Goederen en producten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Goederen en producten"

Transcriptie

1 R E Entreeopleiding Assistent verkoop/retail (1) Goederen en producten cohort

2

3 hoofdstuk 1 Werken in de detailhandel? hoofdstuk 1 1 Werken in de detailhandel 1 Er komt een klant de winkel binnen. Hij wil een nieuwe laptop kopen. De klant heeft al veel informatie gelezen. Hij wil nu een keuze maken. Maar hij heeft nog een paar technische vragen. Je kunt zelf niet alle vragen van de klant beantwoorden. Wie vraag je om hulp? A Een verkoper. B Een verkoopspecialist. 2 Wie stelt zelf een ondernemingsplan op? A De assistent manager. B De ondernemer detailhandel. 3 Wat is de belangrijkste taak van de verkoper? A Het contact met de klant. B Het bijvullen van de winkel. 4 Wat is een andere naam voor de manager? A Assistent filiaalmanager. B Bedrijfsleider. 5 Je bent bezig met het aanvullen van de artikelen. Een klant vraag je waar ze de suiker kan vinden. Wat is de juiste werkwijze? A Je maakt eerst het aanvullen van de artikelen af. Dan loop je met de klant mee naar de suiker. B Je zet het artikel dat je al in je hand hebt in het schap. Dan loop je meteen met de klant mee naar de suiker. Daarna ga je verder met vullen. 6 Stel je voor: je bent ziek en wilt dit doorgeven. Bij wie doe je dit? A De manager. B De verkoper. 7 Er is een pot jam op de vloer gevallen. Overal ligt glas en jam. Wie ruimt dit op? A De verkoper. B De ondernemer detailhandel. bij Entreeopleiding Assistent verkoop/retail Goederen en producten 3

4 hoofdstuk 1 Werken in de detailhandel 8 Wat hoort bij de taken van de assistent verkoop/retail? A Bedienen van de kassa. B Beantwoorden van vragen van de klant. 4 bij Entreeopleiding Assistent verkoop/retail Goederen en producten

5 hoofdstuk 2 Ontvangst en opslag? hoofdstuk 2 Ontvangst en opslag Heb je het hoofdstuk goed bestudeerd? Ken je alle theorie? Maak dan deze kennisvragen. Omcirkel het juiste antwoord. 2 1 Wie doet een steekproefcontrole? A Stijn controleert de inhoud van alle dozen die de vrachtwagen heeft geleverd. B Samir controleert de inhoud van één doos. 2 Je krijgt een zending van vier rolcontainders met ieder 25 dozen. Wat is het aantal colli dat op de vrachtbrief staat? A 4 B 25 3 Bij de controle zie je dat een artikel kapot is. Op welke lijst noteer je dat? A MBTv-lijst B NTL-lijst 4 Wat is manco? A Er zijn artikelen kapot, bedorven of beschadigd. B Er zijn te veel artikelen geleverd. C Er zijn te weinig artikelen geleverd. 5 Wat is breuk? A Er zijn artikelen kapot, bedorven of beschadigd. B Er zijn te veel artikelen geleverd. C Er zijn te weinig artikelen geleverd. 6 Wat staat er op een NTL-lijst? A Artikelen die niet geladen zijn. B Artikelen die niet te leveren zijn. C Artikelen die niet te lossen zijn. 7 Wat is waar? A Snellopers zet je vooraan in het magazijn. B Langzaamlopers zet je vooraan in het magazijn. bij Entreeopleiding Assistent verkoop/retail Goederen en producten 5

6 hoofdstuk 2 Ontvangst en opslag 8 Welk deel van de vrachtbrief blijft in het bedrijf? A Deel A B Deel B C Deel C 9 Eric telt alle dozen met boeken die geleverd zijn. Wat voor controle voert hij uit? A Kwalitatief B Kwantitatief C Steekproef 10 Stel je voor: je ziet een klant een reep chocolade in zijn tas stoppen. Hoe noem je deze vorm van derving? A Onbekende criminele derving. B Bekende criminele derving. 6 bij Entreeopleiding Assistent verkoop/retail Goederen en producten

7 hoofdstuk 3 Presentatie van artikelen in de winkel? hoofdstuk 3 Presentatie van artikelen in de winkel Heb je het hoofdstuk helemaal doorgenomen? Denk je dat je alle theorie begrijpt? Maak dan deze kennisvragen. 1 Welk woord mist aan het einde van de zin? Als de artikelen worden geleverd, zitten ze in een A transportverpakking B omverpakking 3 2 Wat hoort bij de technische functie van de consumentenverpakking? A Informatie geven over het artikel. B Het artikel er mooi laten uitzien. 3 Welke verpakking verwacht je bij een tandenborstel? A Tray B Blisterverpakking 4 Je werkt op de broodafdeling van een supermarkt. Waarin verwacht je dat de losse broodjes liggen? A Een schap B Een open vitrine 5 Kerstmis is voorbij. Alle kerstartikelen worden verkocht met 50% korting. Hoe presenteer je deze artikelen? A Met een actiepresentatie B Met een sfeerpresentatie 6 Het is bijna Pasen. Je werkt in een winkel. Je leidinggevende vraagt je mee te helpen met een artikelpresentatie voor het paasontbijt. Hoe presenteer je dit? A Met een actiepresentatie B Met een sfeerpresentatie 7 Welke hoogte bedoelen we met bukhoogte? A Tot 80 centimeter B Tussen 80 en 120 centimeter 8 Wat is het beste schap? bij Entreeopleiding Assistent verkoop/retail Goederen en producten 7

8 hoofdstuk 3 Presentatie van artikelen in de winkel A B Ooghoogte Grijphoogte 9 Als je werkt volgens het fifo-principe, waar staan de nieuwe artikelen dan? A Vooraan B Achteraan 10 Bij welk product is het belangrijk dat je werkt met het fifo-principe? A Eieren B Suiker 8 bij Entreeopleiding Assistent verkoop/retail Goederen en producten

9 hoofdstuk 4 Netjes houden van de werkplek en werkomgeving? hoofdstuk 4 Netjes houden van de werkplek en werkomgeving 1 Waar vind je welke schoonmaakmiddelen je moet gebruiken? A In het schoonmaakschema. B In het schoonmaakrooster. 2 Wanneer vinden schoonmaakwerkzaamheden meestal plaats? A Tijdens de openingstijden van de winkel. B Voor of na opening van de winkel. 3 Er is een pot jam op de grond gevallen. Er is al een klant door de jam gelopen. Jij gaat dit opruimen. Wat voor soort vuil is de jam? A Droog vuil B Aangekleefd vuil 4 4 Er is een zak suiker opengegaan in het schap. Je haalt de zak uit het schap om die weg te gooien. Er valt nu ook suiker op de vloer. Wat voor soort vuil is de suiker? A Droog vuil. B Aangekleefd vuil. 5 Je gaat de vitrine waar de vleeswaren in liggen schoonmaken. Welk schoonmaakmiddel gebruik je? A Desinfecteermiddel B Vetreiniger 6 Wat betekent dit symbool? A B! Het product is giftig. Het product kan snel ontvlammen. 7 Wat betekent dit symbool?! bij Entreeopleiding Assistent verkoop/retail Goederen en producten 9

10 hoofdstuk 4 Netjes houden van de werkplek en werkomgeving A B Het product is schadelijk voor mensen. Je mag het product niet mengen met andere schoonmaakmiddelen. 8 Kratjes met lege flesjes bier breng je terug naar de winkel. We zeggen dan dat je de kratjes A hergebruikt B recyclet 9 Je gaat lege flessen wegbrengen naar de glasbak. Het vak voor het witte glas is vol. Moet je de witte flessen in het bruine of groene vak gooien? A Ja B Nee 10 Als je dit logo op een artikel ziet, wat betekent dit dan? A B Je mag dit artikel niet in de container gooien. Het is klein chemisch afval. Het artikel is op een natuurlijke manier gemaakt. Het is gft-afval. 10 bij Entreeopleiding Assistent verkoop/retail Goederen en producten