III De transcendentale benadering

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "III De transcendentale benadering"

Transcriptie

1 III De transcendentale benadering 1 De transcendentale benadering van kennis 1.1 Rationalisme versus empirisme Immanuel Kant ( ) heeft lange tijd in de Wolffiaanse traditie gewerkt. Het is vooral Hume's aanval op causaliteit die hem uit deze 'dogmatische sluimer' wekt: als het concept 'causaliteit' nl. onhoudbaar is, is de hele natuurwetenschap onhoudbaar, aangezien die erop is gebaseerd. Elf jaar lang denkt Kant hierover na en poogt hij empirisme en rationalisme te verzoenen. Het resultaat van dit denkproces bestaat uit de drie hoofdwerken die hij vanaf 1781 publiceert en die als een scharnier fungeren tussen de opkomst van de moderne filosofie in de 17de eeuw en de hedendaagse filosofie: in 1781 de Kritik der reinen Vernunft, die handelt over de mogelijkheid van wetenschappelijk kennen; 1 in 1788 volgt de Kritik der praktischen Vernunft, zijn ethisch hoofdwerk en in 1790 de Kritik der Urteilskraft, dé belangrijkste publicatie in de geschiedenis van de esthetica. De drie kritieken houden zich respectievelijk bezig met de vragen: wat kunnen wij weten, wat moeten we doen en hoe moeten we onze houding t.a.v. de dingen bepalen? Voor het thema van dit boek zijn vooral de eerste en laatste van belang. Descartes fundeerde, in eerste instantie althans, objectieve kennis op de zekerheid van onze kennis van het denkende ik. Met zijn stelling dat mentale toestanden zeker en onmiddellijk kenbaar zijn, doelde hij op het vermeende ervaringsgegeven dat in de mentale sfeer 'zijn' en 'verschijnen' samenvallen. Het is uitsluitend in de objectieve sfeer dat iets in de realiteit op een andere manier kan bestaan dan die waarop het aan ons 'verschijnt'. En dat is ook waarom we de wereld 'objectief' noemen; omdat hij anders kan zijn dan hij zich aan ons voordoet. Maar kunnen wij de wereld dan wel Rob van Gerwen, 1992

2 De transcendentale benadering kennen? Kant zoekt in de Kritik der reinen Vernunft een antwoord op deze vraag naar de mogelijkheid van objectieve kennis. Maar 'objectiviteit' betekent voor Kant tweeërlei: in een brede zin slaat deze term op de waarheid van uitspraken, in strikte zin betreft ze de relatie tussen die uitspraken en de werkelijkheid zoals hij op zichzelf zou bestaan (het 'Ding an sich'). Welnu, Kant zoekt in de eerste afdeling van de transcendentale logica, de analytica, een legitimatie voor de objectiviteit van onze kennis in de eerste zin, d.w.z. hij onderzoekt waarom het menselijk denken eigenlijk op voorwerpen betrokken is. Van uitspraken over de werkelijkheid zoals deze (op zichzelf, 'an sich') is (objectiviteit in de tweede zin), betoogt hij in de tweede afdeling, de dialectiek, dat die onmogelijk zijn. Zoals we al gezien hebben, kunnen we volgens de rationalist Leibniz objectieve kennis van de werkelijkheid hebben los van enig subjectief standpunt, terwijl dit volgens de empirist Hume volstrekt onmogelijk is. Volgens Hume is nl. het enige bewijs dat er werkelijk iets buiten mijn ervaring bestaat, mijn eigen ervaring, en dit heeft tot gevolg dat we in wezen niet gelegitimeerd zijn om objectiviteitsaanspraken te doen. Volgens Kant is de discussie tussen deze beide tradities niet grondig genoeg. Hij gaat er in de Kritik der reinen Vernunft vanuit dat beide tradities dezélfde onjuiste vooronderstelling huldigen, nl. dat de kennis in onze geest los staat van de werkelijkheid en daarop moet zien te passen. Kants 'Copernicaanse wending' bestaat erin, dat niet onze kennis zich aan de werkelijkheid moet aanpassen, maar dat het verschijnen van de werkelijkheid inhoudt dat deze zich aan ons kennen heeft aangepast. We hebben gezien dat volgens Leibniz alle kennis verkregen zou moeten kunnen worden door analyse uit de volledige individuele concepten in God. Daarom zou idealiter alle kennis aan de ervaring vooraf moeten kunnen gaan, d.w.z. a priori zijn. Volgens Hume moet al onze kennis juist wel uit de ervaring stammen en wordt ze door gewoonte en gewenning geassocieerd tot wetmatigheden: alleen a posteriori kennis is feitelijke kennis en geeft informatie over de werkelijkheid. Als de rationalist Leibniz gelijk heeft, bestaat er alleen a priori analytische kennis. Als de empiristen gelijk hebben, dan kunnen er geen informatieve a priori waarheden bestaan. Kant signaleert echter waarheden die ondanks dat ze aan de ervaring vooraf gaan toch informatief zijn, bij voorbeeld wiskundige waarheden en uitspraken als 'iedere gebeurtenis heeft een oorzaak', 'de wereld bestaat uit objecten die onafhankelijk van mij bestaan', 'alle objecten die we kunnen ontdekken, bestaan in ruimte en tijd'. Zulke 57

3 Kennis in schoonheid uitspraken achten we noodzakelijk en universeel geldend, en dat zijn aanspraken die nodig zijn voor objectieve waarheid. Volgens Kant is dan ook niet alle a priori kennis analytisch, zoals zijn voorgangers meenden. A priori waarheden kunnen zowel analytisch als synthetisch zijn. Maar als een a priori waarheid synthetisch (informatief) is, deelt het predikaat van zo'n ware uitspraak iets mee wat nog niet in het subject ervan vervat was. Hoe kan zulke kennis aan onze ervaring voorafgaan? Hoe is synthetische a priori kennis mogelijk? In de Kritik der reinen Vernunft onderzoekt Kant deze problematiek rond de a priori synthetische voorwaarden van onze kennis. 1.2 De transcendentale legitimatie van kennis De a priorivormen van de zintuiglijkheid Kant gaat er hierbij vanuit dat onze kennis twee stammen heeft: de zintuiglijkheid, waardoor het voorwerp gegeven is, en het verstand, waardoor het gedacht wordt. De eerste levert de 'Anschauungen' (soms vertaald met 'intuïties', maar omdat deze term in dit boek in zijn alledaagse betekenis gebruikt wordt, hier met 'aanschouwingen' vertaald, bedoeld als een technische term), de zintuiglijke gegevens. De tweede levert de begrippen, waarmee we de aanschouwingen bepalen. De zintuiglijkheid is het receptieve vermogen van onze geest om door voorwerpen aangedaan te worden, en is passief. Deze aandoeningen noemen we gewaarwordingen; ze zijn het resultaat van de werking van de voorwerpen en vormen de materie van de zintuiglijkheid. Het verstand als bron van de begrippen is echter een actief vermogen. 2 Volgens Kant is er hier sprake van twee niet tot elkaar te reduceren 'vermogens', die alleen in samenwerking kennis opleveren: "Ohne Sinnlichkeit würde uns kein Gegenstand gegeben, und ohne Verstand keiner gedacht werden. Gedanken ohne Inhalt sind leer, Anschauungen ohne Begriffe sind blind." (KrV B75). Wanneer ons inwendig zintuig (de receptiviteit van het gemoed) wordt aangedaan door een voorwerp, kunnen we die aandoening zelf niet waarnemen zoals we iets buiten ons waarnemen, want ze vindt op een niet-ruimtelijke manier in ons gemoed plaats; wat we er wel van opmerken, is dat ze in tijd geordend is: sommige aspecten ervan vinden eerder plaats dan andere, en sommige gelijktijdig. Wanneer 58

4 De transcendentale benadering de aandoening uit onze uitwendige zintuigen stamt (en ook dan worden we haar in het inwendig zintuig gewaar), nemen we haar tevens waar als in ruimte geordend. De manier waarop ons gemoed aangedaan wordt, deze aanschouwing, is daarom altijd al in tijd en in geval van de uitwendige zintuigen ruimte geordend: we kunnen niet anders gewaarworden dan in ruimte en tijd. De term 'aanschouwing' betreft gewaarwordingen voor zover deze in ruimte en tijd geordend zijn. Welnu, de aanschouwing van een bepaalde volgorde van aandoeningen heeft een empirisch én een zuiver aspect: empirisch, a posteriori is een specifieke invulling, dat iets met zus of zo'n omvang zich in die en die richting beweegt, d.w.z. eerst hier dan daar is, enz. Wat het is dat we zo zien is nog niet door begrippen bepaald: het is slechts de manier waarop voorwerpen aan ons verschijnen. Zuiver, a priori, is alleen al het gegeven dát er sprake is van een tijd-ruimtelijke ordening. Tijd en ruimte zijn volgens Kant de a priori vormen van de aanschouwing, 'reine Anschauungsformen'. Tijd en ruimte zijn volgens Kant vormen en geen begrippen. Je kunt 'ruimte' bij voorbeeld niet aftrekken van uitwendige ervaringen, want dan houd je niets over; het is ook geen discursief algemeen begrip waarmee je verhoudingen tussen dingen kunt uitdrukken, maar het is zelf iets waar we een aanschouwing van hebben. Een begrip is iets waar je een oneindige hoeveelheid instanties onder kunt denken, maar 'ruimte' bevat al haar instanties. (KrV B38 e.v.). Ruimte is empirisch reëel, aangezien ze in iedere empirische ervaring vervat is, maar transcendentaal ideëel, voor iedere ervaring voorondersteld en deze mogelijk makend. (KrV B44). Kants argumentatie met betrekking tot tijd verloopt analoog. Ruimte en tijd zijn de vormen van onze waarneming, de gewaarwordingen zijn er de materie van. Ruimte en tijd zijn de zuivere Anschauung, de gewaarwordingen vormen het empirische gedeelte, d.w.z. datgene wat niet a priori gekend kan worden, maar onze kennis empirisch maakt, dat waardoor voorwerpen gegeven worden De a priori begrippen van het verstand We moeten de zintuiglijke ervaring van een voorwerp nadrukkelijk onderscheiden van de kennis daarvan. Het gewaarworden van iets gegevens verschaft ons immers nog geen kennis. In kennis worden gewaarwordingen niet eenvoudig afgebeeld, maar verwerkt. De on- 59

5 Kennis in schoonheid bepaalde hoewel in ruimte en tijd gevormde zintuiglijke veelvoud wordt door het denken bepaald. De regels van bepaling en synthese van de zintuiglijke veelvoud liggen niet in die gewaarwordingen zelf, maar in de begrippen en die komen voort uit de spontane activiteit van het verstand. De empirische begrippen waarmee we onze aanschouwingen bepalen zijn geschikt voor dit doel dankzij het feit dat het verstand ze heeft voortgebracht op grond van de eenheid van ervaringen. Ook bij het verstand is er sprake van a priori elementen, nl. de verstandscategorieën, begrippen die het verstand vooraf aan iedere empirische ervaring al bezit en die op de verschijnselen toegepast worden om deze tot objecten (en hun verbanden) te ordenen: het zijn de vormen van ons denken. 3 Ze vormen de a priori, strikt intellectuele synthese van de zintuiglijke veelvoud: de mogelijkheid van bepaling van ervaring. Ze bestaan niet slechts naast empirische begrippen zoals 'stoel', maar zijn daar de transcendentale voorwaarden voor. In een transcendentale deductie legitimeert Kant deze categorieën, door aan te tonen dat zij, hoewel ze het produkt van de spontaniteit van het verstand zijn en dus subjectief, niettemin voor de constitutie van alle voorwerpen van onze ervaring onontbeerlijk zijn, en daarom objectief geldig. 4 Hij verstaat hierbij onder ervaring niet alle empirische ervaringen (ervaring in brede zin), maar een beperkte klasse daarvan (ervaring in strikte zin), die duidelijk onderscheiden moet worden van een andere klasse, nl. die der waarnemingsoordelen. Een gewoon waarnemingsoordeel ('nu ik dit object draag, voel ik een bepaalde druk') bevat slechts de logische verbinding van twee waarnemingen. De verhouding tussen subject ('lichaam') en predikaat ('zwaar') wordt hier niet opgebouwd volgens zuivere verstandswetten, maar volgens empirische wetten van associatie (vgl. Hume's 'gewoonte'). (KrV B152). Deze verbinding is slechts feitelijk, toevallig, niet objectief noodzakelijk. Zulke waarnemingsoordelen zijn in het beste geval op een relatieve manier algemeen, niet op een absolute. Ze zijn nl. afhankelijk van de empirische condities van het subject, en zijn daarom alleen subjectief geldig. Ervaringsoordelen in strikte zin leggen evenwel een verband tussen een onderwerp en een predikaat volgens een categorie. In 'dit voorwerp is zwaar' wordt het gewicht als eigenschap (accidens) van het ding (substantie) beschouwd. 5 'Accidens' (eigenschap) en 'substantie' (dat wat eigenschappen bezit) zijn twee van de twaalf categorieën, waartoe ook causaliteit, mogelijkheid en noodzakelijkheid behoren. Het zijn zuivere begrippen, met behulp waarvan wij aan- 60

6 De transcendentale benadering schouwingen in onze ervaring tot objecten (en hun verbanden) kunnen ordenen. Het is om die reden dat zulke oordelen objectief geldig zijn. Zo'n verbinding van begrippen volgt uit de ervaring, maar is gelegitimeerd door het verband tussen de aanschouwingen daarin zoals dat gelegd wordt m.b.v. de categorieën. Ze heeft een synthetisch karakter en volgt niet uit de begrippen ('voorwerp' en 'zwaar') zelf (dat zou analytisch zijn). (KrV B11). De overgang tussen subjectieve waarnemingsoordelen en objectieve ervaringsoordelen geschiedt met behulp van de categorieën. Kants betoog toont aan dat we, omdat ons kennen nu eenmaal in termen van de categorieën verloopt, de principes die hun toepassing regelen moeten accepteren. Hierin ligt Kants Copernicaanse wending: zijn voorgangers gingen uit van een externe werkelijkheid en vroegen zich af hoe onze kenvermogens daar greep op konden krijgen, Kant beschouwt juist de kenvermogens als primair en leidt vervolgens de a priori grenzen van onze kennis van de werkelijkheid af. 'Ervaring' is niet het eenvoudige concept dat Hume ervoor aanzag toen hij onze kennis erop fundeerde. Ervaring bevat intellectuele structuur. Ze is al georganiseerd in tijd en ruimte (omdat onze zintuiglijke gegevens nu eenmaal zo geordend tot ons komen) en d.m.v. de categorieën oorzaak, substantie, enz. Onze optiek is inherent aan onze visie op een objectieve wereld. Maar deze legitimatie van ons kennen is nog niet af: wie of wat is het subject dat de betreffende ordeningen, syntheses uitvoert, en: we weten nu dat onze kennis vanwege de vormen van onze kenvermogens bepaalde grenzen heeft, maar hoe weten we of ze ook daadwerkelijk ergens over gaat? Laten we bij de eerste vraag beginnen: Kant noemt dit subject: de transcendentale apperceptie De transcendentale eenheid van de apperceptie Het gebruik van de categorieën veronderstelt een zelfbewustzijn, de transcendentale eenheid van apperceptie. Kant bedoelt hiermee dat het subject van iedere ervaring kan zeggen 'die is van mij'. De eenheid van de apperceptie, het zelfbewustzijn bestaat uit het "'ik denk' dat al mijn voorstellingen moet kunnen begeleiden." (KrV B131-32). Deze eenheid is transcendentaal omdat ze van geen enkele empirische ervaring afgeleid kan worden. Ik kan bij voorbeeld niet betogen dat 'deze pijn' een bepaalde kwaliteit heeft en 'deze gedachte' ook, en daaruit vervolgens afleiden dat ze daarom allebei van mij 61

7 Kennis in schoonheid zijn, want waarom zou mijn zelf dan niet steeds anders zijn, waarom zou het niet met de gewaarwordingen van verschillende pijnen, kleuren en vormen mee veranderen? Nee, deze eenheid van het bewustzijn gaat aan alle gegevens van de aanschouwing vooraf. (KrV B134). Wie deze eenheid betwijfelt, kan onmogelijk nog langer betekenis zien in zo'n twijfel zelf: want wat is het dan dat twijfelt? 6 Als het 'ik denk' al mijn voorstellingen moet kunnen begeleiden, dan ook de voorstelling die ik heb van mijzelf als de totaliteit van mijn voorstellingen: mijn zelfbewustzijn. Wat is het verschil tussen enerzijds een voorstelling hebben van je bewustzijn en anderzijds het bewustzijn zijn, dat die voorstelling tot een eenheid brengt? Het 'ik denk' dat voor de toepassing van de categorieën verondersteld moet worden, lijkt naar enig conceptueel besef van de eenheid van bewustzijn te verwijzen. 7 Maar dit zelfbewustzijn dat Kant met de term 'transcendentale apperceptie' aanduidt, is juist niet conceptueel en moet dus onderscheiden worden van het zelfbewustzijn dat we middels introspectieve ervaring hebben. Essentieel in Kants karakterisering van de 'transcendentale apperceptie' is dus het 'kunnen' van het "'ik denk' dat al mijn voorstellingen moet kunnen begeleiden". Kant maakt een onderscheid tussen een (mogelijk conceptueel) introspectief besef van het zelfbewustzijn en de ervaring daarvan, maar voor beide hanteert hij de term 'zelfbewustzijn'. Op deze dubbelzinnigheid van 'zelfbewustzijn' zal ik nu nader ingaan, vanwege de belangrijke rol die het zelfbewustzijn in de transcendentale benadering van de esthetica zal blijken te spelen Zintuiglijkheid, zelfbewustzijn en introspectie Kant vat zintuiglijkheid op als receptiviteit, als het vermogen om aangedaan te worden door voorwerpen in de werkelijkheid buiten ons en deze aandoeningen als voorstellingen aan het gemoed voor te leggen. (KrV B33). Dit moeten we niet in termen van 'causaliteit' opvatten. Iets werkelijks geldt weliswaar als de grond voor onze gewaarwordingen, maar dit betekent niet dat dit de voorstellingen in onze geest 'veroorzaakt' en dat het via deze oorzakelijkheid is dat we iets waarnemen: de categorie 'causaliteit' helpt ons niet om te begrijpen hoe het ding zelf ons aandoet. 9 We moeten hierbij uitwendige van inwendige zintuiglijkheid onderscheiden. Het uitwendig zintuig levert ons de typische aanschouwingen die door de activiteit van het verstand m.b.v. de cate- 62

8 De transcendentale benadering gorieën tot objecten gesynthetiseerd worden. Het inwendig zintuig is niet gericht op wat er in ons is; nee, het is onze gevoeligheid voor zover ze door het uitwendig zintuig en het intellect aangedaan kan worden. Het 'inwendig' slaat niet op het voorwerp van dat zintuig (het inwendige); het beduidt veeleer de richting van waaruit de aandoening komt (nl. van binnenuit): de zintuiglijke veelvoud wordt immers in het gemoed door de categorieën en begrippen van het verstand bepaald. Inwendig is dit zintuig dus alleen in een transcendentale zin. En het is een zintuig voor zover het aangedaan kan worden. 10 Het intellect vindt in het inwendig zintuig slechts een volgorde, en brengt daar een verdere ordening in aan door het met categorieën en begrippen aan te doen. (KrV 24). Van empirische zelf-affectie ('zelf-aandoening') is sprake wanneer het zelf zich bewust wordt van zijn eigen ken-activiteiten. 11 Bij de gangbare synthese van de zintuiglijke veelvoud tot objecten werkt de zelf-affectie alleen in een transcendentale zin, als een a priori act. Wat beide vormen van zelf-affectie gemeen hebben is het gegeven dat ze intern zijn: het affecterende zowel als het geaffecteerde valt binnen hetzelfde subject. 12 Kant beschouwt de introspectieve aandacht voor de voorstellingen van het eigen zelf als een vorm van zelf-affectie, maar dan wel een empirische, aangezien het verstand de a posteriori gegeven zintuiglijke veelvoud bepaalt. Zowel in zo'n empirische zelf-affectie als in de transcendentale, besteden we aandacht aan de veelvoud die in het bewustzijn aanwezig is door deze nader te bepalen. 13 In empirisch zelfbewustzijn verandert mijn aandacht voor mijn mentale voorstellingen het karakter hiervan door ze tot objecten te maken. Maar in zijn typerende transcendentale functie is het inwendig zintuig niet gericht op wat er in ons is, maar is het onze gevoeligheid (receptiviteit) voor de aanschouwingen en het intellect. Transcendentaal is het inwendig zintuig voor zover het door voorwerpen aangedaan wordt die in synthetische acten (van de verbeelding en het verstand) bepaald worden; het is empirisch in het bijzondere geval wanneer het mentale zelf het voorwerp van kennis is: de introspectie. 14 De inhouden van de inwendige waarneming zijn dus doorgaans de voorstellingen die van de uitwendige zintuigen stammen. Normaliter thematiseren we deze al dan niet geordende aanschouwingen niet als inhouden van ons inwendig zintuig, maar als datgene wat we 'buiten' ons zien. We zien de tafel met het boek erop, en niet de zintuiglijke gegevens die we in ons hoofd zouden hebben. Ook al moeten de gegevens van deze objectieve situatie op een of andere manier onze geest hebben aangedaan, toch 63

9 Kennis in schoonheid beschouwen we die 'manier' zelf doorgaans niet. Zoiets 'tegennatuurlijks' doen we alleen in de zogenaamde introspectie, de manier waarop het inwendig zintuig wordt aangedaan door eigen activiteit, nl. door een voorstelling van zichzelf aan het eigen gemoed voor te leggen. Het voorwerp van introspectie is dan ook evenzeer een verschijning als de voorstelling die ons door de externe zintuigen wordt aangeboden. En dit geldt nu juist niet voor het inwendig zintuig in zijn transcendentale zin: als passieve receptiviteit is het slechts een ongethematiseerd 'doorgeefluik'. In beide gevallen moet het inwendig zintuig echter onderscheiden worden van de transcendentale eenheid van de apperceptie, die de synthesen van de respectieve gegevens pas mogelijk maakt. Inwendige ervaring veronderstelt dus normaliter uitwendige ervaring, want die is het immers die ons inwendig zintuig tot de produktie van voorstellingen aanzet. Het is die uitwendige ervaring die onmiddellijk is, niet de aandoeningen van ons gemoed door die uitwendige ervaring, laat staan de reflectie daarover in de introspectie. 15 Voor introspectie dienen we ons inwendig zintuig door opmerkzaamheid aan te doen: het subject, als het zich op zichzelf attendeert, 'doet' zichzelf daardoor tegelijk ook 'aan', als gevolg waarvan het gewaarwordingen in zichzelf oproept, d.w.z. voorstellingen in het bewustzijn brengt, die voor zover het de vorm van hun verhoudingen betreft, overeenkomen met de subjectieve toestand van de zintuiglijkheid De objectiviteit van onze kennis Het empirische zelf de persoon is een duurzame entiteit in de wereld. Dit betekent dat alleen het geestelijke zelf de 'ik' van het inwendig zintuig kan zijn. De duur van de ziel veronderstelt een verbinding van de ziel met het lichaam dat gelijktijdig met andere lichamen bestaat. De gewaarwording van het voort-durende bestaan van het een of andere object impliceert niet dat ook de voorstelling ín die gewaarwording voortdurend bestaat. We nemen de permanentie van een object als volgt waar: we zien sommige delen ervan gelijktijdig en koppelen die waarneming aan een herinnering en controleren het nog eens een keer, merken op dat het object gelijk gebleven is en dus substantieel is. Dit betekent dat het percipiërende van de waarnemende apperceptie het menselijk lichaam is, aangezien alleen hiervan gezegd kan worden dat het gelijktijdig met andere objecten in de wereld bestaat. Van voorstellingen kun je niet 64

10 De transcendentale benadering zeggen dat ze gelijktijdig met objecten in de wereld bestaan. 17 Of, in andere woorden: je kunt ervaring alleen identificeren als in tijd bestaand en moet het dus aan een in tijd bestaand subject toeschrijven. Maar voortbestaan veronderstelt substantialiteit, en dus causaliteit. Anders was er geen verschil tussen echte voortduring en een discontinue opeenvolging van momenten. Als ik dus bewust kan zijn van ervaringen, dan behoor ik tot een wereld waarin de categorieën substantie en causaliteit werkzaam zijn, want ze zijn werkzaam bij mij. Een voorwaarde voor zelfbewustzijn is dus het bestaan van precies die objectieve ordening die mijn ervaring mij suggereert. De bepaling van mijn bestaan in tijd hangt af van de ordening van ruimtelijke objecten. Volgens Kant is hiermee het bestaan van een objectieve werkelijkheid bewezen. Maar uit het gegeven dat de gewaarwording die ik van mijzelf heb afhangt van mijn gewaarwording van substanties buiten mij, d.w.z. van objecten die in tijd voortbestaan, laat zich niet afleiden dat die objecten ook werkelijk bestaan, d.w.z. los van onze waarneming ervan. Daar hoeven we ons in dit verband niet verder mee bezig te houden. Voor ons is slechts van belang van wélke epistemologie Kants esthetica uitgaat, niet of zij afdoende is. In zijn aanval op Hume's scepticisme over causaliteit betoogt Kant dat de relatie tussen oorzaak en gevolg de voorwaarde is voor de objectieve geldigheid van onze empirische oordelen. (KrV B247). De principes van ons denken zijn a priori geldig, maar alleen voor zover de mogelijkheid van ervaring in het geding is. De empiristen zaten ernaast voor zover ze het bestaan van dergelijke a priori principes ontkenden, maar ze hadden wel gelijk in hun nadruk op het gegeven dat ons perspectief een onderdeel van ons kennen vormt. We kunnen de wereld alleen a priori kennen voor zover het voor deze wereld mogelijk is zich te presenteren als een verschijning aan onze optiek. De wereld op zichzelf leren kennen is onmogelijk; en alle pogingen om Leibniz' principe van voldoende reden te bewijzen falen. Niet zo met Kants variant op dat principe, de wet van de causaliteit, de wet dat iedere gebeurtenis in de empirische wereld verbonden is aan oorzaken en gevolgen. Dit is een a priori waarheid, maar ze is alleen toepasbaar op verschijnselen, d.w.z. alleen op zaken die in ruimte en tijd plaatsvinden. De inhouden van de zintuiglijkheid zijn ervoor noodzakelijk. De rede alleen is onvoldoende om de grens van het conceptuele naar het werkelijke te overschrijden: daarmee kom je niet tot wezenlijke waarheden over de wereld. 65

11 Kennis in schoonheid De werkelijkheid op zich De tweede afdeling van de transzendentale Logik, de transzendentale Dialektik, behandelt de pogingen van ons intellect om deze grenzen te overschrijden. Het verstand, ook al is het ons vermogen om tot objectieve kennis te geraken, houdt nl. ook een verleiding tot illusie in. De rede, het andere hogere kenvermogen, maakt in sommige gevallen op een illegitieme wijze aanspraak op kennis; 18 Kant doelt hier op de rationalistische metafysica: rationele psychologie (over de aard van de ziel), cosmologie (over de aard van het universum en onze plaats daarin) en theologie (over het bestaan van God). Al dergelijke pogingen van de rede om zelf tot zinvolle theorieën te komen, leiden volgens Kant tot drogredeneringen, en wel onontkoombaar, want de rede gebruikt de verstandsconcepten nl. zonder hun aanschouwelijke inhoud, terwijl deze nooit transcendentaal gebruikt kunnen worden, alleen maar empirisch, d.w.z. ze kunnen alleen maar toegepast worden op aanschouwingen die ons via de zintuigen bereiken. De rede kán wel legitiem gebruikt worden, maar dan alleen ten bate van het praktisch handelen, en in het uitvoeren van redeneringen. Het praktisch gebruik van de rede leidt evenwel niet tot waarheidsaanspraken en dus niet tot kennis. Dit geldt ook voor het redeneren, het logisch afleiden van premissen, waarbij nl. geen eigen concepten toegevoegd worden; zou de rede nl. wel enig concept aan de premissen toevoegen, dan zou de redenering hierdoor ongeldig worden. Nee, het is alleen de zuivere rede die ons tot illusies verleidt: deze maakt eigensoortige oordelen, op grond, niet van concepten, maar van ideeën, die geen empirische waarheidscondities hebben. We kunnen dit foutief gebruik van de rede moeilijk voorkomen, want het idee dat we een geperspectiveerde blik op de werkelijkheid hebben, roept vanzelf meteen de vraag op naar een perspectiefloos beeld, en welk zou dat moeten zijn? Een van deze dialectische drogredenen betreft het ding zoals het op zichzelf bestaat. Om zicht te krijgen op deze drogreden moeten we bekijken wat Kants transcendentaal idealisme precies inhoudt. Dit is de opvatting dat we alleen van verschijnselen kennis hebben en niet van de dingen zelf. 'Het ding zelf' houdt echter een cruciale dubbelzinnigheid in. Deze dubbelzinnigheid wordt duidelijk aan de hand van de term 'verschijning', die soms intransitief, soms transitief gebruikt wordt. Zijn 'verschijnselen' dingen die hun karakter ontlenen aan het feit dat ze ons verschijnen, of zijn het verschijnin- 66

12 De transcendentale benadering gen 'van' iets anders, wat dan verborgen is voor ons. In het eerste geval kunnen ze waargenomen worden en bevinden ze zich in ruimte en tijd en hebben ze ook causale verbanden met andere verschijningen. Ze hebben precies de eigenschappen die de door ons gekende fysische objecten hebben. In het tweede geval, d.w.z. wanneer je zegt dat een verschijning een verschijning van iets is, doe je een incoherente uitspraak. Want hoe moet je de relatie uitdrukken tussen het ding zelf en de manier waarop het aan ons verschijnt? Het heeft vooral geen zin te beweren dat het ding zelf in een of andere causale relatie met de verschijnselen staat. Welnu, volgens Kants epistemologie moet 'het ding zelf' inderdaad een non-entiteit zijn (de eerste interpretatie): je kunt er immers niets over te weten komen. 2 De transcendentale benadering van esthetica 2.1 De antinomie van de smaak Een transcendentale benadering vertrekt van het bestaan van een bepaald soort oordelen en zoekt uit onder welke voorwaarden die mogelijk zijn. De transcendentale benadering van kennis bracht ons een bepaalde verhouding van denkvormen ingegeven door denkfuncties, of zoals Kant ze noemt, kenvermogens. De vraag is of het smaakoordeel dezelfde verhouding van kenvermogens vooronderstelt of een andere. In het eerste geval vormen smaakoordelen geen aparte klasse van oordelen en is een transcendentale benadering van esthetica overbodig, maar in het tweede geval moet onderzocht worden hoe smaakoordelen mogelijk zijn. Welnu, smaakoordelen lijken inderdaad geen kennisoordelen te zijn, aangezien die objectief zijn, en op grond hiervan universeel geldig en ook empirisch te bewijzen. Wetenschappelijke oordelen en praktische principes kun je ook gerechtvaardigd 'uit de tweede hand' overnemen op grond van andermans autoriteit of redeneringen, maar dat kan niet met esthetische oordelen. Die zijn niet objectief maar zijn gefundeerd op een subjectief gevoel van genoegen (of ongenoegen), dat je zelf moet ervaren bij de beschouwing van het object, je kunt er niet met bewijzen van overtuigd worden. (KU B141). Geen empirische bewijsvoering kan mij van de schoonheid van een theatervoorstelling of muziekstuk overtuigen wanneer ik het niet mooi vind (ook al mag ik 67

13 Kennis in schoonheid me bij veel tegenspraak zorgen gaan maken over mijn positie in mijn sociale omgeving). Evenmin laat zich a priori bewijzen dat mijn smaakoordeel verkeerd is omdat ik bepaalde regels van de kunst niet bij mijn oordeel betrokken zou hebben; zulke regels bestaan er immers niet. Toch hebben smaakoordelen de typische vorm 'dit is mooi' en niet 'ik vind dit mooi'. Eigenlijk vinden we dat iedereen 'dit' mooi moet vinden; er kleeft m.a.w. een zekere universaliteitsaanspraak aan smaakoordelen. In het vorige hoofdstuk is al ingegaan op Hume's empiristische benadering van dit precieze probleem. De transcendentale benadering volgt een andere route. In 57 van de Kritik der Urteilskraft geeft Kant zíjn oplossing voor deze antinomie van de smaak: het smaakoordeel moet op een of ander begrip gefundeerd zijn anders kan men geen aanspraak op universele instemming maken, maar het mag niet uit dit begrip afleidbaar zijn, want anders zouden we een ander van de schoonheid van een object kunnen overtuigen. Het gezochte begrip mag dus geen verstandsbegrip zijn, en dat is ook gemakkelijk in te zien, want het smaakoordeel is nu eenmaal geen kennisoordeel. (zie 2.2.3). Wat dat laatste betreft, en er vanuit gaande dat het smaakoordeel iets uitdrukt over mijn gevoelens t.a.v. een object, zou ik eigenlijk moeten concluderen dat een smaakoordeel alleen mijn privé-mening uitdrukt: "ik vind het mooi, wat anderen ervan vinden interesseert me niet, iedereen heeft zijn eigen smaak." Toch zie ik het object op een manier die ik voor iedereen gepast acht, mijn voorstelling van het object acht ik universeel geldend; volgens mij moet wel degelijk iedereen dit object mooi vinden. Dat kan ik echter alleen menen als er een of ander begrip bij betrokken is, ook al is dit geen begrip waarmee iets gekend wordt. Kant herformuleert de antinomie als volgt: we kunnen over smaak niet twisten als gevolg van het feit dat er geen bepalend begrip bij betrokken is, we kunnen er wel enigszins over twisten omdat er niettemin een begrip bij betrokken is, maar dan wel een onbepaald begrip. (Zie verder 2.2.4). In de nu volgende paragrafen zal ik Kants argumenten voor de transcendentale benadering van de antinomie van de smaak nader uitwerken, uitgaande van de thematiek van 'kennis in schoonheid'. Eerst wordt (in 2.2) de eigenheid van smaakoordelen vastgelegd: vanwege zijn niet-objectiviteit is het geen kenoordeel. Hoe verhoudt het smaakoordeel zich tot andere oordelen die geen kennis uitdrukken, zoals die waarin we te kennen geven ons te vermaken, of die waarin we de goedheid van een object of handeling uitdrukken? Vervolgens (in 2.3) wordt besproken wat er voor smaakoordelen 68

14 De transcendentale benadering voorondersteld moet worden, d.w.z. wat de voorwaarden zijn die de universele aanspraak van smaakoordelen legitimeren. Daarna (in 2.4) ga ik kort in op Kants opvattingen over kunst. 2.2 De eigenheid van het subjectieve smaakoordeel De rol van belangen, begrippen en volkomenheid We worden ons bewust van de schoonheid van een object door een aangenaam gevoel, en wat is dat anders dan een behaaglijke gewaarwording van een bepaalde toestand van onze mentale vermogens. Het oordeel dat we op deze gewaarwording funderen levert ons geen nieuwe kennis op. Om uit te maken of een object mooi is, betrekken we dit nl. niet op een concept, maar op ons eigen gevoel: het schoonheidsoordeel is geen kennisoordeel. We brengen de voorstelling van het object in verband met de betreffende toestand, c.q. activiteiten van de kenvermogens. Volgens Kant zijn er verschillende soorten oordelen waarin we het object op ons gevoelsleven betrekken, maar is er maar één waarbij we het relevante gevoel relateren aan de activiteiten van de kenvermogens. Om dit te verduidelijken, moeten we eerst de rol van 'het belang' nader beschouwen. Een belang definieert Kant als "het welbehagen dat we met de voorstelling van het bestaan van een object verbinden ". 19 M.a.w. als we het prettig vinden wanneer het object zou bestaan, hebben we daar een belang bij. Maar iemand die van mij een smaakoordeel verlangt, zal geen genoegen nemen wanneer ik er blijk van geef belang bij het bestaan van het object te hebben. 20 Zo iemand wil van mij horen of alleen de voorstelling van het object (d.w.z. ongeacht de vraag of het ook werkelijk bestaat of niet) mij al genoegen doet, zuiver in de reflectie of aanschouwing. Ik moet het object als zodanig beoordelen, en niet m.b.t. iets wat met het eigenlijke object niets te maken heeft, zoals mijn belang bij het bestaan ervan. Want als er wel belangen met mijn oordeel gemoeid zijn, ben ik partijdig en is mijn oordeel niet zuiver esthetisch. Het zuivere smaakoordeel moet belangeloos geveld worden. Om dit te verduidelijken kun je smaakoordelen vergelijken met oordelen van aangenaamheid. Het aangename is een door prikkels van de zintuigen bepaald welbehagen. (KU 5). Neem bij voorbeeld oordelen die betrekking hebben op onze smaak in lichamelijke zin. 69

15 Kennis in schoonheid Wie een boterham met pindakaas mooi vindt zal er geen bezwaar tegen hebben wanneer het slechts een plaatje van zo'n boterham is waar hij naar kijkt, maar wie zo'n boterham ook lekker vindt, zal maar al te graag willen dat er een echte voor hem ligt, waar hij in kan bijten. Als gevolg van deze implicatie van belang zal ik bij een aangenaamheids-oordeel dan ook geen universele geldigheid opeisen: het maakt me niet uit of een ander hem ook lekker vindt, ík vind hem lekker. Er is nog een tweede soort welbehagen dat we regelmatig ondervinden en dat met een belang verbonden is, nl. het genoegen dat we beleven wanneer we iets goeds gewaarworden. Iets kan goed zijn 'ergens voor' (en dan is het 'nuttig') of 'op zichzelf', maar ook dan is er een doel bij betrokken. Ook een dergelijk doeleinde gaat altijd samen met een belang in het bestaan van het 'bedoelde'. 21 Ook dit soort oordelen zijn dus geen belangeloze smaakoordelen. 'Goedheidsoordelen' kunnen ook om een andere reden geen smaakoordeel zijn. Spreken over de mate waarin objecten geschikt zijn om tot een doeleinde te geraken, houdt de aanname in van begrippen waarin dat doeleinde wordt uitgedrukt en waarin tevens de criteria gelegen zijn voor een beoordeling van de betrokken doelmatigheid. Kant maakt onderscheid tussen objectieve en subjectieve doelmatigheid waarbij de laatste het vrije spel der kenvermogens betreft, waarvan nog zal blijken dat het in de esthetische ervaring centraal staat. Objectieve doelmatigheid is volgens Kant irrelevant voor onze smaakoordelen, omdat het alleen maar iets zegt over de manier waarop een object aan een begrip beantwoordt. Neem bij - voorbeeld een mooie asbak. De vraag of hij aan zijn functie als asbak voldoet, is niet beslissend voor zijn schoonheid, evenmin als de vraag of hij alle eigenschappen bezit die het begrip 'asbak' aan een asbak toeschrijft. Objectieve doelmatigheid kan uiterlijk zijn en heet dan 'nut' of ze kan innerlijk zijn en heet dan 'volkomenheid'. Of een asbak nuttig is bij het verwerken van ons rookafval is een vraag die niet relevant is voor de schoonheid ervan: soms is het veel gemakkelijker om as en peuken rechtstreeks op de grond te gooien, bij voorbeeld tijdens een wandeling; dan nog kan men in zo'n situatie een bepaalde asbak mooi vinden. De volkomenheid van een asbak benaderen we kwalitatief wanneer we ons afvragen of het aan zijn doel, dat in het begrip gelegen is, beantwoordt; en kwantitatief wanneer we ons afvragen of het alle of de meeste eigenschappen bezit die in het begrip opgesomd zijn. In al deze gevallen van objectieve doelmatigheid is er sprake van een doelmatigheid die op een 70

16 De transcendentale benadering doel gericht is, en dit doel is uitgedrukt in de betekenis van het bijbehorende concept. (KU 15). Op basis van Kants betoog kunnen we begrijpen wat sommige van zijn voorgangers ertoe gebracht heeft proportie, gepastheid en goedheid als criteria van schoonheid op te vatten. Kant zelf zegt het niet met zoveel woorden, maar we kunnen concluderen dat deze theoretici enerzijds de functie van begrippen in ervaringen niet goed begrepen hebben en deze laatste daarom niet eenduidig van esthetische ervaringen uitgesloten hebben en anderzijds de subjectieve doelmatigheid betreffende het vrije spel der kenvermogens abusievelijk hebben opgevat als een objectieve, d.w.z. als een doelgerichtheid van het mooie object Zuivere en afhankelijke smaakoordelen Er bestaat volgens Kant echter wel degelijk een soort schoonheid waar de volkomenheid van een object volgens een begrip bij betrokken is, nl. de gebonden, afhankelijke schoonheid. Mooie decoratieve versiersels op behang zijn vrije, zuivere schoonheden terwijl muziek met tekst (popmuziek) in het gunstigste geval afhankelijke schoonheid bezit, nl. omdat ze iets voorstelt. Volgens Kant is het m.b.t. ieder object van esthetische waardering mogelijk om een zuiver zowel als een onzuiver smaakoordeel te vellen, want of we de betreffende schoonheid als vrij of afhankelijk van concepten zien, hangt af van de reflectieve activiteiten van de kenvermogens in de beschouwing: of we al dan niet een concept van hoe het object zou moeten zijn in onze overweging betrekken en nagaan in hoeverre het object daaraan tegemoet komt. Een botanicus, die weet dat bloemen voor de voortplanting van planten dienen, zal hiervan abstraheren wanneer hij claimt dat een bepaalde bloem mooi is. 22 Men mag uit dit onderscheid evenwel niet afleiden dat Kants esthetica strikt formalistisch is, en dat hij decoratief behang hoger waardeert dan de plafonds van de Sixtijnse Kapel. Zo'n misinterpretatie gaat ervan uit dat wat er in zuivere smaakoordelen gebeurt esthetisch geprefereerd moet worden boven wat er in onzuivere gebeurt. Kant gebruikt de woorden 'vrij' en 'afhankelijk' echter uitsluitend om de af-, resp. aanwezigheid van banden met concepten, c.q. doelen aan te geven. 23 Wanneer we dit in verband brengen met Kants negatieve opvattingen over het volkomene en het goede (2.2.1) lijkt dit evenwel moeilijk te plaatsen. 71

17 Kennis in schoonheid We hebben nl. al gezien dat er bij schoonheden geen definitieve maatstaf bestaat om ze te beoordelen, d.w.z. geen maatstaf die in de volkomenheid van het object is gelegen, d.w.z. in de mate waarin dit object aan een concept voldoet. 24 Het is dus de vraag wat de noodzaak is van het onderscheid tussen vrije en afhankelijke schoonheid vanuit een transcendentaal gezichtspunt. Gegeven de subjectiviteit van het smaakoordeel kan er slechts sprake zijn van twee soorten schoonheid wanneer het onderscheid hiertussen een logisch, functioneel onderscheid is, en geen objectief. Dat we van ieder mogelijk object zowel vrije als afhankelijke smaakoordelen kunnen hebben, betekent dan ook dat ieder smaakoordeel zowel een vrij als een van concepten afhangend aspect heeft. Hoe we dit moeten begrijpen, heeft onlangs Ted Cohen duidelijk gemaakt. In wordt hier verder op ingegaan, maar daarvóór dient eerst het reflectieve karakter van smaakoordelen verduidelijkt te worden Het smaakoordeel is een reflectief oordeel Smaakoordelen zijn reflectieve oordelen. 25 Genoegen in het schone hangt volgens Kant af van de reflectie over de voorstelling van een object gericht op geen enkel concept of, anders gezegd, op een of ander concept, maar het is nog onbepaald welk. (KU 4). Het genoegen van de smaak (in niet-lichamelijke zin) hangt van niets anders af dan van reflectie en de vorm daarvan, d.w.z. van de mentale act waaruit zo'n reflectief oordeel feitelijk bestaat. Hiermee worden twee kenmerken van het smaakoordeel uitgedrukt: ten eerste geeft het smaakoordeel geen uitdrukking aan iets wat direct in de zintuigen bevalt, ten tweede is het geen bepalend oordeel. Kant probeert de legitimiteit van onze smaakoordelen aan te tonen door te laten zien dat de noodzakelijke voorwaarden voor het vellen van een smaakoordeel dezelfde zijn als die voor communicatie in het algemeen. 26 Willen we begrijpen waarom smaakoordelen ondanks hun universele geldigheidsaanspraak geen kennisoordelen zijn, dan moeten we het onderscheid tussen reflectieve en bepalende oordelen verduidelijken. We moeten m.a.w. nader bepalen welke rol concepten (al dan niet) bij onze smaakoordelen spelen. Kennisoordelen zijn bepalend. In een kennisoordeel bepaalt het verstand m.b.t. een waargenomen 'iets' (d.w.z. een tot een object gesynthetiseerde veelvoud van zintuiglijke gegevens) met behulp van een empirisch concept wát voor iets het is: bij voorbeeld 'dit is een 72

18 De transcendentale benadering tafel'. De reflectieve activiteit van het oordeelsvermogen hierbij is er echter niet altijd op uit om een concept te vinden bij de gesynthetiseerde veelvoud aan gegevens. Reflectie vindt mééstal plaats teneinde kennis te verkrijgen, maar er bestaat ook een zuiver formeel gebruik van reflectief oordelen (waardoor objecten als mooi worden ervaren). Smaakoordelen zijn zodoende subjectieve oordelen die hun legitimatie ontlenen aan het gelegitimeerd zijn van reflectie in het algemeen, dat wil zeggen aan de subjectieve mogelijkheid tot kennen. Bij een smaakoordeel doe je dus hetzelfde als bij een kennisoordeel, met dit verschil dat je het nu op een volledig onbepaalde manier doet, als gevolg waarvan er ook geen kennisoordeel volgt. Een smaakoordeel thematiseert een specifieke ervaring van het subject, en maakt hiervoor aanspraak op universele geldigheid, op zuiver formele gronden Het concept op de subjectplaats Ik kom nu terug op de problemen rond het onderscheid tussen vrije en afhankelijke schoonheid. 27 Volgens Ted Cohen is er altijd een concept bij onze smaakoordelen betrokken, nl. het concept dat zich in de subject-positie van het oordeel bevindt. 28 Dit betekent dat ieder smaakoordeel 'afhankelijk' is. Van het object dat door dit concept bepaald is, wordt evenwel iets geprediceerd wat geen concept is, nl. schoonheid. En daarom is ieder smaakoordeel tevens 'zuiver'. In deze paragraaf zal ik eerst betogen waarom er op de subjectplaats in ieder smaakoordeel sprake is van een concept, en vervolgens waarom de term op de predikaatplaats in een smaakoordeel geen concept is. Van een hiërarchie tussen vrije en afhankelijke schoonheid, c.q. zuivere en onzuivere smaakoordelen kan dus geen sprake zijn: het betreft immers slechts logische onderscheiden, geen empirische. M.b.t. Kants onderscheid kan zich op twee manieren een probleem voordoen: 1. Kunnen twee mensen over hetzelfde object andersluidende correcte smaakoordelen vellen. Of moet dan per se een van de twee ernaast zitten? Maar wat doet die dan verkeerd? Velt hij geen zuiver smaakoordeel, omdat hij zijn oordeel laat beïnvloeden door concepten, doelen of belangen? 2. Hoe kunnen we kritische discussies over complexe kunstwerken tot een dergelijke primitieve ervaring terugbrengen? Onze esthetische ervaring van bij voorbeeld een speelfilm veronderstelt toch zeker een hoge mate aan begrip? 73

19 Kennis in schoonheid Het klopt wel dat we onze smaakoordelen niet kunnen afleiden van 'objectieve' eigenschappen, maar dat betekent toch niet dat daarom alle feiten over het kunstwerk irrelevant zijn? Logisch gezien bevat de zin 'deze roos is mooi' de term 'roos' in de subject-positie, en 'mooi' als predikaat. Dat 'roos' een (empirisch) concept is, betekent dat we weten hoe we het moeten toepassen, op grond van duidelijke regels. We hebben gezien dat in een kennisoordeel, bij voorbeeld 'dit is een roos', een object middels zo'n empirisch concept bepaald wordt. Ook in het oordeel 'deze roos is vers' kennen we het subject middels het predikaat, d.w.z. doordat het predikaatconcept een beperking inhoudt van het subject-concept. Zo'n beperking nu mag niet voorkomen in een smaakoordeel. 29 En dit moet impliceren dat er in de predikaat-positie geen concept staat. Een concept in de subject-positie lijkt evenwel noodzakelijk. 30 Een kennisoordeel heeft de vorm: 'de x-die-a-is, is B' ('het-objectdat-een-roos-is is vers'; we hebben al gezien dat smaakoordelen deze zelfde grammaticale vorm bezitten). Wanneer twee mensen over de schoonheid van de film L'argent van Robert Bresson twisten, hebben ze het misschien alleen maar over het concept in de subjectpositie. Het is niet onzinnig om te vragen of ze het wel over hetzelfde (d.w.z. op dezelfde manier geïdentificeerde) werk hebben. Schrijven ze aan het subject-concept 'L'argent' wel dezelfde dingen toe: de een vindt wellicht de intensieve plot belangrijk, terwijl de ander meer op de montage van de beelden let. Hun oordelen zijn dan eigenlijk: 'de x-die-a-is, is C en daarom B', waarbij ze voor C verschillende concepten hanteren, "'L'argent' heeft een intensieve plot, en is daarom mooi", of "'L'argent' is schokkerig gemonteerd, en is daarom niet mooi". Beiden kunnen op grond hiervan een correct smaakoordeel geveld hebben. De eerste als gevolg van het feit dat de vereiste genoeglijke gewaarwording opgetreden is, de tweede omdat dat niet zo is. Vaak genoeg neemt iemand een aantal relevante aspecten van het object niet waar. Maar hieruit volgt nog niet dat het ook voldoende zou zijn om hem hiervan op de hoogte te brengen teneinde hem tot een ander smaakoordeel te laten komen. Men kan anderen immers niet van de schoonheid van een object overtuígen. Dát dit niet kan, komt omdat 'schoonheid' geen concept is, en er geen regels bestaan die het hebben van bepaalde objectieve eigenschappen verbinden met 'mooi zijn'. Schoonheid is geen concept, omdat het niet ter bepaling van objecten gebruikt kan worden maar een uitspraak behelst over het subject van ervaring, nl. dat er genoegen is ervaren 74

20 De transcendentale benadering wat Kant typeert als een vrij spel der kenvermogens. 31 Toch lijkt het volgens Kant alsof een mooi object 'voor onze kenvermogens gemaakt' is. Het lijkt m.a.w. alsof onze kenvermogens wel degelijk op een begrip uit zijn, alleen blijft dit onbepaald. Kant suggereert dat het begrip van het bovenzintuiglijke substraat dat aan alle verschijnselen ten grondslag ligt, een goede kandidaat is voor dit onbepaalde begrip. Dit is nl. een begrip waardoor niets gekend wordt, aangezien het niet over verschijnselen gaat en deze dus niet bepaalt, maar dat toch niet volledig arbitrair mag worden toegepast, dat met andere woorden een toepassingsregel lijkt te hebben. Dat een bepalend begrip als predikaat in smaakoordelen in ieder geval uitgesloten moet worden, is al betoogd. Het is evenwel de vraag of het predikaat daarom het onbepaald begrip van het 'bovenzintuiglijk substraat dat aan alle verschijnselen ten grondslag ligt' moet zijn. Wat moeten we ons immers bij dit begrip voorstellen? Het zintuiglijke is dat wat gekend kan worden, het is de manier waarop we door de verschijnselen aangedaan worden. Dat er iets is wat het vermogen heeft óm ons aldus aan te doen, is echter een aanname van iets wat noodzakelijk het zintuiglijke te buiten gaat. Hierover redeneren leidt onvermijdelijk tot contradicties, zoals Kant in de Dialektik van de Kritik der reinen Vernunft heeft aangetoond. Is een transcendentale benadering daarom niet consistenter wanneer niet een of ander onkenbaar substraat als voorwerp van het smaakoordeel wordt beschouwd, maar wanneer wordt aangenomen dat in het vrije spel der kenvermogens (onze esthetische ervaring) de grenzen en vermogens van ons kennen, nl. voor zover die in dit vrije spel tot uiting komen, gethematiseerd worden? 2.3 Het vrije spel der kenvermogens is ons genoegen Universele geldigheid In het smaakoordeel wordt het ervaren genoegen als noodzakelijk en universeel geldend beschouwd. 32 Anderen behoren hetzelfde te voelen. Nu is iedere voorstelling mogelijk met een genot verbonden en is dat wat we aangenaam vinden werkelijk met genot verbonden. Dat we er aanspraak op maken dat het genoegen van het smaakoordeel noodzakelijk is, komt omdat we menen dat het welbehagen dat we voelen een noodzakelijke betrekking met de schoonheid van het 75

21 Kennis in schoonheid betreffende object onderhoudt. (KU 18). Maar we claimen hier geen objectieve theoretische noodzakelijkheid (op grond van concepten en regels), noch een praktische (op grond van onze plicht), maar een exemplarische: het mooie object is een voorbeeld van een 'regel' die niet onder woorden te brengen is. De aanspraak dat het genoegen dat we in het smaakoordeel uitdrukken noodzakelijk is, is voorwaardelijk: iedereen zou het object mooi moeten vinden. (KU 19). Deze voorwaardelijkheid is het gevolg van het feit dat we niet zeker weten of we het object op de juiste manier onder de onbeschrijfbare 'regel' hebben geclassificeerd. Hoe bewijs je dat de universaliteitsaanspraak van het smaakoordeel gelegitimeerd is? Het smaakoordeel volgt niet analytisch uit het concept van het betreffende object, dus moet het synthetisch, d.w.z. informatief zijn, het voegt iets toe aan het concept van het object in kwestie. Kant meent daarom dat ook de esthetica door de filosofische vraag bij uitstek gekweld wordt: hoe zijn synthetische a priori oordelen mogelijk? Door deze vraag met een transcendentale deductie te beantwoorden, begeeft hij zich echter op glad ijs: de hier gezochte noodzaak en universaliteit zijn nl. geenszins van hetzelfde karakter als die van de a priori wetten van het verstand, noch zijn ze op objectieve principes of regels gefundeerd; ze zijn nl. subjectief, idiosyncratisch. 33 We menen dat het object onze kenvermogens met elkaar in samenwerking brengt zoals dat voor kennis in het algemeen nodig is en claimen dat daarom iedereen hetzelfde genoegen zou moeten ondervinden als wij zelf, omdat iedereen dezelfde kenvermogens heeft (en dat weten we omdat we nu eenmaal kunnen communiceren). Maar we hebben alleen maar een vermoeden dat we het mooie object hierdoor onder een regel brengen; we weten helaas niet of we dat ook correct doen; en omdat de vermoede 'regel' niet te verwoorden is, is het de vraag of er wel een regel in het spel is (waarmee eens te meer gezegd is dat 'schoonheid' geen concept is). 34 Bij het smaakoordeel lijkt een transcendentale deductie daarom niet nodig. We hoeven geen fundamentele principes vast te stellen waarmee we anderen kunnen overtuigen, we hoeven slechts te verduidelijken waaróm mensen aanspraak maken op universaliteit. 76

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen Ten geleide Kants derde Kritiek: hoe kan de vrijheid worden verwerkelijkt? 15 Geraadpleegde literatuur 46 Verantwoording bij de vertaling 49 Immanuel Kant aan Johann Friedrich Reichardt 51 Immanuel Kant

Nadere informatie

Immanuel Kant Kritiek van de zuivere rede 53

Immanuel Kant Kritiek van de zuivere rede 53 Ten geleide Kant en de grenzen van de rede 15 Geraadpleegde literatuur 39 Verantwoording bij de vertaling 41 Immanuel Kant aan Marcus Herz (21 februari 1772) Het 'geboorteuur' van de Kritiek van de zuivere

Nadere informatie

DENKBEER, DE MENSELIJKE NATUUR, 2015 KRITIEK VAN DE ZUIVERE REDE KANT

DENKBEER, DE MENSELIJKE NATUUR, 2015 KRITIEK VAN DE ZUIVERE REDE KANT DENKBEER, DE MENSELIJKE NATUUR, 2015 KRITIEK VAN DE ZUIVERE REDE KANT TRANSCENDENTALE COGNITIEVE PSYCHOLOGIE Input - Via de zintuigen - Indruk van tafel De apperceptie Het zelfbewustzijn, het ik denk De

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 2 Spiritueel scepticisme 6 maximumscore 4 een uitleg dat McKenna in tekst 6 vanuit epistemologisch perspectief over solipsisme spreekt: hij stelt dat de kennisclaim over het bestaan van andere mensen

Nadere informatie

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten 1 Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding G.J.E. Rutten Introductie In dit artikel wil ik het argument van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga voor

Nadere informatie

Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Violette van Zandbeek Social research Datum: 15 april 2011

Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Violette van Zandbeek Social research Datum: 15 april 2011 Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Naam: Violette van Zandbeek Vak: Social research Datum: 15 april 2011 1 Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Als onderdeel van het vak social research

Nadere informatie

Kennis in Schoonheid. Een inleiding in de moderne esthetica. Rob van Gerwen

Kennis in Schoonheid. Een inleiding in de moderne esthetica. Rob van Gerwen Kennis in Schoonheid Een inleiding in de moderne esthetica door Rob van Gerwen Boom Meppel Amsterdam Rob van Gerwen, 1992, Utrecht Niets in deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt

Nadere informatie

Inleiding Filosofie en Ethiek Derde Bijeenkomst: De 2e wetenschappelijke revolutie Dinsdag 19 september 2006

Inleiding Filosofie en Ethiek Derde Bijeenkomst: De 2e wetenschappelijke revolutie Dinsdag 19 september 2006 Inleiding Filosofie en Ethiek Derde Bijeenkomst: De 2e wetenschappelijke revolutie Dinsdag 19 september 2006 Freud (1917) Narcistische krenking Copernicus (1543) Darwin (1859/1871) Galileo Galileï (1564-1642)

Nadere informatie

filosofie vwo 2016-II

filosofie vwo 2016-II Opgave 2 Theoriegeladenheid van de waarneming 5 maximumscore 3 Een goed antwoord bevat een uitleg met de afbeelding van het eend-konijn van: Kuhns Aristoteles-ervaring: plotselinge perspectiefverandering

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76 INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76 Vergeten... 7 Filosofie... 9 Een goed begin... 11 Hoofdbreker... 13 Zintuigen... 15 De hersenen... 17 Zien... 19 Geloof... 21 Empirie... 23 Ervaring...

Nadere informatie

Kant over het mathematisch verhevene

Kant over het mathematisch verhevene Kant over het mathematisch verhevene G.J.E. Rutten Om te komen tot zijn conceptie van het mathematisch verhevene introduceert Kant eerst het onderscheid tussen groot-zijn (magnitudo) en een-grootte-zijn

Nadere informatie

naar: Jed McKenna, Jed McKenna s theorie van alles, Samsara, 2014

naar: Jed McKenna, Jed McKenna s theorie van alles, Samsara, 2014 Opgave 2 Spiritueel scepticisme tekst 6 Jed McKenna is de schrijver van verschillende boeken over spiritualiteit. In zijn boeken speelt hij de hoofdrol als leraar van een leefgemeenschap. McKenna is spiritueel

Nadere informatie

Niet-feitelijke waarheden (2)

Niet-feitelijke waarheden (2) Niet-feitelijke waarheden (2) Emanuel Rutten Wat is waarheid? Er zijn weinig wijsgerige vragen die vaker zijn gesteld dan deze. In wat volgt ga ik er niet rechtstreeks op in. In plaats daarvan wil ik een

Nadere informatie

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 4

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 4 Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 4 Deel 1, Hoofdstuk 3 Dat de Natuur de oorzaak is. Rikus Koops 15 juni 2012 Versie 1.0 In de vorige toelichting heb ik de organisatie van de Natuur

Nadere informatie

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1 Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1 Deel 1, Hoofdstuk 1 - Dat er iets buiten ons bestaat. Rikus Koops 8 juni 2012 Versie 1.1 In de inleidende toelichting nummer 0 heb ik gesproken

Nadere informatie

Eindexamen Filosofie vwo II

Eindexamen Filosofie vwo II 3 Antwoordmodel Opgave 1 De empirische werkelijkheid 1 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een goede uitleg van wat het verificatie- en het confirmatieprincipe inhouden 2 een goede uitleg dat

Nadere informatie

Transcendentale vrijheid tegenover natuurlijke kausaliteit bij Immanuel Kant

Transcendentale vrijheid tegenover natuurlijke kausaliteit bij Immanuel Kant Transcendentale vrijheid tegenover natuurlijke kausaliteit bij Immanuel Kant Ulrich Grün, stud.nr.: 9212647 7 juli 2006 Inleiding In een wereld bestaande uit materie vinden veranderingen, zoals wij ze

Nadere informatie

Rob van Gerwen Waarneming en Becketts symbolen In: De Filosoof 66, Utrecht 2015, pp. 25-26

Rob van Gerwen Waarneming en Becketts symbolen In: De Filosoof 66, Utrecht 2015, pp. 25-26 Rob van Gerwen Waarneming en Becketts symbolen In: De Filosoof 66, Utrecht 2015, pp. 25-26 Faculteit Geesteswetenschappen Departement F & R, Wijsbegeerte Universiteit Utrecht rob.vangerwen@uu.nl www.phil.uu.nl/~rob

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores. geesten op metafysisch niveau, omdat er geen andere bewustzijnsvormen bestaan 1

Vraag Antwoord Scores. geesten op metafysisch niveau, omdat er geen andere bewustzijnsvormen bestaan 1 Opgave 1 Scepticisme en film 1 maximumscore 4 geesten op metafysisch niveau, omdat er geen andere bewustzijnsvormen bestaan 1 geesten op epistemologisch niveau, omdat er geen andere bewustzijnsinhouden

Nadere informatie

DISCUSSIE OVER BEWUSTZIJN BIJ DIEREN EN DE NOODZAAK VAN HET ANALOGIE-POSTULAAT door Titus Rivas In de discussie rond bewustzijn (d.w.z.

DISCUSSIE OVER BEWUSTZIJN BIJ DIEREN EN DE NOODZAAK VAN HET ANALOGIE-POSTULAAT door Titus Rivas In de discussie rond bewustzijn (d.w.z. DISCUSSIE OVER BEWUSTZIJN BIJ DIEREN EN DE NOODZAAK VAN HET ANALOGIE-POSTULAAT door Titus Rivas In de discussie rond bewustzijn (d.w.z. subjectieve beleving) bij dieren wordt soms geopperd dat het analogie-principe

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores. Opgave 1 Een sceptische schnauzer en een sceptische arts

Vraag Antwoord Scores. Opgave 1 Een sceptische schnauzer en een sceptische arts Opgave 1 Een sceptische schnauzer en een sceptische arts 1 maximumscore 3 een uitleg dat de schnauzer vragen stelt die blijk geven van metafysisch scepticisme: hij vraagt zich af of er wel een buitenwereld

Nadere informatie

Achtergrond bij het lezen van Schiller extra info:

Achtergrond bij het lezen van Schiller extra info: Achtergrond bij het lezen van Schiller extra info: De werkelijkheid wordt door Schiller op anders beschreven dan door Kant, hoewel hij sterk op Kant verder bouwt. Schiller gebruikt twee modellen: het model

Nadere informatie

Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April 2012. Emanuel Rutten

Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April 2012. Emanuel Rutten 1 Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April 2012 Emanuel Rutten Goedemiddag. Laat ik beginnen met studievereniging Icarus en mijn promotor Rene van Woudenberg te bedanken

Nadere informatie

VOORBEELD / CASUS. Een socratisch gesprek volledig uitgeschreven. Moet je je aan een afspraak houden?

VOORBEELD / CASUS. Een socratisch gesprek volledig uitgeschreven. Moet je je aan een afspraak houden? VOORBEELD / CASUS Een socratisch gesprek volledig uitgeschreven Moet je je aan een afspraak houden? Hieronder treft u een beschrijving van een socratisch gesprek dat ik onlangs begeleidde. Voor de volledigheid

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I Beoordelingsmodel Opgave 1 Het bestaan van God en het voortbestaan van religie 1 maximumscore 3 een uitleg hoe het volgens Anselmus mogelijk is dat Pauw en Witteman het bestaan van God ontkennen: het zijn

Nadere informatie

Pijn Inleiding tot de filosofische benadering http://www.phil.uu.nl/~rob/

Pijn Inleiding tot de filosofische benadering http://www.phil.uu.nl/~rob/ Pijn Inleiding tot de filosofische benadering http://www.phil.uu.nl/~rob/ Rob van Gerwen Subfaculteit Filosofie Universiteit Utrecht www.phil.uu.nl/~rob/2007/guest.shtml Periode 4, 2007 C1 Pijn en het

Nadere informatie

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet Essay Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet Ethici onderscheiden zich van gewone mensen doordat zij niet schijnen te weten wat morele oordelen zijn. Met behulp van elkaar vaak uitsluitende ismen trachten

Nadere informatie

Samenvatting Filosofie Berkely, Hume, Kant

Samenvatting Filosofie Berkely, Hume, Kant Samenvatting Filosofie Berkely, Hume, Kant Samenvatting door een scholier 1736 woorden 8 juni 2003 6,5 67 keer beoordeeld Vak Filosofie George Berkeley (Ier, bisschop) Dacht dat de toenmalige filosofie

Nadere informatie

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker Sanne Taekema (Tilburg) Sanne Taekema, The concept of ideals in legal theory (diss. Tilburg), Tilburg: Schoordijk Instituut 2000, vii + 226 p.; Den Haag: Kluwer Law International 2002, ix + 249 p. Idealen

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin!

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin! Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin! 12 maximumscore 2 een uitleg dat volgens Hume het uniformiteitsprincipe filosofisch niet te verantwoorden is: omdat het uniformiteitsprincipe niet is te

Nadere informatie

Samenvatting Filosofie Hoofdstuk 3 Kennen en Weten

Samenvatting Filosofie Hoofdstuk 3 Kennen en Weten Samenvatting Filosofie Hoofdstuk 3 Kennen en Weten Samenvatting door een scholier 2177 woorden 15 juni 2010 5,9 17 keer beoordeeld Vak Methode Filosofie Het oog in de storm 3. Kennen en Weten 2 soorten

Nadere informatie

filosofie havo 2018-II

filosofie havo 2018-II Opgave 2 Gevoelswerk 9 maximumscore 2 een uitleg dat Tessa s twijfel toont dat ze zich kritisch tot zichzelf kan verhouden, waarin volgens Korsgaard de waarde van authenticiteit ligt 1 een weergave van

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2010 - II

Eindexamen filosofie vwo 2010 - II Opgave 2 Religie in een wetenschappelijk universum 6 maximumscore 4 twee redenen om gevoel niet te volgen met betrekking tot ethiek voor Kant: a) rationaliteit van de categorische imperatief en b) afzien

Nadere informatie

Eindexamen Filosofie havo I

Eindexamen Filosofie havo I Opgave 2 Denken en bewustzijn 8 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een omschrijving van het begrip bewustzijn 2 argumentatie aan de hand van deze omschrijving of aan Genghis bewustzijn kan

Nadere informatie

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 2

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 2 Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 2 Deel 1, Hoofdstuk 2 - Wat God is. Rikus Koops 8 juni 2012 Versie 1.1 Inmiddels hebben we van Spinoza begrepen dat God bestaat, dat heeft hij ons

Nadere informatie

Cultureel verslag Filosofie Immanuel Kant

Cultureel verslag Filosofie Immanuel Kant Cultureel verslag Filosofie Immanuel Kant Cultureel-verslag door een scholier 3826 woorden 8 juni 2018 5,5 4 keer beoordeeld Vak Methode Filosofie Durf te denken Kantisiaanse filosofie Copernicaanse wending

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I Opgave 3 Vreemder dan alles wat vreemd is 12 maximumscore 3 de twee manieren waarop je vanuit zingevingsvragen religies kunt analyseren: als waarden en als ervaring 2 een uitleg van de analyse van religie

Nadere informatie

Samenvatting Filosofie Emoties

Samenvatting Filosofie Emoties Samenvatting Filosofie Emoties Samenvatting door een scholier 1030 woorden 28 mei 2013 3,2 2 keer beoordeeld Vak Methode Filosofie Cogito Filosofie samenvatting Emoties (theorie en primaire teksten) THEORIE

Nadere informatie

Kunstfilosofisch Kwartet

Kunstfilosofisch Kwartet Kunstfilosofisch Kwartet dr. Rob van Gerwen Departement Wijsbegeerte Universiteit Utrecht Chassé Breda, februari-maart 2016 Inhoudsopgave Website http://www.phil.uu.nl/~rob/ 1 Kunst 1 1.1 Vooraf.................................................

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2002-I

Eindexamen filosofie vwo 2002-I Opgave 1 Wetenschappelijke verklaringswijzen Maximumscore 3 1 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een antwoord op de vraag of de Weense Kring de uitspraak zinvol zou vinden: ja 1 een omschrijving

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 Hoe is het om een vleermuis te zijn?

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 Hoe is het om een vleermuis te zijn? Opgave 3 Hoe is het om een vleermuis te zijn? 11 maximumscore 2 een uitleg met een citaat uit tekst 7 dat Nagels probleem van de vleermuizen een epistemologisch probleem van andere geesten is: we weten

Nadere informatie

Opgave 2 Neuroplasticiteit en wilsbekwaamheid

Opgave 2 Neuroplasticiteit en wilsbekwaamheid Opgave 2 Neuroplasticiteit en wilsbekwaamheid 6 maximumscore 3 een argumentatie dat de opvatting van Kahn niet tot het dualistisch epifenomenalisme kan behoren, omdat daarin bewuste gedachten geen invloed

Nadere informatie

Proeftentamen 2010-2011 deel Wetenschapsfilosofie. 20102011proef_deel_Wetenschapsfilosofie.pdf

Proeftentamen 2010-2011 deel Wetenschapsfilosofie. 20102011proef_deel_Wetenschapsfilosofie.pdf Proeftentamen 2010-2011 deel Wetenschapsfilosofie 20102011proef_deel_Wetenschapsfilosofie.pdf Tilburg University Sociale Filosofie en Wetenschapsfilosofie Proeftentamen Sociale Filosofie en wetenschapsfilosofie

Nadere informatie

Een beeld dat ons gevangen houdt. Over de epistemische status van de metafysica in het vertoog van Guido Vanheeswijck

Een beeld dat ons gevangen houdt. Over de epistemische status van de metafysica in het vertoog van Guido Vanheeswijck 1 Een beeld dat ons gevangen houdt. Over de epistemische status van de metafysica in het vertoog van Guido Vanheeswijck Emanuel Rutten Het essay van Vanheeswijck laat zich lezen als een boeiend en gepassioneerd

Nadere informatie

Waarom bestaat God? Emanuel Rutten

Waarom bestaat God? Emanuel Rutten 1 Waarom bestaat God? Emanuel Rutten In een dansclub in Amsterdam zag ik ooit iemand die zich op de dansvloer ineens omdraaide en tegen een vrouw waarmee hij aan het begin van de avond kort gesproken had,

Nadere informatie

Over schoonheid en het verlangen van de rede. Belangeloos welgevallen in Deleuze s interpretatie van Kant

Over schoonheid en het verlangen van de rede. Belangeloos welgevallen in Deleuze s interpretatie van Kant Gepubliceerd op Esthetica (http://www.estheticatijdschrift.nl) Over schoonheid en het verlangen van de rede. Belangeloos welgevallen in Deleuze s interpretatie van Kant Asja Szafraniec Eén van de bekendste

Nadere informatie

Anomaal Monisme vergeleken met behaviorisme en functionalisme

Anomaal Monisme vergeleken met behaviorisme en functionalisme Anomaal Monisme vergeleken met behaviorisme en functionalisme Wouter Bouvy 3079171 October 15, 2006 Abstract Dit artikel behandelt Mental Events van Donald Davidson. In Mental Events beschrijft Davidson

Nadere informatie

Willen sterven. Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Moment voor religieuze bezinning en waardevol leven

Willen sterven. Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Moment voor religieuze bezinning en waardevol leven Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Paul van Tongeren was tot zijn emeritaat hoogleraar wijsgerige ethiek in Nijmegen en Leuven. Hij is als geassocieerd onderzoeker

Nadere informatie

Ter inleiding (tot een inleiding)

Ter inleiding (tot een inleiding) Inhoud Voorwoord 3 Aanvullende lectuur 4 Ter inleiding (tot een inleiding) 1. Wijsbegeerte, haar begin(sel) en doelstelling 5 2. Waarom filosofie altijd een inleiding blijft 7 3. Waarom een historische

Nadere informatie

De mens en het religieuze

De mens en het religieuze 1 De mens en het religieuze Een humanistisch-antropocentrische fundering van een spiritueel-monotheïstische wereldbeschouwing Initiële opzet van driedelig project G.J.E. Rutten Opmerking vooraf: Het is

Nadere informatie

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets 11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets Opdracht 1 Wat is de Sokratische methode? Opdracht 2 Waarom werd Sokrates gedwongen de gifbeker te drinken? Opdracht 3 Waarom zijn onze zintuigen

Nadere informatie

Drie domeinen van handelen: Waarnemen, oordelen en beleven

Drie domeinen van handelen: Waarnemen, oordelen en beleven Drie domeinen van handelen: Waarnemen, oordelen en beleven Situatie John volgt een opleiding coaching. Hij wil dat vak dolgraag leren. Beschikt ook over de nodige bagage in het begeleiden van mensen, maar

Nadere informatie

Filosofie voor de Wetenschappen

Filosofie voor de Wetenschappen Date 15-10-2013 1 Filosofie voor de Wetenschappen Presentatie voor de Honours-studenten van de Rijksuniversiteit Gent Jan-Willem Romeijn Faculteit Wijsbegeerte Rijksuniversiteit Groningen Date 15-10-2013

Nadere informatie

Immanuel Kant. Opmerkingen over het gevoel van het schone en het verhevene. Vertaling, inleiding en aantekeningen door Ike Kamphof

Immanuel Kant. Opmerkingen over het gevoel van het schone en het verhevene. Vertaling, inleiding en aantekeningen door Ike Kamphof opm Kamphof-Kant vs5 23-03-2006 13:31 Pagina 3 Immanuel Kant Opmerkingen over het gevoel van het schone en het verhevene Vertaling, inleiding en aantekeningen door Ike Kamphof opm Kamphof-Kant vs5 23-03-2006

Nadere informatie

Hoofdstuk 2. Kennis en geloof

Hoofdstuk 2. Kennis en geloof Hoofdstuk 2 Kennis en geloof Kennis of dogma Is religieus geloof een vorm van kennis? Is het mogelijk een rationeel bewijs van het bestaan van God te geven? Is religieus taalgebruik betekenisvol? Vormen

Nadere informatie

Rene Descartes. René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain

Rene Descartes. René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain Rene Descartes René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain Cogito ergo sum, ik denk dus ik ben. Een uitspraak van René Descartes. Een belangrijk wiskundige en filosoof in de geschiedenis. Volgens

Nadere informatie

Propositie: inhoud van een uitspraak (In welke taal dan ook, de inhoud blijft hetzelfde).

Propositie: inhoud van een uitspraak (In welke taal dan ook, de inhoud blijft hetzelfde). Boekverslag door L. 1713 woorden 22 januari 2014 6.2 35 keer beoordeeld Vak Methode Filosofie Cogito Scepticisme: geen enkele bron van kennis is betrouwbaar Empirisme: bron van kennis zijn onze zintuigen

Nadere informatie

Spinoza s Visie. Dag 3. Hoe verhoudt de mens zich tot de Natuur?

Spinoza s Visie. Dag 3. Hoe verhoudt de mens zich tot de Natuur? Spinoza s Visie Dag 3 Hoe verhoudt de mens zich tot de Natuur? Module 3 Herhaling Belangrijke lessen dag 1 en 2 Kennis is de bron van ons geluk. Kennis van het hoogst denkbare geeft het grootst mogelijke

Nadere informatie

Materie en geest. Grenzen aan het fysische wereldbeeld. Gerard Nienhuis. Universiteit Leiden. Workshop Conferentie SCF, 20 januari 2018

Materie en geest. Grenzen aan het fysische wereldbeeld. Gerard Nienhuis. Universiteit Leiden. Workshop Conferentie SCF, 20 januari 2018 Materie en geest Grenzen aan het fysische wereldbeeld Gerard Nienhuis Universiteit Leiden Workshop Conferentie SCF, 20 januari 2018 Natuurwetenschap: Natuurwetenschap is basis van wereldbeeld geworden.

Nadere informatie

HEGEL S LOGICA. door Mr Drs A.Börger

HEGEL S LOGICA. door Mr Drs A.Börger HEGEL S LOGICA door Mr Drs A.Börger HEGEL S LOGICA door Mr Drs A.Börger Het begin is het abstracte Zijn, dat niets is. Dit Zijn in dus tevens Niet-Zijn. Eenheid: Worden. Zijn is negatie van Niet-Zijn;

Nadere informatie

Het nutteloze syllogisme

Het nutteloze syllogisme Het nutteloze syllogisme Victor Gijsbers 21 februari 2006 De volgende tekst is een sectie uit een langer document over het nut van rationele argumentatie dat al een jaar onaangeraakt op mijn harde schijf

Nadere informatie

Ideeën presenteren aan sceptische mensen. Inleiding. Enkele begrippen vooraf

Ideeën presenteren aan sceptische mensen. Inleiding. Enkele begrippen vooraf Ideeën presenteren aan sceptische mensen Inleiding Iedereen heeft wel eens meegemaakt dat het moeilijk kan zijn om gehoor te vinden voor informatie of een voorstel. Sommige mensen lijken er uisluitend

Nadere informatie

Feedback is een mededeling aan iemand die hem informatie geeft over hoe zijn gedrag wordt waargenomen, begrepen en ervaren.

Feedback is een mededeling aan iemand die hem informatie geeft over hoe zijn gedrag wordt waargenomen, begrepen en ervaren. FEEDBACK WAT IS FEEDBACK EIGENLIJK? Feedback is een mededeling aan iemand die hem informatie geeft over hoe zijn gedrag wordt waargenomen, begrepen en ervaren. Hiermee is feedback een belangrijk middel

Nadere informatie

Inhoud. 1 Eristische dialectiek of de kunst van het gelijk krijgen 7. 2 De termen logica en dialectiek 69

Inhoud. 1 Eristische dialectiek of de kunst van het gelijk krijgen 7. 2 De termen logica en dialectiek 69 Inhoud 1 Eristische dialectiek of de kunst van het gelijk krijgen 7 2 De termen logica en dialectiek 69 3 De dialectiek van Aristoteles in de Topica 73 Nawoord door Tjark Kruiger 81 [5] 1 Eristische dialectiek

Nadere informatie

Samenvatting Filosofie Hoofdstuk 3, Wat is kennis?

Samenvatting Filosofie Hoofdstuk 3, Wat is kennis? Samenvatting Filosofie Hoofdstuk 3, Wat is kennis? Samenvatting door een scholier 2877 woorden 26 mei 2006 8 42 keer beoordeeld Vak Methode Filosofie ViaDELTA Paragraaf 1: soorten kennis Ervaringskennis

Nadere informatie

Eindexamen vwo filosofie II

Eindexamen vwo filosofie II Opgave 2 Leven vanuit vrije wil 7 maximumscore 3 een weergave van een overeenkomst tussen de Avatar-training en Sartre wat betreft de opvatting over vrijheid als zelfverwerkelijking: beiden lijken uit

Nadere informatie

II Empiristische benaderingen

II Empiristische benaderingen II Empiristische benaderingen 1 Een empiristische benadering van kennis 1.1 Inleiding Evenals we in het vorige hoofdstuk zagen m.b.t. het rationalisme, kan ook het empirisme enerzijds getypeerd worden

Nadere informatie

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht [Gepubliceerd in Erik Heijerman & Paul Wouters (red.) Praktische Filosofie. Utrecht: TELEAC/NOT, 1997, pp. 117-119.] Van mij Een gezicht is geen muur Jan Bransen, Universiteit Utrecht Wij hechten veel

Nadere informatie

Wat is de mens? - Context. De opkomst van de filosofische antropologie

Wat is de mens? - Context. De opkomst van de filosofische antropologie De menselijke natuur, week 9 De opkomst van de filosofische antropologie Overzicht van reeds behandelde mensbeelden en de mechanistische visie uit de late 19e eeuw Wat is de mens? - Context Plato / Descartes

Nadere informatie

MIRARI Van kritiek naar dialoog.

MIRARI Van kritiek naar dialoog. MIRARI Van kritiek naar dialoog. Door Tomas Serrien Verwondering is het begin van alle wijsheid. (Aristoteles) Mirari - 1 HET WAT en HET WAAROM: Het grondidee van Mirari. Het is tijd voor een filosofisch

Nadere informatie

Techniekfilosofie in de Dual Nature traditie. Peter kroes

Techniekfilosofie in de Dual Nature traditie. Peter kroes Techniekfilosofie in de Dual Nature traditie Peter kroes Traditionele techniekfilosofie Techniek als geheel en de invloed van techniek op de samenleving Normatief standpunt Focus op morele kwesties Joseph

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2009 - I

Eindexamen filosofie vwo 2009 - I Beoordelingsmodel Opgave 1 Religieuze ervaring 1 maximumscore 5 een bruikbare definitie van religie 1 drie problemen die zich kunnen voordoen bij het definiëren van religie 3 meerdere religieuze tradities;

Nadere informatie

Leren Filosoferen. Tweede avond

Leren Filosoferen. Tweede avond Leren Filosoferen Tweede avond Website Alle presentaties zijn te vinden op mijn website: www.wijsgeer.nl Daar vind je ook mededelingen over de cursussen. Hou het in de gaten! Vragen n.a.v. vorige keer

Nadere informatie

Politieke Filosofie Oudheid en Middeleeuwen

Politieke Filosofie Oudheid en Middeleeuwen Politieke Filosofie Oudheid en Middeleeuwen Geschiedenis en politieke filosofie Geschiedenis Beschrijving feitelijke gebeurtenissen. Verklaring in termen van oorzaak en gevolg of van bedoelingen. Politieke

Nadere informatie

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12 Katern 2 Getaltheorie Inhoudsopgave 1 Delers 1 2 Deelbaarheid door 2, 3, 5, 9 en 11 6 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12 1 Delers In Katern 1 heb je geleerd wat een deler van een getal

Nadere informatie

Morya Wijsheid Basiswerkboek

Morya Wijsheid Basiswerkboek Morya Wijsheid Basiswerkboek Geert Crevits Samenstelling en commentaar door Marie Crevits Voorwoord De Morya Wijsheid reeks van 9 boeken staat zo vol met praktische wijsheid dat je er gerust een heel leven

Nadere informatie

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING Inleiding De door leidinggevenden gehanteerde stijlen van beïnvloeding kunnen grofweg in twee categorieën worden ingedeeld, te weten profileren en respecteren. Er zijn twee profilerende

Nadere informatie

Het lichaam-geest probleem

Het lichaam-geest probleem Het lichaam-geest probleem Wouter Bouvy 3079171 November 5, 2006 Abstract Dit artikel behandelt het lichaam-geest probleem. Het bestaat uit een uitleg over het lichaam-geest probleem, en schrijft deze

Nadere informatie

IOD Crayenestersingel 59, 2101 AP Heemstede Tel: 023 5283678 Fax: 023 5474115 info@iod.nl www.iod.nl. Leiding geven aan verandering

IOD Crayenestersingel 59, 2101 AP Heemstede Tel: 023 5283678 Fax: 023 5474115 info@iod.nl www.iod.nl. Leiding geven aan verandering Leiding geven aan verandering Mijn moeder is 85 en rijdt nog auto. Afgelopen jaar kwam ze enkele keren om assistentie vragen, omdat haar auto in het verkeer wat krassen en deuken had opgelopen. Ik besefte

Nadere informatie

Praktische opdracht Filosofie Immanuel Kant

Praktische opdracht Filosofie Immanuel Kant Praktische opdracht Filosofie Immanuel Kant Praktische-opdracht door een scholier 4892 woorden 9 mei 2006 6,5 25 keer beoordeeld Vak Filosofie Inleiding Ik heb gekozen voor een boek van Kant, omdat we

Nadere informatie

Wat is Keuzeloos Gewaarzijn ofwel Meditatie?

Wat is Keuzeloos Gewaarzijn ofwel Meditatie? Wat is Keuzeloos Gewaarzijn ofwel Meditatie? door Nathan Wennegers Trefwoord: zelfkennis / meditatie 2015 Non2.nl Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever mag niets uit deze uitgave

Nadere informatie

COMMUNICATIE DE AXIOMATA

COMMUNICATIE DE AXIOMATA COMMUICATIE DE AXIOMATA Mireille Jacobs Gezins en relatietherapie Bemiddeling, in familiezaken www.familiekwesties.be CAW oost Vlaanderen Vormingscentrum VCOK lid Forum voor Bemiddeling. Jozef Plateaustraat,

Nadere informatie

1. Waarom wetenschapsleer... 2

1. Waarom wetenschapsleer... 2 INHOUDSOPGAVE 1. Waarom wetenschapsleer... 2 1.1. Introductie... 2 1.2. De vijf eigenschappen van wetenschappelijk kennis... 2 1.3. Misopvattingen met betrekking tot managementwetenschappen... 2 1.4. Het

Nadere informatie

Bezoeker: Het is een dagelijkse ervaring dat de wereld plotseling verschijnt als we wakker worden. Waar komt die vandaan?

Bezoeker: Het is een dagelijkse ervaring dat de wereld plotseling verschijnt als we wakker worden. Waar komt die vandaan? 1 Het gevoel Ik ben (7 mei 1970) Bezoeker: Het is een dagelijkse ervaring dat de wereld plotseling verschijnt als we wakker worden. Waar komt die vandaan? Shri Nisargadatta Maharaj: Voordat er iets verschijnt,

Nadere informatie

3 Grenzen & Zintuigen

3 Grenzen & Zintuigen 3 Grenzen & Zintuigen SATIPATTHANA SUTTA En opnieuw, monniken, met betrekking tot wat werkelijk bestaat, verblijft hij overdenkende wat werkelijk bestaat in termen van de zes interne en externe poorten

Nadere informatie

Dankwoord 11 Woord vooraf 13. Hoofdstuk 1 Artistieke creativiteit 19

Dankwoord 11 Woord vooraf 13. Hoofdstuk 1 Artistieke creativiteit 19 Dankwoord 11 Woord vooraf 13 Hoofdstuk 1 Artistieke creativiteit 19 Makers en doeners 21 De verschillen tussen wetenschap, vormgeving en kunst 22 Het scheppingsproces als eenheid 23 Materiële werkelijkheid

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 2 Waanzin 6 maximumscore 2 een weergave van de overeenkomst tussen Descartes benadering van emoties en de beschreven opvatting over melancholie in de Oudheid: een fysiologische benadering 1 een

Nadere informatie

Summary in Dutch: Bolzano s notie van fundering en het Klassiek Model van Wetenschap

Summary in Dutch: Bolzano s notie van fundering en het Klassiek Model van Wetenschap Summary in Dutch: Bolzano s notie van fundering en het Klassiek Model van Wetenschap Dit proefschrift is een bijdrage aan de studie van de geschiedenis van de notie van wetenschappelijke verklaring als

Nadere informatie

WIJ ZIJN BEWUSTZIJN ZELF. Avatar Adi Da Samraj. Een Boodschap Aan Iedereen Geschonken. door. Wij Zijn Bewustzijn Zelf -1-

WIJ ZIJN BEWUSTZIJN ZELF. Avatar Adi Da Samraj. Een Boodschap Aan Iedereen Geschonken. door. Wij Zijn Bewustzijn Zelf -1- Wij Zijn Bewustzijn Zelf -1- WIJ ZIJN BEWUSTZIJN ZELF Een Boodschap Aan Iedereen Geschonken door Avatar Adi Da Samraj Wij Zijn Bewustzijn Zelf -2- Tekst en afbeeldingen: Copyright 2013 The Avataric Samrajya

Nadere informatie

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 5

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 5 Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 5 Deel 1, Hoofdstuk 4 en 6 De volmaakte natuur en het niet bestaan van toeval Rikus Koops 24 juni 2012 Versie 1.0 Hoewel het vierde hoofdstuk op

Nadere informatie

Wat is kunst? Kunst en kunstfilosofie. Alexander Gottlieb Baumgarten. Helpt dat? Wat is schoonheid? 1/3/11. de perfectie van zintuiglijke kennis?

Wat is kunst? Kunst en kunstfilosofie. Alexander Gottlieb Baumgarten. Helpt dat? Wat is schoonheid? 1/3/11. de perfectie van zintuiglijke kennis? Kunst en kunstfilosofie Wat is kunst? n Abt van Batteux: 1746. Les Beaux-arts réduits à un même principe. Paris: Durand. Dr. Rob van Gerwen Subfac. Wijsbegeerte Universiteit Utrecht http://www.phil.uu.nl/~rob

Nadere informatie

Causale Kunst: Fotografie

Causale Kunst: Fotografie Causale Kunst: Fotografie Bram Poels, 3868788 Van vele (moderne) kunstwerken kunnen we ons afvragen of het wel kunst is. Als onderdeel van deze grote vraag over de kunst als geheel, kunnen we ons verder

Nadere informatie

Kunstfilosofisch Kwartet

Kunstfilosofisch Kwartet Kunstfilosofisch Kwartet dr. Rob van Gerwen Departement Wijsbegeerte Universiteit Utrecht Chassé Breda, februari-maart 2016 Inhoudsopgave Website http://www.phil.uu.nl/~rob/ 1 Vooraf 1 2 Muzikale expressiviteit

Nadere informatie

Uit een inleiding en gesprek te Gouda 14 mei 2008 -

Uit een inleiding en gesprek te Gouda 14 mei 2008 - Jaargang 9 nr. 10 ( 3 juni 2008) Non-dualiteit van de ervaring Uit een inleiding en gesprek te Gouda 14 mei 2008 - Ja, we hebben het hier steeds over het herkennen van non-dualiteit. Het is duidelijk:

Nadere informatie

UNIDE GECERTIFICEERDE BIJSCHOLINGEN. Yoga en Adem. Zondag 22 februari 2009 Waarnemen gewaar-worden gewaar-zijn

UNIDE GECERTIFICEERDE BIJSCHOLINGEN. Yoga en Adem. Zondag 22 februari 2009 Waarnemen gewaar-worden gewaar-zijn UNIDE GECERTIFICEERDE BIJSCHOLINGEN Yoga en Adem Zondag 22 februari 2009 Waarnemen gewaar-worden gewaar-zijn Zondag 22 maart 2009 De kunst van leven en sterven Unide Vereniging ter bevordering van Universeel

Nadere informatie

SCHRIJVEN. Instructiekaart voor de leerling nr. 5. A-vragen. Korte vragen die beginnen met Wie...? Wat...? Waar...? Wanneer...? Hoeveel...?

SCHRIJVEN. Instructiekaart voor de leerling nr. 5. A-vragen. Korte vragen die beginnen met Wie...? Wat...? Waar...? Wanneer...? Hoeveel...? Instructiekaart voor de leerling nr. 5 A-vragen Formulering van de vraag Formulering van het antwoord Korte vragen die beginnen met Wie...? Wat...? Waar...? Wanneer...? Hoeveel...? Antwoord met één volledige

Nadere informatie

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS? AANTEKENINGEN Alles draait om de visie op Jezus Christus. Door de eeuwen heen is er veel discussie geweest over Jezus. Zeker na de Verlichting werd Hij zeer kritisch bekeken. De vraag is waar je je op

Nadere informatie

Politie, klassieke muziek en leren

Politie, klassieke muziek en leren Jolanda Botke Lectorale rede van Annika Smit Politie, klassieke muziek en leren Als kennis van de empirische werkelijkheid begint en eindigt met ervaring, dan hebben we niet alleen logisch denken nodig,

Nadere informatie

Filosofie. Op het VWO. Filosofie juist op Lyceum Oudehoven!

Filosofie. Op het VWO. Filosofie juist op Lyceum Oudehoven! Filosofie Op het VWO Wat is Filosofie? Wetenschappen beantwoorden vragen: Over een eigen onderwerp (object van studie) Op een eigen manier (methode van bestuderen) Filosofie beantwoordt vragen die niet

Nadere informatie