Project Vervoer. Week 1DEF: Reizen door de tijd

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Project Vervoer. Week 1DEF: Reizen door de tijd"

Transcriptie

1 Project Vervoer. Week 1DEF: Reizen door de tijd Info: Op weg; van vroeger tot nu Jagers trokken lang geleden te voet achter de dieren aan. Een koerier bracht lopend berichten weg. Met lastdieren kon je sneller rijden en ze konden veel (zware) spullen dragen. Paarden, ezels, runderen, kamelen en olifanten zijn lastdieren. Hierna kwamen de houten karren en wagens op wielen. Rond 1600 werden de koetsen uitgevonden. Postkoetsen vervoerden mensen en post. In Nederland reed de eerste stoomtrein in Rond 1880 werd de fiets ontwikkeld door John Dunlop. Toen werden ook de eerste verbrandingsmotoren uitgevonden die gebruikt werden voor auto s, motorfietsen, bussen en vrachtwagens. Vroeger waren de wegen van zand en klei. Toen kwam er meer verkeer en werden er klinkerwegen aangelegd. Nu worden ook wegen van beton en asfalt gemaakt. Eeuwenlang voeren mensen met vlotten, uitgeholde boomstammen en later zeilschepen. Met de uitvinding van de stoommachine kwamen er stoomschepen. Hierna kwamen er ijzeren schepen die op dieselolie konden varen. Eerst was er de luchtballon om mee te vliegen. In 1903 bleef voor het eerst het vliegtuigje van de broers Wright kort in de lucht. Er kwamen steeds betere, grotere en snellere vliegtuigen, zoals rond 1950 de straalvliegtuigen. Extra Info: Drukte op de wegen Er kwamen steeds meer fietsers en auto s en er gebeurden veel ongelukken. Daarom kwam in 1906 de eerste Motor- en Rijwielwet. De spits is vooral s morgens en aan het einde van de middag. Het is dan erg druk op de weg en er zijn files. Forensen zijn mensen die voor hun werk elke dag naar een andere plaats reizen. Veel beroepen hebben met vervoer op de weg te maken. Denk aan de chauffeurs van vrachtwagens, taxi s, vuilniswagens en bussen. Het werkverkeer gaat ook s avonds, s nachts en in het weekend door. Alleen EF: Met lussen in het wegdek van de snelwegen wordt het aantal auto s en de snelheid gemeten. Zijn er veel auto s en zakt de snelheid onder de 50 kilometer, dan is er een file. Ook hangen boven veel snelwegen veel camera s. Het Verkeerscentrum Nederland verzamelt alle informatie en maakt een filebericht. De ANWB zorgt er voor dat de berichten op de radio worden voorgelezen. Alleen F: Oplossingen voor het fileprobleem: 1. Het autorijden duurder maken. 2. Carpoolen. 3. Het aanleggen en verbreden van nieuwe wegen. 4. Het verkeer beter laten doorstromen. 5. Het aantrekkelijker maken van het openbaar vervoer. 6. Het plaatsen van elektronische tolpoorten.

2 Project Vervoer. Week 2DEF: Vervoer over de weg Info: Op de weg Alle wegen, samen met de fietspaden, trottoirs, vliegvelden, rioleringen, enzovoort noemen we de infrastructuur. Er zijn verschillende soorten wegen. Autosnelwegen worden aangelegd in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. De wegen herken je aan de letter A in het wegnummer, zoals de A7. Veel snelwegen hebben ook een E-nummer; die geeft een belangrijke Europese verbinding aan. Voor de provinciale wegen zorgt de provincie. Voor het wegnummer staat de letter N, zoals de N337. Wegen in steden en dorpen worden door de gemeente aangelegd en onderhouden: gemeentewegen. Wegwijzers wijzen je de weg of je gebruikt een navigatiesysteem dat gebruik maakt van een gps-ontvanger. Wegen zijn van klinkers, beton, asfalt, asfaltbeton en zelfs rubber gemaakt. Op glad asfalt blijft water liggen. Je kunt dan slippen, het regenwater spat op en je hebt slecht zicht. Daarom zijn de meeste snelwegen gemaakt van zoab waarin veel gaatjes zitten, waardoor het water wegzakt. Extra Info: Vrachtvervoer Het voorste deel van de vrachtwagen is de cabine met de motor. De lading wordt vervoerd achter de cabine of op een oplegger. De vrachtwagenmotoren hebben meer versnellingen dan motoren voor personenauto s. Hierdoor wordt de motor niet te zwaar belast. Vrachtwagenchauffeurs mogen niet te veel uren achter elkaar achter het stuur zitten. Ze worden dan te moe en maken eerder ongelukken. Een digitale tachograaf houdt bij hoe lang een chauffeur rijdt en hoe lang hij stilstaat. In een koelwagen wordt voedsel koel of bevroren vervoerd. In tankwagens zitten vloeistoffen zoals melk en olie. Vervoert een vrachtwagen gevaarlijke stoffen, dan zie je dat aan een oranje bord met nummers. De brandweer of politie kan aan het nummer zien wat de vrachtwagen vervoert. Veel vrachtwagenchauffeurs maken internationale ritten naar het buitenland. Export: Een vrachtwagen rijdt met kaas van Nederland naar Frankrijk. Import: De vrachtwagen neemt wijn uit Frankrijk mee terug naar Nederland. Alleen EF: In Australië rijden roadtrains die op lange, rechte en vlakke wegen rijden. Meestal heeft een roadtrain drie trailers, maar soms wel meer dan vijf. Hierdoor kan er in één keer veel vracht mee en dat is voordeliger. Alleen F: De roadtrains zijn wel 50 meter lang en mogen maximaal 115 ton wegen. Er wordt vaak door dunbevolkte gebieden gereden, daarom hebben truckies een overlevingspakket mee. Soms duurt het dagen voordat er hulp is als de roadtrain vast zit of pech heeft.

3 Project Vervoer. Week 3DEF: Trein, tram en metro Info: Treinen, tram en metro Na de stoomtreinen kwamen de dieseltreinen. De meeste treinen rijden nu op elektriciteit. Ze krijgen stroom door de bovenleidingen. Treinen rijden over rails van lange staven van staal die zijn vastgeschroefd op betonnen bielzen. Tussen de rails liggen stenen. De trein heeft speciale wielen. De flens aan de binnenkant van het wiel zorgt ervoor dat de trein op de rails blijft. Er zijn verschillende soorten passagierstreinen. Stoptreinen rijden korte stukken en stoppen bij alle stations. Sprinters zijn stoptreinen die snel optrekken en remmen. Sneltreinen (Intercity s) rijden lange stukken en stoppen alleen bij grote stations. Dubbeldekstreinen hebben twee verdiepingen. Internationale treinen rijden heen en weer naar het buitenland. Hogesnelheidstreinen kunnen harder rijden dan 300 kilometer per uur. Een tram rijdt over rails door de straten van een stad. In Amsterdam en Rotterdam kun je met de metro reizen. Metrolijnen liggen voor het grootste deel onder de grond en hebben geen last van het drukke verkeer in de stad. Een goederentrein heeft soms wel vijftig wagons. Vaak rijdt de trein s nachts, omdat het dan rustiger is op het spoor. Er zijn dan geen passagierstreinen. De Betuwelijn is een speciale goederenspoorweg van de haven van Rotterdam naar Duitsland. Een hogesnelheidstrein is gestroomlijnd en heeft extra harde wielen. De trein heeft voor en achter een elektromotor. De aparte spoorwegen voor snelle treinen hebben weinig bochten en geen overwegen. Voor de veiligheid is het spoor afgezet met hekken. Extra Info: Reizen met de trein Transsiberië Express: treinreis van 9300 kilometer van Moskou naar Oost-Azië. De Glacier Express: trein die hoog de Zwitserse Alpen in rijdt. Het is de langzaamste sneltrein van de wereld: 35 kilometer per uur. Op een deel van de route is er een tandradspoor: een spoorweg met een extra rail in het midden met tanden. De trein heeft in het midden een tandwiel dat in de tanden grijpt van de middelste rail. Het IJzeren Paard in Amerika: In 1863 is er begonnen met de aanleg van een spoorlijn van het oosten naar het westen van het land dwars door de gebieden van de indianen. Die noemden de trein het IJzeren Paard. Ze konden de aanleg van de spoorweg niet tegenhouden. Alleen EF: De aanleg van het spoor was niet eenvoudig. Het was zwaar werk en er gebeurden veel ongelukken. In 1869 was de spoorweg klaar. In een autoslaaptrein neem je de auto mee op de trein. Je slaapt in de trein. Onder Het Kanaal door, tussen Noord-Frankrijk en Engeland, rijden treinen door de Kanaaltunnel. In Oostenrijk en Zwitserland rijden ook pendeltreinen die je via een spoortunnel naar de andere kant van de berg brengen. Alleen F: De Birmaspoorweg: Tijdens de Tweede Wereldoorlog legden de Japanners een spoorlijn aan tussen Thailand en Birma. Duizenden dwangarbeiders moesten aan deze spoorlijn werken.

4 Project Vervoer. Week 4DEF: Vervoer over water Info: Vervoer over water Op containerschepen kunnen wel containers vol met spullen. Tankerschepen vervoeren meestal olie. Mammoettankers zijn soms wel 500 meter lang. Grote containerschepen en mammoettankers zijn zeeschepen. Het remmen duurt lang en het draaien gaat moeizaam bij deze schepen. Binnenvaartschepen varen over rivieren en kanalen. Deze kleine vrachtschepen vervoeren bijvoorbeeld zand, steenkool of containers. Duwboten duwen grote bakken vooruit. Passagiersschepen vervoeren mensen. Veerboten varen steeds heen en weer over een rivier of naar een eiland. Veerpontjes zijn alleen voor fietsers en voetgangers. Cruiseschepen zijn grote schepen voor vakantiegangers. Een sleepboot trekt grote schepen een haven in of uit. Een onderzeeër is een oorlogsschip en kan weken onder water blijven. Een onderzeeër gebruikt een radar om de koers te bepalen en de zeebodem te inspecteren. Met een periscoop kijk je boven het water uit en zie je wat daar gebeurt. Het waterpeil in kanalen of rivieren is niet overal even hoog. Daarom zijn er sluizen gemaakt. Bij een sluis vaart een boot naar binnen, de deuren gaan dicht en er stroomt water in of uit de sluis. Als het waterpeil op de goede hoogte is, dan kan het schip naar buiten varen. Een scheepslift heeft een bak met water waarin een boot drijft. Het water in de bak wordt omhoog of omlaag gebracht. Alleen F: Piraten zijn er al eeuwenlang. Tegenwoordig hebben ze speedboten, machinegeweren en nachtkijkers. Meestal zijn vrachtschepen het doelwit en vragen de piraten losgeld voor de bemanning. Marineschepen helpen de vrachtschepen bij de bescherming tegen piraten. Extra Info: De wind in de zeilen Met een zeilboot kun je niet tegen de wind in varen, maar wel schuin naar de wind, zigzag. De luchtdeeltjes aan de buitenkant van het zeil hebben alle ruimte. Aan de binnenkant zit het zeil de luchtdeeltjes in de weg. Ze drukken tegen het zeil en duwen de boot vooruit. Aan de windvaan bovenop de mast, zie je wat de windrichting is. Op een windroos zie je welke koers je kunt varen. Zeil je in de wind, dan klappert je zeil. Zit je in de richting waarheen je vaart? Dan noem je de linkerkant bakboord. De rechterkant stuurboord. Hogerwal is de kant waar de wind vandaan komt. Lagerwal is de plek waar de wind naar toe blaast. Hier kom je moeilijk weg, omdat je dan tegen de wind in moet zeilen. Met het roer bestuur je de boot en kun je drift tegengaan. De richting die je vaart noem je de koers. Met een kompas of een gps-systeem kun je controleren of je de goede koerst vaart. Alleen F: De schaal van Beaufort is een lijst met windsnelheden, van windkracht 0 tot windkracht 12 en is bedoeld voor de scheepvaart.

5 Project Vervoer. Week 5DEF: Lucht- en ruimtevaart Info: Luchtvaart Door de vorm van de vleugels komt er aan de onderkant meer luchtdruk dan aan de bovenkant. Zo duwt de luchtdruk het vliegtuig omhoog. Kerosine is de brandstof voor een straalvliegtuig. Alleen F: Aan het eind van de vleugels ontmoet de lucht met de hoge druk die van onderaf komt, de lucht met de lage druk die van bovenaf komt. De lucht gaat daar draaien. Dit noem je turbulentie. Moderne vliegtuigen hebben straalmotoren. Deze motor zuigt aan de voorkant lucht aan. In de motor komt er brandstof bij de lucht. Er volgt dan een ontploffing en er ontstaat gas. Het gas gaat er met een hoge snelheid aan de achterkant van de motor uit en stuwt het vliegtuig vooruit. Kleine (sport)vliegtuigen hebben een propellermotor. Dat is een grote schroef op de neus van het vliegtuig. Propellers zuigen lucht van voren aan en duwen die lucht naar achteren. Zweefvliegtuigen worden met een kabel de lucht in getrokken. De piloot en de copiloot besturen het vliegtuig en zitten in de cockpit. De verkeersleiders zitten in de verkeerstoren van een vliegveld. Ze hebben radiocontact met het vliegtuig en geven toestemming om te landen of om op te stijgen. Stewards zorgen voor de passagiers. De purser is het hoofd van het cabinepersoneel. Een helikopter heeft vier of acht ronddraaiende rotorbladen. Het kan rechtop stijgen en kan ook stilhangen in de lucht. Er is geen lange start- of landingsbaan nodig. Bij een heteluchtballon blaast een grote ventilator de ballon vol met lucht. Grote branders maken die lucht warm, waardoor de ballon opstijgt. Alleen F: Bij een blauwe lucht zie je witte vliegtuigstrepen. Dat is een spoor van bevroren waterdamp. Vlak achter het vliegtuig is het nog te warm en dan krijg je nog geen ijsvorming. Extra Info: Ruimtevaart De ruimte begint buiten de dampkring van de aarde. In de ruimte is geen lucht. Astronauten dragen daarom een ruimtepak met een voorraad lucht. Als de brandstof verbrandt, komt er gas vrij. Het gas gaat door een kleine opening aan de onderkant naar buiten. Daardoor schiet de raket omhoog. In de ruimte is geen zwaartekracht. Alles in een ruimteschip is gewichtloos en zweeft. De Russen stuurden de eerste raketten de ruimte in. Het hondje Laika was het eerst in de ruimte. In 1961 was de Rus Joeri Gagarin de eerste mens in de ruimte. De Amerikanen lieten in 1969 de eerste mensen op de maan lopen. In het ruimtestation (de ISS) werken astronauten. Ze reizen er met een raket naar toe en doen er onderzoeken. Reizen naar andere planeten zijn onbemande vluchten, want de reis duurt erg lang. Bijvoorbeeld zes jaar naar de planeet Saturnus. Door deze ruimtereizen leren we steeds meer over de ruimte en de planeten. Alleen EF: Raketten hebben duizenden satellieten in een baan om de aarde gebracht. De meeste satellieten zijn communicatiesatellieten. Ook zijn er weersatellieten, spionagesatellieten en navigatiesatellieten.