- en najaar worden respectievelijke dichtheden bereikt van 1,1 en 9,4 vogels per km² (Figuur 4). Ook tijdens de zomer is de zeevogeldichtheid in het doelgebied groter dan op de rest van het BCP, doch het verschil is gering. In de winter werden gemiddeld slechts 5,5 vogels per km² geteld, wat weinig is in vergelijking met de aantallen op de rest van het BCP (Figuur 4). De Thorntonbank is dus in de eerste plaats een belangrijk doortrekgebied. In Stienen et al. (22) kwam dit seizoenaal verloop, met duidelijke pieken tijdens de trekperiodes, nog niet naar voor. In die studie varieerde de gemiddelde dichtheid in de loop van het jaar tussen 5,9 en 8,2 vogels/km². In tegenstelling tot de huidige studie waren de zeevogeldichtheden in de studie van Stienen et al. (22) op de Thorntonbank tijdens de lente en herfst lager dan op de rest van het BCP, en werd de hoogste dichtheid bereikt tijdens de zomer. De data verkregen door extra tellingen in en rond het doelgebied hebben dus wel degelijk een grote invloed op het in Stienen et al. (22) geschetste beeld van de plaatselijke avifauna aantal vogels/km² winter voorjaar zomer najaar 2 Thorntonbank BCP Figuur 4. De gemiddelde zeevogeldichtheid in het doelgebied en op het BCP tijdens de verschillende seizoenen. 3.2 Soortenspectum Het soortenspectrum in het doelgebied verschilt op enkele vlakken sterk van dat van de rest van het BCP (Figuur 5). Verhoudingsgewijs worden kustgebonden soorten zoals duikers, Futen, Zwarte Zeeeenden en Zilvermeeuw minder frequent aangetroffen in het doelgebied. Daarentegen maken soorten met een meer uitgesproken offshore karakter (zoals Zeekoet, Alk, Drieteenmeeuw en ook Kleine Mantelmeeuw) een belangrijk deel uit van het soortenspectrum in het doelgebied. In de winter wordt het doelgebied sterk gedomineerd door de aanwezigheid van alkachtigen (Zeekoet en Alk: 46% van alle soorten) en Drieteenmeeuw (28%). In de lente neemt het belang van deze drie soorten af. Een groot deel van de vogels bestaat dan uit meeuwen, vooral Kleine Mantelmeeuwen (4%), maar ook Stormmeeuw (19%) en Zilvermeeuw (14%). In de zomer zijn Zeekoet en Alk geheel uit het doelgebied verdwenen, terwijl Jan van Gent (12%), sterns (21%) en opnieuw Drieteenmeeuw (23%) een belangrijke plaats innemen. Kleine Mantelmeeuw is net als in de lente veruit de talrijkste soort (38%). In de herfst tenslotte wordt het soortenspectrum in het doelgebied terug gedomineerd door Zeekoet/Alk (26%) en Drieteenmeeuw (26%). Andere belangrijke soorten zijn dan Jan van Gent (16%), Kleine Mantelmeeuw (1%) en Dwergmeeuw (9%) (Figuur 5). 11

14 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels Het relatieve belang van de beschouwde zeevogelsoorten in het doelgebied komt in grote lijnen overeen met het beeld geschetst in Stienen et al. (22). Met betrekking tot bijlage I soorten zien we wel twee opvallende verschuivingen ten opzichte van die studie. Het relatief belang van sterns tijdens de zomer is nog groter dan toentertijd werd vermoed (21% tegenover 8%). Ook blijkt Dwergmeeuw tijdens het najaar algemener dan op grond van de vorige studie was berekend (9% tegenover 2%). Doelgebied BCP 1% 9% 8% 7% 6% 1% 9% 8% 7% 6% Alk Zeekoet Visdief Grote Stern Drieteenmeeuw Grote Mantelmeeuw Zilvermeeuw 5% 4% 5% 4% Kleine Mantelmeeuw Stormmeeuw Dw ergmeeuw 3% 3% Grote Jager 2% 1% 2% 1% Zw arte Zee-eend Jan van Gent Noordse Stormvogel % Winter Voorjaar Zomer Najaar % Winter Voorjaar Zomer Najaar Fuut Duiker sp. Figuur 5. Relatief belang van zestien soorten zeevogels in het doelgebied in vergelijking met het relatief belang van deze zelfde soorten op het BCP. 3.3 Potentiële probleemsoorten Het hierboven gepresenteerde soortenspectrum (Figuur 5) in combinatie met de totale dichtheden aan zeevogels (Figuur 4) geeft een goed beeld van de dominantie van bepaalde soorten op en rond de Thorntonbank. Het geeft tevens een eerste indicatie van de mogelijke impact van een windpark aldaar. Onderzoek in terrestrische situaties heeft immers uitgewezen dat het aantal slachtoffers van windturbines vooral is gerelateerd aan het aantal aanwezige vogels op de site (o.a. Musterts et al. 1991, Evereart et al. 22). Echter door de nadruk te leggen op meest dominante soorten wordt geen recht gedaan aan zeldzame soorten, die evenwel vanuit beschermingsoogpunt zeer belangrijk kunnen zijn. Ook geeft het geen inzicht in het relatieve belang van de Thorntonbank voor een bepaalde soort. Een bepaalde vogelsoort kan weliswaar zeer hoge dichtheden bereiken op de Thorntonbank, maar indien de soort wijd verspreid voorkomt over het hele BCP kan de mogelijke impact van een windpark nog steeds relatief klein zijn. Anderzijds komen sommige soorten in een bepaalde seizoen sterk geclusterd voor in één gebied of in slechts enkele gebieden (bijvoorbeeld Zwarte Zee-eend). In zo n geval dient dus extra voorzichtigheid in acht te worden genomen wanneer het gaat om ingrijpende maatregelen zoals windparken in deze concentratiegebieden. Om voor elke soort een goed beeld te krijgen van het relatieve belang van de Thorntonbank dienen de gemiddelde dichtheden aldaar te worden vergeleken met die op het hele BCP. De resultaten van deze analyse staan in Tabel 2. Aan de hand van deze gegevens kunnen vervolgens potentiële probleemsoorten worden onderkend. In deze studie worden potentiële probleemsoorten als volgt gedefinieerd: 1) soorten waarvan de dichtheid in het doelgebied in een bepaalde jaargetijde hoger is dan op het BCP (rode tekstvakken in Tabel 2), 2) soorten die in een bepaald jaargetijde algemeen (,5 1 vogel/km², enkel onderstreept) of zeer algemeen (> 1 vogel/km², dubbel onderstreept) zijn in het doelgebied en 3) soorten die opgenomen zijn in de Bijlage I van de Vogelrichtlijn (in het vet aangeduid). 12

15 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels Tabel 2. De gemiddelde dichtheid aan zeevogels (aantal vogels/km²) in het doelgebied rond de windparksite en op het gehele Belgisch Continentaal Plat (BCP) in de winter, lente, zomer en herfst en het aantal 4km²-hokken waarop het gemiddelde is gebaseerd. Wanneer de gemiddelde dichtheid van een soort in het doelgebied groter is dan die op het BCP is het tekstvak in rood weergegeven. Wanneer een soort in een bepaald jaargetijde algemeen (,5 vogels/km² < dichtheid < 1, vogels/km²) of zeer algemeen (> 1, vogels/km²) voorkomt in het doelgebied is de waarde enkel dan wel dubbel onderstreept. Soorten die opgenomen zijn in de Bijlage I van de Vogelrichtlijn worden in het vet aangeduid. Winter Lente Zomer Herfst Doelgebied BCP BCP BCP Doelgebied Doelgbied Doelgebied BCP Duiker spp. Gavia stellata/arctica,7,2,4,9,,,4,4 Fuut Podiceps cristatus,,44,1,7,,,,4 Noordse stormvogel Fulmaris glacialis,5,19,25,2,1,8,55,29 Jan van Gent Morus bassanus,4,38,3,23,52,8 1,48,73 Zwarte Zee-eend Melanitta nigra,6 1,26, 1,1,,3,,6 Grote Jager Stercorarius skua,,1,,1,6,1,7,3 Dwergmeeuw Larus minutus,26,14,17,43,,4,81,23 Stormmeeuw Larus canus,47,84 1,92 1,7,,1,7,33 Kleine Mantelmeeuw Larus fuscus,4,19 4,4 1,74 1,69 1,82 1, 1,14 Zilvermeeuw Larus argentatus,1 1,1 1,45 1,59,3,7,1,8 Grote Mantelmeeuw Larus marinus,33,59,13,17,8,9,47 1,28 Drieteenmeeuw Rissa tridactyla 1,54 1,64,6,44 1,2,3 2,45 1,12 Grote Stern Sterna sandvicensis,,,3,7,57,24,,1 Visdief Sterna hirundo,,,,23,38,41,1,2 Zeekoet Uria aalge 1,96 2,95 1,28 1,6,,1 1,98,44 Alk Alca torda,58,61,15,14,,,41,12 Aantal minuuthokken Totale dichtheid 5,53 1,45 1,1 8,55 4,43 3,55 9,35 6,68 In Tabel 2 worden Fuut, Zwarte Zee-eend en Grote mantelmeeuw in geen enkel seizoen als probleemsoort aangemerkt. Dat wil dus zeggen dat de dichtheden op de Thorntonbank nooit het BCP- 13

16 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels gemiddelde van deze soorten overstijgen, en dat de dichtheden in het doelgebied steeds lager zijn dan,5 vogels/km². Alle andere soorten worden in Tabel 2 gedurende minstens één jaargetijde aangeduid als potentiële probleemsoort. Het voorkomen van deze soorten op de Thorntonbank wordt hieronder soort per soort besproken. Duikers Duikers worden op het BCP vrijwel uitsluitend waargenomen van november tot maart. De maximale gemiddelde dichtheid op het BCP bedraagt,2 ex./km² en wordt bereikt tijdens de winterperiode. Duikers komen voornamelijk kustgebonden voor en op de Thorntonbank worden slechts lage dichtheden bereikt (maximaal,7 vogels/km²). Net als in Stienen et al. (22) kan worden geconcludeerd dat de Thorntonbank van ondergeschikt belang is voor duikers. Fuut Futen komen enkel in de winter op het BCP voor en hun verspreiding is zeer sterk kustgebonden. Op de Thorntonbank is de soort dan ook zo goed als afwezig en de Fuut wordt in geen enkel seizoen als potentiële probleemsoort aangemerkt (zie Tabel 2, conform Stienen et al., 22). Noordse Stormvogel Noordse Stormvogels komen jaarrond in vrij lage dichtheden op het BCP voor, en mijden sterk de kustnabije zone. De soort wordt in Tabel 2 tijdens drie seizoenen als probleemsoort aangeduid, maar de dichtheden blijven steeds relatief laag in vergelijking met de dichtheden die worden vastgesteld in noordelijke Noordzee (zie 2.3). Stone et al. (1995) en Seys (22) stellen in die zin dat het BCP van marginaal belang is voor de biogeografische populatie van de soort. Uit bovenstaande wordt conform Stienen et al. (22) besloten dat de Thorntonbank in geen enkel jaargetijde van groot belang is voor Noordse Stormvogels. Jan van Gent Behalve tijdens de periode van reproductie, wanneer de hoogste dichtheden worden gevonden rond de broedgebieden, komen Jan van Genten wijdverspreid op de Noordzee voor (Stone et al., 1995). De zuidelijke Noordzee, waaronder dus ook het BCP, vormt een belangrijk doortrekgebied waar naar schatting 4 tot 7% van de hele biogeografische populatie gebruik van maakt (Seys, 22). De dichtheden op het BCP bereiken een duidelijke piek tijdens het najaar (oktober-november), en een minder uitgesproken piek in het vroege voorjaar (februari-maart). Jan van Genten mijden over het algemeen de kustnabije zone maar worden op het BCP langs de westkust ook tot vrij dicht tegen de kust waargenomen. Tijdens de winter en het voorjaar werden op de Thorntonbank heel lage dichtheden vastgesteld. In tegenstelling tot op de rest van het BCP stijgen de dichtheden reeds sterk vanaf augustus, en tijdens de zomermaanden en het najaar komen respectievelijk,52 en 1,48 exemplaren voor per km² (Figuur 6). Jan van Gent is in het najaar nog talrijker dan verondersteld in Stienen et al. (22), toen voor het najaar een dichtheid van,8 ex./km² werd bekomen. Blijkbaar is het doelgebied (samen met de Hinderbanken) het eerste gebied waar Jan van Genten zich na het broedseizoen verzamelen. Deze vaststelling wordt bevestigd door het feit dat de hoge dichtheden tijdens de herfstmaanden in de eerste plaats een gevolg zijn van hoge aantallen in september. In die periode wordt ook veelvuldig gefoerageerd boven de Thorntonbank (eigen gegevens IN). Het hoogtepunt van de zuidwaartse trek van Jan van Genten doorheen het BCP vindt echter plaats gedurende de maanden oktober-november en in die periode komt de soort wijdverspreid voor buiten de twaalfmijlzone (Figuur 7). Ondanks de hoge dichtheden tijdens het vroege najaar is de Thorntonbank daarom niet van uitgesproken belang voor deze soort (conform Stienen et al., 22). 14

17 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels Jan van Gent 1,6 1,4 dichtheid (n/km²) 1,2 1,8,6,4,2 Thorntonbank BCP Winter Voorjaar Zomer Najaar Figuur 6. Verloop van de dichtheid van Jan van Gent op de Thorntonbank en op het BCP gedurende het jaar. Jan van Gent (najaar) n/km², -,2,2 -,5,5-1,5 1,5-3, > 3, Figuur 7. Verspreiding van Jan van Gent op het BCP tijdens het najaar; de 6x6km²-hokken zijn ingekleurd volgens de gemiddelde dichtheid (n/km²). Zwarte Zee-eend Zwarte Zee-eenden worden op het BCP voornamelijk gedurende de winter en het vroege voorjaar gezien, met sterk verhoogde aantallen in februari en maart. Hun verspreiding is beperkt tot de kustbanken voor de westkust. De Zwarte Zee-eend is heel erg schaars op de Thorntonbank en wordt daarom in geen enkel seizoen als potentiële probleemsoort aangeduid (zie Tabel 2, conform Stienen et al., 22). 15

18 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels Grote Jager Grote Jagers komen jaarrond schaars en in lage dichtheden voor op het BCP. De zuidelijke Noordzee is echter heel belangrijk voor Grote Jagers aangezien een zeer aanzienlijk percentage (> 6%) van de totale biogeografische populatie er doortrekt (Seys, 22; Stienen & Kuijken, 23). Tijdens de winter en het voorjaar zijn Grote Jagers zo goed als afwezig op de Thorntonbank. Tijdens de zomer en het najaar worden er echter duidelijk hogere dichtheden vastgesteld dan op de rest van het BCP (zie Tabel 2). De Grote Jager is tijdens de zomer zo goed als afwezig in een 2 kilometer brede strook langs de kust. Verder op zee is het voorkomen echter verspreid en is geen concentratiegebied aan te duiden. In Figuur 8 wordt een kaartje afgebeeld met de verspreiding van Grote Jager tijdens het najaar. Er wordt in dit geval een andere dichtheidsmaat toegepast, met name het aantal waargenomen vogels per gevaren kilometer. Voor schaarse soorten geeft dit een vollediger beeld dan een verspreidingskaart op basis van absolute dichtheden. Verhoogde dichtheden komen tijdens het najaar voor boven de Hinderbanken, de Vlaamse Banken en de Thorntonbank. Naar Grote Jager toe is dus oplettendheid nodig gezien de verhoogde dichtheden vastgesteld boven de Thorntonbank in het najaar, en het grote belang van de zuidelijke Noordzee als trekcorridor voor de totale populatie van deze soort (geschat op slechts 16. broedparen). Grote Jager (najaar) n/km -,3,3 -,1,1 -,3,3-1, > 1, Figuur 8. Verspreiding van Grote Jager op het BCP tijdens het najaar; de 6x6km²-hokken zijn ingekleurd volgens het aantal waargenomen individuen per gevaren kilometer (n/km). Dwergmeeuw Dwergmeeuwen doen het BCP vooral aan tijdens de trek van en naar de overwinteringsgebieden en de dichtheden op het BCP vertonen duidelijke pieken in maart-april en september-oktober. Vooral in de herfst vervult de zuidelijke Noordzee een cruciale rol als doortrekgebied voor deze soort. Naar schatting 4-1% van de totale biogeografische populatie trekt dan via de zuidelijke Noordzee naar zuidelijke overwinteringsgebieden (Seys, 22). Dwergmeeuw geniet een hoge beschermingsstatus (zie Tabel 1). 16

19 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels Op de Thorntonbank is Dwergmeeuw tijdens de zomer afwezig, en tijdens de winter en het voorjaar komen relatief lage dichtheden voor. Gedurende het najaar komen echter duidelijk verhoogde dichtheden voor van gemiddeld,81 Dwergmeeuwen per km². Dit is ruim drie maal meer als op de rest van het BCP. Deze vaststelling wordt geïllustreerd door het verspreidingskaartje in Figuur 9. Naast de verhoogde aantallen in een 15 kilometer brede band langs de kust, is er duidelijk ook een concentratiegebied op en rond de Thorntonbank. Door een gebrek aan gegevens werd het belang van de Thorntonbank voor Dwergmeeuw in Stienen et al. (22) duidelijk onderschat. Het belang van de zuidelijke Noordzee als doortrekgebied voor de biogeografische populatie, en het geconcentreerd voorkomen van Dwergmeeuwen op de Thorntonbank tijdens het najaar vraagt om oplettendheid jegens deze soort. Dwergmeeuw (najaar) n/km -,1,1 -,25,25 -,5,5-1,5 >1,5 Figuur 9. Verspreiding van Dwergmeeuw op het BCP gedurende het najaar; de 6x6km²-hokken zijn ingekleurd volgens aantal waargenomen, vogels per gevaren kilometer (n/km). Stormmeeuw Evenals op de rest van het BCP bereikt de soort op de Thorntonbank haar hoogste dichtheden in de winter en het voorjaar (Tabel 2). Vooral in het voorjaar is de soort talrijk (1,9 ex./km²), en is Stormmeeuw er na Kleine Mantelmeeuw de meest algemene vogelsoort. Desalniettemin kan de Thorntonbank niet worden gezien als concentratiegebied en is het gebied dus niet van specifiek belang voor Stormmeeuwen (conform Stienen et al., 22). Kleine Mantelmeeuw Behalve in de periode december-februari wordt de Kleine Mantelmeeuw het hele jaar door in hoge dichtheden aangetroffen en is het de meest algemene vogelsoort op het BCP. In de herfst trekt naar schatting 28% van de totale biogeografische populatie door de zuidelijke Noordzee op weg naar de overwinteringsgebieden (Seys, 22). Op het BCP wordt de helft van de vogels aangetroffen achter visserschepen (Offringa et al. 1996). 17

20 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels De soort is veel minder kustgebonden dan de nauw verwante Zilvermeeuw en vooral in de lente worden Kleine Mantelmeeuwen tot ver uit de kust aangetroffen (Figuur 1). Uit het verspreidingskaartje blijkt dat Kleine Mantelmeeuwen tijdens het voorjaar verspreid op het BCP voorkomen. Het centraal op het BCP gelegen concentratiegebied (Figuur 1) omvat de Zeelandbanken, de Gootebank en het westelijk deel van de Thorntonbank. De verspreiding tijdens de zomermaanden (Figuur 11) weerspiegelt in grote lijnen het foerageergebied van de broedvogels van de haven van Zeebrugge (maximaal 4515 broedparen in de voorhaven in 24; eigen gegevens IN en zie ook Stienen et al. 22), met de hoogste concentraties langs de oostkust (vanaf Oostende oostwaarts). De meeste vogels blijven binnen 3 kilometer van de kust. Tijdens de najaarstrek is de soort duidelijk meer kustgebonden dan in het voorjaar. Ook in het doelgebied worden de hoogste dichtheden bereikt tijdens het voorjaar en de zomer, en Kleine Mantelmeeuw is dan de talrijkste vogelsoort op de Thorntonbank. In het voorjaar is de dichtheid het hoogst (4, ex./km²), dit is ruim drie keer zo hoog als op de rest van het BCP. In Stienen et al. (22) werd de hoogste dichtheid in het doelgebied bereikt tijdens de zomer (3,86 ex./km²) en lag de dichtheid tijdens het voorjaar beduidend lager dan de hier bekomen waarde. Tijdens het voorjaar komt de soort wijdverspreid op het BCP voor en behoort de Thorntonbank nog net tot het concentratiegebied boven de Gootebank en de Zeelandbanken. Kleine Mantelmeeuw bereikt in het doelgebied tijdens de zomer een hoge dichtheid van 1,69 ex./km², maar deze waarde ligt onder het BCP-gemiddelde (1,82 ex./km²). Het doelgebied valt dan wel net binnen de foerageerzone van de broedvogels van Zeebrugge, de hoogste dichtheden worden aangetroffen voor de havenmonden van Oostende en Zeebrugge. Tijdens de herfst vormt het hele gebied tot ongeveer 2 km buiten de kust een duidelijke corridor voor de trek, maar de Thorntonbank valt ruim buiten dit gebied. Ondanks het feit dat Kleine Mantelmeeuwen in grote delen van het jaar het soortenspectrum van het doelgebied domineren, is de Thorthonbank en omgeving dus niet van specifiek belang voor de soort (conform Stienen et al., 22). Kleine Mantelmeeuw (voorjaar) n/km² - 1, 1, - 2, 2, - 5, 5, - 1, > 1, Figuur 1. Verspreiding van Kleine Mantelmeeuw op het BCP gedurende het voorjaar. De 6x6km²-hokken zijn ingekleurd volgens de gemiddelde dichtheid (n/km²). 18

21 Deelstudie 1: Studie van het belang van de Thorntonbank voor zeevogels Kleine Mantelmeeuw (zomer) n/km² - 1, 1, - 2, 2, - 5, 5, - 1, > 1, Figuur 11. Verspreiding van Kleine Mantelmeeuw op het BCP tijdens de zomer. De 6x6km²-hokken zijn ingekleurd volgens gemiddelde dichtheid (n/km²). Zilvermeeuw De verspreiding van Zilvermeeuw op het BCP is duidelijk meer kustgebonden dan bij Kleine Mantelmeeuw. In het doelgebied worden gedurende zomer, herfst en winter heel weinig Zilvermeeuwen aangetroffen (Tabel 2). In het voorjaar wordt wel een hoge dichtheid bereikt van 1,45 vogels/km², maar dat is nog altijd net lager dan de gemiddelde dichtheid op het BCP voor het voorjaar. Conform Stienen et al. (22) kan dus geconcludeerd worden dat het doelgebied van ondergeschikt belang is voor deze soort. Grote Mantelmeeuw De Grote Mantelmeeuw is een wintergast en komt heel homogeen verspreid over het BCP voor. In Tabel 2 wordt de soort in geen enkel jaargetijde aangemerkt als probleemsoort en het doelgebied is dus niet van specifiek belang voor deze soort (conform Stienen et al., 22). Drieteenmeeuw Drieteenmeeuwen zijn echte zeevogels die het BCP aandoen van de late herfst tot in de vroege lente. Op het BCP wordt de maximale dichtheid bereikt in de winter wanneer gemiddeld 1,64 ex./km² aanwezig zijn. s Winters zijn de vogels buiten het kustgebied wijd verspreid over het hele BCP en zijn er geen duidelijke concentratiegebieden aan te duiden (Figuur 12) (Stienen et al., 22). 19

HET BELANG VAN DE BELGISCHE ZEEGEBIEDEN VOOR ZEEVOGELS. Eric W.M. Stienen & Eckhart Kuijken

HET BELANG VAN DE BELGISCHE ZEEGEBIEDEN VOOR ZEEVOGELS. Eric W.M. Stienen & Eckhart Kuijken HET BELANG VAN DE BELGISCHE ZEEGEBIEDEN VOOR ZEEVOGELS Eric W.M. Stienen & Eckhart Kuijken !"$%"&'( INHOUD 1. ACHTERGROND EN DOELSTELLING VAN DE STUDIE... 5 2. INLEIDING... 5 2.1. Algemeen... 5 2.2. Materiaal

Nadere informatie

DE AVIFAUNA EN ZEEZOOGDIEREN VAN DE THORNTONBANK

DE AVIFAUNA EN ZEEZOOGDIEREN VAN DE THORNTONBANK DE AVIFAUNA EN ZEEZOOGDIEREN VAN DE THORNTONBANK STUDIE TER BEOORDELING EN MONITORING VAN DE IMPACT VAN EEN OFFSHORE WINDPARK OP DE MARIENE AVIFAUNA EN ZEEZOOGDIEREN Rapport in opdracht van C-Power N.V.

Nadere informatie

Strandvogels in de kijker Jan Seys communicatieverantwoordelijke Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ)

Strandvogels in de kijker Jan Seys communicatieverantwoordelijke Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) Strandvogels in de kijker Jan Seys communicatieverantwoordelijke Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) Doelstelling = Herkennen & begrijpen vogels (& vogelsporen) op het strand Indeling/opbouw STRANDVOGELS

Nadere informatie

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Centrale Informatievoorziening Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat 1991-2013 Floor A. Arts RWS-Centrale Informatievoorziening

Nadere informatie

Verspreiding en dichtheid van de mariene avifauna en zeezoogdieren ter hoogte van het geplande windpark Breeveertien II

Verspreiding en dichtheid van de mariene avifauna en zeezoogdieren ter hoogte van het geplande windpark Breeveertien II Verspreiding en dichtheid van de mariene avifauna en zeezoogdieren ter hoogte van het geplande windpark Breeveertien II Nicolas Vanermen & Eric W.M. Stienen Studie uitgevoerd in opdracht van Afdeling Water

Nadere informatie

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat Rapport RWS Waterdienst 2008.

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat Rapport RWS Waterdienst 2008. Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het ederlands Continentaal Plat 1991 2007. Rapport RW Waterdienst 2008.058 De Waterdienst en degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt,

Nadere informatie

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat 1991-2008

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat 1991-2008 Ministerie van Verkeer en W aterstaat W aterdienst Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat 1991-2008 Floor A. Arts RWS Waterdienst BM 09.08 Dit rapport

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank november Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee. Rapportnummer C118/09 1 van 14

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank november Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee. Rapportnummer C118/09 1 van 14 Vogeltellingen Bruine Bank november 2009 Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee R.S.A. van Bemmelen, S.C.V. Geelhoed & J.P. Verdaat Rapport C118/09 IMARES Wageningen UR (IMARES - institute for

Nadere informatie

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna De Zandbank te Heist, een boeiend fenomeen Seminarie Vrijdag 19 oktober 2007 De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Kliniekstraat 25, 1070 Brussel,

Nadere informatie

Verspreiding en dichtheid van de mariene avifauna en zeezoogdieren ter hoogte van de geplande windparken Den helder I, II, III en IV

Verspreiding en dichtheid van de mariene avifauna en zeezoogdieren ter hoogte van de geplande windparken Den helder I, II, III en IV Verspreiding en dichtheid van de mariene avifauna en zeezoogdieren ter hoogte van de geplande windparken Den helder I, II, III en IV Wouter Courtens & Eric W.M. Stienen Studie uitgevoerd in opdracht van

Nadere informatie

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat M inisterie van Infrastructuur en M ilieu W aterdienst Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat 1991-2009 Floor A. Arts RWS Waterdienst BM 10.17 Dit rapport

Nadere informatie

Monitoring van de effecten van offshore windmolenparken. zeevogels

Monitoring van de effecten van offshore windmolenparken. zeevogels Monitoring van de effecten van offshore windmolenparken op zeevogels Vliegende Zeekoet - Yves Adams - Vilda Het staat vast dat het Belgisch deel van de Noordzee van uitzonderlijk belang is voor zeevogels,

Nadere informatie

Hoe gezond is de Noordzee?

Hoe gezond is de Noordzee? Hoe gezond is de Noordzee? Kelle Moreau Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) Kustgidsendag, Nieuwpoort, 1 Dec 2018 A. Inleiding : Problemen in de mariene omgeving B. Het Belgisch

Nadere informatie

ZEEVOGELS EN ZEEZOOGDIEREN VAN DE VLAKTE VAN DE RAAN. Wouter Courtens, Eric W.M. Stienen en Nicolas Vanermen

ZEEVOGELS EN ZEEZOOGDIEREN VAN DE VLAKTE VAN DE RAAN. Wouter Courtens, Eric W.M. Stienen en Nicolas Vanermen ZEEVOGELS EN ZEEZOOGDIEREN VAN DE VLAKTE VAN DE RAAN Wouter Courtens, Eric W.M. Stienen en Nicolas Vanermen Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), Kliniekstraat 25, B-1070 Brussel, België. Email:

Nadere informatie

Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest

Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest Nummer: INBO.A.2010.197 Datum: 20/07/2010 Auteur(s): Contact: Frank Huysentruyt, Jim Casaer lon.lommaert@inbo.be Kenmerk aanvraag: e-mail

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank maart Aanvullende beschermde gebieden op de. Noordzee

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank maart Aanvullende beschermde gebieden op de. Noordzee Vogeltellingen Bruine Bank maart 2011 Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee M.F. Leopold & R.S.A. van Bemmelen Rapport C163/11 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem

Nadere informatie

Documentnummer AMMD ( )

Documentnummer AMMD ( ) Bijlagenboek 8.4 MEMO Kopie aan x Van x Onderwerp Telgegevens niet-broedvogels Documentnummer AMMD-002853 (17.117038) Datum 6-7-2017 Methoden voor het bepalen van de aantallen watervogels langs de dijk

Nadere informatie

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren - december april 2014 S. Lagerveld (IMARES)

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren - december april 2014 S. Lagerveld (IMARES) Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren - december 2013 - april 2014 S. Lagerveld (IMARES) Deltares project 1205045-000 IMARES project 4303103201 Deltares,

Nadere informatie

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren /2015 S. Lagerveld (IMARES)

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren /2015 S. Lagerveld (IMARES) Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren - S. Lagerveld (IMARES) Deltares project 1205045-000 IMARES project 4303103201 Deltares, 2015 IMARES WAGENINGEN~ Deltares

Nadere informatie

Portret van de (zee)meeuw

Portret van de (zee)meeuw Portret van de (zee)meeuw D.De Kievith Jan Seys 31 JANUARI 2008 InnovOcean site (Oostende) DUBBELE HOUDING T.O.V. MEEUWEN Stoorzenders: - uitwerpselen - aggressie - lawaai - goten verstoppen - vliegverkeer

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank Maart Aanvullende beschermde gebieden op de. Noordzee

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank Maart Aanvullende beschermde gebieden op de. Noordzee Vogeltellingen Bruine Bank Maart 2012 Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee R.S.A. van Bemmelen & S.C.V. Geelhoed Rapport C039/12 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources

Nadere informatie

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren /2016 Ir. S. Lagerveld (IMARES)

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren /2016 Ir. S. Lagerveld (IMARES) Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren - Ir. S. Lagerveld (IMARES) 1205045-000 Deltares, 2016 IMARES WAGENINGEN~ Deltores Titel Opdrachtgever Rijkswaterstaat

Nadere informatie

Advies betreffende het aantal aanvaringsslachtoffers bij de windturbines langs de oostelijke strekdam te Zeebrugge in 2010

Advies betreffende het aantal aanvaringsslachtoffers bij de windturbines langs de oostelijke strekdam te Zeebrugge in 2010 Advies betreffende het aantal aanvarings bij de windturbines langs de oostelijke strekdam te Zeebrugge in 2010 Nummer: INBO.A.2011.6 Datum advisering: 24 januari 2011 Auteurs: Contact: Joris Everaert,

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank november R.S.A. van Bemmelen, S.C.V. Geelhoed. Rapport C145/10

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank november R.S.A. van Bemmelen, S.C.V. Geelhoed. Rapport C145/10 Vogeltellingen Bruine Bank november 2010 R.S.A. van Bemmelen, S.C.V. Geelhoed Rapport C145/10 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Opdrachtgever: Programmadirectie

Nadere informatie

Zeevogel uit het sop gelicht - Dwergmeeuw

Zeevogel uit het sop gelicht - Dwergmeeuw Zeevogel uit het sop gelicht - Dwergmeeuw Dwergmeeuw - Yves Adams/Vildaphoto De dwergmeeuw Larus minutus is een buitenbeentje onder de zeevogels en niet alleen omdat het de kleinste vertegenwoordiger is

Nadere informatie

Zeevogels en offshore windmolenparken

Zeevogels en offshore windmolenparken Zeevogels en offshore windmolenparken Windpark op de Thorntonbank - Hilbran Verstraete Om tegemoet te komen aan de Europese richtlijnen inzake hernieuwbare energie werd op het Belgisch deel van de Noordzee

Nadere informatie

TREK VAN AALSCHOLVERS OVER TELPOST DE HORDE

TREK VAN AALSCHOLVERS OVER TELPOST DE HORDE TREK VAN AALSCHOLVERS OVER TELPOST DE HORDE Arjan Boele en Frank Engelen In de loop van het jaar vliegen er veel aalscholvers over trektelpost De Horde. Nu er op deze post al sinds 1997 geteld wordt, willen

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR (IMARES - institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

IMARES Wageningen UR (IMARES - institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Vogeltellingen Bruine Bank januari 2011 Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee R.S.A. van Bemmelen & M.F. Leopold Rapport C009/11 IMARES Wageningen UR (IMARES - institute for Marine Resources &

Nadere informatie

3.2. Zeevogels (D1) Voorkomen van broedende zeevogels. Inleiding. Achtergrond. Geografisch gebied. Eric Stienen en Wouter Courtens

3.2. Zeevogels (D1) Voorkomen van broedende zeevogels. Inleiding. Achtergrond. Geografisch gebied. Eric Stienen en Wouter Courtens 3.2. Zeevogels (D1) 3.2.1. Voorkomen van broedende zeevogels Eric Stienen en Wouter Courtens In de drie onderzochte OSPAR-regio s (Arctische wateren, Noordzee en Keltische zee; zie Figuur 3.1), dus ook

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank september Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee. Rapportnummer C108/09 1 van 17

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank september Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee. Rapportnummer C108/09 1 van 17 Vogeltellingen Bruine Bank september 2009 Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee R.S.A. van Bemmelen, S.C.V. Geelhoed & M.F. Leopold Rapport C108/09 IMARES Wageningen UR (IMARES - institute for

Nadere informatie

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat M inisterie van Infrastructuur en M ilieu W aterdienst Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat 1991-2010 Delta Projectmanagement BV F loor A. Arts INTERMEDIAIR

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank November Aanvullende beschermde gebieden op de. Noordzee

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank November Aanvullende beschermde gebieden op de. Noordzee Vogeltellingen Bruine Bank November 2011 Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee R.S.A. van Bemmelen & S.C.V. Geelhoed Rapport C156/11 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources

Nadere informatie

Vliegtuigtellingen van watervogels en zeezoogdieren in de Voordelta, 2000-2001. Rapport RIKZ/2002.004

Vliegtuigtellingen van watervogels en zeezoogdieren in de Voordelta, 2000-2001. Rapport RIKZ/2002.004 Vliegtuigtellingen van watervogels en zeezoogdieren in de Voordelta, 2000-2001. Rapport RIKZ/2002.004 Vliegtuigtellingen van watervogels en zeezoogdieren in de Voordelta, 2000-2001. Rapport RIKZ/2002.004

Nadere informatie

Klaverbank/ Botney Cut Experience IV

Klaverbank/ Botney Cut Experience IV Klaverbank/ Botney Cut Experience IV Do 27 sept 2012 (18:00) za 29 sept 2012 (ca 6.00u) vertrek en aankomst: haven van Lauwersoog Prijs: EUR 230,- Dit is de meest uitgebreide en spectaculaire zeetocht

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank januari Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee. Rapportnummer C005A/10 1 van 13

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank januari Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee. Rapportnummer C005A/10 1 van 13 Vogeltellingen Bruine Bank januari 2010 Aanvullende beschermde gebieden op de Noordzee R.S.A. van Bemmelen, M.F. Leopold & J.P. Verdaat Rapport C005A/10 IMARES Wageningen UR (IMARES - institute for Marine

Nadere informatie

Koloniebroedende pioniers. Dwergmeeuw Larus minutus

Koloniebroedende pioniers. Dwergmeeuw Larus minutus Groen: Werkzaamheden mogelijk. Oranje: Werkzaamheden mogelijk: ja, mits na overleg met ecoloog en eventuele mitigerende maatregelen. Rood: Werkzaamheden mogelijk: nee, tenzij toestemming van de ecoloog

Nadere informatie

PONTISCHE MEEUWEN EN GEELPOOTMEEUWEN IN UTRECHT; EEN VERGELIJKING

PONTISCHE MEEUWEN EN GEELPOOTMEEUWEN IN UTRECHT; EEN VERGELIJKING PONTISCHE MEEUWEN EN GEELPOOTMEEUWEN IN UTRECHT; EEN VERGELIJKING Gert Ottens In navolging van de interessante verhandelingen van Bram Rijksen over de herkenning van zeemeeuwen (de Kruisbek 2012-3 en 4)

Nadere informatie

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel. Grote zilverreiger (Egretta alba) 9 A027 1. Status: Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel. 2. Kenschets Beschrijving: De grote

Nadere informatie

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord De meeste kolonies zijn inmiddels ingevoerd, tijd dus voor een overzicht van het afgelopen jaar in ons district. De gegevens die op 24 januari 2018 zijn ingevoerd,

Nadere informatie

Kwalificerende en niet-kwalificerende vogelsoorten in het gebied Bruine Bank

Kwalificerende en niet-kwalificerende vogelsoorten in het gebied Bruine Bank Kwalificerende en niet-kwalificerende vogelsoorten in het gebied Bruine Bank Mardik F. Leopold & Jan Tjalling van der Wal BO-11-018.02-000: K_NenR_153_Bruine Bank vogelsoorten IMARES Wageningen UR (IMARES

Nadere informatie

Vogels en windenergie offshore: vogels in de Passende Beoordelingen voor ronde 2 op het NCP. Sjoerd Dirksen.

Vogels en windenergie offshore: vogels in de Passende Beoordelingen voor ronde 2 op het NCP. Sjoerd Dirksen. Vogels en windenergie offshore: vogels in de Passende Beoordelingen voor ronde 2 op het NCP Sjoerd Dirksen s.dirksen@buwa.nl Vogels en windturbines - effecten? aanvaring: sterfte van vogels verstoring

Nadere informatie

Cruiserapport schepstellingen van zeevogels op het Friese Front en op de Bruine Bank, 2017

Cruiserapport schepstellingen van zeevogels op het Friese Front en op de Bruine Bank, 2017 Cruiserapport schepstellingen van zeevogels op het Friese Front en op de Bruine Bank, 2017 Auteurs SCV Geelhoed, S Lagerveld, MF Leopold & JP Verdaat Wageningen University & Research rapport C035/18 Cruiserapport

Nadere informatie

Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012

Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012 Pagina 1 van 5 Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012 Inleiding Sinds 2007 beschikt de over een meldpunt Vossenschade. Om dit meldpunt meer bekendheid te geven voor heel Vlaanderen werd in januari

Nadere informatie

Vogelstrandingen op de Vlaamse stranden

Vogelstrandingen op de Vlaamse stranden Vogelstrandingen op de Vlaamse stranden Winter 2008/09 Hilbran Verstraete, Eric W.M. Stienen & Marc Van de walle INBO.R.2009.60 4 Winter 2008/09 www.inbo.be Dankwoord/Voorwoord Enkel dankzij de inzet

Nadere informatie

Advies betreffende de effecten van kitesurfen op zeevogels

Advies betreffende de effecten van kitesurfen op zeevogels Advies betreffende de effecten van kitesurfen op zeevogels Nummer: INBO.A.2010.215 Datum: 13/09/2010 Auteur(s): Contact: Eric Stienen & Wouter Courtens Marijke Thoonen marijke.thoonen@inbo.be Kenmerk aanvraag:

Nadere informatie

DE OVERLEVING VAN VISDIEFJES STERNA HIRUNDO: TUSSENTIJDSE RESULTATEN VAN EEN GRONINGS KLEURRINGPROGRAMMA

DE OVERLEVING VAN VISDIEFJES STERNA HIRUNDO: TUSSENTIJDSE RESULTATEN VAN EEN GRONINGS KLEURRINGPROGRAMMA 66 JAARLIJKSE OVERLEVING VAN VISDIEFJES Sula 21(2) DE OVERLEVING VAN VISDIEFJES STERNA HIRUNDO: TUSSENTIJDSE RESULTATEN VAN EEN GRONINGS KLEURRINGPROGRAMMA ANNUAL SURVIVAL OF COMMON TERNS: PRELIMINARY

Nadere informatie

NATUUR IN DE IJSSELDELTA

NATUUR IN DE IJSSELDELTA NATUUR IN DE IJSSELDELTA De Zwartkopmeeuw als nieuwe broedvogel door Henk Dorgelo Inleiding Sinds een paar jaar komt de zwartkopmeeuw niet alleen in het Zeeuwse Deltagebied als broedvogel voor, maar ook

Nadere informatie

Sternen te Zeebrugge. Broeden op een kunstmatig schiereiland

Sternen te Zeebrugge. Broeden op een kunstmatig schiereiland Sternen te Zeebrugge Broeden op een kunstmatig schiereiland Sternen te Zeebrugge Broeden op een kunstmatig schiereiland Wouter Courtens, Eric Stienen & Marc Van de walle Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

Vinken, waar komen ze vandaan

Vinken, waar komen ze vandaan Vinken, waar komen ze vandaan en waar gaan ze heen? Hans Vader Inleiding Vogeltrek is een intrigerend fenomeen. We weten dat ze langstrekken, maar waar komen ze eigenlijk vandaan en waar gaan ze heen?

Nadere informatie

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten Foto J. Schwiebbe - http://www.birdphoto.nl April 2009, Matthijs Broere (Waarneming.nl) & Fred Hustings (SOVON) 1. Inleiding Afgelopen winter

Nadere informatie

Seizoenale aantalspatronen bij meeuwen langs de Vlaamse kust

Seizoenale aantalspatronen bij meeuwen langs de Vlaamse kust Seizoenale aantalspatronen bij meeuwen langs de Vlaamse kust Meeuwen aan de Vlaamse kust - Yves Adams Vilda De Vlaamse Noordzeekust is één van dichtstbevolkte kusten van Europa met een hoge verstoringsgraad

Nadere informatie

Zeevogel uit het sop gelicht : jan-van-gent

Zeevogel uit het sop gelicht : jan-van-gent Zeevogel uit het sop gelicht : jan-van-gent De jan-van-gent is zonder twijfel één van de meest typerende verschijningen in de Noordzee. Het is een echte zeevogel die zich de klok rond op open zee bevindt

Nadere informatie

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013 Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013 Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland Verslag

Nadere informatie

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3)

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3) HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3) Bram Rijksen In de vorige twee delen is ingegaan op de specifieke leeftijdskenmerken van de zeemeeuw, en op welke wijze het verschijnsel rui kan helpen bij het

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 25-26 september 2008 - Wim Giesen, 2 oktober 2008 25-26 september is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek Zuid),

Nadere informatie

Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen

Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen Nummer: INBO.A.2014.24 Datum advisering: 26 februari 2014 Auteur(s): Contact: Kenmerk aanvraag: Joris Everaert Niko Boone

Nadere informatie

overvliegende vogels gezien, wat wijst op aankomst van vogels van elders. Het hoogste aantal bedroeg 5 ex >zw op 30 oktober.

overvliegende vogels gezien, wat wijst op aankomst van vogels van elders. Het hoogste aantal bedroeg 5 ex >zw op 30 oktober. overvliegende vogels gezien, wat wijst op aankomst van vogels van elders. Het hoogste aantal bedroeg 5 ex >zw op 30 oktober. Kleine Bonte Specht Dendrocopos minor Van 12 maart t/rn 7 april verbleef l'i'

Nadere informatie

Blijven meeuwen in de toekomst op hun honger zitten?

Blijven meeuwen in de toekomst op hun honger zitten? Blijven meeuwen in de toekomst op hun honger zitten? Jochen Depestele & Eric Stienen Studiedag meeuwen aan de kust 23 februari 2016 Hoezo? Kamervragen voor Sharon Dijksma Staatssecretaris van Economische

Nadere informatie

Door Matthias Koster, Sovon districtscoördinator D13, Grote Rivieren

Door Matthias Koster, Sovon districtscoördinator D13, Grote Rivieren De Zwarte Sterns hebben alweer jongen. Het is dan nu ook weer de juiste tijd om de nesten van deze stern te tellen. Maar hoe is het eigenlijk gesteld met de Zwarte Stern als broedvogel in het Sovon Grote

Nadere informatie

Vogelstrandingen. langs de Vlaamse kust. tijdens de winter 2006/07. Inleiding

Vogelstrandingen. langs de Vlaamse kust. tijdens de winter 2006/07. Inleiding Vogelstrandingen langs de Vlaamse kust tijdens de winter 2006/07 Zeekoet Yves Adams, Vildaphoto Inleiding Jaarlijks stranden er vele duizenden vogels op de Vlaamse kust. Vaak gaat het om zeevogels die

Nadere informatie

Noordzeedagen. Kennis Beleid Beheer Wind op Zee

Noordzeedagen. Kennis Beleid Beheer Wind op Zee Noordzeedagen Kennis Beleid Beheer Wind op Zee Kader Ecologie en Cumulatie (KEC): cumulatieve effecten van offshore windparken op vogels, vleermuizen en zeezoogdieren in de zuidelijke Noordzee Maarten

Nadere informatie

[datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op www.walvisstrandingen.nl]

[datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op www.walvisstrandingen.nl] Jaaroverzicht walvisstrandingen 2014 [datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op www.walvisstrandingen.nl] Het totale aantal aangespoelde walvissen in 2014 is wat lager uitgekomen dan

Nadere informatie

Monitoring van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat

Monitoring van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat Generaal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Monitoring van zeevogels en zeezoogdieren op het ederlands Continentaal Plat 1995 Verspreiding,

Nadere informatie

Cruiserapport scheepstellingen van zeevogels op het Friese Front en op de Bruine Bank, 2016

Cruiserapport scheepstellingen van zeevogels op het Friese Front en op de Bruine Bank, 2016 Cruiserapport scheepstellingen van zeevogels op het Friese Front en op de Bruine Bank, 2016 Auteurs: SCV Geelhoed & MF Leopold Wageningen University & Research Rapport C032/17 Cruiserapport scheepstellingen

Nadere informatie

NOTITIE. Aanvulling van KEC 3.0 berekeningen met OWEZ en PAWP

NOTITIE. Aanvulling van KEC 3.0 berekeningen met OWEZ en PAWP NOTITIE DATUM: 4 januari 18 ONS KENMERK: AUTEUR: PROJECTLEIDER: STATUS: CONTROLE: 18-397/18.9536/AbeGy dr. A. Gyimesi & J.L. Leemans dr. A. Gyimesi definitief R.C. Fijn MSc. Aanvulling van KEC 3. berekeningen

Nadere informatie

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde Nummer: INBO.A.2013.7 Datum advisering: 19 februari 2013

Nadere informatie

Nationaal Waterplan 4 alternatieven:

Nationaal Waterplan 4 alternatieven: Nadere detaillering zoekgebieden windparken op het NCP Nationaal Waterplan 4 alternatieven: 1. Borssele 2. Hollandse kust 3. Noorden van Wadden 4. IJmuiden Nadere detaillering zoekgebieden windparken op

Nadere informatie

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2014 en januari 2015

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2014 en januari 2015 Ministerie van Infrastructuur en Milieu Centrale Informatievoorziening Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2014 en januari 2015 Floor A. Arts, Sander

Nadere informatie

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater Rapportage van onderzoek In opdracht van Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland

Nadere informatie

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Data rapport vogels en zeezoogdieren rond de Zandmotor. December April 2012

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Data rapport vogels en zeezoogdieren rond de Zandmotor. December April 2012 Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Data rapport vogels en zeezoogdieren rond de Deltares project 1205045-000 IMARES project 4303103201 Deltares, 2012 Inhoud 1 Inleiding 5 1.1 Kennisvraag

Nadere informatie

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Samenvatting van het beheerplan 2012-2017 een bijdrage aan het Europese programma Natura 2000 Het beheerplan is

Nadere informatie

Aalscholvers in Vlaanderen

Aalscholvers in Vlaanderen Aalscholvers in Vlaanderen Telresultaten 28-29 Aalscholversslaapplaats - Yves Adams/Vilda De bewogen geschiedenis van de Aalscholver in Europa is inmiddels algemeen gekend. Tot over halfweg de twintigste

Nadere informatie

Vogelslachtofferonderzoek Roggenplaat, Opdrachtgever: E-Connection Project BV Bunnik, namens Windpark Roggenplaat BV

Vogelslachtofferonderzoek Roggenplaat, Opdrachtgever: E-Connection Project BV Bunnik, namens Windpark Roggenplaat BV Vogelslachtofferonderzoek Roggenplaat, 2004-2016 Opdrachtgever: E-Connection Project BV Bunnik, namens Windpark Roggenplaat BV Oud Gastel, juni 2017 Rapport 2017/3 Ecologisch Adviesbureau Henk Baptist

Nadere informatie

Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden

Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: Niet in Bijlage I genoemde en geregeld voorkomende trekvogel zoals bedoeld in artikel 4. 2 van de Vogelrichtlijn. Voor Natura 2000 relevant als broedvogel

Nadere informatie

De meldingen van flinke sijzenvangsten op Ringersnet was een aanleiding om

De meldingen van flinke sijzenvangsten op Ringersnet was een aanleiding om Op het Vinkentouw Nr.127 september 2013 Vangsten en terugmeldingen van sijzen Gijs van Tol De meldingen van flinke sijzenvangsten op Ringersnet was een aanleiding om eens nader te kijken naar de variatie

Nadere informatie

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen De halsbandparkiet (Psittacula krameri) komt van oorsprong voor in Afrika, in een gordel ten zuiden van de Sahara en op het Indisch

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Inrichting daken van gebouwen als broedgebied voor Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Visdief

Inrichting daken van gebouwen als broedgebied voor Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Visdief Inrichting daken van gebouwen als broedgebied voor Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Visdief Wouter Courtens, Eric W.M. Stienen & Eckhart Kuijken Februari 2004 Adviesnota IN.A.2004.34 Instituut voor Natuurbehoud

Nadere informatie

Resultaten telling slaapplaats grutto en andere vogelsoorten 't Broek, Waardenburg

Resultaten telling slaapplaats grutto en andere vogelsoorten 't Broek, Waardenburg NOTITIE Bosch & Van Rijn A. Schipper Groenmarkstraat 56 3521 AV Utrecht DATUM: 8 mei 2017 ONS KENMERK: 17.02976/RogVe UW KENMERK: gunning per email dd 6 februari 2017 AUTEUR: PROJECTLEIDER: STATUS: CONTROLE:

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud

Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud Periode 2008-2013 Céline Malengreaux, Jan Vercammen, Alain Licoppe, Frank Huysentruyt, Jim Casaer Dankwoord Het uitvoeren

Nadere informatie

5.4.3 EFFECTBEOORDELING

5.4.3 EFFECTBEOORDELING Erratum passende beoordeling Windplan Wieringermeer, december 0 Aanleiding In de Passende Beoordeling Windplan Wieringermeer zijn onverhoopt enige fouten geslopen in paragraaf 5.4. Effectbeoordeling. Het

Nadere informatie

VERVUILING VAN DE ZEE VERSTRIKKINGEN VAN ZEEVOGELS IN ZWERFVUIL EN VISTUIG,

VERVUILING VAN DE ZEE VERSTRIKKINGEN VAN ZEEVOGELS IN ZWERFVUIL EN VISTUIG, 88 VERVUILING VAN DE ZEE MARINE POLLUTION Sula 21(2) VERVUILING VAN DE ZEE MARINE POLLUTION VERSTRIKKINGEN VAN ZEEVOGELS IN ZWERFVUIL EN VISTUIG, 1970-2007 E TA GLEME TS OF SEABIRDS I MARI E LITTER A D

Nadere informatie

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016 Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016 Mark Hoekstein & Sander Lilipaly Delta ProjectManagement (DPM)

Nadere informatie

13.3 Meerkoet (Fulica atra)

13.3 Meerkoet (Fulica atra) 13.3 Meerkoet (Fulica atra) 1 Samenvatting Aantal en verspreiding Landelijk is het aantal broedvogels vanaf 199 niet significant veranderd, over de laatste 1 jaren is een significante afname van

Nadere informatie

Advies betreffende de impact van de verdere ruimte-inname in de voorhaven van Zeebrugge op het broedgebied van de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw

Advies betreffende de impact van de verdere ruimte-inname in de voorhaven van Zeebrugge op het broedgebied van de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw Advies betreffende de impact van de verdere ruimte-inname in de voorhaven van Zeebrugge op het broedgebied van de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw Nummer: INBO.A.2014.32 Datum advisering: 9 april 2014

Nadere informatie

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus) 8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus) 1. Status De zilvermeeuw is een vogelsoort als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, Wnb, waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. Deze vrijstelling betreft (op basis

Nadere informatie

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel. Lepelaar (Platalea leucorodia) (A034) 1. Status: Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel. 2. Kenschets Beschrijving: De lepelaar

Nadere informatie

Kleine Zwaan. Reuzenstern

Kleine Zwaan. Reuzenstern Kleine Zwaan De kleine zwaan is ondanks de naam een grote vogel, maar toch duidelijk kleiner dan enkele veiwante soorten zoals de knobbelzwaan en de wilde zwaan. Met name de laatste vertoont sterke gelijkenis

Nadere informatie

water van windrichting op Mardik+F. Leopold, gebied opereren bijvoorbeeld 15 tot 17 W, vgl. figuur 1) was ver dagen met westelijke winden en

water van windrichting op Mardik+F. Leopold, gebied opereren bijvoorbeeld 15 tot 17 W, vgl. figuur 1) was ver dagen met westelijke winden en AtlanticOcean: deepwater theinfluence wind direction Zeevogels op diep water van de Atlantische Oceaan: de invloed van windrichting op de soortsamenstelling in een klein gebied. Seabirds on of The of on

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2009

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2009 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 27-30 april 2009 - Wim Giesen, Paul Giesen & Kris Giesen, 4 mei 2009 27-30 april 2009 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord

Nadere informatie

Geoorde fuut (Podiceps nigricollis) (A008) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten

Geoorde fuut (Podiceps nigricollis) (A008) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Geoorde fuut (Podiceps nigricollis)

Nadere informatie

Vogelstrandingen op de Vlaamse stranden

Vogelstrandingen op de Vlaamse stranden Vogelstrandingen op de Vlaamse stranden winter 2009/10 Eric W.M. Stienen & Marc Van de walle November 2010 INBO.R.2010.55 4 Winter 2009/10 www.inbo.be Dankwoord/Voorwoord Zoals altijd moeten we het dankwoord

Nadere informatie

Advies over het gemiddeld aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode

Advies over het gemiddeld aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode Advies over het gemiddeld aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode 2012-2014 Adviesnummer: INBO.A.3330 Datum advisering: 10 augustus 2015 Auteur(s): Contact:

Nadere informatie

Beknopt stormverslag van 3 januari 2018

Beknopt stormverslag van 3 januari 2018 Beknopt stormverslag van 3 januari 218 De algemene synoptische situatie Op woensdag 3/1/218 om UTC ligt een dubbele depressiekern boven de noordelijke Atlantische Oceaan: een al wat oudere kern (968 hpa)

Nadere informatie

Beleidsplannen van het gericht marien reservaat Baai van Heist.

Beleidsplannen van het gericht marien reservaat Baai van Heist. De Zandbank te Heist, een boeiend fenomeen Seminarie Vrijdag 19 oktober 2007 Beleidsplannen van het gericht marien reservaat Baai van Heist. Geert Raeymaekers. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen

Nadere informatie

Onderzoek steltlopers op slaapplaatsen in Noord-Holland Eerste resultaten

Onderzoek steltlopers op slaapplaatsen in Noord-Holland Eerste resultaten Onderzoek steltlopers op slaapplaatsen in Noord-Holland Eerste resultaten Het Kenniscentrum Weidevogels 1 heeft in 2008 het initiatief genomen in Noord-Holland het gehele weidevogelseizoen onderzoek te

Nadere informatie

Dirk van der Cammen en Raoul van Lambalgen ILVO seminar 30 juni 2011, Oostende

Dirk van der Cammen en Raoul van Lambalgen ILVO seminar 30 juni 2011, Oostende Dirk van der Cammen en Raoul van Lambalgen ILVO seminar 30 juni 2011, Oostende Wie THV RENTEL Wat Ontwikkelen, bouwen en exploiteren van offshore energieparken voor de Belgische kust. Eens de zone is volgebouwd,

Nadere informatie

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2013 en januari 2014

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2013 en januari 2014 Ministerie van Infrastructuur en Milieu Centrale Informatievoorziening Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en ederlandse kustwateren in november 2013 en januari 2014 Floor A. Arts RWS Centrale

Nadere informatie