Lesopzet bij de film: Versie 3.0

Transcriptie

1 Lesopzet bij de film: Zwartboek Versie 3.0

2 HAVO/VWO (onderbouw) Onderwerp: verzet & verraad (of 'collaboratie en verzet') Beginsituatie De leerlingen kunnen de Tweede Wereldoorlog en de bezetting van Nederland in de tijd plaatsen. Ze hebben kennis van de uitgangspunten van het nationaal-socialisme, van Hitler, de NSB en Mussert. Doelstelling en uitkomst Leerlingen weten dat er tijdens de bezetting zowel collaborateurs waren als verzetsstrijders. Leerlingen weten ook dat veel Nederlanders geen keuze maakten (als het ware in grijs gebied leefden). Aan de hand van Davindi, Google, Websitemaker en Teleblik gaan de leerlingen op onderzoek uit en proberen ze duidelijk te maken hoe mensen tot verschillende keuzen konden komen tijdens de bezetting. Aan het einde van deze opdracht hebben de leerlingen een website gemaakt over collaboratie en verzet en het grijze gebied daartussen aan de hand van één historisch voorbeeld. Tevens bevat de website een overzicht van gebruikte bronnen. Het resultaat moet door medeleerlingen worden beoordeeld. Scène van de film De scène met de wapen- en materiaaldropping en het gevolg daarvan.

3 Kerdoelen: 1. De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken. 4. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. 5. De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen. 6. De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep. 9. De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren. 36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan. 37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken. De leerling leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en hedendaagse ontwikkelingen. 38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen. 40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. 43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen. 47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien. Waarderingskader ICT C1 ICT-middelen worden in voldoende mate en functioneel gebruikt in klassikale en niet-klassikale leersituaties. - naslag en info verzameling - bewerken van gegevens - presenteren - samenwerken C3 De inzet van ICT draagt bij aan het realiseren van een uitdagende leeromgeving. - De instelling zorgt ervoor dat online diensten en online materialen steeds bereikbaar zijn. - ICT bevordert gevarieerd werken. - Er is een rijk aanbod aan multimediale bronnen. - Werk moet (deels) digitaal worden gerapporteerd. - Er worden gevarieerde ICT-middelen gebruikt. D1 De leerlingen zijn actief bezig in leer- en lessituaties waarbij ICT wordt gebruikt. - Leerlingen hebben een duidelijke taak bij het werken met ICT. D2 De leerlingen gebruiken ICT in voorkomende gevallen om in een betekenisvolle context te werken. - Leerlingen weten wat de relevantie is van een opdracht in relatie tot de les of het curriculum. - De opdrachten sluiten aan bij de leef-en ervaringswereld van leerlingen.

4 D4 De leerlingen kunnen onder woorden brengen waarom ze in een bepaalde situatie een bepaald hulpmiddel hebben gebruikt. - Leerlingen hebben een bewuste keuze voor het ICT-hulpmiddel gemaakt. D6 De leerlingen gebruiken ICT om gericht samen te werken. - Leerlingen communiceren onderling over de opdrachten en bewaken de voortgang daarvan met behulp van ICT. - Er zijn projectgroepen gemaakt die gezamenlijk werken aan werkstukken en daarbij ICT gebruiken. Tijdsinvestering voor docent, tijdsduur in de klas: 2 lesuren (90 minuten)

5 TL/HAVO (onderbouw) Onderwerp: de bevrijding & bijltjesdag Beginsituatie De leerlingen kunnen de Tweede Wereldoorlog en de bezetting van Nederland in de tijd plaatsen. Ze hebben kennis van de uitgangspunten van het nationaal-socialisme, van Hitler, de NSB en Mussert. Doelstelling en uitkomst De opdrachten geven de leerlingen inzicht in de manier waarop Nederlanders hun bevrijding vierden. Aan de ene kant was er het volksfeest. Aan de andere kant werd wraak genomen op (vermeende) collaborateurs. Aan de hand van Davindi, Google en Teleblik gaan de leerlingen op onderzoek uit en proberen een beeld te scheppen van bezetting en bevrijding en de manier waarop de bevrijding door verschillende bevolkingsgroepen werd beleefd. De leerlingen maken een presentatie (een muurkrant, affiche of digitale presentatie) over de bezetting, de bevrijdingsvreugde en de misstanden in het afrekenen met collaborateurs ( bijltjesdag ). De presentatie draait om drie historische voorbeelden. De presentatie bevat een duidelijke bronvermelding. De uitkomst wordt door de medeleerlingen beoordeeld. Scène van de film: de bevrijding (ongeveer 20 minuten vanaf 1:40) Kerndoelen 1. De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken. 4. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. 5. De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen. 6. De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep. 9. De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren. 36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan. 37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken. De leerling leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en hedendaagse ontwikkelingen. 38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen. 40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. 43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen.

6 47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien.

7 Waarderingskader ICT: C1 ICT-middelen worden in voldoende mate en functioneel gebruikt in klassikale en nietklassikale leersituaties. - naslag en info verzameling - bewerken van gegevens - presenteren - samenwerken C3 De inzet van ICT draagt bij aan het realiseren van een uitdagende leeromgeving. - De instelling zorgt ervoor dat online diensten en online materialen steeds bereikbaar zijn. - ICT bevordert gevarieerd werken. - Er is een rijk aanbod aan multimediale bronnen. - Werk moet (deels) digitaal worden gerapporteerd. - Er worden gevarieerde ICT-middelen gebruikt. D1 De leerlingen zijn actief bezig in leer- en lessituaties waarbij ICT wordt gebruikt. - Leerlingen hebben een duidelijke taak bij het werken met ICT. D2 De leerlingen gebruiken ICT in voorkomende gevallen om in een betekenisvolle context te werken. - Leerlingen weten wat de relevantie is van een opdracht in relatie tot de les of het curriculum. - De opdrachten sluiten aan bij de leef-en ervaringswereld van leerlingen. D4 De leerlingen kunnen onder woorden brengen waarom ze in een bepaalde situatie een bepaald hulpmiddel hebben gebruikt. - Leerlingen hebben een bewuste keuze voor het ICT-hulpmiddel gemaakt. D6 De leerlingen gebruiken ICT om gericht samen te werken. - Leerlingen communiceren onderling over de opdrachten en bewaken de voortgang daarvan met behulp van ICT. - Er zijn projectgroepen gemaakt die gezamenlijk werken aan werkstukken en daarbij ICT gebruiken. Tijdsinvestering voor docent, tijdsduur in de klas: 2 lesuren (90 minuten)

8 GL/TL (onderbouw) Onderwerp: leven tijdens de bezetting Beginsituatie De leerlingen kunnen de Tweede Wereldoorlog en de bezetting van Nederland slecht in de tijd plaatsen. Ze hebben weinig of geen kennis van de uitgangspunten van het nationaalsocialisme, van Hitler, de NSB en Mussert. Doelstelling en uitkomst De opdrachten verschaffen de leerlingen kennis van en inzicht in het leven in Nederland tussen mei 1940 en mei Aan de hand van Davindi, Google en Teleblik gaan de leerlingen op onderzoek uit en proberen ze een duidelijk beeld te krijgen van de bezetting en wat deze voor verschillende groepen mensen heeft betekend. De leerlingen maken een muurkrant waarin een aantal sleutelbegrippen moet terugkomen: hongerwinter, razzia, jodenster, havenstaking, verzet, Wehrmacht en regering. De uitkomst wordt door medeleerlingen beoordeeld. Scène van de film: vanaf het begin ongeveer 20 minuten. Kerdoelen: 1. De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken. 4. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. 5. De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen. 6. De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep. 9. De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren. 36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan. 37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken. De leerling leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en hedendaagse ontwikkelingen. 38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen. 40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. 43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen. 47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien.

9 Waarderingskader ICT: C1 ICT-middelen worden in voldoende mate en functioneel gebruikt in klassikale en niet-klassikale leersituaties. - naslag en info verzameling - bewerken van gegevens - presenteren - samenwerken C3 De inzet van ICT draagt bij aan het realiseren van een uitdagende leeromgeving. - De instelling zorgt ervoor dat online diensten en online materialen steeds bereikbaar zijn. - ICT bevordert gevarieerd werken. - Er is een rijk aanbod aan multimediale bronnen. - Werk moet (deels) digitaal worden gerapporteerd. - Er worden gevarieerde ICT-middelen gebruikt. D1 De leerlingen zijn actief bezig in leer- en lessituaties waarbij ICT wordt gebruikt. - Leerlingen hebben een duidelijke taak bij het werken met ICT. D2 De leerlingen gebruiken ICT in voorkomende gevallen om in een betekenisvolle context te werken. - Leerlingen weten wat de relevantie is van een opdracht in relatie tot de les of het curriculum. - De opdrachten sluiten aan bij de leef-en ervaringswereld van leerlingen. D4 De leerlingen kunnen onder woorden brengen waarom ze in een bepaalde situatie een bepaald hulpmiddel hebben gebruikt. - Leerlingen hebben een bewuste keuze voor het ICT-hulpmiddel gemaakt. D6 De leerlingen gebruiken ICT om gericht samen te werken. - Leerlingen communiceren onderling over de opdrachten en bewaken de voortgang daarvan met behulp van ICT. - Er zijn projectgroepen gemaakt die gezamenlijk werken aan werkstukken en daarbij ICT gebruiken. Tijdsinvestering voor docent, tijdsduur in de klas: 2 lesuren (90 minuten)

10 BB/KB (onderbouw) Onderwerp: leven onder de bezetting Beginsituatie De leerlingen kunnen de Tweede Wereldoorlog en de bezetting van Nederland slecht in de tijd plaatsen. Ze hebben weinig of geen kennis van de uitgangspunten van het nationaalsocialisme, van Hitler, de NSB en Mussert. Doelstelling en uitkomst De opdrachten hebben als bedoeling dat zij de leerlingen een inzicht gaan verschaffen in het leven in Nederland tussen mei 1940 en mei Aan de hand van Davindi, Google en Teleblik gaan de leerlingen op onderzoek uit en proberen een duidelijk beeld te scheppen van de bezetting en wat dit voor verschillende groepen mensen heeft betekend. De leerlingen maken een muurkrant waarin een aantal sleutelbegrippen moet terugkomen: hongerwinter, razzia, jodenster, havenstaking, verzet, Wehrmacht en regering. Scène van de film: vanaf het begin ongeveer 20 minuten. Kerdoelen: 1. De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken. 4. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. 5. De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen. 6. De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep. 9. De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren. 36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan. 37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken. De leerling leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en hedendaagse ontwikkelingen. 38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen. 40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. 43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen. 47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien.

11 Waarderingskader ICT: C1 ICT-middelen worden in voldoende mate en functioneel gebruikt in klassikale en niet-klassikale leersituaties. - naslag en info verzameling - bewerken van gegevens - presenteren - samenwerken C3 De inzet van ICT draagt bij aan het realiseren van een uitdagende leeromgeving. - De instelling zorgt ervoor dat online diensten en online materialen steeds bereikbaar zijn. - ICT bevordert gevarieerd werken. - Er is een rijk aanbod aan multimediale bronnen. - Werk moet (deels) digitaal worden gerapporteerd. - Er worden gevarieerde ICT-middelen gebruikt. D1 De leerlingen zijn actief bezig in leer- en lessituaties waarbij ICT wordt gebruikt. - Leerlingen hebben een duidelijke taak bij het werken met ICT. D2 De leerlingen gebruiken ICT in voorkomende gevallen om in een betekenisvolle context te werken. - Werk moet (deels) digitaal worden gerapporteerd. - Er worden gevarieerde ICT-middelen gebruikt. D1 De leerlingen zijn actief bezig in leer- en lessituaties waarbij ICT wordt gebruikt. - Leerlingen hebben een duidelijke taak bij het werken met ICT. D2 De leerlingen gebruiken ICT in voorkomende gevallen om in een betekenisvolle context te werken. - Leerlingen weten wat de relevantie is van een opdracht in relatie tot de les of het curriculum. - De opdrachten sluiten aan bij de leef-en ervaringswereld van leerlingen. D4 De leerlingen kunnen onder woorden brengen waarom ze in een bepaalde situatie een bepaald hulpmiddel hebben gebruikt. - Leerlingen hebben een bewuste keuze voor het ICT-hulpmiddel gemaakt. D6 De leerlingen gebruiken ICT om gericht samen te werken. - Leerlingen communiceren onderling over de opdrachten en bewaken de voortgang daarvan met behulp van ICT. - Er zijn projectgroepen gemaakt die gezamenlijk werken aan werkstukken en daarbij ICT gebruiken. Tijdsinvestering voor docent, tijdsduur in de klas: 2 lesuren (90 minuten)