Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Regels inzake de openbaarmaking van beloningen bij rechtspersonen of organisaties die deel uit maken van rechtspersonen die volledig of in aanzienlijke mate uit publieke middelen worden gefinancierd of die zijn aangewezen, voorzover deze beloningen het gemiddelde belastbare loon per jaar van ministers te boven gaan (Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens) Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 12 oktober Algemeen Verheugd heb ik kennis genomen van de opmerkingen die de leden van de fracties van het CDA, de VVD, de PvdA, D66, de ChristenUnie en de SGP hebben gemaakt naar aanleiding van het voorstel van wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens. De leden van genoemde fracties kunnen allen instemmen met het uitgangspunt van het voorstel tot openbaarmaking van de topinkomens in de publieke en semipublieke sector, zij het dat de leden van de fractie van D66 daarnaast ook hun teleurstelling uitspraken, omdat het voorstel van wet naar de mening van deze leden niet ver genoeg gaat. Het doet mij genoegen dat het belang van publieke verantwoording en openbaarheid door de Kamer breed wordt gedeeld, niet alleen waar het de overheid zelf betreft, maar ook waar het gaat om de semi-publieke sector en organisaties die grotendeels door de overheid worden bekostigd. De leden van de fractie van de ChristenUnie complimenteerden het kabinet met de voortvarende wijze waarop het kabinet in dit dossier opereert. Dit compliment retourneer ik graag aan de Kamer, die zeer snel een verslag heeft uitgebracht over onderhavig voorstel van wet. Ik ben blij met die inspanning, omdat ik hoop dat dit voorstel op 1 januari 2006in het Staatsblad zal staan. Ik ben van mening dat de openbaarheid die met dit voorstel zal worden gerealiseerd een essentieel onderdeel is van het beleid op het gebied van de topinkomens. Ik hoop dat de Tweede en Eerste Kamer dit standpunt over het belang van onderhavig voorstel delen en er het hunne aan willen doen om invoering per 1 januari 2006te realiseren. Ik betreur de teleurstelling van de leden van de fractie van D66, maar roep deze leden op om een verschil van inzicht over het ene onderdeel van het te voeren beleid er niet de oorzaak van te laten zijn dat het andere onderdeel, waarover zo begrijp ik toch uit het verslag wel overeenstemming bestaat, vertraagd in werking treedt. KST tkkst ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 2005 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7 1

2 De leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen waarom het kabinet de verschillende initiatieven in dit dossier, zoals de voorstellen ter implementatie van de adviezen van de commissie Dijkstal en onderhavig voorstel van wet niet heeft ondergebracht in één wetsvoorstel. Het kabinet zou de ChristenUnie op dit punt graag tegemoet zijn gekomen. Echter, de adviezen van de commissie Dijkstal hebben voor een deel betrekking op bestaande wetgeving, zoals de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement, de Provinciewet, de Gemeentewet en het Algemeen Rijksambtenarenreglement. Voor een ander deel zien de adviezen op nieuwe wetgeving, zoals het vastleggen van de beloningsstructuur voor politieke ambtsdragers en topambtenaren. Al deze wijzigingen in één integraal wetgevingstraject onderbrengen, zou er toe leiden, zo vreest het kabinet, dat veel van de voortvarendheid verloren zou gaan. De leden van de genoemde fracties hebben over het voorstel van wet nog enkele vragen. Ik zal hieronder op deze vragen ingaan, waarbij ik de volgorde van het verslag aanhoud, maar voor de leesbaarheid van deze nota de vragen en opmerkingen over verwante onderwerpen heb samengenomen. Deze nota gaat voorts vergezeld van een nota van wijziging. 2. Keuze voor wettelijk kader en nadere overwegingen 1 Kamerstukken II 2003/04, VII, nr. 29. De leden van de VVD-fractie vroegen naar de motivering van de eventuele verschillen tussen het openbaarmakingsregime voor de openbaarmaking van de inkomens van het top- management en raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven en de voorgestelde regels voor openbaarmaking van topinkomens in de publieke sector. De belangrijkste verschillen tussen het openbaarmakingsregime voor beursgenoteerde ondernemingen en het regime voor uit publieke middelen gefinancierde instellingen zijn het criterium en het loonbegrip. Met de openbaarmaking bij de open NV s (artikel 2:383c van het Burgerlijk Wetboek) heeft het kabinet beoogd in het kader van corporate governance de «kleine» aandeelhouders van een beperkte groep beursgenoteerde NV s meer inzicht te geven in en daarmee invloed op de beloning van de topbestuurders van deze organisaties. Daarom is het kernpunt van deze regeling dat de lonen van de bestuurder openbaar worden gemaakt. Blijkens de artikelen 2:44, eerste lid, en 2:291, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek houdt de term bestuurder in dat men lid moet zijn van het statutaire bestuursorgaan. Een persoonlijke titel (bijvoorbeeld directeur) brengt op zichzelf nog niet met zich dat een functionaris wordt aangemerkt als bestuurder in de zin van de wet. Met de definitie uit het Burgerlijk Wetboek kunnen dus directeuren of andere veelverdieners in de (semi-)publieke sector die geen statutair bestuurder zijn, niet onder het openbaarmakingsregime zouden worden gebracht, ongeacht of hun loon ver zou uitstijgen boven dat van een minister. Conform het Hoofdlijnenakkoord wil het kabinet in de (semi-)publieke sector de verplichting opleggen om het loon openbaar te maken van elke functionaris indien dat loon uitgaat boven dat van een minister. Daarom is de openbaarmaking niet beperkt tot het inkomen van bestuurders en toezichthouders 1.Om deze reden is gekozen voor de hoogte van het salaris als criterium en niet voor de aard van de functie. Met betrekking tot het loonbegrip geldt het volgende. Op grond van artikel 2:383c van het Burgerlijk Wetboek moet de vennootschap opgave doen van het bedrag van de bezoldiging voor iedere bestuurder. Dit bedrag is uitgesplitst naar periodiek betaalde beloningen, beloningen betaalbaar op termijn, uitkeringen bij beëindiging van het dienstverband en winstde- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7 2

3 lingen en bonusbetalingen. Aan de vierdeling ligt de notie ten grondslag dat bij de grote vaak internationaal opererende beursgenoteerde NV s in toenemende mate de beloning voor een substantieel deel bestaat uit aandelen en opties. Voor aandeelhouders is dit een uitermate relevant gegeven, daar het gedrag van de bestuurder beïnvloed kan worden door de verhouding tussen vaste loonbestanddelen en beloning in effecten. Voor de (semi-)publieke sector is dit veel minder relevant, daar aandelen en opties hier nauwelijks (kunnen) voorkomen. De vierdeling van het loonbegrip uit artikel 2:383c van het Burgerlijk Wetboek vereist dat de instelling aparte berekeningen uitvoert, conform de toelichting bij de wet. Ten behoeve van de juistheid en zorgvuldigheid moeten de bedragen worden gecontroleerd door de accountant. Met de verplichte opname van de bedragen in de jaarrekening wordt voor de vereiste openbaarmaking gezorgd en dit garandeert tegelijkertijd de controle op de juistheid van de gegevens. De administratieve last van de berekening van het BW-jaarloon en de controle van de accountant is behoorlijk. De rapportage op grond van artikel 2:383c van het Burgerlijk Wetboek is vooral bedoeld om de aandeelhoudersvergadering te informeren. Deze rapportages zijn onderling niet altijd goed vergelijkbaar. In onderhavig voorstel van wet zijn daarom de openbaar te maken gegevens gestandaardiseerd. Uitgangspunt is het belastbaar jaarloon in de zin van de Wet LB. In ieder bedrijf wordt dit voor iedere werknemer op uniforme wijze vastgesteld. In de bij deze nota gevoegde nota van wijziging wordt daaraan toegevoegd de door de werkgever betaalde pensioenreservering en eventuele uitkeringen na ontslag. De uitvoering van de wet wordt daarmee iets minder eenvoudig, maar de mogelijkheid om door verlaging van het salaris onder gelijktijdige verhoging van pensioen of uitkering na ontslag, de verplichte openbaarmaking te omzeilen, wordt afgesneden. Hierboven is al gerefereerd aan het oordeel van de leden van de fractie van D66 dat het voorstel als zodanig niet ver genoeg gaat. Deze leden hadden graag gezien dat het voorstel normstellend was geweest, nu de salarissen in verschillende semi-publieke sectoren zich jaar-op-jaar verder af bewegen van het ministersalaris. Het kabinet heeft met het voorstel van wet een dergelijk normstellend kader niet beoogd. Het kabinet vindt dat het thans nog te vroeg is om voor de semi-publieke sector een wettelijk genormeerd topinkomen vast te leggen. Deze sector bestaat uit privaatrechtelijk georganiseerde instellingen die een overheidstaak uitvoeren. Vaak verrichten zij nog andere activiteiten. De instellingen binnen deze sector zijn niet over één kam te scheren. Via de weg van individuele afspraken is een beter resultaat te bereiken. Dat geldt nog in sterkere mate voor gesubsidieerde instellingen die onder het bereik van het wetsvoorstel vallen. Deze organisaties vervullen een maatschappelijk relevante taak, waarvoor zij door de overheid bekostigd worden. Dat betekent dat de overheid wel eisen kan stellen aan de besteding van de subsidie, maar niet automatisch aan de hoogte van de salarissen. Voor de overheid in strikte zin, inclusief de zelfstandige bestuursorganen, gaat zoals de leden van de fractie van D66 al aangaven het zogenoemde Dijkstal-kader gelden. Ook bij bijvoorbeeld zelfstandige bestuursorganen is niet ondenkbaar dat voor specialistische functies een marktconform salaris zal moeten worden betaald, omdat anders voor die functie geen kandidaten worden gevonden. De leden van de ChristenUnie-fractie vroegen om toe te lichten waarom voor publiekrechtelijke ZBO s het beleid geldt dat een beloning hoger dan het ministersalaris pas kan worden toegekend nadat hierover in de ministerraad overeenstemming bestaat. Tevens vroegen zij naar de rol van het parlement nadat het besluit, waarin de overeenstemming in de ministerraad is neergelegd, aan het parlement is meegedeeld. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7 3

4 De door de leden van de fractie van de ChristenUnie gestelde vraag heeft geen betrekking op onderhavig voorstel van wet, maar op het advies van de commissie Dijkstal 1 met betrekking tot de publiekrechtelijke ZBO s en de reactie van het kabinet op dit advies 2. In het kader van de wetsvoorstellen ter implementatie van de voorstellen van het advies van de commissie Dijkstal zal dit punt nader worden toegelicht. 3. Doelstelling De leden van de fractie van de VVD vroegen naar de filosofie achter het streven naar openbaar maken van de uit publieke middelen gefinancierde topinkomens. De leden van de fractie van het CDA vroegen om een nadere toelichting van de passage uit de memorie van toelichting waarin wordt betoogd dat de publieke opinie in het algemeen recht heeft te worden geïnformeerd over het gebruik van overheidsmiddelen. Deze leden vroegen met name naar de betekenis van het begrip «publieke opinie» waar de memorie tevens staat dat verantwoording wordt gegeven aan gekozen organen die de kiezers vertegenwoordigen. Het kabinet beoogt met het voorstel van wet te bereiken dat het maatschappelijk debat over de topinkomens op basis van de juiste gegevens wordt gevoerd. De samenleving staat kritisch tegenover de ontwikkeling van salarissen bij de top van de overheid en het bedrijfsleven, zeker in een tijd waarin het economisch wat minder gaat. Daarnaast is in een democratische samenleving openbaarheid van overheidsinformatie de norm. Die openbaarheid draagt bij aan het publieke debat en aan de meningsvorming in de samenleving, de publieke opinie. Dat laat onverlet dat de controle op de overheid geschiedt door de gekozen volksvertegenwoordiging. Het publieke debat draagt eraan bij dat de kiezer weet op wie hij moet stemmen. Overigens wordt er de passage in de memorie van toelichting over de gekozen organen op gewezen dat niet alle overheidsorganen onder controle van de gekozen volksvertegenwoordiging staan. Zo hoeven zelfstandige bestuursorganen over het algemeen geen verantwoording af te leggen aan het parlement. Onderhavig voorstel van wet draagt er toe bij dat ook deze organen publiek verantwoording afleggen, zodat het publieke debat mede over deze organen gevoerd kan worden. Ik herinner eraan dat de Raad van State adviseerde om dit aspect in de memorie van toelichting aan de orde te stellen. De leden van de fractie van het CDA wezen op de voorbeeldfunctie die functionarissen in topposities hebben. Daarom ondersteunden zij de voorstellen om de topinkomens openbaar te maken bij zelfstandige bestuursorganen, rechtspersonen met een publieke taak en rechtspersonen die met subsidie in stand worden gehouden. Deze ondersteuning verheugt mij zeer. 1 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7. Naar aanleiding van de in het voorstel opgenomen evaluatiebepaling bepleitten de leden van de CDA-fractie om bij de evaluatie tevens te bezien of de thans voorgestelde openbaarmakingsregeling kan worden vereenvoudigd. De leden van de fractie van de PvdA vroegen op basis van welke criteria na de evaluatie kan worden besloten dat aanvullende maatregelen nodig zijn en aan welke aanvullende maatregelen dan wordt gedacht. Ook de leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen aan welke aanvullende maatregelen de regering denkt. De leden van de fractie van D66 vroegen zich af of een evaluatie nodig is om vast te stellen dat de inkomens openbaar zijn geworden en verder zijn gestegen. Deze leden vroegen evenals de leden van de fractie van de PvdA tot welke hoogte de topinkomens kunnen stijgen, voordat de regering oordeelt dat aanvullende maarregelen nodig zijn. De hoofddoelstelling van het wetsvoorstel is het openbaar maken van de gegevens over uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, om Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7 4

5 darmee de Staten-Generaal en de samenleving te informeren over de hoogte van die topinkomens. Het voorstel van wet is zodanig ingericht dat het kabinet verwacht dat dit doel zal worden bereikt, maar het is altijd denkbaar dat zich in de praktijk onvoorziene omstandigheden voordoen die een aanpassing wenselijk zouden maken. Om deze reden is voorzien in een evaluatie, die kan worden gevolgd door de uit de evaluatie te blijken noodzakelijke maatregelen. In praktische zin verwacht het kabinet dat de evaluatie voornamelijk aanleiding zal geven tot technische verbeteringen en mogelijke vermindering van de administratieve lasten. Een belangrijke nevendoelstelling van het voorstel is het stimuleren van het publiek debat. Het kabinet is ervan overtuigd dat, om überhaupt een goed debat te bewerkstelligen, openbaarmaking van de feiten noodzakelijk is. Voor dit nevendoel geldt dat de effecten van het debat niet eenduidig voorspelbaar zijn en bovendien in de tijd zouden kunnen veranderen. Echter, op dit moment valt niet met zekerheid te voorspellen op welke wijze de salarissen binnen de onder het wetsvoorstel vallende sectoren, instellingen en individuen zich zullen ontwikkelen. De precieze wijze waarop het publiek debat effect zal sorteren op de topinkomens is daardoor onbekend en derhalve is het op dit moment niet mogelijk om aan te geven welke maatregelen het kabinet het best zou kunnen treffen. Voor wat betreft deze nevendoelstelling zal de evaluatie vooral het karakter hebben van een beleidsevaluatie. Hierbij zal ondermeer ingegaan worden op de onderlinge verschillen tussen sectoren, op een wijze die vergelijkbaar is met de wijze waarop het onderzoek topinkomens in de (semi-)publieke sector jaarlijks wordt uitgevoerd. Overigens hebben de beleidsaanbevelingen die in 2002 uit dit laatste onderzoek voorvloeiden, geleid tot onderhavig voorstel van wet. Het kabinet wil eerst bekijken welke effecten onderhavig voorstel van wet de komende drie jaar sorteert, om dan de maatregelen te treffen die nodig blijken te zijn. Dit standpunt is mede ingegeven door de meest recente uitkomsten van het onderzoek topinkomens in de (semi-)publieke sector (over het jaar 2004), waaruit blijkt dat de ontwikkeling van de topinkomens duidelijk aan het vertragen is. De leden van de fracties van de VVD en de PvdA stelden, onder verwijzing naar het advies van de Raad van State, de vraag of openbaarmaking van de topsalarissen kan leiden tot stijging van de topinkomens. De leden van de D66-fractie veronderstelden dat salarisontwikkelingen mede en gevolg zijn van belangenverstrengeling, doordat toezichthouders bij de ene instelling directeur zijn bij een andere instelling, en er zodoende een wederzijds belang zou bestaan bij hogere salarissen. Zij vragen om een reactie van het kabinet op deze redenering. Ik wijs er om te beginnen op dat het kabinet niet de pretentie heeft dat de topsalarissen als gevolg van de openbaarmaking spontaan zullen dalen. Wel is het kabinet van mening dat het publieke debat een matigende werking zal hebben. Anders gezegd, als topsalarissen niet openbaar gemaakt worden, zal de stijging niet worden beïnvloed door het publieke debat dat een gevolg is van de openbaarheid. Niet valt uit te sluiten dat kennis van de hoogte van topsalarissen in sommige gevallen bij salarisonderhandelingen leidt tot een hogere inzet bij betrokkenen. Anderzijds zal een stevig publiek debat met de voorwetenschap dat openbaarmaking volgt naar verwachting een matigend effect hebben. Ik beschik over onvoldoende concrete gegevens om een oordeel te kunnen vellen over de juistheid of onjuistheid van de redenering van de leden van de D66-fractie. Wel zeg ik in de richting van die leden dat ook in de gevallen waarin het door hen beschreven mechanisme zich voordoet, van het publieke debat een matigende werking zal uitgaan. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7 5

6 4. Strekking van het wetsvoorstel De leden van de fractie van de VVD vroegen waarom een meldingsplicht wordt ingevoerd van de door de instanties openbaar te maken gegevens. Het kabinet acht het noodzakelijk dat verslaglegging inzake de topinkomens in de publieke sector en semi-publieke sector onderdeel uitmaakt van de verantwoording in de jaarrekening of wel het jaarverslag of ander financieel verantwoordingsdocument. Voor de bruikbaarheid van deze informatie is een bundeling van deze gegevens noodzakelijk. Het kabinet streeft daarbij naar volledigheid. Thans is niet iedere instantie verplicht zijn jaarverslag aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te zenden. Bovendien kunnen de gegevens niet volledig op een andere wijze worden verzameld. Voor een goede werking van het openbaarheidsregime is daarom naast de verplichte publicatie in het financieel verslagleggingsdocument een meldingsplicht noodzakelijk. Nu deze melding als een zeer lichte extra administratieve last kan worden aangemerkt, die bovendien slechts wordt opgelegd aan die instanties waar salarissen worden betaald die hoger zijn dan het gemiddelde jaarloon van ministers, zie ik daartegen geen bezwaar. 5. Reikwijdte van de openbaarmaking 5.1. Algemene overwegingen De leden van de fractie van het CDA drongen er op aan dat alle instellingen die met publieke middelen worden gefinancierd, onder de werking van de wet te laten vallen. Deze leden vroegen daarom wat er tegen is om de instellingen die onder de WTZi of de ZVW vallen eveneens te verplichten om te gaan voldoen aan artikel 7 van het wetsvoorstel. De leden van de CDA-fractie gingen ervan uit dat ook het onderwijs onder de werking van de wet valt en zij konden ook volgen dat de woningbouwcorporaties eveneens onder de werking van de wet komen te vallen. Dat alles pleitte er volgens de leden van de CDA-fractie voor om niet voor alle sectoren een apart regime in te voeren. Ik deel de mening van de leden van de fractie van het CDA dat er veel pleit voor één regime dat van toepassing is op alle uit publieke middelen gefinancierde instellingen. Om deze reden is de werking van de wet bijvoorbeeld uitgebreid tot de woningbouwcorporaties. Ik zal hieronder in paragraaf 5.2 nader ingaan op de argumenten die hebben geleid tot een andere afweging ten aanzien van de instellingen in de zorg. Ook onderwijsinstellingen vallen onder de werking van de wet, zij het dat bij het bijzonder onderwijs de hoogte van de publieke financiering ten opzichte van de overige inkomsten nog een rol speelt. Ook op dit punt zal ik hieronder in paragraaf 7.3 nader ingaan. Voorts vroegen de leden van de fractie van het CDA of hun conclusie juist was dat deze wet géén extra verantwoordingsregels genereert, doch slechts een meldingsplicht aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van die topinkomens die het gemiddelde ministerssalaris te boven gaan. Aan deze leden kan ik bevestigen dat met het voorstel niet wordt beoogd om te regelen dat de verantwoordelijken door het melden van de in artikel 7 van het voorstel van wet genoemde gegevens aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoording afleggen over het door hen gevoerde beloningsbeleid. De melding heeft slecht ten doel mogelijk te maken dat de gegevens worden opgenomen in het aan de Staten-Generaal te zenden overzicht van topinkomens. De verantwoording over het beloningsbeleid wordt afgelegd op de voor de het betreffende orgaan gebruikelijke wijze. Zo zal het gemeentebestuur verantwoording Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7 6

7 afleggen aan de gemeenteraad, niet aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De leden van de fractie van D66 stelden de vraag waarom er niet voor is gekozen om instellingen die eigendom zijn van de Staat of van decentrale overheden, onder de werkingssfeer van dit wetsvoorstel te brengen. De leden van de fractie van de PvdA vroegen of het kabinet het wenselijk acht dat indien blijkt dat de instrumenten voor aandeelhouders bij structuurvennootschappen niet werken deze deelnemingen alsnog onder de werking van de wet worden gebracht. Het kabinet heeft afgewogen zoals in de memorie van toelichting reeds is aangegeven en waarop ook de leden van de fractie van de PvdA wezen dat de overheid als aandeelhouder (direct of indirect) invloed heeft op de topinkomens bij ondernemingen waarbij het eigendom in handen is van de overheid. Zo zorgt de staat als aandeelhouder dat de code die is opgesteld door de commissie corporate governance (commissie Tabaksblat) door de vennootschap wordt gehanteerd 1. De staat stelt zich als aandeelhouder zeer kritisch op bij de toepassing van deze code bij zijn deelnemingen, met name bij het beoordelen van het bezoldigingsbeleid van de vennootschap. Ook de decentrale overheden volgen deze lijn nu bij de ondernemingen waarin zij (groot)aandeelhouder zijn (zoals bij energiebedrijven). Het kabinet acht het daarom niet nodig de overheidsdeelnemingen onder de werkingssfeer van deze wet te brengen. Het kabinet heeft veel vertrouwen in de aanpak van de Minister van Financiën en de decentrale overheden om hun bevoegdheden als aandeelhouders in deze maximaal te benutten. Het kabinet verwacht daarom niet dat de wijze waarop de code Tabaksblat bij overheidsdeelnemingen wordt toegepast, aanleiding zal vormen om overheidsdeelnemingen alsnog onder de werking van onderhavig wetsvoorstel te brengen. Ik wijs er overigens op dat een overheidsdeelneming onder de werkingsfeer van de wet valt, indien de betreffende vennootschap voldoet aan de criteria van artikel 3 van onderhavig voorstel van wet. De leden van de fractie van de VVD vroegen zich af waarom organisaties die gefinancierd worden door hun leden, zoals de PBO s, uit publieke middelen gefinancierde organisaties zijn. Geldt dat dan ook voor VNO-NCW of zelfs de VVD, zo vroegen deze leden. De productschappen en bedrijfschappen uit de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie zijn openbare lichamen in de zin van artikel 134 van de Grondwet. Zij voeren een overheidstaak uit. Op grond van hun publiekrechtelijk karakter zijn de productschappen en bedrijfschappen in het voorstel van wet opgenomen in artikel 2. De rechtsmacht van deze lichamen over de aangesloten bedrijven berust op de wet. De aangeslotenen zijn niet vrijwillig lid. Hun financiële bijdrage moet dan ook niet worden gezien als een vrijwillige contributie, maar als een belasting of een heffing, publieke middelen bij uitstek. Voor organisaties als het VNO-NCW of de VVD is dat anders. Deze organisaties zijn privaatrechtelijke rechtspersonen zonder een publieke taak. Aansluiting bij een dergelijke organisatie geschiedt op basis van vrijwilligheid en een eventuele contributie berust dus eveneens op vrijwilligheid. Daarmee zijn deze contributies geen publieke middelen. 1 Kamerstukken II 2003/04, , nr. 15. De leden van de fractie van D66 vroegen voorts of in dit voorstel wordt geregeld dat functionarissen in het openbaar bestuur, zoals commissarissen van de Koningin en burgemeesters, hun neveninkomsten openbaar moeten maken. Het door de leden van de fractie van D66 aangesneden onderwerp maakt geen deel uit van onderhavig voorstel van wet. De openbaarmaking van nevenfuncties en daaraan verbonden inkomsten van alle (fulltime benoemde) politieke ambtsdragers zal worden geregeld in één van de vier Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7 7

8 wetsvoorstellen die naar aanleiding van het advies van de Commissie Dijkstal worden voorbereid. Zie ook de antwoorden op de vragen 31 tot en met 34 en 36van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 juni 2004 houdende het kabinetsstandpunt over het advies van de Adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur (commissie Dijkstal) Specifieke sectoren Het verheugt mij dat de leden van de fracties van het CDA en D66 zich konden vinden in de keuze om de woningbouwcorporaties onder de werking van het voorstel van wet te laten vallen. In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over de bestemming van het vermogen van corporaties merk ik op dat de positie van de woningcorporaties uitzonderlijk is, doordat zij thans niet rechtstreeks door de overheid worden gefinancierd, maar zij wel een eigen vermogen hebben dat voor een groot deel is opgebouwd uit voorheen verleende subsidies en rentevoordelen bij kapitaalfinanciering. Op grond van de Woningwet en het Besluit beheer sociale huursector kunnen woningcorporaties slechts actief zijn op het gebied van de volkshuisvesting, doen zij geen uitkeringen anders dan in het belang van de volkshuisvesting, bestemmen zij batige saldi uitsluitend voor werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting en behoren zij een sobere en doelmatige bedrijfsvoering te betrachten. Op het vermogen van woningcorporaties rust daarmee een maatschappelijke bestemmingsplicht («de volkshuisvesting») en woningcorporaties behoren dus terughoudend te zijn bij het aanwenden van dat vermogen voor uitgaven die niet direct aan de maatschappelijke prestaties ten goede komen. Hierin ligt de rechtvaardiging om onderhavig voorstel van wet op de woningcorporaties toe te passen. 1 Kamerstukken II 2003/04, nr. 7. De leden van de fractie van D66 konden ermee instemmen dat de zorgsector niet onder onderhavig voorstel van wet wordt gebracht. Een en ander is al in VWS-regels vastgelegd en dubbele regeling en veroorzaakt onnodige administratieve lasten. De leden van de verschillende fracties hadden evenwel vragen over de aparte positie van de zorginstellingen, de zorgverzekeraars en de andere delen van het VWS-beleidsterrein. De leden van de fractie van het CDA stelden de vraag aan de orde waarom het kabinet enerzijds kiest voor aparte wetgeving voor de publieke en de semi-publieke sector en anderzijds voor aparte regelgeving kiest voor de zorgsector, terwijl de niet onder dat transparantieregime van de zorg vallende onderdelen van het VWS-beleidsterrein, die daarmee onder de werkingssfeer van dit wetsvoorstel vallen, weer uitgezonderd kunnen worden als ze zich voegen naar het transparantieregime van de zorg. Deze leden drongen erop aan om alle instellingen die uit publieke middelen worden gefinancierd onder één wet te brengen, te weten de onderhavige. Zij vroegen zich af wat er tegen is om de instellingen waarop de WTZi en de Zvw van toepassing zijn te laten voldoen aan de meldingen van artikel 7 van onderhavig voorstel van wet. Zij waren van mening dat de met het voorstel van wet beoogde transparantie wordt verstoord door versnippering. De leden van de fractie van de PvdA vroegen zich af waarom er niet voor gekozen is om de bestaande transparantieregelingen voor de zorg niet onder dit wetsvoorstel te brengen. Zij vroegen zich af of het verstandig was om verschillende regelingen naast elkaar te laten bestaan waarbij sommige een wettelijke basis hebben en andere niet (in casu een convenant met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). Voorts stelden deze leden de vraag aan de orde welke sancties kunnen worden verbonden aan het niet naleven van onderhavig voorstel van wet. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7 8

9 De leden van de VVD-fractie merkten op dat de zorgsector en de energiesector buiten het bereik van de wet worden geplaatst. Zij vroegen zich af hoe het kabinet staat tegenover de onduidelijkheid en de uitzonderingsregels die hierdoor zullen ontstaan. De leden van de fractie van de ChristenUnie vroegen naar de noodzaak voor het in standhouden van het afzonderlijke regime in de zorg. Zij wezen daarbij op het feit dat de gegevens uit de zorg goed vergelijkbaar zijn met de gegevens die op grond van onderhavig voorstel van wet worden verzameld. De leden van de fractie van de SGP vonden het onwenselijk dat voor een deel van de publieke sector een afwijkende regeling geldt. Zij vroegen zich af waarin de regeling voor de zorg verschilt van onderhavig voorstel van wet en welke bezwaren kleven aan een uniforme regeling die ook op de zorg van toepassing is. Zij vroegen zich af of voor de zorgsector specifiek wenselijke bepalingen niet in het voorliggende wetsvoorstel konden worden opgenomen. Al sinds de jaren tachtig zijn de richtlijnen voor de jaarverslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving en de verplichtingen over het jaarverslag en de jaarrekening uit het Burgerlijk Wetboek op de zorginstellingen van toepassing. Het kabinet heeft ervoor gekozen om naast dit al bestaande verantwoordingsregime voor de zorg niet op één onderdeel van de verantwoordingsverplichtingen nog een tweede regime van toepassing te laten zijn. Daardoor worden onnodige administratieve lasten voorkomen. Tevens wordt met het bestaande regime een op de zorg afgestemde verzameling gegevens verzameld. Dit heeft ondermeer als voordeel dat de aan de Kamer toegezegde jaarlijkse technische analyse over de bezoldiging van bestuurders en toezichthouders van zorginstellingen beter uitvoerbaar is en dieper kan gaan dan wanneer alleen gegevens over het belastbaar loon op grond van onderhavig voorstel van wet beschikbaar zouden zijn. Met de bestaande, beter bij de sector passende, niet-versnipperde en ook wettelijk verankerde weg wordt eveneens zichtbaar welke toezichthouder of bestuurder meer verdient dan het gemiddelde belastbaar jaarloon van een minister. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport doet dan de melding aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Een bijkomend argument is dat het verantwoordingsregime van Volksgezondheid, Welzijn en Sport anders dan het onderhavige voorstel van wet voor privaatrechtelijke rechtspersonen niet de voorwaarde kent dat topinkomens pas openbaar gemaakt hoeven worden als de instelling 50% van zijn inkomsten met een minimum van van de overheid ontvangt. Het openbaarheidsregime van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is daarmee van toepassing op alle zorginstellingen en zorgverzekeraars, hetgeen bij het voorliggende voorstel van wet niet vaststaat. Het kabinet deelt niet de vrees van de hierboven genoemde fracties dat een uitzondering leidt tot versnippering. Juist om versnippering binnen het VWS-veld te voorkomen dit in de richting van de leden van de fractie van de PvdA heeft het kabinet ervoor gekozen om het bestaande regime voor de zorgsector niet uit te breiden met een op één onderdeel aanvullend regime. Dit was ook de reden om het mogelijk te maken dat het relatief kleine begrotingsgefinancierde deel van het VWS-beleidsterrein (nog geen 5% van het totaal) eenzelfde transparantie in acht kan nemen als de rest van het VWS-veld zonder in een dubbel regime te geraken. Instellingen die geen convenant hebben afgesloten, vallen echter onverkort onder het voorstel van wet. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7 9

10 Transparantie van de inkomens van bestuurders en toezichthouders in het beleidsterrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is zo dus sluitend gegarandeerd. In antwoord op de vraag van de leden van de fractie van de PvdA over de sancties kan ik meedelen dat in het voorstel van wet zoals dat aan de Kamer is gezonden geen sancties waren opgenomen. Bij nader inzien zijn instrumenten om de naleving van het voorstel van wet te verzekeren echter gewenst. In de bij deze nota gevoegde nota van wijziging wordt daarom de mogelijkheid geschapen om de gegevens die de instellingen zouden moeten verstrekken elders te verkrijgen in geval de instellingen in gebreke zijn. Zo kan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toezichthouders aanwijzen die inlichtingen kunnen vorderen bij de instellingen zelf, hun administratiekantoor of pensioenfonds. In antwoordt op de vragen van de leden van de fracties van de VVD en D66 over de positie van de energiebedrijven verwijs ik naar hetgeen hierboven in paragraaf 5.1 over overheidsdeelnemingen in het algemeen is gezegd. 6. Verhouding tot andere regelgeving; medezeggenschap 1 Kamerstukken II 2004/05, , nr Kamerstukken I 2004/05, , A. De leden van de fractie van het CDA vroegen met het oog op de doelstelling van het wetsvoorstel in te gaan op de overeenkomsten van dit wetsvoorstel met de Wet medezeggenschap werknemers (Wmw), daarbij doelend op het feit dat de Wmw niet van toepassing is op de sector Onderwijs en de sector Defensie terwijl deze sectoren wel onder de werkingssfeer van onderhavig wetsvoorstel vallen. De leden van de fractie van de VVD vroegen naar de implicaties voor het wetsvoorstel, indien het Wetsvoorstel medezeggenschap werknemers wordt ingetrokken. Op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is de behandeling van het wetsvoorstel Wmw aangehouden 1. Ik merk op dat de eventuele intrekking van het wetsvoorstel Wmw geen gevolgen heeft voor onderhavig voorstel van wet. Een kernpunt van het wetsvoorstel betrof de betrokkenheid (informatierecht) van ondernemingsraden bij de beloningen van besturen en toezichthouders van ondernemingen. Dit kernpunt van het wetsvoorstel is eveneens opgenomen in het voorstel van wet van de leden Vendrik en Verburg tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met het verschaffen van informatie over de hoogte van inkomens van topkader, bestuurders en toezichthouders van ondernemingen (Wet Harrewijn), dat ter behandeling in de Eerste Kamer ligt 2. Het voorstel voor de Wet Harrewijn geeft in beginsel aan alle ondernemingsraden van ondernemingen in de private en (semi-) publieke sector waarin in de regel ten minste honderd personen werkzaam zijn een recht op informatie over de beloningsverhoudingen van bestuur, toezichthouders en overige groepen binnen de onderneming. Onderhavig voorstel van wet verplicht tot openbaarmaking van beloningen voorzover deze het niveau van een gemiddeld ministerssalaris overstijgen bij enerzijds organisaties die geheel uit de publieke middelen worden gefinancierd (de publieke sector) en anderzijds bij organisaties die voor meer dan 50% worden gefinancierd uit publieke middelen (de semi-publieke sector). Het betreft dus verschillende gegevens te verstrekken met een verschillend doel. Wegens de bijzondere positie van de krijgsmacht is de Wet op de ondernemingsraden (Wor) niet van toepassing op de sector Defensie. De sector Onderwijs is uitgesloten van de Wor vanwege een andere structuur van medezeggenschap in het onderwijs (ook ouders en leerlingen zijn bij de medezeggenschap betrokken). Overigens zij opgemerkt dat binnen de publieke sector de arbeidsvoorwaarden van de ambtelijke en politieke top Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7 10

11 een publiekrechtelijk karakter hebben en zijn neergelegd in wettelijke regelingen waardoor de beloningsstructuren en beloningsverhoudingen tussen het bestuur en de overige groepen van de in de overheidsorganisatie werkzame personen in het algemeen reeds transparant zijn. Er is geen grond om onderhavig wetsvoorstel uit te zonderen voor de sectoren Defensie en Onderwijs. 7. Uitvoeringsaspecten 7.1. Loonbegrip en belastbaar loon De leden van de fractie van de CDA constateerden dat interim-dienstverbanden en vacatiegelden niet in het financieel verslagleggingsdocument zouden behoeven te worden opgenomen, terwijl daarmee een mogelijkheid wordt gecreëerd om een deel van het inkomen van bestuurders buiten de werkingssfeer van onderhavig voorstel van wet te houden. Vergaderingen van de Raad van Toezicht bijvoorbeeld kunnen via een vacatie worden gehonoreerd. Deze leden vroegen om een heroverweging van het voorstel op dit punt. In de memorie van toelichting is reeds aangegeven dat als maatstaf voor de vergelijking met het gemiddeld jaarloon van een minister is gekozen voor het belastbaar jaarloon in de zin van de Wet op de loonbelasting (Wet LB), omdat dit criterium enerzijds de administratieve lasten zoveel mogelijk beperkt en anderzijds ook die loonbestanddelen omvat die geen deel uitmaken van de reguliere beloningscomponenten, zoals vergoedingen en bonussen. Onder het begrip belastbaar loon valt derhalve het salaris, de toelagen en toeslagen en al de overige vergoedingen en verstrekkingen die op grond van de bepalingen van de Wet LB aan de loonbelasting zijn onderworpen. De keuze om aan te sluiten bij het belastbare loon in de zin van de wet LB heeft tot gevolg dat de openbaarmaking zich beperkt tot die beloningen die zijn onderworpen aan de heffing van loonbelasting. De verplichting tot openbaarmaking heeft betrekking op ambtenaren en werknemers en functionarissen die werkzaam zijn op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en die voor wat betreft hun inkomen uit arbeid een jaaropgave loonbelasting in de zin van de Wet LB ontvangen. Het bestaan van een gezagsverhouding in het dienstverband is dus één van de voorwaarden voor heffing van loonbelasting. Dit heeft tot gevolg dat vacatiegelden in de meeste gevallen niet zullen worden meegerekend voor de openbaarmaking omdat vacatiegelden in het algemeen niet onder het loonbegrip van artikel 9 van de Wet LB vallen. Dit is slechts anders indien betrokkenen op vrijwillige basis opteren voor inhouding van loonbelasting. Het toekennen van vacatiegelden in plaats van een bezoldiging speelt vooral in de publieke sector. De bezigheden van bestuurders kunnen variëren van dagdeel tot een voltijd functie. Bij de keuze tussen een schadeloosstelling of een bezoldiging zal in het algemeen de omvang van de werkzaamheden bepalend zijn. Indien de werkzaamheden slechts incidenteel van aard zijn, is een keuze van schadeloosstelling in de vorm van bijvoorbeeld vacatiegelden aan de orde. Zijn de werkzaamheden meer substantieel van omvang of hebben zij een frequent karakter dat overeenkomt met een volwaardige (deeltijd-) betrekking dan ligt toekenning van een bezoldiging meer voor de hand. Het kabinet acht het geen overwegend bezwaar dat vacatiegelden in beginsel niet onder de werking van het wetsvoorstel vallen omdat uit de onderzoeksgegevens uit het jaarlijkse onderzoek topinkomens in de (semi)publieke sector blijkt dat bestuurders van zelfstandige bestuursorganen in de meeste gevallen niet in de vorm van vacatiegelden worden betaald, maar op basis van een fulltime (ambtelijke) aanstelling waarvoor zij een bezoldiging ontvangen in de vorm van salaris, (periodieke) toelagen en andere vergoedingen waarover loonbelasting wordt geheven. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7 11

12 In het onderzoek topinkomens in de (semi-)publieke sector is tevens onderzoek verricht naar de (vacatie)gelden, betaald aan de toezichthouders in deze sector. De hoogte van de vacatiegelden is steeds ruimschoots beneden het ministerssalaris gebleven. Het kabinet heeft hierin aanleiding gezien het voorstel van wet niet te compliceren met een bepaling over anderen dan personen in loondienst. Voor wat de interim-dienstverbanden betreft merkt het kabinet onder verwijzing naar het hierboven gestelde nog op dat voor zover de inkomens uit deze dienstverbanden een ambtelijke aanstelling of een arbeidsovereenkomst betreffen, deze onder de reikwijdte van het wetsvoorstel vallen. Alleen in geval dat, bijvoorbeeld door externen of zelfstandig adviseurs, op grond van een overeenkomst van opdracht, werkzaamheden worden verricht zijn de voorgestelde bepalingen in dit wetsvoorstel dus niet van toepassing. Het kabinet gaat ervan uit dat in de regel bij een instelling die overwegend uit de publieke middelen worden gefinancierd de topfunctionarissen in loondienst werken. Vanwege de (veel) hogere kosten zal slechts bij uitzondering en bij bijzondere omstandigheden een topfunctionaris aangesteld worden op inhuurbasis. Zoals ook reeds in het nader rapport is opgemerkt zal het kabinet niet aarzelen de werkingssfeer van het wetsvoorstel uit te breiden indien blijkt dat de bovengenoemde veronderstelling door de praktijk wordt gelogenstraft. Alles afwegende kom ik na heroverweging van het gekozen criterium tot de conclusie dat het voorstel van wet ingrijpend wordt gecompliceerd als het voorstel mede betrekking zou hebben op vacatiegelden en interimfuncties die niet als dienstverband worden aangemerkt. Die complicatie heeft, gelet op de beschikbare onderzoeksgegevens, geen meerwaarde, nu niet is gebleken dat op grote schaal sprake is van topsalarissen in de vorm van vacatiegelden of vergoedingen voor interim-functies die niet als dienstverband worden aangemerkt. In de bij deze nota gevoegde nota van wijziging komt dit punt dan ook niet aan de orde. De leden van de VVD-fractie vroegen of het mogelijk is om de beloningsmechanismen zodanig te veranderen dat het mogelijk is om over de gestelde norm voor het publiceren van topinkomens te gaan, zonder dat hierop het openbaarmakingsvereiste van toepassing is. De leden van de SGP-fractie merkten op dat het kabinet, in reactie op de opmerkingen van de Raad van State over de keuze van het belastbare loon als criterium, feitelijk vaststelt dat de vergelijkbaarheid van inkomens niet kan worden gegarandeerd, omdat de component pensioen/bijdrage aan de oudedagsvoorziening buiten beschouwing blijft. Het kabinet heeft naar aanleiding van de vragen van de leden van de fracties van de VVD en SGP besloten om het voorstel van wet op onderdelen aan te passen. In beginsel valt elke financiële vergoeding die voortvloeit uit een dienstverband onder het belastbaar loon, met uitzondering van die vergoedingen die in de Wet LB worden uitgezonderd. Op dat punt bestaat er voor de publieke sector geen ruimere mogelijkheden dan voor de private. Wel is het mogelijk dat bepaalde vrijstellingen op zodanige wijze benut worden dat hiermee de openbaarmaking ontdoken wordt. Het betreft hier de betalingen van de werkgever in het verslagjaar ten behoeve van een pensioenvoorziening, maar ook voorzieningen voor een VUT-regeling of een sabbatical. Deze betalingen zijn in het algemeen op grond van artikel 31 van de Wet op de loonbelasting 1964 niet aan loonbelasting onderworpen en zijn derhalve niet opgenomen in het belastbaar jaarloon. Teneinde te voorkomen dat bepaalde elementen van topinkomens op grond van onderhavig voorstel van wet aan de openbaarheid kunnen worden onttrokken, wordt het voorstel zodanig aangepast dat ook deze looncomponenten worden meegenomen in de openbaarmaking. Voor een Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7 12

13 toelichting verwijs ik naar de toelichting op de bij deze nota gevoegde nota van wijziging Het gemiddelde belastbare loon van een minister als ijkpunt De leden van de fractie van de VVD stelden de vraag aan de orde waarom in onderhavig voorstel geen rekening wordt gehouden met de voorstellen van de commissie Dijkstal over het ministersalaris. Het kabinet heeft het advies van de commissie Dijkstal om de salarissen van de ministers met 30% te verhogen overgenomen en bereidt thans een wetsvoorstel voor waarin onder meer dit onderdeel van het advies van de commissie Dijkstal wordt opgenomen. De Staten-Generaal heeft over dit wetsvoorstel echter het laatste woord. Het kabinet kan in onderhavig voorstel van wet niet vooruit lopen op de instemming van de Staten- Generaal met een ander wetsvoorstel dat nog moet worden ingediend. De leden van de VVD-fractie vroegen voorts waarom het kabinet heeft gekozen voor het ministersalaris in plaats van het salaris van de ministerpresident als ijkpunt. Het kabinet is uitgegaan van het gemiddelde ministersalaris, omdat de minister-president hetzelfde salaris ontvangt als een minister. Na invoering van het advies van de commissie Dijkstal verandert dit niet, zij het dat de commissie heeft geadviseerd dat een beperkte toeslag op het salaris van 10% voor de minister-president gerechtvaardigd is, gezien zijn specifieke positie. Het kabinet deelt die analyse van de commissie. Daarbij is gekozen voor een toeslag en niet voor een hoger salaris. Dit is gedaan om te benadrukken dat het kabinet net als de adviescommissie kiest voor het ministersalaris als top van het salarisgebouw van de publieke sector Implicaties De leden van de fractie van de PvdA stelden de vraag of uitgestelde betalingen onder de openbaarmaking van onderhavig voorstel van wet kunnen vallen. Op grond van het voorstel van wet zoals dat is ingediend, zouden alleen uitgestelde betalingen openbaar gemaakt hoeven worden die worden verricht in het jaar waarin het dienstverband eindigt. Nadien verrichte betalingen vallen niet onder het wetsvoorstel, omdat dan geen sprake meer is van een dienstverband. Een uitkering na ontslag zou daarmee buiten de werking van het voorstel van wet kunnen vallen als de uitkering over meer jaren wordt verspreid. Tevens zou de mogelijkheid bestaan het voorstel van wet te ontduiken door een regulier salaris te verlagen onder verhoging van een bij indiensttreding bedongen uitkering na ontslag (of pensioen). Daarmee bevatte het voorstel een leemte. In de bij deze nota gevoegde nota van wijziging wordt deze leemte hersteld. Kort gezegd worden de jaarlijkse door te werkgever betaalde pensioenaanspraken betrokken bij de vergelijking met het gemiddeld belastbaar jaarloon van een minister. Daarnaast moet openbaar worden gemaakt een betaling wegens uitkering na ontslag aan iedereen wiens salaris tijdens het dienstverband op grond van de wet openbaar is gemaakt of had moeten worden gemaakt, of aan iedereen wiens totale uitkering na ontslag meer bedraagt dan het gemiddelde ministersalaris in het jaar van ontslag. Voor een uitgebreide toelichting zij verwezen naar de toelichting bij de nota van wijziging. De fracties van het CDA en de VVD stelden de toepasselijkheid aan de orde van onderhavig voorstel van wet op de sector onderwijs. In dat kader moet onderscheid gemaakt worden tussen het openbaar onderwijs en het bijzonder onderwijs. Het openbaar onderwijs onderwijsinstellingen instandgehouden door een openbaar lichaam valt onder artikel 2 van het Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7 13

14 voorstel van wet, zodat de alle inkomens die hoger zijn dan het gemiddelde ministersalaris openbaar gemaakt moeten worden. Bij het bijzonder onderwijs geldt op grond van artikel 3 van het wetsvoorstel dat die openbaarmaking pas is voorgeschreven als de onderwijsinstelling 50% van zijn inkomsten met een minimum van van de overheid ontvangt. Voor de Universiteit van Twente, waarnaar de leden van de VVD-fractie in het bijzonder vroegen, geldt dat deze instelling in de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is aangemerkt als een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid naar publiek recht. Om die reden valt deze instelling op grond van artikel 2 onder het voorstel van wet. De leden van de ChristenUnie vroegen zich af wat zich verzet tegen het onderbrengen van externe topfunctionarissen onder het wetsvoorstel, nu deze mogelijkheid voor de toekomst wordt opengelaten. Hoewel deze leden begrip hadden voor de argumenten om het belastbaar loon van een in deeltijd uitgeoefende functie niet om te rekenen naar het loon van een fulltime functie, stelden deze leden de vraag naar de gevolgen voor de beeldvorming van deze keuze. Zoals hierboven in paragraaf 7.1 reeds is aangegeven, vallen externe topfunctionarissen niet onder het voorstel van wet, voorzover hun relatie met de instelling niet als dienstverband wordt aangemerkt. In de boekhouding van de overheidsinstelling die de externe functionaris heeft ingehuurd, staat niet het inkomen van die functionaris, maar de kostenpost van het inhuren. Die post bevat niet alleen een component voor de beloning van de functionaris, maar tevens een vergoeding voor het bedrijf dat de functionaris verhuurt. Ook als de functionaris niet via een bedrijf wordt ingehuurd, maar persoonlijk een overeenkomst heeft afgesloten, zit in de te betalen vergoeding in het algemeen een opslag voor beroepskostenkosten, waardoor de vergoeding niet te vergelijken is met salarissen die worden betaald aan personen die wel een dienstverband met de instelling hebben. Deze technische complicatie, afgezet tegen het aantal gevallen waar het om gaat, heeft geleid tot de keuze om de werkingsfeer van het voorstel van wet niet uit te breiden tot deze categorie. Het verheugt mij dat de leden van de fractie van de ChristenUnie de argumenten delen om het salaris van functies die in deeltijd worden uitgeoefend niet om te rekenen naar het salaris behorende bij een fulltime functie. Ik verwacht niet dat deze keuze grote gevolgen voor de beeldvorming heeft, nu er immers goede argumenten voor zijn. II ARTIKELSGEWIJS De leden van de fractie van de ChristenUnie stelden de vraag of het in artikel 7 van het voorstel van wet genoemde formulier wordt ingevoerd naar aanleiding van de eerste evaluatie of al eerder. Ik heb het voornemen om de melding van de gegevens zo eenvoudig mogelijk te maken. Ik verwacht dat een formulier daarbij behulpzaam kan zijn. Ik zal daarom dit hulpmiddel reeds in 2006ter beschikking stellen. Bovendien zal een website worden opengesteld die zal zijn voorzien van een faciliteit waarmee de gevraagde gegevens op elektronische wijze aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen worden verstrekt. Ook de website zal in 2006beschikbaar zijn. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. Remkes Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 7 14

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 189 Regels inzake de openbaarmaking van beloningen bij rechtspersonen of organisaties die deel uit maken van rechtspersonen die volledig of

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 30 425 Wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de Wet schadeloosstelling, uitkering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 95 Wet van 9 februari 2006, houdende regels inzake de openbaarmaking van beloningen bij rechtspersonen of organisaties die deel uit maken van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 50 Besluit van 21 januari 2009 houdende vaststelling van regels met betrekking tot de hoogte van de vergoeding voor adviescolleges en commissies

Nadere informatie

raad Verordening vergoeding voorzitter SER 2012

raad Verordening vergoeding voorzitter SER 2012 raad Verordening vergoeding voorzitter SER 2012 Verordening van de Sociaal-Economische Raad van l 5 juni 2012, houdende regelen voor de vergoeding van zijn voorzitter (Verordening vergoeding voorzitter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 30 693 Invoering van een beloningsstructuur voor politieke ambtsdragers Nr. 11 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET NADER VERSLAG Ontvangen 19 juni 2008

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 189 Regels inzake de openbaarmaking van beloningen bij rechtspersonen of organisaties die deel uit maken van rechtspersonen die volledig of

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 016 Regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees Parlement Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 28 479 Rechtspositie van politieke ambtsdragers Nr. 51 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES Aan de Voorzitter van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 221 Wijziging van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 220 Wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en de Algemene pensioenwet politieke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 945 Vaststelling van regels voor overgangs- en invoeringsrecht voor de totstandkoming van de Wet medezeggenschap werknemers (Invoeringswet Wet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 209 Regeling van de tijdelijke vervanging van wethouders en gedeputeerden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte B MEMORIE VAN ANTWOORD

Nadere informatie

Motie Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen Inzake Inhuur

Motie Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen Inzake Inhuur cl RM014-0093 Motie Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen Inzake Inhuur De Gemeenteraad van Bergen op Zoom in vergadering bijeen op donderdag 19 juni 2014 in beraadslaging over "Jaarstukken 2013"

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 200 VII Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2004 Nr. 35

Nadere informatie

NORMEREN EN WAARDEREN

NORMEREN EN WAARDEREN NORMEREN EN WAARDEREN 1 Samenvatting Inleiding Het maatschappelijke en politieke debat over topsalarissen loopt vaak hoog op. Afgezien van het inhoudelijke oordeel dat men kan hebben, is in ieder geval

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 094 Wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag houdende vervanging van de no-claimteruggave door een verplicht eigen risico

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 127 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 30 111 Topinkomens Nr. 107 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VOOR MEDISCHE ZORG Aan de Voorzitter van de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 483 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met kwijting aan bestuurders en commissarissen Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 28 479 Rechtspositie van politieke ambtsdragers Nr. 46 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES Aan de Voorzitter van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 494 Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders

Nadere informatie

Gelet op artikel 1.9, aanhef en onderdeel d, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;

Gelet op artikel 1.9, aanhef en onderdeel d, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector; (Tekst geldend op: 01-01-2015) Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 december 2014, nr. 2014-0000657970, houdende vaststelling van een controleprotocol voor de naleving

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 303 Besluit van 30 mei 1996, houdende wijziging van het koninklijk besluit van 25 juni 1993, houdende vaststelling van regelen, bedoeld in de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 209 Regeling van de tijdelijke vervanging van wethouders en gedeputeerden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING

Nadere informatie

Voordracht tot benoeming lid raad van bestuur TNO en antwoorden op de vragen van de leden Kalma en

Voordracht tot benoeming lid raad van bestuur TNO en antwoorden op de vragen van de leden Kalma en Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Datum 16 januari 2009 D2009000822 Ons kenmerk

Nadere informatie

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT Datum: Kenmerk: De Minister van Justitie, mr A.H. Korthals Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Excellentie, inzake: Adviesaanvraag commissie vennootschapsrecht over het wetsvoorstel

Nadere informatie

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet. Hieronder het antwoord van de staatssecretaris van BZK op vragen uit de Kamer over de voorgestelde verlenging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand. Van deze tekst zijn twee versies in omloop geweest

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 818 Wijziging van verschillende wetten in verband met de hervorming van het ontslagrecht, wijziging van de rechtspositie van flexwerkers en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 189 Regels inzake de openbaarmaking van beloningen bij rechtspersonen of organisaties die deel uit maken van rechtspersonen die volledig of

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 715 Aanpassing van de reikwijdte en enige technische wijzigingen van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke

Nadere informatie

Gelet op de voordracht van gedeputeerde staten van 21 oktober 2014, nr /395767; Gelet op artikel 143, eerste lid, van de Provinciewet;

Gelet op de voordracht van gedeputeerde staten van 21 oktober 2014, nr /395767; Gelet op artikel 143, eerste lid, van de Provinciewet; Wijziging Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011 in verband met Wet normering bezoldiging topfunctionarissen, zichtbaar maken provinciale subsidieverstrekking en terugvordering van steun met rente.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 33 050 Wijziging van de Wet op de medische keuringen in verband met het opnemen van de mogelijkheid tot onderbrenging van de klachtenbehandeling bij aanstellingskeuringen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 163 Voorstel van wet van de leden Harrewijn en Rosenmöller tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met het verschaffen van

Nadere informatie

Inleiding. Voorzitter Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Inleiding. Voorzitter Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Voorzitter Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag DGBK/Directie Arbeidszaken Publieke Sector Project normeringsbeleid Schedeldoekshaven

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 960 Intrekking van het Besluit van 13 september 1945, houdende vaststelling van een leeftijdsgrens voor het vervullen van openbare functies

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 182 Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen

Nadere informatie

RJ-Uiting 2013-8: Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector

RJ-Uiting 2013-8: Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector RJ-Uiting 2013-8: Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector Algemeen RJ-Uiting 2013-8 is een gevolg van de op 1 januari 2013 in werking getreden Wet normering bezoldiging

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2004 2005 29 449 Nederlandse corporate governance code (Tabaksblat code) A Herdruk VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 24 november 2004 In de

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 9a 24 138 Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 832 Wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met de wijziging van de aanwijzingsvoorwaarden voor deelneming in het ABP Nr. 3 Het advies

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 215 Besluit van 26 april 2012, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal en het Reglement

Nadere informatie

Rapport van bevindingen WNT Stichting Regionale Omroep West

Rapport van bevindingen WNT Stichting Regionale Omroep West Programma Normering Topinkomens Rapport van bevindingen WNT Stichting Regionale Omroep West Versie 1.0 Datum 24 februari 2015 Status Definitief Colofon Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 249 Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met de verstrekking van bijdragen aan zorgaanbieders die inkomsten derven ten gevolge van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 873 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verduidelijking van de artikelen 297a en 297b Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 1 Het advies

Nadere informatie

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen. Reactie op de brief van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) inzake het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek in verband met het limiteren van de hoogte van de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 330 Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen) Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 955 Uitbreiding van de mogelijkheid om voorzieningen te verstrekken bij arbeid als zelfstandige Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1. Inleiding

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 26 januari 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 26 januari 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 2008 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 25 VX Den Haag T 070 340 79 F 070 340 78 34

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 661 Uitvoering van de richtlijn 1999/70/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 33 978 Aanpassing van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector in verband met de verlaging van het wettelijke

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag > Retouradres Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving Afdeling Wetgeving Staatsinrichting en Bestuur Turfmarkt

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wet van 15 november 2012, houdende regels inzake de normering van bezoldigingen van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid BESLUIT:

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid BESLUIT: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 6 maart 2006, Directie Arbeidsomstandigheden, nr. ARBO/A&V/2006/14012 houdende/tot

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 36280 18 december 2014 Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 december 2014, nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23440 Aanpassing van de vergoeding van verblijfkosten van leden van de Tweede Kamer en enige andere wijzigingen van de Wet schadeloosstelling leden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 740 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten ter verhoging van de opbrengst

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 769 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 28 170 Gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs (Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) A OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE

Nadere informatie

Uw brief van. 22 september 2005

Uw brief van. 22 september 2005 logoocw De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Den Haag Ons kenmerk 17 november 2005 AP/FBB/2005/47873 Uw brief van 22 september 2005 Uw kenmerk 05-OCW-B-078

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 425 Wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de Wet schadeloosstelling, uitkering

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2012 2013 33 327 Wijziging van verschillende wetten in verband met de vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Nadere informatie

Datum 10 juni 2014 Betreft Behandeling WWZ, schriftelijke reactie op voorstel VAAN d.d. 2 juni 2014

Datum 10 juni 2014 Betreft Behandeling WWZ, schriftelijke reactie op voorstel VAAN d.d. 2 juni 2014 > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22 Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 T

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gehoord de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gehoord de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 42811 27 november 2015 Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 november 2015, kenmerk 871714-144258-MEVA,

Nadere informatie

GEWOPT EN GEWOGEN. Evaluatie van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt) Samenvatting.

GEWOPT EN GEWOGEN. Evaluatie van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt) Samenvatting. GEWOPT EN GEWOGEN Evaluatie van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt) 1 Samenvatting Inleiding Dit advies komt uit op een moment dat de omvang van de economische

Nadere informatie

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M Directie Directe Belastingen De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 16 november 2007 DB 2007-00589 M Onderwerp Vrijwillige

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 900 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek alsmede enige andere wetten in verband met de openbaarmaking van de bezoldiging en het aandelenbezit

Nadere informatie

Wet normalisering rechtspositie ambtenaren

Wet normalisering rechtspositie ambtenaren Wet normalisering rechtspositie ambtenaren Naam Citeertitel Wet normalisering rechtspositie ambtenaren Wet normalisering rechtspositie ambtenaren Kamerstuk 32550 Datum indiening 03-11-2010 April 2017 Pagina

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 058 Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regeling voor besloten vennootschappen met beperkte

Nadere informatie

Rapport van bevindingen WNT RTV Rijnmond

Rapport van bevindingen WNT RTV Rijnmond Programma Normering Topinkomens Rapport van bevindingen WNT RTV Rijnmond Versie 1.0 Datum 2 maart 2015 Status Definitief Colofon Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Eenheid toezicht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI) 29 544 Arbeidsmarktbeleid Nr. 570 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal van minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 24 november 2014) 1 Heeft u kennisgenomen van berichten dat gemeenten, provincies en waterschappen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 034 Bevordering van het naar arbeidsvermogen verrichten van werk of van werkhervatting van verzekerden die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn

Nadere informatie

INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld november De voorzitter van de commissie, Duisenberg

INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld november De voorzitter van de commissie, Duisenberg Tweede Kamer der Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2016-2017 34 576 Holland Casino Nr. INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld november 2016 De vaste commissie voor Financiën heeft op 3

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 494 Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders

Nadere informatie

REGLEMENT BELEGGINGEN VAN BESTUURDERS EN COMMISSARISSEN VAN Ctac N.V.

REGLEMENT BELEGGINGEN VAN BESTUURDERS EN COMMISSARISSEN VAN Ctac N.V. REGLEMENT BELEGGINGEN VAN BESTUURDERS EN COMMISSARISSEN VAN Ctac N.V. De Raad van Commissarissen heeft in overleg met de Raad van Bestuur het volgende Reglement vastgesteld I INLEIDING 1.1 Dit reglement

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 36823 22 december 2014 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 december 2014, 2014-0000184977,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 240 VIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2011 Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 14 juni

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 33 182 Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen

Nadere informatie

De voorzitter van de Raad van Toezicht/het Stichtingsbestuur van. MEVA/ABA/ Aloys Kersten Verantwoording inkomen bestuurder

De voorzitter van de Raad van Toezicht/het Stichtingsbestuur van. MEVA/ABA/ Aloys Kersten Verantwoording inkomen bestuurder De voorzitter van de Raad van Toezicht/het Stichtingsbestuur van Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag Aloys Kersten 070 340 5886 Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Verantwoording inkomen bestuurder

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 096 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het verrichten van werkzaamheden op zondagen en feestdagen Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 681 Verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke

Nadere informatie

Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 26 september 2011, tot vaststelling van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011.

Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 26 september 2011, tot vaststelling van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011. Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 26 september 2011, tot vaststelling van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011. Provinciale Staten van Noord-Holland; overwegende dat het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 870 Regels met betrekking tot de begroting en verantwoording van de kosten van het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 29 544 Arbeidsmarkbeleid Nr. 339 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 752 Regels inzake de subsidiëring en het toezicht op de financiën van politieke partijen (Wet financiering politieke partijen) Nr. 36 BRIEF

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag DGBK Directie Arbeidszaken Publieke Sector Programma Normering Topinkomens www.rijksoverheid.nl www.facebook.com/minbzk

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 309 Besluit van 14 mei 1998 tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 498 Wijziging van de arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de wijziging van de systematiek van de herbeoordelingen (Wet wijziging systematiek

Nadere informatie

In het opschrift komt de zinsnede en deskundigheidstoetsing van commissarissen te vervallen.

In het opschrift komt de zinsnede en deskundigheidstoetsing van commissarissen te vervallen. 32 512 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen van bestuurders en dagelijks beleidsbepalers

Nadere informatie

STEDIN HOLDING N.V. REGLEMENT REMUNERATIE/SELECTIE- EN BENOEMINGSCOMMISSIE

STEDIN HOLDING N.V. REGLEMENT REMUNERATIE/SELECTIE- EN BENOEMINGSCOMMISSIE STEDIN HOLDING N.V. REGLEMENT REMUNERATIE/SELECTIE- EN BENOEMINGSCOMMISSIE Vastgesteld door de RvC op 17 maart 2017 1 INLEIDING 0.1 Dit Reglement is opgesteld door de RvC ingevolge artikel 5 van het Reglement

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 268 Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met afschaffing van de vervolguitkering Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 225 Wet van 18 april 2002 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek alsmede enige andere wetten in verband met de openbaarmaking van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 157 Voorstel van wet van de leden Ploumen, Özütok, Jasper van Dijk en Van Brenk tot wijziging van de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen

Nadere informatie

Sectorale regeling nevenwerkzaamheden juli 2017

Sectorale regeling nevenwerkzaamheden juli 2017 Sectorale regeling nevenwerkzaamheden juli 2017 Deze regeling is gebaseerd op artikel 1.14 van de cao NU en maakt conform artikel J.3 cao NU als zelfstandige bijlage deel uit van de cao Nederlandse Universiteiten.

Nadere informatie

Met vriendelijke groet, Directeur Rekenschap & Juridische Zaken

Met vriendelijke groet, Directeur Rekenschap & Juridische Zaken Locatie Utrecht Rapport De onderzoeksvraag voor dit onderzoek door de inspectie was: "Is de beloning van de heer E.C.M. de Jaeger, uitgekeerd door het ROCvA in 2011 ondoelmatig?" Voor haar onderzoek heeft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 654 Wijziging van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector naar aanleiding van de wetsevaluatie (Evaluatiewet

Nadere informatie

CONCEPT Sectorale regeling nevenwerkzaamheden november 2016

CONCEPT Sectorale regeling nevenwerkzaamheden november 2016 CONCEPT Sectorale regeling nevenwerkzaamheden november 2016 Deze regeling maakt als zelfstandige bijlage onderdeel uit van de cao Nederlandse Universiteiten. In de cao 2016-2017 zal artikel 1.14 van de

Nadere informatie