DISCUSSIESTUK. Bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) (Boek 2)

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DISCUSSIESTUK. Bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) (Boek 2)"

Transcriptie

1 DISCUSSIESTUK Bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) (Boek 2) In 2012 is het programma Versterking prestaties in de strafrechtketen (VPS) van start gegaan. Onderdeel daarvan is de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Daartoe zijn over verschillende onderwerpen uit het wetboek discussiestukken opgesteld waarin naar aanleiding van gesignaleerde knelpunten mogelijke oplossingen ter verbetering van de systematiek en hanteerbaarheid worden verkend. Op basis van deze stukken worden binnen en buiten het ministerie van Veiligheid en Justitie reacties verzameld. De reacties worden betrokken bij de afweging om nieuwe wetgeving tot stand te brengen, onderdelen van bestaande wetgeving te herzien of in stand te houden. De modernisering strekt niet tot een stelselherziening, maar tot een verhoging van de bruikbaarheid en inzichtelijkheid van het wetboek voor de praktijk en de burger. In de conceptfase wordt reeds zo veel mogelijk rekening gehouden met de opvattingen van de ketenpartners die in een zogenaamde preconsultatie worden besproken. De preconsultatiefase loopt door na het Congres, in expertmeetings zullen de conceptwetsvoorstellen met de rechtspraktijk en de wetenschap worden besproken. Hierna volgt de formele consultatie. De aangepaste conceptwetsvoorstellen worden voorgelegd aan de rechtspraktijk, gaan in (internet)consultatie, worden voorgelegd aan de Afdeling Advisering van de Raad van State en worden daarna in procedure gebracht bij de Tweede en Eerste Kamer. Het voorliggende discussiestuk is bedoeld om reacties te verzamelen die als bouwstenen kunnen dienen voor het opstellen van conceptwetsvoorstellen in het kader van een nieuw Wetboek van Strafvordering. LEESWIJZER Belangrijkste punten uit dit discussiestuk zijn: 1) De huidige BOB-regeling is een onoverzichtelijke regeling waarin dezelfde bevoegdheden drie keer zijn opgenomen. Ook leidt de uitvoering van de regeling tot grote administratieve lasten. Dit discussiestuk bevat allereerst in hoofdstuk 2 een concept regeling. Deze concept regeling bevat de huidige bijzondere opsporingsbevoegdheden (met uitzondering van die bevoegdheden die zien op het vorderen van gegevens). Deze regeling is overzichtelijker en is gestoeld op de stellingen uit het discussiestuk inzake de algemene bepalingen van het voorbereidend onderzoek (Boek 2). 2) In het discussiestuk inzake de algemene bepalingen en uitgangspunten van het voorbereidende onderzoek (Boek 2) worden stellingen geponeerd voor vereenvoudiging van de verdenkingsvoorwaarden teneinde het wetboek te vereenvoudigen en toegankelijker te maken. In artikel 11 van de concept regeling wordt uitgegaan van deze stellingen en worden deze uitgewerkt ten aanzien van de (huidige) bijzondere bevoegdheden. 3) De concept regeling bevat twintig artikelen en een toelichting op deze artikelen. In de toelichting staat welke artikelen uit de huidige regeling zijn samengevoegd en 1

2 welke wijzigingen zijn doorgevoerd. U wordt gevraagd naar uw mening ten aanzien van de gekozen opzet en de voorgestelde wijzigingen in de regeling. 4) In hoofdstuk 3 van dit discussiestuk worden de bevoegdheden tot het vorderen van gegevens behandeld. De huidige opzet wordt besproken en er worden wijzigingen voorgesteld in de vorm van stellingen en vragen. 5) In hoofdstuk 4 worden allereerst mogelijke wijzigingen van de huidige bevoegdheden besproken die nog niet in de concept regeling uit hoofdstuk 2 zijn opgenomen, waaronder verschillende vormen van een generiek bevel. Ook worden mogelijke nieuwe bevoegdheden besproken. 6) Bij dit discussiestuk zijn vier bijlagen opgenomen. De eerste bijlage bevat een overzicht van de artikelen uit het huidige Wetboek van Strafvordering die worden besproken in dit discussiestuk. De tweede bijlage geeft een overzicht van de totstandkoming en ontwikkeling van de BOB-regeling. In de derde bijlage zijn de diverse WODC-onderzoeken naar de BOB-regeling en uitkomsten daarvan kort weergegeven. Tot slot is in bijlage 4 een overzicht opgenomen van de gesprekken die door de stellers van dit discussiestuk zijn gevoerd met deelnemers uit de keten. 2

3 Inhoud 1. Inleiding Concept opzet nieuwe regeling Uitgangspunten Concept regeling en toelichting op wijzigingen Opsporingsbevoegdheden en het vorderen van gegevens Verantwoordelijkheid bij tot opsporing bevoegde instantie De vrijwillige medewerking De vordering tot het verstrekken van gegevens Houders van gegevens en categorieën gegevens Bijzondere positie van de aanbieder communicatiedienst Atypisch onderscheid naar aard van de gegevens? Normering van de toepassingsvoorwaarden voor de bevoegdheden tot het vorderen van gegevens Toepassingsvoorwaarden en vorderen van andere dan identificerende gegevens Toepassingsvoorwaarden en het briefgeheim Toepassingsvoorwaarden en het bewaren van gegevens Toekomstige toepassingsvoorwaarden Aanpassing en toevoegen van bevoegdheden Aanpassing van bestaande bevoegdheden? Een generiek BOB-bevel? Het verkennend onderzoek (artikelen 126gg/hh/ii) Periode bij opnemen vertrouwelijke communicatie Nieuwe opsporingsbevoegdheden? Het stelselmatig verzamelen van gegevens van open bronnen op het internet De plaatsing van een technisch hulpmiddel op personen ter uivoering van de stelselmatige observatie Het intercepteren en opnemen van alle GSM-gesprekken die gedurende een bepaalde periode in een bepaald gebied worden gevoerd Bijlage 1: overzicht betreffende artikelen huidige Wetboek van Strafvordering Bijlage 2: historie wet BOB Bijlage 3: WODC BOB evaluaties en publicaties Bijlage 4: oriënterende gesprekken met deelnemers uit de keten

4 1. Inleiding 1. Inleiding Dit discussiestuk ziet op de regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden (hierna: BOB). In het geherstructureerde Wetboek van Strafvordering worden de bepalingen uit deze regeling ondergebracht in Boek 2 bij de bepalingen over het voorbereidende onderzoek. Met de inwerkingtreding van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden op 1 februari 2000 zijn in het Wetboek van Strafvordering een groot aantal bevoegdheden geregeld die dat voordien niet waren, zoals stelselmatige observatie en infiltratie. Daarnaast werd in de BOB-regeling een aantal bestaande bevoegdheden gemodificeerd, zoals de telefoontap. In de afgelopen jaren is de BOB-regeling meerdere keren gewijzigd en aangevuld, bijvoorbeeld met de bevoegdheid van het vorderen van gegevens of met de toevoeging van een terroristisch titel. 1 De opzet van en wijzigingen in de BOB-regeling hebben bijeengenomen geleid tot twee knelpunten. Het eerste knelpunt ziet op de toegankelijkheid en overzichtelijkheid van de BOB-regeling. Deze omvat drie domeinen en bestaat uit 74 bepalingen, waarvan sommigen genummerd zijn met drie letters (bijv. artikel 126zja). 2 Door de systematiek van de drie titels komen dezelfde bevoegdheden drie keer in de BOB-regeling voor. Het tweede knelpunt ziet op de grote administratieve lasten die in de praktijk bij de uitvoering van de BOB-regeling worden gevoeld. Zo bedraagt de bij de politie beleefde administratieve lastendruk circa 70% van de werktijd. 3 De Minister van Veiligheid en Justitie heeft in een brief van 29 juni 2012 de Tweede Kamer geïnformeerd over de maatregelen die de prestaties in de strafrechtketen moeten versterken. (Kamerstuk , nr. 147). Het is zijn ambitie dat de barrières die effectief optreden van politie en justitie in de weg staan, worden weggenomen. De minister staat daarbij een beter toegankelijk en inzichtelijker Wetboek van Strafvordering voor ogen dat eenvoudiger is in het gebruik, en daardoor bijdraagt aan de verbetering van de prestaties in de strafrechtketen 4. Het is in deze context ook noodzakelijk te komen tot een herstructurering, stroomlijning en modernisering van de huidige BOB-regeling. 5 Hierop is ook langs verschillende wegen aangedrongen vanuit de politie en het Openbaar Ministerie (hierna: OM). Gezien het bijzondere belang van de BOB-regeling voor de strafrechtketen heeft de minister mr. dr. J.T.K. Bos als raadadviseur in algemene dienst belast met de voorbereiding van een wetgevingstraject. Deze voorbereiding dient medio 2014 gereed te zijn. De opdracht van de minister loopt parallel met de algehele herstructurering en modernisering van het Wetboek van Strafvordering die plaatsvindt in het kader van het programma Versterking prestaties strafrechtsketen (VPS). Gevolg van het voorgaande is dat de totstandkoming van dit discussiestuk enigszins afwijkt van de andere VPSdiscussiestukken. Ter voorbereiding van dit discussiestuk zijn verschillende oriënterende gesprekken gevoerd met personen die werkzaam zijn in de strafrechtketen. 6 Daarnaast brengt de opdracht aan mr. dr. J.T.K. Bos met zich dat een concept wettekst voor een nieuwe regeling wordt opgeleverd, dat als uitgangspunt voor een nieuwe regeling kan gelden. 1 Voor de ontstaansgeschiedenis van de huidige BOB-regeling wordt naar bijlage 2 verwezen. 2 Voor een overzicht van de artikelen uit de titels Titels IVA tot en met VE wordt naar bijlage 1 verwezen. 3 Volgt uit het rapport: Administratieve lastendruk bij opsporing Zware en Georganiseerde Criminaliteit. Een nulmeting, uitgevoerd door Elffers Felix in samenwerking met de Politieacademie, Lectoraat Criminaliteitsbeheersing & Recherchekunde. Utrecht/Apeldoorn, 7 maart Kamerstukken II 2012/13, , nr Voor samenvattingen van WODC BOB evaluaties en publicaties wordt naar bijlage 3 verwezen. 6 Voor een overzicht van de gesprekken die hebben plaatsgevonden wordt naar bijlage 4 verwezen. 4

5 1. Inleiding In hoofdstuk 2 is een concept voor de nieuwe BOB -regelgeving opgenomen, met uitzondering van de bevoegdheden die zien op het vorderen van gegevens en eventuele nieuwe bevoegdheden. Deze concept regeling omvat een herstructurering en stroomlijning door wijzigingen van vooral systematische en wetstechnische aard. Hierdoor wordt de regeling inzichtelijker en eenvoudiger, hetgeen tijdwinst moet opleveren voor de personen die ermee werken. In beginsel is het uitgangspunt dat de waarborgen uit de huidige BOB-regeling ongewijzigd blijven. De concept regeling bevat geen voorstellen waardoor de aard van de bevoegdheden verandert. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bevoegdheden die zien op het vorderen van gegevens. Door de toenemende digitalisering zijn in de loop der tijd, verspreid over het wetboek, verschillende bevoegdheden die zien op het vorderen van gegevens geïntroduceerd of zijn bestaande aangepast. Het is gewenst om te komen tot een andere opzet en systematiek voor deze bevoegdheden die niet alleen inzichtelijker is maar (deels) ook tot een administratieve lastenverlichting moeten leiden. De stellingen die in dit hoofdstuk worden geponeerd houden niet zozeer verband met andere, grotere of meer inbreuken op de persoonlijke levenssfeer, maar zien veeleer op de formaliteiten, normering en systematiek die daaraan ten grondslag liggen. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op vragen die zien op wijzigingen van de BOB-regeling die verband houden met andere formaliteiten, normering of systematiek. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de mogelijke introductie van nieuwe opsporingsbevoegdheden die inbreuken op de persoonlijke levenssfeer maken. Wellicht ten overvloede verdient het opmerking dat dit discussiestuk niet op zichzelf staat. De stellingen die in andere discussiestukken worden geponeerd zijn relevant voor dit discussiestuk. Zo zijn uit het discussiestuk over de algemene bepalingen van het voorbereidende onderzoek (Boek 2) met name relevant de de stellingen over de herbezinning op de plaats van bevoegdheden in het geheel van het voorbereidend onderzoek, in combinatie met algemene bepalingen en verduidelijking van algemene begrippen aan het begin van Boek 2. Het discussiestuk over het onderzoek ter plaatse, doorzoeking en beslag heeft raakvlakken met de bevoegdheden ten aanzien van (elektronische) gegevens. Daar waar in dit discussiestuk wordt voortgegaan op stellingen uit deze discussiestukken, zal daarnaar worden verwezen. In de oriënterende gesprekken over de BOB-bevoegdheden werd door de gesprekspartners vaak de relatie gelegd tussen administratieve lasten, de inzet van BOB-bevoegdheden en verschoningsgerechtigden. Over de wettelijke positie van de verschoningsgerechtigden wordt een apart discussiestuk opgesteld. Dit onderwerp blijft in dit discussiestuk verder dan ook buiten beschouwing. Tenslotte wordt opgemerkt dat een aantal wetsvoorstellen in voorbereiding is dat ziet op de BOB-bevoegdheden, zoals de Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de versterking van het presterend vermogen van de politie (Kamerstukken II 2013/14, ) en het Wetsvoorstel bestrijding cybercrime (Computercriminaliteit III). Met deze wetsvoorstellen wordt reeds tegemoet gekomen aan in de opsporingspraktijk levende knelpunten, wensen en zorgen. Uitgangspunt voor een nieuwe regeling is dat deze aanhangige wetgevingstrajecten in beginsel niet worden doorbroken. De voorstellen zijn dan ook verwerkt in de concept regeling zoals opgenomen in hoofdstuk 2. 5

6 2. Concept opzet nieuwe regeling 2. Concept opzet nieuwe regeling 2.1. Uitgangspunten Zoals in hoofdstuk 1 vermeld, wordt voor een nieuwe regeling voortgegaan met een aantal stellingen uit de notitie over de algemene bepalingen van het voorbereidend onderzoek (Boek 2) (versie , d.d. 1 mei 2014). De stellingen voor zover hier relevant zijn: 1. Boek 2 kan als opschrift het voorbereidende onderzoek worden meegegeven. 2. De bepaling volgens welke onder verantwoordelijkheid van het OM kan worden afgezien van het opmaken van proces-verbaal dient te worden aangevuld met een bepaling van de strekking dat in dat geval in enige vorm van (schriftelijke) verslaglegging wordt voorzien. 3. Bij opsporingsactiviteiten die tot relevante gegevens leiden moet niet worden voorzien in een lichtere vorm van verslaglegging dan een proces-verbaal, tenzij de zaak onder verantwoordelijkheid van het OM wordt geseponeerd. 4. De bijzondere verbaliseringsplichten kunnen in beginsel behoudens bepalingen die zien op de inhoud van hetgeen moet worden geverbaliseerd worden geschrapt. 5. Er wordt een algemene bepaling voor het voorbereidende onderzoek opgenomen volgens welke een bevoegdheid volgens beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit wordt uitgeoefend en niet voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. 6. In een algemene bepaling kan worden vastgelegd dat bevoegdheden in het belang van het onderzoek worden uitgeoefend, voor zover uit de wet niet het tegendeel voortvloeit 7. Het uitlokkingsverbod (Tallon-criterium) dient als algemene regel van het voorbereidende onderzoek in het wetboek te worden opgenomen. 8. De bepalingen in het wetboek over het bewaren en vernietigen van gegevens dienen in het kader van het wetgevingsprogramma VPS niet inhoudelijk te worden bezien, maar te worden betrokken bij de heroverweging van de Wpg en de Wjsg. 9. Bevoegdheden dienen slechts eenmaal te worden omschreven. 10. Bij de vormgeving van de bevoegdheden wordt een model gehanteerd waarbij de omschrijving van de bevoegdheid wordt gescheiden van de voorwaarden waaronder deze kan worden toegepast. 11. Het onderscheid tussen opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen en het huidige onderscheid tussen gewone en bijzondere opsporingsbevoegdheden dient niet te worden gehandhaafd. 12. Bevoegdheden dienen zoveel mogelijk thematisch te worden gerubriceerd. 13. Bevoegdheden dienen in beginsel te worden toegekend aan functionarissen, doorgaans opsporingsambtenaren, die in de praktijk met de uitvoering daarvan zijn belast. Voor betrokkenheid van een hogere autoriteit kan een constructie van een bevel of machtiging worden gehanteerd. 14. De verdenkingsvoorwaarden die mede op de concrete ernst van het feit zijn geënt, en die verwijzen naar de ernstige inbreuk op de rechtsorde, dienen te worden verruild voor een uitsluitend op de abstracte ernst van het feit gericht criterium. Dit laat onverlet de vraag of bij de voorlopige hechtenis een mede op de concrete ernst van het feit gericht criterium wordt overwogen. 15. Verdenking van een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, zou niet zonder meer moeten worden gehanteerd als verdenkingsvoorwaarde bij andere bevoegdheden. 16. Gestreefd zou kunnen worden naar het in beginsel hanteren van een beperkt aantal (vier) verdenkingsvoorwaarden voor in beginsel alle bevoegdheden. 6

7 2. Concept opzet nieuwe regeling Daarnaast gelden voor een nieuwe regeling een aantal uitgangspunten die zien op de structuur van de regeling en op de mogelijkheid tot toetsing van de inzet van bevoegdheden. Onderstaande uitgangspunten zijn verwerkt in de navolgende concept regeling. A. De uitgangspunten die oorspronkelijk ten grondslag hebben gelegen aan de opzet van de BOB-regeling blijven van kracht. 7 B. Hieruit vloeit onder meer voort dat de officier van justitie de centrale figuur in het voorbereidend onderzoek is die bevelen geeft aan opsporingsambtenaren die verplicht zijn daaraan uitvoering te geven. C. De noodzaak bestaat dat opsporingsbevoegdheden ingezet kunnen worden in de drie gevallen, zoals dat nu ook het geval is in titel IVA, V en VB van het huidige Wetboek van Strafvordering. 8 Derhalve zal een nieuwe regeling in ieder geval de volgende verdenkingsvoorwaarden bevatten: 1. verdenking van een bepaald misdrijf (huidige domein 1, Titel IVA) (waarbij gebruik wordt gemaakt van drie van de vier verdenkingsvoorwaarden, zie onder 16.), 2. verdenking dat in georganiseerd verband bepaalde misdrijven worden beraamd of gepleegd (huidige domein 2, Titel V), 3. aanwijzingen van een terroristisch misdrijf (huidige domein 3, Titel VB). D. De opsporingsbevoegdheden waar deze notitie op ziet, worden thematisch gerubriceerd en zijn toepasbaar in de drie domeinen. E. De bevoegdheden tot het onderzoeken van voorwerpen en daarvan monsters te nemen (artikel 126zq), tot het onderzoeken van vervoermiddelen (artikel 126zr) en het onderzoek aan kleding van personen (artikel 126zs) die kunnen worden toegepast bij aanwijzingen van een terroristisch misdrijf, worden gezien hun aard elders in het wetboek ondergebracht. F. Gezien het richtinggevende standpunt onder 11 wordt niet langer gesproken van bijzondere opsporingsbevoegdheden, maar van heimelijke bevoegdheden. Dit omdat de betreffende bevoegdheden op zich zelf niet bijzonder zijn. Wel is gekozen voor een thematische rangschikking. In de concept regeling die is opgenomen in 2.2. zijn de bevoegdheden die zien op het vorderen van gegevens, zoals reeds opgemerkt in de inleiding, niet opgenomen. In hoofdstuk 3 zijn stellingen en vragen ten aanzien van deze bevoegdheden opgenomen. Ook in de algemene bepalingen, zoals artikel 4, artikel 5 en artikel 8 zijn de bevoegdheden tot het vorderen van gegevens niet opgenomen. 7 Zie Kamerstukken II 1996/97, , nr. 3, p. 3 en bijlage 2: historie wet BOB, Zie in dit verband de WODC onderzoeken van Krommendijk, Terpstra & van Kempen, De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk, Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit, 2009 en WODC, Cahier , Evaluatie Wet opsporing terroristische misdrijven, 2014 en bijlage 3: samenvattingen van WODC BOB evaluaties en publicaties, 2.3 en

8 2. Concept opzet nieuwe regeling 2.2. Concept regeling en toelichting op wijzigingen Titel I Heimelijke bevoegdheden Afdeling I Algemene bepalingen Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Bevel officier van justitie Opsporingsambtenaren Machtiging rechter-commissaris Vordering officier of opsporingsambtenaar Notificatieplicht Geheimhoudersinformatie Technische hulpmiddelen Geheimhouding Talloncriterium Doorlaatverbod Afdeling II Verdenkingsvoorwaarden Artikel 11 Afdeling III Bevoegdheden Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Stelselmatige observatie Stelselmatige inwinning informatie Bevoegdheden ten aanzien van een besloten plaats Pseudo-koop of -dienstverlening Infiltratie Opnemen telecommunicatie Bevel tot nummeridentificatie Opnemen vertrouwelijke communicatie Afdeling IV Bijstand door burgers Artikel 20 Toelichting Titel I Heimelijke bevoegdheden 8

9 2. Concept opzet nieuwe regeling Titel I Heimelijke bevoegdheden Afdeling I Algemene bepalingen Artikel 1 Bevel officier van justitie 1. De bevoegdheden als bedoeld in deze titel worden in het belang van het onderzoek 9 op schriftelijk bevel van de officier van justitie uitgeoefend door een opsporingsambtenaar. Bij dringende noodzaak kan het bevel mondeling worden gegeven. De officier van justitie stelt in dat geval het bevel binnen drie dagen op schrift. 2. Een bevel kan betrekking hebben op de uitoefening van verschillende bevoegdheden, als bedoeld in deze titel. 3. Een bevel van de officier van justitie vermeldt: a. indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte of de persoon ten aanzien van wie de bevoegdheid wordt toegepast; b. het misdrijf, een omschrijving van het georganiseerd verband of het terroristisch misdrijf ter zake waarvan de bevoegdheid wordt toegepast. c. de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de wettelijke voorwaarden voor uitoefening van de bevoegdheid zijn vervuld; d. de wijze waarop aan het bevel uitvoering moet worden gegeven, en e. de geldigheidsduur van het bevel of het tijdstip waarop, of de periode waarbinnen aan het bevel uitvoering wordt gegeven. 4. Een bevel kan schriftelijk en met redenen omkleed worden gewijzigd, aangevuld, verlengd of ingetrokken. Bij dringende noodzaak kan de beslissing mondeling worden gegeven. De officier van justitie stelt deze in dat geval binnen drie dagen op schrift. 5. Zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de betreffende bevoegdheid, bepaalt de officier van justitie dat de uitvoering van het bevel wordt beëindigd. 6. Een bevel tot toepassing van een bevoegdheid als bedoeld in deze titel kan ook worden gegeven aan een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat. Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld aan deze personen en regels worden gesteld voor de uitvoering van het bevel door deze personen. 10 Artikel 2 Opsporingsambtenaren 1. De bevoegdheid tot stelselmatige inwinning van informatie, als bedoeld in artikel 13, en de bevoegdheid tot infiltratie, als bedoeld in artikel 16, worden, in afwijking van artikel 1, eerste lid, slechts uitgeoefend door: a. een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onderdeel b, Sv of b. een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onderdelen c en d, Sv of artikel 142, mits deze opsporingsambtenaar voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels terzake van opleiding en samenwerking met opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141, onderdeel b, Sv. 2. De bevoegdheid tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie, als bedoeld in artikel 19, wordt, in afwijking van artikel 1, eerste lid, slechts uitgeoefend door een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d, Sv. Artikel 3 Machtiging rechter-commissaris 1. Het bevel tot uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 17 en 19 wordt slechts gegeven na een door de rechter-commissaris verleende machtiging. 2. Een machtiging van de rechter-commissaris wordt schriftelijk gegeven. Bij dringende noodzaak kan de machtiging mondeling worden gegeven. De rechter-commissaris stelt in dat geval de machtiging op schrift binnen drie dagen na ontvangst van de schriftelijke vordering, als bedoeld in het derde lid. 9 Het criterium in het belang van het onderzoek wordt naar verwachting vervat in de algemene proportionaliteit- en subsidiariteitsbepaling die gaat gelden voor het gehele Boek 2. In dat geval komt de zinsnede in het belang van het onderzoek in dit lid te vervallen. 10 Dit zesde lid wordt naar verwachting een algemene bepaling die gaat gelden voor het gehele Boek 2. In dat geval komt het zesde lid op deze plek te vervallen. 9

10 2. Concept opzet nieuwe regeling 3. De machtiging wordt gegeven op schriftelijke vordering van de officier van justitie. Bij dringende noodzaak kan de vordering mondeling worden gegeven. De officier van justitie stelt in dat geval de vordering binnen drie dagen op schrift. 4. De vordering geeft het voorgenomen bevel kort weer en bevat een uiteenzetting omtrent de redenen welke tot de vordering aanleiding hebben gegeven. 5. De machtiging betreft alle onderdelen van het bevel. Indien ter uitvoering van het bevel een woning mag worden betreden, wordt dat uitdrukkelijk in de machtiging vermeld. 6. Indien het bevel tot uitoefening van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 17, eerste lid, de naam van de gebruiker vermeldt, geldt de machtiging van de rechter-commissaris voor alle nummers die gedurende de geldigheidsduur van het bevel bij de gebruiker in gebruik zijn. 7. Indien voor een bevel van de officier van justitie een machtiging van de rechtercommissaris is vereist, is voor een wijziging, aanvulling of verlenging van dat bevel ook een machtiging vereist. Artikel 4 Vordering 1. Een vordering als bedoeld in artikel 17, vijfde lid, wordt slechts gegeven na een door de rechter-commissaris verleende machtiging. Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. 2. De vordering als bedoeld in het eerste lid wordt niet gericht tot de verdachte. 3. Op een vordering als bedoeld het eerste lid is artikel 96a, derde lid, Sv, van overeenkomstige toepassing. Artikel 5 Notificatieplicht 1. De officier van justitie doet aan betrokkene schriftelijk mededeling van de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in deze titel, zodra het belang van het onderzoek dat toelaat. De mededeling blijft achterwege, indien uitreiking van de mededeling redelijkerwijs niet mogelijk is. 2. Als betrokkenen in de zin van het eerste lid worden aangemerkt: a. de persoon ten aanzien van wie een van de bevoegdheden als bedoeld in deze titel is uitgeoefend; b. de gebruiker van telecommunicatie of de technische hulpmiddelen waarmee de telecommunicatie plaatsvindt, bedoeld in artikel 17, zesde lid, onder a; c. de rechthebbende van een besloten plaats of woning als bedoeld in de artikelen 12, derde lid, en 19, derde lid en vierde lid; 3. Indien de betrokkene de verdachte is, kan mededeling achterwege blijven, indien hij op grond van artikel 30 Sv van de bevoegdheidstoepassing op de hoogte komt. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 14. Artikel 6 Geheimhoudersinformatie Voor zover de processen-verbaal of andere voorwerpen mededelingen behelzen gedaan door of aan een persoon die zich op grond van artikel 218 Sv zou kunnen verschonen indien hem als getuige naar de inhoud van die mededelingen zou worden gevraagd, worden deze processen-verbaal en andere voorwerpen vernietigd. Bij algemene maatregel van bestuur worden hieromtrent voorschriften gegeven. Voor zover de processen-verbaal of andere voorwerpen andere mededelingen dan bedoeld in de eerste volzin behelzen gedaan door of aan een in die volzin bedoelde persoon, worden zij niet bij de processtukken gevoegd dan na voorafgaande machtiging door de rechtercommissaris. Artikel 7 Technische hulpmiddelen Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent: a. de opslag, verstrekking en plaatsing van de technische hulpmiddelen, bedoeld in de artikelen 12, vierde lid, 19, eerste lid, alsmede van de technische hulpmiddelen bedoeld in artikel 17, eerste lid, voor zover het bevel, bedoeld in artikel 17, derde of vierde lid, ten uitvoer wordt gelegd zonder medewerking van de betrokken aanbieder; 10

11 2. Concept opzet nieuwe regeling b. de technische eisen waaraan de hulpmiddelen voldoen, onder meer met het oog op de onschendbaarheid van de vastgelegde waarnemingen; c. de controle op de naleving van de eisen, bedoeld onder b; d. de instellingen die de registratie van signalen aan een technische bewerking onderwerpen; e. de wijze waarop de bewerking, bedoeld onder d, plaatsvindt met het oog op de controleerbaarheid achteraf, dan wel de waarborgen waarmee deze is omgeven en de mogelijkheden voor een tegenonderzoek. Artikel 8 Geheimhouding Degene tot wie een vordering als bedoeld in artikel 17, derde lid is gericht neemt in het belang van het onderzoek geheimhouding in acht omtrent al hetgeen hem terzake van de vordering bekend is. Artikel 9 Talloncriterium Bij de tenuitvoerlegging van een bevoegdheid als bedoeld in deze titel mag de opsporingsambtenaar of de persoon die bijstand verleent aan de opsporing als bedoeld in artikel 20 een persoon niet brengen tot andere strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht. 11 Artikel 10 Verbod op doorlaten 1. De opsporingsambtenaar die handelt ter uitvoering van een bevel als omschreven in artikel 1, is verplicht van de hem in de wet verleende inbeslagnemingsbevoegdheden gebruik te maken, indien hij door de uitvoering van het bevel de vindplaats weet van voorwerpen waarvan het aanwezig hebben of voorhanden hebben ingevolge de wet verboden is vanwege hun schadelijkheid voor de volksgezondheid of hun gevaar voor de veiligheid. De inbeslagneming mag slechts in het belang van het onderzoek worden uitgesteld met het oogmerk om op een later tijdstip daartoe over te gaan. 2. De verplichting tot inbeslagneming, bedoeld in het eerste lid, geldt niet in het geval de officier van justitie op grond van een zwaarwegend opsporingsbelang anders beveelt. 3. Een bevel als omschreven in het tweede lid is, in afwijking van artikel 1, eerste lid, altijd schriftelijk en vermeldt, in afwijking van artikel 1, derde lid: a. de voorwerpen waar het betrekking op heeft, b. het zwaarwegend opsporingsbelang en c. het tijdstip waarop of de periode gedurende welke de verplichting tot inbeslagneming niet geldt. 4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de opsporingsambtenaar of de officier van justitie door de toepassing van artikel 20 de vindplaats weet van voorwerpen als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid. 11 Deze bepaling wordt naar verwachting een algemene bepaling in Boek 2 en zal dan hier komen te vervallen. 11

12 2. Concept opzet nieuwe regeling Afdeling II Verdenkingsvoorwaarden Artikel Ten aanzien van de bevoegdheden, als bedoeld in deze titel, geldt, dat zij onder de voorwaarden in de navolgende leden vermeld, toepassing kunnen vinden. 2. In geval van verdenking van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van een jaar of meer is gesteld, kunnen de volgende bevoegdheden worden toegepast: a. stelselmatige observatie, als bedoeld in artikel 12; b. stelselmatige inwinning van informatie, als bedoeld in artikel 13; c. betreden van een besloten plaats of aanwenden van een technisch hulpmiddel, als bedoeld in artikel 14; d. pseudo-koop of dienstverlening, als bedoeld in artikel 15; 3. In geval van verdenking van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, kunnen de volgende bevoegdheden worden toegepast: a. de bevoegdheden genoemd in het tweede lid; b. infiltratie, als bedoeld in artikel 16; c. opnemen van telecommunicatie, als bedoeld in artikel 17; d. opnemen van vertrouwelijke communicatie, als bedoeld in artikel 19; 4. In geval van verdenking dat in georganiseerd verband misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld worden beraamd of gepleegd, kunnen de bevoegdheden genoemd in het tweede en derde lid worden toegepast. 5. In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf kunnen de bevoegdheden in het tweede en derde lid worden toegepast. Afdeling III Bevoegdheden Artikel 12 Stelselmatige observatie 1. De bevoegdheid tot stelselmatige observatie houdt in het stelselmatig volgen van een persoon of stelselmatig diens aanwezigheid of gedrag waarnemen. 2. Het bevel tot stelselmatige observatie wordt gegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden. Het kan telkens voor een termijn van ten hoogste drie maanden worden verlengd. 3. De officier van justitie kan bepalen dat ter uitvoering van het bevel tot stelselmatige observatie een besloten plaats, niet zijnde een woning, heimelijk wordt betreden zonder toestemming van de rechthebbende. 4. De officier van justitie kan bepalen dat ter uitvoering van het bevel tot stelselmatige observatie een technisch hulpmiddel wordt aangewend, voor zover daarmee geen vertrouwelijke communicatie wordt opgenomen. Een technisch hulpmiddel wordt niet op een persoon bevestigd, tenzij met diens toestemming. 5. Bij toepassing van het vierde lid vermeldt het bevel tot stelselmatige observatie, behalve de gegevens bedoeld in artikel 1, tevens een aanduiding van de aard van het technisch hulpmiddel. Artikel 13 Stelselmatige inwinning van informatie 1. De bevoegdheid tot stelselmatige inwinning van informatie houdt in het actief en stelselmatig verwerven van informatie over een persoon door deel te nemen aan de maatschappelijke verbanden waarin die persoon verkeert. 2. Het bevel tot stelselmatige inwinning van informatie wordt gegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur kan telkens voor een periode van ten hoogste drie maanden worden verlengd. 12

13 2. Concept opzet nieuwe regeling Artikel 14 Bevoegdheden ten aanzien van een besloten plaats 1. De bevoegdheid tot betreden van een besloten plaats of aanwenden van een technisch hulpmiddel houdt in het heimelijk betreden van een besloten plaats, niet zijnde een woning, zonder toestemming van de rechthebbende, dan wel het aanwenden van een technisch hulpmiddel, teneinde: a. die plaats op te nemen; b. aldaar sporen veilig te stellen, of c. aldaar een technisch hulpmiddel te plaatsen teneinde de aanwezigheid of verplaatsingen van een goed vast te kunnen stellen. 2. Het bevel tot betreden van een besloten plaats of aanwenden van een technisch hulpmiddel vermeldt, behalve de gegevens bedoeld in artikel 1, tevens: a. de plaats waarop het bevel betrekking heeft; b. het tijdstip waarop, of de periode waarbinnen aan het bevel uitvoering wordt gegeven. 3. Bij toepassing van het eerste lid, onder c, omvat het bevel, bedoeld in het tweede lid, mede het betreden van de plaats teneinde dit technisch hulpmiddel te verwijderen. Artikel 15 Pseudo-koop of dienstverlening 1. De bevoegdheid tot pseudokoop houdt in het afnemen van goederen of gegevens van een persoon of het maken van daartoe strekkende afspraken. De bevoegdheid tot pseudodienstverlening houdt in het verlenen van diensten aan een persoon. 2. Het bevel tot pseudo-koop of dienstverlening vermeldt, behalve de gegevens, bedoeld in artikel 1, tevens: a. de aard van de goederen, gegevens of diensten; b. het tijdstip waarop, of de periode waarbinnen aan het bevel uitvoering wordt gegeven; c. de strafbare handelingen die bij de uitvoering van het bevel door de persoon die de bevoegdheid uitoefent, mogen worden verricht. Artikel 16 Infiltratie 1. De bevoegdheid tot infiltratie houdt in het deelnemen of medewerking verlenen aan een groep van personen ten aanzien waarvan aanwijzingen bestaan dat daarbinnen misdrijven worden beraamd of gepleegd. 2. Het bevel tot infiltratie vermeldt, behalve de gegevens, bedoeld in artikel 1, tevens: a. een omschrijving van de groep van personen, als bedoeld in het eerste lid; b. de strafbare handelingen die bij de uitvoering van het bevel door de persoon die de bevoegdheid uitoefent, mogen worden verricht, voor zover bij het geven van het bevel te voorzien. Artikel 17 Opnemen telecommunicatie 1. De bevoegdheid tot opnemen van telecommunicatie houdt in het met een technisch hulpmiddel opnemen van niet voor het publiek bestemde communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van de diensten van een aanbieder van een communicatiedienst. 2. Het bevel tot opnemen van telecommunicatie wordt gegeven voor een periode van ten hoogste vier weken. De geldigheidsduur kan telkens voor een termijn van ten hoogste vier weken worden verlengd. 3. Indien het bevel betrekking heeft op communicatie die plaatsvindt via een openbaar telecommunicatienetwerk of met gebruikmaking van een openbare telecommunicatiedienst in de zin van de Telecommunicatiewet, wordt tenzij zulks niet mogelijk is of het belang van strafvordering zich daartegen verzet het bevel ten uitvoer gelegd met medewerking van de aanbieder van het openbare telecommunicatienetwerk of de openbare telecommunicatiedienst en gaat het bevel vergezeld van de vordering van de officier van justitie aan de aanbieder om medewerking te verlenen. 4. Indien het bevel betrekking heeft op andere communicatie dan bedoeld in het derde lid, wordt tenzij zulks niet mogelijk is of het belang van strafvordering zich daartegen verzet de aanbieder in de gelegenheid gesteld medewerking te verlenen bij de tenuitvoerlegging van het bevel. 5. Bij toepassing van deze bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, kan tot degene van 13

14 2. Concept opzet nieuwe regeling wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij kennis draagt van de wijze van versleuteling van de communicatie, de vordering worden gericht medewerking te verlenen aan het ontsleutelen van de gegevens door hetzij deze kennis ter beschikking te stellen, hetzij de versleuteling ongedaan te maken. 6. Het bevel tot opnemen van telecommunicatie vermeldt, behalve de gegevens bedoeld in artikel 1, tevens: a. het nummer of een andere aanduiding waarmee de individuele gebruiker van de communicatiedienst wordt geïdentificeerd of de naam en, voor zover bekend, het adres van de gebruiker; b. een aanduiding van de aard van het technisch hulpmiddel of de technische hulpmiddelen waarmee de communicatie wordt opgenomen. 7. Indien bij de afgifte van een bevel als bedoeld in het derde lid, bekend is dat de gebruiker van het nummer, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, zich op het grondgebied van een andere staat bevindt, wordt, voor zover een verdrag dit voorschrijft en met toepassing van dat verdrag, die andere staat van het voornemen tot het opnemen van telecommunicatie in kennis gesteld en de instemming van die staat verworven voordat het bevel ten uitvoer wordt gelegd. 8. Indien na aanvang van het opnemen van de telecommunicatie op grond van het bevel bekend wordt dat de gebruiker zich op het grondgebied van een andere staat bevindt, wordt, voor zover een verdrag dit voorschrijft en met toepassing van dat verdrag, die andere staat van het opnemen van telecommunicatie in kennis gesteld en de instemming van die staat verworven. 9. De officier van justitie kan een bevel, als bedoeld in het derde lid, eveneens geven, indien het bestaan van het bevel noodzakelijk is om een andere staat te kunnen verzoeken telecommunicatie met een technisch hulpmiddel op te nemen of telecommunicatie af te tappen en rechtstreeks naar Nederland door te geleiden ter fine van opname met een technisch hulpmiddel in Nederland. Artikel 18 Bevel tot nummeridentificatie 1. Teneinde toepassing te kunnen geven aan artikel 17, eerste lid, kan de officier van justitie met inachtneming van artikel 3.22, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bevelen dat met behulp van in dat artikel bedoelde apparatuur het nummer waarmee de gebruiker van een communicatiedienst kan worden geïdentificeerd, wordt verkregen. 2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt schriftelijk gegeven aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, onder a, van de Telecommunicatiewet. Bij dringende noodzaak kan het bevel mondeling worden gegeven. De officier van justitie stelt in dat geval het bevel binnen drie dagen op schrift. 3. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven voor een periode van ten hoogste een week. 4. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, vermeldt, in afwijking van artikel 1, derde lid: a. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 17, eerste lid, en b. de naam of een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de gebruiker van een communicatiedienst van wie het nummer moet worden verkregen. 5. De officier van justitie doet te zijnen overstaan de processen-verbaal of andere voorwerpen, waaraan een gegeven kan worden ontleend dat is verkregen door toepassing van het eerste lid vernietigen indien dat gegeven niet gebruikt wordt voor de toepassing van artikel Artikel 19 Opnemen vertrouwelijke communicatie 1. De bevoegdheid tot opnemen van vertrouwelijke communicatie houdt in het met een technisch hulpmiddel opnemen van vertrouwelijke communicatie, die plaatsvindt anders dan met gebruikmaking van de diensten van een aanbieder van een communicatiedienst. 2. Het bevel tot opnemen van vertrouwelijke communicatie wordt gegeven voor een 12 Dit vijfde lid wordt wellicht op deze plek geschrapt en opgenomen in een aparte Amvb. 14

15 2. Concept opzet nieuwe regeling periode van ten hoogste vier weken. De geldigheidsduur kan telkens voor een termijn van ten hoogste vier weken worden verlengd. 3. De officier van justitie kan bepalen dat ter uitvoering van het bevel een besloten plaats, niet zijnde een woning, of een vervoermiddel heimelijk wordt betreden zonder toestemming van de rechthebbende. 4. De officier van justitie kan bepalen dat ter uitvoering van het bevel een woning zonder toestemming van de rechthebbende heimelijk wordt betreden, indien het bevel een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer op is gesteld. In het geval een woning heimelijk wordt betreden is artikel 2, eerste lid, laatste volzin van de Algemene wet op het binnentreden niet van toepassing. 5. Het bevel tot opnemen van vertrouwelijke communicatie vermeldt, behalve de gegevens, bedoeld in artikel 1, voor zover bekend: a) ten minste de naam van één van de personen die aan de communicatie deelnemen; b) een aanduiding van de aard van het technisch hulpmiddel of de technische hulpmiddelen waarmee de communicatie wordt opgenomen, en c) bij toepassing van het tweede of derde lid, een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de besloten plaats, het vervoermiddel of de woning die heimelijk kan worden betreden. Afdeling IV Bijstand door burgers Artikel Met een persoon die geen opsporingsambtenaar is, kan in het belang van het onderzoek 13 worden overeengekomen dat hij, indien is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor toepassing van de desbetreffende bevoegdheid, bijstaand verleent aan de opsporing door uitoefening van: a) stelselmatige inwinning van informatie, als bedoeld in artikel 13; b) pseudo-koop of dienstverlening, als bedoeld in artikel 15; c) infiltratie, als bedoeld in artikel 16; 2. In een geval van het eerste lid, onder a, wordt de overeenkomst gesloten door een opsporingsambtenaar, op bevel van de officier van justitie. 3. In een geval van het eerste lid, onder b en c, wordt de overeenkomst gesloten door de officier van justitie. Deze overeenkomst wordt alleen gesloten indien de officier van justitie van oordeel is dat de bevoegdheid niet kan worden uitgeoefend door een opsporingsambtenaar. 4. Bij toepassing van het derde lid legt de officier van justitie schriftelijk vast, hetgeen is opgenomen in artikel 1, derde lid, onder a, b en c en indien van toepassing hetgeen is opgenomen in artikel 15, tweede lid, onder a. 5. De overeenkomst als bedoeld in het tweede en derde lid is schriftelijk en vermeldt: a) de rechten en plichten van de persoon die bijstand verleent aan de opsporing, alsmede de wijze waarop aan de overeenkomst uitvoering wordt gegeven, en b) de geldigheidsduur van de overeenkomst of het tijdstip waarop, of de periode waarbinnen aan de overeenkomst uitvoering wordt gegeven. 6. De persoon die bijstand verleent aan de opsporing als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, mag bij de uitvoering daarvan geen strafbare handeling verrichten, tenzij vooraf schriftelijke toestemming door de officier van justitie is gegeven om dergelijke handelingen te verrichten. Bij dringende noodzaak kan de toestemming mondeling worden gegeven. De officier van justitie stelt in dat geval de toestemming binnen drie dagen op schrift. 7. De overeenkomst als bedoeld in het tweede en derde lid kan schriftelijk en met redenen omkleed worden gewijzigd, aangevuld, verlengd of beëindigd. Bij dringende noodzaak kan de beslissing mondeling worden gegeven. Deze beslissing wordt binnen 13 Het criterium in het belang van het onderzoek wordt naar verwachting vervat in de algemene proportionaliteit- en subsidiariteitsbepaling die gaat gelden voor het gehele Boek 2. In dat geval komt de zinsnede in het belang van het onderzoek in dit lid te vervallen. 15

16 2. Concept opzet nieuwe regeling drie dagen op schrift gesteld. 8. Zodra niet meer wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden, bepaalt de opsporingsambtenaar in geval van het eerste lid, onder a, en de officier van justitie in geval van het eerste lid, onder b en c, dat de uitvoering van de overeenkomst wordt beëindigd. 16

17 2. Concept opzet nieuwe regeling Toelichting Titel I Heimelijke bevoegdheden Algemeen De Minister van Veiligheid en Justitie heeft in een brief van 29 juni 2012 de Tweede Kamer geïnformeerd over de maatregelen die de prestaties in de strafrechtketen moeten versterken. (Kamerstuk , nr. 147). Het is zijn ambitie dat de barrières die effectief optreden van politie en justitie in de weg staan, worden weggenomen. De minister staat daarbij een beter toegankelijk en inzichtelijker Wetboek van Strafvordering voor ogen dat eenvoudiger is in het gebruik, en daardoor bijdraagt aan de verbetering van de prestaties in de strafrechtketen 14. Het is in deze context ook noodzakelijk te komen tot een herstructurering, stroomlijning en modernisering van de huidige regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden. 15 De voorgestelde regeling omvat de bijzondere opsporingsbevoegdheden uit het huidige Wetboek van Strafvordering, met uitzondering van de bevoegdheden die zien op het vorderen van gegevens. Dat betekent dat de bevoegdheden tot stelselmatige observatie, het stelselmatig inwinnen van informatie, de pseudo-koop of dienstverlening, de bevoegdheden ten aanzien van een besloten plaats, de infiltratie, het opnemen van telecommunicatie en het opnemen van vertrouwelijke communicatie zijn overgenomen. Ten aanzien van de bevoegdheden die zien op het vorderen van gegevens wordt binnen het wetgevingsprogramma Versterking Prestatie Strafrechtketen (VPS) nog nader besloten over plaats en inhoud. Er is in deze regeling van de (bijzondere) opsporingsbevoegdheden gekozen voor een overzichtelijkere opzet. Aan het begin van de regeling zijn algemene bepalingen opgenomen ten aanzien van onder meer het bevel van de officier van justitie, de machtiging van de rechter-commissaris en de vordering als bedoeld in deze titel (artikel 1 t/m 10). Vervolgens zijn in artikel 11 de verdenkingsvoorwaarden opgenomen voor de toepassing van de verschillende bevoegdheden van deze titel. De drie domeinen zoals de huidige regeling die kent, zijn in vereenvoudigde vormgeving wel behouden. De bevoegdheden in deze titel kunnen worden toegepast in geval van verdenking van een misdrijf (huidige titel IVA, 1 e domein), in geval van verdenking dat in georganiseerd verband misdrijven worden beraamd of gepleegd (huidige titel V, 2 e domein) en in geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf (titel VB, 3 e domein). Binnen het eerste domein (huidige titel IVA) wordt gebruik gemaakt van twee van de vier verdenkingsvoorwaarden die worden geopperd in het discussiestuk algemene bepalingen en uitgangspunten van het voorbereidende onderzoek (Boek 2), te weten: verdenking van een misdrijf waar een jaar of meer op staat en verdenking van een misdrijf waar vier jaar of meer op staat. Verwezen wordt op de toelichting bij artikel 11. Bij de bevoegdheid van het opnemen van vertrouwelijke communicatie wordt ook de verdenkingsvoorwaarden van een misdrijf waar acht jaar op meer of staat, gebruikt. Dit geldt voor de gevallen waar ter uitvoering van de bevoegdheid een woning wordt betreden. Vervolgens zijn in artikel 12 tot en met 19 de verschillende bevoegdheden omschreven en zijn extra voorwaarden die alleen voor die specifieke bevoegdheid gelden opgenomen in de betreffende bepaling. Elk artikel is van toepassing in de drie domeinen. Dit voorkomt dat het wetboek drie keer dezelfde bevoegdheid bevat, zoals in de huidige regeling wel het geval is. Dit sluit aan bij het uitgangspunt dat een bevoegdheid slechts eenmaal wordt beschreven. Deze opzet heeft wel tot gevolg dat niet alle onderlinge verschillen tussen de domeinen ten aanzien van bevoegdheden behouden blijven. Steeds is daarbij een keuze gemaakt, die in het navolgende per geval wordt toegelicht. Tot slot is bijstand van burgers aan de opsporing geregeld in één bepaling. Het aantal artikelen van de regeling is daarmee afgenomen van 74 naar Kamerstukken II 2012/13, , nr Voor samenvattingen van WODC BOB evaluaties en publicaties wordt naar bijlage 3 verwezen. 17

18 2. Concept opzet nieuwe regeling Naast het thematisch rubriceren van de bevoegdheden is ook een aantal andere wijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn toegelicht bij de verschillende artikelen en vloeien mede voort uit een aantal stellingen die binnen VPS zijn geponeerd. Artikel 1 Bevel officier van justitie (126g vijfde lid t/m negende lid, 126o, vierde t/m zesde lid, 126za en 126zc) Dit betreft een algemene bepaling over het bevel van de officier van justitie in deze titel. Het artikel bevat een samenvoeging van de artikelen 126g, vijfde tot en met negende lid, 126o, vierde tot en met zesde lid, 126za en 126zc. De bepaling ziet aldus op het bevel tot toepassing van een bevoegdheid in geval van verdenking van een misdrijf, verdenking van een georganiseerd verband of aanwijzingen van een terroristisch misdrijf. Deze samenvoeging van de drie domeinen in een algemene bepaling, heeft enkele technische wijzigingen tot gevolg die noodzakelijk zijn om de bepaling van toepassing te kunnen laten zijn op de drie verschillende situaties. Dat is een gevolg van de gekozen opzet. Uit de bepaling van het voorgestelde artikel 1 blijkt dat de bevoegdheden in deze titel slechts kunnen worden uitgeoefend nadat de officier van justitie daartoe een bevel heeft gegeven aan een opsporingsambtenaar. Dat is niet nieuw. Wel nieuw is dat dit vereiste eenmalig en algemeen wordt geregeld, zodat in de verschillende bepalingen die zien op de bevoegdheden niet steeds wordt vermeld dat de bevoegdheid wordt uitgeoefend door een opsporingsambtenaar na een bevel van de officier van justitie. In dit voorstel is in het eerste lid opgenomen dat het bevel slechts wordt gegeven indien dit in het belang van het onderzoek is. In de huidige regeling is dat vervat in elke afzonderlijke bepaling, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen in het belang van het onderzoek en indien het onderzoek dit dringend vordert, naar gelang de bevoegdheid meer inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer. Dit onderscheid wordt niet langer gehanteerd, omdat het in de praktijk nauwelijks een onderscheidend criterium is. Daarvoor in de plaats komt wel een algemene subsidiariteits- en proportionaliteitsbepaling opgenomen in de algemene bepalingen van het nieuwe Boek 2, waardoor de zinsnede in het belang van het onderzoek uiteindelijk op deze plek zal verdwijnen. Uit de voornoemde algemene bepaling zal blijken dat elke bevoegdheid slechts mag worden ingezet als dit subsidiair en proportioneel is. Tot slot is in het eerste lid het huidige zesde lid van artikel 126g (van overeenkomstige toepassing verklaard in artikel 126o, vijfde lid) opgenomen. Een bevel kan bij dringende noodzaak ook mondeling worden gegeven. In dat geval wordt het bevel door de officier van justitie binnen drie dagen op schrift gesteld. Nu dit wordt geregeld in een algemene bepaling ziet dit ook op het bevel tot infiltratie en het bevel waarin toestemming wordt gegeven om bij de uitvoering van het opnemen van (tele)communicatie een woning zonder toestemming van de rechthebbende te betreden. In de huidige regeling is bij toepassing van deze bevoegdheden een mondeling bevel niet mogelijk (zie de artikelen 126h, vijfde lid, 126l, zesde lid jo 126m, vijfde lid, 126p, vijfde lid, en 126s, zesde lid jo 126t, vijfde lid). Het kan echter voorkomen dat ook bij de toepassing van deze bevoegdheden een dringende noodzaak bestaat om het bevel mondeling te kunnen geven, waarna het binnen drie dagen op schrift wordt gesteld. De nadere eisen die zijn gesteld aan de vastlegging van het mondeling bevel rechtvaardigen de mogelijkheid om ook in deze gevallen een mondeling bevel te kunnen geven. In de huidige titel VB (terroristisch domein) is in artikel 126za, eerste lid, geregeld dat aan een schriftelijk bevel gelijk staat een mondeling bevel dat onverwijld op schrift is gesteld. De voorgestelde bepaling van artikel 1, eerste lid, is enerzijds een verruiming voor toepassing van titel VB, immers indien een bevel mondeling wordt gegeven wordt niet vereist dat dit onverwijld op schrift wordt gesteld, maar binnen drie dagen. Anderzijds is in de huidige tekst van artikel 126za geen dringende noodzaak vereist voor een mondeling bevel, maar gezien het belang van deze bevoegdheden bij aanwijzingen 18

19 2. Concept opzet nieuwe regeling van terroristische misdrijven, is goed voorstelbaar dat de inzet daarvan dringend noodzakelijk is en daarom ook mondeling kan worden bevolen. In het tweede lid is geregeld dat een bevel van de officier van justitie betrekking kan hebben op de uitoefening van verschillende bevoegdheden in deze titel. Dit is in de huidige regeling naar de letter van de wet niet mogelijk. Met deze bepaling wordt beoogd het mogelijk te maken dat een opsporingsambtenaar bij de officier van justitie gemotiveerd verzoekt tot de inzet van meerdere bevoegdheden uit deze titel (bijvoorbeeld stelselmatig observatie en stelselmatige inwinning van informatie). Als aan de wettelijke voorwaarden van de gewenste bevoegdheden is voldaan en de inzet daarvan in het belang van het onderzoek is, kan de officier in één bevel de toestemming tot uitoefening van de verzochte bevoegdheden geven. Dit leidt tot een vermindering van de administratieve lasten, in die zin dat niet voor elke aparte bevoegdheid een bevel moet worden verstrekt. Het neemt niet weg dat een bevel dat meerdere bevoegdheden mogelijk maakt, moet voldoen aan alle eisen die voor de toepassing van de verschillende bevoegdheden gelden. In het derde lid zijn de algemene vereisten die gelden voor het bevel opgenomen. In de huidige regeling zijn deze vereisten opgenomen in de artikelen 126g, vijfde lid, artikel 126o, vierde lid en artikel 126za, tweede lid. Deze bepalingen worden in de huidige tekst in de andere bevoegdheden telkens van overeenkomstige toepassing verklaard. Met de opname van deze vereisten in een algemene bepaling wordt herhaling voorkomen. Naast deze algemene vereisten zullen specifieke vereisten die zien op een bevoegdheid nog wel worden opgenomen in de bepaling die ziet op de bevoegdheid. Door de samenvoeging van drie titels (IVA, V en VB) is gekozen voor een algemene opzet die in de verschillende toepassingsvoorwaarden (verdenking misdrijf, georganiseerd verband en aanwijzingen terroristisch misdrijf) hanteerbaar is. In het vierde lid is bepaald dat elk bevel gemotiveerd kan worden gewijzigd, aangevuld, verlengd of ingetrokken. In beginsel gebeurt dit schriftelijk, maar bij dringende noodzaak kan de beslissing ook mondeling worden gegeven, waarna de officier deze binnen drie dagen op schrift stelt. De bepaling is ongewijzigd overgenomen uit artikel 126g. Het achtste lid van deze bepaling wordt in de verschillende bevoegdheden van de huidige titels IVA en V telkens van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit is niet meer nodig, gezien het feit dat het een algemene bepaling is voor de bevoegdheden uit deze titel. Het vereiste dat deze beslissing slechts bij dringende noodzaak mondeling kan worden gegeven wordt niet gesteld in titel VB (artikel 126za, vijfde lid). Verwezen wordt naar de toelichting bij het eerste lid in het voorgaande. Ook in geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf zal deze bepaling gaan gelden, echter zal de beslissing tot wijziging, aanvulling, verlengen of intrekken van een bevoegdheid in dit geval al snel dringend noodzakelijk zijn en daarom ook mondeling gegeven kunnen worden, zodat in de huidige toepassingspraktijk van titel VB niets zal wijzigen. Het vijfde lid bepaalt dat zodra niet meer wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden van een bevoegdheid, de officier van justitie bepaalt dat de uitvoering van het bevel tot uitoefening van die bevoegdheid wordt beëindigd. Deze bepaling is overgenomen uit artikel 126g, zevende lid. In de titels IVA en V wordt deze bepaling telkens van overeenkomstige toepassing verklaard bij de verschillende bevoegdheden. In titel VB is dit criterium niet letterlijk opgenomen, maar gezien het feit dat ook daar het bevel kan worden ingetrokken, is voorstelbaar dat dit moet gebeuren als niet meer aan de voorwaarden is voldaan. Deze algemene bepaling geldt in ieder gevallen bij alle toepassingsvoorwaarden (dus ook bij aanwijzingen van een terroristisch misdrijf). In de praktijk zal het in beginsel zo zijn dat opsporingsambtenaren op de hoogte raken van omstandigheden waaruit blijkt dat niet langer wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden tot uitoefening van een bevoegdheid. Zij zijn in dat geval verplicht dit te melden bij de officier van justitie, waarna hij kan bepalen dat de uitvoering wordt beëindigd. 19

20 2. Concept opzet nieuwe regeling In het zesde lid is de uitoefening van de bevoegdheden door buitenlandse opsporingsambtenaren geregeld. In de huidige tekst is dit in titel IVA en V geregeld in artikel 126g, negende lid en artikel 126o, zesde lid. Tevens is dit in de verschillende bepalingen ook expliciet opgenomen. In de voorgestelde bepaling is geregeld dat alle bevoegdheden in deze titel kunnen worden uitgeoefend door buitenlandse opsporingsambtenaren. In de huidige regeling is dit in titel IVA en V niet mogelijk bij de uitoefening van de bevoegdheden tot betreden van een besloten plaats en het opnemen van (tele)communicatie. Titel VB kent deze beperking nu ook al niet. Het kan echter voorkomen dat het belang van het onderzoek vereist dat ook de genoemde bevoegdheden moeten worden uitgeoefend door een buitenlandse opsporingsambtenaar. Deze buitenlandse opsporingsambtenaar moet wel voldoen aan de eisen die aan hem worden gesteld in een algemene maatregel van bestuur. Nieuw is dat in een algemene maatregel van bestuur ook regels worden gesteld voor de uitvoering van het bevel door een buitenlandse opsporingsambtenaar. Overigens wordt dit waarschijnlijk een algemene bepaling in Boek 2 en zal dit lid op deze plek uiteindelijk komen te vervallen. Artikel 2 Opsporingsambtenaren (126h, eerste en vierde lid, 126j, eerste en vierde lid, 126l, eerste lid, 126p, eerste en vierde lid, 126qa, eerste en vierde lid en 126s, eerste lid) In beginsel kunnen de bevoegdheden uit deze titel worden uitgeoefend door een opsporingsambtenaar, zo blijkt uit artikel 1, eerste lid. De voorgestelde bepaling van artikel 2 stelt nadere regels ten aanzien van de opsporingsambtenaar voor de toepassing van de bevoegdheden stelselmatige inwinning van informatie, infiltratie en opnemen vertrouwelijke communicatie. Dit zijn geen nieuwe regels. De regels gelden in de huidige regeling ten aanzien van titel IVA en titel V. In deze bepaling zijn de verschillende leden uit de bepalingen overgenomen en in deze nieuwe bepaling geplaatst. Het eerste lid ten aanzien van de stelselmatige inwinning van informatie en de infiltratie is ongewijzigd overgenomen uit de huidige regeling. Deze voorschriften komen nu echter ook te gelden voor deze bevoegdheden in het geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf (huidige titel VB). Dat is een wijziging, want in de huidige regeling kan naar de letter van de wet elke opsporingsambtenaar deze bevoegdheid uitoefenen in het geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf. De redenen die eraan ten grondslag hebben gelegen om de uitoefening van deze bevoegdheden in titel IVA en V slechts over te laten aan bepaalde opsporingsambtenaren (Kamerstukken II 1996/97, , nr. 3) gelden echter ook voor die gevallen. Met name de kwaliteitsgarantie, gelegen in het feit dat er speciale eisen gesteld worden aan deze opsporingsambtenaren, is ook van belang bij de toepassing in het geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf. Er worden eisen gesteld met betrekking tot de selectie alsmede met betrekking tot de organisatie (begeleiding, rapportage en verantwoording) en opleidingseisen. In het tweede lid wordt geregeld dat de bevoegdheid tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie slechts mag worden uitgeoefend door een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d. De onderdelen b en c zijn ook in de huidige regeling opgenomen. Onderdeel d is toegevoegd. Dat betekent dat ook de opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten de bevoegdheid tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie mogen uitoefenen. Dit zal niet leiden tot meer toepassing van de bevoegdheid tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie. De bijzondere opsporingsdiensten passen deze bevoegdheid al toe, zoals ook blijkt uit het navolgende, maar de uitoefening dient te geschieden door een andere opsporingsambtenaar. Deze wijziging heeft tot gevolg dat de uitoefening ook kan geschieden door een ambtenaar van de bijzondere opsporingsdienst zelf. De bijzondere opsporingsdiensten (BOD en) zijn op basis van de huidige regeling namelijk niet bevoegd tot uitoefening van deze bevoegdheid. Het risico is niet denkbeeldig dat zaken mislukken omdat zij nu een beroep moeten doen op de capaciteit van de politie die haar eigen prioriteiten heeft. Inmiddels heeft bijvoorbeeld de FIOD eigen apparatuur aangeschaft en eigen personeel opleidingen laten volgen tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie. Het kabinet wil dat de bijzondere 20

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III)

Nadere informatie

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III)

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

VOORSTEL VAN WET. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 32 194 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 580 Wet van 20 november 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming

Nadere informatie

CONCEPTWETSVOORSTEL VERSTERKING BESTRIJDING COMPUTERCRIMINALITEIT

CONCEPTWETSVOORSTEL VERSTERKING BESTRIJDING COMPUTERCRIMINALITEIT Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met ontoegankelijkmaking van gegevens op het internet, strafbaarstelling van het wederrechtelijk overnemen van gegevens

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 171 Wet van 31 maart 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 489 Wet van 6 december 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van

Nadere informatie

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I wordt als volgt gewijzigd: 34 720 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van enkele bepalingen betreffende de uitvoering van bijzondere opsporingsbevoegdheden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 976 Wijziging van onder meer het Wetboek van Strafvordering BES in verband met aanpassing van de regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden

Nadere informatie

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen.

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen. 34 372 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit

Nadere informatie

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 605 Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 300 Wet van 1 juni 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met nieuwe

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 351 Wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en de Wet politieregisters en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 372 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2018 322 Wet van 27 juni 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking

Nadere informatie

OMGAAN MET OPSPORINGSVERZOEKEN ARNOUD ENGELFRIET, M.SC., M.A. PARTNER, ICTRECHT ADVIESBUREAU

OMGAAN MET OPSPORINGSVERZOEKEN ARNOUD ENGELFRIET, M.SC., M.A. PARTNER, ICTRECHT ADVIESBUREAU OMGAAN MET OPSPORINGSVERZOEKEN ARNOUD ENGELFRIET, M.SC., M.A. PARTNER, ICTRECHT ADVIESBUREAU VRIJWILLIG VRAGEN? Schending van grondrechten die een meer dan geringe inbreuk op de rechten van personen vormen,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek

Nadere informatie

Aan: De Nationale Assemblée DE NATIONALE ASSEMBLEE

Aan: De Nationale Assemblée DE NATIONALE ASSEMBLEE Initiatiefvoorstel krachtens artikel 78 van de Grondwet van de Republiek Suriname, (S.B. 1987, zoals gewijzigd bij S.B. 1992 no. 38), ingediend door K. Mathoera, lid van De Nationale Assemblée, houdende

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 33 662 Wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens en enige andere wetten in verband met de invoering van een meldplicht bij de doorbreking

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391 Rapport Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de hoofdofficier van justitie te Groningen hem in een brief van 1 februari 2006 onvolledig heeft geantwoord

Nadere informatie

R e g i s t r a t i e k a m e r

R e g i s t r a t i e k a m e r R e g i s t r a t i e k a m e r..'s-gravenhage, 15 oktober 1998.. Onderwerp gegevensverstrekking door internet providers aan politie Op 28 augustus 1998 heeft er bij de Registratiekamer een bijeenkomst

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2012 No. 25 LANDSVERORDENING van de 30 e augustus 2012 houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering (Bijzondere opsporingsbevoegdheden en andere spoedeisende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 671 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Telecommunicatiewet in verband met nieuwe ontwikkelingen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 421 Wet van 9 oktober 2008, houdende regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 298 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2007 2008 30 661 Wijziging van de Telecommunicatiewet verband houdende met de instelling van een antenneregister, de uitbreiding van het verbod op het verzenden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 743 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het treffen van een regeling inzake het verhoor van afgeschermde getuigen en

Nadere informatie

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b Verruiming fouilleerbevoegdheden, versie 6 april 2011 internetconsultatie: de relevante bepalingen van de huidige Gemeentewet en Wet wapens en munitie en van de toekomstige Politiewet 201x, met daarin

Nadere informatie

Aanvulling discussienota VPS-wetgevingsprogramma onderdeel RC en Raadkamer

Aanvulling discussienota VPS-wetgevingsprogramma onderdeel RC en Raadkamer Aanvulling discussienota VPS-wetgevingsprogramma onderdeel RC en Raadkamer In 2012 is het programma Versterking prestaties in de strafrechtketen (VPS) van start gegaan. Onderdeel daarvan is de modernisering

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende

Nadere informatie

Voorstel van wet. Artikel 1

Voorstel van wet. Artikel 1 Regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet tijdelijk huisverbod) Voorstel van wet Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 276 Wijziging van de Mededingingswet en van enige andere wetten in verband met de implementatie van EG-verordening 1/2003 Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 685 Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 553 Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de verbetering van de mogelijkheden van de inlichtingen-

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 012 Wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren, belast met de opsporing

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT van 29 december 1998 no. 20, bepalende de opneming in de afzonderlijke afdeling van het Afkondigingsblad van Aruba van de geldende tekst van de Vuurwapenverordening Citeertitel:

Nadere informatie

Achtste aanvulling op het Handboek voor de opsporingspraktijk (1.10 en 2.12)

Achtste aanvulling op het Handboek voor de opsporingspraktijk (1.10 en 2.12) JU Achtste aanvulling op het Handboek voor de opsporingspraktijk (1.10 en 2.12) Aanwijzing opsporingsbevoegdheden 1.10 OPSPORING VAN VOORT- VLUCHTIGEN 1.10.1 REGELGEVING Wettekst Artikel 565 Sv 1. De met

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie = POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 38 Wet van 23 januari 1997 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de herziening van de voorlopige maatregelen

Nadere informatie

Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering

Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering Tien minuten voor een inhoudelijk verhaal over de voorgenomen modernisering strafvordering is niet veel, maar in een tijd waarin commentaren op beleid en

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg, de Wet cliëntenrechten zorg en enkele andere wetten in verband met het tijdig signaleren van risico's voor de continuïteit van zorg alsmede in verband

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 10 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 3 april 2008 Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao;

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao; A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD LANDSBESLUIT van de 3 de juni 2014, no. 14/1188, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Sanctielandsverordening. De Gouverneur van Curaçao, Op de voordracht

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak van fraude met identiteitsbewijzen en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Beginselenwet

Nadere informatie

: LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 28 september 1998 ter normering van de uitoefening van standaardtoezichtbevoegdheden

: LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 28 september 1998 ter normering van de uitoefening van standaardtoezichtbevoegdheden Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 28 september 1998 ter normering van de uitoefening van standaardtoezichtbevoegdheden Citeertitel: Landsbesluit algemene bepalingen toezichtuitoefening

Nadere informatie

VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING. Ontvangen. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING. Ontvangen. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 31 996 Regels ten aanzien van zorg en dwang voor personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap (Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 548 Besluit van 15 december 1999, houdende regels ter uitvoering van de artikelen 126aa, tweede lid, en 126cc, vierde lid, van het Wetboek van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 125 Wet van 12 maart 2014 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal erste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 980 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 462 Beschikking van de Minister van Justitie van 31 augustus 2010 tot plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Wet grensoverschrijdende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het onderzoek

Nadere informatie

opleiding BOA Besluit BOA

opleiding BOA Besluit BOA Deze reader geeft een overzicht van de die zijn genoemd, versie juni 2005. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 2 De buitengewoon opsporingsambtenaar die beschikt over: a. een titel van opsporingsbevoegdheid,

Nadere informatie

Instructie vernietiging geïntercepteerde gesprekken met geheimhouders

Instructie vernietiging geïntercepteerde gesprekken met geheimhouders Instructie vernietiging geïntercepteerde gesprekken met geheimhouders Categorie : strafvordering Afzender: College van procureurs-generaal Adressaat: Hoofden van de parketten Registratienummer: 2002I003

Nadere informatie

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG.

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG. NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPRAAK De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 28 maart 2014 Uw kenmerk 476490 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

Privacyreglement EVC Dienstencentrum

Privacyreglement EVC Dienstencentrum PRIVACYREGLEMENT Privacyreglement EVC Dienstencentrum De directie van het EVC Dienstencentrum: Overwegende dat het in verband met een goede bedrijfsvoering wenselijk is een regeling te treffen omtrent

Nadere informatie

Minister van Justitie. Naar aanleiding van uw verzoek bericht ik u als volgt.

Minister van Justitie. Naar aanleiding van uw verzoek bericht ik u als volgt. R e g i s t r a t i e k a m e r Minister van Justitie..'s-Gravenhage, 30 april 1999.. Onderwerp Wijziging van het Wetboek van Strafvordering Bij brief met bijlage van 9 maart 1999 (uw kenmerk: 750136/99/6)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 487 Wet van 26 september 1996 tot wijziging van de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering betreffende het proces-verbaal van de terechtzitting

Nadere informatie

Privacyreglement NICE opleiding & bestuurlijke raadgeving

Privacyreglement NICE opleiding & bestuurlijke raadgeving Privacyreglement NICE opleiding & bestuurlijke raadgeving De Directie van NICE opleiding & bestuurlijke raadgeving: Overwegende dat het in verband met een goede bedrijfsvoering verplicht is een regeling

Nadere informatie

van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State). 1 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de regeling van bevoegdheden tot het vorderen van gegevens (bevoegdheden vorderen gegevens) MEMORIE VAN TOELICHTING

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 29 936 Regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigd vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie

Nadere informatie

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten op het terrein van accountantsorganisaties en het accountantsberoep (Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties)

Nadere informatie

De voorgestelde wijziging in artikel I B geven het CBP aanleiding tot het maken van de volgende op- en aanmerkingen.

De voorgestelde wijziging in artikel I B geven het CBP aanleiding tot het maken van de volgende op- en aanmerkingen. POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM 26

Nadere informatie

Gedragscode Persoonlijk Onderzoek

Gedragscode Persoonlijk Onderzoek Gedragscode Persoonlijk Onderzoek Bijlage 1.C Januari 2004 Deze gedragscode is opgesteld door het Verbond van Verzekeraars en is bestemd voor verzekeraars, lid van het Verbond, onderzoeksbureaus die werken

Nadere informatie

Datum 2 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat het nieuwe tapbeleid van Justitie een aanval is op onze grondrechten

Datum 2 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat het nieuwe tapbeleid van Justitie een aanval is op onze grondrechten 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Ministerie van Justitie

Ministerie van Justitie ϕ1 Ministerie van Justitie Aan de Koningin Onderdeel sector straf- en sanctierecht Contactpersoon Mr. L.P. Mol Lous Registratienummer 5501938/07/6 Datum 10 september 2007 Onderwerp Nader rapport inzake

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Besluit van datum -, houdende wijziging van het Besluit beveiliging gegevens aftappen telecommunicatie in verband met het bewaren van telecommunicatiegegevens Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van enkele artikelen van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (AB 1996 no. 75) inzake de verlening van toevoegingen in strafzaken

Nadere informatie

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling Titel 9.1. Klachtbehandeling door een bestuursorgaan Afdeling 9.1.1. Algemene bepalingen Art. 9:1. 1. Een ieder heeft het recht om over de wijze waarop een bestuursorgaan

Nadere informatie

TOEZICHT OPSPORING. Jan Willem van Veenendaal MEC.

TOEZICHT OPSPORING. Jan Willem van Veenendaal MEC. TOEZICHT EN/OF OPSPORING Jan Willem van Veenendaal MEC. Rechtshandhavingsystemen Onderwerpen: Iets over Bestuursrechtelijke bevoegdheden De sfeerovergang Iets over Strafrechtelijke bevoegdheden Toezicht

Nadere informatie

Citeertitel: Landsbesluit bewaring inbeslaggenomen voorwerpen =====================================================================

Citeertitel: Landsbesluit bewaring inbeslaggenomen voorwerpen ===================================================================== Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van ter uitvoering van enkele artikelen van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (AB 1996 no. 75) inzake de bewaring van inbeslaggenomen voorwerpen

Nadere informatie

nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek)

nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek) nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek) Artikel 1 Wettelijke grondslag Deze klachtenregeling heeft betrekking op de behandeling van klachten in overeenstemming

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 2 Wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 199 Wet van 8 mei 2003 tot aanpassing van Boek 3 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten

Nadere informatie

(B vervallen) Artikel I. De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd: Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

(B vervallen) Artikel I. De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd: Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het herstel van enige wetstechnische gebreken en andere wijzigingen van ondergeschikte aard (voorheen wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 475 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven

Nadere informatie

Handleiding voor de deken ter waarborging van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van advocaten bij extern onderzoek.

Handleiding voor de deken ter waarborging van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van advocaten bij extern onderzoek. Handleiding voor de deken ter waarborging van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van advocaten bij extern onderzoek Maart 2013 Vastgesteld door de algemene raad op 4 maart 2013 1 Voorwoord

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 352 Besluit van 17 juli 2012 tot vaststelling van de procedure voor verlenging van vergunningen als bedoeld in artikel 20.2 van de Telecommunicatiewet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 397 27 844 Regels inzake de veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal dat kan worden gebruikt bij een geneeskundige behandeling (Wet veiligheid

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH Den Haag

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH Den Haag POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Wijziging van de Wet op de lijkbezorging. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wijziging van de Wet op de lijkbezorging. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Datum 16 Juni 2014 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over het bericht dat politie particuliere data plundert

Datum 16 Juni 2014 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over het bericht dat politie particuliere data plundert 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 170 Wijziging van de Politiewet 2012 en de Wet op de medische keuringen in verband met het screenen van personen die ambtenaar van politie willen

Nadere informatie

DISCUSSIESTUK Onderzoek ter plaatse, inbeslagneming en doorzoeking en onderzoek van gegevensdragers en in geautomatiseerde werken (Boek 2)

DISCUSSIESTUK Onderzoek ter plaatse, inbeslagneming en doorzoeking en onderzoek van gegevensdragers en in geautomatiseerde werken (Boek 2) DISCUSSIESTUK Onderzoek ter plaatse, inbeslagneming en doorzoeking en onderzoek van gegevensdragers en in geautomatiseerde werken (Boek 2) (versie 4 juni 2014) In 2012 is het programma Versterking prestaties

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 33 129 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van inkomen) B GEWIJZIGD

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra houdende toetsing van levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek en tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

Nadere informatie

LANDSVERORDENING van de 7de maart 1968 houdende nieuwe voorschriften inzake middelen tot bestrijding van schadelijke dieren en planten

LANDSVERORDENING van de 7de maart 1968 houdende nieuwe voorschriften inzake middelen tot bestrijding van schadelijke dieren en planten Zoek regelingen op overheid.nl Koninkrijksdeel Curaçao Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! LANDSVERORDENING van de 7de maart 1968 houdende nieuwe voorschriften inzake

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 417 Wet van 26 oktober 2016 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES met betrekking tot

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 436 Wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende herijking van de verlening van rechtsbijstand door de raden voor rechtsbijstand en de

Nadere informatie

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen en verlies van het Nederlanderschap bij terroristische activiteiten Allen, die deze zullen zien of horen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 868 Wijziging van de Infectieziektenwet en de Quarantainewet ter bestrijding van de gevaren van pokken, SARS en andere ernstige infectieziekten

Nadere informatie

PRIVACYREGLEMENT DIFFERENCE4YOU

PRIVACYREGLEMENT DIFFERENCE4YOU PRIVACYREGLEMENT DIFFERENCE4YOU VERSIE 1, oktober 2006. Aangepast 29 augustus 2012 PRIVACYREGLEMENT DIFFERENCE4YOU De directie van Difference4you: Overwegende dat het in verband met een goede bedrijfsvoering

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : Hinderverordening Citeertitel: Hinderverordening Vindplaats : AB 1988 no. GT 27 Wijzigingen: AB 1997 nos. 33, 34 Artikel 1 1. Het is verboden zonder vergunning van de minister van Justitie en

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM 18

Nadere informatie

LANDSVERORDENING houdende regels betreffende het houden van algemene volkstellingen

LANDSVERORDENING houdende regels betreffende het houden van algemene volkstellingen LANDSVERORDENING houdende regels betreffende het houden van algemene volkstellingen Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Vastgesteld

Nadere informatie