GEMEENTE HAAKSBERGEN. Ruimtelijke onderbouwing Landbouwontwikkelingsgebied Haaksbergen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "GEMEENTE HAAKSBERGEN. Ruimtelijke onderbouwing Landbouwontwikkelingsgebied Haaksbergen"

Transcriptie

1 GEMEENTE HAAKSBERGEN Ruimtelijke onderbouwing Landbouwontwikkelingsgebied Haaksbergen

2 Ruimtelijke onderbouwing april 2007

3 Inhoudsopgave 1. Inleiding Aanleiding en doel Gemeentelijk ambitieniveau en inzet Planvormingsproces Leeswijzer Samenvatting en conclusie Samenvatting Conclusie Uitgangspunten Algemeen Reconstructieplan Salland-Twente Reconstructiezonering Landbouwontwikkelingsgebieden Landbouwontwikkelingsgebied Haaksbergen Relevante milieuwetgeving Wet ammoniak en veehouderij (Wav) IPPC-richtlijn Milieueffectrapportage (MER) Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden (Wsv) Bestaande situatie Functies Waarden Kenmerken Ontwikkelingskader Algemeen Uitbreiding bestaande bedrijven Hervestiging Nieuwvestiging Typen agrarische bedrijven Ligging, vorm en omvang bouwpercelen Gezamenlijke voorzieningen Landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit Ruimtelijk kader Algemeen Uitbreiding bestaande bedrijven, hervestiging en nieuwvestiging Typen intensieve veehouderij... 26

4 6.4. Inplaatsing van agrarische bedrijven Uitplaatsing uit het landbouwontwikkelingsgebied Bouwpercelen Grootte en omvang van de bouwpercelen Afstand tussen de bouwpercelen Ligging van de bouwpercelen Afstand bebouwing tot kavelgrens (Tweede) bedrijfswoningen Bedrijfswoningen op niet-agrarische bedrijven en burgerwoningen Nevenactiviteiten en vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen Windenergie Vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen Overige functies Wonen Overige bedrijvigheid Extensieve recreatie/uitloopfunctie Erfbeplanting Bestaande landschapselementen Soorten beplanting Welstand en architectuur (cultuurhistorie) Overige aspecten Water Natuur Archeologie Bodemkwaliteit Geluidsaspecten Infrastructuur Vervolgstappen Financiering en uitvoerbaarheid Financiering Maatschappelijke uitvoerbaarheid Bijlagen 1. Verslag discussiebijeenkomst 2. Afbeeldingen 8, 9 en Handleiding bij aanvragen hervestiging en uitbreiding

5 1. Inleiding 1.1. Aanleiding en doel In september 2004 is het Reconstructieplan Salland-Twente vastgesteld. Een belangrijk onderdeel van het Reconstructieplan vormt de zonering voor de intensieve veehouderij. Het reconstructiegebied is opgedeeld in gebieden waar de intensieve veehouderij wordt teruggedrongen, in gebieden waar bestaande bedrijven beperkt mogen uitbreiden waarbij ook de omgevingsaspecten worden afgewogen en in gebieden waar bestaande en nieuwe bedrijven ruime ontwikkelingsmogelijkheden krijgen; deze laatste gebieden zijn de zogenaamde landbouwontwikkelingsgebieden. In paragraaf 3.1. wordt het reconstructieplan Salland-Twente samengevat. Vervolgens wordt in paragraaf 3.2. op de visie van de gemeente Haaksbergen ingegaan. Ten noordwesten van de kern St. Isidorushoeve, aan weerszijden van de Goorsestraat, is een landbouwontwikkelingsgebied gelegen (zie afbeelding 1). In dit gebied mogen bestaande intensieve veehouderijen zich uitbreiden of mag her- of nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven plaatsvinden. De gemeente wil het gebied op een duurzame wijze invullen. De mogelijkheden die het gebied kent moeten optimaal worden benut, op een manier die de bestaande kwaliteiten en waarden van het gebied respecteert. De gemeente Haaksbergen wil daarom in overleg met de bevolking een ontwikkelingskader opstellen voor de toekomstige ontwikkelingen in dit gebied. Het opstellen van de ruimtelijke onderbouwing voor de invulling van het landbouwontwikkelingsgebied heeft als doel te komen tot een duurzame invulling van het landbouwontwikkelingsgebied, waarbij ingezet wordt op het benutten van de mogelijkheden voor de gewenste ontwikkelingen. Ten tweede moet het ontwikkelingskader dienst doen als kader om aanvragen goed te kunnen toetsen en mogelijke ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Daartoe is ook een voorbereidingsbesluit genomen. Dit houdt tevens in dat voor 27 mei 2006 een ontwerpbestemmingsplan ter inzage moet liggen. Uitgangspunt is dat één en ander in een herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied" wordt meegenomen Gemeentelijk ambitieniveau en inzet In de ruimtelijke onderbouwing is vooral en in eerste instantie ingezet op het bieden van mogelijkheden voor Haaksbergse agrariërs welke in het extensiveringsgebied 'op slot zitten'. Daarnaast dient vanuit de reconstructiewet ook ruimte gelaten te worden voor agrarische bedrijven uit andere gemeenten uit het extensiveringsgebied van het reconstructiegebied Salland-Twente. Er wordt uitgegaan van de "Haaksbergse maat" van agrarische bedrijven. Hiermee wordt aangeven dat 'mammoetbedrijven' niet gewenst zijn in het landbouwontwikkelingsgebied, gezien de ruimtelijke schaal van het gebied. Bedrijven tot een bedrijfsomvang gelijk aan of vergelijkbaar met het houden van circa vleesvarkens en incidenteel een doorgroei tot een bedrijfsomvang gelijk aan of vergelijkbaar met het houden van vleesvarkens is maximaal voor dit gebied. Om meer ruimte te bieden aan de intensieve veehouderijbedrijven zou de gemeente actief kunnen anticiperen in het aankopen van burgerwoningen of (niet-)agrarische bedrijven. In 1

6 sommige gemeenten wordt dit middel gebruikt om knelpunten in een landbouwontwikkelingsgebied op te lossen. In principe blijft de inzet van de gemeente beperkt tot het scheppen van de ruimtelijke randvoorwaarden en condities. Toch wordt niet geheel uitgesloten dat in incidentele gevallen de gemeente Haaksbergen toch actief gaat anticiperen in dit proces Planvormingsproces Het proces voor het opstellen van het ontwikkelingskader is in drie verschillende fasen onderscheiden: Fase Fase 1: inventarisatiefase Fase 2: visie- en planvormingsfase Fase 3: besluitvorming In deze fase zijn de gegevens verzameld om de huidige waarden, kwaliteiten en functies van het gebied in beeld te brengen. Tevens zijn in deze fase een aantal voorbereidende verkenningen in een schetsmatig kaartbeeld vertaald. In deze fase heeft de discussieavond van 14 juli 2005 plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst is de mening gevraagd van bewoners uit het gebied en andere belanghebbenden. Het verslag van deze bijeenkomst is in bijlage 1 opgenomen. Naar aanleiding van de discussieavond van 14 juli 2005 heeft op 22 augustus 2005 een bijeenkomst van de bewoners van het landbouwontwikkelingsgebied plaatsgevonden. Vervolgens is de ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Het college van Burgemeester en Wethouders besluit in deze fase over de ruimtelijke onderbouwing. Tevens wordt de ruimtelijke onderbouwing toegestuurd aan de raadscommissie. Vervolgens wordt de ruimtelijke onderbouwing voor de inspraak ter inzage gelegd en wordt het tijdens een inspraakavond aan de bevolking gepresenteerd. Naar aanleiding van de inspraak wordt de ruimtelijke onderbouwing aangepast en vervolgens definitief vastgesteld door Burgemeester en Wethouders. De ruimtelijke onderbouwing heeft een status als beleidsnotitie Leeswijzer In hoofdstuk 2 is de essentie van de ruimtelijke onderbouwing uiteengezet. In hoofdstuk 3 zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke onderbouwing beschreven. Als eerste wordt daarbij ingegaan op het 'Reconstructieplan Salland-Twente' en vervolgens op de Haaksbergse maat en de relevante milieuwetgeving. Naar aanleiding van de inventarisatie in het gebied en een bureaustudie is in hoofdstuk 4 de bestaande situatie beschreven. Hierbij is ingegaan op de bestaande functies, waarden en kenmerken van het gebied. Vervolgens is in hoofdstuk 5 het gewenste ontwikkelingskader beschreven. Dit ontwikkelingskader is in hoofdstuk 6 nader uitgewerkt in een ruimtelijk kader. In hoofdstuk 7 zijn de vervolgstappen weergegeven en tot slot is in hoofdstuk 8 ingegaan op de financiering en de uitvoerbaarheid van de ruimtelijke onderbouwing. 2

7 2. Samenvatting en conclusie 2.1. Samenvatting In september 2004 is het Reconstructieplan Salland-Twente vastgesteld. Een belangrijk onderdeel van het reconstructieplan is de zonering van het landelijk gebied. Eén van de zones is het landbouwontwikkelingsgebied. In de gemeente Haaksbergen ligt een landbouwontwikkelingsgebied. Deze is gesitueerd tussen St. Isidorushoeve en Hengevelde. Een landbouwontwikkelingsgebied kent het primaat landbouw, dat voorziet in mogelijkheden voor uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven. De ontwikkeling van een duurzame intensieve veehouderij staat in deze zone voorop. De gemeente Haaksbergen gaat in het landbouwontwikkelingsgebied uit van de 'Haaksbergse maat' van agrarische bedrijven. Hierbij wordt gedacht aan agrarische bouwpercelen van 1 hectare met een uitbreiding tot maximaal 2 hectare. Op een agrarisch bouwperceel van 1 hectare kunnen bedrijven met een omvang van gelijk aan of vergelijkbaar met vleesvarkens gerealiseerd worden. Op een agrarisch bouwperceel van 2 hectare kunnen agrarische bedrijven met een omvang van gelijk aan of vergelijkbaar met vleesvarkens gerealiseerd worden. Een uitbreiding tot een omvang van gelijk aan of vergelijkbaar met vleesvarkens lijkt voor de meeste agrarische bedrijven te realiseren. Echter de uitbreiding tot een omvang van gelijk aan of vergelijkbaar met vleesvarkens lijkt milieutechnisch niet voor alle bedrijven haalbaar. Een uitbreiding tot een omvang van gelijk aan of vergelijkbaar met vleesvarkens zal incidenteel voorkomen. De agrarische bedrijven in het landbouwontwikkelingsgebied hebben te maken met allerlei milieuwetgeving, zoals de WAV/RAV, de IPPC-richtlijn, MER en Wsv. Bij de realisering van nieuwe bedrijven of uitbreiding van bestaande bedrijven zal in ieder geval aan deze wet- en regelgeving getoetst moeten worden. In het landbouwontwikkelingsgebied zijn 32 agrarische bedrijven, waarvan 17 intensieve veehouderijen aanwezig. Verder zijn er drie niet-agrarische bedrijven gesitueerd; een loonbedrijf, een houthandel dan wel timmerwerkplaats en een hoveniersbedrijf. Daarnaast zijn er ook nog 10 burgerwoningen in het gebied aanwezig. De bestaande landschappelijke elementen (laanbeplanting, erfbeplanting en verspreid liggende bosjes) zijn van belang voor het relatief kleinschalige karakter van het gebied. De bestaande agrarische bedrijven kunnen uitbreiden tot een bedrijfsomvang gelijk aan of vergelijkbaar met het houden van vleesvarkens en incidenteel een doorgroei tot een bedrijfsomvang gelijk aan of vergelijkbaar met vleesvarkens. Nieuwe intensieve veehouderijbedrijven kunnen zich bij voorkeur vestigen op bestaande agrarische bouwpercelen. Gezien de mogelijkheden op bestaande locaties zal in eerste instantie geen mogelijkheid worden geboden voor vestiging op een nieuwe locatie. Na 2 en 6 jaar wordt afgewogen of er toch mogelijkheden worden geboden voor nieuwvestiging, onder voorwaarden, op een nieuw agrarisch bouwperceel. Na 2 en 6 jaar vindt er namelijk een evaluatie van deze ruimtelijke onderbouwing plaats. Hierbij wordt gelet op de ontwikkelingen in de markt; er wordt gekeken naar de vraag naar nieuwe agrarische bouwpercelen en tevens worden de technische mogelijkheden in de evaluatie meegenomen. Indien uit de evaluatie blijkt dat hervestiging onvoldoende mogelijkheden biedt, zal bekeken worden of de bestaande locaties uitbreidingsmogelijkheden moeten krijgen (tot 3 hectare) of dat nieuwvestiging op nieuwe 3

8 agrarische bouwpercelen mogelijk gemaakt moet worden. Deze 2 en 6 jaar gaat 'gelijk op' met de evaluatie van het reconstructieplan. Uitgangspunt voor de gemeente is dat er sprake is van een duurzame ontwikkeling van het landbouwontwikkelingsgebied. In deze ruimtelijke onderbouwing zijn de minimale afstanden tussen eventuele nieuwe agrarische bouwpercelen en bestaande agrarische bouwpercelen van 100 meter en 250 meter uiteengezet. Naar aanleiding van deze ruimtelijke onderbouwing hebben burgermeeste en wethouders besloten dat bij eventuele nieuwvestiging een afstand van 250 meter in acht genomen moet worden. Er blijkt dan ruimte te zijn voor circa 3 nieuwe agrarische bouwpercelen. Vanuit deze achtergrond is bepaald dat binnen de gemeente Haaksbergen nieuwe en bestaande bouwpercelen kunnen doorgroeien tot een maximale omvang van 2 hectare. Bij plannen voor uitbreiding of nieuwvestiging dient een bedrijfsplan en een landschapsplan opgesteld te worden. In het landbouwontwikkelingsgebied worden alleen mogelijkheden geboden voor nevenactiviteiten welke passen binnen de 'verordening kleinschalige nevenactiviteiten'. Er worden geen mogelijkheden geboden voor hergebruik. Hierop is de woonfunctie een uitzondering. De bestaande niet-agrarische bedrijven behouden dezelfde ontwikkelingsmogelijkheden als de mogelijkheden die in het vigerende bestemmingsplan buitengebied zijn opgenomen. Een aantal wegen in het landbouwontwikkelingsgebied zijn in slechte conditie. Het is wenselijk de bestaande wegen te verbeteren voordat bestaande bedrijven flink gaan uitbreiden en hervestiging van uitgeplaatste bedrijven uit het extensiveringsgebied op bestaande agrarische bouwpercelen gaat plaatsvinden. Deze ontwikkelingen (uitbreidingen) brengen namelijk extra verkeersbewegingen met zich mee. Vooral de toename van het vrachtverkeer zal door de bewoners van het gebied worden beleefd. De wegen in het landbouwontwikkelingsgebied worden mede gebruikt als fietsverbinding. Er lopen geen fietsroutes door het gebied. Hoewel het gebied een uitgesproken gebied is voor de agrarische bedrijven, is er voor dit gebied geen reden om af te wijken van de welstandsnota. Juist om de kwaliteit voor wonen en werken in het gebied te behouden wordt ingezet op de ruimtelijke kwaliteit Conclusie In het landbouwontwikkelingsgebied krijgen bestaande agrarische bedrijven en intensieve veehouderijen welke verplaatst worden vanuit het extensiveringsgebied en zich willen vestigen op een bestaand agrarisch bouwperceel (hervestiging) de mogelijkheid uit te breiden tot 2 hectare. Nieuwvestiging wordt in eerste instantie niet mogelijk gemaakt. Op de bestaande agrarische bouwpercelen is namelijk nog voldoende ruimte om uit te breiden. De gemeente is dan ook van mening dat er in eerste instantie geen nieuwe agrarische bouwpercelen gerealiseerd kunnen worden. Wanneer bepaalde woningen 'gesaneerd' worden, worden er voor een aantal intensieve veehouderijbedrijven flinke uitbreidingsmogelijkheden gecreëerd. Daarom zou de gemeente graag voorzien in een regeling welke mogelijkheden biedt de bestaande woning aan te kopen 4

9 en de burgers een mogelijkheid te bieden een nieuwe woning in het buitengebied te bouwen. Dit zal echter op provinciaal niveau mogelijk gemaakt moeten worden. 5

10 3. Uitgangspunten 3.1. Algemeen Hierna wordt een samenvatting gegeven van het Reconstructieplan Salland-Twente. Er wordt in algemene zin op de reconstructie ingegaan. In paragraaf 3.2. wordt verder ingezoomd op het landbouwontwikkelingsgebied in Haaksbergen Reconstructieplan Salland-Twente Het Reconstructieplan is in eerste instantie opgesteld naar aanleiding van de uitbraak van een aantal besmettelijke veeziektes (met name de varkenspest), die zich destijds in hoog tempo verspreidden. Naar aanleiding van deze uitbraken van ziektes is besloten om in de zogenaamde concentratiegebieden (gebieden met veel intensieve veehouderij) tot een zonering te komen om te voorkomen dat deze ziektes zich in de toekomst weer snel kunnen verspreiden. Door enerzijds de bedrijven in clusters te concentreren en in andere gebieden de intensieve veehouderij uit te plaatsen wil men voorkomen dat dierziektes zich weer snel gaan verspreiden bij een uitbraak. In verloop van de tijd heeft het reconstructieplan een meer integraal karakter gekregen, welke ingaat op de verschillende aspecten die in het landelijk gebied spelen. Het is bij nader inzien in een veel breder verband getrokken. In aanvulling op het beleid voor de zonering voor de intensieve veehouderijen is ook een integraal toekomstperspectief (het streefbeeld 2015) opgesteld. Het plan kent drie speerpunten die drie samenhangende, complexe problemen moeten aanpakken: Te weinig grond voor vernieuwing Er is onvoldoende grond, en de grondmobiliteit is laag, waardoor de herstructurering van de melkveehouderij niet op gang komt en belangrijke ruimtelijke opgaven rond water, natuur en recreatie te langzaam worden gerealiseerd. Intensieve veehouderij op de verkeerde plek De intensieve veehouderij is zo sterk vervlochten geraakt met zijn omgeving, dat de sector zich zelf onvoldoende kan ontwikkelen, de kwaliteit van natuur en landschap onder druk blijven staan, en wonen, werken en recreatie hinder blijven ondervinden. Leefbaarheid onder druk Door grote sociale veranderingen in het landelijk gebied, zoals vergrijzing, ontgroening en de sterke afname van het aantal landbouwbedrijven, staat de sociaal-economische vitaliteit van het landelijk gebied onder druk. Dat vraagt om een samenhangende aanpak Reconstructiezonering Het belangrijkste onderdeel van het reconstructieplan is de zonering van de intensieve veehouderij (de andere twee speerpunten zijn voor bestemmingsplannen niet direct relevant). Er wordt in deze zonering een onderscheid gemaakt in drie verschillende gebieden: extensiveringsgebied; verwevingsgebied (met sterlocatie); landbouwontwikkelingsgebieden. Hierna wordt in hoofdlijnen het zoneringsbeleid van het reconstructieplan uiteengezet. Vervolgens wordt nader in gegaan op het beleid in het landbouwontwikkelingsgebied. 6

11 De hoofdlijn in extensiveringsgebied is: bevorderen van de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, de realisatie van milieudoelen, en - waar mogelijk - van recreatief gebruik; de intensieve veehouderij beëindigen en/of verplaatsen. De provincie Overijssel heeft in de gemeente Haaksbergen voor 11 intensieve veehouderijbedrijven een voorbereidingsbesluit genomen. De hoofdlijn in verwevingsgebied is: het mogelijk maken en handhaven van veel functies naast elkaar en in combinatie met elkaar; ruimte bieden aan meerdere functies (wonen, recreatie, economie, natuur, landschap et cetera); de landbouw, waaronder de intensieve veehouderij, ruimte bieden; extra kansen bieden door de ontwikkeling van sterlocaties voor de intensieve veehouderij. De hoofdlijn in het landbouwontwikkelingsgebied is: de intensieve veehouderij een duurzaam perspectief op bedrijfsontwikkeling geven, uiteraard binnen de geldende wettelijke randvoorwaarden; uitbreiding van andere functies, zoals (verspreide) woningen en recreatie en toerisme, die de ontwikkeling van de intensieve veehouderij beperkingen kunnen opleggen zo veel mogelijk tegengaan; ruimte bieden voor de uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijbedrijven en nieuwvestiging van intensieve veehouderij toestaan (initiatieven daartoe zullen zo veel mogelijk in de vorm van clusters worden gerealiseerd); de ontwikkeling van andere landbouwfuncties ruimte bieden en waar mogelijk stimuleren Landbouwontwikkelingsgebieden In de Reconstructiewet is het landbouwontwikkelingsgebied als volgt gedefinieerd: Een landbouwontwikkelingsgebied is een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij. De landbouwontwikkelingsgebieden in het reconstructieplan zijn aangewezen als gebieden waar de intensieve veehouderij (verder) kan ontwikkelen en waar locaties voor nieuwvestiging (nieuwe bouwblokken) en waar hervestiging en uitbreiding (bestaande bouwblokken) mogelijk zijn. Ontwikkeling intensieve veehouderij In het reconstructieplan staat de ontwikkeling van een duurzame intensieve veehouderij in de landbouwontwikkelingsgebieden voorop. Nieuwvestiging van bedrijven is alleen in de landbouwontwikkelingsgebieden mogelijk, hervestiging van bedrijven die van elders verplaatst moeten worden vindt bij voorkeur hier plaats. Binnen het gebied is het beleid zoveel mogelijk gericht op de clustering van bedrijven. 7

12 Voor de vestiging van een nieuw intensief veehouderijbedrijf zijn landbouwontwikkelingsgebieden zoekgebieden. Voor ieder initiatief is een beleidsafweging noodzakelijk en zullen de vereiste wettelijke procedures moeten worden gevolgd. Dat geldt overigens ook voor verzoeken om uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijen. Naast de ruimtelijke ordeningsprocedures (bestemmingsplanherziening, bouwvergunning) kunnen dat bijvoorbeeld zijn een milieueffectrapportage, een watertoets, een milieuvergunningstoets, IPPCtoets. De wettelijke regels van inspraak, bezwaar en beroep worden bij ieder initiatief gewaarborgd alvorens een besluit tot medewerking rechtskracht krijgt en met de realisering kan worden begonnen. Bij de afweging wordt rekening gehouden met de aanwezige functies. Aspecten die volgens bestaand beleid van belang zijn bij nieuwvestiging: eerst nagaan of het hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing dan wel bouwpercelen tot de mogelijkheden behoort; mate van ontsluiting; bij inpassing rekening houden met de structuur van het landschap, cultureel erfgoed en archeologische waarden; opstellen plan voor landschappelijke inpassing; in stand houden van verspreid liggende gebieden met natuur- en landschapswaarden (volgens beleid in streekplanzone I en II); voldoende omgevingsruimte (in verband met eventuele verder bedrijfsgroei). In het reconstructieplan is verwoord dat bij nieuwvestiging of hervestiging geen eisen kunnen worden gesteld aan de herkomst van bedrijven. Andere functies Bij het aanwijzen van landbouwontwikkelingsgebieden is zo veel mogelijk rekening gehouden met de aanwezigheid van andere functies. Gebieden met grootschalige recreatiebedrijven of met relatief veel woningen zijn in het algemeen niet als landbouwontwikkelingsgebied aangewezen. Toch komen in landbouwontwikkelingsgebieden andere functies voor die beperkingen of hinder kunnen ondervinden van de ontwikkeling van intensieve veehouderij. Als uitbreidingsplannen voor dergelijke functies niet belemmerend zijn voor (toekomstige) uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij, bestaat er geen bezwaar om daaraan medewerking te verlenen. Als de voorgenomen ontwikkeling wel belemmerend is voor de intensieve veehouderij, dan geldt als uitgangspunt dat bestaande rechten op grond van vigerende bestemmingsplannen of verleende vergunningen worden gewaarborgd. Aan verdere ontwikkeling wordt echter geen medewerking verleend, tenzij betrokkene daardoor onevenredig schade zou lijden. Bij uitzondering kan uitkoop worden overwogen wanneer clusterontwikkeling van intensieve veehouderij daartoe aanleiding geeft. In dit geval zal de financiering daarvan onderdeel zijn voor de clustervorming. Kwetsbare gebieden De landbouwontwikkelingsgebieden liggen op een minimale afstand van meter van kwetsbare gebieden volgens de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Het is echter niet uitgesloten dat grootschalige bedrijven in het landbouwontwikkelingsgebied bij uitbreiding 8

13 alsnog beoordeeld moeten worden in het kader van de IPPC 1. Mogelijke factoren die daarbij een rol spelen zijn de werkelijke ammoniakuitstoot, achtergronddepositie, cumulatie et cetera. Omvang van de bouwblokken Bouwblokken voor intensieve veehouderijen in het landbouwontwikkelingsgebied worden in bestemmingsplannen opgenomen met een reguliere omvang van 1 hectare en een wijzigingsbevoegdheid voor Burgemeester en Wethouders voor vergroting tot 3 hectare. Een groter bouwblok is ook mogelijk, maar dit staat ter beoordeling van de gemeente en vergt een bestemmingsplanherziening. Indien een bedrijf de aangegeven bouwblokgrootten reeds overschrijdt wordt uiteraard van de werkelijke grootte uitgegaan. Als het om een pluimveebedrijf gaat, kunnen de hier genoemde oppervlaktematen met 20% worden vergroot. Voor bestaande en nieuw te vestigen bedrijven met een (nog uit te breiden) bouwblok van meer dan 1,5 hectare dient ruimte te worden gereserveerd voor een goede landschappelijke inpassing van de bestaande en nieuw te stichten bebouwing Landbouwontwikkelingsgebied Haaksbergen In paragraaf 3.1. is het reconstructieplan Salland-Twente samengevat en in onderstaande paragraaf wordt op het landbouwontwikkelingsgebied van de gemeente Haaksbergen ingegaan. Beschrijving gebied In het landbouwontwikkelingsgebied van Haaksbergen zijn 32 agrarische bedrijven (op basis van het milieuvergunningenbestand (28 juli 2005)) aanwezig, waarvan 17 intensieve veehouderijen. Daarnaast komen er in het gebied 2 niet-agrarische bedrijven, 10 burgerwoningen en één agrarisch hulpbedrijf voor. De Goorsestraat doorsnijdt het landbouwontwikkelingsgebied. De meeste agrarische bedrijven bevinden zich ten zuiden van deze weg. De in het gebied aanwezige landschappelijke elementen zijn belangrijk voor het relatief kleinschalige karakter van het gebied; laanbeplanting en erfbeplanting. In de zuidoosthoek van het landbouwontwikkelingsgebied bevindt zich een escomplex. De relatieve openheid van deze es en de waarneembaarheid van de glooiingen is een belangrijke landschappelijke kwaliteit van deze gronden. Het landbouwontwikkelingsgebied is gelegen in het dekzandgebied. Dit dekzandgebied wordt vooral bepaald door het licht glooiende, half open agrarisch werklandschap dat is ontstaan uit es- en kampenlandschap vanuit de beken en kleinschalige veldontginningen. Haaksbergse maat De gemeente Haaksbergen gaat uit van de 'Haaksbergse maat' van agrarische bedrijven. Hiermee wil de gemeente aangeven dat zij 'mammoetbedrijven' niet voorstaat in het landbouwontwikkelingsgebied, gezien de ruimtelijke schaal van het gebied. De meeste bestaande volwaardige intensieve veehouderijbedrijven in de gemeente Haaksbergen hebben een bedrijfsomvang welke gelijk is aan of vergelijkbaar met tot vleesvarkens. De 1 Zie paragraaf

14 gemeente is van mening dat agrarische bedrijven sowieso moeten kunnen doorgroeien naar een bedrijfsomvang welke gelijk is aan of vergelijkbaar met vleesvarkens. Toch zullen er ook agrarische bedrijven zijn die een grotere bedrijfsomvang nastreven. Daarom is incidenteel een uitbreiding tot een bedrijfsomvang welke gelijk is aan of vergelijkbaar met vleesvarkens mogelijk. De gemeente is van mening dat bedrijven tot een bedrijfsomvang gelijk aan of vergelijkbaar met het houden van circa vleesvarkens en incidenteel een doorgroei tot een bedrijfsomvang gelijk aan of vergelijkbaar met het houden van vleesvarkens maximaal is voor agrarische bedrijven in dit gebied. Voor bedrijven van deze omvang is een agrarisch bouwperceel van 2 hectare voldoende. Op een bouwperceel van 1 hectare kunnen over het algemeen de agrarische bedrijven met een omvang welke gelijk is aan of vergelijkbaar met vleesvarkens en op een agrarisch bouwperceel van circa 2 hectare kan een bedrijf met een omvang welke gelijk is aan of vergelijkbaar met vleesvarkens goed uit de voeten. Daarom is de gemeente Haaksbergen van mening dat een agrarisch bouwperceel van 2 hectare het maximum is. Uit de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden (Wsv) blijkt dat de afstand tussen agrarische bedrijven minimaal 50 meter dient te zijn. De gemeente is echter van mening dat deze afstand niet aansluit bij de bestaande ruimtelijke structuur van het gebied. Gelet op de bestaande ruimtelijke structuur, dient een afstand van 100 of 250 meter in acht genomen te worden. Hierna wordt een overzicht gegeven van de van belang zijnde criteria: Onderlinge afstand van 100 meter In sommige delen van het LOG is de onderlinge afstand tussen bestaande agrarische bedrijven ook circa 100 meter. Voldoet beter aan de reconstructieopgave; biedt meer kansen voor te verplaatsen intensieve veehouderijen uit extensiveringsgebieden. Aangezien een afstand van 100 meter meer mogelijkheden voor nieuwvestiging biedt, is er ook een grotere toename van het aantal verkeersbewegingen. Meer sprake van het ruimtelijk 'dichtslibben' van het landbouwontwikkelingsgebied. Onderlinge afstand van 250 meter Sluit het beste aan bij de bestaande ruimtelijke structuur. Duurzaamheid van het gebied het beste gewaarborgd. Biedt beperkte mogelijkheden aan te verplaatsen intensieve veehouderijen uit extensiveringsgebieden. Door Burgemeester en wethouders is besloten dat een afstand van 250 meter tussen agrarische bedrijven in acht genomen dient te worden. 10

15 3.3. Relevante milieuwetgeving In onderstaande paragrafen wordt ingegaan op de relevante milieuwetgeving; Wet ammoniak en veehouderij (Wav), IPPC-richtlijn, MER en Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden (Wsv) Wet ammoniak en veehouderij (Wav) De Wet ammoniak en veehouderij (Wav), die van kracht is sinds 8 mei 2002, beperkt de mogelijkheden voor agrarische bedrijven die in de Ecologische Hoofdstructuur liggen. In kwetsbare bossen en natuurgebieden evenals in een straal van 250 meter er omheen geldt voor veehouderijen een oprichtingsverbod (uitgezonderd bestaande amvb-bedrijven die vergunningplichtig worden en nieuwe veehouderijen waar dieren in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer worden gehouden). Bestaande bedrijven met diercategorieën die worden genoemd in de Rav (zie hieronder) en die binnen deze zone liggen krijgen te maken met een emissieplafond. Binnen dit plafond mogen veehouderijen zelf weten welke en hoeveel dieren ze willen houden. De afstand wordt gemeten vanaf de uiterste rand van het dichtstbijzijnde dierenverblijf tot het dichtstbijzijnde punt van een kwetsbaar gebied. De Wav heeft alleen betrekking op de uitstoot van ammoniak uit dierenverblijven (stallen). De gevolgen van ammoniakemissie uit andere bronnen zoals mestopslag en mestverwerking worden beoordeeld aan de hand van de Wet Milieubeheer. Bij de oprichting of verandering van een veehouderij bepaalt niet de Wm maar de Wav in welke situaties een milieuvergunning als gevolg van de ammoniakemissie uit de dierenverblijven van een veehouderij kan worden verleend, of moet worden geweigerd. In het landbouwontwikkelingsgebied Haaksbergen ligt geen kwetsbaar gebied, tevens is de afstand tot kwetsbare gebieden groter dan 250 meter. Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) Deze ministeriële regeling van 1 mei 2002 is gebaseerd op de Wav. Ze bevat de emissiefactoren die nodig zijn om in de vergunde en in de aangevraagde situatie de ammoniakemissie van een veehouderij te berekenen. Totdat de 'AMvB huisvesting' er is, zijn de maximale emissiewaarden in de Regeling ammoniak en veehouderij opgenomen. De Rav bevat een lijst met de verschillende stalsystemen per diercategorie en de daarbij behorende emissiefactoren. Daarnaast zijn in deze regeling de maximale emissiewaarden opgenomen voor de berekening van de emissieplafonds op grond van de Wav IPPC-richtlijn De IPPC-richtlijn (Integrated Pollution Prevention and Control) beoogt een geïntegreerde preventie en beperking van de verontreiniging door industriële activiteiten en zo een hoog niveau van bescherming van het milieu in het geheel te bereiken. De richtlijn is van toepassing op de grotere veehouderijen (met meer dan plaatsen voor vleesvarkens of 750 plaatsen voor zeugen of plaatsen voor pluimvee). Op grond van de richtlijn moeten alle passende maatregelen tegen verontreiniging worden getroffen, met name door de toepassing van de 'beste beschikbare technieken' (BBT) en er mag bovendien geen 'belangrijke verontreiniging' worden veroorzaakt. Om strijdigheid van de IPPC-richtlijn met de Wav te voorkomen, is in de 11

16 Wav voorzien in een aanvullende toetsing (IPPC-toets). Deze toets houdt in dat ook buiten 250 meter van een kwetsbaar gebied de milieuvergunning voor oprichting of uitbreiding van een IPPC-veehouderij moet worden geweigerd, als deze zou leiden tot een 'belangrijke (toename van) verontreiniging'. Tabel 1. Intensieve veehouderijen die onder de IPPC-richtlijn vallen Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij (bedoeld wordt de gehele inrichting) Pluimvee Meer dan plaatsen Vleesvarkens Meer dan plaatsen Zeugen Meer dan 750 plaatsen Van de bestaande intensieve veehouderijbedrijven in het landbouwontwikkelingsgebied van Haaksbergen is er één welke binnen de IPPC-richtlijn valt. Dit bedrijf heeft meer dan vleesvarkens Milieueffectrapportage (MER) Ingevolge de MER-richtlijn moet voor bepaalde activiteiten een milieueffectrapportage worden gemaakt. Hiermee wordt bereikt dat er voldoende milieu-informatie beschikbaar is voordat besluiten worden genomen over activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De rapportage moet per individueel bedrijf gemaakt worden en ook dus de afwegingen. Als een gebied aangewezen is als landbouwontwikkelingsgebied en er ook al een gebieds-mer is gemaakt is de verwachting dat de individuele MER toets met name gaat over hoe het bedrijf wordt opgezet. Een afweging van de locatie is al grotendeels gebeurd in de gebieds-mer. Een MER-beoordeling vindt plaats boven de in tabel 2 genoemde aantallen plaatsen uitbreiding. Een MER-plicht is er als de uitbreiding groter is dan de in tabel 3 genoemde aantallen. Tabel 2. Intensieve bedrijven met een MER beoordelingsplicht Categorie D 14 MER Aanmeldingsplicht Bij oprichting of uitbreiding van een inrichting met de volgende aantallen dieren moet er door de initiatiefnemer een 'aanmeldingsnotitie' worden gemaakt op basis waarvan het bevoegd gezag beslist of een milieueffectrapport moet worden gemaakt (artikel 7.8a tot en met 7.8d Wet milieubeheer) Mesthoenders plaatsen of meer Hennen plaatsen of meer Vleesvarkens plaatsen of meer Zeugen 350 plaatsen of meer Tabel 3. Intensieve bedrijven met een MER-plicht Categorie D 14 MER Beoordelingsplicht Bij oprichting of uitbreiding van een inrichting met de volgende 12

17 aantallen dieren moet er een milieueffectrapport worden gemaakt. Hiervoor is de initiatiefnemer verantwoordelijk. Mesthoenders Hennen Vleesvarkens plaatsen of meer plaatsen of meer plaatsen of meer Zeugen 900 plaatsen of meer Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden (Wsv) De "Wet Stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden" is op 1 mei 2003 in werking getreden. Deze wet is van toepassing op de landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden en de extensiveringsgebieden met primaat natuur die worden aangewezen in het kader van de Reconstructiewet concentratiegebieden. Overige extensiveringsgebieden, onder meer in de buurt van woonkernen, vallen dus buiten deze nieuwe wet. Deze nieuwe stankwet biedt meer mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling dan de richtlijn Veehouderij en Stankhinder uit Zo wijken de omrekeningsfactoren soms aanzienlijk af van de omrekeningsfactoren uit de Richtlijn veehouderij en stankhinder. Daarnaast zijn er wijzigingen ten aanzien van cumulatie en functieverandering. Op grond van de Wsv hoeft cumulatie niet meer toegepast te worden. Ten aanzien van functieverandering wordt in de wet het volgende bepaald: een woning die op of na 19 maart 2000 tot een veehouderij behoorde en daartoe niet meer behoort, wordt gelijkgesteld met een gevoelig object, behorende tot dezelfde categorie als een bij de veehouderij behorende woning; een woning die op of na 19 maart 2000, in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buitenwerking stellen na die datum van een veehouderij en de sloop van bij die veehouderij behorende bedrijfsgebouwen, is gebouwd op een kavel die op die datum behoorde tot die veehouderij, wordt gelijkgesteld met een gevoelig object, behorende tot dezelfde categorie als een bij die veehouderij behorende woning; een kleinschalige nevenactiviteit 1 en een zodanige activiteit die na het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van het agrarisch bedrijf op of na 19 maart 2000 is voortgezet of opgestart, wordt gelijkgesteld met een gevoelig object, behorende tot dezelfde categorie als een bij een veehouderij behorende woning. In de Wsv worden 5 categorieën voor stankgevoelige objecten genoemd: Categorie I Bebouwde kom met stedelijk karakter. Ziekenhuis, sanatorium en internaat. Objecten voor verblijfsrecreatie (met uitzondering van kamperen/blokhut/ kamphuis et cetera bij de boer). Categorie II Bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van een beperkte omvang in 1 Als een kleinschalige nevenactiviteit wordt aangemerkt: bij gemeentelijke verordening als zodanig aangewezen activiteit, die een organisatorische binding heeft met het agrarisch bedrijf en binnen de inrichting, of in de onmiddellijke nabijheid daarvan plaatsvindt. Wanneer de organisatorische binding vervalt, leidt dit niet tot een andere toetsing voor de in de omgeving aanwezige intensieve veehouderij. 13

18 een overigens agrarische omgeving. Objecten voor dagrecreatie. Categorie III Verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent. Categorie IV Woning, behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden (mve) op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn. Verspreid liggende niet-agrarische bebouwing. Categorie V Woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mve op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn. Een vergunning wordt geweigerd indien de afstand van de veehouderij tot een voor stank gevoelig object kleiner is dan de afstand uit de volgende berekeningsmethode. Hierbij is alleen op categorie IV en V ingegaan, omdat hiervan sprake is in het landbouwontwikkelingsgebied. Uiteraard dient indien aan de orde ook getoetst te worden aan stankgevoelige objecten categorie I, II en III. Categorie IV mve = 50 m mve = 0,439 x (mve 0,7655 ) meer mve = 3,013 x (mve 0,4863 ) Categorie V De afstand tussen een veehouderij en een voor stank gevoelig object categorie V is ten minste 50 meter. Een vergunning mag niet worden geweigerd indien het aantal dieren van geen enkele diercategorie toeneemt, het aantal mve niet toeneemt en de afstand tot een voor stank gevoelig object niet afneemt. Het landbouwontwikkelingsgebied kan gezien worden als een categorie IV/V-omgeving. Dit houdt in dat bijvoorbeeld voor burgerwoningen, woningen bij niet-agrarische bedrijven en woningen van agrarische hulpbedrijven een afstand van 207 meter moet worden aangehouden (bij agrarische bedrijven met een omvang van gelijk aan of vergelijkbaar met vleesvarkens) of 265 meter (bij agrarische bedrijven met een omvang gelijk aan of vergelijkbaar met vleesvarkens). Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit afstanden zijn die gelden wanneer er geen chemische luchtwassers of andere technische maatregelen zijn genomen. Aangezien bij deze aantallen dieren moet worden voldaan aan de IPPC-richtlijn zal er in de praktijk op deze bedrijven wel sprake zijn van chemische luchtwassers. Als voorbeeld gaan we er vanuit dat op deze bedrijven vleesvarkens aanwezig zijn in stallen met chemische luchtwassers. In dat geval geldt een omrekeningsfactor van 1,8. Dit houdt in dat bij bedrijven met vleesvarkens een afstand van 155 meter geldt en voor bedrijven met vleesvarkens een afstand van 200 meter 1.Voor agrarische bedrijven dient een afstand van minimaal 50 meter ten opzichte van andere agrarische bedrijven aangehouden te worden. 1 Voor bedrijven met bijvoorbeeld fokzeugen of kippen gelden andere omrekeningsfactoren en dus ook andere afstanden. Het gaat echter te ver om in deze notitie op al deze verschillende afstanden in te gaan. Met dit voorbeeld geven wij het ruimtelijk beeld weer, welke ontstaat na de uitbreiding tot of vleesvarkens. 14

19 Regeling stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden. Tegelijk met de wet stankemissie is de "Regeling stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden" in werking getreden (gepubliceerd in de Staatscourant d.d ). Deze regeling bevat de omrekeningsfactoren; van minimumafstanden voor veehouderijen en van de afstandsbepaling van veehouderijen tot een voor stank gevoelig object. Op 27 augustus 2003 is een "Wijziging Regeling stankemissie in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden" gepubliceerd in de Staatscourant. Deze wijziging bevat twee correcties in de lijst met omrekeningsfactoren. Wet Geurhinder en veehouderij In deze wet wordt bepaald op welke manier geurhinder ('stank') van veehouderijstallen in de milieuvergunning moet worden geregeld. De nieuwe "Wet Geurhinder en veehouderij" komt in plaats van de stankwet voor de reconstructiegebieden (wsv) en drie stankhandreikingen 1. De nieuwe wet betekent een sterke vereenvoudiging ten opzichte van de oude, ingewikkelde stankregelgeving met haar stankcirkels. Belangrijke wijziging in het wetsvoorstel is het uitdrukken van de normen voor geurbelasting ('geureenheden' in plaats van 'mestvarkeneenheden'). 1 Wet geurhinder en Veehouderij is op 1 januari 2007 in werking getreden. 15

20 4. Bestaande situatie In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de bestaande functies, waarden en kenmerken van het landbouwontwikkelingsgebied. Op afbeelding 2 is de bestaande situatie weergegeven Functies Agrarische bedrijven In het landbouwontwikkelingsgebied van Haaksbergen zijn 32 agrarische bedrijven (op basis van het milieuvergunningenbestand (28 juli 2005)) aanwezig, waarvan 17 intensieve veehouderijen. Hierna is een overzicht van de agrarische bedrijven opgenomen, verdeeld in soort bedrijf en in grootte. Tabel 1. aantal bedrijven naar nge Soort bedrijf 3-32 nge nge nge nge Intensieve veehouderij Graasdier Gemengd 1 1 Totaal Intensieve veehouderijbedrijven: De meeste intensieve veehouderijbedrijven in het landbouwontwikkelingsgebied bestaan uit varkenshouderijen (mestvarkens, opfokbedrijven en een combinatie hiervan). Er zijn twee kalvermesterijen in het gebied aanwezig. Op één bedrijf is sprake van een kippenhouderij, echter wel in combinatie met vleeskalveren. Graasdierbedrijven: In het landbouwontwikkelingsgebied zijn 13 graasdierbedrijven aanwezig. De meeste van deze bedrijven zijn melkveebedrijven. Op enkele van deze bedrijven zijn ook nog varkens of kippen aanwezig. Deze aantallen zijn echter zo klein dat deze bedrijven toch gezien worden als een graasdierbedrijf en niet als een gemengd bedrijf. Deze bedrijven hebben over het algemeen veel gronden in bezit, wat de grondmobiliteit laag houdt. Gemengde bedrijven: In het gebied zijn twee gemengde bedrijven aanwezig. Het ene bedrijf is een combinatie van vleesvarkens, fokzeugen en een melkveehouderij, het andere bedrijf is een combinatie van vleesvarkens en een melkveehouderij. De meeste agrarische bedrijven in het landbouwontwikkelingsgebied hebben een bouwperceel van 1 hectare. Hoewel sommige bedrijven qua bedrijfsgrootte (naar nge) ongeveer even groot zijn, is er wel een groot verschil in mestvarkeneenheden (mve). Een bedrijf met bijvoorbeeld mestvarkens (2.222 mve) heeft een bedrijfsomvang van 131 nge, terwijl een agrarisch bedrijf met 500 zeugen (417 mve) overeenkomt met een bedrijfsomvang van 124 nge. Hierbij dient opgemerkt te worden dat bij het berekenen van het aantal mve uit is gegaan van stallen met een chemische luchtwasser. Dit zal niet in alle gevallen kloppen, maar het gaat om het schetsen van de situatie. 16

21 Niet-agrarische bedrijven In het landbouwontwikkelingsgebied zijn drie niet-agrarische bedrijven aanwezig. Aan de Diepenheimseweg is een loonbedrijf gevestigd en aan de Kinkelerweg is een houthandel dan wel timmerwerkplaats gesitueerd. Verder is aan de Goorsestraat een Hoveniersbedrijf aanwezig. Wonen In het landbouwontwikkelingsgebied zijn 10 percelen bestemd als woning (planologisch bestaande locaties). Uit de laatste inventarisatie aan de hand van het milieuvergunningenbestand blijkt dat twee agrarische bedrijven zijn gestopt. In het gebied is qua gebruik dan feitelijk sprake van 12 burgerwoningen. Hierbij dient te worden aangemerkt dat woningen welke ontstaan door beëindiging van het agrarisch bedrijf na 19 maart 2000 tot dezelfde hindercategorie blijven behoren als de hindercategorie ten tijde van het agrarisch bedrijf. Het agrarisch bedrijf op het perceel Kinkelerweg 8 is na 19 maart 2000 gestopt en blijft dus tot dezelfde hindercategorie behoren als voorheen. Infrastructuur In het gebied is één hoogspanningsleiding gelegen. De Goorsestraat (N347) is een belangrijke regionale ontsluitingsweg. Verder wordt het landbouwontwikkelingsgebied ontsloten door verschillende wegen. Eén van de structuurbepalende wegen in het gebied is de Kinkelerweg/Ellenbroekweg; deze loopt evenwijdig aan de Goorsestraat. De Ellenbroekweg en de Kinkelerweg voldoen niet aan de gewenste kwaliteit en op alle wegen in het landbouwontwikkelingsgebied is het profiel krap. Hierna zijn de huidige verkeersintensiteiten in mvt/etmaal weergegeven: Weg Goorsestraat Stegenhoekweg tot Kinkelerweg Stegenhoekweg tot Diepenheimseweg Diepenheimseweg Kinkelerweg Ellenbroekweg Bretelerveldweg Rouwenhorstweg Kortenroelefsweg Intensiteit Waarden De in het gebied aanwezige landschappelijke elementen zijn belangrijk voor het relatief kleinschalige karakter van het gebied. De laanbeplanting langs de Ellenbroekweg is hiervan een 17

22 goed voorbeeld. Ook de erfbeplanting bij verschillende boerderijen bepaalt voor een groot gedeelte het karakter van het gebied. In de zuidoosthoek van het landbouwontwikkelingsgebied bevindt zich een escomplex. De relatieve openheid van deze es en de waarneembaarheid van de glooiingen is een belangrijke landschappelijke kwaliteit van deze gronden. Karakteristiek voor het gebied zijn de verspreid liggende bosjes en lijnvormige groenelementen als houtwallen. In het verleden werd op de boerenerven het hoofdgebouw gevormd door de boerderij. Karakteristiek voor deze omgeving zijn de boerderijen van het hallehuistype. Dit boerderijtype kent een voor- en achterhuis. Deze onderverdeling heeft ook zijn doorwerking gehad op de inrichting van het aanliggende erf. De meeste oude boerderijen hadden een houten topgevel. In de 19 e eeuw werd deze vaak vervangen door een wolfseind. In de tweede helft van de 19 e eeuw werd het dwarshuis meer toegepast. Hierbij is het woongedeelte haaks op de schuur gezet. Dit gebeurde ook bij oude boerderijen die te klein geworden waren Kenmerken De Goorsestraat doorsnijdt het landbouwontwikkelingsgebied. De meeste agrarische bedrijven bevinden zich ten zuiden van deze weg. De Kinkelerweg en in het verlengde ervan de Ellenbroekweg liggen evenwijdig aan de Goorsestraat. Deze wegen kunnen gezien worden als een soort van 'bedrijvenweg'. De meeste agrarische bedrijven zijn aan deze weg gesitueerd, al dan niet geclusterd. Het landbouwontwikkelingsgebied is gelegen in het dekzandgebied. Dit dekzandgebied wordt vooral bepaald door het licht glooiende, half open agrarisch werklandschap dat is ontstaan uit es- en kampenlandschap vanuit de beken en kleinschalige veldontginningen. Door schaalvergroting en ruilverkaveling is het onderscheid tussen de historische ontginningen vervaagd. Het mozaïek van landschapselementen is behouden; restanten van het oorspronkelijke beplantingspatroon van de ontginningen. Het beplantingspatroon van de erven en wegen is aangevuld. Waar het wegenpatroon parallel loopt aan de beken is deze beplant, haaks op deze richting tussen de kernen ontbreekt doorgaande laanbeplanting. De ontwikkeling van dit deelgebied ligt vooral opgesloten in perspectief voor de landbouw in het agrarisch werklandschap. De bebouwing in het gebied komt solitair en in kleine groepjes voor. Ondanks de houtwallen en de bomenrijen die het coulissenlandschap vormen en de overzichtmogelijkheden beperken, heeft de solitair gelegen bebouwing vaak wel een zichtrelatie met één of enkele andere solitairen in de omgeving. Een groot deel van de bebouwing heeft nog een agrarische functie. 18

23 5. Ontwikkelingskader 5.1. Algemeen In dit hoofdstuk wordt op de gewenste ontwikkelingsvisie van het landbouwontwikkelingsgebied ingegaan. In grote lijnen wordt de visie voor het gebied uiteengezet. In hoofdstuk 6 wordt nader op de verschillende aspecten ingegaan. Over het algemeen kan gezegd worden dat de gemeente bij de behandeling van de aanvragen het totaalbelang van de reconstructiedoelen zal laten meewegen Uitbreiding bestaande bedrijven De bestaande agrarische bedrijven in het landbouwontwikkelingsgebied dienen voldoende ontwikkelingsruimte te krijgen. Wel dient hierbij rekening gehouden te worden met de "Haaksbergse maat" en de landschappelijke inpassing van deze uitbreidingen. Bij uitbreiding van de bestaande bedrijven dient dan ook een inrichtingsplan opgesteld te worden. De kwaliteit van de omgeving is van belang. Het dient een duurzaam landbouwontwikkelingsgebied te worden. Over twintig jaar moet dit gebied nog steeds prettig zijn om in te werken en te wonen, voor wat betreft bedrijfsvoering, stank, landschap et cetera Hervestiging Hervestiging op bestaande agrarische bouwpercelen dient mogelijk te zijn. In het landbouwontwikkelingsgebied zijn een aantal kleinere agrarische bouwpercelen aanwezig. Op deze percelen zouden intensieve veehouderijbedrijven uit het extensiveringsgebied zich kunnen vestigen. Op deze locaties kunnen zij dan uitbreiden tot een omvang van gelijk aan of vergelijkbaar met vleesvarkens of zelfs vleesvarkens. Ook bij hervestiging geldt, net als bij uitbreiding van bestaande bedrijven, dat er rekening moet worden gehouden met 'de Haaksbergse maat' en de landschappelijk inpassing van bedrijven. In het landbouwontwikkelingsgebied zijn nu 'omgerekend mestvarkeneenheden (mve) aanwezig. Er zijn 22 percelen (intensieve veehouderijen, gemengde bedrijven, locaties waar geen milieuvergunning meer aanwezig is en een planologisch agrarisch bouwperceel) waar nog 'mve aan toegevoegd' kan worden. Met andere woorden op 22 agrarische bouwpercelen kunnen de intensieve veehouderijen nog uitbreiden tot een omvang van gelijk aan of vergelijkbaar met vleesvarkens. Dit betekent dat er in het gehele landbouwontwikkelingsgebied op de bestaande locaties nog mve gerealiseerd kan worden (theoretisch). In de praktijk zal moeten blijken in hoeverre deze mogelijkheden ook worden gebruikt. Overigens dient te worden opgemerkt dat deze berekening een globaal beeld weergeeft. Voor deze berekening zijn namelijk een flink aantal aannames gebruikt: er is uitgegaan van 'traditionele stallen' dus zonder luchtwassers of andere technische maatregelen; de agrarische bouwpercelen van de melkveehouderijen zijn niet meegenomen, dus ook niet de relatief kleine agrarische bedrijven, terwijl hervestiging op deze percelen natuurlijk wel mogelijk is; van de 22 agrarische bouwpercelen, zullen lang niet alle bedrijven willen uitbreiden tot die mve; zoals gezegd is gerekend met mve terwijl incidenteel ook mogelijkheden zijn voor uitbreiding tot mve. Het gaat echter te ver om in deze ruimtelijke onderbouwing op al deze varianten in te gaan. Met deze berekening is een beeld van de uitbreidingsmogelijkheden op de bestaande locaties weergegeven. 19