Beschrijving en theoretische onderbouwing van Ouder in Actie in de Kocatepe moskee in Rotterdam

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Beschrijving en theoretische onderbouwing van Ouder in Actie in de Kocatepe moskee in Rotterdam"

Transcriptie

1 Beschrijving en theoretische onderbouwing van Ouder in Actie in de Kocatepe moskee in Rotterdam Universiteit Utrecht, April 2012

2 Inhoudsopgave Voorwoord 3 Samenvatting 4 Deel A. Beschrijving 4 - Achtergrondinformatie 4 - Aanpak 6 Deel B. Theoretische onderbouwing 11 Literatuur 17 Universiteit Utrecht,

3 Voorwoord Voor u ligt de beschrijving en theoretische onderbouwing van het project Ouder in Actie in Rotterdam. Binnen dit project organiseren verschillende Ouders in Actie vrijwillig ontmoetingsbijeenkomsten voor ouders binnen hun eigen sociale netwerk. Bij deze beschrijving en onderbouwing is specifiek gekeken naar een Ouder in Actie die actief is in de Kocatepe moskee. Deze beschrijving is gemaakt in het kader van Allemaal Opvoeders, een project van de Universiteit Utrecht, het Nederlands Jeugdinstituut en het voormalig ministerie voor Jeugd en Gezin. Tussen 2009 en 2011 hebben elf pilotgemeenten verkend of, en zo ja hoe, de Centra voor Jeugd en Gezin een rol kunnen spelen bij het versterken van de pedagogische civil society. In het kader van het onderzoek, dat loopt tot begin 2014, brengt de Universiteit Utrecht ook activiteiten buiten de pilot in beeld door deze nader te omschrijven en theoretisch te onderbouwen. Zo ontstaat als het ware een bibliotheek van initiatieven die tot doel hebben sociale steun en gedeelde verantwoordelijkheid rond opgroeien en opvoeden te bevorderen. Deze beschrijving is geschreven door Suzanne Lecluijze (Universiteit Utrecht). Bij vragen kunt u contact opnemen met Marije Kesselring (m.c.kesselring@uu.nl, ). Universiteit Utrecht,

4 Samenvatting Stichting de Meeuw heeft het project Ouder in Actie in augustus 2008 als pilot opgezet met het doel bepaalde groepen ouders te bereiken die het reguliere aanbod van opvoedingsondersteuning niet of nauwelijks bereikte. Het gaat daarbij om ouders uit verschillende etnische groepen. In het project worden ouders doormiddel van een training opgeleid tot Ouder in Actie, waarna zij in hun eigen netwerk bijeenkomsten organiseren waarin ouders samen kunnen praten over opvoeding. Nilufer Doğan is een Ouder in Actie die elke maand een bijeenkomst organiseert voor Turkse ouders in de Kocatepe moskee in Rotterdam. Tijdens de bijeenkomsten praten ouders over allerlei opvoedthema s en kunnen ze steun vinden bij elkaar. Indien nodig kan een Ouder in Actie ouders ook wijzen op professionele jeugdhulpverlening. Achtergrondinformatie Naam van het project Ouder in Actie Deel A. Projectbeschrijving Organisator Stichting de Meeuw is de initiatiefnemer en organisator van Ouder in Actie. Nilufer Doğan is een Ouder in Actie die maandelijks een bijeenkomst voor ouders organiseert in de Kocatepe Moskee. Gemeente waar het project plaatsvindt Rotterdam (er zijn ook Ouders in Actie in Schiedam en Spijkenisse). Financiering In de gemeente Rotterdam wordt het project gefinancierd door de GGD. Elk jaar wordt daar een nieuwe subsidie aangevraagd. Nadat het project in Rotterdam met succes is uitgeprobeerd in de pilotperiode (augustus 2008 tot en met juni 2009) is er een eenmalige subsidie aangevraagd bij ZonMw om het project uit te breiden in Schiedam en Spijkenisse en verder te ontwikkelen. Deze subsidie is toegekend en liep tot begin Locatie van het project Ouders in Actie zijn op verschillende plekken actief. De ouders organiseren bijeenkomsten in hun eigen netwerk. Vaak zijn de Ouders in Actie verbonden aan een migrantenzelforganisatie. Nilufer Doğan organiseert elke maand een bijeenkomst in de Kocatepe moskee in de Afrikaanderwijk. Deze wijk ligt in de Rotterdamse deelgemeente Feijenoord. Aanleiding Na een opstartfase is Ouder in Actie in augustus 2008 gestart als pilot in Rotterdam. De pilot Ouder in Actie is tegelijkertijd gestart met het pilotproject De Opvoedparty. Stichting de Meeuw startte deze pilots in 2008 onder de naam Opvoeders in Actie. Het project Universiteit Utrecht,

5 Ouder in Actie werd naar eigen zeggen opgezet om bepaalde doelgroepen die tot dan toe niet of moeilijk bereikt werden, via de inzet van leden van die doelgroepen zelf, wel te bereiken. Het besef dat er een grote groep ouders was die opvoedingsondersteuning nodig had, maar om verschillende redenen niet terecht kwam bij het reguliere aanbod, bracht dus de noodzaak en het idee om naar deze ouders toe te gaan en meer outreachend te werken. Bijeenkomst in de Kocatepe moskee Nilufer Doğan is ongeveer twee jaar geleden gestart als Ouder in Actie in de Kocatepe moskee omdat zij merkte dat er veel vrouwen in haar omgeving waren met vragen over opvoeding; Zo n bijeenkomst was nodig geeft ze aan. Het project Ouder in Actie bood haar de handvatten om bijeenkomsten te organiseren en een presentatie voor ouders voor te bereiden. Naar eigen zeggen praten ouders nu met elkaar over opvoedingvragen en merken ze dat ze niet de enige zijn met een vraag of probleem. Doelen Het project Ouder in Actie kent een aantal overkoepelende doelen. Erna t Hart, consulent bij Stichting de Meeuw, zette de volgende doelen op een rijtje: - Bieden van laagdrempelige opvoedingsondersteuning. - Bereiken van nieuwe doelgroepen. - Ontmoeting tussen mensen stimuleren. - Ouders met elkaar laten praten over de opvoeding van hun kinderen. - Versterken van de pedagogische civil society. Specifiek voor de bijeenkomsten in de Kocatepe Moskee, benoemt Nilufer Doğan de volgende doelen: - Ouders helpen bij vragen over de opvoeding, door ze zoveel mogelijk zelf een oplossing te laten zoeken (alleen indien noodzakelijk wijzen op mogelijke gespecialiseerde hulp). - Ouders met elkaar laten praten. Doelgroep De doelgroep die Stichting de Meeuw wil bereiken zijn zoals gezegd ouders die ze zelf, bij het reguliere aanbod van opvoedingsondersteuning, niet of moeilijk bereiken. Dit gaat om ouders uit verschillende etnische groepen. De Ouders in Actie zijn veelal verbonden aan een migranten zelforganisatie en richten zich op ouders binnen hun eigen sociale netwerk. Deelnemers Achtergrond Zoals hierboven beschreven richten Ouders in Actie zich op mensen uit hun eigen sociale netwerk, met veelal dezelfde culturele achtergrond. Universiteit Utrecht,

6 Bijeenkomst in de Kocapete Moskee Nilufer Doğan richt zich met haar bijeenkomsten in de moskee op Turkse ouders. Er komen vooral Turkse moeders, maar soms ook vaders. De ouders komen niet alleen uit de Afrikaanderwijk waarin de moskee staat, maar ook uit andere wijken, zoals Lombardijen. De bijeenkomsten van Nilufer zijn in het Turks. Naar eigen zeggen is opvoeden iets emotioneels en ouders willen dat het liefst in het Turks met elkaar bespreken. Nilufer legt contacten met ouders die de moskee al bezoeken. De Kocatepe moskee heeft een actieve vrouwenvereniging met ongeveer 25 leden, in totaal bezoeken ongeveer 300 vrouwen de moskee. Nilufer bereikt veel moeders doordat die wekelijks creatieve cursussen volgen in de moskee, zoals breien en borduren. Bovendien brengen verschillende ouders hun kinderen wekelijks naar koranles in de moskee. De moskee lijkt dus ook een duidelijke sociale functie te hebben voor islamitische wijkbewoners en er lopen vaak ouders met kinderen de moskee binnen. Nilufer geeft ouders een brief of stuurt hen een om ze uit te nodigen. Voorafgaand aan de bijeenkomsten informeert Nilufer bij de ouders welk onderwerp zij graag willen bespreken. Aantal deelnemers Zoals eerder vermeld is de pilot Ouder in Actie tegelijk gestart met de pilot De Opvoedparty. Uit een rapportage over beide projecten in de periode oktober tot en met december 2010, bleek dat er in totaal 12 opvoedparty s en 26 bijeenkomsten voor ouders waren georganiseerd. In totaal werden hiermee 444 ouders bereikt. Het aantal deelnemers per bijeenkomst verschilde van vijf tot 70 deelnemers. De bijeenkomsten in de Kocatepe Moskee trekken gemiddeld minimaal 20 tot maximaal 50 ouders per bijeenkomst. Meestal komen er volgens Nilufer ongeveer 30 ouders naar een bijeenkomst. Bereikt per jaar x personen Uit bovengenoemde rapportage, bleek dat er in 3 maanden in totaal 444 ouders werden bereikt. Hieruit kan worden opgemaakt dat de Ouders in Actie jaarlijks een grote groep ouders weten te bereiken. Het aantal ouders dat de maandelijkse bijeenkomst in de Kocatepe moskee bezoekt, bevestigt dit. Aanpak Opzet en inhoud Om Ouder in Actie te worden volgen ouders eerst een training Begeleiden van groepen ouders bij Stichting de Meeuw. In deze training leren de vrijwilligers hoe ze groepen ouders kunnen begeleiden en welke werkvormen ze daarbij kunnen gebruiken. Er wordt in de training ook stilgestaan bij het thema opvoeden in Nederland en bij de autoritatieve opvoedingsstijl die het project wil uitdragen. Na afronding van de training ontvangen de vrijwilligers het certificaat Actieve Ouder en kunnen ze aan de slag. De Ouders in Actie kunnen voor de invulling van de bijeenkomsten gebruik maken van themamaterialen die Stichting de Meeuw heeft ontwikkeld. Over ongeveer 33 Universiteit Utrecht,

7 opvoedthema s heeft Stichting de Meeuw achtergrondinformatie, tips voor ouders, werkvormen en flyers verzamelt op een cd-rom. De Ouders in Actie kunnen gebruik maken van deze informatie bij het voorbereiden van een bijeenkomst. Voorbeelden van thema s zijn regels en grenzen, opvoeden in twee culturen of voeding en beweging. Bijeenkomst in de Kocapete Moskee Tijdens de bijeenkomsten die Nilufer organiseert in de Kocatepe moskee staat elke maand een ander opvoedthema centraal. Nilufer bereidt voorafgaand aan de bijeenkomst een presentatie voor. Tijdens haar presentatie betrekt Nilufer de aanwezige ouders zo veel mogelijk door vragen te stellen. Moeders kunnen hun kind(eren) meenemen naar de bijeenkomst, maar er is geen speciale activiteit voor de kinderen georganiseerd. De bijeenkomsten duren telkens ongeveer één uur. Terugkomende (opvoed)thema s binnen de activiteit Zoals beschreven, heeft Stichting de Meeuw onder de noemer Opvoeders in Actie materiaal verzameld en ontwikkeld voor de invulling van ouderbijeenkomsten. Er is een cd-rom samengesteld met ruim 30 opvoedthema s. Deze thema s worden door Ouders in Actie behandeld in hun bijeenkomsten. Bijeenkomst in de Kocapete Moskee Nilufer Doğan geeft aan dat zij voorafgaand aan de bijeenkomsten aan de deelnemende ouders vraagt welk thema ze graag willen bespreken. Vervolgens bereid zij een presentatie voor over dat thema. Wat is minimaal nodig om het de activiteit uit te voeren? de randvoorwaarden Om het project Ouder is Actie succesvol te laten lopen, moet er volgens Stichting de Meeuw aan de volgende randvoorwaarden worden voldaan: Veel tijd: o.a. voor de werving en het screenen van vrijwilligers, het trainen en coachen van vrijwilligers, voor de implementatie en borging in de wijk en voor de verdiepingsbijeenkomsten voor de Ouders in Actie. Enthousiaste ouders die als vrijwilliger aan de slag willen gaan; Ouders in Actie die daadwerkelijk ontmoetingen op gang brengen, begeleiden en in stand houden. Financiën voor o.a. de training en coaching van de vrijwilligers. Setting van de bijeenkomst in de Kocatepe moskee (op basis van de observatie) Zoals beschreven staat de Kocatepe moskee in de (multiculturele) Afrikaanderwijk in Rotterdam. De moskee ligt aan het Afrikaanderplein, een groot plein met verschillende (speel)voorzieningen voor de wijk ( Passage uit de observatie: De ingang voor de bijeenkomst is aan de achterzijde van het gebouw, de deuren staan uitnodigend open. Er hangt geen bordje of affiche dat dit de ingang is voor de bijeenkomst, waaruit kan worden opgemaakt dat de aanwezige ouders bekend zijn met de moskee en Universiteit Utrecht,

8 de bijeenkomst. Eenmaal binnen, kom je in een lange, donkere gang met aan weerszijden verschillende ruimtes. In een van de ruimtes organiseert Nilufer de bijeenkomst voor de ouders, de deuren staan open. De bijeenkomst in de moskee vindt plaats op zondagmiddag. Observatie: Een kwartier voor aanvang zitten er al wat moeders en helpen 2 à 3 moeders Nilufer met het opstarten van de presentatie. In de grote ruimte staat een aantal rijen stoelen opgesteld in de richting van een soort podium. Op een muur achter het podium wordt de powerpoint presentatie van Nilufer geprojecteerd. Nilufer staat voorin de ruimte aan een statafel. De ruimte is verder sober ingericht. Moeders druppelen een voor een binnen, sommige met en sommige zonder kinderen. Een aantal kinderen bleek al in de moskee aanwezig te zijn voor koranles want er worden boekjes/schriftjes meegenomen. Sommige vrouwen kennen elkaar en beginnen te kletsen. Nilufer verwelkomt iedereen en maakt hier en daar een praatje. Nilufer laat ook een invulblad rondgaan waarop alle vrouwen hun naam, geboortejaar, postcode en leeftijd van de kinderen invullen. Het invulblad wordt ingevuld voor (de administratie van) Stichting de Meeuw. Om half 12 introduceert Nilufer het onderwerp van de bijeenkomst (school en pesten op school). Zoals vermeld wordt er tijdens de bijeenkomst in de moskee Turks gesproken. Tijdens de observatie vertaalt een aanwezige moeder af en toe voor de onderzoekster wat er gezegd wordt. Er wordt zover ik weet niet stilgestaan bij de doelen van de bijeenkomst (samen praten, elkaar helpen met vragen), maar Nilufer betrekt de aanwezige moeders wel direct bij het verhaal door te beginnen met een vraag Hoe bereid je je kind voor op school?. Verschillende vrouwen reageren direct, er wordt enthousiast meegedaan; de vrouwen lijken zich op hun gemak te voelen bij elkaar. In de presentatie gaat Nilufer in op verschillende onderwerpen die met school te maken hebben. Op de sheets staan foto s en tekst. Nilufer geeft tijdens de presentatie ook tips aan ouders. Bij het behandelen van de onderwerpen, stelt Nilufer zo nu en dan een vraag aan de moeders en af en toe reageren moeders ook spontaan of stellen ze vragen. Na een uurtje is de bijeenkomst afgelopen. Observatie: Nadat Nilufer haar presentatie heeft afgerond, stelt een moeder nog een vraag over haar kind dat niet alleen wilt slapen. De vraag is aan Nilufer gericht, maar verschillende moeders reageren op haar vraag en op elkaar. Nilufer reageert zelf ook op de vraag. Sommige vrouwen praten met hun buurvrouw (ik weet niet of ze samen over hetzelfde onderwerp praten of een ander onderwerp bespreken). Uiteindelijk bedankt Nilufer iedereen voor hun komst en verlaten alle vrouwen vrij snel de ruimte. Na afloop gaat een aanwezige moeder nog even met Nilufer in gesprek. Algemene indruk tijdens de observatie: Door de opstelling van de stoelen in de richting van de presentatie en het feit dat een aantal moeders gerichte vragen stelt aan Nilufer, voelt de bijeenkomst af en toe meer als een voorlichting dan een plek waar ouders vooral komen om samen te kunnen praten over opvoeding. De Ouder in Actie lijkt toch gezien te worden als iemand die meer weet, die vragen kan beantwoorden en adviezen kan geven en waar je met je opvoedvragen terecht kunt. Toch vindt er zeker ook uitwisseling plaats tussen moeders. Je merkt dat de vrouwen zich op hun gemak voelen, situaties herkennen en spontaan reageren met eigen ervaringen. De vrouwen hoeven niet Universiteit Utrecht,

9 te wachten op een beurt, maar krijgen de ruimte om dingen in te brengen. Bovendien lijken de vrouwen en de kinderen zich thuis te voelen in de moskee. De kinderen rennen door de ruimte en de gang, sommige moeders reageren op de kinderen of lopen even naar de gang; de sfeer is tijdens de bijeenkomst heel ongedwongen. In dit opzicht is er juist geen sprake van een schoolse setting. Betrokken professionals Stichting de Meeuw is projectleider van Ouder in Actie. Zoals gezegd werft de stichting de vrijwilligers en verzorgt het de training en de verdiepingsbijeenkomsten voor de Ouders in Actie. Tevens ondersteunen consulenten van Stichting de Meeuw Ouders in Actie bij hun activiteiten en zorgen zij voor contacten en borging in de wijk. De consulenten stimuleren samenwerking en afstemming met andere organisaties voor opvoedingsondersteuning in een wijk, zoals het CJG, een wijkpedagoog, zelforganisaties en sociaal cultureel werk. Na de basistraining worden Ouders in Actie nog een aantal keer begeleid door een consulent van Stichting de Meeuw: coaching on the job. Bij de bijeenkomsten die de Ouders in Actie organiseren is geen professional of consulent van Stichting de Meeuw aanwezig. Betrokken vrijwilligers De vrijwilligers vormen de kern van het project Ouders in Actie. Alle Ouders in Actie begeleiden op vrijwillige basis groepen ouders. Vrijwilligers worden door Stichting de Meeuw geworven en getraind tot Ouder in Actie. Na het behalen van het certificaat Actieve ouder zijn zij toegerust om de ontmoetingen tussen ouders op gang te brengen en te begeleiden. Als ouders het nodig hebben, helpen de Ouders in Actie hen ook op weg naar de juiste hulpverleningsinstanties. Er zijn nu ongeveer 25 Ouders in Actie actief. Bijeenkomst in de Kocatepe moskee Nilufer Doğan organiseert als vrijwilligster de bijeenkomsten in de Kocatepe moskee. Elke bijeenkomst presenteert Nilufer het thema dat centraal staat door middel van een zelfgemaakte powerpoint- presentatie. Nilufer probeert er voor te zorgen dat elke ouder aan het woord komt en dat ouders ook onderling praten. In de gesprekken geven ouders elkaar tips en ideeën. Naar eigen zeggen wil Nilufer vooral een luisterend oor bieden en geen oordeel geven. Zij geeft door middel van haar presentatie wat informatie over een onderwerp, maar verder wil ze vooral luisteren en geen persoonlijke adviezen of haar eigen mening geven. Als er ouders zijn met vragen, kan Nilufer wel tips geven op basis van wat ze gelezen of geleerd heeft of zelf weet uit haar ervaring als moeder van drie kinderen, maar ze probeert ouders het zoveel mogelijk met elkaar te laten oplossen. Methode om vrijwilligers te bereiken Stichting de Meeuw werft de vrijwilligers overal, met name bij moskeeën en migranten zelforganisaties, maar er is ook veel sprake van mond-tot-mond reclame. Volgens Erna t Hart ligt de kracht van het project in het feit dat Ouders in Actie allemaal vrijwilligers zijn, maar tegelijkertijd vormt dat soms ook een moeilijkheid. Sommige vrijwilligers gaan Universiteit Utrecht,

10 onverwacht toch andere dingen doen, zoals het volgen van een opleiding. Dat is natuurlijk positief, maar je raakt ze als vrijwilliger wel kwijt. De rol van het CJG Het CJG speelt geen directe rol bij de activiteit. In 2011 liep er een pilot: De Ouder in Actie en het CJG. Binnen deze pilot organiseerden Ouders in Actie bijeenkomsten op en over het CJG. Zoals vermeld wordt er door consulenten van Stichting de Meeuw ook geprobeerd om samenwerking en afstemming te stimuleren tussen Ouders in Actie en het CJG in een wijk. Onderzoek naar activiteit Er is nog geen onderzoek verricht naar Ouder in Actie, maar er wordt wel elk kwartaal geëvalueerd en een rapportage geschreven door de GGD (subsidieverstrekker). Beschikbare materialen Op de website van Stichting de Meeuw is informatie te vinden over het project Ouder in Actie: Doordat het project een subsidie heeft aangevraagd bij ZonMw, staat er ook een vrij uitgebreide beschrijving van het project in de projectendatabase op de website van ZonMw. In deze beschrijving staan ook de plannen voor de verdere uitbreiding van het project, waar de subsidie voor werd aangevraagd: Deze projectbeschrijving is geschreven op basis van de antwoorden van Erna t Hart (Stichting de Meeuw) op een aantal vragen, een observatie bij de bijeenkomst in de Kocatepe moskee (25 maart 12), een presentatie door Stichting de Meeuw in de week van de opvoeding (13 oktober 11), informatiefolders over Opvoeders in Actie verkregen op de presentatie van 13 oktober en de informatie uit de projectendatabase van ZonMw. Universiteit Utrecht,

11 Deel B. Theoretische onderbouwing Waarom sommige groepen ouders met opvoedingsvragen moeilijk te bereiken zijn Zoals beschreven organiseren Ouders in Actie ontmoetingsbijeenkomsten voor ouders in hun eigen sociale netwerk. Ouders in Actie zijn vooral actief in migrantenzelforganisaties en willen ervoor zorgen dat de ouders om hun heen in hun behoefte aan opvoedingsondersteuning worden voorzien. Uit onderzoek komt naar voren dat allochtone ouders die behoefte aan opvoedingsondersteuning zeker lijken te hebben (Deković & Pels, 2006). Speetjens, van der Linden & Goossens (2009) concludeerden op basis van verschillende provinciale en landelijke behoefte-onderzoeken dat de behoefte aan opvoedingsondersteuning zelfs groter is bij allochtone ouders dan bij autochtone ouders. Het formele aanbod van opvoedingsondersteuning lijkt echter niet te kunnen beantwoorden aan deze behoefte. Meerdere onderzoekers hebben stilgestaan bij deze situatie en bevestigen dat er groepen ouders lijken te bestaan die de jeugdhulpverlening niet of moeilijk bereikt. Asscher, Hermanns en Deković (2008) noemen dit één van de grootste problemen van opvoedingsondersteunende programma s. Zij verwijzen naar een onderzoek van Hermanns en Leu (1998) waaruit naar voren kwam dat er een verschil bestaat tussen het aanbod van opvoedingsondersteuning en het feitelijke gebruik ervan door ouders die er behoefte aan hebben. Allochtone ouders zijn een vaakgenoemde groep die lastig te bereiken is. Deković en Pels (2006) concluderen dat de jeugdzorg migrantenouders met opvoedvragen en -problemen slecht bereikt en dat er bij hen een gebrek is aan effectieve ondersteuning. Ook Wubs (zoals geciteerd in Speetjens, van der Linden & Goossens, 2009) geeft aan dat deze ouders minder goed hun weg lijken te vinden naar formele steunpunten. De vraag is waarom het zo lastig is om juist deze doelgroepen te bereiken. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat het formele aanbod niet aansluit bij de concrete behoeften en de leefwereld van deze ouders (Asscher, Hermanns en Deković, 2008; Dogan, van Dijke en Terpstra, 2005). Daarbij is het ook goed mogelijk dat er een taalbarrière bestaat. Volgens Deković en Pels (2006) aarzelen allochtone ouders om naar een professional te stappen omdat ze zich niet gerespecteerd, bedreigd of onbegrepen voelen. De drempel om met een vraag naar de jeugdhulpverlening te gaan is voor veel ouders te hoog. In een rapport van TNO is specifiek gekeken naar de toepasbaarheid van opvoedingsondersteuning voor allochtone gezinnen. Volgens het rapport is er vaak te weinig tijd om vertrouwen op te bouwen, informatie goed uit te leggen en goed te communiceren (Tan, Bekkema & Öry, 2008). In het rapport wordt een aantal aanbevelingen gedaan om bestaande formele netwerken beter beschikbaar te maken voor allochtone ouders. Zo zou er een tolk of medewerker met dezelfde taal en cultuur ingezet kunnen worden en zou er gezorgd moeten worden voor minder vooroordelen en meer begrip. Ook moet er beter aangesloten worden bij wat er voor ouders vanuit de eigen cultuur van belang is. Tenslotte zou er meer tijd en gelegenheid moeten zijn om een vertrouwensrelatie op te bouwen (Tan, Bekkema & Öry, 2008). Universiteit Utrecht,

12 Behalve dat het aanbod van formele opvoedingsondersteuning niet lijkt aan te sluiten bij de behoeften van de allochtone doelgroep, zou een verklaring kunnen zijn dat er onvoldoende bekendheid bestaat met het aanbod (Asscher, Hermanns en Deković, 2008). Misschien weten ouders niet waar ze terecht kunnen met een (eenvoudige) opvoedvraag. In een onderzoek van het Trimbos instituut (2009) bleek uit focusgroepen met ouders dat ouders het inderdaad moeilijk vinden om de weg te vinden naar de juiste plek om een vraag over opvoeding te stellen. De vele bestaande mogelijkheden voor opvoedingsondersteuning blijken onvoldoende bekend te zijn (Speetjens, van der Linden & Goossens, 2009, p. 53). Het zou ook zo kunnen zijn dat ouders denken dat hun vraag te klein is om ermee naar formele opvoedingsondersteuning te stappen. Uit bovengenoemde focusgroepen kwam naar voren dat ouders worden afgeschrikt door de term hulp. De ouders geven aan niet snel te zullen zoeken naar hulp, maar ze willen wel antwoorden op hun vragen (Speetjens, van der Linden & Goossens, 2009). Een laatste verklaring zou kunnen zijn dat het woord jeugdzorg te maken lijkt te hebben met een negatief stigma. Zoals in een eerdere theoretische onderbouwing van het project CJG ouders in Breda (Blaauw & Lecluijze, n.d.) al werd omgeschreven, zou dit onder andere kunnen komen door de aandacht die er in de media is geweest voor verschillende gezinsdrama s waar jeugdzorg bij betrokken was (Centrum voor ethiek en gezondheid, n.d.). Ook uit het onderzoek van Speetjens, van der Linden en Goossens (2009) bleek dat ouders bij het woord jeugdzorg meteen een associatie hebben met uithuisplaatsing en probleemgezinnen. Met vragen zouden ouders dan ook niet naar een jeugdzorginstelling gaan. Dit zou, in combinatie met de onbekendheid met het aanbod, een oorzaak kunnen zijn voor het gegeven dat het reguliere formele aanbod van opvoedingsondersteuning niet alle groepen ouders bereikt. Bovengenoemde punten verklaren de situatie waar Stichting de Meeuw mee te maken had en verduidelijken waarom de stichting op zoek ging naar een nieuwe manier om in de behoefte van (allochtone) ouders aan opvoedingsondersteuning te voorzien. Het project Ouder in Actie werd in het leven geroepen en er zijn nu, na 3,5 jaar, al ongeveer 25 Ouders in Actie actief. De Ouder in Actie ontmoetingsbijeenkomsten worden gekenmerkt door een informeel karakter en dat is misschien precies waar veel allochtone ouders naar op zoek waren. Zoals Deković en Pels (2006) ook concludeerden, zouden allochtone ouders door de genoemde gebreken die er bestaan in de huidige formele opvoedingsondersteuning, veelal een voorkeur geven aan steun vanuit het eigen informele netwerk. Het is echter voor te stellen dat niet alle allochtone ouders over een sterk sociaal netwerk beschikken waar ze die informele steun kunnen vinden. Het is mogelijk dat familieleden van allochtone ouders zich nog in het land van herkomst bevinden en dat de ouders nog geen sterk sociaal netwerk hebben kunnen opbouwen. Amerikaans onderzoek van Turney en Kao (2009) bevestigt dat migrantenouders minder sociale steun ontvangen dan autochtone, blanke ouders. Ook Dogan, van Dijke en Terpstra (2005) geven aan dat moeilijk bereikbare doelgroepen vaker te maken lijken te hebben met een sociaal isolement. De Ouder in Actie bijeenkomsten zouden kunnen zorgen voor die informele sociale steun waar ouders behoefte aan hebben. In het vervolg van deze onderbouwing Universiteit Utrecht,

13 wordt verder stilgestaan bij de werkzame mechanismen van het project. Er zal gekeken worden naar een aantal kenmerken van het project om aan de hand van theorie de werkzaamheid te bespreken. Hierbij wordt allereerst nader stilgestaan bij het belang van het informele karakter van de Ouder in Actie bijeenkomsten. Informele sociale steun Zoals besproken staat het informele gesprek over opvoeding centraal in de Ouder in Actie bijeenkomsten. Dit is een belangrijk aspect dat bijdraagt aan de werkzaamheid van het project. Er werd al stilgestaan bij het feit dat veel allochtone ouders behoefte lijken te hebben aan dit informele gesprek en dat een sterk sociaal netwerk bij deze ouders wellicht ontbreekt. De Ouder in Actie bijeenkomsten zouden ouders kunnen voorzien in deze behoefte en zouden een sociaal netwerk tot stand kunnen brengen. Drie van de Ouder in Actie doelen die Erna t Hart op een rijtje zette, grijpen ook terug op dit aspect. Het project zou willen dat ontmoeting tussen mensen gestimuleerd wordt, dat ouders met elkaar praten over opvoeding en dat de zogenaamde pedagogische civil society versterkt wordt. In beleid en onderzoek is de laatste tijd steeds meer aandacht voor het versterken van de pedagogische civil society. Binnen een pedagogische civil society bestaat er een bereidheid om de opvoedingsverantwoordelijkheid in een buurt te delen en elkaar te ondersteunen bij de opvoeding (De Winter, 2011). Dit kan zijn door middel van praktische steun, maar ook door middel van het bieden van een luisterend oor of het uitwisselen van ervaringen en tips of adviezen (Kesselring, Schouten, Horjus & De Winter, 2010). In de Ouder in Actie bijeenkomsten draait het met name om die uitwisseling van ervaringen en het delen van opvoedvragen en adviezen. Voor ouders kunnen dergelijke informele gesprekken erg waardevol zijn. Ouders kunnen door middel van een gesprek een behoefte aan informatie vervullen, maar het gesprek kan ook een sociale of emotionele functie hebben doordat ouders hun vragen en zorgen kwijt kunnen (Doorten & Bucx, 2011). Een informeel gesprek of het advies van een andere ouder kan zorgen voor onderlinge ondersteuning en op die manier een bijdrage leveren aan het ontstaan van een pedagogische civil society. Uit het onderzoek van het Trimbos instituut kwam naar voren dat ouders informeel contact met andere ouders, via bijvoorbeeld een kinderdagverblijf, zeer op prijs zouden stellen (Speetjens, van der Linden & Goossens, 2009). Zoals in de subsidie aanvraag aan ZonMW ook werd beschreven, ligt het succes van Ouder in Actie in het feit dat ouders met ouders praten, waarbij wordt uitgegaan van de kracht van ouders zelf (Stichting de Meeuw, n.d.). De Ouder in Actie bijeenkomsten hebben zoals gezegd ook tot doel om ontmoeting te stimuleren. Ontmoeting is de basis voor het ontstaan van een sociaal netwerk. Het ontstaan van nieuwe sociale netwerken zou dus een gevolg kunnen zijn van de maandelijkse Ouder in Actie bijeenkomsten. De bijeenkomsten geven de mogelijkheid voor ouders om elkaar te leren kennen en elkaar vervolgens ook buiten de bijeenkomsten te ondersteunen. Vertrouwd zijn met elkaar is volgens Van der Klis (2011) erg belangrijk voor het vragen van hulp bij de opvoeding. In een sociaal netwerk kunnen ouders elkaar niet alleen ondersteunen door middel van emotionele hulp en advies, maar ook door Universiteit Utrecht,

14 middel van praktische hulp (Gillies, 2005), zoals het oppassen op elkaars kinderen. Ouders geven zelf ook aan dat informele netwerken ondersteund zouden kunnen worden door gelegenheden te creëren om met andere ouders in gesprek te raken. Dat kan op plaatsen zijn waar zij al geregeld komen (Speetjens, van der Linden & Goossens, 2009). Dit is precies wat het project Ouder in Actie doet. Laagdrempeligheid Een van de doelen van het project Ouder in Actie is volgens Erna t Hart van Stichting de Meeuw het bieden van laagdrempelige opvoedingsondersteuning. Dit doel sluit goed aan bij de verklaringen die zijn gegeven voor de kloof die lijkt te bestaan tussen het reguliere aanbod van opvoedingsondersteuning en sommige groepen ouders. De genoemde verklaringen kunnen er namelijk voor zorgen dat de drempel voor het zoeken van opvoedingsondersteuning nu vaak te hoog ligt. In het onderzoek van Speetjens, van der Linden en Goossens (2009) wordt herhaaldelijk gesteld dat ouders behoefte hebben aan laagdrempelige ondersteuning. Het project Ouder in Actie vervult deze behoefte en biedt die gewenste laagdrempelige ondersteuning in de wijk. Er is een aantal zaken te noemen die zorgen voor het laagdrempelige karakter van de opvoedingsondersteuning die de Ouders in Actie bieden. Allereerst zijn Ouders in Actie actief binnen hun eigen sociale netwerk of zelfmigrantenorganisatie. De Ouders in Actie kennen de ouders die ze bereiken met hun bijeenkomsten en de deelnemers kennen de Ouder in Actie. Het is goed voor te stellen dat dit zorgt voor een vertrouwde en veilige sfeer. De bijeenkomsten worden bovendien georganiseerd op locaties die de deelnemende ouders kennen. Zoals beschreven, waren de moeders die de bijeenkomst in de Kocatepe moskee bijwoonde bekend met deze plek en leken zij zich goed op hun gemak te voelen. Naast het gegeven dat de ouders elkaar en de plek kennen, is een belangrijk aspect binnen het project dat de ouders dezelfde culturele of etnische achtergrond hebben. Zoals Erna t Hart zelf ook aangaf, werkt het project doordat je vrijwilligers inzet uit de etnische groepen zelf. In de bijeenkomsten die de Ouders in Actie organiseren, kunnen ouders in hun eigen taal en vanuit dezelfde culturele achtergrond tips en ervaringen uitwisselen. Zoals in de eerdergenoemde verklaringen naar voren kwam, zou dat een belangrijke tekortkoming zijn aan het reguliere aanbod van opvoedingsondersteuning. Deković en Pels (2006) stelden dat allochtone ouders bang kunnen zijn dat ze niet begrepen of niet gerespecteerd worden door hulpverleners. Bovendien geven zij aan dat het aanbod van Nederlandse instellingen op het gebied van opvoedingsondersteuning vaak maar zeer ten dele aansluit bij de vragen en behoeften van allochtone ouders (Deković & Pels, 2006). Ook uit het rapport van TNO kwam naar voren dat het goed zou zijn om medewerkers met dezelfde taal en cultuur in te zetten en dat er beter aangesloten zou moeten worden bij de cultuur van allochtone ouders (Tan, Bekkema & Öry, 2009). Binnen het project Ouder in Actie wordt hier gehoor aan gegeven. Ook een mogelijke taalbarrière wordt in het project in de hand gewerkt. Zoals Nilufer ook aangaf, is opvoeden iets emotioneels dat ouders het liefst in hun eigen taal bespreken. Universiteit Utrecht,

15 Ook het feit dat de bijeenkomsten er vooral zijn om met elkaar te praten over dagelijkse opvoedingsvragen, zonder elkaar te beoordelen of de vragen direct als problemen te labelen, draagt bij aan het laagdrempelige karakter van de Ouder in Actie bijeenkomsten. Zoals gezegd, zijn veel ouders op zoek naar een dergelijke plek waar je gewone opvoedvragen kunt stellen zonder afgeschrikt te worden door een professioneel hulpaanbod. Zoals Speetjes, van der Linden en Goossens (2009) stellen, zouden ouders laagdrempelige voorzieningen of plekken in de wijk willen waar je vragen kunt stellen zonder dat het direct in een dossier komt (p.53). Ouder in Actie Nilufer geeft ook duidelijk aan dat zij vooral een luisterend oor wil bieden, niet wil oordelen en alleen zal wijzen op het reguliere aanbod van opvoedingsondersteuning als de vraag van een ouder te groot is om er samen een oplossing voor te vinden. Afstemming met opvoedingsondersteuning in de wijk Een laatste belangrijk aspect aan de Ouder in Actie bijeenkomsten is de afstemming die het project zoekt met bestaande onderzoeksondersteuning in de wijk. Zoals beschreven wil Stichting de Meeuw zorgen voor inbedding van het project Ouder in Actie in het lokale aanbod van opvoedingsondersteuning. De stichting probeert te zorgen voor afstemming en samenwerking tussen de Ouders in Actie en andere relevante organisaties. Dit is goed te begrijpen aangezien de institutionele context rondom gezinnen tegenwoordig steeds complexer wordt. De landelijke en gemeentelijke overheid probeert al lange tijd te komen tot een betere afstemming en samenwerking tussen instellingen voor preventieve en curatieve jeugdzorg, maar het organiseren van die samenwerking in de jeugdketen blijft lastig. Het is nog steeds niet vanzelfsprekend om over de muren van de eigen instelling te kijken, om duidelijkheid te hebben over ieders verantwoordelijkheid en informatie met anderen te delen (Steketee, Mak & Boutellier, 2010, p.7). Erna t Hart gaf aan dat de samenwerking tussen de verschillende organisaties in de wijken bijdraagt aan de werkzaamheid van het Ouder in Actie project. Doordat relevante organisaties worden betrokken bij het project weten de Ouders in Actie waar ze terecht kunnen voor advies en naar wie ze ouders, indien nodig, kunnen doorverwijzen. Bovendien kunnen de lokale organisaties tips krijgen van de Ouders in Actie omdat zij vanuit ervaringen bij de bijeenkomsten iets kunnen zeggen over de behoefte van hun doelgroep voor bepaalde activiteiten of thema s. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat verschillende opvoedondersteuners niet langs elkaar heen werken, maar elkaar juist aanvullen. Door de samenwerking zou de weg naar de jeugdhulpverlening ook duidelijker kunnen worden voor ouders. Uit onderzoek blijkt dat de vele bestaande mogelijkheden voor opvoedingsondersteuning nu onvoldoende bekend zijn bij veel ouders. In focusgroepen gaven ouders aan dat ze graag een overzicht zouden hebben van het lokale, aanbod op dit terrein (Speetjens, van der Linden & Goossens, 2009). Bij de Ouder in Actie bijeenkomsten zouden ouders indien nodig bekend gemaakt kunnen worden met overige hulpvoorzieningen, aangezien de Ouders in Actie een toeleidende functie hebben en goed bekend zijn met dit aanbod. Zoals aangegeven bij de rol van het CJG zijn er in 2011 ook Ouder in Actie bijeenkomsten geweest op en over het CJG. Dit is een praktijkvoorbeeld van Universiteit Utrecht,

16 de samenwerking in wijken. Door deze bijeenkomsten leren de aanwezige ouders het CJG beter kennen en weten ze waar ze een volgende keer terecht zouden kunnen. Universiteit Utrecht,

17 Literatuur Asscher, J., Hermanns, J., & Deković, M. (2008). Behoefte aan opvoedingsondersteuning van ouders van jonge kinderen. Pedagogiek, 28, Blaauw, E. & Lecluijze, S. (n.d.). Beschrijving en theoretische onderbouwing van de CJG-ouders van het Centrum voor Jeugd en Gezin in Breda. Verkregen op 3 april 2012 van Centrum voor ethiek en gezondheid. (n.d.). Dilemma s in de jeugdzorg. Verkregen op 3 april 2012 van Deković, M., & Pels, T. (2006). Opvoeding in vijf etnische groepen in Nederland. In T. Pels, & W. Vollebergh (Red.) Diversiteit in opvoeding en ontwikkeling. Een overzicht van recent onderzoek in Nederland (pp ). Amsterdam: Aksant. Dogan, G., van Dijke, A., & Terpstra, L. (2005). Wie zijn er moeilijk bereikbaar? Utrecht: NIWZ Jeugd Doorten, I. & Bucx, F. (2011). Steun voor ouders bij de opvoeding: De rol van sociale netwerken, instanties en de buurt. In F. Bucx (Red.), Gezinsrapport 2011: Een portret van het gezinsleven in Nederland (pp ). Gillies, V. (2004). Parenting and social capital: Accessing help and support form informal social networks. Sociologija, 46, Hermanns, J. M. A., & Leu, H. R. (1998). Family risks and family support. Theory, research and practice in Germany and in The Netherlands. Delft: Eburon. Kesselring, M.C., Schouten, M.A., Horjus, B. & de Winter, M. (2010). Allemaal Opvoeders, webpublicatie 2: Voorlopige resultaten van de meting onder ouders uit de pilotgemeenten. Verkregen op 4 april 2012 van Speetjens, P., Van der Linden, D. & Goossens, F. (2009). Kennis over opvoeden: De vragen van ouders, het aanbod van de overheid en de mogelijkheden van de markt. Utrecht: Trimbos-instituut. Steketee, M., Mak, J. & Boutellier, H. (2010). Richting geven aan jeugdbeleid: De rol van de gemeente in een complex veld. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Tan, N., Bekkema, N. & Öry, F. (2008). Toepasbaarheid van opvoedingsondersteuning voor Marokkaanse en Turkse gezinnen in Nederland, in het bijzonder van het programma Samen Starten/DMO-P. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven. Universiteit Utrecht,

18 Turney, K. & Kao, G. (2009). Assessing the private safety net: Social support among minority immigrant parents. The Sociological Quarterly, 50, Van der Klis, M. (2011). De logistiek van het dagelijkse gezinsleven. In F. Bucx (Red.), Gezinsrapport 2011: Een portret van het gezinsleven in Nederland (pp ). Universiteit Utrecht,