Kennismakingsspelletjes

Transcriptie

1 Kennismakingsspelletjes Duur : 30 minuten Ontwikkelingsgebied : Taalontwikkeling Spelontwikkeling Sociaal-emotionele ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Doelgroep : 4-12 jaar Locatie : Binnenruimte Grasveld Speelplaats Materialen checklist Indien van toepassing: zie spel Uitleg activiteit SPINNENWEB-SPEL Alle deelnemers staan in een kring. Eén deelnemer heeft een bol wol in zijn handen, en draait hiervan het uiteinde goed om zijn handen. Deze deelnemer noemt zijn naam en zegt: Ik ben en ik gooi de spin naar De deelnemer noemt een naam en gooit dan de bol wol naar die desbetreffende deelnemer. (Het begin van de wol blijft dus om de handen van de beginner zitten!) Die deelnemer vangt de bol op en draait de wol ook een keer om zijn handen. Dan gooit de deelnemer de bol weer naar een volgende deelnemer. Als alle deelnemers geweest zijn is er een heel spinnenweb gemaakt van de bol wol tussen de deelnemers. Als dit allemaal is gelukt, herhaal je het werpen in tegengestelde richting. De draad wordt zo weer opgerold. Zou het lukken de naam te noemen naar wie de deelnemers de draad toewerpen? Variatie: Tijdens het oprollen kan een ieder iets over zichzelf vertellen, nogmaals zijn naam noemen, vertellen over zijn woonplaats, broertjes en/of zusjes, school, ouders, interesses etc. [ ] bol wol NAMEN-BEWEGINGS-SPEL Iedereen staat in de kring. Jij begint met het roepen van je eigen naam. Daarbij maak jij een bepaalde beweging, zoals bijvoorbeeld een buiging. De volgende in de kring (met de klok mee) noemt ook zijn naam en maakt hierbij een andere beweging. Zo gaat de hele kring rond. Hierna ga je weer de kring rond, maar moet je steeds de namen en bewegingen van de vorige deelnemers opnoemen en voordoen. Dus de eerste deelnemer in de kring doet alleen zijn eigen naam en beweging, maar de laatste in de kring moet alle voorgaande namen

2 en bewegingen doen. DE NAAM LATEN HOREN De deelnemers staan samen in de kring en kijken elkaar aan. Om de beurt noemt iedereen zijn naam en doet dit in verschillende emoties (verdrietig, vrolijk, bang, verlegen). Dit mogen ze zelf kiezen of jij bepaalt die ronde per ronde. NAMENUITLEG Vertel een verhaal over jouw naam. Waar komt je naam vandaan en wat is de achtergrond van je naam? De deelnemers moeten zeggen of het verhaal fictief of non-fictief is. Dan is een deelnemer uit de groep aan de beurt. REBUSNAAM Geef iedereen een stuk papier. Hierop mag iedereen in rebusvorm zijn eigen naam tekenen. NAMEN NOEMEN De deelnemers zitten in een kring op een stoel. Jij noemt dan een naam, bijvoorbeeld Piet. De deelnemer die rechts van Piet zit moet nu zo snel mogelijk rechtop gaan staan en mag weer gaan zitten wanneer jij een andere naam noemt. Zodra de groep is ingespeeld, maak je het moeilijker: Nu worden er twee namen genoemd. Bijvoorbeeld Vanaf Piet tot aan Sandra opstaan. Let op: de eerste naam is belangrijk. Diegene blijft zitten en zet de volgende actie in gang. Als een verkeerde deelnemer opstaat of een deelnemer niet opstaat, krijgt diegene een strafpunt. Wie haalt de minste strafpunten? KRANTENMEPPERTJE De deelnemers zitten op stoelen in een kring. Eén deelnemer staat in het midden van de kring met een opgerolde krant. Dan begin jij met het noemen van een naam van een deelnemer, bijvoorbeeld: Truus. Truus moet dan heel snel de naam van een andere deelnemer noemen bijvoorbeeld: Jan. Nu moet Jan weer heel snel een naam van een andere deelnemer noemen enz. De deelnemer, die in het midden staat moet proberen Truus met de krantenrol aan te tikken, voordat zij een andere naam heeft gezegd. Als Truus een naam heeft gezegd, voordat de deelnemer in het midden haar getikt heeft, dan moet de deelnemer in het midden de andere deelnemer gaan tikken, die Truus genoemd heeft enz. Als de deelnemer te laat is met een nieuwe naam en dus getikt wordt, is hij af en mag deze deelnemer in het midden gaan staan en met de krant tikken. [ ] opgerolde krant AMERIKAANS LIFTEN

3 De deelnemers zitten in een kring op een stoel. Kies iemand, die begint met het spel. Op teken van deze deelnemer gaan alle handen in de lucht, dan slaat iedereen op de knieën, klapt in de handen en knipt met de vingers om beurten boven de linker en rechter schouder. Bij het knippen in de vingers links, roept nummer 1 zijn eigen naam en bij het knippen rechts over de schouder roept hij de naam van iemand in de kring. Die neemt de beurt over. De groep slaat weer op de knieën en klapt in de handen, allen knippen links, terwijl degene zijn naam noemt, allen knippen rechts, terwijl degene nu een andere naam noemt. Zo gaat verder. Wie het ritme verstoort, of de verkeerde handeling uitvoert, moet uit de kring stappen en is af. HET VRAAGSPEL Splits de groep in tweetallen. Elk tweetal mag vier minuten lang aan elkaar vragen stellen over hobby's, afkomst, leeftijd, naam, familie, etc. Na vier minuten mogen er geen vragen meer worden gesteld. Iedereen krijgt dan een vel papier en een stift. Jij stelt nu een aantal vragen en iedere deelnemer moet de antwoorden over zijn partner opschrijven, dit zonder te vragen of te kijken. Als iedereen het antwoord heeft opgeschreven, controleren de partners elkaars antwoord. Is het antwoord goed, dan krijg de deelnemer die het juiste antwoord gaf een punt. Als je een aantal vragen hebt gesteld gaat iedereen een andere partner zoeken en kun je het spel opnieuw spelen. Zo doe je het in totaal vijf keer. Aan het eind gaat iedereen staan. Jij gaat dan vragen wie één vraag goed heeft. Iedereen die één of meer vragen goed heeft, blijft staan, iemand, die geen vragen goed heeft, gaat zitten. Zo ga je door, diegenen die de meeste vragen goed hebben, blijven dus het langste staan en zijn winnaars. WIE BEN IK? Iedere deelnemer krijgt een kaartje op zijn rug gehangen, met daarop de naam van een bekend persoon, stripfiguur, of popband. De deelnemers bewegen zich vrij in de ruimte en het is de bedoeling dat de deelnemers door middel van vragen stellen aan andere deelnemers erachter komen wat er op hun kaartje staat. Men mag alleen vragen stellen waarop met "ja" of "nee" kan worden geantwoord. Elke deelnemer kiest iemand uit de groep en stelt zijn vraag. Krijgt hij op de vraag een nee te horen, dan moet hij een andere deelnemer opzoeken om vragen aan te stellen. Bij ja, mag de deelnemer door blijven vragen. Het accent van dit spel ligt duidelijk op kennismaking. Vandaar ook dat de deelnemer na een nee-antwoord op zoek moeten gaan naar een andere deelnemer. Wie raadt het snelst wie of wat er achter op zijn rug staat? [ ] plakband/veiligheidsspeldjes MIKMAK Je begint met een kennismakingsrondje waarbij iedereen twee keer zijn naam noemt. Vervolgens krijgt een

4 deelnemer als eerste de beurt om een vraag aan iemand anders te stellen. Deze deelnemer moet bij naam genoemd worden. Degene die antwoord moet geven mag geen 'ja' en 'nee' zeggen en mag ook niet wijzen. Doet hij dat echter wel dan krijgt hij een MikMak een stip met schmink op zijn gezicht. Daarna stelt diegene een vraag aan een andere deelnemer uit de groep. Om de tien minuten wordt er gewisseld. Het is ook leuk om voor een vraag het woord 'MikMak' te laten zeggen. Vergeet de deelnemer dit dan krijgt diegene ook een stip met schmink. [ ] schmink [ ] water [ ] kwast/sponsje IK LEG EEN EI VOOR De deelnemers staan in een kring, de armen ingehaakt. Een deelnemer gaat hangen aan de armen van de buren en zegt: "Ik ben kippetje (eigen naam), ik lig op stok en ik leg een ei voor kippetje. De gekozen deelnemer gaat op zijn beurt hangen en legt een ei voor een ander. GEHEIMAGENT Verdeel de groep in twee teams, ze plaatsen zich met de rug naar elkaar (min. 3m van elkaar). Jij neemt van elk team één deelnemer (ze mogen elkaar niet zien) en deze gaan met de rug naar elkaar in het midden staan. De anderen mogen zich omdraaien. Door tekenen en schijnbewegingen te maken moeten de teams hun teamgenoot duidelijk maken, wie er uit het andere team achter hem staat. Nadat één van de twee werd geraden, begint het spel opnieuw. HANDEN VOELEN Verdeel de deelnemers in twee gelijke groepen. Een groep vormt een cirkel, met de gezichten naar buiten en de ogen geblinddoekt. De andere deelnemers kiezen een partner en laten hun handen voelen. Na een tijdje laten ze de handen los en de buitenste deelnemers geven hun handen willekeurig aan diegenen met verbonden ogen. Wie voelt als eerste de handen van zijn partner? [ ] blinddoeken (theedoeken) IK DRAAI ROND Iedere deelnemer krijgt een blaadje waar de naam van een andere deelnemer op geschreven staat. De bedoeling is dat iedere deelnemer na jouw startsein drie keer rond de deelnemer op het kaartje loopt. Iedereen heeft dezelfde opdracht, dat maakt het juist zo mogelijk en leuk.

5 IK SPEEL MET DE VOETEN VAN Alle deelnemers zitten op stoelen in een kring. In de kring staat een deelnemer. Die zegt: "Ik speel met de voeten van... ( hier noemt hij 3 namen van deelnemers)." Deze deelnemers moeten dan van plaats verwisselen. De deelnemer in het midden probeert op een van de vrijgekomen stoelen te gaan zitten. Lukt dit, dan is diegene zonder stoel degene, die in het midden gaat staan en het spel begint opnieuw. IK ZIT IN 'T GROEN EN IK HOU VAN De deelnemers zitten in een kring op een stoel. Eén deelnemer staat in het midden. Er is één vrije stoel. De eerste deelnemer links van de vrije stoel gaat op de stoel zitten en zegt: "Ik zit". Er is nu een andere stoel vrijgekomen. De deelnemer links van deze stoel gaat erop zitten en zegt: "In 't groen". Weer komt er een andere stoel vrij. De deelnemer links ervan gaat erop zitten en zegt: "En ik hou van (naam). De genoemde deelnemer gaat op de vrijgekomen stoel zitten. Nu moet de deelnemer in het midden proberen om te gaan zitten op de laatst vrijgekomen stoel voordat de eerste deelnemer links erop gaat zitten en zegt: "Ik zit". Degene die niet kan gaan zitten komt in het midden. KIJK JE GOED De deelnemers gaan in tweetallen tegenover elkaar staan en bekijken elkaar een tijdje. Dan draaien de tweetallen de ruggen naar elkaar toe. Ze veranderen iets aan hun uiterlijk, op jouw sein draaien de tweetallen weer naar elkaar toe en moeten raden wat er aan de ander is veranderd. KIJK JE GOED DEEL 2 De deelnemers gaan in tweetallen tegenover elkaar staan en bekijken elkaar een tijdje. Dan draaien de tweetallen de ruggen naar elkaar toe. Dan stel jij vragen zoals: welke kleur heeft de trui van je partner? Maak na een aantal vragen weer nieuwe tweetallen. TELEFOONTJE De deelnemers staan in een kring en houden elkaars handen vast. Eén deelnemer gaat in het midden staan. Jij kiest nu een deelnemer uit, die gaat telefoneren, bijvoorbeeld Jan. Jan zegt nu welke deelnemer hij gaat bellen, bijvoorbeeld Sam (tussen de beller en de ontvanger moeten minstens 3 deelnemers zitten). Jan gaat nu telefoneren door middel van het knijpen in de hand van zijn buurman (links of rechts van hem). Deze buurman geeft zijn andere buurman ook weer een kneepje in zijn hand enz. Dit gebeurt net zo lang, tot de "telefoon" bij Sam is. De deelnemers proberen het knijpen in de handen zo onopvallend mogelijk te doen, want de deelnemer in het midden let op, waar er in de handen geknepen wordt. Ziet de deelnemer in het midden dit, wijst hij diegene aan. Klopt dit, dan is de deelnemer, die een kneepje gaf nu aan de beurt en mag in het midden gaan staan en bij de volgende ronde raden. (Sam bepaalt dan wie er gebeld gaat worden.) Klopt dit niet, dan gaat het spel gewoon door totdat de "telefoon" Sam bereikt en hij hardop zegt: "Telefoon is aangekomen". Is het kneepje onderweg naar Sam niet gezien, mag Sam bepalen, wie hij gaat bellen en knijpt links of rechts van hem in de hand en de deelnemer in het midden let wederom op en wijst aan, waar dit gezien is. HANG- EN VALSPEL

6 De groep staat in een kring en jij fluistert bij iedereen een woord in en dan leggen de deelnemers de armen bij de buren over de schouders. Vervolgens ga jij een verhaal vertellen, waarin deze woorden voorkomen. Op het moment dat iemand het woord hoort dat is ingefluisterd, dan gaat hij aan zijn buurmannen hangen. Tip! Wil je een hilarisch moment? Fluister dan bij iedereen hetzelfde woord in. HET TREINVERHAAL-SPEL Iedereen gaat achter elkaar staan (zogenaamd in een trein). Jij vertelt nu een verhaal. Vooraf is er afgesproken dat bepaalde woorden een bepaalde beweging voorstellen. Dus bijvoorbeeld bij het horen van het woord "storm" moet de hele groep gaan zitten. Degene die een verkeerde beweging maakt is af.