TN/MER SCHIPHOL - AMSTERDAM - ALMERE
|
|
- Martha van den Velde
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 KOSTEN-BATENANALYSE CONCEPT EINDRAPPORT RWS NOORD HOLLAND 8 augustus /Br8/001/000268/kvb
2 Inhoud Samenvatting en conclusies 4 1 Inleiding Achtergrond en aanleiding studie Doel van de kosten-batenanalyse Leeswijzer 15 2 Alternatieven, varianten en beleidscenario s Beschrijving alternatieven en varianten Nulalternatief Stroomlijnalternatief Locatiespecifiek alternatief Het Meest Milieuvriendelijke Beschrijving beleidscenario s KBA Analyseschema alternatieven en beleidscenario s 20 3 Werkwijze Beoordelingskader: overzicht effecten infrastructuur Bepaling en waardering van effecten Directe effecten Indirecte effecten Externe effecten Overige uitgangspunten 30 4 Basis scenario Directe effecten Kosten aanleg, beheer, onderhoud en exploitatie Directe baten Indirecte effecten Externe effecten Overzicht resultaten KBA basis scenario 42 5 Scenario beprijzen Directe effecten Kosten aanleg, beheer, onderhoud en exploitatie Directe baten Indirecte effecten Externe effecten Overzicht resultaten KBA scenario beprijzen 51 6 Scenario tol Directe effecten Kosten aanleg, beheer, onderhoud en exploitatie /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 2
3 6.1.2 Directe baten Indirecte effecten Externe effecten Overzicht resultaten KBA scenario tol 61 7 Scenario Almere Directe effecten Kosten aanleg, beheer, onderhoud en exploitatie Directe baten Indirecte effecten Externe effecten Overzicht resultaten KBA scenario Almere Scenario Almere+ & IJmeer Directe effecten Kosten aanleg, beheer, onderhoud en exploitatie Directe baten Indirecte effecten Externe effecten Overzicht resultaten KBA scenario Almere+ & IJmeer 76 9 Gevoeligheidsanalyse Een ander omgevingscenario Een hogere olieprijs Macro-economische risico s Investering- en onderhoudkosten Conclusies 83 Bijlage 1 Specificatie alternatieven, varianten en scenario s 87 Bijlage 2 Bronvermelding 97 Bijlage 3 Lijst van gebruikte afkortingen 98 Bijlage 4 Nadere toelichting raming directe effecten 99 Bijlage 5 Nadere toelichting raming indirecte effecten 115 Bijlage 6 Nadere toelichting raming externe effecten 126 Bijlage 7 Overzicht van verschillen KBA fase 1 en fase COLOFON /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 3
4 Samenvatting en conclusies Problematiek weginfrastructuur Schiphol Amsterdam - Almere De mobiliteit binnen de corridor Schiphol - Almere is de afgelopen 15 jaar sterk gegroeid. Dat komt vooral door de economische groei en de groei van het inwonertal. Het wegennet kent daar nu al veel knelpunten. De omvang en de groei van de files hebben negatieve gevolgen voor het economisch functioneren van de Randstad en voor de positie van mainport Schiphol en de Zuidas. Zonder verdere weguitbreidingen na 2010, ontstaat in 2020 naar verwachting een zware overbelasting van het wegennet in de regio, met nog ernstiger filevorming en nog langere reistijden dan nu al het geval is. Tracé/m.e.r.-procedure Het kabinet heeft besloten om een tracé/m.e.r.-procedure op te starten voor de wegcorridor Schiphol - Almere. Voor deze Trajectnota /MER is een onderzoek uitgevoerd, waarbij in twee fasen alternatieven en varianten zijn ontworpen en onderling afgewogen. In fase 1 is een MER en kosten-batenanalyse (KBA) uitgevoerd, afgerond in Naar aanleiding van de resultaten van fase1 heeft RWS de alternatieven en varianten bijgesteld. Deze bijgestelde alternatieven zijn onderwerp van studie geweest in fase 2. Resultaat hiervan is een Trajectnota/MER Schiphol Amsterdam Almere (SAA) en een kostenbatenanalyse (KBA), 2 e fase. Deze rapportage betreft de aanpak en resultaten van de KBA SAA 2 e fase. Gehanteerde methodiek in de KBA De KBA brengt het maatschappelijke rendement van het voorgenomen project SAA in kaart, waarbij ook alle niet-financiële kosten en baten van dit project zijn meegenomen. Conform de OEI-leidraad van het Ministerie van V&W zijn de volgende type effecten onderscheiden: de directe effecten: dit zijn de kosten van aanleg, beheer, onderhoud en exploitatie. Daarnaast zijn er de effecten in het verkeers- en vervoersysteem zelf (de bereikbaarheid verbetert, de reiskosten veranderen); de indirecte effecten: door de veranderde bereikbaarheid worden ruimtelijkeconomische ontwikkelingen beïnvloed. Daarbij gaat het vooral om effecten op de arbeids-, grond-, vastgoed- en woningmarkt; de externe effecten: als gevolg van de realisatie van het project en/of het gebruik ervan kunnen zich diverse effecten voordoen op natuur, water, lucht, geluid, verkeersveiligheid en externe veiligheid. Vaak betreft het effecten waarvoor geen marktprijs bestaat. De totale effecten over de hele planfase zijn met de Netto Contante Waarde methode in kaart gebracht. Het basisjaar voor de NCW-berekening is 2011, het beoogde startjaar van de projectalternatieven. Als maatschappelijke discontovoet is gehanteerd 2,5%. Daarboven is een standaard macro-economische risicotoeslag gehanteerd van 3%. 1 Grontmij, Planstudie/MER Schiphol-Amsterdam-Almere (december 2005) en Decisio, Kosten-batenanalyse op hoofdlijnen voor de Planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere (december 2005) /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 4
5 Onderzochte alternatieven In de KBA SAA 2 e fase zijn de volgende alternatieven onderzocht: stroomlijnalternatief: dit alternatief bestaat uit een capaciteitsuitbreiding langs de bestaande infrastructuur A1, A6, A9 en A10-oost en het stroomlijnen daarvan. Op het traject Almere-knooppunt Muiderberg zijn varianten met 4x2 en 2x4 stroken; locatiespecifiek alternatief: dit alternatief bestaat uit de relatief minder kostbare capaciteitsuitbreiding langs de A6, de A1 en de A10-oost. De A9 wordt niet uitgebreid; meest Milieuvriendelijk (MMA): het MMA is gebaseerd op het stroomlijnalternatief. Daarbovenop komt een extra maatregelenpakket mitigerende maatregelen. Verkeerskundig is er nauwelijks verschil met het stroomlijnalternatief. In de KBA zijn de projectalternatieven vergeleken met het nulalternatief. Dit nulalternatief geeft de verwachte situatie in 2020 weer, waarbij zijn inbegrepen de ontwikkelingen op basis van al vastgestelde plannen en beleidsmaatregelen. Beleidscenario s De beleidscenario s hebben als doel om de robuustheid van de projectalternatieven te toetsen op hun robuustheid. In deze beleidscenario s zijn daarom verschillende veronderstellingen gemaakt over het gevoerde beleid van de (nationale) overheid ten aanzien van de beprijzing van het autogebruik respectievelijk de ruimtelijke ordening in het studiegebied. Binnen de beleidscenario s zijn vervolgens de effecten van de bovengenoemde projectalternatieven geanalyseerd: basisscenario: het beleid is conform wat is opgenomen in het nulalternatief. Autorijden wordt niet beprijsd; beprijzen: aanvullend op het bouwen van nieuwe infrastructuur wordt autorijden beprijsd conform het kabinetsbesluit over Anders Betalen voor Mobiliteit, namelijk met een basis kilometerprijs van 3,4 cent per kilometer en een congestieheffing van 11 cent per kilometer; tol: er wordt op één locatie tol geheven, namelijk op de A1 bij de aansluiting Muiden. Hier wordt gedurende de hele dag en in beide richtingen, per passage 1 Euro voor personenauto s en 3 Euro voor vrachtverkeer gerekend; Almere+: er wordt uitgegaan van een versterkte groei van het aantal inwoners en arbeidsplaatsen in Almere; Almere+ & IJmeerverbinding: de versterkte groei van Almere (zie scenario Almere+) wordt gecombineerd met een nieuwe IJmeerverbinding voor autoverkeer. Deze verbinding loopt van Almere naar knooppunt Diemen. Interpretatie van resultaten Bij de gevolgde werkwijze in de KBA plaatsen we twee kanttekeningen. Deze zijn van belang voor een adequate interpretatie van de verkregen resultaten. 1. Alleen voor het basisscenario zijn voor alle projectalternatieven alle effecten berekend. Voor de overige beleidscenario s is dit niet altijd het geval en zijn sommige effecten indicatief, afgeleid van de berekende effecten in het basisscenario. 2. De effecten die ten grondslag liggen aan de kosten en baten zijn ontleend aan (model)berekeningen ten behoeve van de verschillende deelstudies TN/MER SAA. De resultaten van deze (model)berekeningen zijn gecontroleerd en gevalideerd bij de verwerking in de KBA. Daarbij is het niet altijd mogelijk gebleken om de resultaten van het gebruikte verkeersmodel verkeerskundig te verklaren. In de betreffende gevallen is daarbij een kanttekening gemaakt. Deze leemten zijn naar onze mening echter niet van invloed op de hoofdlijn van de resultaten /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 5
6 Resultaten in een oogopslag Op basis van de resultaten van de beleidscenario s en gevoeligheidsanalyses ontstaat het volgende algemene beeld: het locatiespecifieke alternatief is vanuit de KBA-optiek in alle gevallen een robuuste oplossing. Het rendement van dit alternatief is en blijft positief, ook onder een regime van beprijzen of onder aanmerkelijk minder gunstige economische omstandigheden; het stroomlijnalternatief heeft in het basisscenario (zonder beprijzen) een redelijk zeker positief rendement. In een scenario met beprijzen scoort dit alternatief ongeveer break even; de baten van het stroomlijnalternatief zijn groter dan het locatiespecifieke alternatief. Door de aanzienlijk hogere kosten voor aanleg en onderhoud is het rendement van het stroomlijnalternatief per saldo echter veel beperkter dan het locatiespecifieke alternatief. Deze hogere kosten worden vooral veroorzaakt door maatregelen om de kwaliteit van de leefomgeving rond de A9 te verbeteren; de verschillen tussen de beide stroomlijnvarianten zijn dusdanig klein dat op basis van de KBA geen duidelijke voorkeur kan worden uitgesproken voor een van beide varianten. Onderstaand zijn de belangrijkste bevindingen van de individuele scenario s en gevoeligheidsanalyses weergegeven. Resultaten basisscenario In het basisscenario zijn alle alternatieven rendabel: de netto contante waarde (NCW) is in alle gevallen positief resp. de interne rentevoet (IRR) is groter dan 5,5%. Zie de tabellen S.1 en S.2, waarbij conform de OEI systematiek, een overzicht is gepresenteerd van de fysieke effecten respectievelijk van het rendement in termen van NCW en IRR. Het locatiespecifieke alternatief heeft het hoogste rendement, namelijk ruim 1,8 miljard. (NCW) resp. 11% (IRR). Dit is aanmerkelijk meer dan de beide stroomlijnalternatieven (circa 0,8 miljard NCW resp. 7% IRR) en het MMA (circa 0,5 miljard NCW resp. 6% IRR). Dit verschil in rendement wordt vooral veroorzaakt doordat de aanleg- en onderhoudskosten van het stroomlijnalternatief en MMA veel groter zijn dan het locatiespecifieke alternatief. De grote stijging van aanleg- en onderhoudkosten in het stroomlijnalternatief is toe te schrijven aan de A9 waar kostbare ingrepen gedaan worden (ondertunnelingen) resp. aan het additionele MMA-pakket. Het stroomlijnalternatief (en MMA) genereert de grootste reistijdbaten. Dit is echter hoofdzakelijk toe te schrijven aan de verbeterde doorstroming op de A1 en A6 en slechts in beperkte mate aan de verbrede A9. Dit resultaat is conform de bevindingen in fase 1. Het is echter niet uit te sluiten dat in het verkeersmodel sprake is van enige onderschatting van het effect van een verbrede A9 op reistijdwinst van weggebruikers. Om qua rendement gelijk te eindigen met het locatiespecifieke alternatief zouden de reistijdbaten van het stroomlijnalternatief met circa 50% moeten toenemen. Een dergelijke opwaartse bijstelling is naar onze mening niet plausibel. De verschillen tussen de beide stroomlijnvarianten in het basisscenario zijn dusdanig klein dat op basis van de KBA geen duidelijke voorkeur kan worden uitgesproken voor een van beide varianten /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 6
7 Resultaten scenario beprijzen In vergelijking met het basisscenario daalt het aantal winsturen met circa 40% voor de hoofdalternatieven locatiespecifiek en stroomlijn. Dit is verkeerskundig een verklaarbaar resultaat. Verwacht mag namelijk worden dat na beprijzing het effect van aanleg van extra wegcapaciteit in termen van reistijdbaten kleiner is. Vanwege het beprijzingregime zal immers een deel van de weggebruikers afvallen, waarmee meer wegcapaciteit beschikbaar komt. De gemonetariseerde reistijdbaten zijn eveneens lager dan in het basisscenario, zij het dat deze daling minder groot is, namelijk 20-30%. Dit wordt veroorzaakt door een verandering in het aandeel van de verplaatsingsmotieven, waarbij vooral de sterke toename van vrachtverkeer opvalt. Tabel S.1 Overzicht fysieke effecten per alternatief t.o.v. nulalternatief, basis scenario, zichtjaar 2020 In het scenario beprijzen heeft het locatiespecifieke alternatief nog steeds een positief rendement. Wel is de netto contante waarde in vergelijking met het basisscenario afgenomen vooral als gevolg van lagere reistijdbaten en komt nu uit op circa 1,4 miljard (NCW) resp. 9,5% (IRR). Het stroomlijnalternatief scoort ongeveer break even in termen van NCW resp. 5% (IRR). Het MMA heeft een NCW-resultaat van circa minus 0,6 miljard resp. 4,5% (IRR) vooral vanwege de hogere kosten van het extra MMA-pakket. Ten opzichte van het basisscenario zijn er geen consequenties voor de voorkeursvolgorde van de alternatieven: het locatiespecifieke alternatief scoort nog steeds het beste. Effect Meeteenheid Locatie Stroomlijn MMA Specifiek 4 x 2 2 x 4 Kosten Investering B&O Totaal mln. Totaal mln Directe baten Reistijdwinst na aanleg Reistijdverlies tijdens aanleg Betrouwbaarheid Robuustheid netwerk Voertuigkosten Accijnzen Mln. uren/jaar Mln. uren/bouwtijd mln/jaar Kwalitatief Mln. vtgkms/jaar mln/jaar + 9,67-4, ,91-9, ,73-9, ,91 * - 9, * Indirecte effecten Additioneel welvaartseffect % indirecte effecten t.o.v. directe effecten 8,7% 7,9% 7,7% 9,0% Externe effecten Verkeersveiligheid Doden / jaar + 0,9 + 1,1 + 1,8-0,3 ZKH-gewonden / jaar + 14,1 + 17,8 + 26,6 + 0,7 Geluid Geluidgehinderde woningen > 55 db(a) Luchtkwaliteit Ton NO x /jaar Ton PM 10 /jaar Klimaat Ton CO 2 /jaar Natuur, water, Vernietiging natuur (ha) /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 7
8 bodem en landschap Doorsnijding natuur 0/- 0/- 0/- 0/+ Natuurwaarden grondwater Verstoring geluidhinder (ha) Externe veiligheid PR-contour OW GR 0/- 0/+ 0/+ 0/+ Ruimte en omgeving Areaal wonen (ha) Areaal werken (ha) Areaal recreatie (ha) Areaal landbouw (ha) * Resultaten MMA gelijk gesteld met stroomlijnalternatief 4x Tabel S.2 Overzicht rendement per alternatief t.o.v. nulalternatief ( mln. NCW 2011, prijspeil 2007) basis scenario Effect Locatiespecifiek Stroomlijn MMA 4 x 2 2 x 4 Kosten Investering B&O Subtotaal Directe baten Reistijdwinst na aanleg Reistijdverlies tijdens aanleg Betrouwbaarheid Robuustheid netwerk Voertuigkosten Accijnzen Subtotaal Indirecte effecten Additioneel welvaartseffect Subtotaal Externe effecten Verkeersveiligheid Geluid Luchtkwaliteit Klimaat Natuur, water, bodem en landschap Externe veiligheid Ruimte en omgeving Subtotaal ,6 0/ ,7 0/ ,6 0/ ,7 0/ Totaal NCW IRR % % % % * Resultaten MMA gelijk gesteld met stroomlijnalternatief 4x /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 8
9 Resultaten overige beleidscenario s In het tolscenario is het rendement van de alternatieven per saldo ongeveer gelijk aan het basisscenario. De (beperkte) afname van de reistijdbaten wordt min of meer gecompenseerd door een betere score op indirecte en externe effecten t.o.v. het basisscenario. Het locatiespecifieke alternatief blijft evenals in het basisscenario - het beste scoren. In het scenario Almere+ behoudt het locatiespecifieke alternatief een positief rendement, zij het aanzienlijk lager dan in het basisscenario. Het stroomlijnalternatief heeft een negatief rendement. In het scenario Almere+ maakt meer verkeer gebruik van dezelfde wegcapaciteit in vergelijking met het basisscenario, dat leidt tot een afname van de reistijdwinst. De omvang van deze afname kan echter in het verkeersmodel mogelijk overschat zijn. In het scenario Almere+ & IJmeer is het rendement van alle projectalternatieven eveneens lager dan in het basisscenario. De daling is minder sterk dan in Almere+ vanwege de grotere beschikbare wegcapaciteit door de IJmeerverbinding. Het locatiespecifieke alternatief behoudt een positief rendement. Het stroomlijnalternatief heeft een negatief rendement. Indirecte effecten De indirecte effecten van een verbetering van het traject Schiphol-Amsterdam-Almere liggen tussen de 5 en 19 procent van de directe effecten in 2020, afhankelijk van scenario en alternatief. Deze effecten zijn vooral gerelateerd aan een verbeterde arbeidsmarkt. Zo wordt de krappe arbeidsmarkt van Groot-Amsterdam deels ontlucht door het aanboren van het arbeidsaanbod in Flevoland en de overige regio s in de Noordvleugel. Pendelen wordt goedkoper en er vindt migratie plaats naar regio s waar de verwachting op een hoger loon toeneemt. Het merendeel (55-70 procent) van de indirecte effecten komt terecht in de regio s Flevoland en Groot-Amsterdam. Deze regio s profiteren het meest van de verbeterde bereikbaarheid maar ook in de omliggende regio s als de Gooi- en Vechtstreek, Utrecht en Agglomeratie Haarlem treden positieve indirecte effecten op. De grootste effecten treden op bij de scenario s beprijzen en tol doordat de reiskostenbaten in deze scenario s meer zijn geconcentreerd in de Noordvleugel en in het bijzonder rond Flevoland /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 9
10 Gevoeligheidsanalyses De beleidscenario s met betrekking tot beprijzing en ruimtelijke ordening zijn in feite al gevoeligheidsanalyses op de KBA-resultaten als gevolg van andere beleidskeuzen. Daarnaast zijn nog gevoeligheidsanalyses uitgevoerd van het effect van een ander economisch omgevingsscenario, een hogere olieprijs, macro-economische risico s en de investeringsomvang van de alternatieven. Een ander omgevingscenario Het effect van een ander omgevingscenario dan het in deze studie gehanteerde CPB EC scenario kan aanzienlijk zijn. Uit de analyse blijkt dat bij 3 van de 4 WLO-scenario s sprake zou zijn van een (aanmerkelijk) bescheidener projectrendement dan berekend op basis van het EC-scenario. Het valt ook niet uit te sluiten dat een klein positief projectrendement omslaat in een negatief rendement in bijvoorbeeld het WLO Regional Communities scenario. Een hogere olieprijs Een verandering in de olieprijs werkt door in de brandstofkosten van automobilisten en transportbedrijven. De afgelopen jaren is sprake van een snelle stijging van de olie- en brandstofprijzen. De Brent notering van een vat ruwe olie is over de periode gestegen van ongeveer 28,5 dollar naar gemiddeld 72,5 dollar voor heel In 2008 staat de prijs op een niveau van circa 120 dollar (augustus). De brandstofprijzen aan de pomp stijgen mee. Met het Landelijk Modelsysteem (LMS) is een hoge-olieprijsvariant (50-60 dollar per vat) doorgerekend, behorend bij het WLO Global Economy scenario. Het reducerende effect van deze olieprijs op congestie is substantieel, namelijk 12%. Bij een nog hoger prijsniveau van olie resp. motorbrandstoffen, vergelijkbaar met het huidige niveau (120 dollar per vat) zal het congestiereducerend effect naar verwachting ook groter zijn, tot 18-20%. In termen van rendement van de projectalternatieven zou dit kunnen neerkomen op het verschil tussen de resultaten van het basisscenario (niet beprijzen) versus het scenario beprijzen. Dat betekent dan dat het locatiespecifieke alternatief nog steeds rendabel is, terwijl het stroomlijnalternatief rond break-even uitkomt /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 10
11 Macro-economische risico s Het locatiespecifieke alternatief behoudt in zowel het basisscenario als het scenario Beprijzen een positief rendement, ook bij een hogere risicotoeslag (4,5% in plaats van 3%). Het stroomlijnalternatief en waarschijnlijk ook het MMA krijgen in het basisscenario een negatief rendement bij een hogere risicotoeslag. Bij een lagere risicotoeslag ontstaat in het scenario Beprijzen ook voor het stroomlijnalternatief en het MMA een redelijk positief rendement. Zie tabel S.3. Tabel S.3 Effect risicotoeslag op NCW, per beleidscenario en alternatief ( mln. NCW 2011, prijspeil 2007) Beleidscenario Risicotoeslag Locatiespecifiek Stroomlijn MMA 4 x 2 2 x 4 * 1,5% Basis 3% ,5% ,5% Beprijzen 3% ,5% * Stroomlijnvariant 2x4 geschatte waarde Investering- en onderhoudkosten Het locatiespecifieke alternatief heeft een ruim positief rendement, ook bij 25% tegenvallende kosten. Dit geldt zowel voor het basisscenario als het scenario Beprijzen. In het basisscenario wordt het stroomlijnalternatief ongeveer break even bij aanname van 25% hogere kosten. Hetzelfde geldt waarschijnlijk voor het MMA. In het scenario Beprijzen verkrijgen het stroomlijnalternatief en MMA een redelijk positief rendement als de aanlegen onderhoudkosten 25% lager uitvallen. Zie tabel S.4. Tabel S.4 Effect investeringen en onderhoud +25% of -25% op NCW ( mln. NCW 2011, prijspeil 2007) Beleidscenario Kosten aanleg en onderhoud Locatiespecifiek Stroomlijn * MMA 4 x 2 2 x % Basis - 25% default % Beprijzen - 25% default * Stroomlijnvariant 2x4 geschatte waarde /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 11
12 HOOFDSTUK 1Inleiding 1.1 ACHTERGROND EN AANLEIDING STUDIE Problematiek weginfrastructuur Schiphol Amsterdam - Almere De mobiliteit binnen de corridor Schiphol-Almere is de afgelopen 15 jaar sterk gegroeid. Dat komt vooral door de economische groei en de groei van het inwonertal. Het wegennet kent daar nu al veel knelpunten. Tot 2010 staat een aantal investeringen gepland (dat zijn vooral benuttingmaatregelen, waarbij de weg nog niet wordt uitgebreid). Daarmee wordt een deel van de groei tot 2010 opgevangen. Na 2010 zal het mobiliteitsprobleem alleen maar groter worden. Zo groeit Almere tussen 2010 en 2030 bijvoorbeeld met circa woningen. Op dit moment maken alle weggebruikers in het studiegebied samen ruim 21,2 miljoen verkeerskilometers per etmaal. In 2020 zal dat gestegen zijn naar 32,6 miljoen. Een toename van 54%. Dat is fors, vooral omdat de druk op het wegennet nu al groot is. Vooral op het hoofdwegennet neemt het verkeer tot 2020 toe. Daar groeit het aantal kilometers met bijna 60% (tegen 44% op het onderliggende wegennet) De omvang en de groei van de files hebben negatieve gevolgen voor het economisch functioneren van de Randstad en voor de positie van mainport Schiphol en de Zuidas. Zonder verdere weguitbreidingen na 2010, ontstaat in 2020 naar verwachting een zware overbelasting van het wegennet in de regio, met nog ernstiger filevorming en nog langere reistijden dan nu al het geval is. Trajectnota en mer Er is behoefte aan oplossingen die de groei van autoverkeer opvangen en die de fileproblemen aanpakken. Dat alles binnen de wettelijke gestelde voorwaarden voor de bescherming van mens en natuur. Daarom heeft het kabinet besloten om een tracé/m.e.r.-procedure op te starten voor de wegcorridor Schiphol - Almere. In de Startnotitie Hoofdwegverbinding Schiphol-Almere is het voornemen uiteengezet om de problematiek van de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere aan te pakken en is een overzicht gegeven van de mogelijk te onderzoeken maatregelen. 2 De volgende stap in de m.e.r.-procedure is het uitbrengen van een Trajectnota/MER Schiphol Amsterdam Almere. In het onderzoek dat t.b.v. deze Trajectnota /MER is uitgevoerd, zijn oplossingsrichtingen nader gedetailleerd in alternatieven en varianten en zijn deze onderling afgewogen. 2 Rijkswaterstaat, Startnotitie Hoofdwegverbinding Schiphol-Almere, december /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 12
13 Deze alternatieven en varianten moeten bijdragen aan: 1. Het opvangen van het huidige en toekomstige wegverkeer binnen de corridor Schiphol- Amsterdam-Almere. Dit in relatie tot de ruimtelijke en economische ontwikkelingen in de Noordvleugel. 2. Het verbeteren van het functioneren van het wegennetwerk als geheel en het aanpakken van de te verwachten fileproblemen. Daarbij wordt gestreefd naar het vergroten van de betrouwbaarheid van de reistijden en het realiseren van acceptabele reistijden. Fasering onderzoek Het onderzoek in het kader van de tracé/m.e.r.-procedure is in twee fasen uitgevoerd. In fase 1 is een MER en kosten-batenanalyse uitgevoerd, afgerond in Naar aanleiding van de resultaten van fase1 heeft RWS de alternatieven en varianten bijgesteld. Deze bijgestelde alternatieven zijn onderwerp van studie geweest in fase 2. Resultaat hiervan is een Trajectnota/MER Schiphol Amsterdam Almere (SAA) en een Kostenbatenanalyse, 2 e fase. 1.2 DOEL VAN DE KOSTEN-BATENANALYSE Doel van het project is een analyse van de maatschappelijke kosten en baten van de alternatieven en varianten in fase 2 van de Planstudie SAA. De KBA verschaft informatie voor de in 2008 voorziene keuze tussen de alternatieven. OEI-leidraad Deze KBA is uitgevoerd conform de OEI-leidraad van het Ministerie van V&W en de aanvullingen daarop. Indien sprake is van een nadere invulling of interpretatie van de OEIleidraad is dit door ons vermeld bij de betreffende onderdelen in de rapportage. Wat is een KBA conform OEI? In 2001 heeft het kabinet besloten dat voor alle projecten van nationaal belang een maatschappelijke kosten-batenanalyse (KBA) conform de zogeheten OEI methodiek uitgevoerd dient te worden. Een KBA kent de volgende systematiek: Er wordt een nul- of referentiealternatief uitgewerkt voor de toekomst. Dit alternatief is niet hetzelfde als niets doen, maar presenteert de effecten van voorziene investeringen en beleid. Dit referentiealternatief wordt op alle aspecten vergeleken met projectalternatieven en varianten. De effecten worden zoveel mogelijk in geld uitgedrukt. De overige effecten worden kwalitatief beschreven. 3 Grontmij, Planstudie/MER Schiphol-Amsterdam-Almere (december 2005) en Decisio, Kosten-batenanalyse op hoofdlijnen voor de Planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere (december 2005) /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 13
14 De KBA betreft het maatschappelijke rendement van een voorgenomen project, waarbij ook alle niet-financiële kosten en baten van dit project zijn meegenomen. In het geval van de aanleg of uitbreiding van infrastructuur kunnen de volgende type effecten optreden: De directe effecten: dit zijn de kosten van aanleg, beheer, onderhoud en exploitatie. Daarnaast zijn er de effecten in het verkeers- en vervoersysteem zelf (de bereikbaarheid verbetert, de reiskosten veranderen). De indirecte effecten: door de veranderde bereikbaarheid worden ruimtelijkeconomische ontwikkelingen beïnvloed. Daarbij gaat het vooral om effecten op de arbeids-, grond-, vastgoed- en woningmarkt. De externe effecten: als gevolg van de realisatie van het project en/of het gebruik ervan kunnen zich diverse effecten voordoen op natuur, water, lucht, geluid en veiligheid. Vaak betreft het effecten waarvoor geen marktprijs bestaat. De onderzoeksvragen die in deze KBA worden beantwoord, zijn: wat zijn de directe kosten (investeringen, onderhoud, exploitatie) voor de onderscheiden alternatieven en diverse varianten en beleidscenario s? wat zijn de directe welvaartsbaten van deze alternatieven? wat zijn de indirecte effecten op de arbeids-, grond- en woningmarkt? wat zijn de externe effecten? wat zijn de verdelingseffecten? wat zijn de effecten van beleidscenario s met de invoering van generieke en lokale beprijzing van het wegverkeer en van meer of minder inwoners in Almere? wat zijn de risico s ten aanzien van de kosten en de baten? Wat is het verschil met KBA fase 1? In het kader van SAA Planstudie fase 1 is door Decisio een globale KBA op kengetallen gemaakt. 4 De belangrijkste verschillen met de nu voorliggende fase 2 KBA zijn: De alternatieven en varianten zijn veranderd: het Nulplusalternatief en het Verbindingsalternatief zijn vervallen, de inpassingvarianten van het Stroomlijnalternatief zijn anders ingevuld en er is een Locatiespecifiek alternatief toegevoegd. Er wordt in fase 2 gewerkt met beleidscenario s waarbij de effecten van beprijzing en van een andere ruimtelijke spreiding van inwoners en arbeidsplaatsen worden getoetst op zowel het referentiealternatief als de projectalternatieven. De aan de KBA toeleverende effectstudies zijn veranderd vanwege een gewijzigde methodiek (verkeersmodelstudie) en/of grotere diepgang t.o.v. fase 1. Een nader overzicht van de belangrijkste verschillen in uitgangspunten en resultaten tussen KBA fase 1 en fase 2 is te vinden in bijlage 7. 4 Decisio, Kosten-batenanalyse op hoofdlijnen voor de Planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere, Eindrapport december Decisio, Aanvullende KBA-berekeningen Planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere, Notitie juni /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 14
15 1.3 LEESWIJZER Deze rapportage is verder als volgt samengesteld: Hoofdstuk 2: beschrijving van de onderscheiden alternatieven, varianten en beleidscenario s. Daarbij geven we ook aan hoe we deze onderling met elkaar vergelijken. Hoofdstuk 3: beschrijving van het gehanteerde beoordelingskader en werkwijze voor het vaststellen van de effecten, de waardering van effecten en overige uitgangspunten. Hoofdstuk 4: KBA-resultaten van de alternatieven en inpassingvarianten in het basisscenario (zonder beprijzen). Hoofdstuk 5 tot en met 8: KBA-resultaten in de beleidscenario s beprijzen (5), tol (6), Almere+ (7) en Almere+ & IJmeer (8). Hoofdstuk 9: resultaten van gevoeligheidsanalyses. Hoofdstuk 10: conclusies op hoofdlijnen. De bijlagen van deze rapportage zijn: Bijlage 1: specificatie van alternatieven en varianten Bijlage 2: overzicht van geraadpleegde bronnen Bijlage 3: lijst van gebruikte afkortingen Bijlage 4: nadere toelichting raming directe effecten Bijlage 5: nadere toelichting raming indirecte effecten Bijlage 6: nadere toelichting raming externe effecten Bijlage 7: overzicht van de belangrijkste verschillen tussen KBA fase 1 en fase /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 15
16 HOOFDSTUK 2Alternatieven, varianten en beleidscenario s 2.1 BESCHRIJVING ALTERNATIEVEN EN VARIANTEN In deze paragraaf zijn de alternatieven en varianten, inclusief het nulalternatief kort beschreven. Deze alternatieven en varianten zijn identiek in de TN/MER-nota en de KBA. Een meer gedetailleerde beschrijving is opgenomen in bijlage NULALTERNATIEF Het nulalternatief geeft de verwachte situatie in 2020 weer. Ontwikkelingen op basis van al vastgestelde plannen, inclusief reële beleidsmaatregelen, worden in het Nulalternatief meegenomen (de autonome ontwikkeling). De volgende uitgangspunten van het nulalternatief voor fase 2 zijn identiek aan fase 1: het Kabinetsbeleid zoals verwoord in de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit; een planhorizon tot het jaar 2020 (met een doorkijk naar het jaar 2030); het EC (European Coordination) scenario van het Centraal Planbureau (CPB); voor Schiphol wordt uitgegaan van 72 miljoen passagiersbewegingen; voor Almere wordt uitgegaan van de realisatie van circa extra woningen tussen 2010 en 2020 (dit zijn inwoners in 2020) 5 en een groei van de werkgelegenheid van arbeidsplaatsen in 2000 naar arbeidsplaatsen in 2020; overige ruimtelijke ontwikkelingen in de regio; vastgestelde maatregelen ter versterking van het openbaar vervoer (OV SAAL); vastgestelde maatregelen ter vergroting van de capaciteit van de rijkswegen zoals opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport. In fase 2 zijn als uitgangspunten aan het Nulalternatief toegevoegd: het feit dat de A2 in x 5 rijstroken kent (nieuw MIT categorie 0/1 project); het feit dat wisselstroken en spitsstroken, indien nodig, ook buiten de spits open worden gesteld ter verbetering van de doorstroming van het verkeer; de omlegging A9 Badhoevedorp. 5 Het kabinetsbesluit gaat uit van tot extra woningen in de periode /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 16
17 2.1.2 STROOMLIJNALTERNATIEF De varianten binnen het Stroomlijnalternatief zijn na het kabinetsbesluit teruggebracht tot één verkeerskundige basisvariant met daarbij voor een deel van de wegvakken een aantal inpassingsopties. Het Stroomlijnalternatief bestaat uit een capaciteitsuitbreiding langs de bestaande infrastructuur en het stroomlijnen daarvan. De 4x2 variant verschilt met de 2x4 variant vooral door hoofd- en parallelbanen op het traject Almere-knooppunt Muiderberg. Meer specifiek gelden de volgende rijstrookconfiguraties: /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 17
18 2.1.3 LOCATIESPECIFIEK ALTERNATIEF Het Locatiespecifieke alternatief bestaat uit de relatief minder kostbare capaciteitsuitbreiding langs de A6, de A1 en de A10-oost. De relatief kostbare A9 wordt niet uitgebreid. Bij het Locatiespecifiek alternatief wordt een wegverbinding ontworpen die uitgaat van de volgende rijstrookconfiguraties: /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 18
19 2.1.4 HET MEEST MILIEUVRIENDELIJKE ALTERNATIEF Als onderdeel van het MER, is het wettelijk verplicht een Meest Milieuvriendelijke (MMA) te ontwikkelen. Met het MMA worden de verkeersproblemen aangepakt met de minste belasting voor natuur en milieu. Het MMA maakt integraal onderdeel uit van dit MER en is een op zichzelf staand te verkiezen alternatief. Ook in de KBA is het MMA als alternatief meegenomen. Het MMA is gebaseerd op het stroomlijnalternatief (zie hoofdstuk 2.1.2). Het onderscheidende vermogen van het MMA voor het milieu zit ten opzichte van het stroomlijnalternatief dan ook niet in de verbreding (die blijft hetzelfde) maar in het extra maatregelenpakket bovenop de standaard meegenomen mitigerende maatregelen. Daarbij gaat het om een aantal generieke maatregelen en specifieke maatregelen per deeltraject (zie bijlage 1). Verkeerskundig verschilt het MMA t.o.v. het standaard stroomlijnalternatief door een lagere (80 km/uur) maximumsnelheid op de A10 oost en de A1 Watergraafsmeer - Diemen. 2.2 BESCHRIJVING BELEIDSCENARIO S In de TN/MER en KBA zijn ook beleidscenario s gedefinieerd. Deze beleidscenario s hebben als doel om de robuustheid van de projectalternatieven te toetsen op hun robuustheid. In deze beleidscenario s zijn daarom verschillende veronderstellingen gemaakt over het gevoerde beleid van de (nationale) overheid ten aanzien van de beprijzing van het autogebruik respectievelijk de ruimtelijke ordening in het studiegebied. Binnen de beleidscenario s zijn vervolgens de effecten van de onderscheiden projectalternatieven (zie hoofdstuk 2.1) geanalyseerd. Basis In het basisscenario gelden de uitgangspunten en autonome ontwikkelingen zoals verwoord in het nulalternatief (zie hoofdstuk en bijlage 1). Autorijden wordt niet beprijsd. Beprijzen In het beleidscenario beprijzen wordt het autorijden beprijsd conform het kabinetsbesluit over Anders Betalen voor Mobiliteit, namelijk een kilometerprijs van 3,4 cent per kilometer en een differentiatie naar tijd en plaats van 11 cent per kilometer. De standaardprijs van 3,4 cent per kilometer wordt gedurende de hele dag op alle wegen gerekend. Daar waar vervolgens in de spitsen nog sprake is van congestie (I/C> 0,8) wordt nog eens 11 cent extra per kilometer gerekend. In deze studie is beprijzen geen zelfstandige oplossing voor de verkeersproblematiek in het studiegebied, maar aanvullend op het bouwen van nieuwe infrastructuur. Tol In het beleidscenario tol wordt op één locatie tol geheven, namelijk op de A1 bij de aansluiting Muiden. Hier wordt gedurende de hele dag en in beide richtingen, per passage 1 Euro voor personenauto s en 3 Euro voor vrachtverkeer gerekend /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 19
20 Almere+ In het beleidscenario Almere+ wordt uitgegaan van een versterkte groei van het aantal inwoners en arbeidsplaatsen in Almere. Daarbij hoort echter ook een groei (en in sommige gevallen een daling) van het aantal inwoners en arbeidsplaatsen in andere plaatsen. Zie bijlage 1 voor een specificatie van de wijzigingen van het aantal arbeidsplaatsen en inwoners ten opzichte van de autonome ontwikkeling. Almere+ & IJmeerverbinding In het beleidscenario Almere+ & IJmeerverbinding wordt de versterkte groei van Almere (zie scenario Almere+) gecombineerd met een nieuwe IJmeerverbinding voor autoverkeer. Deze verbinding loopt van Almere naar knooppunt Diemen. De verbinding heeft twee rijstroken per richting en er kan 80 km/uur op worden gereden. Halverwege de verbinding zit een zijtak richting IJburg en de A10, aansluiting S KBA ANALYSESCHEMA ALTERNATIEVEN EN BELEIDSCENARIO S In onderstaande tabel 2.1 is het analyseschema weergegeven. Tabel 2.1 Overzicht alternatieven, / Nulalternatief Locatiespecifiek Stroomlijn Stroomlijn MMA varianten en beleidscenario s Beleidscenario 4x2 2x4 KBA SAA fase 2 Basis Beprijzen Indicatief Tol Indicatief Almere+ Indicatief Almere+ & Indicatief IJmeer We maken in de KBA de volgende vergelijkingen: Binnen een beleidscenario (rijgewijs): een vergelijking van de afzonderlijke en getotaliseerde effecten tussen het nulalternatief en de projectalternatieven en inpassingvarianten (hoofdstuk 4-8). Daarbij merken we het volgende op: o De effecten van het locatiespecifieke alternatief en de stroomlijnvariant 4x2 zijn voor alle beleidscenario s berekend. o De effecten van stroomlijnvariant 2x4 zijn alleen voor het basisscenario berekend. Voor de overige beleidscenario s is alleen een inschatting gemaakt, gebaseerd op de verhouding van de beide stroomlijnvarianten in het basisscenario. o In het tolscenario is geen apart nulalternatief (met tol) doorgerekend. In die zin is feitelijk geen sprake van een eigenstandig scenario. De projectalternatieven met tol moeten daarom eerder gezien worden als varianten op de projectalternatieven uit het basisscenario. o De effecten van het MMA zijn alleen berekend voor het basisscenario en het scenario beprijzen. Tussen de beleidscenario s (kolomgewijs): de beleidscenario s fungeren feitelijk als een gevoeligheidsanalyse van de projectalternatieven. Hierop komen we terug in hoofdstukken 9 en /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 20
21 HOOFDSTUK 3Werkwijze 3.1 BEOORDELINGSKADER: OVERZICHT EFFECTEN INFRASTRUCTUUR Het beoordelingskader bestaat uit een specificatie van de directe, indirecte en externe effecten die in deze KBA aan de orde zijn. Daarbij fungeert de OEI-leidraad als richtinggevend voor de aard van de te onderzoeken effecten. Tabel 3.1 Type Effect Fysieke Bron effect Waardering effect Beoordelingskader OEI effect maatstaf Directe Investeringskosten Totaal mln. - Raming RWS Mln. effecten - Raming ARCADIS (tol) Kosten beheer, Mln. /jaar - Raming RWS Mln. onderhoud en - Raming exploitatie ARCADIS (tol) Exploitatieopbrengst Mln. /jaar Verkeersmodel Herverdeling tussen (alleen bij tolscenario) NRM weggebruikers en exploitant. Wordt niet als bate meegerekend. Reistijdverandering na Mln. uren/jaar Verkeersmodel Value of Time (DVS aanleg NRM SEE) Reistijdverandering Mln. Verkeersmodel Value of Time tijdens aanleg uren/bouwtijd NRM (DVS SEE) Betrouwbaarheid Geen fysieke Toeslag op Maximaal 25% score reistijdwinst toeslag, geschaald naar rato van reistijdwinst Robuustheid netwerk Geen fysieke Verkeersstudie Kwalitatief score MER Voertuigkosten Mln. Verkeersmodel Kengetallen vtgkms/jaar NRM / variabele Verkeersstudie voertuigkosten (DVS MER SEE) Vraaguitval (alleen bij Mln. Verkeersmodel Heffingsregime tol tolscenario) verplaatsingen NRM ( ), rule of half Accijnzen Mln. /jaar Verkeersstudie /km MER /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 21
22 Type effect Indirecte effecten Externe effecten Effect Fysieke maatstaf Bron effect Waardering effect Totale additionele Mln. /jaar RAEM Mln. welvaartseffecten Productmarkt Kwalitatief (--/++) RAEM Kwalitatief o.b.v. productie Arbeidsmarkt Kwalitatief (--/++) RAEM Kwalitatief o.b.v arbeidsplaatsen Grondmarkt Kwalitatief (--/++) o.b.v. migratie en productielocaties RAEM Kwalitatief Verkeersveiligheid Verkeerslachtoffers Deelstudie Kengetallen (doden en verkeersveiligheid SWOV (DVS ziekenhuisgewonden) MER SEE) Geluid Geluidgehinderde Deelstudie geluid Kengetallen CE woningen > 55 db(a) MER Luchtkwaliteit Emissies NO x en PM 10 Deelstudie lucht Kengetallen CE MER Klimaat Emissie CO 2 Verkeersstudie MER (vtgkms.) Marktprijs CO 2 emissierechten CBS (emissie CO 2 per vtgkm.) Natuur, water, - Hectares Deelstudies Kengetallen bodem en - kwalitatief (--/++) natuur, water, LNV landschap bodem en landschap MER Externe veiligheid - Contour Deelstudie externe Kwalitatief plaatsgebonden risico veiligheid MER - Oriëntatiewaarde groepsrisico Ruimte en - Hectares woongebied Deelstudie RO Kwalitatief omgeving - Hectares werkgebied MER - Hectares recreatiegebied - Hectares landbouwgebied Onderstaand volgt een toelichting hoe de fysieke effecten zijn bepaald en vervolgens zijn gewaardeerd. Daarbij gaat het steeds om het verschil van de projectalternatieven ten opzichte van het referentiealternatief binnen een scenario /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 22
23 3.2 BEPALING EN WAARDERING VAN EFFECTEN In deze paragraaf beschrijven we kort hoe de directe, indirecte en externe effecten door ons zijn bepaald en gewaardeerd. Over een aantal van deze effecten is meer gedetailleerde informatie opgenomen in respectievelijk bijlagen 4, 5 en DIRECTE EFFECTEN Investeringen De investeringen per alternatief en variant (exclusief BTW) zijn geraamd door RWS op basis van gedetailleerde ontwerpen. De investeringskosten zijn per module (wegtraject) geraamd en gespecificeerd naar: functionele kosten: kosten die gemaakt moeten worden om de reconstructie of uitbreiding van de weginfrastructuur op het minimale verkeerskundige niveau aan te leggen en rekening houdend met wettelijk vereiste mitigerende en compenserende maatregelen (lucht, geluid etc.); extra kosten: kosten die gemaakt worden bovenop de functionele kosten. Deze kosten (ruim 800 mln.) betreffen vooral bovenwettelijke compenserende en mitigerende maatregelen, bijvoorbeeld extra geluidisolerende maatregelen, watercompensatie en (herstel) ecologische verbindingen. Bij een aantal modules betreft het echter ook de meerkosten bij verdiepte ligging t.o.v. maaiveld. De investeringskosten zijn gespreid over zeven aanlegjaren ( ), conform een aangenomen verdeling. 6 In bijlage 4A is een toelichting opgenomen van de aannamen bij de kostenraming en de specificatie van de kosten over de modules. Vermeldenswaardig hier is vooral de keuze van RWS om in de standaardraming van het stroomlijnalternatief uit te gaan van een verdiepte ligging van module 14 (A9 Amstelveen) en module 15 (A9 Gaasperdammerweg). Hiermee zijn aanzienlijke extra kosten gemoeid in vergelijking met de functionele kosten. De extra investeringkosten van het MMA (ruim 400 mln.) zijn bepaald door ARCADIS. De (verkeerskundige) basis voor het MMA is het Stroomlijnalternatief. Het gaat dus om de extra kosten t.o.v. dit alternatief. Deze meerkosten betreffen vooral een aquaduct en extra geluidwerende voorzieningen (83% van het totaal). Zie verder bijlage 4A voor een nadere specificatie. Investeringskosten beprijzingsystemen In fase 1 was er sprake van een nulplus alternatief waarbij alleen beprijsd werd en niet gebouwd. In fase 2 is er binnen het beleidscenario beprijzen sprake van beprijzen èn bouwen. Binnen dit beleidscenario zijn kosten voor investering aan de orde in het nulalternatief als in de projectalternatieven. Deze kosten zijn dus niet onderscheidend tussen nul- en projectalternatieven. Bij het beleidscenario tol ligt de zaak weer wat anders: hier is alleen sprake van additionele investeringskosten in de projectalternatieven, niet in het nulalternatief. De kosten van het plaatsen van een tolpoort op de A1 inclusief bijkomende kosten zijn geraamd door ARCADIS. Zie bijlage 4B. 6 Een specificatie van de kosten naar alternatief en module is opgenomen in Rijkswaterstaat, SAA: Bepaling 3-tal ramingen Kosten Baten Analyse, januari /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 23
24 Kosten beheer, onderhoud en exploitatie De beheer- en onderhoudskosten zijn periodiek terugkerende kosten. Sommige kostenposten treden jaarlijks op, andere kostenposten (bijvoorbeeld periodiek onderhoud) doen zich minder vaak voor. De additionele beheer- en onderhoudskosten (het verschil tussen referentie- en projectalternatief) zijn door RWS bepaald. Daarbij is uitgegaan van een periode van 30 jaar na openstelling. In het KBA-rekenmodel is vervolgens elke 30 jaar dezelfde onderhoudcyclus verondersteld. Modules met veel extra investeringskosten (met name modules 14 en 15) kennen ook hoge onderhoudskosten. Zie bijlage 4Avoor een nadere specificatie van de gehanteerde aannamen en een overzicht van de onderhoudskosten per module. De onderhoudskosten van het MMA zijn gebaseerd op het Stroomlijnalternatief plus een toeslagfactor die is gerelateerd aan de extra investeringskosten in het MMA t.o.v. het Stroomlijnalternatief (factor 1,16). Beheer, onderhoud en exploitatie beprijzingsystemen Analoog aan de kosten van investering, zijn de onderhoudkosten binnen het beleidscenario beprijzen aan de orde in zowel het nulalternatief als in de projectalternatieven. Deze kosten zijn dus niet onderscheidend tussen nul- en projectalternatieven. Conform de werkwijze bij de investeringen delen we dus alleen in het geval van beleidscenario tol extra kosten toe voor beheer, onderhoud en exploitatie aan de projectalternatieven. Deze kosten zijn door ARCADIS geraamd. Zie bijlage 4B. Exploitatieopbrengsten In het geval van generieke beprijzing zoals verondersteld in het beleidscenario beprijzen is, conform het kabinetsvoorstel m.b.t. Anders Betalen voor Mobiliteit, uitgegaan van het principe van budgetneutraliteit. Dat wil zeggen dat gemiddeld genomen de inkomsten uit de autosector voor het rijk per saldo gelijk blijven voor en na invoering van beprijzing. Vanwege dit principe zullen er geen netto exploitatieopbrengsten worden toegerekend voor nieuw verkeer in de projectalternatieven. Bij het tolscenario ligt dit anders. Hier ontstaan exploitatieopbrengsten in de projectalternatieven t.o.v. het referentiealternatief. Dit wordt berekend op basis van het aantal voertuigpassages ter hoogte van de beoogde tolpoort bij Muiden. Zie bijlage 4C. Deze opbrengsten voor de exploitant zijn echter afkomstig van de weggebruikers, degenen die de tol moeten betalen. Vanuit het perspectief van de KBA is dus sprake van herverdeling. Daarom worden de exploitatieopbrengsten niet als bate opgevoerd. Reistijdverandering na aanleg Het NRM-verkeersmodel is gebruikt voor de verkeerskundige analyses van zowel de TN/MER als de KBA. Voor de KBA zijn herkomst-bestemmingsmatrices (H/B matrices) aangeleverd die per H/B-relatie aantallen verplaatsingen bevatten, onderscheiden naar bestaande en nieuwe verplaatsingen; verplaatsingsmotief (woon-werk, zakelijk, sociaal-recreatief en vracht) en tijdstip van verplaatsing (ochtendspits, avondspits, restdag) /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 24
25 Daarnaast is per alternatief en variant uit het NRM de gemiddelde reistijd per H/B-relatie per tijdstip van verplaatsing aangeleverd. Het verschil in reistijd in het nulalternatief ten opzichte van het projectalternatief is de reistijdwinst per verplaatsing, onderscheiden naar motief en H/B-relatie. Vermenigvuldigd met het aantal verplaatsingen naar motief en H/Brelatie en een gemiddelde voertuigbezetting per motief resulteert de getotaliseerde reistijdwinst per projectalternatief. De reistijdwinst is vervolgens in monetaire termen uitgedrukt met behulp de value of time (prijspeil 2005), corresponderend met het CPB EC-scenario: 7 Voor de groep nieuwe weggebruikers is gebruik gemaakt van de zogenaamde rule of half. Zie bijlage 4D voor een verdere toelichting. Reistijdverandering tijdens aanleg Tijdens de aanlegperiode van de nieuwe infrastructuur in de projectalternatieven zal er sprake zijn van verkeershinder als gevolg van de werkzaamheden. De grootste hinder zal optreden bij werkzaamheden aan de A9 Gaasperdammerweg in het stroomlijnalternatief. Dit wordt veroorzaakt door het afsluiten van twee toe- en afritten tijdens de aanleg van de tunnelbuizen (een jaar) en een snelheidsbeperking voor het doorgaande verkeer gedurende de gehele bouwperiode (zes jaar). Aan het verkeer op de A9 Gaasperdammerweg is een extra reistijd toegekend van 6 minuten bij de toe- en afritten en 1 minuut voor het doorgaande verkeer. De getotaliseerde extra reistijd is vervolgens gewaardeerd met de values of time voor zes jaar na start van de werkzaamheden. Ten slotte is een ophoging gemaakt om het totale vertragingseffect in de bouwperiode te berekenen. Hierbij is verondersteld dat de vertraging op de Gaasperdammerweg 50% van het totale effect vertegenwoordigt. Zie verder bijlage 4E. Betrouwbaarheid Bij afname van de congestie ontstaat er ook een betere betrouwbaarheid voor de weggebruiker: de kans om op tijd aan te komen neemt toe omdat er minder kans op verstoringen is. Er is nog geen uitontwikkelde methode om veranderingen in betrouwbaarheid te modelleren en te waarderen. Als benadering gebruiken we daarom, identiek aan de KBA fase 1, een toeslag van maximaal 25% van de gewaardeerde reistijdverandering. De maximale toeslag kennen we toe aan het projectalternatief dat het beste scoort in termen van reistijdwinst. De overige alternatieven krijgen een toeslagfactor naar rato van de verhouding van hun reistijdwinst t.o.v. het best scorende alternatief. Robuustheid netwerk Met dit effect drukken we uit in hoeverre de mogelijkheid aanwezig is om, bij incidenten of calamiteiten, gebruik te kunnen blijven maken van het verkeersnetwerk. Zijn omleidingroutes mogelijk, kan het verkeer worden herverdeeld et cetera. De informatie ontbreekt om deze effecten adequaat te kwantificeren en te monetariseren. Daarom zijn deze effecten in de KBA op een kwalitatieve schaal gewaardeerd van - - tot DVS, SEE: Value of Time personenvervoer en goederenvervoer (EC scenario), /Br8/001/000268/kvb ARCADIS 25
Second Opinion van de KBA van weguitbreidingen in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere
CPB Notitie Datum : 17 september 2008 Aan : Ministerie van Verkeer en Waterstaat Second Opinion van de KBA van weguitbreidingen in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere In het kader van fase 2 van de tracé-m.e.r.-procedure
Nadere informatieInhoud presentatie. Netwerkanalyse Ring Utrecht Wat levert het op? 1. Achtergronden Netwerkanalyse Utrecht. 1. Achtergronden Netwerkanalyse Utrecht
Netwerkanalyse Ring Wat levert het op?, 14 maart 2007 PLATOS-colloquium Inhoud presentatie 1. Achtergronden Netwerkanalyse 4. Resultaten en gevoeligheidsanalyses 5. Tot slot Niels Hoefsloot 1. Achtergronden
Nadere informatieSecond opinion op de nieuwe kosten-batenanalyse Schiphol-Amsterdam-Almere
CPB Notitie Datum : 26 januari 2007 Aan : Ministerie van Verkeer en Waterstaat (DG Personenvervoer) Second opinion op de nieuwe kosten-batenanalyse Schiphol-Amsterdam-Almere Samenvatting Rijkswaterstaat
Nadere informatieModule: Aanpassing kruispunt
Module: Aanpassing kruispunt Invullen van de tool In de onderstaande tabel staat een toelichting op de in te vullen gegevens. Onderdeel Invoervariabelen Meerkosten beheer- en onderhoud Reductie reistijd
Nadere informatieModule: Ontbrekende schakel in netwerk
Module: Ontbrekende schakel in netwerk Invullen In de onderstaande tabel staat een toelichting op de in te vullen gegevens. Onderdeel Invoervariabelen Investeringen Meerkosten beheer- en onderhoud Reductie
Nadere informatieaan De Minister van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Personenvervoer t.a.v. de heer drs. L.T. van t Hof Postbus EX Den Haag
aan De Minister van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Personenvervoer t.a.v. de heer drs. L.T. van t Hof Postbus 20901 2500 EX Den Haag datum : 28 februari 2006 uw kenmerk : DGP/WV/u.06.00235
Nadere informatieNotitie Vergelijking Plateau- en Klagenfurtalternatief Rijksweg 74 ten aanzien van luchtkwaliteit
Notitie Vergelijking Plateau- en lagenfurt RWS Limburg juli 2007 1 1. Samenvatting en conclusies Rijkswaterstaat heeft in samenwerking met TNO de effecten in en rond Venlo van Rijksweg 74 op luchtkwaliteit
Nadere informatieMaatschappelijke Kosten- Batenanalyses
Maatschappelijke Kosten- Batenanalyses Wat kun en moet je ermee? Imagine the result Agenda Introductie Thermometers, informatie en beslissingen Theoretische achtergrond MKBA Stappen in toepassing MKBA
Nadere informatieMemo CAH: budgetvarianten infrapakketten
Memo CAH: budgetvarianten infrapakketten 4 en 5 Aan : Jaap Koster Van : Decisio, Sibren Vegter en Menno de Pater Datum : Mei 2019 Betreft : Corridor Amsterdam-Hoorn: budgetvarianten infra-pakketten 4 en
Nadere informatieWelvaartseconomische toets investeringpakketten hoofdwegen. Wim Groot Henk van Mourik
Welvaartseconomische toets investeringpakketten hoofdwegen Wim Groot Henk van Mourik november 2007 Welvaartseconomische toets investeringspakketten hoofdwegen...............................................................................
Nadere informatie2. Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere
2. Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere doel Uitbreiding van de wegcapaciteit in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere, inclusief bijbehorende groenblauwe maatregelen ten behoeve van de ruimtelijke
Nadere informatieSecond opinion op de Aanvullende KBA Planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere
CPB Notitie Datum : 21 augustus 2006 Aan : Ministerie van Verkeer en Waterstaat (DG Personenvervoer) Second opinion op de Aanvullende KBA Planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere Als vervolg op de eerder gepubliceerde
Nadere informatieEmissieontwikkeling op onderliggend wegennet ten gevolge van realisatie Tweede Coentunnel en Westrandweg
Notitie Laan van Westenenk 501 Postbus 342 7300 AH Apeldoorn Aan RWS Noord Holland ir. E. Tenkink Van Ir. P.W.H.G. Coenen Kopie aan www.tno.nl T 055 549 34 93 F 055 541 98 37 Onderwerp Emissie ontwikkeling
Nadere informatieWaarde van de Waterwolftunnel
Waarde van de Waterwolftunnel Albert Kandelaar (provincie Noord-Holland) - Jeroen Klooster en Bas Gerretsen (Arcadis) Sessieleider: Lidwien Besselink (gemeente Amsterdam) Vrijdag 22 juni 2018 Wat gaan
Nadere informatieMKBA N247 Broek in Waterland Quick scan analyse maatschappelijke effecten. Eline Devillers Casper van der Ham
MKBA N247 Broek in Waterland Quick scan analyse maatschappelijke effecten Eline Devillers Casper van der Ham MKBA methodiek Onderwerpen Effecten MKBA N247 Uitkomsten MKBA N247 Achtergrond MKBA Uniforme
Nadere informatieBijlage E: Uitgangspunten van de verkeersberekeningen
Rijkswaterstaat Noord-Holland Bijlage E: Uitgangspunten van de verkeersberekeningen Datum 20 mei 2011 RW1664-142-10/dijw/027 Definitief Kenmerk Eerste versie Inleiding De prognoses voor het project OTB
Nadere informatieKwaliteitstoets op Quick scan welvaartseffecten Herontwerp Brienenoord en Algeracorridor (HBAC)
Kwaliteitstoets op Quick scan welvaartseffecten Herontwerp Brienenoord en Algeracorridor (HBAC) notitie Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid Johan Visser April 2011 Pagina 1 van 9 Samenvatting Het Kennisinstituut
Nadere informatieALTERNATIEVEN- EN VARIANTENNOTA PLANSTUDIE SCHIPHOL - AMSTERDAM - ALMERE
ALTERNATIEVEN- EN VARIANTENNOTA PLANSTUDIE SCHIPHOL - AMSTERDAM - ALMERE IN HET KORT Vóór de zomer van 2006 neemt het kabinet een besluit over de oplossing van de verkeersproblemen tussen Schiphol, Amsterdam
Nadere informatieWat ging vooraf? Dit is gedaan aan de hand van het beoordelingskader uit de NRD (zie hiernaast).
Proces en procedure Wat ging vooraf? Na de publicatie van de Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) in december 2017 zijn: Wegontwerpen gemaakt van de alternatieven Smart Mobility-maatregelen vertaald
Nadere informatiePlanstudie / MER Schiphol - Amsterdam - Almere. MER, eerste fase
Planstudie / MER Schiphol - Amsterdam - Almere MER, eerste fase Planstudie/MER Schiphol Amsterdam Almere MER, eerste fase Definitief Rijkswaterstaat directie Noord Holland en IJsselmeergebied Grontmij
Nadere informatieTracébesluit SAA Aanvullende beschouwing Externe veiligheid
Notitie Datum 30 mei 2012 Kenmerk N001-1207995RTG-pws-V02-NL Tracébesluit SAA Aanvullende beschouwing Externe veiligheid 1 Inleiding Het Tracébesluit Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere (2011) heeft
Nadere informatieMaatschappelijke kosten-batenanalyse N343 Rondweg Weerselo: Samenvatting en conclusies
Maatschappelijke kosten-batenanalyse N343 Rondweg Weerselo: Samenvatting en conclusies Achtergrond en aanleiding De N343 Oldenzaal Slagharen gaat door de bebouwde kom van Weerselo en leidt hier tot hinder
Nadere informatiePresentatie Weguitbreiding Schiphol- Amsterdam-Almere, deeltraject A1/A6. Jan Slager projectdirecteur SAA
Presentatie Weguitbreiding Schiphol- Amsterdam-Almere, deeltraject A1/A6 Jan Slager projectdirecteur SAA 24 oktober 2011 Inhoud Schiphol-Amsterdam-Almere (SAA) Planning SAA Deeltraject A1/A6 knp Diemen
Nadere informatieKosten-batenanalyse Luchthaven Twente
Kosten-batenanalyse Luchthaven Twente Wijzigingen bij 2,4 miljoen passagiers Opdrachtgever: Vliegwiel Twente Maatschappij ECORYS Nederland BV Rotterdam, 23 september 2009 ECORYS Nederland BV Postbus 4175
Nadere informatieKwaliteitstoets op Quick scan welvaartseffecten Herontwerp Brienenoord en Algeracorridor (HBAC)
Kwaliteitstoets op Quick scan welvaartseffecten Herontwerp Brienenoord en Algeracorridor (HBAC) notitie Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid Johan Visser April 2011 Pagina 1 van 9 scenario s en gevoeligheidsanalyse
Nadere informatieOverzicht documenten programma Noordvleugel
Overzicht documenten programma Noordvleugel PROGRAMMA NOORDVLEUGEL: - Ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 1 - Basisdocument Noordvleugel en NV -Utrecht 1 - Structuurdocument Noordvleugel VERSTEDELIJKING ALMERE
Nadere informatieProgramma Hoogfrequent Spoor (PHS) Meteren - Boxtel Stand van zaken per 4 april 2014
Programma Hoogfrequent Spoor (PHS) Meteren - Boxtel Stand van zaken per 4 april 2014 Algemeen: PHS Om de groei van goederenverkeer en de toename van personenvervoer over het spoor tot en na 2020 het hoofd
Nadere informatieLarserknoop Lelystad Verkeerskundige analyse
Larserknoop Lelystad Verkeerskundige analyse projectnr. 196305 revisie 3 23 maart 2010 Opdrachtgever Gemeente Lelystad Postbus 91 8200 AB LELYSTAD datum vrijgave beschrijving revisie goedkeuring vrijgave
Nadere informatieBijlage B: Ontwerp-tracébesluit A7/N7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2
Bijlage B: Ontwerp-tracébesluit A7/N7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2 Uitgangspunten van de verkeersberekeningen Datum mei 2013 Inhoud 1 Beschrijving gehanteerde verkeersmodel 3 1.1 Het Nederlands
Nadere informatieabcdefgh Aan Provincie Zuid-Holland t.a.v. de voorzitter van de adviescommissie IODS de heer M. Huls Postbus LP DEN HAAG Geachte heer Huls,
abcdefgh Aan Provincie Zuid-Holland t.a.v. de voorzitter van de adviescommissie IODS de heer M. Huls Postbus 90602 2509 LP DEN HAAG Contactpersoon Doorkiesnummer Datum 16 juni 2006 Ons kenmerk DGP/WV/u.06.01301
Nadere informatieMIRT-Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel - Gouda
MIRT-Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel - Gouda Tussenresultaten Inhoud Waar staan we nu, vervolgstappen en planning? NRD januari 2018 en zienswijzen Drie alternatieven A20 Resultaten van het onderzoek:
Nadere informatie1 Inleiding: de varianten vergeleken
Deventer Den Haag Eindhoven Snipperlingsdijk 4 Verheeskade 197 Flight Forum 92-94 7417 BJ Deventer 2521 DD Den Haag 5657 DC Eindhoven T +31 (0)570 666 222 F +31 (0)570 666 888 Leeuwarden Amsterdam Postbus
Nadere informatieSpitstarief en weguitbreiding in kosten-batenanalyses
CPB Notitie Datum : 5 februari 2010 Spitstarief en weguitbreiding in kosten-batenanalyses Met de invoering van de kilometerheffing wordt ook een spitstarief ingevoerd. Dit spitstarief heft een tarief per
Nadere informatieSecond opinion kosten-batenanalyse MIRT Haaglanden. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Pauline Wortelboer
Second opinion kosten-batenanalyse MIRT Haaglanden Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid Pauline Wortelboer Mei 2012 Analyses van mobiliteit en mobiliteitsbeleid. Dat is waar het Kennisinstituut voor
Nadere informatieSecond opinion KBA MIRT verkenning A1 Apeldoorn-Azelo. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Oktober 2013
Second opinion KBA MIRT verkenning A1 Apeldoorn-Azelo Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid Oktober 2013 Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) maakt analyses van mobiliteit die doorwerken in
Nadere informatieWegen gebouwd op achterhaalde groeiscenario s auteur: Huib van Essen, CE Delft
Wegen gebouwd op achterhaalde groeiscenario s auteur: Huib van Essen, CE Delft De meeste plannen voor nieuwe of bredere snelwegen waarvan de uitvoering de komende jaren gepland staat, zijn onderbouwd met
Nadere informatieEffecten op de koopkracht variant A en variant B Anders Betalen voor Mobiliteit/ ABvM
Effecten op de koopkracht variant A en variant B Anders Betalen voor Mobiliteit/ ABvM Samenvatting belangrijkste resultaten Op verzoek van V&W heeft SZW een eerste inschatting gemaakt van de koopkrachteffecten
Nadere informatiePresentatie SAA-project A9BAHO. Bedrijvenbijeenkomst Breikers Amstelveen. 27 september Kees Abrahamse Omgevingsmanager RWS. Inhoud presentatie
Presentatie SAA-project A9BAHO Bedrijvenbijeenkomst Breikers Amstelveen 27 september 2018 Kees Abrahamse Omgevingsmanager RWS HB3600750 28-9-2018 Inhoud presentatie Voorgeschiedenis programma Schiphol-Amsterdam-Almere
Nadere informatieBijlage 1: Achtergrond, verantwoording en rekenresultaten
Pagina 2 limieten zijn er immers niet voor niets. Zo blijft van de ruim 9.000 km autosnelweg en autoweg, ruim 4.000 km over waar een snelheidsverhoging is toegepast. Dit zijn vooral autosnelwegen buiten
Nadere informatieRing Utrecht, het oost alternatief
Ring Utrecht, het oost alternatief Maatschappelijke Kosten- Baten Analyse van de voorkeursvariant Wilco van Roekel 4094093 Bachelor eindproject fase 2 SPM 3911 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding p. 2 2. MKBA-Methodiek
Nadere informatieTRACÉNOTA / MER N279 WERKRAPPORT MKBA
WERKRAPPORT MKBA PROVINCIE NOORD BRABANT November 2009 110643/CE9/045/000906/MW 110643/CE9/045/000906/MW ARCADIS 2 Inhoud Samenvatting 5 1 Inleiding 9 1.1 Achtergrond 9 1.2 Probleemanalyse 11 1.3 Opzet
Nadere informatieTB A1 Apeldoorn-Zuid - Beekbergen
TB A1 Apeldoorn-Zuid - Beekbergen Uitgangspuntendocument voor berekeningen met het NRM Oost Definitief Inhoudelijk ongewijzigd vastgesteld t.o.v. het OTB In opdracht van: Rijkswaterstaat Oost-Nederland
Nadere informatieSecond opinion quick scan KBA Aquaduct Skarster Rien. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Pauline Wortelboer-van Donselaar
Second opinion quick scan KBA Aquaduct Skarster Rien Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid Pauline Wortelboer-van Donselaar Juni 2013 Analyses van mobiliteit en mobiliteitsbeleid. Dat is waar het Kennisinstituut
Nadere informatieBijlage B: bij Toelichting Tracébesluit A7/N7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2
Bijlage B: bij Toelichting Tracébesluit A7/N7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2 Uitgangspunten van de verkeersberekeningen Datum Augustus 2014 Inhoud 1 Beschrijving gehanteerde verkeersmodel 3 1.1 Het
Nadere informatieBETERE BEREIKBAARHEID DOOR
BETERE BEREIKBAARHEID DOOR EEN ROBUUST WEGENNETWERK IN DE REGIO ARNHEM - NIJMEGEN Maatschappelijke Kosten- Baten Analyse (MKBA) Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA) BETERE BEREIKBAARHEID DOOR EEN
Nadere informatieAanvulling MKBA Spui: drie alternatieve scenario s (jan. 2011)
Aanvulling MKBA Spui: drie alternatieve scenario s (jan. 2011) Voorliggende notitie is een aanvulling op de door Decisio uitgevoerde MKBA Cultuurforum Spui (10 juni 2010). In deze aanvulling worden drie
Nadere informatieNota van Antwoord. Inspraak Trajectnota/MER Schiphol-Amsterdam-Almere. Datum 30 juni 2009 Status definitief
3 Nota van Antwoord Inspraak Trajectnota/MER Schiphol-Amsterdam-Almere Datum 30 juni 2009 Status definitief Nota van Antwoord Inspraak Trajectnota/MER Schiphol-Amsterdam-Almere Datum 30 juni 2009 Status
Nadere informatieBetere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in de regio Arnhem-Nijmegen. Startnotitie
Betere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in de regio Arnhem-Nijmegen Startnotitie Het probleem Er is een bereikbaarheidsprobleem in de regio Arnhem Nijmegen na 2020. Het Rijk, de provincie en
Nadere informatieCO 2 -uitstootrapportage 2011
Programmabureau Klimaat en Energie CO 2 -uitstootrapportage 2011 Auteurs: Frank Diependaal en Theun Koelemij Databewerking: CE Delft, Cor Leguijt en Lonneke Wielders Inhoud 1 Samenvatting 3 2 Inleiding
Nadere informatieOMALA-gebied Lelystad: Verkeersmodelstudie. 2 Uitgangspunten verkeersmodel Lelystad
Oranjewoud Ruimte en Mobiliteit OMALA-gebied Lelystad: Verkeersmodelstudie Uitgangspuntennotitie Datum 23 november 2009 OJW100/Gsa/0674 Kenmerk Eerste versie 1 Inleiding Oranjewoud Ruimte & Mobiliteit
Nadere informatieUpdate MKBA Spuiforum Den Haag
Update MKBA Spuiforum Den Haag OPGESTELD IN OPDRACHT VAN: Gemeente Den Haag OPGESTELD DOOR: Adres: Valkenburgerstraat 212 1011 ND Amsterdam Telefoon: 020 67 00 562 Fax: 020 47 01 180 E-mail: info@decisio.nl
Nadere informatieAfweging op basis van probleemoplossend vermogen(bereikbaarheid en leefbaarheid) Ref C BTK, TBT, NBT BTL T2 T3 V2 B H M 0 0 ++ + ++ + ++ 0 ++ 0/+
5. AFWEGING EN KEUZE Om tot een keuze van het voorkeursalternatief voor de nieuwe verbinding tussen de Centrale Zone en het rijkswegennet te kunnen komen, is de volgende werkwijze toegepast. Eerst zijn
Nadere informatieBIJLAGE A KENGETALLEN In deze bijlage geven we in overzichtelijke tabellen de kengetallen weer die gebruikt zijn ter bepaling van de effecten van het kantoren- en bedrijventerreinenprogramma voor de regio
Nadere informatieOpgesteld in samenwerking met de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van Rijkswaterstaat
CPB Notitie Opgesteld in samenwerking met de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van Rijkswaterstaat Datum : 29 september 6 Aan : Ministerie van Verkeer en Waterstaat (DGP) WLO mobiliteitscenario s met prijsbeleid
Nadere informatieTechnische rapportage verkeersonderzoek SLP met statisch verkeersmodel
Technische rapportage verkeersonderzoek SLP met statisch verkeersmodel Door: Rik Froma, onderzoeker verkeer en vervoer bij cluster ruimtelijke ontwikkeling Datum: 29 april 2014 0 Inhoudsopgave GEBRUIKT
Nadere informatieMKBA Windenergie Lage Weide Samenvatting
MKBA Windenergie Lage Weide Delft, april 2013 Opgesteld door: G.E.A. (Geert) Warringa M.J. (Martijn) Blom M.J. (Marnix) Koopman Inleiding Het Utrechtse College en de Gemeenteraad zetten in op de ambitie
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 561 Tracé A4 Delft Schiedam Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Nadere informatieSecond opinion op de KBA over uitbreiding van het spoor op de Flevolijn
CPB Notitie Datum : 6 maart 2008 Aan : Ministerie van V&W, Projectorganisatie Planbureau OV-SAAL Second opinion op de KBA over uitbreiding van het spoor op de Flevolijn Samenvatting Het CPB acht het verstandig
Nadere informatieFactsheet effecten bedrijfsleven 16 oktober 2009
Factsheet effecten bedrijfsleven 16 oktober 2009 Inhoud De feiten en cijfers verzameld ten aanzien van de impact van de kilometerprijs voor het bedrijfsleven. 1. Opbouw en verdeling wagenpark Motieven
Nadere informatieMaatschappelijke Kosten-Batenanalyse voor alternatief A4 Delft- Schiedam en alternatief A13 + A13/A16
Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse voor alternatief A4 Delft- Schiedam en alternatief A13 + A13/A16 Juni 2009 ........................................................................................
Nadere informatiePlanstudie Schiphol-Amsterdam-Almere
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere Overzicht aanvullende informatie oktober 26 januari 27 Onderzoek naar oplossend vermogen A9 en vormgeving A6 en A9 januari 27 Ministerie
Nadere informatieDirectie Grondgebied Ingekomen stuk D50 (PA 28 September 2011) Mobiliteit Productmanagement en Beleid. Datum uw brief
Ingekomen stuk D50 (PA 28 September 2011) Aan de gemeenteraad van Nijmegen Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon 14024 Telefax (024) 323 93 34 E-mail gemeente@nijmegen.nl Postadres Postbus 9105
Nadere informatieEnkele effecten van de Nota Mobiliteit deel III
CPB Notitie Datum : 24 november 2005 Aan : Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Dikmans) Enkele effecten van de Nota Mobiliteit deel III Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft het CPB gevraagd
Nadere informatieOverzicht presentatie. bereikbaarheid: Aanleiding: Duurzaamheidsverkenningen-2. Indicatorenset voor duurzaam ruimtegebruik
Overzicht presentatie 1. Duurzaamheidsverkenning Nederland Later Rekenen aan duurzame 2. Rekenenmethodiek duurzame bereikbaarheid bereikbaarheid: 3. Case Toepassen van TIGRIS XL in Nederland Later 4. Resultaten
Nadere informatieToelichting op aanpak analyse kosten en baten verhoging maximumsnelheid naar 130 km/h
Toelichting op aanpak analyse kosten en baten verhoging maximumsnelheid naar 130 km/h Achtergrondnotitie DVS in kader onderzoek invoering 130 km/h Datum december 2011 Status Eindversie Toelichting op
Nadere informatieKBA Openbaar Vervoeralternatieven
KBA Openbaar Vervoeralternatieven Zuiderzeelijn Onderzoek in het kader van de Structuurvisie Eindrapport Opdrachtgever: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Projectorganisatie Zuiderzeelijn ECORYS Nederland
Nadere informatiePlusstrook A12 Zoetermeer Zoetermeer centrum
Plusstrook A12 Zoetermeer Zoetermeer centrum Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 16-12-2010 / rapportnummer 2302-55 1. Oordeel over het MER Rijkswaterstaat Zuid-Holland heeft het voornemen om
Nadere informatieN35 Nijverdal - Wierden Uitgangspunten verkeersberekeningen
N35 Nijverdal - Wierden Uitgangspunten verkeersberekeningen Datum 2 november 2017 Status definitief 1 Inleiding In deze bijlage vindt u een beschrijving van de gehanteerde uitgangspunten bij het maken
Nadere informatieDe latente vraag in het wegverkeer
De latente vraag in het wegverkeer Han van der Loop, Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid KiM, kennislijn 1 en 2, 5 juni 2014 Vraagstuk * Veel gehoord bij wegverbreding of nieuwe wegen: Roept extra autogebruik
Nadere informatieMEMO. De maatregelen per alternatief zijn beschreven in Tabel 2 (in de bijlage).
MEMO Aan: Van: Onderwerp Gemeente Nederweert en Provincie Limburg Ecorys (Eline Devillers, Michiel Modijefsky, Guus van den Born) Afwegingsnotitie bij MKBA N / N75 Nederweert Datum: mei 019 Onze ref. NL500-3
Nadere informatieMKBA Noordelijke Ontsluiting Enschede - Kennispark
MKBA Noordelijke Ontsluiting Enschede - Kennispark Startnotitie Opdrachtgever: Gemeente Enschede Rotterdam, juni 2011 MKBA Noordelijke Ontsluiting Enschede - Kennispark Startnotitie Opdrachtgever: Gemeente
Nadere informatieSamenvatting MER Aanpassing Marathonweg
Samenvatting MER Aanpassing Marathonweg Achtergrond De Marathonweg in Vlaardingen vormt de verbinding tussen de A20, afslag 8 Vlaardingen West, en de zuidkant van Vlaardingen (industriegebied Rivierzone)
Nadere informatieDe provincie zegt 140 mln beschikbaar te hebben. De gemeenten, waterschap en anderen (?) moeten dus 60 mln of 130 mln bijbetalen.
N69: BMF wil de beste en goedkoopste oplossing Volgens de Plan- MER zijn West/Midden en Westparallel beide kansrijke alternatieven. Wij hebben ze vergeleken op 25 aspecten (zie Blauwe tabel aan ommezijde).
Nadere informatieTunnelmond A6/A9 nabij knooppunt Muiderberg
abcdefgh Rijkswaterstaat Tunnelmond A6/A9 nabij knooppunt Muiderberg Een beschrijving van de problemen en de mogelijke oplossingen 28 maart 2006 abcdefgh Rijkswaterstaat Tunnelmond A6/A9 nabij knooppunt
Nadere informatieBerekeningen effecten maatregelenpakket Zuidoostvleugel
Berekeningen effecten maatregelenpakket Zuidoostvleugel Inleiding In het Bereikbaarheidsprogramma Zuidoostvleugel Brabantstad is een maatregelenpakket opgenomen conform de Zevensprong van Verdaas. Dit
Nadere informatieOntwerp-Tracébesluit A27/A1
Bijlage 2 Uitgangspunten van de verkeersberekeningen Datum Status Definitief Deze bijlage maakt geen deel uit van Ontwerp-Tracébesluit. Bijlage 2 Uitgangspunten van de verkeersberekeningen Datum Status
Nadere informatieECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES. Maatschappelijk kosteneffectieve Energietransitie
Maatschappelijk kosteneffectieve Energietransitie Inhoud 1. Introductie Decisio en Energie 2. Achtergrond: energietransitieopgave 3. Onze gereedschapskist 4. Maatschappelijke kosteneffectiviteit 5. Meer
Nadere informatieN33 Assen - Zuidbroek
N33 Assen - Zuidbroek Bijlage 5 Uitgangspunten bij de verkeersberekeningen Dit is een uitgave van Rijkswaterstaat Kijk voor meer informatie op www.rijkswaterstaat.nl of bel 0800-8002 (ma t/m zo 06.00-22.30
Nadere informatieTrendprognose wegverkeer 2015-2020 voor RWS. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Jan Francke en Hans Wüst
Trendprognose wegverkeer 2015-2020 voor RWS Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid Jan Francke en Hans Wüst Mei 2015 Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) maakt analyses van mobiliteit die doorwerken
Nadere informatieNut & noodzaak MIRT-projecten. Review van het gebruik van economische scenario s bij doorrekening van MIRT-projecten
Nut & noodzaak MIRT-projecten Review van het gebruik van economische scenario s bij doorrekening van MIRT-projecten Overzicht Korte introductie CE Delft Achtergrond Aanleiding en doel van het onderzoek
Nadere informatieOverkappen A1 en A10-Oost verbetert leefkwaliteit
Overkappen A1 en A10-Oost verbetert leefkwaliteit Mei 2008 Overkappen A1 en A10-Oost verbetert leefkwaliteit Uitbreiding snelwegen vraagt extra aandacht voor leefbaarheid In deze brochure wordt een oplossing
Nadere informatieWat is er tot nu toe gedaan en waar staan we nu?
Wat is er tot nu toe gedaan en waar staan we nu? In 2013 is de planstudie voor het project Duinpolderweg gestart. Na een tussenstap in 2015 en 2016 hebben de provincies Noord- en Zuid-Holland onlangs besloten
Nadere informatieNotitie Hoe verhoudt de Gebiedsvisie A15-A12 zich tot de afspraken in de bestuursovereenkomst
Projectbureau ViA15 Datum: 22 oktober 2008 Notitie Hoe verhoudt de Gebiedsvisie A15-A12 zich tot de afspraken in de bestuursovereenkomst Op 28 augustus 2008 heeft projectbureau ViA15 formeel de met erratum
Nadere informatieApril Effecten van salderen tussen handhavingspunten
April 2006 Effecten van salderen tussen handhavingspunten Effecten van salderen tussen handhavingspunten Opdrachtgever Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat Generaal Transport en Luchtvaart
Nadere informatieCommentaar bij het Onderzoeksrapport Tussenfase Planstudie Ring Utrecht (Twijnstra&Gudde, november 2009)
Commentaar bij het Onderzoeksrapport Tussenfase Planstudie Ring Utrecht (Twijnstra&Gudde, november 2009) Op 3 juli 2009 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen over De Kracht van Utrecht. Deze luidde
Nadere informatieVan eindbeeld naar tussenfase Anders Betalen voor Mobiliteit
Van eindbeeld naar tussenfase Anders Betalen voor Mobiliteit Methodologie voor verkeerskundige effecten van een kilometerprijs voor alleen het hoofdwegennet in 2011 Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid
Nadere informatieSamenvatting Notitie reikwijdte en detailniveau MIRT Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel Gouda
Samenvatting Notitie reikwijdte en detailniveau MIRT Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel Gouda Deze samenvatting bevat de hoofdlijn van de Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) van de MIRT Verkenning
Nadere informatieKosten-batenanalyse toelichting en uitkomsten
ten Haaglanden Katwijk Gemeente Katwijk Rijnsburg Gemeente Oegstgeest Leiden Gemeente Leiden Leiderdorp Wassenaar A44 Gemeente Leiderdorp Gemeente Wassenaar N44 Gemeente Voorschoten Voorschoten Gemeente
Nadere informatieSynergie tussen MIRT projecten: synergie in de directe en indirecte effecten
3 - van den Burghweg 1 2628 CS Delft Postbus 5044 2600 GA Delft T (088) 798 2 222 F (088) 798 2 999 dvsloket@rws.nl http://www.rijkswaterstaat.nl/ dvs Synergie tussen MIRT projecten: synergie in de directe
Nadere informatie1. Nota van antwoord. Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties.
1. Nota van antwoord Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties. Daarnaast zijn enkele petities/handtekeningenacties gevoerd: Petitie Voordorp 975 handtekeningen Petitie NMU meer dan 19.000
Nadere informatieDe KBA Planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere. Vergeleken en Verklaard
Advies, project en interim management met inhoud De KBA Planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere Vergeleken en Verklaard In opdracht van Rijkswaterstaat Noord-Holland & IJsselmeergebied 20 maart 2006 Syconomy
Nadere informatie3. De bereikbaarheidsindicator
3. De bereikbaarheidsindicator Achtergrond Het begrip bereikbaarheid leidt nogal eens tot verwarring. Dit komt doordat onderzoekers, beleidsambtenaren en politici het begrip vanuit verschillende invalshoeken
Nadere informatieAanbod, gebruik en reistijdverlies hoofdwegennet,
Indicator 6 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Tussen 2000 en 2017 is het
Nadere informatieMKBA RRAAM. Maatschappelijke kosten-batenanalyse Rijk-regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer
MKBA RRAAM Maatschappelijke kosten-batenanalyse Rijk-regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer Deze uitgave toont de resultaten van de maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA) voor het Rijk-regioprogramma
Nadere informatie&\toirly Dat.ontv.: 2 4 DEC 2015
PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL Reg.nr. &\toirly Dat.ontv.: 2 4 DEC 2015 Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overljssel.nl Provinciale
Nadere informatieWeguitbreiding Schiphol-Amsterdam- Almere (SAA) A1/A6 Diemen Almere Havendreef. Voorzitter: Albert Jan Schiphorst 23 oktober 2014 Almere
Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam- Almere (SAA) A1/A6 Diemen Almere Havendreef Voorzitter: Albert Jan Schiphorst 23 oktober 2014 Almere Introductie Aanwezige organisaties: Bouwcombinatie SAAone Provincie
Nadere informatieIn voorliggend addendum op het rapport MKBA Feyenoord City staan de resultaten hiervan beschreven.
Notitie Aan Gemeente Rotterdam Van Edgar Wever, Peter Berkhout Datum 7 maart 2017 Onderwerp Addendum MKBA Feyenoord City Eind 2016 is de MKBA Feyenoord City verschenen (Twynstra Gudde en Rigo Research
Nadere informatieMinisteries van Infrastructuur en Milieu, Financiën en Economische Zaken
CPB/PBL Notitie Aan: Ministeries van Infrastructuur en Milieu, Financiën en Economische Zaken Datum: 13 april 2015 Betreft: Maatschappelijke Kosten en Baten Prijsbeleid Personenauto s Centraal Planbureau
Nadere informatieMaatschappelijke kosten-batenanalyse verbetering bereikbaarheid Den Haag. Extra verbinding Centrale Zone Rijkswegennet.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse verbetering bereikbaarheid Den Haag Extra verbinding Centrale Zone Rijkswegennet Eindrapportage Opgesteld in opdracht van: Stadsgewest Haaglanden 21 december 2006 Opgesteld
Nadere informatie