Bewegingsonderwijs. Auteurs: Monique C.H. van der Pols PC Hogeschool Marnix Academie te Utrecht. Hogeschool Leiden, Pabo Thomas More

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bewegingsonderwijs. Auteurs: Monique C.H. van der Pols PC Hogeschool Marnix Academie te Utrecht. Hogeschool Leiden, Pabo Thomas More"

Transcriptie

1 Bewegingsonderwijs Auteurs: Monique C.H. van der Pols PC Hogeschool Marnix Academie te Utrecht Liesbeth van Det Wim van Gelder Marco. P. van Soest Hogeschool Leiden, Pabo Thomas More Hogeschool INHolland Hogeschool Utrecht 1

2 Inhoudsopgave 2

3 1 unieke bijdrage van bewegingsonderwijs aan de ontwikkeling van kinderen Zonder bewegen, kom je nergens Bewegingsonderwijs is er op gericht leerlingen bekwaam te maken voor een blijvende, perspectiefrijke, zelfstandige en verantwoorde deelname aan de bewegingscultuur. Bewegingscultuur is een paraplubegrip voor al die situaties in de samenleving waarin het sportieve bewegen centraal staat, waarin het bewegen de dominante activiteit is (Stegeman 2000, 2007). Voor een blijvende deelname aan bewegingsactiviteiten moeten leerlingen geleerd hebben om op meerdere wijzen en in meerdere rollen deel te nemen aan bewegingssituaties. Naast dit toekomstperspectief is het hier en nu kunnen opdoen van ervaringen van groot belang voor het behouden en uitbouwen van een voor de basisschoolperiode zo belangrijke positieve bewegingsattitude. Het bewegingsonderwijs in het primair onderwijs kan daarnaast een belangrijke bijdrage leveren aan de beleving van bewegen en de algemene ontwikkeling, aan de gezondheid en de schoolprestaties en aan maatschappelijke binding en sociale integratie. 1. Beleving van bewegen en de algehele ontwikkeling en kwaliteit van leven Bewegen is van fundamenteel belang in het bestaan van kinderen en van essentieel belang voor de ontwikkeling van kinderen. Kinderen beleven plezier aan bewegen en leren zichzelf, anderen en de wereld spelend en bewegend kennen. Op school kunnen kinderen in aanraking komen met een breed en gevarieerd aanbod van bewegingsactiviteiten. Hierdoor verwerven kinderen een brede handelingsbekwaamheid in spel en bewegingssituaties. Een brede handelingsbekwaamheid heeft een positieve invloed op de algehele ontwikkeling. 2. Welzijn, gezondheid en schoolprestaties Bewegen en spelen leveren een belangrijke bijdrage aan de (actuele en toekomstige) gezondheid en het welzijn van ieder kind; denk daarbij aan ontspanning, concentratie, conditie en fitheid. Stegeman (2007-b) concludeert naar aanleiding van literatuurstudie over de effecten van fysieke activiteit in schoolverband dat er evidentie is die de stelling ondersteunt dat (matige) fysieke activiteit via verhoogde aandacht en concentratie de schoolse resultaten kan bevorderen. Er kan zonder terughoudendheid worden vastgesteld dat (meer) sport en beweging op school bij een gelijkblijvende totale onderwijstijd niet nadelig hoeft te zijn voor de schoolprestaties. Bij een adequate belastingsdosering leidt fysieke activiteit tot een toename van de doorbloeding in verschillende gebieden van de hersenen. Dit zorgt voor een vergrote leerbereidheid : er wordt beter opgelet en de concentratie neemt toe (Dordel & Breithecker, 2003; Hollmann & Stru, 2003). Op lange termijn heeft meer bewegen verschillende gezondheidseffecten. Denk daarbij aan de relatie met hart- en vaatziekten, osteoporose, diabetes type 2 en kanker. Ook in de wereld van veel volwssenen vormt het deelnemen aan sport- en bewegingsactiviteiten een belangrijke compensatie voor de soms stressvolle wereld van werk, loopbaan en inkomen. 3. Maatschappelijk binding en sociale integratie. De mogelijkheid om deel te kunnen nemen aan de bewegingsactiviteiten die in de omgeving van het kind plaatsvinden, geeft een kind de mogelijkheid om met anderen te spelen en bewegen. Denk bij de omgeving van een kind aan het schoolplein, de buurt, op de camping of een sportvereniging. Het zich thuis kunnen voelen in het bewegingsaanbod in de omgeving van het kind is meebepalend voor de wijze waarop kinderen zich opgenomen weten in voor hen belangrijke sociale verbanden. Ook in de toekomst van veel volwassenen vormt het deelnemen aan sport- en bewegingsactiviteiten een belangrijke compensatie voor de soms overspannen en stressvolle wereld van werk, carrière en inkomen. Binnen het curriculum van elke Pabo komt bewegingsonderwijs aan bod in de volgende programma s: Bevoegdheid groep 1 en 2. In het curriculum staat het verzorgen van bewegingsonderwijs aan kleuters in het speellokaal centraal. 3

4 Bewegen in brede context. Hierbij komen bewegingsactiviteiten aan bod die op de basisschool naast de lessen bewegingsonderwijs gedaan worden. Denk aan activiteiten als sportdagen, schoolreisjes, spelen en bewegen op het schoolplein e.d. Leerkrachten die na augustus 2001 gestart zijn met hun opleiding zijn niet meer bevoegd om bewegingonderwijs aan de groepen 3 t/m 8 te geven, maar zijn wel betrokken bij een brede inleiding van de kinderen in onze bewegingscultuur. De groepsleerkracht, als eerst verantwoordelijke voor het kind, dient over algemene, elementaire kennis van bewegingsgedrag en - ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar te beschikken. 4

5 2 big ideas Bij het realiseren van de bovengenoemde programma s, spelen de onderstaande principes een fundamentele rol. A. Vergroten van de bewegingsbekwaamheid De basisschoolleeftijd is bij uitstek de geschikte periode om de bewegingsbekwaamheid te vergroten en te verbeteren. Door het vergroten van het bewegingsrepertoire waardoor de bewegingsbekwaamheid zal groeien, krijgen kinderen meer bagage mee om zo op juiste wijze deel te kunnen nemen aan de actuele bewegingswereld. Deze bewegingswereld bestaat voor hen in hoofdzaak uit de lessen bewegingsonderwijs, het schoolplein, de buurt, de naschoolse opvang en de vereniging. Kinderen die niet of minder bewegingsbekwaam zijn lopen een grotere kans om van sport en spelsituaties te worden buitengesloten (Stegeman, 2007-b). Dit laatste kan ook betrekking hebben op de kwaliteit van sport- en spelsituaties. De effecten van bewegingsonderwijs op school zijn ook later van belang. Kinderen leggen een basis voor de verdere bewegingsmogelijkheden in hun leven. Bewegingsvaardigheden die aangeleerd zijn in kwalitatief goede lessen vormen een fundament voor tal van vaardigheden nu en later (Gallahue & Ozman,1998). Er zijn aanwijzingen dat kinderen die een adequate basis aan bewegingsvaardigheden hebben verworven, later een fysiek meer actief leven leiden (Bailey, 2006). B. Ontwikkelen of behouden van een positieve bewegingsattitude De meest geschikte periode voor het ontwikkelen van een positieve bewegingsattitude is de basisschoolleeftijd. Kinderen zijn in deze periode zeer gemotiveerd als het om (leren) bewegen gaat. Zich competent voelen in bewegingssituaties en plezier gaan hand in hand. Iets beter kunnen dan daarvoor of iets beter kunnen dan een ander geeft een positief gevoel. Stegeman ( b) concludeert dat er aanleiding is om te veronderstellen dat er een positieve relatie is tussen (succesvolle) participatie aan sport en bewegen en het welbevinden en het gevoel van eigenwaarde. Het onderwijs heeft tot taak om op dit terrein voldoende impulsen te geven. Kinderen bewegen graag en veel. Het is van belang dat deze attitude behouden blijft. Om kinderen met plezier te laten bewegen is een breed en gevarieerd bewegingsaanbod met bewegingssituaties waarin de kinderen worden uitgedaagd te leren een belangrijke voorwaarde. De kans dat kinderen willen blijven bewegen buiten schooltijd en/of na de schoolperiode lijkt het grootst als er sprake is van een zekere mate van zelfsturing, gekoppeld aan positieve ervaringen zoals plezier en gevoelens van competentie. Over de gunstige effecten van fysieke activiteit op de gezondheid is geen discussie. Uit een grootschalig onderzoek uit 2004 is gebleken dat kinderen die drie maal in de week intensieve lessen bewegingsonderwijs kregen een significant grotere hoeveelheid matig tot intensieve activiteit ontplooiden gedurende de schooldag. Als we deze conclusie leggen naast de beweegnorm dan blijkt dat de school een grote rol speelt in het aanbieden van beweeg-activiteiten op een dag. Ook bleek dat het bewegen een positieve invloed had op het vetpercentage, de conditie en cardiovasculaire risico s (Kriemler, S et al. 2004). C. Zich competent voelen in bewegingssituaties Het gevoel competent te zijn in bewegingssituaties is bepalend voor plezier op de langere termijn. Door het ervaren van successen in bewegingssituaties voelen kinderen zich (bewegings)competent. Dat draagt in belangrijke mate bij aan de intrinsieke motivatie om veel en divers te bewegen. Vanuit die motivatie willen kinderen graag deelnemen aan activiteiten, waardoor ze eigen grenzen verleggen en zichzelf steeds weer overtreffen. Succesbeleving, prestige, uitdaging, sociale waardering en presteren in vergelijking met anderen, maar niet ten koste van anderen, spelen hierbij een rol (Stegeman 2007-a- 4). 5

6 Vorming van het zelfbeeld en zelfvertrouwen vinden veelal spelend en bewegend plaats. Uit resultaten van verschillende onderzoeken kan de conclusie getrokken worden dat fysiek actieve kinderen positiever over zichzelf denken dan minder actieve kinderen (Shields & Bredemeier,1995) Een positieve competentiebeleving op het gebied van het bewegen en de sociale interactie (zie D) tijdens bewegen en spelen draagt in belangrijke mate bij aan de identiteitvorming. Beleving van de activiteiten is voorwaarde om te komen tot leren en ontwikkelen. Het aanbod in de lessen bewegingsonderwijs is daarom voor een groot deel afgestemd op de leefwereld van het kind. Dit varieert van schaatsen en sneeuwballen gooien in de winter tot het volgen van trends als freerunning en waveboarden. De leerkracht heeft een bijzondere rol voor het opdoen van succeservaringen door kwetsbare kinderen, kinderen die bijvoorbeeld traag zijn, niet zo bewegingsvaardig, zwaarlijvig, hyperactief of sociaal onaangepast zijn. Het is van groot belang dat ook zij op hun eigen niveau en in eigen tempo kunnen (leren) bewegen en spelen. D. Ontmoeten van en omgaan met andere kinderen in bewegingssituaties Ontmoetingen en (intensieve) interacties vinden bij (jonge) kinderen vooral plaats in spel- en bewegingssituaties. Er treden gunstige effecten op als de kinderen met elkaar kunnen bewegen in een veilig pedagogisch klimaat waarin er aandacht is voor positieve interacties en positieve waarden en normen. Voor de sociale ontwikkeling en kwaliteit van sociale interacties is de aanwezigheid van een vakbekwame leerkracht essentieel (Vanden Auwele et al, 2001). Kinderen ontmoeten elkaar in bewegingssituaties en leggen spelend en bewegend veel contacten. De inbreng van de één maakt de inbreng van de ander mogelijk, waarbij het gezamenlijk belang wordt onderkend. Hierbij gaat het concreet om bewustwording dat de ander, de medeleerling, niet beschouwd mag worden als middel, instrument, van mijn handelen (Heij P. 2006). In de praktijk stimuleert de leerkracht de kinderen: te handelen volgens afgesproken regels met elkaar afspraken te maken over team- en groepsindeling samen het verdelen en wisselen van taken en functies te regelen een activiteit veilig in te richten, een activiteit te herstellen en aan te passen 6

7 3 nadere uitwerking van de big ideas Bij het realiseren van de principes uit stap 2 zijn onderstaande sleutelbegrippen - gebaseerd op het beginsel van zone van naaste ontwikkeling essentieel. Kinderen (leren) bewegen op eigen niveau Bewegingsbekwaamheid: kinderen leren vooral als het niveau van de bewegingssituatie past bij de zone van (hun) naaste ontwikkeling. Als een situatie te moeilijk is, zal een kind niet of met angst deelnemen. Wanneer een situatie te makkelijk is voor het kind, leidt dit tot verveling met als gevolg een geringer leereffect. Bewegingsattitude: als kinderen bewegen in situaties waarin de niveaus haalbaar zijn is de kans op succes groot en succes draagt bij aan een positieve bewegingsattitude Zich competent voelen: succesbeleving voedt het zelfvertrouwen en zorgt voor een positief zelfbeeld Ontmoeten van en omgaan met andere kinderen: kinderen leren verschillen in niveau respecteren en waarderen. Kinderen (leren) bewegen in eigen tempo Bewegingsbekwaamheid: kinderen leren vooral als: - zij de tijd krijgen om een activiteit onder de knie te krijgen. Het aantal herhalingen speelt hierin een belangrijke rol. Voldoende herhalingen zorgen voor groot leereffect. - zij in eigen bewegingstempo mogen werken. Als een kind wordt opgejaagd of opgehouden zal het gehaast, met angst of zelfs niet deelnemen. Het leereffect zal kleiner zijn. Bewegingsattitude: in eigen tempo bewegen voedt een positieve bewegingsattitude. Genoeg tijd krijgen om een activiteit te leren beheersen, draagt in belangrijke mate bij tot gevoelens van competentie Ruimte en tijd krijgen om te bewegen zorgt voor de gewenste ontspanning om te kunnen bewegen en bewegen (positief) te beleven. Zich competent voelen: leren bewegen in eigen tempo zorgt voor een optimaal leereffect en dus voor succesbeleving. Als een kind zich voelt opgejaagd gaat dat vaak ten koste van het zelfvertrouwen. Ontmoeten van en omgaan met andere kinderen: kinderen leren verschillen in (leer)tempo respecteren en waarderen. Kinderen (leren) bewegen naar eigen interesse (of initiatief) Bewegingsbekwaamheid: wanneer de kinderen binnen het eigen interessegebied bewegen zal de motivatie groter zijn om te bewegen. Anderzijds kunnen kinderen door een ruime bewegingsbekwaamheid hun interessegebied vergroten. Bewegingsattitude: kunnen bewegen naar eigen interesse zorgt voor een positieve attitude. Zich competent voelen: bewegen naar eigen interesse zorgt voor beleving. Bewegingen of spelen die een kind niet interesseren zorgen voor desinteresse, waardoor gevoelens van competentie niet worden versterkt. Ontmoeten van en omgaan met andere kinderen: kinderen leren verschillen in interesse respecteren en waarderen. Tenslotte: is een doordachte opbouw in leerlijnen vereist. In stap 4 wordt een overzicht gegeven. is kennis nodig over de wijze waarop kinderen leren. In stap 5 wordt hier nader op ingegaan 7

8 4 context De context (concrete inhoud) van het vak bewegingsonderwijs op de Pabo wordt aangeboden in twee programma s: 4.1 Bewegingsonderwijs aan groep 1 en 2 in het speellokaal en op het schoolplein 4.2 Bewegen in brede context Voor een praktische uitwerking van het vakgebied via leerlijnen en bewegingsthema s is binnen het bewegingsonderwijs in Nederland een gemeenschappelijke basis gevonden in de indeling volgens 12 leerlijnen, beschreven in het Basisdocument Bewegingsonderwijs (Mooij 2004). Bij elk bewegingsthema is de volgorde van complexiteit aangegeven. Daarna is onder aangegeven welke kennis het meest van belang is bij het goed kunnen aanbieden van deze activiteit. Het betreft o.a. aandachtpunten die te maken hebben met de veiligheid, methodiek en kwaliteit van bewegen. Algemene kennis wanneer kinderen (veel) hulp nodig hebben is de situatie te moeilijk; kinderen hebben verschillende vaardigheidsniveaus en verschillende tempi. Vanuit deze kennis zorgt de leerkracht voor voldoende situaties met verschillende niveaus, zodat kinderen op hun eigen niveau en zonder wachten, kunnen deelnemen; duidelijke regels over de wijze waarop kinderen elkaar opvolgen is een voorwaarde voor een veilige deelname; weten wanneer een mat nodig is om veiligheid te bieden en wanneer een mat plaatsen juist gevaarlijke situaties uitlokt; de effecten kennen van de verschillende wijzen van groeperen (homogeen /heterogeen m.b.t. niveau, angst, interesse, sexe, sociale cohesie); de mogelijkheden en de kwetsbaarheden van de organisatievormen (vrij, in groepen, in een omgangsbaan en klassikaal werken) weten; het veilig inrichten van het arrangement weten; het juiste gebruik van het materiaal weten; weten welke combinatie van activiteiten binnen één les zorgt voor een juiste balans tussen fysieke belasting en rust. 4.1 Bewegingsonderwijs aan groep 1 en 2 in het speellokaal Onderstaand overzicht is gericht op de kleuterfase en moet beschouwd worden als indicatief en heeft niet de pretentie volledig te zijn. De keuze voor deze activiteiten wordt mede bepaald door het uitgangspunt dat kleuters in groep 1 en 2 vier uur per week onderwijs in bewegen krijgen. Hieronder volgt een overzicht van de 12 leerlijnen en de bewegingsthema s voor de groepen 1 en 2. Leerlijn 1 Balanceren Tussendoelen voor groep 1 en 2 Balanceren gaan over een recht balanceervlak gaan over een hindernis op een balanceervlak Rijden fietsen op tweewielers (met zijsteunen) steppen Glijden glijden van een brede glijbaan Acrobatiek scootertje Gaan over een recht balanceervlak Bij het balanceren gaat het om het handhaven van evenwicht en herstellen van 8

9 evenwichtsverstoringen bij het verplaatsen op een (in)stabiel vlak met of zonder hindernissen. breed naar smaller balanceervlak; kort naar langer balanceervlak; laag naar hoger balanceervlak; zonder obstakels naar met obstakels op het balanceervlak; stabiel naar instabiel balanceervlak; zonder meenemen van materiaal naar het meenemen van meerder materialen over het balanceervlak; veel naar minder steunpunten (kruipend, met steun van de muur, palen, stokken in eigen handen). het balancerende kind bepaalt het bewegingstempo, niet de hulpverlener balanceren leent zich niet voor wedstrijdvormen balanceren gaat beter als een kind focust op een punt ongeveer 2 meter voor zich Gaan over een hindernis op een balanceervlak Wanneer de kleuter over een hindernis op een balanceervlak moet stappen, verandert het lichaamszwaartepunt van plaats waardoor het balanceren moeilijker wordt. kleine naar grote obstakels op het balanceervlak; een laag naar een hoog balanceervlak. Fietsen op tweewielers Het rijdend in balans blijven is de essentie van fietsen. Fietsen op zeer lage snelheid vereist meer evenwichtsvermogen dan fietsen op snelheid. Volgordes in complexiteit: van vrij in de ruimte naar fietsen op een (hindernis)baan; van fietsen op een driewieler naar fietsen op een tweewieler (met zijsteuntjes); van fietsen op een tweewieler met zijsteuntjes naar fietsen op een tweewieler. van met hulp van de leerkracht naar zelfstandig fietsen. Eigenschappen van een geschikte tweewieler met ketting kind kan met twee voeten bij de grond; de fiets heeft een stabiel stuur; de fiets komt vanuit stilstand - na het naar beneden duwen van de trapper zodanig op gang, dat de kleuter de tijd krijgt om in balans te komen en een volgende trap te maken. ook loopfietsen zijn boeiend en zinvol materiaal voor kleuters bij het leren fietsen. Steppen Het rijdend in balans blijven is de essentie van steppen. Steppen waarbij veelvuldig en zonder veel kracht afgezet wordt van de grond, waardoor de step langzamer gaat, is makkelijker dan hard afzetten en lang uitrijden rijden op een step met 4 wielen, naar rijden op een step met 2 achterwielen tot rijden op een step met 2 wielen; vrij in de ruimte naar op een (hindernis)baan steppen; met hulp van de leerkracht naar zelfstandig steppen. Glijden Het zittend in vaart in balans blijven is de essentie van het glijden. een vlakke naar een steile glijbaan; een breed glijvlak naar een smal glijvlak; glijden zonder afzweven naar glijden met afzweven (en van laag afzweefpunt naar een hoger afzweefpunt); 9

10 zittend naar hurkend naar staand glijden. Scootertje De essentie van acrobatiek - is dat je in samenwerking met een ander in evenwicht blijft. Berijder/bovenpersoon: met voeten tot zonder voeten aan de grond in evenwicht blijven; handen vast tot handen los in evenwicht blijven. Scooter/onderpersoon: stilstaande scooter tot een rijdende (met snelheid kruipende) scooter. Voor de veiligheid is het van belang dat: de scooter het stevigst staat als de handen op schouderbreedte en de knieën iets uit elkaar worden gezet; de verschillen in gewicht en lengte niet te groot zijn Leerlijn 2 Klimmen Tussendoelen voor groep 1 en 2 Klauteren klautercircuit laag steile wand klimmen (half schuin) Touwklimmen op knoop staan Klauteren Bij het klauteren, gaat het om het creëren en handhaven van voldoende grip of steun om te kunnen verplaatsen over klautervlakken. klauteren op een geringe hoogte tot klauteren op grote hoogte; been voor been tot alternerend klimmen; alternerend klimmen wordt in veel situaties bemoeilijkt door de grote sportafstand; een schuin naar een recht naar een overhangend klauterraam; vooruit naar achteruit klauteren; langzaam naar snel klauteren; klauteren met stabiele naar klauteren met instabiele steunpunten. Van horizontaal naar verticaal naar diagonaal kleuters klauteren graag, tenzij ze angstig zijn. Wanneer deze angst extreem is, moet men wachten met het aanbieden van klautersituaties; minder vaardige kleuters (minder sterk/snel) zijn vaker (terecht) angstig en vermijden klim- en klautersituaties vaak; kleuters mogen zelf bepalen hoe hoog zij klimmen, tenzij de leerkracht de situatie als onveilig ervaart; klauteren en klimmen, gaan niet samen met: wedstrijden, opjagen en ophitsen; de zogenaamde steile wand - waarbij matten tegen een schuin klautervlak worden geplaatst - nodigt uit om te klauteren en vermindert de angst omdat de hoogte minder zichtbaar is. Ook kan elk kind zijn eigen paslengte bepalen en de zachte mat zorgt voor meer vertrouwen/zachter vallen; hulpverlenen gebeurt door aanwezigheid en een handje/zetje. Touwklimmen Bij het touwklimmen gaat het om het creëren van steunpunten in touwen om te verplaatsen in (een) touw(en) klimmen met een kleine afstand tussen knoop en kast naar klimmen met een grotere afstand hiertussen; met een plankje naar met een schotel naar met een grote knoop naar met een kleine knoop klimmen. 10

11 Leerlijn 3 Zwaaien Tussendoelen voor groep 1 en 2 Schommelen: Schommelen en duwen Schommelen op een touw (zitten op knoop of schotel) vanaf een verhoogd vlak Hangend zwaaien: Touwzwaaien over een sloot Bungelen aan trapezestok of ringen (op halve reikhoogte) met vertrek vanaf een vlak veilig zwaaien gebeurt door voldoende afstand te houden van degene die er naast zwaait; kleuters vinden het moeilijk om het zwaaibereik van de schommel goed in te schatten. De situatie moet voor kleuters goed zichtbaar afgebakend zijn. Schommelen Bij het schommelen, gaat het om meebewegen in zit of stand op een schommeltoestel om de zwaai te vergroten of te onderhouden. geduwd worden naar zelf schommelen en de zwaai vergroten; met hulp bij stoppen en afstappen naar zelfstandig afstappen of afspringen; een laag naar een hoger vertrekvlak. de zwaai wordt vergroot door in het begin van de voorzwaai de benen naar voren te brengen en in het begin van de achterzwaai naar achteren; als de kleuter op de schommel wordt geduwd, moet hij/zij de benen niet te ver naar achteren bewegen. Hangend zwaaien Bij het hangend zwaaien gaat het om: - het overbruggen van een afstand (staat niet in Tule) - het meebewegen aan een zwaaiend toestel om de zwaai te vergroten of te onderhouden Touwzwaaien over een sloot Touwzwaaien van bank naar mat wanneer de kleuter kan blijven in strekhang kan blijven hangen, kan het proberen te gaan zwaaien; er kan ook gezwaaid worden aan één gebogen en één gestrekte arm; indien een kind in buighang kan zwaaien, wordt de activiteit beter uitvoerbaar. Bungelen aan de ringen als er gezwaaid wordt, lopen er geen kleuters door het zwaaiperk; de kleuter weet dat hij de ringen pas mag loslaten als hij stil staat; de kleuter blijft tijdens het los zijn van de grond (in de zwaai) in strekhang met daarbij de benen opgetrokken (alsof je op een stoeltje zit); kleuters kunnen slechts een beperkt aantal keren zwaaien; wanneer er gezwaaid wordt, zijn duidelijke en veilige wachtplaatsen noodzakelijk; zwaaien en bungelen aan de ringen zijn risicovolle activiteiten; alvorens er gezwaaid wordt, is het zwaaiperk duidelijk aangegeven. het feit of een kleuter de ring met zijn duim omvat is afhankelijk van de grootte van de ringen, de grootte van de hand van de kleuter en de voortgang van de motorische ontwikkeling. Leerlijn 4 Over de kop gaan Tussendoelen voor groep 1 en 2 Rollen op een schuin vlak tot zit Duikelen voorover om de duikelstang 11

12 Rollen op een schuin vlak tot zit Bij het over de kop gaan, gaat het om het inzetten van rotatie tot over de kop gaan en tijdig deze rotatie weer afremmen. rollen op een schuin vlak naar rollen op een plat vlak; rollen op een licht verhoogd vlak naar rollen op een hoog vlak; rollen vanuit stand naar rollen na afzet vanuit aanloop. rollen wordt aangeboden op matten (veilig en prettig); Plaatje een schuin en zacht vlak (20 25 graden) nodigt uit tot rollen; plaatje plaatje wanneer kleuters moeite hebben met rollen is het aanleren van de juiste uitgangspositie essentieel: benen wijd, handen dicht bij de voeten en tussen de benen door naar het plafond kijken (heupen hoog); verleen hulp door het hoofd te beveiligen en met de andere hand de beweging te ondersteunen; rollen om de lengteas is binnen deze leerlijn de eenvoudigste activiteit sommige kleuters hebben een relatief groot hoofd en korte armen, waardoor het over de kop gaan moeilijker kan zijn. Voor deze kleuters is het rollen vanaf een verhoging (kastkop) een uitkomst. biedt rollen om de breedte as (koprol) niet aan voor kleuters die: - (erg) angstig zijn; - een motorische beperking hebben, waardoor het moeilijk of gevaarlijk is om recht te rollen (zoals sommige kinderen met Hemiplegie of het Syndroom van Down). Duikelen voorover om de duikelstang voorover om de duikelstang (buikhoogte) naar duikelen achterover aan de duikelstang (borsthoogte) duikelen is voor de meeste kleuters die lijden aan obesitas ongeschikt; het plaatsen van matten onder duikelende kinderen is noodzakelijk; Plaatje verleen hulp wanneer het kind voorover om de stang duikelt, door de met één hand de pols van het kind vast te pakken en met de andere hand de beweging te ondersteunen bij de rug en deze te stoppen door te vangen in de knieholte. Wanneer het kind achterover duikelt aan de stang, zit de leerkracht voor de duikelstang en pakt met de dichtstbijzijnde hand de pols en begeleidt de beweging door de voet te begeleiden richting rekstok. Leerlijn 5 Springen Tussendoelen voor groep 1 en 2 Vrije sprongen diepspringen: vanuit stand minitrampspringen: verend in en eruit Steunspringen wendsprongen over lage banken of met een korte verhoogde aanloop over een kastkop hazensprongen op, over en hurksprongen tussen banken Loopspringen slootje springen van mat naar mat naar mat springen over lage hindernissen Touwtje springen springen over een schommelend touw 12

13 Vrije sprongen Bij de vrije sprongen gaat het om het afzetten om lang in de lucht te zweven. Diepspringen: vanuit stand diepspringen zonder aanloop naar diepspringen met aanloop; diepspringen vanaf een laag afzetvlak naar diepspringen vanaf een hoger afzetvlak. Maximaal borsthoogte; landen op een zachte mat naar meerdere matjes tot enkele mat. een kind is langer in de lucht (zweeft langer) als het omhoog afzet; een afzet ver naar voren kan gevaarlijk zijn; een veilige landing vindt plaats op twee voeten met licht gebogen knieën, rug recht, licht naar voren gehoekt en het hoofd rechtop; Plaatje als landingsplaatsen dienen matten gebruikt te worden. Het markeren van de landingplek (getekende voeten op de mat) komt de kwaliteit van het diepspringen ten goede. Plaatje Herhaald springen: verend in en eruit minder sprongen naar meer sprongen; herhaald springen in de minitramp naar herhaald springen eindigend met een landing op een mat; Van rechtstandig op en neer naar het springen met trucs. als een kleuter nog niet in balans kan springen verleen je hulp door één hand vast te houden of je gebruikt een duikelstang, wandrek of touwen voor het bieden van steun. Steunspringen Bij het steunspringen, gaat het om het afzetten om lang te zweven voor en of na de handenplaatsing op een steunvlak. Steunsprongen over lage banken of een hurkwendsprong over een kastkop springen over een laag obstakel naar springen over een hoger obstakel; springen zonder aanloop naar springen met aanloop; eerst op het obstakel landen, dan erover; meerdere hurksprongen, naar minder hurksprongen (handen verder weg plaatsen). Bij hurkwendsprong over een kast: de handenplaatsing dient ingedraaid te zijn; als de leerkracht wil hulpverlenen, dient deze te weten aan welke kant een kind zijn handen plaatst; hulpverlening vindt plaats d.m.v. klemgreep om dichtstbijzijnde bovenarm. (Plaatje) Loopspringen Bij het loopspringen, gaat het om het passeren van een hindernis en gelijkmatig door kunnen lopen of springen na de hindernis. Slootje springen van mat naar mat naar mat loopspringen over smalle- naar loopspringen over brede sloten; van a-ritmisch naar ritmisch; alleen naar samen(tegelijk) over de sloot springen. Springen over lage hindernissen 13

14 springen over lage/smalle- naar springen over hogere/bredere hindernissen; springen over één enkele naar springen over meerdere hindernissen; springen met kleine afstanden naar springen met grotere afstanden tussen de hindernissen. Touwtje springen Bij het touwtje springen, gaat het om afzetten om in herhaling in/over een ronddraaiend/schommelend touw te springen. Springen over een schommelend touw slangetje (golfend touw) naar springen over een schommelend touw naar springen over een draaiend touw. de leerkracht het touw moet draaien; de leerkracht het springen, kan ondersteunen door verbale leerhulp toe te passen. Leerlijn 6 Hardlopen Hardlopen Bij het hardlopen gaat het om lopen om zo snel mogelijk ergens te komen. - of om het zo lang mogelijk vol te houden langzaam naar sneller hardlopen; rechtdoor naar met richtingsveranderingen hardlopen. hardlopende kleuters zijn zij snel moe, maar herstellen ook weer snel; kleuters beleven rennen (ook zonder doel) als prettig. Leerlijn 7 Mikken Tussendoelen voor groep 1 en 2 Wegspelen werpen naar bijv. opgehangen kranten (met strekworp); pylonen of blokken omrollen. Mikken werpen door een verticaal doel met gaten erin; werpen in horizontaal gesteld doel (open kast); rollen tegen een mikdoel. Wegspelen Bij het wegspelen gaat het om het zo ver en/of zo hard mogelijk wegspelen van een speelvoorwerp. wegspelen van klein handzaam materiaal naar wegspelen van grotere materialen. met de hand of voet naar wegspelen m.b.v. een voorwerp (racket) Mikken Bij het mikken gaat het om het wegspelen van een speelvoorwerp om dit zo precies mogelijk in of tegen een mikdoel te krijgen. mikken van dichtbij naar verder weg; rollend naar gooiend; mikken in een groot naar mikken in een kleiner doel; mikken op een stilstaand doel naar mikken op een bewegend doel. 14

15 Van handzaam materiaal (bijvoorbeeld een grote bal) naar minder handzaam materiaal (bijvoorbeeld een frisbee) de leerkracht ervoor moet zorgen dat de situaties spannend blijven door te variëren in de doelen (grootte en aantal), de afstand tot de doelen en de weg naar de doelen; miksituaties worden uitdagender voor kleuters door gebruik te maken van de factoren zichtbaarheid, hoorbaarheid en tellen; voor kleuters is het eenvoudiger om met de hand weg te spelen dan met de voet. Leerlijn 8 Jongleren Tussendoelen voor groep 1 en 2 Werpen en vangen Kaatsenballen: individueel met stuit (grote bal) Samen overspelen: rollend Soleren Ballon hooghouden (hand, racket) Stuiteren met een bal Rollen met hoepel of autoband Werpen en vangen Bij het werpen en vangen gaat het om het wegspelen van een speelvoorwerp zodat dit gevangen kan worden. met een voorwerp rollen naar met een voorwerp werpen; werpen: het werpen met een kleine bal naar het werpen met een grotere bal vangen: het tegenhouden/vangen van een grote (zachte) bal naar het vangen van een kleinere bal van vangen na een stuit naar direct - uit de lucht - vangen kaatsenballen individueel via de muur met stuit, naar kaatsenballen via de muur zonder stuit; werpen over een kleine afstand naar werpen over een grotere afstand tegen de muur. kleuters hechten waarde aan hun eigen voorwerp. Soleren Bij het soleren, gaat het om een speelvoorwerp tikkend in beweging houden. soleren met een ballon naar soleren met een bal; soleren met een grote bal naar soleren met een kleine bal; soleren met een langzame bal naar soleren met een snelle bal; vangen na een stuit naar vangen zonder stuit; soleren zonder naar soleren met gebruik van een hanteringsmiddel (racket); soleren over kleine naar soleren over grotere afstanden; tweehandig naar eenhandig soleren; stilstaand naar bewegend soleren. een kort licht racket is makkelijker te hanteren dan een (zwaarder) racket met langere steel; kleuters hechten waarde aan hun eigen voorwerp. Leerlijn 9 Doelspelen Tussendoelen voor groep 1 en 2 Keeperspelen Chaosdoelenspel Lummelspelen Passeerspel Keeperspelen Bij keeperspelen gaat het om het passeren van een tegenspeler om een doel te raken terwijl de tegenspeler probeert de bal te onderscheppen om het doel te verdedigen. 15

16 Keeper (voor een doelpuntenmaker geldt de omgekeerde volgorde): het verdedigen van een klein naar groter doel het verdedigen van één naar meerdere doelen van rollen naar gooien naar schieten van grote (zachte) bal naar kleinere bal Lummelspelen Bij lummelspelen gaat het om het passeren van de tegenstander om de bal naar een medespeler over te spelen terwijl de tegenspeler probeert de bal te onderscheppen om zelf in balbezit te komen. Voor balbezitters (voor een tegenstander geldt de omgekeerde volgorde): rollend naar gooiend van beschermd balbezit naar onbeschermd balbezit van grote (zachte) bal naar kleinere bal één speelrichting naar meerder speelrichtingen Doelspelen kunnen worden aangeboden als spelers: weet hebben van tegengesteld belang ; een bal gericht en met voldoende snelheid kunnen wegrollen of gooien; als onderschepper een aankomende bal kunnen tegenhouden. de jonge kleuters kenmerkende - hechting aan hun eigen voorwerp kunnen loslaten Leerlijn 10 Tikspelen Tussendoelen voor groep 1 en 2 Wegloopspelen naar vrij gebied Overloop tikspelen met beperkt tikgebied Tikspelen Bij de tikspelen gaat het om het bedreigen van (een) loper(s) om deze te tikken terwijl de loper(s) proberen het tikken te voorkomen. op eigen initiatief betreden van het tikgebied naar spelen met een gedwongen loop naar spelen waarin de kleuter voortdurend in het tikgebied is. Type spelen: van zoek- en verstopspelen (1 tegen 1) naar wegloopspelen naar overloopspelen naar kriskras tikspelen. Kris kras tikspelen worden in het Basisdocument Mooij 2004 geplaatst bij groep ¾; één loper naar meerdere lopers; klein naar een groter tikgebied; zonder materiaal naar met materiaal meenemen/roven. om een tikspel te kunnen spelen moeten kleuters weet hebben van tegengesteld belang; voor het spelen van een tikspel is de optimale groepsgrootte 4 tot 8 kleuters; één tikbeurt duurt niet langer dan 1 minuut; getikte spelers blijven meedoen (iets meenemen, pylon overeind zetten, opdracht e.d.); bij kriskras tikspelen zijn één of meer vrijplaatsen en bij voorkeur obstakels in het tikveld nodig; als de kleuter dat zelf niet doet/durft, is samen met een kind het speelveld ingaan een goede vorm van leerhulp. Leerlijn 11 Stoeispelen Tussendoelen voor groep 1 en 2 Stoeispelen 'om iets' te pakken bijv. een plek, een voorwerp of een lichaamsdeel. Bij het stoeien, gaat het om het duwen of trekken aan een tegenspeler om deze uit balans te brengen terwijl deze probeert die balansverstoring te voorkomen 16

17 stoeien met een minder sterke tegenstander naar stoeien met ene sterke tegenstander; het afpakken van een groot voorwerp naar het afpakken van een kleiner voorwerp; het afpakken van één voorwerp naar het afpakken van meerdere voorwerpen. alleen kleuters van ongeveer gelijk gewicht/kracht mogen met elkaar stoeien; kleuters moeten weten dat zij (naast de regel niet schoppen, bijten, slaan ) geen arm om het hoofd van de ander klemmen; het is onveilig als kleuters staand stoeien; kleuters zijn vaak binnen 1 minuut moe; kleuters moeten de Stop! = Stop! Regel kennen. Leerlijn 12 Bewegen op muziek Tussendoelen voor groep 1 en 2 Bewegen n.a.v. het tempo Bewegen n.a.v. frasering Een dans uitvoeren Bewegen n.a.v. het tempo Bij bewegen n.a.v. het tempo gaat het om het aanpassen van het tempo en ritme van het bewegen aan het tempo en ritme van de muziek. Stappen op gezongen lied en kinderdansmuziek Huppelen op geslagen ritme Bewegen n.a.v. frasering Bij bewegen n.a.v. frasering gaat het om het aanpassen van het moment van inzetten, stoppen en veranderen van richting van bewegen aan de frasering in de muziek. Inzet en stoppen: starten aan begin en stilstaan aan het eind van een gezongen lied Veranderen: op de eerste muzikale zin en stappen op de tweede muzikale zin stilstaan en klappen Een dans uitvoeren Bij het uitvoeren van een dans gaat het om het uitvoeren van verschillende bewegingspatronen op de muziek. Zangspel in stilstaande kring Volgordes in complexiteit. stappen in de maat is makkelijker dan huppelen en huppelen weer makkelijker dan looppas (joggen); looppas in de maat is vaak te moeilijk; zeer duidelijk ritme/accenten in de muziek (beat) naar onduidelijker ritme/accenten; met stem/ritme begeleiding naar zonder deze begeleiding; samen met de leeracht naar met andere (vaardige) kleuter naar alleen de frasering in de muziek bepaalt het juiste moment van starten en stoppen en hoe er kan worden overgegaan van de ene op de andere beweging; kleuters die niet kunnen huppelen, kunnen in hetzelfde ritme een galoppas maken; voor het in de maat bewegen is een geslagen ritme zinvol, bij frasering is een lied handiger; de juiste muziek wordt bepaald door het aantal beats per minute BPM. Het aantal BPM verschilt per wijze van voortbewegen (stappen, huppelen, looppas) en is voor kleuters anders dan voor volwassenen; kleuters vinden het lopen van ruimtelijke patronen moeilijk: ze hebben behoefte aan (landschappelijke) structuur; muziek en dans hebben voor kleuters grote belevingswaarde. Er is grote overlap met de vakgebieden muziek en expressie. De verschillende aspecten van bewegen op muziek: beweging, expressie en muziek dienen allen in het curriculum voldoende vertegenwoordigd te zijn. 17

18 4.2 Bewegen in brede context In het verplichte curriculum van de Pabo dient aandacht besteed te worden aan bewegingsactiviteiten waarmee de groepsleerkracht buiten de lessen bewegingsonderwijs te maken krijgt. Het gaat hier om bewegen in de ruimten binnen en rond een basisschool waar kinderen bewegen en de organisatorische verbanden waarin bewegingsactiviteiten aangeboden worden. Verschillende bewegingsruimten in en rond de school zijn: het schoolplein, het schoolgebouw, het klaslokaal, de buurtspeelplaats, het sportcomplex, het zwembad, park, bos, strand, water en de ijsbaan, speelparadijs en multifunctionele sport- en beweegparken. De verschillende organisatorische verbanden in en rond de school zijn: sport- en speldagen, sporttoernooien, wandelvierdaagse, schoolkamp, thema-activiteiten, sportstimuleringsprojecten en brede school- en verlengde schooldagactiviteiten. Leerkrachten met de smalle en brede bevoegdheid dienen weet te hebben van de specifieke organisatievormen die van belang zijn voor bovengenoemde verbanden. Je kunt hierbij denken aan bijvoorbeeld kennis benodigd voor het organiseren van een sportdag of schoolkamp. Leerkrachten moeten voor verschillende ruimten en organisatievormen kennis hebben van de selectiecriteria voor de keuze van bewegingsactiviteiten. Deze zijn: Binnen de gekozen activiteiten kunnen alle kinderen tegelijk actief bewegen; De gekozen activiteiten zijn voor alle kinderen realiseerbaar; De gekozen activiteiten zijn eenvoudig te begeleiden; De gekozen activiteiten nodigen uit tot zelfstandig herhalen; De gekozen activiteiten hebben verwantschap met de lessen bewegingsonderwijs; De gekozen activiteiten sluiten aan bij de belevings- en bewegingswereld van de kinderen. De volgende activiteiten uit de leerlijnen zoals beschreven in het Basisdocument (Mooij e.a. 2004), aangevuld met verwante activiteiten, kunnen worden gebruikt in de directe schoolomgeving. Het is van belang kennis te hebben van het initiëren en begeleiden deze activiteiten. Leerlijn Activiteiten Verwante activiteiten Balanceren fietsen, karren, steppen, glijden op de glijbaan op de speelplaats en acrobatiek. kloslopen, rolschaatsen, schaatsen, skeeleren, stelt lopen, skate- of waveboard. Klimmen klimmen op het klimrek op de speelplaats. klimmen in bomen en op de klimwand op het speelplein. Zwaaien schommelen. kabelbaantjes. Over de kop duikelen aan een duikelstang. gaan Springen touwtje springen, spreidsprong over medeleerling (bokje springen), verspringen. Hardlopen sprint- en estafettevormen. duurlopen. Mikken van mikken, raken en doelen met pittenzakken en ander voorwerpen, tot jeu de boule, midgetgolf, eitje leggen. Jongleren kaatsenballen (met versjes), ballon hoog houden, tennis via de muur, overgooien, badminton, tafeltennis, beachbal. hinkelen, zaklopen, skippybal springen, springen over ronddraaiend touw, elastieken, freerunningactiviteiten. knikkervormen, vliegtuigjes werpen, flessen- of blikgooien, frisbeemik, darts, kegelen, ringwerpen. diabolo, chinese bordjes, circus jongleren met doekjes/ballen, hoelahoep. Doelspelen keeperspelen, lummelspelen en aangepaste voetbalspelen. streetbasketbal, kampioenen. sportspelen. Tikspelen tikspelen, afgooispelen en honkloopspelen. lintentikkertje, blokjesroof, iemand is hem niemand is hem, kastie, bordjetik. Stoeispelen bal afpakken. putjetrek, touwtrekspel. Bewegen op muziek stappen op gezongen lied, huppelen op geslagen ritme, inzetten en stoppen op volksdansen, ballet, steps, aerobics, andere dansen die leven binnen de bewegingscultuur, zoals 18

19 gezongen lied en zangspelen. streetdance, zumba en hiphop. De hierboven genoemde activiteiten zijn illustratief en niet volledig. Het onderwijs dient zich ook hier voortdurend aan te passen aan de dynamische bewegingscultuur. Naast een ordening naar leerlijnen is voor dit programma van belang om kennis te hebben van recreatieve spelen waarbij het accent hoofdzakelijk ligt op het gezamenlijk beleven van plezier ook wel Groene spelen genoemd. Voor het goed kunnen begeleiden van kinderen binnen Bewegen in de brede context is het van belang dat leerkrachten weet hebben van de geldende Arbo- en veiligheidsnormen of deze kunnen opzoeken (o.a. via: Ook moeten zij ervan verzekerd kunnen zijn dat de school een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering met een voldoende dekkingsgraad heeft. (O.a. via: monitor.nl/bibliotheek/veiligheid/basisonderwijs/uitstapje/verzekering- vervoer/) 19

20 5 ontwikkeling van de motoriek 5.1 motorische ontwikkeling De laatste decennia zijn de inzichten op het gebied van de motorische ontwikkeling aan verandering onderhevig. In de actuele benaderingen worden het individu, de omgeving en de taak beschouwd als elementen die elkaar continu wederzijds beïnvloeden tijdens het ontwikkelingsproces. De motivatie van het kind, de rol van andere kinderen en volwassenen en de wijze waarop het kind de omgeving waarneemt, zijn belangrijke elementen in het ontstaan van nieuw motorisch gedrag. Ieder kind legt een uniek ontwikkelingstraject af. Het blijkt lastig om met de huidige wetenschappelijke kennis (bruikbare) kennis voor het primair onderwijs te formuleren. Dit geeft de noodzaak aan om wetenschap en beroepspraktijk beter op elkaar te betrekken. Voor de dagelijkse praktijk van groepsleerkracht is kennis van de leerlijnen zoals geformuleerd in stap 4 voldoende om de kinderen in hun groep situaties te bieden die haalbaar zijn en waardoor zij worden uitgedaagd. 5.2 Lerende kinderen Om bij kinderen de bewegingsbekwaamheid te vergroten en kinderen succeservaringen te laten opdoen is het belangrijk te weten op welke wijze(n) kinderen bewegingen leren. Kinderen leren door ontdekken. Vanuit een intrinsieke motivatie gaan de kinderen op zoek naar bewegingsmogelijkheden. Ze willen bewegingen onder de knie krijgen en doen dit door zelf oplossingen te bedenken. Kinderen leren door imiteren. Dit is bijvoorbeeld te zien op het schoolplein als kinderen aan de duikelstang elkaar nadoen. Zonder interventies van een leerkracht worden de moeilijkste kunstjes geoefend en vertoond. Kinderen leren door veel te herhalen en maken zich zo bewegingen eigen Kinderen leren bewegingshandelingen door - al geleerde - bewegingen in andere situaties uit te proberen. Bij voorbeeld bij mikken brengen kinderen zelf veranderingen aan in afstand, type worp, werpmateriaal en raakvlak. Taak van de leerkracht Leerkrachten hebben de taak om kinderen bewust en planmatig te begeleiden in de bewegingscultuur en ontplooiing van de bewegingsmogelijkheden. Het bevorderen van een positieve attitude en het laten opdoen van succeservaringen horen hier natuurlijk bij. Leerkrachten kunnen door rekening te houden met de wijzen waarop kinderen zelf bewegingen leren, het motorisch leerproces beïnvloeden. Hierbij vormt het uitdagen een belangrijke factor. Het ondergaan van grenservaringen, ontwikkelen van een positieve houding t.o.v. het eigen lichaam en de omgang met emoties als pijn, angst en schaamte. Nieuwe inzichten over wijze waarop kinderen beter leren bewegen Om kinderen goed te begeleiden bij het beter leren bewegen is kennis van leerstrategieën van belang. Het gaat hierbij om de wijze waarop kinderen bewegingen leren en hoe ze dat aanpakken. We spreken van expliciet leren als we precies kunnen aangeven wat er gebeurt tijdens een beweging: de houding van het lichaam of lichaamsdelen, de plaats van het lichaamsgewicht, etc. Door bewuste controle wordt geprobeerd de beweging uit te voeren. Bij impliciet leren is men zich niet of nauwelijks bewust van wat er qua bewegingsuitvoering gebeurt. Voorbeelden hiervan zijn het leren huppelen, springen op een grote trampoline in de tuin of leren fietsen. Uit onderzoeken is gebleken dat het geven van expliciete bewegingsinstructies niet per definitie de meest doeltreffende manier is. Impliciete leermethoden, zoals het leren door analogieën, het leren van bewegingen in verschillende situaties en met verschillende materialen, zijn vaak effectiever dan aandacht voor aanwijzingen m.b.t. de houding van het lichaam (bijvoorbeeld Als je met rechts gooit, moet je linkerbeen voor staan ). Recent onderzoek geeft aan dat impliciete instructie betere leerresultaten oplevert dan expliciete instructie. Hieronder drie uitwerkingen. Kennis hiervan is belangrijk om als leerkracht bewuste keuzes te kunnen maken in de wijze van instrueren. Niet in de vorm van een recept maar om reflectief te zijn t.a.v. mogelijke keuzen, leerstrategieën en de relaties die er kunnen zijn tussen motorisch leren en aard van de instructie. Drie voorbeelden. 20

21 1. De rol van een voorbeeld Bij het leren door imiteren is het voorbeeld dat we kinderen laten zien belangrijk. Voor leerkrachten is het belangrijk te weten dat: onze hersenen bevatten een speciaal op imitatie gericht neuraal systeem: het spiegelneuronensysteem. Spiegelneuronen zijn neuronen die geactiveerd worden als een beweging of handeling gezien wordt. Ook worden de neuronen geactiveerd bij het zelf uitvoeren van een handeling. De leerkracht kan hier rekening mee houden door bij het aanleren van bewegingen altijd te zorgen voor een voorbeeld; bewegingsvoorbeelden van andere beginnende bewegers levert in het begin van het leerproces grotere resultaten op dan wanneer er geen bewegingsvoorbeelden van beginners worden gegeven (McCullagh & Meyer, 1997; Polluck & Lee, 1992; Herbert & Landin, 1994). In zijn algemeenheid dient het bewegingsvoorbeeld te passen in de zone van de naaste ontwikkeling van het kind. Een kind moet zich een voorstelling kunnen maken van de handeling. sommige bewegingen kunnen alleen geleerd worden geleerd door een voorbeeld te (laten) zien. Huppelen is bijvoorbeeld een activiteit die niet in woorden te vangen is. 2. Leren door ontdekken en oefenen Kinderen leren zichzelf ook bewegingen en vaardigheden aan. Zonder enige verbale of andere instructie van volwassenen. Een mooi voorbeeld is het voortbewegen op een waveboard. Zonder dat er gesproken wordt over de positie van het lichaam of verdeling van het lichaamsgewicht leren kinderen goed en efficiënt bewegen op een dergelijk board. De leerkracht kan bij deze krachtige manier van leren aansluiten door: de bewegingssituaties zo in te richten dat kinderen op eigen niveau bewegingen kunnen leren de bewegingssituaties zo inrichten dat de leerkracht weinig verbale ondersteuning hoeft te geven de kinderen de bewegingsactiviteiten veel laten herhalen en de activiteiten in gevarieerde bewegingssituaties aan te bieden bewegingssituatie zo in richten dat deze veilig zijn en boeiend, waardoor kinderen vele willen herhalen 3. Leren door analogieën Jonge kinderen zijn beeldend ingesteld. Door gebruik te maken van beeldspraak tijdens de lessen bewegingsonderwijs kan goed gebruik maken van impliciet leren. De wenselijke uitvoering van de beweging wordt verwoord in een analogie. Voorbeelden hiervan zijn: maak je zo rond als een balletje bij de koprol, land als een muisje bij het duikelen voorover aan de duikelstang. De gebruikte beeldspraak moet er voor zorgen dat het kind de beweging pakt en de beweging beter gaat uitvoeren. Voorwaarde hierbij is dat dit het bewegen gunstig beïnvloedt. Het mag geen les drama worden. 21

22 6 representaties Kinderen bewegen vanuit een intrinsieke motivatie. Kinderen regelen zelf bewegingsmomenten. De kleuters van groep 2 van basisschool De Toermalijn hebben vandaag gym in de grote zaal. Als de kinderen zich hebben omgekleed mogen ze direct de zaal in om te spelen. Asma en Lenie gaan hand in hand aan de buitenkant van de ruimte rondjes rennen. Vijf jongens rennen naar het midden van de zaal en gaan tikkertje spelen. Soufian, Ab en Monique gaan samen rennen van muur tot muur. 5 meisjes doen in een kringetje een klapspelletje. Als alle kleuters in de zaal zijn, vraagt de leerkracht aan Joram - die helemaal alleen aan de zijkant naar de andere kleuters staat te kijken - of hij meedoet met een hinkelspelletje. De kleuters houden zich aan de regel om niet aan of in de materialen te komen. Een breed en gevarieerd bewegingsaanbod op niveau. In groep 1/ 2 van basisschool De Regenboog wordt iedere week op maandag een groepjesles klaargezet. Deze week komen 4 bewegingsactiviteiten aan bod: chaosdoelenspel, balanceren en glijden, boefje, mikken tegen voorwerpen. Bij het chaosdoelenspel zorgen de kleuters er zelf voor dat tijdens het spel de kegels op de goede plek worden teruggezet als deze zijn omgevallen. Bij het tikspel boefje houden de kleuters zelf bij wanneer ze aan de beurt zijn en in welke rol. De juf heeft bij het balanceren 3 verschillende situaties neergezet, zodat de kleuters op eigen niveau kunnen werken. Bij het mikken regelen de kinderen zelf de beurten en zorgen dat alle materialen weer op de goede plek komen. De kleuters kunnen zelf kiezen vanaf welke afstand ze gaan mikken en er liggen verschillende mikmaterialen. Omdat de juf weet dat de kleuters graag mikken tegen voorwerpen die geluid maken (hoorbaar succes) heeft ze een bel aan een touwtje gehangen, zodat ze kunnen horen dat je raak gooit. Bij het maken van de groepjes weet de juf welke kleuters aan de buitenkant van het veldje van het chaosdoelenspel moeten staan om het spel voor hen overzichtelijker te maken. Aansluiten bij vaardigheden die haalbaar zijn voor de kinderen en waar deze kinderen plezier aan beleven. Meester Michel heeft een vorige les opgemerkt dat kinderen springen een boeiende activiteit vinden. Hij wil het springen in veel verschillende situaties aanbieden dit jaar en heeft een plan gemaakt voor de komende 6 weken. Het springen op en over laat hij elke les (werken in groepen) terugkomen. Hij ontwerpt hij verschillende bewegingssituaties en houdt daarbij rekening met de verschillende vaardigheidsniveaus. Inrichten van bewegingssituaties op niveau. Imme klimt niet graag hoog in het wandrek. De juf houdt hier rekening mee tijdens het begeleiden. Als Imme aan de beurt is om bij de activiteit klimmen en glijden te spelen en werken loopt de juf naar Imme toe. Imme geeft aan dat ze graag de glijbaan wil proberen, maar dan moet ze eerst in het wandrek klimmen. Samen gaan ze een oplossing bedenken. Imme geeft zelf aan dat de glijbaan iets te hoog hangt. De juf verplaatst de glijbaan en Imme klimt zelf omhoog en glijdt stralend naar beneden. Leren door analogieën en de rol van het bewegingsvoorbeeld. De kleuters uit groep 2 zijn aan het koprollen in een groepjesles. Juf Marlies heeft gekozen voor 3 verschillende bewegingssituaties. Rollen vanaf een schuin vlak, rollen op een plat vlak en rollen op een hoger vlak. Voordat de kinderen aan het werk gingen, heeft de juf een voorbeeld laten geven door Jelle en zelf heeft ze de koprol op het hogere vlak voorgedaan. Ze vraagt na het voorbeeld of de kinderen kunnen vertellen hoe klein ze zich maakten tijdens het rollen. Melissa zegt: Juf, Jelle was zo klein als een opgerold egeltje. Roxy zegt: Ik blijf zo klein als een tennisballetje. Brede context. Aansluiten op wat de kinderen in de les bewegingsonderwijs hebben geleerd. In de les bewegingsonderwijs in het speellokaal hebben de kinderen samen met de juf gesprongen met het grote springtouw. Vandaag staat in de hoek van het speelplein een paal met daaraan een touw 22

bewegingsonderwijs Kennisbasis bewegingsonderwijs op de Pabo

bewegingsonderwijs Kennisbasis bewegingsonderwijs op de Pabo bewegingsonderwijs Belang van het vak Het bewegingsonderwijs aan de Pabo is exclusief gericht op de bevoegdheid voor groep 1 en 2, voorts op bewegen in brede context: bewegingsactiviteiten die op de basisschool

Nadere informatie

Lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs

Lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs Lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs BEWEGINGSONDERWIJS Karakteristiek Kinderen bewegen veel en graag. Dat zien we bijvoorbeeld op het schoolplein tijdens het buitenspelen van de kleuters. Het

Nadere informatie

Graag breng ik u op de hoogte van de (on)vermogens van Elise op het gebeid van spel en bewegen.

Graag breng ik u op de hoogte van de (on)vermogens van Elise op het gebeid van spel en bewegen. Gegevens afzender Plaats, datum Geachte docent LO, Elise... is een leerling van de... school. Elise een. (omschrijving van karakter: vrolijk, (weinig) energiek, afwachtend, initiatiefrijk, creatief, angstig,

Nadere informatie

leerlijnen Bewegingsonderwijs

leerlijnen Bewegingsonderwijs leerlijnen Voorwoord Mondomijn is een innovatieve, integrale samenwerking tussen Qliq primair onderwijs en Korein Kinderplein. Samen bieden we een eigentijdse vorm van onderwijs en kinderopvang. Ons uitgangspunt?

Nadere informatie

Gymrooster groep 3 Opgesteld voor 20 weken, dus twee keer in het jaar uitvoeren Elske Schudde CZ 09/10

Gymrooster groep 3 Opgesteld voor 20 weken, dus twee keer in het jaar uitvoeren Elske Schudde CZ 09/10 Gymrooster groep 3 Opgesteld voor 20 weken, dus twee keer in het jaar uitvoeren Elske Schudde CZ 09/10 Week 1 - Leerlijn: balanceren, bew thema: balanceren Balanceren op een bank, op een bank in het wandrek

Nadere informatie

Leerlijnen bewegingsonderwijs Bron: Basisdocument Bewegingsonderwijs, SLO in samenwerking met KVLO

Leerlijnen bewegingsonderwijs Bron: Basisdocument Bewegingsonderwijs, SLO in samenwerking met KVLO Leerlijnen bewegingsonderwijs Bron: Basisdocument Bewegingsonderwijs, SLO in samenwerking met KVLO 1) Leerlijn balanceren lopen over een beperkt stabiel vlak lopen over een beperkt labiel vlak verplaatsen

Nadere informatie

Bewegingsonderwijs Nutsschool Zorgvliet. [Company Name]

Bewegingsonderwijs Nutsschool Zorgvliet. [Company Name] Bewegingsonderwijs Nutsschool Zorgvliet Door: M Lange Nutsschool Zorgvliet Dartijn en Hde aag [Company Name] Voorwoord: Niet zo lang geleden ontmoette ik een generatiegenote, een vrouw van deze tijd. Zo,

Nadere informatie

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Balanceren. Toelichting en verantwoording

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Balanceren. Toelichting en verantwoording TULE - BEWEGINGSONDERWIJS KERNDOEL 57 - BALANCEREN 12 TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs Kerndoel 57 - Balanceren De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende

Nadere informatie

Aanpassingen in het bewegingsonderwijs voor kinderen met overgewicht

Aanpassingen in het bewegingsonderwijs voor kinderen met overgewicht Aanpassingen in het bewegingsonderwijs voor kinderen met overgewicht Touwzwaaien/schommelen Touwverhuizen Steunspringen Duikelen rekstok/ringen Koprollen Klimmen Spellen Inleiding Eén op de vier Venlose

Nadere informatie

Het bepalen van niveaus

Het bepalen van niveaus Het bepalen van niveaus Niveaus van deelname binnen een situatie Het inschatten van de niveaus van deelname van verschillende kinderen Touwklimmen Beschrijf, teken en/of fotografeer minimaal 6 niveaus

Nadere informatie

TULE - Bewegingsonderwijs Inhouden en activiteiten bij de kerndoelen van 2006

TULE - Bewegingsonderwijs Inhouden en activiteiten bij de kerndoelen van 2006 TULE - Bewegingsonderwijs Inhouden en activiteiten bij de kerndoelen van 2006 SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling TULE - Bewegingsonderwijs Inhouden en activiteiten bij de kerndoelen Inhoud

Nadere informatie

Hoepels: experimenteren, rollen, springen over, stappen door, van de een in de andere hoepel

Hoepels: experimenteren, rollen, springen over, stappen door, van de een in de andere hoepel Jaarplanning bewegen met kleuters 2010 2011 Week Cluster in speellokaal Bewegen op muziek Klein materiaal Spel Buitenspel 34 Ballen: verschillende formaten: experimenteren, rollen, gooien en stuiten 35

Nadere informatie

Uitbreidings of veranderingsmogelijkheden

Uitbreidings of veranderingsmogelijkheden Uitbreidings of veranderingsmogelijkheden Schommelen vanaf een verhoging Planken op de trapezoïde! Als er voldoende matten zijn: 2 matten op de grond en 2 rechtop tegen de trapezoïde. I.v.m. terugzwaaien

Nadere informatie

LES 36. GROEP: 3/4 Over de kop gaan, Klauteren, Tikspelen.

LES 36. GROEP: 3/4 Over de kop gaan, Klauteren, Tikspelen. DOELSTELLINGEN: Groep 3/4: Klauteren en glijden: - De leerling kan zelfstandig omhoog klimmen in het wandrek. Duikelen: - De leerling kan steunen op de brug en maakt daarna een koprol voorover. Boer mag

Nadere informatie

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 58. Toelichting en verantwoording

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 58. Toelichting en verantwoording TULE - BEWEGINGSONDERWIJS KERNDOEL 58 86 TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs Kerndoel 58 De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deel nemen,

Nadere informatie

Basislessen Bewegingsonderwijs in de speelzaal

Basislessen Bewegingsonderwijs in de speelzaal Basislessen Bewegingsonderwijs in de speelzaal 34 Aan de methodereeks Basislessen Bewegingsonderwijs is een nieuw deel toegevoegd. Een methode bewegingsonderwijs voor kleuters in de speelzaal. Het lijvige

Nadere informatie

Bewegen en sport. Bron: http://gezondeleefstijl.slo.nl 1. Bewegen en sport

Bewegen en sport. Bron: http://gezondeleefstijl.slo.nl 1. Bewegen en sport Een actieve leefstijl is een wezenlijk bestanddeel van een gezonde leefstijl. Een actieve leefstijl draagt bij aan kwaliteit van leven of gezondheid in de breedste zin van het woord. De school kan op diverse

Nadere informatie

Beleidsplan bewegingsonderwijs rkbs Maria Datum: 19-11-2009. Bron: Herziene kerndoelen Basisonderwijs. Bewegingsonderwijs.

Beleidsplan bewegingsonderwijs rkbs Maria Datum: 19-11-2009. Bron: Herziene kerndoelen Basisonderwijs. Bewegingsonderwijs. Beleidsplan bewegingsonderwijs rkbs Maria Datum: 19-11-2009 Bron: Herziene kerndoelen Basisonderwijs Bewegingsonderwijs Karakteristiek: Kinderen bewegen veel en graag. Dat zien we bijvoorbeeld op het schoolplein

Nadere informatie

17 oktober 2015: Beweegdiploma voor trainers van andere bonden. Verkorte opleiding Beweegdiploma nu ook voor trainers van niet gymnastiek clubs!

17 oktober 2015: Beweegdiploma voor trainers van andere bonden. Verkorte opleiding Beweegdiploma nu ook voor trainers van niet gymnastiek clubs! 17 oktober 2015: Beweegdiploma voor trainers van andere bonden Verkorte opleiding Beweegdiploma nu ook voor trainers van niet gymnastiek clubs! Waarom het Beweegdiploma? In de leeftijd van 2 tot en met

Nadere informatie

LES 38 GROEP: 3 t/m 8 Handstand, mikken, over de kop gaan

LES 38 GROEP: 3 t/m 8 Handstand, mikken, over de kop gaan LES 38 GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Handstand - De leerling kan als een spinnetje tegen de muur op lopen. Mikken - De leerling kan de bovenhandse strekworp gericht uitvoeren. Rollen: - De leerling

Nadere informatie

Mozarthof school voor ZML Leerlijn Bewegingsonderwijs dd 15-07-2011 1/14

Mozarthof school voor ZML Leerlijn Bewegingsonderwijs dd 15-07-2011 1/14 Bewegingsonderwijs Kerndoel 1: De leerlingen nemen deel aan bewegingssituaties (kennen de benodigde bewegingsvaardigheden, basisvaardigheden met betrekking tot spel en nemen deel aan spel) 1.1. Balanceren

Nadere informatie

werkblad Basisopstelling 2 Vak 1 Glijden en klimmen Vak 2 Rollen op verhoogd vlak 1 Vak 3 Doeljagerbal Materiaal

werkblad Basisopstelling 2 Vak 1 Glijden en klimmen Vak 2 Rollen op verhoogd vlak 1 Vak 3 Doeljagerbal Materiaal werkblad Basisopstelling opstelling in 3 vakken klimramen aan de korte kant Vak 1 Glijden en klimmen Vak Rollen op verhoogd vlak 1 Vak 3 Doeljagerbal Materiaal 3 Groot -3 klimramen 6 banken 6 matten 1

Nadere informatie

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Springen. Toelichting en verantwoording

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Springen. Toelichting en verantwoording TULE - BEWEGINGSONDERWIJS KERNDOEL 57 - SPRINGEN 36 TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs Kerndoel 57 - Springen De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur

Nadere informatie

Zelfregulering bij bewegingsonderwijs in het po

Zelfregulering bij bewegingsonderwijs in het po Zelfregulering bij bewegingsonderwijs in het po Zelfregulering houdt in: zelfstandig handelen en daarvoor verantwoordelijkheid nemen in de context van een bepaalde situatie/omgeving, rekening houdend met

Nadere informatie

LES 37. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, springen, mikken. DOELSTELLINGEN:

LES 37. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, springen, mikken. DOELSTELLINGEN: LES 37. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4: Wandrek klimmen - De leerling klimt vlot in het wandrek naar boven en omlaag. Hurksprong: - De leerling zet af met 2 voeten op de plank en landt op zijn

Nadere informatie

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Over de kop gaan. Toelichting en verantwoording

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Over de kop gaan. Toelichting en verantwoording TULE - BEWEGINGSONDERWIJS KERNDOEL 57 - OVER DE KOP GAAN 30 TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs Kerndoel 57 - Over de kop gaan De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de

Nadere informatie

LES 28. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Tikspelen

LES 28. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Tikspelen LES 28. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4: Beoordelen Hurksprong: O De leerling steunt niet op de armen en loopt op de plank. V De leerling springt met 2 voeten op de plank en landt op de knieën

Nadere informatie

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Zwaaien. Toelichting en verantwoording

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Zwaaien. Toelichting en verantwoording TULE - BEWEGINGSONDERWIJS KERNDOEL 57 - ZWAAIEN 24 TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs Kerndoel 57 - Zwaaien De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur

Nadere informatie

Leerstoflijnen en leerlijnen - Ontwikkelingsvolgmodel Jonge kinderen Seminarium voor Orthopedagogiek

Leerstoflijnen en leerlijnen - Ontwikkelingsvolgmodel Jonge kinderen Seminarium voor Orthopedagogiek Leerlijn 3.1 Grote motoriek Beschrijving ontwikkelingslijn: 3 4 5 6 7 Ontleent gevoelens van competentie aan bewegingservaringen. Heeft behoefte aan spelletjes met bewegings- en lichamelijke ervaringen.

Nadere informatie

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken Lesonderdeel: Vak 1: Mikken Vak 2: Klimmen en rollen Vak 3: Touwtje/hoepel Springen Springen over zelf rondgedraaid touw Gooien, klimmen Bewegingsthema: Springen Klimmen Mikken Groep: 7 8 Lesweek 6 Les

Nadere informatie

Lichamelijke opvoeding: leerlijnen leerplandoelen en leerinhouden 1 ste 2 de 3 de graad

Lichamelijke opvoeding: leerlijnen leerplandoelen en leerinhouden 1 ste 2 de 3 de graad 1 2 3 4 5 6 ALGEMENE DOELENKADERS 1 ste 2 de 3 de graad: leerlijnen (resultaatsverplichting - *inspanningsverplichting) 1 e graad 2 e graad 3 e graad kunnen onder begeleiding veiligheidsvoorschriften,

Nadere informatie

Tussendoelen en leerlijnen Bewegingsonderwijs. Overzicht en registratie tussendoelen en leerlijnen Bewegingsonderwijs

Tussendoelen en leerlijnen Bewegingsonderwijs. Overzicht en registratie tussendoelen en leerlijnen Bewegingsonderwijs Tussendelen en leerlijnen Bewegingsnderwijs Overzicht en registratie tussendelen en leerlijnen Bewegingsnderwijs KERNDOEL 57 De leerlingen leren p een verantwrde manier deelnemen aan de mringende bewegingscultuur

Nadere informatie

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Jongleren. Toelichting en verantwoording

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Jongleren. Toelichting en verantwoording TULE - BEWEGINGSONDERWIJS KERNDOEL 57 - JONGLEREN 54 TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs Kerndoel 57 - Jongleren De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur

Nadere informatie

Wim van Gelder Docent Hogeschool INHolland Scholings- en adviesbureau van Gelder in beweging Auteur van Basislessen bewegingsonderwijs Leerlingvolgsysteem Bewegen en spelen Zorg voor beweging Websites

Nadere informatie

Gymmen in de grote gymzaal

Gymmen in de grote gymzaal 1 november 2011 Deelsessie bewegingsonderwijs voor jonge kinderen: Gymmen in de grote gymzaal Sprekers: Joost Brandt Harry van der Meer www.grotegymzaal.nl Joost Brandt en Harry van der Meer Even voorstellen

Nadere informatie

Welke kernactiviteiten worden getentamineerd en wat zijn de minimum eisen?

Welke kernactiviteiten worden getentamineerd en wat zijn de minimum eisen? Welke kernactiviteiten worden getentamineerd en wat zijn de minimum eisen? Onderstaande kernactiviteiten (overeenkomstig de beschrijvingen uit het Basisdocument bewegingsonderwijs) kunnen worden bevraagd.

Nadere informatie

Schoolzwemmen. Leerlijnoefeningen Ondiep Diep Benodigdheden Aandachtspunten. Klimmen op een drijvende mat en vervolgens gaan staan.

Schoolzwemmen. Leerlijnoefeningen Ondiep Diep Benodigdheden Aandachtspunten. Klimmen op een drijvende mat en vervolgens gaan staan. Leerlijn Balanceren Klimmen op een drijvende mat. Vervolgens gaan staan op de drijvende mat. Dan eraf springen. Houd indien nodig één hand van de kinderen vast. Klimmen op een drijvende mat en vervolgens

Nadere informatie

Concept SLO Leerdoelenkaart Bewegingsonderwijs Orientatieperiode. Startaanbod. 10/11/12 jarigen Uitgaande van 2 lessen per week

Concept SLO Leerdoelenkaart Bewegingsonderwijs Orientatieperiode. Startaanbod. 10/11/12 jarigen Uitgaande van 2 lessen per week Beweeggebieden en beweegthema s Orientatieperiode Startaanbod 10/11/12 jarigen Uitgaande van 2 lessen per week Uitbouwperiode Vervolgaanbod 12/13/14 jarigen Uitgaande van 3 lessen per week Beweeggebied:

Nadere informatie

Leerlingvolgsysteem bewegen en spelen. Hans Stroes & Wim van Gelder

Leerlingvolgsysteem bewegen en spelen. Hans Stroes & Wim van Gelder Leerlingvolgsysteem bewegen en spelen Hans Stroes & Wim van Gelder Wat registreert het LVS bewegen en spelen Minimaal de 4 S-en: Stilstaan Springen Kracht Springen Coördinatie Stuiten Wat registreert het

Nadere informatie

Introductie en kennismaking. Kleuters zijn gewoon kleine mensjes Kleuters mogen stuiteren. Orde, structuur en regelmaat

Introductie en kennismaking. Kleuters zijn gewoon kleine mensjes Kleuters mogen stuiteren. Orde, structuur en regelmaat Beter spelen en bewegen met kleuters De 9 criteria voor een goede les Mariska Beenhakker Theo de Groot Introductie en kennismaking Kleuters zijn gewoon kleine mensjes Kleuters mogen stuiteren Orde, structuur

Nadere informatie

Warming-up Dit is voor alle groepen geschikt: de warming-up bestaat uit verschillende trucjes met de bal.

Warming-up Dit is voor alle groepen geschikt: de warming-up bestaat uit verschillende trucjes met de bal. Warming-up Dit is voor alle groepen geschikt: de warming-up bestaat uit verschillende trucjes met de bal. Alle leerlingen staan aan één helft van de gymzaal verspreid met allemaal een bal. De trainer staat

Nadere informatie

LES 21. GROEP: 3 t/m 8 Springen, Tikspelen, Mikken. DOELSTELLINGEN: Groep 3/4. Freerunning:

LES 21. GROEP: 3 t/m 8 Springen, Tikspelen, Mikken. DOELSTELLINGEN: Groep 3/4. Freerunning: LES 21. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Free running: - De leerling kan op eigen niveau verschillende hindernissen passeren. Tikstrijd: - De tikker richt zich op alle lopers. - De leerling houdt

Nadere informatie

Bewegingsonderwijs PRIMAIR ONDERWIJS. Inhoudslijnen

Bewegingsonderwijs PRIMAIR ONDERWIJS. Inhoudslijnen Inhoudslijnen Bewegingsonderwijs PRIMAIR ONDERWIJS NB Meer informatie en verder uitgewerkte lesactiviteiten zijn te vinden in het Basisdocument bewegingsonderwijs voor het basisonderwijs Mooij, C. (e.a.),

Nadere informatie

Uitbreidings of veranderingsmogelijkheden

Uitbreidings of veranderingsmogelijkheden Uitbreidings of veranderingsmogelijkheden Springen met de minitrampoline Leg de dikke mat achter de trampoline. Indien de kinderen (en de leerkracht) er ervaring mee hebben, kan het springen van de hurkwendsprong

Nadere informatie

LES 9. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, klimmen, mikken DOELSTELLINGEN:

LES 9. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, klimmen, mikken DOELSTELLINGEN: LES 9. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4: Beoordelen Trampolinespringen. O De leerling heeft geen goede sprong in de trampoline ( 1 been voor de trampoline, 2 benen in de trampoline) en geen balans

Nadere informatie

LES 20. GROEP: 3 t/m 8 Springen, Tikspelen, Zwaaien

LES 20. GROEP: 3 t/m 8 Springen, Tikspelen, Zwaaien LES 20. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Touwzwaaien: - De leerling zwaait heen en weer, zonder knoop en landt op de mat. Wendsprong: - De leerling kan met 2 voeten afzetten, handen zijwaarts op

Nadere informatie

Bewegingsonderwijs en sport (PO - vmbo)

Bewegingsonderwijs en sport (PO - vmbo) Bewegingsonderwijs en sport (PO - vmbo) Sectoren kerndoelen primair onderwijs kerndoelen onderbouw vmbo bovenbouw exameneenheden Sleutels 1. Bewegen verbeteren 57: De leerlingen leren op een verantwoorde

Nadere informatie

LES 39 GROEP: 3 t/m 8 Springen, Hardlopen, Doelspelen DOELSTELLINGEN:

LES 39 GROEP: 3 t/m 8 Springen, Hardlopen, Doelspelen DOELSTELLINGEN: LES 39 GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4: Handstand: - De leerling doet een rol op een verhoogd vlak waarbij de afzet op de trampoline is. Doelspelen: - De leerling speelt in een groep van maximaal

Nadere informatie

LES 32. GROEP: 3 t/m 8 Over de kop gaan, Tikspelen, Balanceren.

LES 32. GROEP: 3 t/m 8 Over de kop gaan, Tikspelen, Balanceren. LES 32. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Beoordelen Koprol O De leerling komt niet zelfstandig rond op een dun turnmatje. V De leerling maakt zelfstandig een koprol op het dunne turnmatje. G De

Nadere informatie

LVS AFGENOMEN. en wat daarna?

LVS AFGENOMEN. en wat daarna? LVS AFGENOMEN en wat daarna? Wim van Gelder Scholings- en adviesbureau Van Gelder in beweging Cursussen, lezingen, workshops op gebied van: Bewegingsonderwijs Schoolplein; inrichting, begeleiding (ped

Nadere informatie

Voorbeeldspelen / -oefeningen

Voorbeeldspelen / -oefeningen Ace Athletic Skills Model (ASM). Alle rechten voorbehouden. Deze afbeeldingen mogen niet gekopieerd, geproduceerd, verspreid of gebruikt worden zonder uitdrukkelijke toestemming van ASM. 1 Voorbeeldspelen

Nadere informatie

Om de bewegingsachterstand in te halen zijn er twee wegen.

Om de bewegingsachterstand in te halen zijn er twee wegen. Wat is Motorische Remedial Teaching? M.R.T. is samen met ouders en leerlingen d.m.v. het bewegen, werken aan achterstanden in de ontwikkeling van kinderen. Het uitgangspunt van M.R.T. is dat je kijkt naar

Nadere informatie

DOELENKADERS 1 ste 2 de 3 de graad: leerlijnen (resultaatsverplichting - *inspanningsverplichting)

DOELENKADERS 1 ste 2 de 3 de graad: leerlijnen (resultaatsverplichting - *inspanningsverplichting) Reflecteren over bewegen Zelfstandig leren Verantwoord en veilig bewegen DOELENKADERS 1 ste 2 de 3 de graad: leerlijnen (resultaatsverplichting - *inspanningsverplichting) De leraar kiest uit het doelenkader

Nadere informatie

Inleiding. Kern A B A B A B A B A B A B A B. Groep 7 en 8 Les 1 Klassikale les. Kerndoel

Inleiding. Kern A B A B A B A B A B A B A B. Groep 7 en 8 Les 1 Klassikale les. Kerndoel Les 1 Klassikale les Inleiding Kern zoals werpen vangen en voortbewegen met de bal. De leerlingen kunnen in looppas een bal gooien en vangen. 10 minuten - Kleine bal/stressbal - Bank zoals werpen en vangen.

Nadere informatie

LES 7. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, tikspelen, springen.

LES 7. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, tikspelen, springen. LES 7. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Touwzwaaien: - De leerling zwaait heen en weer en landt op de bank. Brandweerspel: - Als brandweer handelt de leerling snel als zijn of haar brand geblust

Nadere informatie

Leergebied: Bewegingsonderwijs Kerndoel: 1. De leerlingen leren deelnemen aan de bewegingsvormen: voortbewegen; balanceren; springen; klimmen en

Leergebied: Bewegingsonderwijs Kerndoel: 1. De leerlingen leren deelnemen aan de bewegingsvormen: voortbewegen; balanceren; springen; klimmen en Kerndoel: 1. De leerlingen leren deelnemen aan de bewegingsvormen: voortbewegen; balanceren; springen; klimmen en Specificaties: zwaaien. 1.1. ze leren voortbewegen en balanceren: gaan, rijden, glijden,

Nadere informatie

Blok 1 les 1. Groep 3,4 HUIS

Blok 1 les 1. Groep 3,4 HUIS Blok 1 les 1 Groep 3,4 Lintjes 2 Tikker(beer) 1 3 Touwen HUIS 4 1 2 13 4 Ballenbak (jongleren)! Ongeveer 10 ballen.! Ga spelen met een bal.! Je mag alles doen met de bal zolang anderen er geen last van

Nadere informatie

Zelf ontdekkend leren blijkt zeer effectief!

Zelf ontdekkend leren blijkt zeer effectief! Zelf ontdekkend leren blijkt zeer effectief! Probeer op je eigen manier over de kast te komen. Eerst veilig en daarna sneller, mooier of anders is een andere benadering dan maak een hurksprong over de

Nadere informatie

Les 3. GROEP: 3 t/m 8 Doelspelen, springen, balanceren

Les 3. GROEP: 3 t/m 8 Doelspelen, springen, balanceren Les 3. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Beoordelen Balanceren: O De leerling kan alleen met voortdurende steun omhooglopen over een omgekeerde bank. V De leerling loopt zelfstandig (zonder hulp)

Nadere informatie

Handelingsplan Bewegen en spelen School

Handelingsplan Bewegen en spelen School Naam kind (initialen) Handelingsplan Bewegen en spelen School 1b Geboortedatum Groep Naam behandelaar Ingangsdatum 1. Omschrijf het gesignaleerde gedrag/ de hulpvraag Plaats a. In de lessen bewegingsonderwijs

Nadere informatie

Basisopstelling 9 Groep 1 & 2 in de gymzaal

Basisopstelling 9 Groep 1 & 2 in de gymzaal In dit document zijn de aanvullingen voor groep 1 & 2 beschreven op de methode, zoals deze is beschreven in Basislessen bewegingsonderwijs deel 1 (2009). Opstelling groep 3 t/m 8 Vak 1 Touwtjespringen

Nadere informatie

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken Lesonderdeel: Vak 1: Mikken Vak 2: Klimmen en rollen Vak 3: Touwtje/hoepel Springen Springen over zelf rondgedraaid touw Gooien, klimmen Bewegingsthema: Springen Klimmen Mikken Groep: 5 6 Lesweek 6 Les

Nadere informatie

Les 6 - Gymlessen (middenbouw) Zomerspelen

Les 6 - Gymlessen (middenbouw) Zomerspelen Les 6 - Gymlessen (middenbouw) Zomerspelen Les 1: vier zomersporten Inleiding: Warming-up Kern: Vier zomersporten Afsluiting: Olympische ringen werpen 5 minuten 30 minuten Olympische waarden: Tijdens de

Nadere informatie

LES 34. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, tikspelen, Stoeien. DOELSTELLINGEN:

LES 34. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, tikspelen, Stoeien. DOELSTELLINGEN: LES 34. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4: Steile wand klimmen - De leerling klimt vlot met behulp van het touw tot bovenaan de berg. Stoeicircuit: - De leerling speelt zonder conflicten het spel

Nadere informatie

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Mikken. Toelichting en verantwoording

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Mikken. Toelichting en verantwoording TULE - BEWEGINGSONDERWIJS KERNDOEL 57 - MIKKEN 48 TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs Kerndoel 57 - Mikken De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur

Nadere informatie

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 Springen, tikspelen, jongleren. DOELSTELLINGEN:

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 Springen, tikspelen, jongleren. DOELSTELLINGEN: LES 2. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Trampolinespringen: - De leerling kan met korte verhoogde aanloop in de trampoline springen. 1 voet afzetten voor de trampoline, 2 voeten in de trampoline,

Nadere informatie

Spel Floorball Individuele stick en balbehandeling 2. Doelgroep Voortgezet Onderwijs Domein Onderdeel Thema Aantal 24. Les. Beginopstelling veld

Spel Floorball Individuele stick en balbehandeling 2. Doelgroep Voortgezet Onderwijs Domein Onderdeel Thema Aantal 24. Les. Beginopstelling veld Doelgroep Voortgezet Onderwijs Domein Onderdeel Groep H2A Thema Aantal 24 Les Spel Floorball Individuele stick en balbehandeling 2 Beginopstelling veld Benodigdheden Groot Goaltjes klein 4x Sticks 24x

Nadere informatie

Leerlijn Springen. Milou Boonen, sportconsulent gemeente Venlo Nick Fleuren, sportconsulent gemeente Horst aan de Maas

Leerlijn Springen. Milou Boonen, sportconsulent gemeente Venlo Nick Fleuren, sportconsulent gemeente Horst aan de Maas Leerlijn Springen Door: Milou Boonen, sportconsulent gemeente Venlo Nick Fleuren, sportconsulent gemeente Horst aan de Maas Studiedag bewegingsonderwijs 30 oktober 2013 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Vrije

Nadere informatie

Warming up. Shuttle tikkertje. Hoe lang? Doel van het spel Wat heb ik nodig? Organisatie. Start. Speelregels Hoe maak ik het makkelijker?

Warming up. Shuttle tikkertje. Hoe lang? Doel van het spel Wat heb ik nodig? Organisatie. Start. Speelregels Hoe maak ik het makkelijker? Warming up Shuttle tikkertje warming up met shuttle 1 shuttle en evt. lint(en) voor de tikker(s) Alle kinderen lopen in de zaal, een tikker wordt aangewezen. Deze tikker heeft een shuttle in de hand waarmee

Nadere informatie

Drie redenen. + Aanleiding. Fotoserie. Wat zijn de 9 criteria voor een goede les? Beter spelen en bewegen met kleuters

Drie redenen. + Aanleiding. Fotoserie. Wat zijn de 9 criteria voor een goede les? Beter spelen en bewegen met kleuters 10-11-2017 Beter spelen en bewegen met kleuters Wat zijn de 9 criteria voor een goede les? Mariska Beenhakker Theo de Groot Aanleiding Drie redenen 1) Aanleidende oorzaak Thema van de dag: 11) Omstandigheid

Nadere informatie

ASM programma Voetbalcongres 15 mei in Zwolle

ASM programma Voetbalcongres 15 mei in Zwolle 1 Website: www.athleticskillsmodel.nl Twitter: @Athletic_Skills ASM programma Voetbalcongres 15 mei in Zwolle Tijdstip: 15.15-16.00 Beweegarmoede bij voetballende kinderen De fitheid van de jeugd van tegenwoordig

Nadere informatie

Kerndoelen primair onderwijs

Kerndoelen primair onderwijs Kerndoelen primair onderwijs Publicatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Tekst: Productie: Ontwerp: Druk: Projectnr.: 36027/8000 Uitgave: April 2006 Jan Greven & Jos Letschert SLO

Nadere informatie

LES 42. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, springen, doelspelen

LES 42. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, springen, doelspelen LES 42. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLING: Groep 3/4 Touwzwaaien met bewegend touw: - De leerling kan in een zwaaiend touw springen. Hoogspringen: - De leerling kan met 1 voet afzetten en landen op zijn voeten.

Nadere informatie

Inleiding. Kern. Groep 3 en 4 Les 1 Klassikale les. Kerndoel

Inleiding. Kern. Groep 3 en 4 Les 1 Klassikale les. Kerndoel Les 1 Klassikale les Inleiding Kern Materiaal als werpen, vangen, voortbewegen met een bal. De leerlingen kunnen een opstuitende bal vangen. 10 minuten - Lucht-/tennisbal - Zachte bal - Bank Materiaal

Nadere informatie

Leskaarten muurkaatsen

Leskaarten muurkaatsen Leskaarten muurkaatsen Muurkaatsen Opbouw Spelvormen Muurkaatsen Kaatstennis Flyball Leskaarten muurkaatsen Najaar 2010 Vlot te doen Volop actie!! Maaike Osinga Inhoudsopgave Inleiding...3 Spelregels muurkaatsen

Nadere informatie

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Bewegen op muziek. Toelichting en verantwoording

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Bewegen op muziek. Toelichting en verantwoording TULE - BEWEGINGSONDERWIJS KERNDOEL 57 - BEWEGEN OP MUZIEK 78 TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs Kerndoel 57 - Bewegen op muziek De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan

Nadere informatie

De spel- en bewegingsontwikkeling van kleuters. Hans Stroes Hilversum,

De spel- en bewegingsontwikkeling van kleuters. Hans Stroes Hilversum, De spel- en bewegingsontwikkeling van kleuters Hans Stroes Hilversum, 23-1-2013 Programma 1. Kennismaking 2. Het belang van bewegen en spelen 3. Zorg voor bewegen en spelen op school 4. Bewegen in de klas

Nadere informatie

Hieronder de onverkorte beschrijving van dit gebied met de praktijkvoorbeelden.

Hieronder de onverkorte beschrijving van dit gebied met de praktijkvoorbeelden. 16 Hindernis nemen Bij het L.P.C.(Landelijk Pedagogisch Centrum) is het invoeringsprogramma 'Bewegingsonderwijs voor 4-8 jarigen' verschenen. Het is een uitwerking van het 'Werkboek Bewegingsonderwijs

Nadere informatie

Het nieuwe boek bewegingsonderwijs, een Ilnethodiek????

Het nieuwe boek bewegingsonderwijs, een Ilnethodiek???? Het nieuwe boek bewegingsonderwijs, een Ilnethodiek???? 7 De Projektgroep Bewegingsonderwijs Amsterdam heeft ter afronding van haar werkzaamheden een praktijkboek gemaakt voor groepsleerkrachten en vakleerkrachten

Nadere informatie

Sportspeeltuin Volleybalvereniging Trivos

Sportspeeltuin Volleybalvereniging Trivos Sportspeeltuin Volleybalvereniging Trivos Voorwoord In het document Sportspeeltuin kunt u alle nodige informatie vinden met betrekking tot de Sportspeeltuin bij. De Sportspeeltuin is een nieuwe ontwikkeling

Nadere informatie

Eigen huis en beweegtuinen in het speellokaal

Eigen huis en beweegtuinen in het speellokaal + Beter spelen en bewegen met kleuters www.beterspelenenbewegenmetkleuters.nl ROBDAG 2018 21 MAART ZWOLLE Eigen huis en beweegtuinen in het speellokaal Mariska Beenhakker Theo de Groot + De ware ontdekkingsreis

Nadere informatie

LES 41. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Doelspelen

LES 41. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Doelspelen LES 41. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN Groep 3/4: Mikken met touwzwaaien. - De leerling kan al zwaaiend, met de voeten een pittenzakje in een hoepel leggen. Vies en lekkertje. - De loper rent als hij niet

Nadere informatie

Wij zijn Sport Helden! Zullen wij samen sport aanbieden?

Wij zijn Sport Helden! Zullen wij samen sport aanbieden? Wij zijn Sport Helden! Zullen wij samen sport aanbieden? Na ons gesprek zojuist kunt u in deze bijlage een stukje achtergrond informatie vinden. Mocht u vragen hebben, dan hoor ik dit graag. Veel plezier

Nadere informatie

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Hardlopen. Toelichting en verantwoording

TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs. Kerndoel 57 - Hardlopen. Toelichting en verantwoording TULE - BEWEGINGSONDERWIJS KERNDOEL 57 - HARDLOPEN 42 TULE inhouden & activiteiten Bewegingsonderwijs Kerndoel 57 - Hardlopen De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur

Nadere informatie

Doorlopende leerlijn Bewegen en sport (PO - vmbo)

Doorlopende leerlijn Bewegen en sport (PO - vmbo) Doorlopende leerlijn Bewegen en sport (PO - vmbo) De samengevatte vakinhoudelijke kerndoelen en eindtermen per perspectief of sleutel voor kwaliteit Sleutel PO Onderbouw VO Vmbo 1. Bewegen verbeteren Nr.

Nadere informatie

Bouncebal. Voorbereiding voor hockeyvormen

Bouncebal. Voorbereiding voor hockeyvormen Bouncebal Bouncebal wordt gespeeld met een kunststof stick die voorzien is van een grote schuimkop. Naast het bekende teamspel waarbij een soort hockey gespeeld wordt, bieden de bouncebal sticks veel meer

Nadere informatie

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) - versie mei 2016. Naam leerling. Motoriek Grote motoriek. Grote motoriek-stap 1

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) - versie mei 2016. Naam leerling. Motoriek Grote motoriek. Grote motoriek-stap 1 Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) - versie mei 2016 Motoriek Grote motoriek Grote motoriek-stap 1 Naam leerling SPRINGEN: Springt met twee voeten tegelijk op van de vloer -20--20 GOOIEN

Nadere informatie

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 Balanceren, jongleren, doelspelen. DOELSTELLINGEN:

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 Balanceren, jongleren, doelspelen. DOELSTELLINGEN: LES 1. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Balanceren: - De leerling loopt zelfstandig (zonder hulp) in regelmatig tempo over een omgekeerde bank. Badminton: - De leerling slaat een shuttle onderhands

Nadere informatie

Circus op school. Notities aanvullend bij de dag van de leerkracht bewegingsopvoeding op 25 oktober 2013

Circus op school. Notities aanvullend bij de dag van de leerkracht bewegingsopvoeding op 25 oktober 2013 Circus op school Circusvaardigheden bieden een aantal opvoedingskansen die perfect aansluiten bij de huidige leerplandoelen voor Bewegingsopvoeding voor het basisonderwijs. De leerlingen verwerven motorische

Nadere informatie

De motorische ontwikkeling van het jonge kind

De motorische ontwikkeling van het jonge kind De motorische ontwikkeling van het jonge kind Balanceren Loopt en trekt speelgoed achter zich aan. Hij kan dit ook achteruitlopend en zowel met de linker als rechter hand Draagt tijdens het lopen in zowel

Nadere informatie

Inhoud. (Bewegings)onderwijs: trends. Actieve en gezonde leefstijl: trends. Jeugdsport: trends

Inhoud. (Bewegings)onderwijs: trends. Actieve en gezonde leefstijl: trends. Jeugdsport: trends 1 Inhoud Belang van bewegen Trends in de huidige maatschappij De huidige aanpak doet het niet Wat moet er dan anders Bewegingsonderwijs Beweegaanbod tussen- en naschools Beweegactivering tijdens de schooldag

Nadere informatie

Bal in de hoepel gooien

Bal in de hoepel gooien Bal in de hoepel gooien Ga achter de lijn staan met een bal in je handen. Gooi de bal in de eerste hoepel vervolgens in de tweede dan de derde enz, enz. De bal mag de rand van de hoepel niet raken. Je

Nadere informatie

Lesbeschrijvingsformulier Groeps-MRT Lesnummer C5 Naam Datum 15 oktober 2013 Aantal kinderen: 6 Lesduur 50 Plattegrond of foto(s) van de opstelling

Lesbeschrijvingsformulier Groeps-MRT Lesnummer C5 Naam Datum 15 oktober 2013 Aantal kinderen: 6 Lesduur 50 Plattegrond of foto(s) van de opstelling OMT Bijlage 5. 7 Lesbeschrijvingsformulier Groeps-MRT Lesnummer C5 Naam Datum 15 oktober 2013 Aantal kinderen: 6 Lesduur 50 Plattegrond of foto(s) van de opstelling Organisatie- vorm Klassikaal In groepjes

Nadere informatie

Autigym of. een auti in de gym!

Autigym of. een auti in de gym! Autigym of. een auti in de gym! Een onderzoek naar een manier om leerlingen met a.s.s. tijdens de les bewegingsonderwijs taakgerichter met de groep te laten meedoen. Het gaat vandaag over: STRUCTUUR tijdens

Nadere informatie

Roof to roof. Bobbelbaan. Palm spin. Overgaan Touwtje springen. Catjump. Speed vault. Touw zwaaien. Wandrek klimmen

Roof to roof. Bobbelbaan. Palm spin. Overgaan Touwtje springen. Catjump. Speed vault. Touw zwaaien. Wandrek klimmen Plattegrond van onze gymzaal waarin deze mediakaarten allemaal zijn opgebouwd. Elk onderdeel is ook apart te gebruiken. Mocht je 2 dikke matten hebben, dan kun je de running up gebruiken i.p.v. het overgaan.

Nadere informatie

14.5. Impressie / Plattegrond

14.5. Impressie / Plattegrond Alle groepen Materiaal: - 7 hoepels - Bank - 2 kasten - 5 5cm matten - 2 losse grote touwen - 2 springtouwen - Ringen - Wandrek - 20 pionnen - Korf - 2 meterstokken Impressie / Plattegrond Opdracht - De

Nadere informatie

Pittenzakken gooien. Trampolinespringen en hordeloop. Duikelen en slalom

Pittenzakken gooien. Trampolinespringen en hordeloop. Duikelen en slalom 2 4 Pittenzakken gooien 2 Steunspringen Trampolinespringen en hordeloop 4 Duikelen en slalom materiaal Pittenzakken gooien 2 Steunspringen Trampolinespringen 4 en hordeloop Duikelen en slalom 2x bank x

Nadere informatie

Bijlage 4: Leidraad taxatie ontwikkelingsproblemen kleuters: Motorische ontwikkeling

Bijlage 4: Leidraad taxatie ontwikkelingsproblemen kleuters: Motorische ontwikkeling Bijlage 4: Leidraad taxatie ontwikkelingsproblemen kleuters: Motorische ontwikkeling Syntheseblad Zijn er op vlak van de motorische ontwikkeling aanwijzingen voor o Leeftijdsadequaat functioneren o Een

Nadere informatie

8 Hulpverlenen met de samengestelde greep

8 Hulpverlenen met de samengestelde greep 8 Hulpverlenen met de samengestelde greep 8.1 Hulpverlenen bij de overslag Hoe: Samengestelde greep op de rug en het bovenbeen met overpakken naar de steungreep op de romp oel: het bevorderen van de rotatie

Nadere informatie

Gymlessen (onderbouw) Zomerspelen

Gymlessen (onderbouw) Zomerspelen Gymlessen (onderbouw) Zomerspelen Les 1: drie zomeroefeningen Inleiding: Roeien Kern: Drie zomeroefeningen Afsluiting: Reactiespel 10 minuten 25 minuten 10 minuten Olympische waarden: Bij de Olympische

Nadere informatie