Informatiebrochure voor patienten met diabetes type I

Transcriptie

1 Informatiebrochure voor patienten met diabetes type I Injecteren van insuline. De insuline wordt subcutaan toegediend. Om insuline toe te dienen hebt u insulineflacons en insulinespuiten of pennen nodig. - De snelle insulines (Actrapid of Regular ) of de ultrasnelle (Novorapid of Humalog ) die er helder uitzien. - De insulines met intermediaire en langwerkende duur( Insulatard of NPH ) zijn troebel, het is belangrijk deze eerst rustig te mengen. De insulinefacons zijn aan 100 E /ml gegradueerd. Met de spuit kunnen ofwel één insuline of een mengeling van snelle en langwerkende insuline optrekken. Met de pen kunnen we slechts één insuline gebruiken( Actrapid of Regular, Novorapid of Humalog, Insulatard of NPH ). Waar insuline spuiten? Insuline kan ofwel: - Aan de buitenzijde van de armen - In de buik (omcirkeling van de buik), 2cm verwijderd van de navel.

2 - In de dijen en buitenkant van de dijen, één hand verwijderd van de knie, niet aan de binnenkant van de dijen prikken. - In de billen. De absorptie van de insuline verschilt van de injectieplaats. Insuline mag niet toegediend worden : - dicht bij een spierzone die een fysieke activiteit zal ondergaan. - In vetbollen ook genaamd lypodystrophie. De injecties van de dag moeten in de armen oftewel in de buik gespoten worden, de injecties van de avond in de dijen of de billen. Wissel binnen de injectieplaatsen ongeveer een vingerbreedte naast de laatste injectieplaats of gebruik desnoods een rotatievenster.

3 Injectietechnieken. Volgens de lengte van de naald bestaan er verschillende injectietechnieken, met plooi of zonder plooi. De naald moet in de huid gebracht worden aan 45 zeker voor de naalden met een grootte van 8mm en 12.7mm. Hoe insuline injecteren. - Ontsmet de huid met alcohol. - Maak een plooi met uw twee vingers ; duim en wijsvinger ( wanneer in de armen gespoten hebt u hulp nodig)

4 - Prik aan Druk op de spuit tot heel de insuline toegediend is en behoud de plooi. - Verwijder de naald van de huid na 15seconden en gooi deze veilig weg.

5 Hoe insuline injecteren met een pen? 1 Verwijder de dop. 2 Draai aan de inhuizing van de flacon. 3 Breng de flacon. 4 Zet een nieuwe naald, zo nodig de troubele insuline mengen. 5 Purgeren( let dat er een druppel insuline vrijkomt). 6 Dosis selectioneren. 7 Inspuiten( de pen 15 sec in de huid laten met plooi). 8 Naald uit de huid verwijderen.

6 Opgepast, in geval van een insuline met langdurige werking is het noodzakelijk om deze eerst voorzichtig te mengen(flacon rollen tussen u twee handen). Wat gebeurt er met de pennaald zelf? Het glijmiddel verdwijnt van de naald waardoor de injectie minder comfortabel wordt. De punt wordt bot, krom, kan zelfs afbreken en achterblijven in de huid. Deze vervormde naald veroorzaakt microtrauma (kleine wondjes) en geeft vaker aanleiding tot vorming van lipo s. Het hergebruik van pennaalden kan indirect leiden tot het injecteren van een niet correcte dosis of niet correcte concentratie van insuline.

7 Indien de pennaald tussen de verschillende injecties op de pen blijft zitten, functioneert deze als doorstroomkanaal voor lucht en/of insuline. Door temperatuurschommelingen van de omgeving (vb warm in de woonkamer, kouder in de slaapkamer) kan de insuline uitzetten of krimpen. 1. Insuline zet uit (door overgang van koude naar warmere omgeving) Men opent zijn pen en ruikt duidelijk de geur van insuline die "ontsnapt" is via de pennaald. Welk probleem kan dit veroorzaken? Het kan zijn dat, afhankelijk van de insulinesoort, de samenstelling van de insuline die achterblijft in het patroon gaat wijzigen. Resultaat: Bij een volgend injectie, wordt een verkeerde concentratie van insuline geïnjecteerd, wat kan resulteren in bloedglucoseschommelingen. Het kan ook dat de achtergebleven insuline in de naald kristalliseert en zo het naaldkanaal blokkeert bij een volgende injectie.

8 2.Insuline krimpt (door overgang van warme naar minder warme omgeving) Hierdoor kan er via de naald lucht in het insulinepatroon komen. De grootte van deze luchtbel is afhankelijk van de temperatuurschommelingen. Welk probleem kan deze luchtbel in het patroon veroorzaken? Er wordt gevraagd om na de injectie 10 seconden te wachten vooraleer de naald uit de huid te verwijderen (dit om toe te laten dat de insuline uit het patroon, via de naald in de huid en in de vetweefsellaag terecht komt). Indien er zich een luchtbel in het patroon bevindt, wordt deze wachttijd langer. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat op het moment dat de injectie gegeven wordt, deze luchtbel in het patroon wordt samengedrukt. Lucht die men samendrukt moet zich ook terug uitzetten. Hierdoor kan de injectietijd langer worden. Deze "meertijd" is afhankelijk van de grootte van de luchtbel. Wat merkt u hiervan in de praktijk? Na de injectie druppelt er nog insuline uit de naald (ook al heeft men de gevraagde 10 seconden gewacht na de injectie). Resultaat: Men heeft NIET de volledige dosis insuline geïnjecteerd! Er kunnen na verloop van tijd glucoseschommelingen optreden waarvoor men geen verklaring vindt.

9 Indien de patiënt met deze luchtbel in zijn patroon slechts 5 seconden zou wachten na de injectie heeft hij slechts 37% van de ingestelde eenheden geïnjecteerd (dit is nog niet eens de helft van wat hij zou moeten injecteren!!!). Indien men 10 seconden zou wachten na de injectie, injecteert men slechts 92% van de te injecteren dosis. Indien men 15 (trage) seconden wacht na de injectie: pas dan injecteert men de volledige dosis!