Hoofdstuk 2: De wet of de Pentateuch. 1. Genesis 2. Exodus-Leviticus-Numeri: opbouw 3. Exodus 4. Leviticus 5. Numeri 6.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoofdstuk 2: De wet of de Pentateuch. 1. Genesis 2. Exodus-Leviticus-Numeri: opbouw 3. Exodus 4. Leviticus 5. Numeri 6."

Transcriptie

1 Hoofdstuk 2: De wet of de Pentateuch 1. Genesis 2. Exodus-Leviticus-Numeri: opbouw 3. Exodus 4. Leviticus 5. Numeri 6. Deuteronomium

2 1. Genesis 1 Zoals al gezegd is dit boek, samen met de vier andere van de Pentateuch (de Vijf Rollen), rond 1400 v.chr. door Mozes geschreven. Alleen van het laatste hoofdstuk van Deuteronomium is het onduidelijk of het door Mozes geschreven is (zie Deuteronomium, punt e). a) Opbouw Elf keer komt het woord 'toledot' (geschiedenis, geslacht, nakomeling) voor in Genesis het is een uitdrukking die twee delen van elkaar scheidt. Dit woord deelt het boek Genesis op in 12 delen. Dit woord komt in het eerste vers van elk deel terug 1:1-2:3 Schepping 2:4-4:26 Hemel en aarde 1:1-6:8 Adam 5:1-6:8 Adam 6:9-9:29 Noach 10:1-11:9 De zonen van Noach 6:9-11:26 Noach 11:10-26 Sem 11:27-25:11 Terach 25:12-18 Ismaël 11:27-35:29 Abraham 25:19-35:29 Izaäk 36:1-8 Ezau 36:9-37:1 Ezau 26:1-50:26 Jakob 37:2-50:26 Jakob 1:1-11:26 Oer- of wereldgeschiedenis 11:27-50:26 Verbondsvaders/ Israël Onderstaande onderverdeling is gemakkelijker vooral gemakkelijker te onthouden. 1-5 Adam (schepping en zondeval) 6-11 Noach (zondvloed en Toren van Babel) Abraham Isaak Jakob (en Ezau) Jozef b) Opbouw scheppingsdagen Dag 1 Scheiding licht en duisternis Dag 2 Scheiding water onder en boven Dag 3 Scheiding water en land Al het groen Dag 7 Rust Dag 4 Zon, maan en sterren Dag 5 Dieren in water en boven de aarde Dag 6 Dieren op het land Mens Er zijn een paar interessante opmerkingen te maken bij de scheppingsdagen. - Genesis 1:1 begint met de schepping van hemel en aarde. Pas in 1:3 komt de melding dat er scheiding gemaakt wordt tussen licht en duisternis. Sommige mensen denken dat de aarde al veel langer werd gemaakt voor de rest. Anderen denken weer van niet. Er zijn veel theorieën rond deze vraag. We moeten blijven beseffen dat Genesis 1 als doel heeft 1 KOOREVAAR, H.J. Priestercanon 1: De wet van Mozes/De Pentateuch/Het Drieluik. BIB, Heverlee/Leuven. 2000, p.1-73

3 om God aan te duiden als Schepper van hemel en aarde en niet laten zien hoe alles juist in zijn werk ging. Het simpelste en meest logische is om vast te houden aan zes scheppingsdagen van 24 uur. Van bij het einde van dag 1 wordt er gezegd 'het was avond geweest en het was morgen geweest, de dag'. Bij mijn weten passen er maar 1 avond en 1 ochtend in een dag van 24 uur. Voor alle duidelijkheid: een bijbelse kalenderdag begint met de ochtend. - Iets anders is de vraag waar het licht vandaan kwam in de eerste drie dagen. Op dag 1 wordt er scheiding gemaakt tussen licht en duisternis. Op dag 4 worden pas zon, maan en sterren gemaakt. Wat geeft dan licht tijdens die eerste dagen? Er is een mogelijk antwoord vanuit de Bijbel: Openbaring 21:23 in het nieuwe Jeruzalem zal geen zon of maan nodig zijn, omdat Gods heerlijkheid alles verlicht. De Schepper zelf zal lichtgever zijn. Het is best mogelijk dat God de aarde belichtte tijdens die eerste dagen. Het is een mooie gedachte, maar we weten niet zeker of het waar is. Heel veel mensen op aarde aanbidden de zon zelfs in onze maatschappij zie je dat soms terugkomen. Het is goed te beseffen dat God er was vóór de zon en dat zelfs de aarde vóór de zon gemaakt werd. - De mens wordt heel duidelijk onderscheiden van de dieren op het land. Genesis 1:26-29 maakt duidelijk dat de mens niet zomaar iets is, maar een beeld van God, van de Schepper zelf. Deze verzen moeten ons blijven aanzetten om niet te beginnen geloven in de mens als een geëvolueerd dier. De officiële toegeving die de Rooms-katholieke kerk gedaan heeft door te zeggen dat God de eencelligen maakte en dat de rest (dus ook de mens) daaruit geëvolueerd is, is deze verzen ontkennen. Een geëvolueerd dier is geen beeld van God. c) Weg van geloof Het boek Genesis (en meerdere boeken in de Bijbel) heeft twee wegen. Het zijn wegen waartussen elke mens moet kiezen in zijn leven. De weg van geloof (van Jhwh) of de eigen weg (lees: van de slang). In Genesis zie je heel goed hoe het geloof zijn weg baant. Het begint van Adam en Eva en hun zonen, Kaïn en Abel. Abel gaat de weg van geloof, maar wordt vermoord door Kaïn. Tussen Kaïn en God is het niet meer goed gekomen. De volgende zoon van Adam en Eva, Set, is degene die het geloof verderzet. In zijn nakomelingen zit Henoch, die wandelde met God, en ook Noach. In de tijd van Noach is de wereld zo slecht geworden dat God besluit om alles en iedereen weg te vegen en terug opnieuw te beginnen. Maar Noach vond genade in de ogen des Heren. God zag dat Noach Hem volgde (weg van geloof!). Daarom mochten Noach en zijn familie blijven leven. Noach had drie zonen, Sem, Cham en Jafet. God wordt de God van Sem genoemd (9:26). Sem was van deze drie degene die het geloof verderzette. In zijn nakomelingen zit Abra(ha)m. Abra(ha)m vertrok, op aanraden van God, naar een nieuw land. Een land dat hij niet kende, maar waar God van zei dat het zijn land zou worden. God zou hem nakomelingen geven. Daarbij waren er nogal wat obstakels. Abraham en Sara waran onvruchtbaar, dus - Gen.15: Abram ziet Eliëzer, zijn trouwe knecht, als zijn opvolger. God zegt heel duidelijk 'nee'. - Gen.16: Sarai zegt tegen Abram dat hij een kind moet verwekken bij Hagar. Dat gebeurt ook en Ismaël wordt geboren. God zegt weer dat dit geen nakomeling van Hem is.

4 - Gen.18: God belooft dat Abraham (100 jaar) en Sara (90 jaar) een jaar later een zoon zullen hebben. Gen.20: Abraham en Sara gaan in Gerar wonen en zeggen dat Sara de zus is van Abraham. De koning van Gerar haalt Sara bij zijn harem, maar raakt haar niet aan. God grijpt in, zodat Sara terug bij Abraham komt. In Gen.21 wordt Isaak geboren. De weg van geloof. Wie had kunnen denken dat Sara (90 jaar) nog een zoon zou kunnen krijgen? Doorheen de rest van Genesis zien we hoe Abraham zijn zoon Isaak zegent en het geloof in God en in Zijn beloften doorgeeft. We zien hoe Isaak twee zonen krijgt Ezau en Jakob. We zien dat God Jakob verkiest, maar dat Jakob weinig vertrouwen heeft in God en de zegen van Ezau steelt. We zien hoe Jakob uiteindelijk God echt leert kennen. Daarna zien we ook hoe Jozef, één van de 12 zonen van Jakob, ondanks al zijn moeilijkheden (verkocht naar Egypte; onterecht in de gevangenis beland) blijft geloven in God en in Zijn hulp. We zien hoe Jozef, door Gods hulp, de dromen van de Farao kan uitleggen en onderkoning van Egypte wordt. Op het einde van Genesis, als Jakob zijn zegen geeft aan zijn zonen, zien we hoe de weg van het geloof doorgaat in Efraïm, de tweede zoon van Jozef, maar ook in Juda. Juda stamvader van David en uiteindelijk voorvader van Jezus. Efraïm en Juda zijn de stammen die in de rest van het Oude Testament het belangrijkste worden. Na de dood van Salomo en de splitsing van Israël, wordt het zuidelijk deel Juda en het noordelijk deel Israël of Efraïm genoemd. We zien in deze twee rijken dat de weg van geloof steeds onduidelijker wordt bij Israël of Efraïm is dat al heel snel het geval; bij Juda duurt het wat langer en zijn er regelmatig oplevingen van Gods weg (koningen als Hizkia, Josia, - zie 2 Koningen). d) Zegen voor alle volken Genesis 12:3. Een basistekst om het Oude Testament en het Nieuwe Testament goed te begrijpen. Abraham, en al zijn nakomelingen (Israël) worden opgeroepen om een zegen voor alle volken te zijn. Terwijl veel volken zich verwijderen van God, krijgt Abraham de taak om God te laten zien aan die volken. God geeft aan de mens de opdracht om te laten zien wie Hij is. God legt Zijn zegen op Abraham en zijn nakomelingen. De Israëlieten krijgen door Abraham de opdracht om God aan de buitenwereld bekend te maken. Daarom worden ze een priestervolk genoemd. Door heel het Oude Testament zien we dat de Israëlieten soms aan de buitenwereld lieten zien wie God was, maar veel vaker faalden. Zij hebben elke keer weer de goden van de volkeren rondom hen overgenomen, in plaats van ervoor te zorgen dat die volkeren God zouden volgen. Het omgekeerde van wat God wou, gebeurde keer op keer. Maar keer op keer kreeg Israël genade en mochten ze opnieuw beginnen. En keer op keer vielen ze terug in afgoderij koning Manasse zette zelfs afgodenbeelden in de tempel in Jeruzalem! In het Nieuwe Testament zien we hoe Jezus, als nakomeling van Abraham, de ultieme zegen brengr. En we zien hoe de taak die Israël had, verschuift naar alle christenen. Het is niet zo dat God Israël vergeten is, want wat Hij beloofde aan Zijn volk, blijft Hij doen. Het is meer zo dat de taak aan veel meer mensen wordt gegeven. Het is niet meer beperkt tot alleen Israël. Iedereen die een volgeling van Jezus wordt, krijgt de taak om een zegen te zijn voor alle volken. Dat betekent dus dat wij ook die taak hebben. Niemand kan zeggen dat hij/zij zijn geloof voor zichzelf moet houden. Wij moeten laten zien aan iedereen wie God is, dat God iedereen liefheeft,

5 2. Exodus-Leviticus-Numeri: opbouw zie bijlage 2 Het kaartje in bijlage 2 en het overzicht hieronder geeft een overzicht van Exodus-Leviticus- Numeri. Als je dit in je hoofd houdt, kan je Exodus, Leviticus en Numeri beter volgen. Verblijf Raämses (Egypte): Ex.1-13:17 Tocht Raämses-Sinaï: Ex.13:17-18:27 Verblijf Sinaï: Ex.19-Num.10:10 Tocht Sinaï-Kades: Num.10:11-12:16 Verblijf Kades: Num.13-20:21 Extra tochten: 12 verspieders (Num.13) en mislukte inval in Kanaän, zonder leiding van Mozes (Num.14:39-45). De reizen in de woestijn die tijdens de 40 jaar zijn gemaakt, zijn niet aangeduid. Tocht Kades-Velden Moab: Num.20:22-21:35 Verblijf Velden Moab: Num Exodus 2 a) Opbouw 1-4 Mozes' vlucht en roeping 5-7:13 Mozes' in Egypte Farao wil niet luisteren 7:14-13:16 De 10 plagen Farao laat het volk gaan 13:17-18:27 Van Egypte naar Sinaï Farao en zijn leger verdrinken; het volk mort Mozes krijgt de wet het volk maakt het gouden kalf Bouw van de Tabernakel God komt erin wonen (gaat door in Leviticus) b) JHWH Er is iets vreemds met de naam JHWH. In Ex.3:13 vraagt Mozes aan God wat hij moet zeggen als de Israëlieten vragen wat de naam van Zijn God is. God antwoordt dan: 'JHWH'. In Ex.6:2 zegt God dat Hij aan Abraham, Isaak en Jakob bekend is geweest als God, de Almachtige, maar niet als JHWH. Dit lijkt niet te kloppen, omdat in Gen.4:26,12:8,28:13 komt de naam JHWH voor. De historisch-kritische wetenschappers hebben hier een uitleg voor. Deze namen zijn gewoon door latere schrijvers in de oudere verhalen veranderd. Het lijkt een heel logische verklaring, maar dan moeten we geloven in de bronnensplitsing en zoals in hoofdstuk 1 bleek, is de bronnensplitsing geen goed alternatief. Voor een andere uitleg moeten we eerst in de betekenis van de naam JHWH duiken. JHWH kan zowel 'Hij zal zijn' of 'Hij zal doen zijn' betekenen als 'Ik zal zijn, die ik zal zijn' of 'Ik zal zijn'. Het lijkt allemaal een beetje cryptisch - De eerste betekenis gaat uit naar God als Schepper, God die alles gemaakt heeft en die voor Zijn schepping zorgt. 2 KOOREVAAR, H.J. Priestercanon 1: De wet van Mozes/De Pentateuch/Het Drieluik. BIB, Heverlee/Leuven. 2000, p

6 - De tweede betekenis heeft als inhoud dat God (er) zal zijn voor Zijn volk; Hij zal Zijn volk leiden en hen nooit verlaten. In Ex.3:12 zegt God tegen Mozes: 'Ik ben immers met u'. God ging het volk bevrijden, onder leiding van Mozes. Als God in Ex.6:2 tegen Mozes zegt dat Hij niet als JHWH bekend geweest is, heeft God het over een nieuwe betekenis van de naam JHWH. Als Abraham, Isaak en Jakob de naam JHWH gebruikten, hadden ze het over God als Schepper en niet over God als Bevrijder en als Helper van Zijn volk. c) Wat is 'wet'? Bij ons geeft 'wet' een negatief gevoel. De verkeerswet, de strafwet, Het zijn geen dingen waar we blij van worden, als we erover horen. En toch is de wet bij de joden iets om blij over te zijn. Het Hebreeuwse woord voor wet komt van een woord dat 'onderwijzing' betekent. Het gaat om de hand uitstrekken om de juiste weg te tonen. Daarin zien we de bedoeling van de 'wet' God wil daarmee de mensen vertellen hoe ze moeten gaan. Stel je voor dat een goede vriend(in) van je naar Brugge moet. Hij/zij weet niet hoe ernaartoe te rijden. Je hoort dit en je vertelt, natuurlijk, dat hij/zij eerst naar Gent moet en dan richting Brugge. Dat is een 'onderwijzing' je toont de weg naar Brugge. Wat een vreemde reactie zou het zijn als deze vriend(in) zou zeggen: Al die dingen die ik moet, ik word er ziek van. Ik heb zin om via Charleroi te rijden en eerst ook nog een tijdje op het strand in Oostende te gaan liggen. Veel mensen reageren zo. Ze willen geen onderwijzing, zelfs niet als die hen op de juiste weg zet d) 10 geboden Hieronder volgt een opbouw van de 10 geboden (Ex.20:1-17). Het kan een hulp zijn om de 10 geboden te onthouden. Er zijn zeven geboden waar 'niet' in voorkomt. Bij gebod 2 zijn er vier, bij gebod 3 en 10 zijn er 2 en bij gebod 6-9 is er één. Als je deze geboden tegenover elkaar zet, blijven er drie geboden over. De eerste kolom (drie eerste geboden) gaan over de mens en hoe die moet staan tegenover God. De tweede kolom (zes laatste geboden) over hoe de mens zich tegenover andere mensen moet gedragen. Het vierde gebod, de sabbat, staat er tussenin. mens tegenover God mens tegenover mens 1. IK BEN de Here, uw God 5. EER je vader en je moeder 6. Niet moet je doden 7. Niet moet je echtbreken 8. Niet moet je stelen 2. Niet moet je andere goden voor mijn aangezicht hebben Niet moet je een beeld maken Niet moet je voor hen buigen, Niet moet je hen dienen, want 3. Niet moet je de Naam van God misbruiken, want niet zal God ongestraft laten 9. Niet moet je een verkeerd getuigenis afleggen 10. Niet moet je begeren het huis van je naaste, Niet moet je begeren de vrouw van je naaste, 4. GEDENK de sabbatdag

7 e) De tabernakel In Exodus worden voorschriften gegeven over hoe de tabernakel eruit moet zien. In de hoofdstukken wordt de tabernakel gebouwd. Hieronder een overzicht van hoe alles in de tabernakel stond. f) Gods geduld Nog een heel belangrijk element van Exodus is Gods geduld met het volk. Het volgende schema (de verhalen komen uit Exodus 14-17) laat dit zo'n beetje zien: De Egyptenaren achtervolgen het volk, niet lang na de uittocht - het volk begint te morren: Waren we maar in Egypte gebleven - God splijt de zee; het volk wordt gered

8 In de woestijn vindt het volk, na drie dagen, bitter water - het volk begint te morren: Wat moeten wij drinken? - God zegt hoe Mozes het water zoet kan maken; hierna komen ze bij een oase, met veel water en palmbomen Na een tijdje in de woestijn - het volk begint te morren: In Egypte hadden we vlees en volop brood - God geeft vanaf dan elke dag voldoende manna voor iedereen Nog een tijdje later komen ze in Refidim (of Massa en Meriba), waar geen water was - het volk begint te morren: Geef ons water! Waarom hebt gij ons uit Egypte geleid? - God zegt dat Mozes op de rots moet slaan en dat er dan water uit zal komen Keer op keer zien de Israëlieten dat God veel meer kan dan zij denken. En keer op keer maken ze de verkeerde keuze als er moeilijkheden komen. In plaats van dat ze bij problemen geloven dat God hen ook deze keer zal helpen, beginnen ze te morren en te zeggen dat ze beter in Egypte gebleven waren. Hun geloof in God was bijzonder klein. Toch heeft God elke keer geduld. Elke keer opnieuw geeft hij de Israëlieten wat ze nodig hebben. In Numeri zien we dat dit geduld bijna ten einde is. Het scheelde weinig of God had heel het volk, met uitzondering van Mozes, uitgeroeid om met Mozes een nieuw volk te beginnen. Op aandringen van Mozes doet God dit niet toch mogen de Israëlieten van boven de 20 (met uitzondering van Jozua en Kaleb) het beloofde land niet binnen. De Israëlieten moeten daarom nog 40 jaar in de woestijn blijven g) Datering van de Uittocht Over het laatste stukje Exodus hebben historisch-canonieke en historisch-kritische wetenschappers ook weer een discussie. De historisch-canonieke mensen dateren de uittocht rond 1450v.Chr., de historisch-kritische mensen spreken over 1250v.Chr. Het kan een flauwe discussie lijken, maar toch is dat niet zo. Hopelijk is het na de achtergrond van deze discussie duidelijker waarom ze niet flauw is. Het probleem in de discussie is om een farao te vinden die past bij de farao van de uittocht. Het moet er eentje zijn die, kort nadat zijn eerstgeboren zoon gestorven was, omkwam (en een behoorlijk deel van zijn leger met hem). Die farao blijkt heel moeilijk te vinden. De historisch-kritische wetenschappers menen hem gevonden te hebben in Ramses II of zijn opvolger Mernepta. Zij regeerden rond 1250 v.chr. Er zijn echter twee teksten die we niet uit het oog mogen verliezen bij de datering van de uittocht. Richteren 11:26 De Israëlieten wonen nu al driehonderd jaar in Chesbon en Aroër en de omliggende dorpen en in de steden langs de Arnon. Waarom hebben de Ammonieten dan niet eerder geprobeerd dat gebied te bevrijden? 3 1Kon.6:1 In het vierhonderdtachtigste jaar na de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, in het vierde jaar van zijn regering over Israël, in de maand ziw, de tweede maand, begon koning Salomo met de bouw van de tempel. 4 De tweede tekst is de belangrijkste. De tempelbouw is gemakkelijk te dateren; iedereen (zelfs de historisch-kritische wetenschappers) zijn het erover eens dat Salomo de tempel liet bouwen in 967v.Chr. Als we de 480 jaar van 1 Koningen bij 967 tellen, komen we aan 1447v.Chr. als jaar van de uittocht. De eerste tekst ondersteunt die datering. De Israëlieten versloegen de 3 Uit : De Nieuwe Bijbelvertaling. Heerenveen, Uit : De Nieuwe Bijbelvertaling. Heerenveen, 2004

9 Ammonieten vlak voor ze Kanaän binnentrokken (rond 1408 v.chr.) Jefta zegt in dit stukje dat de Israëlieten er sindsdien 300 jaar wonen. We kunnen hieruit concluderen dat de tijd van de Richteren (na Jozua) zo n 300 jaar heeft geduurd (na Jefta kwamen er nog richteren). Daarna regeerden Saul ( ), David ( ) en dan Salomo ( ). Zo komen we wel aan 480 jaar tussen uittocht en tempelbouw. De historisch-kritische wetenschappers nemen deze twee teksten niet zo nauw. Ze zeggen dat de jaren die erin vermeld worden anders opgevat moeten worden. Zo moeten de 480 jaar opgevat worden als 12 generaties van 40 jaar. Zij zeggen dat een generatie geen 40 jaar, maar 25 jaar duurt en komen zo tot 300 jaar ipv 480 jaar. Voor de uittocht moet je dan bij 967 (tempelbouw) 300 jaar tellen en dan kom je tot 1267v.Chr. De 300 jaar van Jefta moet je volgens de historisch-kritische wetenschappers ook niet opvatten als letterlijk 300 jaar. De reden waarom deze discussie niet flauw is, is omdat het gaat over een principe bij het omgaan met de Bijbel. De historisch-kritische wetenschappers stellen hetgeen zij weten uit de Egyptische geschiedenis boven wat het Oude Testament zegt. Dat is de omgekeerde volgorde. Het Oude Testament is waarheid ook op geschiedkundig vlak en daar past de Egyptische geschiedenis in. Als we dus in de geschiedenis niet onmiddellijk een farao vinden die bij de uittocht past, moeten we niet beginnen twijfelen aan het Oude Testament, maar moeten we beginnen twijfelen aan de gewone geschiedenis (zie ook Daniël, punt g)! 4. Leviticus 5 a) Opbouw 1-10 Tabernakel wordt in gebruik gesteld; wijding van de priesters Reinheidswet 16 Grote verzoendag Heiligheidswet Vrijheid en lossing 26 Zegen en vloek 27 Gelofte, verplichting en lossing b) Rein en onrein, heilig en onheilig In Leviticus 10:10 wordt onderscheid gemaakt tussen rein, onrein, heilig en onheilig. Wat betekenen deze woorden eigenlijk? Heilig: Dat is het wezen van God, hoe God is. Israël moest als volk (en wij moeten als christenen) ook heilig zijn. Als een persoon, voorwerp of tijd geheiligd wordt, betekent het dat deze wordt afgezonderd voor God. Het heilige is van God. God maakte de 7 e dag heilig. Het was (is) een dag die voor God afgezonderd wordt. Onheilig: Eigenlijk is een betere vertaling gewoon of profaan. Het gaat om personen en zaken waaraan op zichzelf niets mis mee is, maar die niet bestemd zijn voor heilige doeleinden. Rein: Dit beschrijft de goede toestand waarin een persoon of voorwerp zich bevindt. Er is niets mis mee, het is gewoon in orde. 5 KOOREVAAR, H.J. Priestercanon 1: De wet van Mozes/De Pentateuch/Het Drieluik. BIB, Heverlee/Leuven. 2000, p

10 Onrein: Andere woorden zijn onzuiver of bezoedeld. Het is een toestand, waardoor iemand of iets niet in orde is. Het wezen van de zonde is onreinheid; iemand die leeft in zonde, is onrein. Het onreine kan niet samengaan met het heilige. Zolang wij niet geloven dat Jezus Christus ons van onze zonden gereinigd heeft, zijn wij onrein. De kloof met God, met het heilige, is onoverkomelijk. In onze onreine toestand kunnen wij niet bij God komen. Daarom is het offer van Christus zo belangrijk voor ons. Hij is onrein geworden en heeft ervoor gezorgd dat wij rein werden en daardoor geheiligd konden worden. De kloof die er was, is opgeheven Tussen de reinheids- en heiligheidswetten in Leviticus staat een hoofdstuk (16) over de Grote Verzoendag. Deze dag was een feestdag en de afsluiting van een periode van vasten en berouw. Op deze dag vroegen de Israëlieten God om vergeving voor hun zonden. Op deze dag sprenkelde de hogepriester bloed van een bok op het deksel van de Ark van het Verbond. Als hij dat deed, kreeg Israël vergeving voor haar zonden. Het is heel mooi dat dit hoofdstuk staat tussen de reinheids- en heiligheidswetten. God wist wel dat de Israëlieten niet in staat zouden zijn om al die wetten te houden en dat ze in de fout zouden gaan. Eigenlijk moesten de Israëlieten gestraft worden voor die fouten (zonden), maar de Grote Verzoendag was het teken dat de Israëlieten en God verzoend konden worden. c) Zegen en vloek Levicitus 26 Dit is een interessant hoofdstuk. Eigenlijk zijn er drie delen in het hoofdstuk 26:1-13 Als het volk Gods wetten navolgt, zullen ze veel voorspoed ervaren in het land 26:14-39 MAAR als het volk Gods wetten verwaarloost, zullen ze getroffen worden door veel tegenspoed 26:40-46 MAAR als het volk zijn zonden belijdt, zal God aan zijn verbond denken en het volk zal Zijn zegen weer ervaren. Dit is heel leerrijk, omdat het perfect laat zien hoe God in het Oude Testament heel vaak handelt. Hij heeft heel veel geduld (zie Exodus, punt e), maar als het volk God achterlaat, zullen ze gestraft worden. Deze straf is nooit volledig en nooit onherstelbaar. Altijd weer (en dat is in heel het OT te zien), is er weer mogelijkheid tot genade. Altijd weer toont God een uitweg uit de zonde. Dat is God genade op genade! Het Nieuwe Testament is daar het toppunt van God die zichzélf geeft, om mensen (die Hem ongehoorzaam zijn) genade te kunnen geven. Wat mooi om zo'n God te mogen dienen, om voor zo'n God te mogen leven. 5. Numeri 6 a) Opbouw 1-6 Telling en heiliging van Israël rond de tabernakel 7-10:10 Voorbereiding van de reis: reiswet 10:11-12:16 Reis van Sinaï naar Kades 13:1-20:21 Twaalf verspieders; opstand tegen Mozes en Aäron 20:22-21:35 Reis van Kades naar Velden van Moab Bileam en Israëls afgoderij 26 Nieuwe telling van Israël 6 KOOREVAAR, H.J. Priestercanon 1: De wet van Mozes/De Pentateuch/Het Drieluik. BIB, Heverlee/Leuven. 2000, p

11 27-35 Verovering van het Oostjordaanland en voorbereiding op het bezit van Kanaän b) Priesterlijke zegen In Numeri 6:22-27 wordt de priesterlijke zegen (die wij ook wel eens gebruiken in onze diensten) ingesteld. Deze zegen wordt gegeven vlak voor Israël vertrekt van de Sinaï naar het beloofde land. De zegen bestaat uit drie delen: - 24: JHWH zal u zegenen en u bewaren - 25: JHWH zal Zijn aangezicht over u verlichten en u genadig zijn - 26: JHWH zal Zijn aangezicht over u verheffen en u vrede geven Elk deel bestaat uit twee delen: eerst wat JHWH zal doen en dan wat het resultaat voor het volk zal zijn. Wat JHWH geeft, is: zegen, verlichting van Zijn aangezicht over Israël en verheffing van Zijn aangezicht over Israël. Wat Israël krijgt, is: bewaring, genade, vrede Deze zegen is niet zomaar een rij mooie woorden, maar heeft veel inhoud. Je zou een hele bijbelstudie over die zegen kunnen doen; hieronder staat het in een paar woorden weergegeven. Zegen betekent dat God het goede mag doen voor Israël. Bewaren houdt in dat de zegen blijft doorgaan, dat de Israëlieten bewaard zullen blijven voor het slechte. Verlichten betekent dat God zo op hen zou schijnen (met Zijn liefde en Zijn kracht), zoals zon de aarde verlicht en verwarmt. Genade heeft veel betekenissen, maar hier lijkt het te gaan over het ontdekken van Gods liefde (licht en warmte) en het blijven schijnen van Gods licht. Verheffen betekent God die naar de Israëlieten kijkt en blij is met wie ze zijn en met wat ze doen. Vrede is vrede met God en met zichzelf; geen onrust in hen, maar weten dat alles tussen God en hen in orde is. Waar 'Israël' staat, mag je gerust je eigen naam invullen. Deze zegen is enorm als je erover nadenkt dat Gods aangezicht (liefde en kracht) over jou komt, dat God naar je kijkt en blij is met wie je bent, (door Jezus' offer is dit altijd zo God ziet ons door Christus heen). De reden dat Israël dit krijgt, is dat ze de taak hebben om een zegen te zijn voor alle volken, om God te laten zien aan alle volkeren (zie Genesis, punt d). Dat kunnen ze niet uit zichzelf. Ze hebben er Gods zegen voor nodig. Die wordt hier aan hen gegeven. Paulus eindigt veel van zijn brieven met een deel van deze zegen. Hij wenst zijn lezers heel vaak genade en vrede van God en van Christus toe. Lees het einde van al zijn brieven maar eens. Soms schrijft Paulus dit ook in de loop van een brief. Het is mooi om te zien dat ook wij die genade en vrede nodig hebben die de Israëlieten nodig hadden. Ook wij hebben de taak om God te laten zien aan iedereen! c) Israël rond de tabernakel In Numeri 1:53-2:34 worden er aanwijzingen gegeven van hoe de stammen rond de tabernakel moesten liggen. Het was tijdens de jaren dat Israël in de woestijn rondtrok geen ongeordend zootje.

12 Dan + Aser Naftali Merari (Levi) Efraïm + Manasse Benjamin Gerson (Levi) Tabernakel (Woning van Jhwh) Priesters (Aäron + Mozes) Juda + Issakar Zebulon Kehat (Levi) Ruben + Simeon Gad d) Veertig jaar in de woestijn Zoals al gezegd in Exodus komt er een moment in Numeri waar Gods geduld op lijkt (Numeri 13 en 14). De 12 verspieders komen terug van hun tocht en vertellen wat voor een vruchtbaar en rijk land het is. Er is echter een probleem, volgens 10 verspieders. De bevolking is veel te sterk; er zijn zelfs reuzen. Een mooi land, maar oninneembaar. De twee andere verspieders, Jozua en Kaleb, zeggen dat de bevolking inderdaad sterk is, maar dat God hen het land beloofd heeft en dat God hen nu ook zal helpen. Het volk kiest massaal de kant van de 10 verspieders. Ze zijn zelfs van plan om iemand aan te stellen die hen terug naar Egypte moet brengen daar hadden ze het tenminste goed. Dat is het moment waarop God heel kwaad wordt (en terecht na alles wat Hij voor de Israëlieten gedaan heeft). Hij zegt dat Hij heel het volk zal uitroeien en met Mozes een nieuw volk zal beginnen. Op aandringen van Mozes doet Hij dat niet (Mozes hield van het volk!), maar als straf mag er niemand boven de 20 het beloofde land binnen. Alleen Jozua en Kaleb, de twee trouwe verspieders wel. Het volk moet weer de woestijn in, 40 jaar lang, om te wachten tot de ouderen gestorven zijn. 6. Deuteronomium 7 a) Opbouw 1:1-5 Inleiding tot de eerste toespraak van Mozes 1:6-4:43 Eerste toespraak van Mozes 4:44-49 Inleiding tot de tweede toespraak van Mozes 5:1-26:19 Tweede toespraak van Mozes Opdracht tot het uitspreken van zegen en vloek op Gerizzim en Ebal Nieuwe verbondssluiting in het land Moab 7 KOOREVAAR, H.J. Priestercanon 1: De wet van Mozes/De Pentateuch/Het Drieluik. BIB, Heverlee/Leuven. 2000, p

13 31-32 Overdracht van de leiding en van de wet Zegen en dood van Mozes b) Wat is Deuteronomium? Dit is eigenlijk zo'n beetje het testament van Mozes. Het is eigenlijk één grote presentatie van de wet. Mozes herhaalt de wet die gegeven is op de Sinaï en geeft ze zo'n 40 jaar later aan de nieuwe generatie. Hij geeft ook een herhaling van de geschiedenis. Het is belangrijk dat de nieuwe generatie de wet goed kent en weet van God van hen verwacht. Dat kunnen we zien in de hoofdstukken In al deze hoofdstukken worden volgens sommigen de 10 geboden uitgewerkt. Er is behoorlijk wat discussie over de juiste opdeling, maar er komen zeker een aantal geboden terug. De vraag is of Mozes dit doelbewust zo gedaan heeft, maar in ieder geval duidt het aan hoe belangrijk de 10 geboden waren voor het volk. Op het einde van Deuteronomium wordt het helemaal duidelijk dat Mozes de nieuwe generatie op Gods weg probeert te zetten. Eerst is er een nieuwe verbondssluiting (29-30). Daarna duidt Mozes een nieuwe leider aan (Jozua) en zegent hij het volk (31-33). Hij geeft als het ware de fakkel door. Hij heeft zijn werk gedaan. c) Zegen en vloek op Gerizzim en Ebal In de hoofdstukken wordt gesproken over zegen en vloek. Het lijkt veel op Leviticus 26. Ook hier zien we hoe er zegen is, als Israël God volgt en vloek, als Israël God niet volgt. Ze moeten dit heel symbolisch uitspreken. Als ze het beloofde land zullen binnentrekken, moeten 6 stammen (Simeon, Levi, Juda, Issakar, Jozef, Benjamin) op de berg Gerizzim gaan staan en 6 stammen (Ruben, Gad, Aser, Zebulon, Dan, Naftali) op de berg Ebal. Op de Gerizzim moet zegen uitgesproken worden; op de Ebal vloek. In Jozua 8:30-35 gebeurt dit ook. Er worden ook stenen opgericht waar de wet op staat. Het doel hiervan is dat heel Israël zal weten wat Gods woorden zijn. Ze moeten beseffen dat God hun leider is en dat er dingen fout gaan lopen, als ze God vaarwel zeggen. Gods wet moet vanaf het begin dat ze in het beloofde land zijn, een leidraad zijn voor alles wat ze er doen. d) Wetboek van Mozes In Deuteronomium 31:24-26 staat er iets wat voor historisch-canonieke wetenschappers en lezers heel interessant is. Mozes laat 'de woorden van deze wet' opschrijven en 'dit wetboek' in de Ark van het Verbond (in de Tabernakel) leggen. De historisch-kritische wetenschappers beweren dat het Oude Testament en vooral de eerste vijf boeken het resultaat zijn van eeuwenlang schrijven en herschrijven (vanaf ongeveer 1000 tot 500 v.chr.). Hier staat dat Mozes (in 1400v.Chr.) dit boek liet schrijven en opbergen in de Ark. Geen sprake van schrijven en herschrijven. Als je weet dat Deuteronomium een soort samenvatting is van de eerste vier boeken, mag je ervanuit gaan dat Mozes ook de eerste vier boeken schreef. Het zou heel vreemd zijn als iemand een samenvatting schrijft van een aantal boeken die nog geschreven moeten worden

14 e) Deuteronomium 34 Het laatste hoofdstuk van Deuteronomium. Het beschrijft hoe Mozes sterft op de berg Nebo, hoe God hem begraaft (!) en dat niemand weet waar zijn graf is. Het laatste stukje gaat over Jozua en hoe hij het werk van Mozes overneemt. De vraag is of Mozes dit geschreven heeft of niet. Bij de rest van de eerste vijf boeken is er geen probleem met Mozes als schrijver, maar hoofdstuk 34 is toch vreemd. Er is de mogelijkheid dat God hem dit op voorhand heeft laten zien. Het is ook mogelijk dat iemand anders (bijvoorbeeld Jozua) dit als slot van het boek heeft laten bijschrijven.