Als er één onderdeel in de uitrus- ting van het sportpaard door veel

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Als er één onderdeel in de uitrus- ting van het sportpaard door veel"

Transcriptie

1 Als er één onderdeel in de uitrusting van het sportpaard door veel ruiters schromelijk wordt verwaarloosd, dan is dat wel het bit. Het is niet gebruikelijk om een paard in de mond te kijken, maar doe je dat wél, dan kom je negen keer op tien een gebroken dikke bustrens tegen. Op zich is een gebroken dikke bustrens een voortreffelijk bit, maar het is onzin om alle paarden precies hetzelfde bit in de mond te leggen, ongeacht de fysische kenmerken van het dier, en het uiteindelijke gebruiksdoel. Hoewel er maar twee basisvormen voorhanden zijn, bestaan er bitten in alle mogelijke modellen en variaties. Het gebruik van een goed passend bit kan een enorm effect hebben op het rijcomfort van de ruiter, en de prestaties in de ring. De twee basisvormen waarvan daarnet sprake zijn natuurlijk het trensbit en het stangbit. Stang en trens kunnen niet alleen afzonderlijk, maar ook in combinatie met elkaar worden gebruikt, en in de hogere dressuursport is dat zelfs verplicht. Van een trensbit wordt doorgaans gedacht dat het vriendelijk is voor de paardemond, terwijl een stang de reputatie heeft een hard(er) bit te zijn. Dat is trouwens één van de redens waarom de trens zó populair is geworden in de hedendaagse paardesport. Toch is de werkelijkheid veel minder eenvoudig. Hoewel een stang sterker (kan) inwerken op het paard, zal onder bepaalde omstandigheden vooral de trens tot pijn en beschadiging leiden. Om dat goed te begrijpen moeten we wat nader ingaan op de werking van beide bitten, en daar hoort ook een stukje anatomie bij. Huidplooien Stang en trens hebben namelijk met elkaar gemeen dat ze in de paardemond liggen, en bij gebruik druk uitoefenen op de tong en de lagen. Kijk je in de mond van het paard, het bit dan zie je eerst de snijtanden, die door het paard worden gebruikt om gras af te rukken. Bij hengsten en ruinen volgen daarna de haaktanden. Dieper in de mond, zowel in de boven- als de onderkaak, staan de kiezen. Het tandeloos stukje bot in de onderkaak, tussen de snijtanden (eventueel de haaktanden) en de kiezen, noemen we de lagen. Het bit ligt op de tong en de lagen, waarbij de tong als een soort schokdemper dienst doet. Worden de teugels aangenomen, dan drukt het bit op de tong en op de lagen. Zowel de tong als de lagen van een paard zijn uiterst gevoelig, en de minste druk betekent dan ook een zeer duidelijk signaal. Ligt het bit te laag, dan slaat het tegen de snijtanden aan, wat hinderlijk is voor het paard, en tot irritatie leidt. Ligt het daarentegen te hoog, dan kan het paard het bit tussen de kiezen nemen, waardoor het alle effect verliest. Het is dus belangrijk dat het bit op de juiste plaats ligt. Dat moet door de ruiter dan ook nauwgezet gecontroleerd worden. juli-augustus 99, PK

2 Bij een trens geldt de regel dat het bit mooi tegen de mondhoeken moet aansluiten, en dat daarbij twee tot drie plooien in de huid van het paard zichtbaar mogen worden. Een stang mag iets lager in de mond liggen dan een trens. De mondhoeken van het paard blijven dan vlak, of misschien is er één enkele plooi te zien. De huidplooien tellen is een goed hulpmiddel, maar geen wet van Meden en Perzen. Wil je zeker zijn of een bit op de juiste plaats ligt, dan bestaat er maar één betrouwbaar middel, namelijk de paardemond openen, en kijken. Anatomisch kunnen paarden onderling zeer sterk van elkaar verschillen. Er zijn paarden met een lange en met een korte mondspleet, met een dunne en met een dikke tong, en met een hoog of een laag gehemelte. Dat alles speelt een rol bij de keuze en de positie van het bit. Een paard met een dikke tong en een laag gehemelte leg je best geen dikke trens in de mond, want daar voelt het dier zich alleen ongemakkelijk mee. Op dezelfde manier mag bij een paard met een lange mondspleet de trens best wat lager liggen dan de gebruikelijke twee of drie huidplooien. Verschillende werking Hoewel ze ongeveer op dezelfde plaats in de paardemond liggen, hebben stang en trens een verschillende werking. Dat heeft alles te maken met hun constructie. Een trensbit is in principe niets meer dan een staafje metaal (of kunsstof), dat in de paardemond wordt gelegd. Het staafje kan al dan niet gebroken, of zelfs dubbel gebroken zijn. Aan beide zijden is een ring voorzien, waaraan de bakstukken en de teugels worden bevestigd. Een stangbit daarentegen bestaat uit een mondstuk met scharen (ook wel bomen genoemd) en een kinketting. De scharen, waar de teugels aan bevestigd zijn, zorgen samen met de kinketting voor een hefboomwerking. Precies daar zit het essentiële verschil tussen de trens en de stang. Een bit is pas een stang, als er sprake is van hefboomwerking. Omdat de meeste trenzen gebroken, en de meeste stangen uit één stuk zijn gemaakt, wordt ten onrechte wel eens aangenomen dat alle gebroken bitten trenzen, en alle ongebroken bitten stangen zijn. Dat verhaal klopt dus niet. Er bestaan net zo goed volle trenzen en gebroken stangen, ook al zijn die eerder zeldzaam, en ook al moet het gebruik van een gebroken stang absoluut afgeraden worden. Trens De trens is het eerste bit dat de mens ooit heeft bedacht en gebruikt. Een eenvoudig bit, want alles wat in de paardemond ligt, en rechtstreeks met de ruiterhand verbonden is, kan als een trens worden omschreven. Die eerste trens was waarschijnlijk niets meer dan een stuk touw, dat terzelfdertijd als bit en teugels dienst deed. Later werd het touw vervangen door stukjes bot of hout, en nog later deden metalen trenzen hun intrede. De vroegste trenzen waren uit één stuk gemaakt, maar al gauw ontdekte de mens dat een gebroken trens sterker inwerkt op de lagen, en dus veel efficiënter is bij het gebruik. Een gebroken trens bestaat namelijk uit twee delen, die in het midden scharnieren. Als de teugels worden aangenomen, plooit het bit zich rond het scharnierpunt, waardoor de schokdempende functie en zijn werking van de tong ten dele wordt ontweken. Het bit werkt op die manier veel directer in op de lagen, wat de ruiter meer controle geeft. Toch is controle niet de belangrijkste eigenschap van de gebroken trens. Hét grootste pluspunt is ongetwijfeld de buitengewone nauwkeurigheid waarmee de gebroken trens inwerkt. Voor een paard is een bit uit één stuk relatief onduidelijk, omdat bij het aannemen van de teugel links of rechts het bit in zijn geheel in werking treedt. Met een gebroken trens daarentegen beschikt de ruiter over een precisie-instrument waarmee hij zowel met de linker- als de rechterteugel, onafhankelijk van elkaar, de druk perfect kan doseren. Verzet PK, juli-augustus

3 kiezen Het is niet zo gemakkelijk om een oplossing te bedenken voor de bovenstaande situatie. Voorkomen is beter dan genezen, maar dat is in de praktijk niet altijd mogelijk. Een gevecht aangaan met het paard, onder het motto we zullen eens laten zien wie hier de baas is, heeft geen enkele zin. Zo n gevecht ontaardt al vlug in ordinair sleur- en trekwerk, en de ruiter is gedoemd om het te verliezen. Een gebroken trens, die dan enkel nog inwerkt op de mondhoeken, is niet bij machte om een paard dat écht in verzet gaat te controleren. Nemen en geven is de enige redelijke suggestie. Het betekent dat de ruiter het paard iets terug neemt, en snijtanden opnieuw vrij geeft, iets terug neemt, en opnieuw vrij geeft, tot het paard beetje bij beetje zijn verzet tegen gehemelte de trens laat varen. Als ook dat niet werkt, dan kan het gebruik van een stang overwogen worden. Is de gebroken trens dan hét ideale bit? Nee, of tenminste niet altijd, want aan de gebroken trens zijn ook nadelen verbonden. Die nadelen komen vooral tot uiting bij hoog in het bloed staande, nerveuze paarden, of bij paarden die zich om wat voor reden dan ook tegen de inwerking van het bit verzetten. Stel je even voor dat een paard opgetoomd is met een gebroken trens, en dat de ruiter de teugels aanneemt. In eerste instantie werkt het bit in op de mondhoeken van het paard, daarna op de tong en de lagen. Als het paard nageeflijk is, met andere woorden als het knikt in de nek en de hals, dan is er niets aan de hand. De trens blijft inwerken op de tong en de lagen, zoals dat ook de bedoeling is. Een heel ander beeld krijg je te zien als het paard de trens niet accepteert, en zich koppig tegen het bit verzet. Op zo n moment steekt het paard het hoofd in de lucht en de neus vooruit. De gebroken trens kantelt in de paardemond, plooit in het scharnierpunt, en dat scharnierpunt prikt in het gehemelte van het paard. Terzelfdertijd werken de beide trensdelen als een soort schaar, waartussen de mondhoeken, de tong, en de onderkaak van het paard geklemd zitten. Dat alles gebeurt met vrij veel kracht, zeker als het bit in combinatie met een martingaal wordt gebruikt. Voor het paard resulteert de hele geschiedenis in pijn (en eventueel kwetsuren), wat voor gevolg heeft dat het dier zich nog meer tegen het bit gaat verzetten. De ruiter van zijn kant verliest alle controle. Het precisie-instrument van daarnet is in een waardeloos stuk ijzer veranderd lagen Stang De stang heeft de kwalijke reputatie een hard bit te zijn, maar in werkelijkheid bestaan er geen harde of zachte bitten, maar alleen harde of zachte ruiters. Een stang kan even vriendelijk gehanteerd worden als een trens, en soms met betere resultaten. De stang is een uitvinding die dateert van de achtste eeuw na Christus, en vanuit Spanje de rest van Europa Als een paard zich verzet tegen een trens, en het hoofd omhoog en vooruit brengt, dan werkt het bit alleen nog in op de mondhoeken. Gaat het om een enkel gebroken trens, dan worden mondhoeken, tong, en onderkaak als het ware in een tang genomen, en prikt het scharnierpunt in het gehemelte van het paard. heeft veroverd. Zodra de stang in gebruik raakte verdween de trens, en tot de 18de eeuw was de stang het enige bit dat bij het paardrijden werd gebruikt. Pas toen in Engeland de rensport, en later moderne paardesportdisciplines als jumjuli-augustus 99, PK

4 ping en military zich ontwikkelden, kwam de trens opnieuw in beeld. Rijden met een trens en rijden met een stang verschillen als dag en nacht. Een trens kun je omschrijven als een contact-bit. De ruiter staat voortdurend in contact met de paardemond, waarbij de teugels (in mindere of meerdere mate) worden aangenomen. Wie met een trens rijdt, voert als het ware een lang en onafgebroken gesprek met zijn paard. Het is dan ook geen toeval dat de stang nog altijd hét bit bij uitstek is in de westernsport. Hefboom Een stang werkt volgens het hefboomprincipe, waarbij de scharen van de stang fungeren als een hefboom, en de kinketting als steunpunt. De kracht waarmee de stang inwerkt wordt bepaald door de verhouding tussen de onderen de bovenboom. Hoe langer de onderboom is in verhouding tot de bovenboom, hoe sterker de stang inwerkt op het paard. Algemeen wordt aangenomen dat een verhouding onderboom/ bovenboom van 2 op 1 prettig is voor zowel ruiter als paard. Bij een verhouding van bijvoorbeeld 5 op 1 moet over een zeer sterk inwerkend bit gesproken worden. Een stang kan een aanzienlijke kracht ontwikkelen. Het is een bit dat de ruiter een grote mate van controle biedt, maar met beleid moet worden gebruikt. Hoe werkt een stang? Als de ruiter de teugels aanneemt, bewegen de on- Dit is een gewone dressuurstang, die voor alle duidelijkheid zonder onderlegtrens in de mond van het paard werd gelegd. De kinketting ligt netjes in de kingroeve, de stang zelf zou wat lager mogen liggen, maar het paard voelt er zich goed bij. Een stang daarentegen is een signaal-bit. Je kunt een stang trouwens niet als een contact-bit gebruiken, want daarvoor is de inwerking veel te sterk. De teugels worden niet aangenomen, maar hangen in een boogje van de stang naar de ruiterhand. Beide teugels worden doorgaans in één hand genomen. Pas als de ruiter het paard een signaal wil geven (en dat signaal komt neer op een bevel), worden de teugels even aangenomen, en ontstaat er een kort contact met de paardemond. Wie met een stang rijdt doet dat in stilte, en geeft alleen af en toe een paar commando s door. De stang is geboren in een tijd toen paardrijden niet een sport of een ontspanning, maar wel een noodzaak was. Paarden werden gebruikt om grote afstanden af te leggen, of bij het werk met het vee. Een veehoeder die de godganse dag in het zadel zat, had er geen behoefte aan om ellenlange gesprekken te voeren met zijn paard. Zo n man was vooral bekommerd om de toestand van zijn zitvlak, en liet het initiatief zoveel mogelijk aan zijn rijdier over. Hij greep alleen in als dat werkelijk nodig was, en wilde dan ook onmiddellijk reactie zien. Daartoe is een stang bijzonder geschikt. PK, juli-augustus 99 Een westernstang met lange, achteruit gebogen scharen. De kinketting is vervangen door een combinatie kettingriem. De kracht van een stang hangt niet af van de lengte der scharen, maar wel van de verhouding tussen de onder- en de bovenboom. Deze westernstang bijvoorbeeld, zal minder kracht ontwikkelen dan de dressuurstang op de foto hierboven. Langere scharen zorgen er op zich alleen voor dat het bit trager werkt. De westernstang zal dus niet alleen minder sterk, maar ook trager inwerken dan de dressuurstang

5 derbomen naar achteren, en de bovenbomen naar voor. De kinketting drukt tegen de kin, terwijl het kopstuk tegen de nek duwt. Pas daarna gaat het mondstuk op de tong en de lagen drukken. Worden de teugels verder aangenomen, dan spant het kopstuk zich verder tegen de nek van het paard aan, terwijl ook de druk op de tong en lagen toeneemt. Bij maximale teugeldruk kantelt de stang in de paardemond, en worden tong, lagen, en kingroeve tegen elkaar geperst. De belangrijkste eigenschap van een stang ligt ongetwijfeld in het feit dat het bit terzelfdertijd op verschillende punten inwerkt. De gevoelige mondhoeken worden daarbij grotendeels gespaard, maar de stang drukt wél op de tong, op de lagen, op de kin, én op de nek van het paard. Paarden zullen zich zelden of nooit tegen een stang verzetten, of toch niet in die zin dat ze er onbestuurbaar en oncontroleerbaar bij worden. Dat heeft niet alleen met de kracht van een stang te maken, maar vooral met de inwerking op de nek. Om aan de druk van het kopstuk in de nek te ontsnappen, brengen paarden instinctief het hoofd omlaag en naar achteren. Ze buigen af in het hoofd en de hals, en dat is precies wat de ruiter wil. Eén keer het paard nageeft, kan het mondstuk indien nodig perfect inwerken op de tong en de lagen. Drie enkel gebroken trenzen, met bij (1) een gewone watertrens, in de westernsport snaffle genoemd; bij (2) een dikke bustrens, waarbij de bitringen door een bus lopen, zodat de mondhoeken van het paard beschermd worden; en bij (3) een D-trens, waarbij de bitringen de vorm van een hoofdletter D hebben. Het voordeel hiervan kan zijn dat de D tegen de kaak en het kaakbeen van het paard duwt, wat het wenden kan vergemakkelijken. 1 2 Twee dubbel gebroken trenzen, waarvan de onderste een watertrens is, en de bovenste een bustrens. Een dubbel gebroken trens biedt het paard een zekere mate van tongvrijheid, en prikt niet in het gehemelte. Als een paard het accepteert, is een dubbel gebroken trens in principe een beter bit dan een enkel gebroken trens. 3 Kinketting De kinketting speelt bij dat alles een niet te onderschatten rol. De kinketting wordt vastgemaakt aan de bovenbomen van de stang, aan het oog waar ook de bakstukken van het hoofdstel worden bevestigd. Het is de bedoeling dat de kinketting in de kingroeve van het paard ligt. De lengte van de kinketting bepaalt voor een groot stuk de inwerking van de stang. Hoe korter de ketting is, hoe sterker het bit inwerkt. Als de kinketting niet, of onvoldoende strak is vastgemaakt, verliest de stang zijn hefboomwerking. In dat geval gedraagt de stang zich als een gewone, ongebroken trens. Om de correcte lengte van de kinketting te bepalen, moet je de teugels even aannemen, tot de onderbomen van de stang een hoek van 45 graden vormen met de mond spleet. In die positie moet de kinketting net tegen de kin aandrukken. Ook dat is geen wet van Meden en Perzen. In de praktijk zal de ruiter bij ieder individueel paard zelf moeten uitvissen wat de geschikte lengte van de kinketting is. Bij het ene paard zal de ketting misschien een schakel langer mogen zijn, terwijl het andere paard een wat kortere ketting, en een iets sterkere inwerking, best kan verdragen. Naast de traditionele kinketting, worden vooral in de westernsport ook wel kinriemen gebruikt. Ze hebben precies dezelfde functie als een kinketting, maar werken zachter in op het paard. In de westernsport zijn overigens een groot aantal bitten in omloop die er buitengewoon exotisch uitzien, maar stuk voor stuk teruggaan op het vertrouwde principe van het stangbit. Veel westernbitten hebben lange, teruggeplooide scharen. De maximale kracht die het bit kan uitoefenen is bij dergelijke stangen minder groot dan bij stangen met rechte scharen. Daarenboven wordt de werking van het bit aanzienlijk vertraagd. Bij een stang met naar achteren geplooide scharen voelt het paard eerst een duidelijke druk tegen de kin en de nek, maar het krijgt daarna ruimschoots de tijd om te reageren, nog vóór het bit werkelijk op de tong en de lagen gaat inwerken. Het is de moeite waard om aan te stippen dat een stang, wat voor vorm die ook heeft, altijd trager werkt dan een trens. Bij een trens gebeurt de inwerking direct. Zodra de ruiter aan de teugels komt, voelt het paard dat in de mond. Bij een stang verloopt de inwerking in een aantal stappen, en een paard dat consequent op een stang wordt gereden, leert daar heel vlug op te anticiperen. Het mondstuk van een stang is nagenoeg altijd uit één stuk gemaakt. Gebroken stangen bestaan, maar omdat ze de schaarwerking van een gebroken trens met de kracht van een stang combineren, zijn het verschrikkelijk scherpe bitten, waarover weinig goeds kan worden verteld. Neckreining juli-augustus 99, PK

6 De stang is een fantastisch bit om een paard te controleren, en te laten afbuigen in hoofd en hals, maar sturen is een ander paar mouwen. Als een paard enkel op een stang wordt gereden, dan wordt het niet op het bit gestuurd, maar wel middels beenhulpen, gewichtshulpen, en het zogenaamde neckreining. Met neckreining wordt bedoeld dat het paard gestuurd wordt door de druk van de teugel tegen de zijkant van de hals. Wil een ruiter bijvoorbeeld naar links wenden, dan brengt hij de hand met beide teugels naar links, waardoor de rechterteugel rechts tegen de hals van het paard aanduwt. Het paard wijkt uit uit voor de druk van die teugel, en wendt naar links. Wordt het gebruik van stang en trens gecombineerd, zoals dat onder andere in de dressuursport gebruikelijk is, dan wordt het paard gestuurd met de trens, terwijl de stang voor de afbuiging en de verzameling zorgt. In dat geval wordt de stang met twee handen gereden, maar zelfs in de dressuursport mag een stang nooit een écht contactbit worden. Dat betekent dat de stangteugel altijd langer moet zijn dan de trensteugel, en tegen die regel wordt wel eens gezondigd. Tongvrijheid Trens en stang zijn de grondvormen van alle bestaande bitten, maar van die grondvormen bestaan een schier oneindig aantal varianten. In die context is het interessant om het begrip tongvrijheid wat nader te bekijken. Een bit is voor een paard altijd een vreemd voorwerp. Voor de ruiter is het belangrijk dat het paard het bit accepteert, en als prettig ervaart. Dat kan onder andere door de vorm van het bit zoveel mogelijk aan de vorm van de paardemond aan te passen. Tongvrijheid betekent zowel bij een trens als een stang dat het mondstuk zó is gemaakt, dat het ruimte biedt aan de tong. In een stang kan bijvoorbeeld een uitsparing worden voorzien, en een trens kan de vorm hebben van een halve maan. Op die manier ligt het bit gemakkelijker in de mond, en wordt de druk beter verdeeld over de tong en de lagen. Twee stangen met tongvrijheid. Bij de stang links wordt de tongvrijheid voorzien door de gebogen vorm van het mondstuk. Bij de stang rechts komt de tongvrijheid tot stand dankzij een uitsparing in het mondstuk. Als dergelijke uitsparingen té hoog worden, kunnen ze bij het aannemen van de teugels tegen het gehemelte duwen. Een lichte vorm van tongvrijheid is dan ook te verkiezen boven een extreme vorm. Het zogenaamde pinchless bit van Robart. Beide delen van het bit draaien onafhankelijk van elkaar 360 graden. Op dit principe is ook een gebroken (!) stang ontworpen, die de voordelen van stang en trens zou moeten combineren, zonder de nadelen van de trens over te erven. Het meest eenvoudige bit met tongvrijheid is een dubbel gebroken trens. Een dubbel gebroken trens bestaat uit drie delen, namelijk twee zijdelen die gekoppeld zijn aan een middenstuk. Een dubbel gebroken trens volgt veel dichter de anatomie van de paardemond dan een enkel of een ongebroken trens dat doen. Het middenstuk zorgt in principe voor tongvrijheid. Een bijkomend voordeel van de dubbel gebroken trens is dat de scharnierpunten niet in het gehemelte prikken, wat bij de enkel gebroken trens wél kan gebeuren. Materiaal Naast het al of niet aanwezig zijn van tongvrijheid, heeft ook het materiaal waaruit een bit is gemaakt zijn belang. Alle materialen hebben hun eigen smaak, waar paarden al dan niet van houden. Tegenwoordig worden de meeste bitten uit roestvrij staal vervaardigd. Dat is voor het paard een materiaal met een neutrale smaak, dat als voordeel heeft dat het bijzonder slijtvast is. Met uitzondering van de westernsport, worden gewone ijzeren bitten nog nauwelijks gebruikt. IJzer heeft namelijk het nadeel dat het aan oxidatie (roest) onderhevig is. Precies die oxidatie brengt dan weer een typische zoete smaak met zich mee, waar paarden van houden. IJzeren trenzen staan in de westernsport dan ook bekend als sweet iron snaffles (zoetijzer trenzen). Trouwens, niet alleen westernruiters weten ijzeren bitten naar waarde te schatten. Tot voor kort werden in eigen land alle zware paarden, die werkten op het land, op ijzeren stangen gereden. Nieuwe metaallegeringen hebben ondertussen hun intrede gedaan. Metalen als argentan en aurigan proberen smaak en slijtvastheid te combineren. Argentan en aurigan bevatten hoge gehaltes koper (tot 80%), wat paarden doorgaans smakelijk vinden, maar zijn terzelfdertijd bijzonder duurzaam. Naast metaal wordt bij de productie van bitten ook van kunststof gebruik gemaakt. Rubberen bitten zijn al lang ingeburgerd, en hebben de repu- PK, juli-augustus

7 tatie vriendelijk te zijn voor de paardemond. Kunststof en metaal kunnen op alle mogelijke manieren gecombineerd worden. Daarnaast zijn vele bitten uitgerust met gadgets als koperen rollers, of beweegbare lepels. Die zijn bedoeld om het paard meer te laten kauwen op het bit, wat dan weer de speekselvorming, en uiteindelijk ook de nageeflijkheid zou bevorderen. Of dat verhaal in de praktijk ook klopt, valt te betwijfelen. Het zal ongetwijfeld verschillen van dier tot dier, maar je kunt je best voorstellen dat een paard al dat gerommel in zijn mond alleen maar irritant vindt. Dik of dun Over de vraag of een bit, ongeacht het gebruikte materiaal, dik dan wel dun moet zijn, bestaan veel misverstanden. Iedereen heeft ooit wel eens geleerd dat een dik bit zachter, en een dun bit scherper werkt. Dat is ten dele juist, omdat een dik bit de teugeldruk over een breder draagvlak verdeelt. Toch is een dik bit niet voor ieder paard geschikt. Meer nog, veel paarden hebben een hekel aan dikke bitten, omdat die teveel plaats innemen in de mond, en als hinderlijk worden ervaren. Daarenboven is een zacht bit niet automatisch een goed bit. Een dikke, brede trens mag dan al zacht zijn voor de paardemond, het is net zo goed een vrij onduidelijk bit, en daar zijn noch paard, noch ruiter mee gediend. Uiteindelijk zal de gulden middenweg, een bit dat niet uitgesproken dik maar ook niet al te dun is, dikwijls de beste resultaten opleveren. Pinchless bit De productie van bitten is figuurlijk althans geen lopende band werk. Er wordt veel onderzoek verricht, en naast de bestaande types, worden regelmatig nieuwe modellen op de markt gebracht. Niet zelden verdwijnen die even snel als ze gekomen zijn, maar dat zou met het Robart Pinchless Bit van Metalab wel eens anders kunnen lopen. Letterlijk vertaald is een pinchless bit een bit dat niet knijpt. Het bit werd speciaal ontworpen om de schaarwerking van de gebroken trens, zoals die eerder werd beschreven, tegen te gaan, of zelfs uit te schakelen. Het principe is vrij eenvoudig. Het bit is in het midden gebroken, maar het mondstuk is van een rotatiesysteem voorzien, zodat het in het midden 360 graden kan draaien. Dat heeft tot gevolg dat bij het aannemen van de teugels het bit niet kantelt, niet samenplooit, en niet in het gehemelte prikt, maar vlak in de paardemond blijft liggen. Tenminste, dat is de redenering van de fabrikant, maar het pinchless bit is nog maar net op de markt, en hoe het zich gedraagt in de dagelijkse praktijk moet nog afgewacht worden. Keuze De keuze van een bit zal voor iedere ruiter moeten afhangen van de kenmerken van zijn paard, en het uiteindelijke De keuze van Philippe Lejeune Als topruiter is Philippe Lejeune dagelijks intensief met zijn vak bezig. Daar hoort ook de keuze van een geschikt bit bij. Philippe : Thuis rij ik mijn paarden meestal op een gewone, enkel gebroken trens. Of dat een dikke, of wat dunnere trens is, kan verschillen van paard tot paard. Op concours gebruik ik graag stang en trens. Rijden op stang en trens geeft je meer controle, terwijl je het paard toch fijn kunt blijven sturen. Daarnaast kun je meer druk maken, en als je in een écht dik parcours komt, is dat soms nodig. Ook voor jonge paarden klopt dat verhaal. Jonge paarden rij ik in principe op een trens, maar als je een vijf- of zesjarige hebt die zich sterk maakt, dan kun je die beter op stang en trens rijden. Omdat het een jong paard is houden veel ruiters dan koppig vast aan die trens, maar waarschijnlijk doe je meer kwaad door constant te trekken en te sleuren, dan door zo n dier een stang en trens in de mond te leggen. Van rubberen bitten hou ik niet. Ik heb de ervaring dat veel paarden op zo n rubberen bit gaan hangen, en dat is niet de bedoeling. gebruiksdoel. Het is nuttig om daarbij te experimenteren met verschillende types en modellen, en ingeburgerde vooroordelen terzijde te schuiven. Zo hoeft een recreatieruiter zich niet verplicht te voelen om zijn paard op een trens te rijden, omdat zulks nu éénmaal gebruikelijk is. Als het paard nerveus en schrikachtig is van aard, en de ruiter onzeker, dan zullen beiden waarschijnlijk veel meer plezier beleven aan een stang. Omgekeerd is een stang niet erg geschikt voor een paard dat van nature uit al sloom en flegmatiek aandoet, en weinig drang naar voren heeft. Bij een dergelijk paard is een dubbel gebroken trens een veel betere keuze. Tussen trens en stang hoeft er trouwens geen tegenstelling te bestaan. Het is perfect denkbaar dat hetzelfde paard de ene keer met een trens, en de andere keer met een stang wordt opgetoomd. Een enduranceruiter die een opgewonden, gretige, en moeilijk te controleren arabier onder het zadel heeft, kan zijn paard bij de start van een 160 kilometer race op een stang rijden, om vervolgens, als na de eerste étappe van 40 kilometer de grootste nervositeit is weggeëbd, over te schakelen op een lichte trens. Uiteindelijk is een goed bit niets anders dan een efficiënt bit, dat zowel voor ruiter als paard prettig is in het gebruik. Een efficiënt bit is een bit dat de ruiter toestaat zijn paard op een fatsoenlijke manier te controleren en te besturen. Met die vuistregel voor ogen moet voor ieder paard, in iedere paardesportdiscipline, een passend bit te vinden zijn. met dank aan R&G Equipment, Geerstraat 32, 3941 Eksel, tel. 011/ , fax 011/ juli-augustus 99, PK