Gebruik module 1 bij het beantwoorden van de vragen. Indien je het antwoord hierin niet kunt vinden dan mag je andere bronnen gebruiken.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gebruik module 1 bij het beantwoorden van de vragen. Indien je het antwoord hierin niet kunt vinden dan mag je andere bronnen gebruiken."

Transcriptie

1 Science+ leerjaar 1 module: het oog 4 x 45 min, werk in duo s. vragenblad Gebruik module 1 bij het beantwoorden van de vragen. Indien je het antwoord hierin niet kunt vinden dan mag je andere bronnen gebruiken. Maak de vragen in dit boekje met potlood, je kunt op die manier verbeteringen aanbrengen. Je kunt dan de vragen en antwoorden goed leren, zodat je je goed kunt voorbereiden voor de toets. 1. Opdrachten bij het oog. 1. De ogen goed beschermd. a. Aan de buitenkant van je oog zitten een paar delen die je ogen beschermen. Welke 2 delen zijn dit? b. Wat is de reden dat je zo vaak met je ogen knippert? c. Leg uit waarom je je neus vaak snuit als je huilt, of gehuild hebt. d. Welk onderdeel in het oog zorgt hiervoor: i. beschermen de ogen tegen vuil en fel licht ii. beschermen de ogen tegen uitdrogen iii. zorgen ervoor dat zweet langs de ogen loopt iv. beschermen de ogen tegen vliegjes v. verspreiden het traanvocht over de ogen vi. produceert traanvocht vii. spoelt kleine stofjes of prikkelende stoffen weg viii. voert overtollig traanvocht af naar de neusholte

2 e. Benoem de onderdelen van oog in het onderstaande plaatje. 1: 5: 9 : 2: 6: 10 : 3: 7: 11 : 4: 8: 12 : 13 : 2. Bouw van het oog. a. Beschrijf de weg die het licht aflegt totdat het op het netvlies valt. Langs welke onderdelen van het oog komt het licht. b. Wat is de functie van: het vaatvlies het netvlies het harde oogvlies de pupil de iris..

3 c. Leg uit hoe het oog regelt hoeveel licht er binnen kan komen..... d. Op de afbeelding hiernaast zie je twee katten. Welke kat is in het daglicht gefotografeerd?.... e. Blinde vlek? Geloof je het niet? Test het dan nu Doe een hand voor je linkeroog en kijk met je rechteroog naar de kat. Beweeg langzaam met je hoofd naar voren. Op een gegeven moment verdwijnt de muis. Dat is op het moment dat de muis op je blinde vlek valt. Probeer het omgekeerde: kijk met je linkeroog naar de muis en probeer de kat te laten verdwijnen. 3. Werking van het oog. a. Een oogarts wil het netvlies van iemand bekijken. Kan hij het best fel licht of zwak licht op het oog laten vallen? Leg je antwoord uit.

4 Je kijkt naar de sterren. Vertel waarom je vooral aan de randen van je gezichtsveld sterren ziet. b. Wat is de functie van de gele vlek in het oog? 4. Scherp kunnen zien. a. Je wilt de krant lezen. Vertel hoe je ooglens, de lensbandjes en het straallichaam er op dat moment uit zien. b. Daarna kijk je in verte. Vertel hoe de vorm van de ooglens verandert en hoe de lensbandjes en het straallichaam hiervoor zorgen. c. Wat is het nabijheidspunt? 5. Lenzen of een bril? a. Bij controle bij de oogarts blijk je bijziend te zijn. Wat is er mis met je oogbol en met wat voor lenzen schrijft de oogarts je voor? b. Je vader gaat mee naar de oogarts, ook zijn ogen worden gecontroleerd. Hij blijkt oud ziend te zijn. Wat is er mis en hoe los je dit probleem op.

5 c. Niet alle oogaandoeningen los je met een bril op. Zoek op wat glaucoom en grijze staar zijn en hoe je dit kunt laten behandelen. 6. Diepte zien. a. Leg uit dat je met een oog geen diepte kunt zien. 7. Optische illusie. a. Bekijk de optische illusies. Zoek op internet zelf drie goede optische illusies en print deze uit. Bewaar die print bij deze opdracht. 8. Spreekwoorden. Over zien en ogen bestaan veel spreekwoorden en gezegden. Verzamel 5 spreekwoorden of gezegden. Schrijf ze op en verklaar ze

6 2. Opdrachten bij andere ogen: 1. Een libel en een mens zien een driehoek een vierkant. Bekijk de tekeningen hierboven. Boven zie je hoe een mens dat ziet. Teken daaronder hoe een libel dat ziet en bedenk dat elk oog een 6-hoekig vlakje ziet. (teken in ongeveer 20 oogjes) a. Kan de libel een vierkant van een driehoek onderscheiden? Leg je antwoord uit. b. Een facetoog is niet in staat tot accommoderen. Wat kan een mens wel en een libel niet? 1. Een libel kan vormen niet zo heel goed waarnemen, maar ziet wel heel goed bewegende beelden. Waarom is dat voor een libel van groot belang? 2. Teken in de afbeelding het gezichtsveld van beide dieren. Gebruik een geodriehoek!

7 3. Een roofvogel heeft een heel goed gezichtsvermogen. Schrijf achter iedere zin over het zien van een roofvogel het kenmerk van het oog dat het mogelijk maakt. a. Een scherp zicht. b. Ogen werken als en verrekijker.. c. Van grote hoogte een prooi raken.. d. Een groot deel van de omgeving in detail zien 4. Welke twee aanpassingen heeft deze kat om in het donker goed te kunnen zien? 5. Tijdens lessen in evolutie leer je dat er een ontwikkeling is geweest van ogen. Welke soorten ogen waren er volgens jouw het eerst? Kun je ook verklaren waarom.

8 3. Practica 1: De veelzijdigheid van onze hersenen/ coördinatie De fijne motoriek deels wordt geregeld door de kleine hersenen. Bij het tekenen zorgen de kleine hersenen ervoor dat informatie van je ogen wordt gebruikt bij de uitvoering van zeer nauwkeurige bewegingen. In feite controleren de kleine hersenen voortdurend of de bewegingen juist zijn. Met de onderstaande proef kan je onderzoeken of kleine hersenen kunnen leren om visuele informatie om te draaien. Je hebt nodig: De opstelling voor het spiegeltekenen Dit ga je doen: - leg de het papier met de ster ongeveer 15 cm voor de spiegel - probeer nu met een pen de omtrek van de ster te volgen en in de dubbele lijn te blijven. Je mag alleen in de spiegel kijken! Vraag: Welke conclusie kan je trekken ten aanzien van je ogen en je hersenen? 2: de pupilreflex Dit ga je doen: werk samen met je buurman/vrouw houd een hand voor een van je ogen (maar doe dit oog niet dicht) en kijk met het andere oog naar het licht (bijv. een raam, maar niet in de zon) Vragen: haal na een minuut je hand weg van het oog laat de ander vertellen wat er met de pupilgrootte gebeurt van het bedekte oog direct na het wegnemen van de hand. En dit moet je echt heel snel doen, de reactie is binnen de seconde voorbij. a. Noteer wat er gebeurt met de pupilgrootte, direct na het wegnemen van je hand.

9 b. Maken de pupillen van je linker-en rechteroog tegelijkertijd dezelfde bewegingen? Herhaal hiervoor nog even het bovenstaande experiment. 3. Nogmaals coördinatie. Je hebt nodig: Potlood. a b c Dit ga je doen: Hierboven zie je driemaal een veld met hokjes. Je voert driemaal een proef uit, iedere keer in één van de velden. Dek één oog af met je hand. Blijf rechtop zitten. Zet in ieder klein hokje, van veld A, zeer snel, een stip met een potlood. Dek het andere oog af en herhaal de proef in rechthoek B. Herhaal de proef in rechthoek C met beide ogen open. Zet het aantal mislukkingen onder de vierkanten. En wees heel streng voor jezelf! Vraag: Kun je verklaren waarom in vierkant één en twee meer mislukkingen staan dan in vierkant drie?

10 4: accommoderen Je hebt nodig: 1 liniaal. Dit moet je doen (1): Houdt een vinger op ongeveer 25 cm afstand voor je ogen. Kijk, vanuit dezelfde positie, vervolgens scherp naar een voorwerp in de verte (je kunt uit het raam kijken) Vragen: Kijk daarna opnieuw scherp naar je vinger a. Als je naar een voorwerp in de verte kijkt, zie je dan de vinger scherp? b. En als je scherp naar de vinger kijkt, zie je dan de achtergrond scherp? c. Kun je gelijktijdig dichtbij en in de verte scherp zien? Waar heeft dit mee te maken? Dit moet je doen (2): Breng een beschreven blad steeds dichter naar je ogen, meet met een liniaal nauwkeurig de kortste afstand waarop je de letters nog scherp kunt zien (dit is het nabijheidpunt) Vergelijk dit resultaat met iemand die bijziend is (bril- of lensdrager). Vraag: Hoe noem je de kringspier rond de ooglens? 5. Een oog onder de microscoop. Een tekening van een oog ziet er heel anders uit dan een echt oog. De foto is een 12 x vergroot oog van een cavia. Onder de foto zie je een overzichtstekening van de foto met wat onderdelen die benoemd zijn. Je gaat een preparaat bekijken van een stukje van een oog. Hoeveel je het preparaat vergroot moet je zelf bepalen. Opdracht:

11 A. Maak van het preparaat een overzichtstekening. Een overzichtstekening is een tekening van de verschillende weefsels, dus niet iedere cel apart. De weefsels worden benoemd. (kijk voor de soort tekening maar goed naar het voorbeeld hieronder). B. Van welk deel van het oog is het preparaat afkomstig? Denk aan de tekenregels, naam, soort tekening, vergroting enzovoort. Naast deze tekeningen, mag je natuurlijk ook de afbeeldingen uit de module gebruiken. Veel plezier.