E-CVRM kernset, uitgebreide versie, feb 2014

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "E-CVRM kernset, uitgebreide versie, feb 2014"

Transcriptie

1 E-CVRM kernset, uitgebreide versie, feb 2014 De E-CVRM kernset is één van de producten voortkomend uit het project Informatiestandaard cardiometabole aandoeningen. De E-CVRM kernset beschrijft een minimale set aan parameters die voor cardiovasculair risicomanagement aan mensen met (een hoog risico op) hart- en vaatziekten door zorgverleners digitaal geregistreerd moet worden. Deze gegevens worden door zorgverleners en zorgvragers gebruikt ten behoeve van het primaire zorgproces, in de onderlinge communicatie en dienen voor een groot deel ook als basis voor de berekening van indicatoren. Het doel van dit document is om alle parameters op een uniforme wijze te beschrijven, zodat voor alle betrokkenen ondubbelzinnig vastligt wat met een bepaald gegeven bedoeld wordt. Op deze manier wordt eenheid van begrip gecreëerd tussen de zorgverleners onderling en tussen patiënten en zorgverleners. Naast CVRM zijn ook de kernsets van andere cardiometabole aandoeningen ontwikkeld: diabetes, CVRM, obesitas en chronische nierschade. De samenvatting van de e-cvrm kernset (november 2013) is te vinden op: aard-cardiometabole-aandoeningen.html Op deze kaart zijn met groen de cardiometabole gegevens gemarkeerd. Deze gegevens spelen dan in minimaal drie van de vier cardiometabole aandoeningen een rol. Het project is uitgevoerd onder auspiciën van Nederlandse Diabetesfederatie (NDF), Platform Vitale Vaten en Partnership Overgewicht Nederland (PON). In de stuurgroep was ook Nictiz vertegenwoordigd. De inhoudelijke uitwerking was in handen van een werkgroep geformeerd uit achterban van NDF, Platform Vitale Vaten en PON. Ook het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), de NSN/NVN/NfN(Nierstichting en patientenorganisatie) waren in deze werkgroep vertegenwoordigd. Op de site van het NHG vindt u alle beschikbare kernsets. Het project Informatiestandaard cardiometabole aandoeningen is gefinancierd door het Kwaliteitsinstituut.

2 Patiëntgegevens BSN Equivalent in HIS referentiemodel: BSN Burgerservicenummer van de patiënt Navraag bij patient geen eenmalig Opgenomen ter identificatie van de patiënt ######### Voorna(a)m(en) Equivalent in HIS referentiemodel: Voornamen Voorna(a)m(en) patiënt zoals vermeld in paspoort Navraag bij patient geen eenmalig + wijzigingen Opgenomen ter identificatie van de patiënt voor diegenen die geen toegang tot de GBA hebben Vrije tekst (conform GBA) Roepnaam Equivalent in HIS referentiemodel: Roepnaam Naam waarmee patiënt in dagelijks leven wordt aangesproken Navraag bij patient geen eenmalig + wijzigingen Opgenomen ter identificatie van de patiënt voor diegenen die geen toegang tot de GBA hebben Vrije tekst (conform GBA) Geslachtsnaam Equivalent in HIS referentiemodel: Achternaam Eigen achternaam 2

3 Navraag bij patient geen eenmalig + wijzigingen Opgenomen ter identificatie van de patiënt voor diegenen die geen toegang tot de GBA hebben Vrije tekst (conform GBA) Voorvoegsel geslachtsnaam Equivalent in HIS referentiemodel: Voorvoegsel(s) Voorvoegsel eigen achternaam Navraag bij patient geen eenmalig + wijzigingen Opgenomen ter identificatie van de patiënt voor diegenen die geen toegang tot de GBA hebben Vrije tekst (conform GBA) Geboortedatum Equivalent in HIS referentiemodel: Geboortedatum Geboortedatum patiënt Navraag bij patient geen eenmalig + wijzigingen Opgenomen ter identificatie van de patiënt voor diegenen die geen toegang tot de GBA hebben <DD/MM/JJJJ> Geslacht Equivalent in HIS referentiemodel: Geslacht Geslacht patiënt Navraag bij patient geen eenmalig + wijzigingen Opgenomen ter identificatie van de patiënt voor diegenen die geen toegang tot de GBA hebben 3

4 Man / vrouw / onbekend / niet-gespecificeerd Adres Equivalent in HIS referentiemodel: straatnaam en huisnummer van het Postadres Straat en huisnummer woonadres patiënt Navraag bij patient geen eenmalig + wijzigingen Opgenomen ter identificatie van de patiënt voor diegenen die geen toegang tot de GBA hebben Vrije tekst (conform GBA) Postcode Equivalent in HIS referentiemodel: postcode van het Postadres Postcode woonadres patiënt Navraag bij patient geen eenmalig + wijzigingen Opgenomen ter identificatie van de patiënt voor diegenen die geen toegang tot de GBA hebben #### XX Woonplaats Equivalent in HIS referentiemodel: woonplaats van het Postadres Woonplaats woonadres patiënt Navraag bij patient geen eenmalig + wijzigingen Opgenomen ter identificatie van de patiënt voor diegenen die geen toegang tot de GBA hebben Vrije tekst (conform GBA) Vast telefoonnummer 4

5 Equivalent in HIS referentiemodel: telefoonnummer Vast telefoonnummer op verblijfadres van patiënt Navraag bij patient geen eenmalig + wijzigingen Opgenomen ter identificatie van de patiënt voor diegenen die geen toegang tot de GBA hebben Vrije tekst Mobielnummer Equivalent in HIS referentiemodel: mobielnummer Mobiel telefoonnummer van de patiënt Navraag bij patient geen eenmalig + wijzigingen Opgenomen ter identificatie van de patiënt voor diegenen die geen toegang tot de GBA hebben Vrije tekst 5

6 Gegevens hoofdbehandelaar hoofdbehandelaar CVRM CVHB KZ 2815 hoofdbehandelaar CVRM Eindverantwoordelijke voor CVRM behandeling Omdat een team van zorgverleners betrokken is bij vasculair risicomanagement wordt één eerstverantwoordelijke aangewezen: de centrale zorgverlener. De centrale zorgverlener is hét aanspreekpunt voor het gehele behandelteam inclusief de patiënt. antwoordcategorie: huisarts / ziekenhuis / overig/onbekend Verwerkt in vrijwel alle indicatoren HVZ versie 1.5, 2014 en ook bij indicatoren CVRM-hoogrisico versie 2.0, 2012 eenmalig + wijzigingen Zorgstandaard VRM huisarts / ziekenhuis / overig/onbekend In Huisarts-indicatoren bestaande HVZ wordt aangenomen Huisarts als hoofdbehandelaar 6

7 Lichamelijk onderzoek lengte patiënt LNGP AO 560 lengte patient lengte patient De lichaamslengte wordt gemeten met een aan de muur bevestigde meetlat. Patiënt staat zonder schoenen met de hakken tegen de muur. Gewicht is verdeeld over beide voeten en de patiënt kijkt recht vooruit. m Via BMI eenmalig + wijzigingen <#.##> t.b.v. BMI gewicht patiënt GEW AO 357 gewicht patient gewicht patient Het lichaamsgewicht wordt gemeten met een geijkte weegschaal. Meting met lichte kleding en zonder schoenen. kg Via BMI jaarlijks <###.#> t.b.v. BMI BMI (Quetelet-index) patiënt QUET AO 1272 BMI (Quetelet-index) patient De Body Mass Index (BMI) is een index voor het gewicht in verhouding tot lichaamslengte. De BMI geeft een schatting van het gezondheidsrisico van het lichaamsgewicht. De BMI kan worden berekend voor kinderen en volwassenen van 1 t/m 70. De BMI (quetelet index) wordt berekend met de volgende formule: gewicht in kg / (lengte in m X lengte in m) kg/m2 NHG indicatoren 11 en 12 bij HVZ versie 1.5, 2014 en ook bij indicatoren CVRM-hoogrisico versie 2.0, 2012 jaarlijks 7

8 <##.#> jaarlijks moet bij patiënten met een (verhoogd risico op) HVZ het risicoprofiel gecontroleerd worden middelomtrek patiënt OMVA DH 1872 middelomtrek patient De middelomtrek is een maat voor de hoeveelheid vet in de buikholte. De middelomtrek hangt nauw samen met de Body Mass Index en met het totale gehalte lichaamsvet. Lengte speelt geen rol bij het meten van de middelomtrek. de buikomvang gebruikt omdat deze een goede indicatie geeft van de hoeveelheid abdominaal en totaal lichaamsvet die cardiovasculair risico beter voorspelt dan de BMI. Bij mannen wordt een grenswaarde 102 cm gehanteerd voor een ernstig verhoogd risico op metabole complicaties; bij vrouwen ligt deze grenswaarde bij 88 cm (WHO 2000). De buikomvang is sterk gecorreleerd met de hoeveelheid buikvet, en minder met de hoeveelheid spiermassa. De hoeveelheid visceraal buikvet (vet aanwezig in de buikholte, binnen het buikvlies, dichtbij, rondom en in de organen) is de belangrijkste risicofactor voor het optreden van diabetes mellitus type 2 en hart- en vaatziekten. Bepaling van de buikomvang: - Patiënt staat rechtop met de voeten ongeveer 25 tot 30 cm uit elkaar - Meting halverwege laagste punt van de onderste rib en bovenvoorzijde van de bekkenkam (horizontaal streepje zetten op dit punt) - Meting op de blote huid, na een normale uitademing, zonder dat de centimeter druk uitoefent op de huid - Meet met de centimeter over de horizontale streepjes heen, recht over de buik met 1 vinger tussen het lint en de buik - Meet tweemaal de omtrek en noteer de gemiddelde waarde in cm, afgerond op 0,5 cm.. Als screeningsinstrument wordt vaak de buikomvang gebruikt omdat deze een goede indicatie geeft van de hoeveelheid abdominaal en totaal lichaamsvet die cardiovasculair risico beter voorspelt dan de BMI. Bij mannen wordt een grenswaarde 102 cm gehanteerd voor een ernstig verhoogd risico op metabole complicaties; bij vrouwen ligt deze grenswaarde bij 88 cm (WHO 2000). De buikomvang is sterk gecorreleerd met de hoeveelheid buikvet, en minder met de hoeveelheid spiermassa. De hoeveelheid visceraal buikvet (vet aanwezig in de buikholte, binnen het buikvlies, dichtbij, rondom en in de organen) is de belangrijkste risicofactor voor het optreden van diabetes mellitus type 2 en hart- en vaatziekten. Behalve de goede voorspellende waarde van een grote buikomvang op ziekte is de eenvoud van de meting een voordeel (Lean 1995). De buikomvang is 8

9 gemakkelijk te meten door zowel de professional als het individu. Een formule is niet nodig, zoals bij de BMI wel het geval is. Immers, de buikomvang is weinig afhankelijk van de lichaamslengte. Bij oudere mannen zijn aanwijzingen gevonden dat een relatief grote buikomvang, in tegenstelling tot een relatief hoge BMI, het risico op overlijden voorspelt (Visscher 2001). Bij vrouwen is de postmenopauzale periode van belang. Na het optreden van de menopauze vindt dikwijls een stijging plaats van de hoeveelheid buikvet. Aangezien de duur van (abdominale) obesitas en de hoeveelheid buikvet van belang zijn, is het nog onduidelijk hoe de BMI en buikomvang zich verhouden als risicofactor voor sterfte bij postmenopauzale vrouwen. Bepaling van de buikomvang: - Patiënt staat rechtop met de voeten ongeveer 25 tot 30 cm uit elkaar - Meting halverwege laagste punt van de onderste rib en bovenvoorzijde van de bekkenkam (horizontaal streepje zetten op dit punt) - Meting op de blote huid, na een normale uitademing, zonder dat de centimeter druk uitoefent op de huid - Meet met de centimeter over de horizontale streepjes heen, recht over de buik met 1 vinger tussen het lint en de buik - Meet tweemaal de omtrek en noteer de gemiddelde waarde in cm, afgerond op 0,5 cm. cm Zit niet in indicatoren HVZ of CVRM-HR op indicatie <###> systolische/diastolische bloeddruk (1 van de onderstaande 3 methoden) systolische bloeddruk 1 van 3 methoden verplicht RRSY KA 1744 systolische bloeddruk systolische bloeddruk De bloeddruk wordt gemeten bij de zittende patiënt, na enkele minuten rust, met een geijkte manometer met een manchet van adequate afmetingen (bij een armomtrek van maximaal 33 cm is een luchtzak nodig van ten minste cm en bij een armomtrek tot 50 cm één van ten minste cm). Bij de meting moet de manchet zich ter hoogte van het midden van het sternum bevinden. Tijdens de meetprocedure wordt niet 9

10 gesproken. De bloeddruk wordt met een nauwkeurigheid van 2 mmhg afgelezen. De manchetdruk moet daarom rond de verwachte bloeddrukwaarden langzaam dalen, met een snelheid van 2 mmhg per seconde. De systolische bloeddruk wordt afgelezen op het moment dat de tonen voor het eerst hoorbaar worden. Voor het vaststellen van de waarde van de bloeddruk wordt per consult steeds tweemaal volgens de standaardprocedure gemeten, met een tussenpoos van minimaal vijftien seconden, steeds aan dezelfde arm. De uiteindelijke bloeddrukwaarde is het gemiddelde van beide metingen. Tijdens het eerste consult wordt de bloeddruk aan beide armen gemeten. Bij een verschil van 10 mmhg of meer wordt bij volgende consulten de bloeddruk gemeten aan de arm waar de hoogste waarde werd gevonden. mmhg NHG indicatoren 3 en 25 HVZ versie 1.5, 2014 en ook bij indicatoren CVRM-hoogrisico versie 2.0, 2012 ten minste jaarlijks <###> systolische bloeddruk (thuismeting) 1 van 3 methoden verplicht RRSY KA MH 2055 systolische bloeddruk (thuismeting) systolische bloeddruk (thuismeting) De bloeddruk wordt thuis door de patiënt gemeten in zittende houding, na enkele minuten rust, met een geijkte automatische bloeddruk meter met een manchet van adequate afmetingen (bij een armomtrek van maximaal 33 cm is een luchtzak nodig van ten minste cm en bij een armomtrek tot 50 cm één van ten minste cm). Bij de meting moet de manchet zich ter hoogte van het midden van het sternum bevinden. Tijdens de meetprocedure wordt niet gesproken. De bloeddruk wordt met een nauwkeurigheid van 2 mmhg afgelezen. Voor het vaststellen van de waarde van de bloeddruk wordt per meting steeds tweemaal volgens de standaardprocedure gemeten, met een tussenpoos van minimaal vijftien seconden, steeds aan dezelfde arm. De uiteindelijke bloeddrukwaarde is het gemiddelde van beide metingen. Tijdens het eerste consult bij de huisarts wordt de bloeddruk aan beide armen gemeten. Bij een verschil van 10 mmhg of meer wordt bij de thuismetingen de bloeddruk gemeten aan de arm waar de hoogste waarde werd gevonden. mmhg NHG indicatoren 3 en 25 HVZ versie 1.5, 2014; niet in CVRMhoogrisico versie 2.0, 2012 ten minste jaarlijks 10

11 <###> alternatief voor systolische bloeddruk systolische bloeddruk (gem. 24 uurs meting) 1 van 3 methoden verplicht RRGS KA MH 2659 systolische bloeddruk (gem. 24 uurs meting) systolische bloeddruk (gem. 24 uurs meting) De bloeddruk wordt gedurende 24 uur gemeten met behulp van een bloeddrukmeter gekoppeld aan een manchet van adequate afmetingen (bij een armomtrek van maximaal 33 cm is een luchtzak nodig van ten minste cm en bij een armomtrek tot 50 cm één van ten minste cm). Bij de meting moet de manchet zich ter hoogte van het midden van het sternum bevinden. Overdag wordt de bloeddruk in principe elke 15 minuten gemeten. s Nachts elke 30 minuten. De gemiddelde systolische bloeddruk wordt na het onderzoek berekend aan de hand van alle gemeten systolische waarden (zowel de dag als de nacht metingen). mmhg NHG indicatoren 3 en 25 HVZ versie 1.5, 2014; niet in CVRMhoogrisico versie 2.0, 2012 ten minste jaarlijks <###> alternatief voor systolische bloeddruk. diastolische bloeddruk 1 van 3 methoden verplicht RRDI KA 1740 diastolische bloeddruk diastolische bloeddruk De bloeddruk wordt gemeten bij de zittende patiënt, na enkele minuten rust, met een geijkte manometer met een manchet van adequate afmetingen (bij een armomtrek van maximaal 33 cm is een luchtzak nodig van ten minste cm en bij een armomtrek tot 50 cm één van ten minste cm). Bij de meting moet de manchet zich ter hoogte van het midden van het sternum bevinden. Tijdens de meetprocedure wordt niet gesproken. De bloeddruk wordt met een nauwkeurigheid van 2 mmhg afgelezen. De manchetdruk moet daarom rond de verwachte bloeddrukwaarden langzaam dalen, met een snelheid van 2 mmhg per seconde. De diastolische bloeddruk wordt gemeten op het moment dat de tonen geheel verdwijnen. Voor het vaststellen van de waarde van de bloeddruk wordt per consult steeds tweemaal volgens de standaardprocedure 11

12 gemeten, met een tussenpoos van minimaal vijftien seconden, steeds aan dezelfde arm. De uiteindelijke bloeddrukwaarde is het gemiddelde van beide metingen. Tijdens het eerste consult wordt de bloeddruk aan beide armen gemeten. Bij een verschil van 10 mmhg of meer wordt bij volgende consulten de bloeddruk gemeten aan de arm waar de hoogste waarde werd gevonden. mmhg geen ten minste jaarlijks <###> diastolische bloeddruk (thuismeting) 1 van 3 methoden verplicht RRDI KA MH 2056 diastolische bloeddruk (thuismeting) diastolische bloeddruk (thuismeting) De bloeddruk wordt thuis door de patiënt gemeten in zittende houding, na enkele minuten rust, met een geijkte manometer met een manchet van adequate afmetingen (bij een armomtrek van maximaal 33 cm is een luchtzak nodig van ten minste cm en bij een armomtrek tot 50 cm één van ten minste cm). Bij de meting moet de manchet zich ter hoogte van het midden van het sternum bevinden. Tijdens de meetprocedure wordt niet gesproken. De bloeddruk wordt met een nauwkeurigheid van 2 mmhg afgelezen. Voor het vaststellen van de waarde van de bloeddruk wordt per meting steeds tweemaal volgens de standaardprocedure gemeten, met een tussenpoos van minimaal vijftien seconden, steeds aan dezelfde arm. De uiteindelijke bloeddrukwaarde is het gemiddelde van beide metingen. Tijdens het eerste consult bij de huisarts wordt de bloeddruk aan beide armen gemeten. Bij een verschil van 10 mmhg of meer wordt bij de thuismetingen de bloeddruk gemeten aan de arm waar de hoogste waarde werd gevonden. mmhg geen ten minste jaarlijks <###> alternatief voor diastolische bloeddruk. diastolische bloeddruk (gem. 24 uurs meting) 1 van 3 methoden verplicht RRGD KA MH 2660 diastolische bloeddruk (gem. 24 uurs meting) 12

13 diastolische bloeddruk (gem. 24 uurs meting) De bloeddruk wordt gedurende 24 uur gemeten met behulp van een bloeddrukmeter gekoppeld aan een manchet van adequate afmetingen (bij een armomtrek van maximaal 33 cm is een luchtzak nodig van ten minste cm en bij een armomtrek tot 50 cm één van ten minste cm). Bij de meting moet de manchet zich ter hoogte van het midden van het sternum bevinden. Overdag wordt de bloeddruk in principe elke 15 minuten gemeten, 's nachts elke 30 minuten. De gemiddelde diastolische bloeddruk wordt na het onderzoek berekend aan de hand van alle diastolische waarden (zowel de dag als de nacht metingen). mmhg geen ten minste jaarlijks <###> alternatief voor diastolische bloeddruk. Laboratorium glucose nuchter GLUC B NU (veneus) of GLUC BC NU (draagbare meter) 372, 382 glucose nuchter, veneus (lab) glucose nuchter, capillair (lab of anderszins) conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: mmol/l NHG indicatoren 15, 29, HVZ versie 1.5, 2014 Ook in indicatoren CVRM-hoog risico versie 2.0, jaarlijks conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: Kalium K B 513 Kalium Serum-Kalium mmol/l geen Jaarlijks, bij gebruik diuretica, ACE remmers of ARB 13

14 conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: cholesterol totaal CHOL B MT 192 Cholesterol totaal conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: mmol/l Geen NHG HVZ indicator, wel in CVRM hoog risico versie 2.0 Per 3-5 jaar herhalen conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: HDL-cholesterol HDL B 446 HDL-cholesterol conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: mmol/l Geen NHG HVZ indicator, wel in CVRM hoog risico versie 2.0 Per 3-5 jaar herhalen conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: LDL-cholesterol LDL B of LDLD B 542, 2683 LDL-cholesterol conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: 14

15 mmol/l NHG indicatoren 26, 33, 31 en 29, HVZ versie 1.5, 2014 ook in CVRM hoog risico versie 2.0 Per 3-5 jaar herhalen; bij gebruik statines op indicatie conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: cholesterol/hdl-cholesterol ratio CHHD B MI 181 Cholesterol/HDL-cholesterol ratio conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: geen geen Per 3-5 jaar herhalen conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: triglyceriden TRIG B 1377 Triglyceriden conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: mmol/l Geen NHG HVZ indicator,wel in CVRM hoog risico versie 2.0 Per 3-5 jaar herhalen conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: kreatinine KREA B

16 Kreatinine conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: μmol/l geen Jaarlijks, bij gebruik diuretica, ACE-remmers of ARB conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: (micro-)albumine urine of (micro-)albumine/kreatinineratio ALB U of ALBK U MI 38, 40 albumine (micro-) urine portie of albumine (micro-) / kreatinine urine conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: mg/l; mg/mmol; (mg/24 uur) geen Jaarlijks, bij gebruik diuretica, ACE-remmers of ARB conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: Nierfunctie (1 van onderstaande 3 methoden) MDRD (egfr) (voorkeursmethode) 1 van 3 verplicht KREM O FB 1919 Kreatinineklaring MDRD formule (egfr) Geschatte glomerulaire filtratiesnelheid. Een van de 3 methoden voldoet aan de vraag aangaande de nierfunctie: MDRD-formule (egfr), of nierfunctie volgens Cockcroft-formule of gemeten kreatinineklaring (meting in 24 uurs urine). Voorkeur voor schatting met MDRD-formule (KREM O FB). conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: ml/min/1.73 m2 16

17 NHG indicatoren 28, 29 en 32 HVZ, versie 1.5, 2014 Ook in CVRM hoog risico versie 2.0, 2012 Jaarlijks, bij gebruik diuretica, ACE-remmers of ARB; anders per 3-5 jaar herhalen, LTA nierfalen conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: Voorkeursmethode. Alternatief: kreatinineklaring bepaald volgens Cockcroft of kreatinineklaring in 24 uurs urine Cockcroft Gault 1 van 3 verplicht KREA O FB 1918 Kreatinineklaring volgens Cockcroft Geschatte glomerulaire filtratiesnelheid. Een van de 3 methoden voldoet aan de vraag aangaande de nierfunctie: MDRD-formule (egfr), of nierfunctie volgens Cockcroft-formule of gemeten kreatinineklaring (meting in 24 uurs urine). Voorkeur voor schatting met MDRD-formule (KREM O FB). conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: ml/min NHG indicatoren 28, 29 en 32 HVZ, versie 1.5, 2014 Ook in CVRM hoog risico versie 2.0, 2012 Jaarlijks, bij gebruik diuretica, ACE-remmers of ARB; anders per 3-5 jaar herhalen, LTA nierfalen conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: Alternatief: Geschatte glomerulaire filtratiesnelheid volgens de MDRD formule (egfr) of kreatinineklaring in 24 uurs urine Kreatinineklaring 1 van 3 verplicht KREA O MK 524 Kreatinineklaring Geschatte glomerulaire filtratiesnelheid. Een van de 3 methoden voldoet aan de vraag aangaande de nierfunctie: MDRD-formule (egfr), of nierfunctie volgens Cockcroft-formule of gemeten kreatinineklaring (meting in 24 uurs urine). Voorkeur voor schatting met MDRD-formule (KREM O FB). conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: ml/min NHG indicatoren 28, 29 en 32 HVZ, versie 1.5, 2014 Ook in CVRM hoog risico versie 2.0,

18 Jaarlijks, bij gebruik diuretica, ACE-remmers of ARB; anders per 3-5 jaar herhalen, LTA nierfalen conform de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken: Alternatief: Geschatte glomerulaire filtratiesnelheid volgens de MDRD formule (egfr) of kreatinineklaring bepaald volgens Cockcroft Leefstijl en risicofactoren roken ROOK AQ 1739 roken Rookgedrag huidig en voorgeschiedenis. Navraag bij patiënt antwoordcategorie: nooit roker/voorheen roker/roker NHG indicatoren 8,9,10, 29 HVZ versie 1.5, 2014 Ook in CVRM hoog risico, versie 2.0, 2012 jaarlijks, bij rokers nooit roker/voorheen roker/roker advies stoppen met roken gegeven ADMI AQ 1814 advies stoppen met roken gegeven Advies stoppen met roken gegeven antwoordcategorie: ja/nee NHG indicator 10 HVZ versie 1.5, Ook in CVRM hoog risico, versie 2.0, 2012 jaarlijks, bij rokers Zorgstandaard CVRM / NHG ja/nee alcoholgebruik (1 van onderstaande 2 methoden) alcoholgebruik 1 van 2 verplicht ALCO PQ 1591 alcoholgebruik 18

19 alcoholgebruik Gemiddeld aantal eenheden alcohol per dag, navraag bij patiënt eenheden per dag NHG indicator 27 en 29 HVZ, versie 1.5, Ook in CVRM hoog risico versie 2.0, 2012 jaarlijks Zorgstandaard CVRM / NHG <##> Alternatief is de Fiveshot vragenlijst, één van beide parameters voldoet alcoholgebruik volgens FiveShot 1 van 2 verplicht 5SHT PQ 2423 FiveShot vragenlijst alcoholgebruik volgens de Fiveshot vragenlijst Mate van alcoholgebruik wordt bepaald aan de hand van de five shot vragenlijst NHG indicator 27 en 29 HVZ, versie 1.5, Ook in CVRM hoog risico versie 2.0, 2012 jaarlijks Zorgstandaard CVRM / NHG <#.#> Alternatief is het aantal eenheden gebruik, één van beide parameters voldoet. Voedingspatroon (1 van onderstaande 2 methoden) bijzonderheden voedingspatroon 1 van 2 verplicht BZVD AA 2718 bijzonderheden voedingspatroon Het inventariseren van het voedingspatroon is een deel van de aanvullende analyse persoonsgegevens voor het opstellen van het individueel zorgplan (ZO, blz 27) de zorgmdule voeding biedt handvat voor vaststellen juiste voedingszorgprofiel. behorende bij 'haalbare' PON-indicator 5: Bespreken van voedingspatroon is in HIS geregistreerd als numerieke meetwaarde (ja/nee) in de afgelopen 5 jaar. behorende bij 'wenselijke' PON-indicator 7: Met inventariseren voedingspatroon wordt een screening van het patroon op hoofdlijnen op basis van de richtlijnen goede voeding bedoeld. Er is geen kort valide meetinstrument beschikbaar dat bijzonderheden in het voedingspatroon eenduidig in kaart 19

20 brengt. De zorgmodule Voeding biedt hadvat voor relevante parameters (zorgmodule Voeding blz 14) antwoordcategorie: aanwezig/afwezig/onbekend NHG indicatoren 19 en 29 HVZ, versie versie 1.5, Ook in CVRM hoog risico versie 2.0 jaarlijks Zorgstandaard CVRM / NHG antwoordcategorie opmerkingen bijzonderheden voedingspatroon 1 van 2 verplicht BYVD AA 2138 opmerk. bijzonderheden voedingspatroon Het inventariseren van het voedingspatroon is een deel van de aanvullende analyse persoonsgegevens voor het opstellen van het individueel zorgplan (ZO, blz 27) de zorgmdule voeding biedt handvat voor vaststellen juiste voedingszorgprofiel. behorende bij 'haalbare' PON-indicator 5: Bespreken van voedingspatroon is in HIS geregistreerd als numerieke meetwaarde (ja/nee) in de afgelopen 5 jaar. behorende bij 'wenselijke' PON-indicator 7: Met inventariseren voedingspatroon wordt een screening van het patroon op hoofdlijnen op basis van de richtlijnen goede voeding bedoeld. Er is geen kort valide meetinstrument beschikbaar dat bijzonderheden in het voedingspatroon eenduidig in kaart brengt. De zorgmodule Voeding biedt hadvat voor relevante parameters (zorgmodule Voeding blz 14) NHG indicatoren 19 en 29 HVZ, versie versie 1.5, Ook in CVRM hoog risico versie 2.0 jaarlijks Zorgstandaard CVRM / NHG vrije tekst advies gezonde voeding gegeven ADVD AQ 2137 advies gezonde voeding gegeven Een voedingsadvies passend bij de Richtlijnen Goede Voeding (2006), zoals geformuleerd door de gezondheidsraad. De huisarts adviseert het gebruik van gezonde voeding, samengesteld volgens de Richtlijnen Goede Voeding. De meeste diëten geven een gelijkwaardig gewichtverlies, echter het behoud van het gewichtsverlies is alleen haalbaar met permanente aanpassing van individuele voedingsgewoonten. 20

21 Streng lijnen dient ontmoedigd te worden, evenals telkens opnieuw lijnen. Het risico op het ontwikkelen van eetstoornissen door diëten is klein, behalve in het geval van streng lijnen (extreem weinig eten, maaltijden overslaan, dieetproducten gebruiken, vasten). (Ref NHG standaard obesitas, 2010) antwoordcategorie: ja NHG indicator 20 HVZ versie 1.5, 2014 in nummer 20. Niet in CVRM hoog risico eenmalig vastleggen, op indicatie Richtlijnen Goede Voeding (2006) antwoordcategorie lichaamsbeweging NNGB AQ 3239 lichaamsbeweging Controle van de mate van beweging aan de hand van de norm gezond bewegen of via de fitnorm: Norm gezond bewegen: 1. Voldoet aan norm 2. Voldoet niet aan norm 3. Inactief 4.onduidelijk. Fitnorm vereist tenminste drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit 1. Voldoet aan norm 2. Voldoet niet aan norm 3. onduidelijk. De Nederlandse norm voor gezond bewegen (NNGB) houdt in voor volwassenen tenminste 30 minuten en voor kinderen en adolescenten tenminste een uur matig intensief bewegen (fietsen, stevig wandelen, tuinieren, etc) op tenminste 5 dagen per week. Iemand is inactief als op geen enkele dag van de week ten minste een half uur (volwassenen) of een uur (kinderen en adolescenten) matig intensief wordt bewogen. De fitnorm houdt in dat ten minste driemaal per week minimaal twintig minuten zwaar intensieve lichamelijk activiteit (joggen, wandelen in de bergen of met bepakking, graafwerk, fietsen met hogere snelheden, etc.) wordt verricht. Zwaar intensieve lichamelijke activiteiten zijn activiteiten die een snelle ademhaling en een aanzienlijke toename in de hartslag veroorzaken. antwoordcategorie: voldoet aan norm/minder dan norm/inactief/onduidelijk NHG indicatoren 18 en 29 versie 1.5, 2014 Ook in CVRM hoog risico, versie 2.0, 2012 jaarlijks Zorgstandaard CVRM / NHG antwoordcategorie 21

22 advies lichaamsbeweging gegeven ADLB AQ 1816 advies lichaamsbeweging gegeven Het geven van beweegadvies gebaseerd op de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. De huisarts adviseert bij voorkeur minimaal één uur per dag matig intensief bewegen (ademhaling is versneld, praten is nog mogelijk) volgens de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, bijvoorbeeld stevig wandelen, tuinieren of fietsen) Bewegen kan onder begeleiding van een fysiotherapeut plaatsvinden, bijvoorbeeld als er comorbiditeit is, zoals chronische gewrichtsklachten of aandoeningen die gepaard gaan met een inspanningsbeperking.voor begeleiding bij verhogen van de lichamelijke activiteit kan de huisarts verwijzen naar een lokaal of via het werk georganiseerd beweegprogramma, indien mogelijk afgestemd op de doelgroep, zoals vrouwen van Marokkaanse of Turkse herkomst. (ref: NHG-standaard obesitas 2010). antwoordcategorie: ja NHG indicator18 HVZ, versie 1.5, Niet in CVRM hoog risico eenmalig vastleggen, op indicatie Zorgstandaard CVRM / NHG antwoordcategorie therapietrouw medicatie (preventie HVZ) HVTM KQ 2198 therapietrouw medicatie (preventie HVZ) Indruk van zorgverlener over hoe de patiënt zich houdt aan de medicatie-afspraken voor de preventie van HVZ. geen antwoordcategorie: voldoende/onvoldoende/onduidelijk geen jaarlijks antwoordcategorie Hart-/vaatziekte in naaste familie < 65 jr HF65 KQ 3238 Hart-/vaatziekte in naaste familie < 65 jr Het gaat om aangetoonde hart- en vaatziekten bij ouders, broers of zussen voor de leeftijd van 65 jaar. Onder hart- en 22

23 vaatziekten worden in dit geval door atherotrombotische processen veroorzaakte hart- en vaatziekten bedoeld, zoals: myocardinfarct, angina pectoris, coronairlijden (zonder angina pectoris), TIA, herseninfarct, perifeer arterieel vaatlijden en aneurysma aortae. antwoordcategorie: ja/nee/onduidelijk Geen NHG indicator HVZ, Wel bij indicatoren CVRM hoogrisico, versie 2.0, 2012 eenmalig vastleggen, en bij wijzigingen antwoordcategorie Risico HVZ volgens CVRM richtlijn 2012 RH12 KQ FB 3241 Risico HVZ volgens CVRM richtlijn 2012 Categorie van het risico op sterfte aan of het verkrijgen van HVZ volgens de richtlijn cardiovasculair risicomanagement (NHG Standaard M84). Grenzen zijn de op gehele getallen afgeronde waarden uit de risicotabel. Het risico kan niet worden bepaald als onvoldoende gegevens beschikbaar zijn voor de schatting en bij een leeftijd < 40 of > 70 jaar. antwoordcategorie: 0% - 9 % (groen) / 10% - 19% (geel) / >= 20% (rood) / kan niet berekend worden Geen NHG indicator HVZ, Wel bij indicatoren CVRM hoogrisico, versie 2.0, 2012 eenmalig op indicatie, zie richtlijn, niet bij mensen met HVZ. antwoordcategorie 23

24 Relevante aandoeningen Angina pectoris ICD-10 I20 ICPC K74 Angina pectoris Angina pectoris HVZ: NHG-indicator 1 registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> Acuut myocardinfarct ICD-10 I21-I22 ICPC K75 Acuut myocardinfarct Acuut myocardinfarct HVZ: NHG-indicator 1 registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> Andere / chronische ischemische hartziekte ICD-10 I23, I25 ICPC K76 Andere / chronische ischemische hartziekte Andere / chronische ischemische hartziekte????? registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> Hypertensie zonder orgaanschade ICD-10 I10 (Primary) ICPC K86 24

25 Hypertensie zonder orgaanschade Hypertensie zonder orgaanschade niet bij indicatoren HVZ, wel bij indicatoren CVRM hoog risico registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> Hypertensie met orgaanschade ICD-10 I15 (secondary) ICPC K87 Hypertensie met orgaanschade Hypertensie met orgaanschade niet bij indicatoren HVZ; wel bij indicatoren CVRM hoog risico registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> Passagère cerebrale ischemie/tia ICD-10 G45.8 ICPC K89 Pasagere cerebrale ischemie/tia Pasagere cerebrale ischemie/tia HVZ: NHG-indicator 1 registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> CVA ICD-10 I60 - I69 ICPC K90 CVA CVA niet als ongespecificeerd CVA; registreren indien van toepassing, aanwezig 25

26 <X##.##> K90 is geen betrouwbare ICPC voor CVA, omdat daar ook de bloedingen bijzitten en die zijn niet van belang voor het cardiovasculaire risico Cerebraal infarct ICD-10 I63 ICPC K90.03 Cerebraal infarct Cerebraal infarct HVZ: NHG-indicator 1 registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> Claudicatio intermittens ICD-10 I73.9 ICPC K92.01 Claudicatio intermittens Claudicatio intermittens HVZ: NHG-indicator 1 registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> Aneurysma aortae ICD-10 I71 ICPC K99.01 Aneurysma aortae Aneurysma aortae HVZ: NHG-indicator 1 registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> 26

27 Hartfalen ICD-10 I50 ICPC K77 Hartfalen Hartfalen geen registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> Rheumatoide artritis ICD 10 M06 ICPC L88 Rheumatoide artritis Rheumatoide artritis bij CVRM hoog risico, versie 2.0, 2012 registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> Diabetes mellitus type 1 ICD-10 E10 ICPC T90.01 Diabetes mellitus type 1 Diabetes mellitus type 1 als exclusie criterium bij indicatoren HVZ en CVRM hoog risico registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> Diabetes mellitus type 2 ICD-10 E11 ICPC T90.02 Diabetes mellitus type 2 27

28 Diabetes mellitus type 2 als exclusie criterium bij indicatoren HVZ en CVRM hoog risico registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> Hypercholesterolemie ICD-10 E78.0 ICPC T93.01 Hypercholesterolemie Hypercholesterolemie bij indicatoren CVRM hoog risico registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> Nierfunctiestoornis/nierinsufficiëntie ICD-10 N17-N19 (Nierfalen) ICPC U99.01 Nierfunctiestoornis/nierinsufficiëntie Nierfunctiestoornis/nierinsufficiëntie Niet bij indicatoren HVZ; wel bij CVRM hoog risico registreren indien van toepassing, aanwezig <X##.##> Albuminurie/proteinurie ICD-10 R80 ICPC U98.01 Albuminurie/proteinurie Albuminurie/proteinurie geen registreren indien van toepassing, aanwezig 28

29 <X##.##> Medicatie Diabetesmiddelen ATC A10, A10A: Insulines en analogen A10B: Bloedglucose verlagende middelen exclusief insulines A10X: Overige diabetesmiddelen Diabetes middelen codering volgens ATC, overige kenmerken volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) geen registreren indien van toepassing, aanwezig Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) Antihypertensiva ATC C02 Antihypertensiva codering volgens ATC, overige kenmerken volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) bij indicatoren CVRM hoog risico registreren indien van toepassing, aanwezig Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) Diuretica ATC C03 Diuretica codering volgens ATC, overige kenmerken volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) bij indicatoren CVRM hoog risico 29

30 registreren indien van toepassing, aanwezig Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) Beta-blokkers ATC C07 Beta-blokkers codering volgens ATC, overige kenmerken volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) bij indicatoren CVRM hoog risico registreren indien van toepassing, aanwezig Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) Calciumantagonisten ATC C08 Calciumantagonisten codering volgens ATC, overige kenmerken volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) bij indicatoren CVRM hoog risico registreren indien van toepassing, aanwezig Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) Middelen aangr. op renine-angiotensinesysteem ATC C09 Middelen aangr. op renine-angiotensinesysteem codering volgens ATC, overige kenmerken volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) bij indicatoren CVRM hoog risico registreren indien van toepassing, aanwezig Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten 30

31 (2010) Antilipaemica ATC C10 Antilipaemica codering volgens ATC, overige kenmerken volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) Bij NHG indicator 31 HVZ versie 1.5, 2014 Ook bij indiatoren CVRM hoog risico registreren indien van toepassing, aanwezig Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) Antistolling / trombocytenaggregatieremmers ATC B01A Antistolling / trombocytenaggregatieremmers codering volgens ATC, overige kenmerken volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) Bij NHG indicator 14 HVZ versie 1.5, 2014 registreren indien van toepassing, aanwezig Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) Influenza vaccinatie (ATC) J07BB (ATC) of R44 (ICPC) Influenza vaccinatie (ATC) codering volgens ATC, overige kenmerken volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) Bij NHG indicator 16 HVZ versie 1.5, 2014 registreren indien van toepassing, aanwezig Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) volgens Richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten (2010) 31

32 32