Sociaal investeren in de sociale infrastructuur
|
|
- Nathalie de Ridder
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Sociaal investeren in de sociale infrastructuur Annelou Ypeij Godfried Engbersen Werkstukken Sociale Vraagstukken en Beleid
2 Sociaal investeren in de sociale infrastructuur / Annelou Ypeij & Godfried Engbersen. Trefw.: Armoede-bestaansstrategieën, sociale infrastructuur, beleid Rotterdam: RISBO Contractresearch BV / Erasmus Universiteit Rotterdam. Januari 2002 Verkoopprijs: 15,90 (inclusief BTW en administratiekosten en exclusief verzendkosten) Exemplaren van deze uitgave zijn te bestellen bij: Secretariaat RISBO Erasmus Universiteit Rotterdam Postbus DR Rotterdam tel: fax: Copyright RISBO Contractresearch BV. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de Directie van het Instituut. ISBN
3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave iii Voorwoord v Inleiding vii Hoofdstuk 1 Profijt van welzijns- en armoedebeleid Inleiding De respondentengroep nader geduid Profijt van sociale activering en maatschappelijke participatie Profijt van inkomensondersteunend beleid Samenvatting en conclusies 13 Hoofdstuk 2 Perspectief van cliënten Inleiding Theorieën over niet-gebruik sociale voorzieningen Verhalen over overheid en publieke instellingen Verhalen inhoudelijk nader geduid Vermijden van sociale kwetsuur en afwegingen tussen baten en lasten Verzet tegen en strijd met instanties Strategieën van verzet door norm- en regelovertreding Wie doet wat Samenvatting en conclusies 40 Hoofdstuk 3 Sociale infrastructuur Inleiding Web van sociale voorzieningen Eerste gevalsbeschrijving: Een jonge Turkse vrouw Tweede gevalsbeschrijving: Een 45-jarige Nederlandse vrouw Twee gevalsbeschrijvingen vergeleken Derde gevalsbeschrijving: Stappenplan ten aanzien van bureaucratische handelingen Vierde gevalsbeschrijving: Schuldhulpverlening in Zuidoost Samenvatting en conclusies 79 iii
4 Inhoudsopgave Hoofdstuk 4 Perspectief van de medewerkers Inleiding Medewerkers over cliënten Medewerkers over andere instellingen Medewerkers over de eigen instelling Samenvallende en botsende perspectieven 102 Hoofdstuk 5 Sociaal investeren in de sociale infrastructuur Inleiding Sociaal investeren in de sociale infrastructuur Maatwerk nieuwe stijl: investeren in sociaal kapitaal 114 Literatuur 117 Ongepubliceerde documenten 120 Bijlage I 121 Bijlage II 123 iv
5 Voorwoord Dit rapport is het resultaat van twee onderzoeken. In het kader van het onderzoeksproject Landschappen van Armoede zijn in de periode arme huishoudens in Amsterdam-Noord en Zuidoost geïnterviewd. Dit project heeft tot doel het dagelijks leven van arme Nederlanders te ontsluiten door inzicht te verwerven in hun bestaansstrategieën en hun beleving van het rondkomen met een minimuminkomen. Uit de eerste analyses van dit onderzoek blijkt dat er een kloof gaapt tussen de leefwereld van de respondenten en de wereld van het lokale sociale beleid. Vanuit dit empirische gegeven werd in 2000 het (vervolg)onderzoek Sociaal investeren in de sociale infrastructuur gestart. Dit onderzoek onderwerpt de sociale infrastructuur in Amsterdam-Noord en Zuidoost aan een nadere analyse met het doel om incongruenties tussen het veld van de sociale infrastructuur en de huishoudens van kwetsbare burgers in kaart te brengen en beleidssuggesties te doen. Veel mensen hebben hun medewerking verleend aan de genoemde onderzoeken. In Amsterdam-Noord en Zuidoost hebben we 150 mensen uitgebreid gesproken over hun dagelijkse ervaringen met het rondkomen met een minimuminkomen. Vervolgens hebben we met 32 medewerkers van publieke instanties gesproken. We kunnen wegens de anonimiteit niemand met naam noemen, maar onze erkentelijkheid voor de medewerking aan de gesprekken is groot. Verder zijn we dank verschuldigd aan de verschillende collega s die beide onderzoeken hebben ondersteund. Mirjam Dankoor, Ida Dral, Gülcan Engin, Astrid Grant, Tamara van der Hoek, Rita Schriemer en Frank Wiendels hebben veel interviews met arme huishoudens voor hun rekening genomen. Erik Snel en Richard Staring stonden ons inhoudelijk terzijde. Rotterdam, januari 2002 Annelou Ypeij Godfried Engbersen v
6
7 Inleiding De Nederlandse samenleving wordt al jarenlang gekenmerkt door economische groei. Het profijt van die economische bloei is echter ongelijk verdeeld. Er bestaan nog steeds groepen die wat betreft hun financiële middelen en de kwetsbaarheid van hun maatschappelijke positie achterblijven bij andere delen van de bevolking. Met het welvarender worden van de samenleving worden deze harde kernen van arme en kwetsbare burgers steeds duidelijker zichtbaar. Uit het vijfde armoedejaarrapport blijkt, dat in 1998 elf procent van de Nederlandse huishoudens tot de sociale minima behoort. In absolute cijfers gaat het dan om huishoudens die een inkomen hebben van hooguit 5 procent boven het minimuminkomen. Zeven procent ( ) van deze huishoudens heeft dat inkomen al vier jaar of langer (Engbersen et al. 2000: 8, 17, 37). Vooral alleenstaande moeders en alleenstaande vrouwen van boven de vijftig jaar, maar ook langdurig werklozen, mensen met gezondheidsproblemen, allochtonen en mensen met laagbetaalde banen, blijken veelal onvoldoende in staat hun inkomenspositie substantieel te verbeteren en boven het sociaal minimum uit te komen. Ondanks de vele beleidsinspanningen op nationaal en lokaal niveau blijven zij zonder (goedbetaald) werk. Zij hebben moeite om op een aanvaardbare manier aansluiting te vinden of te behouden bij de snel veranderende samenleving en het stijgende welvaartspeil. In 1995 verschijnt de beleidsnota De andere kant van Nederland. Deze nota bevat maatregelen voor sociale integratie en armoedepreventie. Er wordt daarmee een appèl gedaan op gemeenten, uitvoerende instellingen en maatschappelijke organisaties om de positie van kwetsbare groepen te verbeteren. De prioriteiten liggen bij sociale integratie van langdurig werklozen en arbeidsongeschikten, een verantwoorde ontwikkeling van de laagste inkomens, beheersing van de vaste lasten, aanpak van problematische schulden en het verder terugdringen van het niet-gebruik van sociale voorzieningen. Sociale integratie verloopt via scholing, werkervaring, betaald werk en eventueel vrijwilligerswerk. Er bestaat het streven naar een sluitende aanpak. Dit wil zeggen dat elke nieuwe werkloze binnen een jaar een reïntegratietraject wordt aangeboden. De inkomensondersteunende maatregelen zoals huursubsidie, voorzieningen voor gehandicapten en chronisch zieken, tegemoetkoming studiekosten en bijzondere bijstand worden ver- vii
8 Inleiding ruimd, evenals de mogelijkheden voor kwijtscheldingen van lokale heffingen. Het oplossen van schuldsituaties krijgt prioriteit en de implementatie van het lokale inkomensondersteuningsbeleid en verbetering van de uitvoering staan centraal (SZW 1999: 6-8). Het armoedebeleid is niet het enige beleidsoffensief dat zich richt op burgers in een kwetsbare positie. Ook het welzijnsbeleid is voor deze groep burgers van groot belang. Dit beleid omvat een keur aan activiteiten en heeft als doel de zelfredzaamheid van burgers te vergroten en hun sociale en maatschappelijke participatie te bevorderen. De veelomvattendheid van het welzijnwerk blijkt uit de volgende opsomming van de verschillende werkterreinen: welzijn jongeren, ouderen en gehandicapten, kinderopvang, maatschappelijke dienstverlening waaronder maatschappelijk werk, sociaalraadsliedenwerk en schuldhulpverlening, crisisopvang, club- en buurthuiswerk, emancipatie, sport, opvang en integratie vreemdelingen, vormings- en ontwikkelingswerk volwassenen (Engbersen en Sprinkhuizen 1999: 219). Het is niet altijd goed mogelijk om het armoede- en welzijnsbeleid scherp van elkaar te scheiden. De lokale uitvoering van het armoedebeleid geschiedt soms door welzijnsinstellingen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de schuldhulpverlening die wordt geboden vanuit het maatschappelijk werk. Verder hebben beide beleidsterreinen gedeeltelijk dezelfde doelstellingen. Beide beogen immers de sociale isolatie te verkomen door middel van de stimulering van maatschappelijke participatie. Binnen het armoedebeleid ligt het accent hierbij vooral op sociale activering en reïntegratie door middel van scholing en betaalde arbeid, maar vrijwilligerswerk wordt in toenemende mate eveneens als een vorm van sociale en maatschappelijke participatie geaccepteerd. Het club- en buurthuiswerk, een traditionele welzijnsactiviteit, richt zich ook op maatschappelijke participatie, maar dan vooral door het bieden van mogelijkheden tot ontspanning, ontmoeting en ontplooiing. In het welzijnswerk zijn bovendien veel vrijwilligers tewerkgesteld; soms rechtstreeks in welzijnsinstellingen zoals buurthuizen, soms in belangen- en zelfhulporganisaties die zich bezighouden met verschillende vormen maatschappelijk werk. Eerder hebben we geconstateerd dat er een grote kloof bestaat tussen de wereld van het lokale sociale beleid en de leefwereld van mensen die zich in een achterstandsituatie bevinden. Er blijken enerzijds op lokaal niveau talloze fricties te bestaan tussen de publieke instellingen die tezamen de sociale infrastructuur vormgeven. Anderzijds hebben veel mensen onvoldoende viii
9 Inleiding vertrouwen in dergelijke instellingen en zijn ze niet in staat optimaal van de aangeboden hulpverlening te profiteren (Engbersen et al. 1998; Ypeij et al. 1999). Het gevolg hiervan is dat het overheidsbeleid deze mensen moeilijk bereikt. De grenzen van de hedendaagse beleidsoffensieven op de terreinen van sociale activering, arbeid en armoedebestrijding lijken daarmee te zijn bereikt. Het tot nu toe ontwikkelde beleid ten aanzien van de achterstandsbestrijding richt zich veelal op het opheffen van verschillen van burgers ten opzichte van het gemiddelde, zonder dat er veel mogelijkheden worden geboden voor sociale stijging en emancipatie. Het beleidsconcept sociaal investeren wil aan deze omissie tegemoet komen (Duyvendak, Engbersen en Snel 1999). Dit concept neemt juist de verschillen tussen groepen als uitgangspunt en beoogt een kansenstructuur voor individuen en groepen te realiseren. Sociaal investeren wil daarmee het van bovenaf opgelegde karakter van sociaal beleid ombuigen en aansluiting zoeken bij de wensen, plannen, initiatieven en ideeën van burgers om vooruit te komen en het samenleven in hun buurten vorm te geven (Zie ook Van der Zwaard 1999). De vraag is of het concept sociaal investeren mogelijkheden biedt om de geconstateerde kloof tussen het sociale beleid en kwetsbare burgers te verkleinen. De doelstelling van dit onderzoeksrapport is tweeledig. In de eerste plaats zullen we de incongruenties tussen het veld van de sociale infrastructuur en de arme huishoudens van kwetsbare burgers nader in kaart brengen. In de tweede plaats zullen we een aantal beleidssuggesties doen voor verbetering van de onderlinge institutionele verhoudingen met als oogmerk de maatschappelijke positie van kwetsbare groepen substantieel te verbeteren. De onderzoeksvragen zijn als volgt geformuleerd: 1) Op welke wijze hebben arme huishoudens contact met publieke instellingen, op welke wijze profiteren zij van het gevoerde beleid en welke fricties en incongruenties doen zich voor tussen deze huishoudens en dergelijke instellingen? 2) Welke fricties en incongruenties doen zich voor tussen de diverse instellingen binnen het geheel van de sociale infrastructuur? 3) Welke beelden en vooronderstellingen bestaan er bij kwetsbare burgers en instellingen over elkaar? Hebben dergelijke beelden en vooronderstellingen gevolgen voor de kwaliteit en effectiviteit van de hulpverlening? 4) In hoeverre biedt het beleidsconcept van sociaal investeren een oplossing voor de gesignaleerde problemen? ix
10 Inleiding Om deze onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden baseren we ons op twee deelonderzoeken. Het eerste deelonderzoek richt zich op de leefwereld van kwetsbare burgers. Het betreft een nadere analyse van een deel van de data die is verzameld ten behoeve van het project Landschappen van Armoede. Dit onderzoek werd gefinancierd door het Ministerie van SZW. Ten behoeve van deze studie is op vier verschillende stedelijke locaties op een intensieve, kwalitatieve manier gesproken met mensen die een minimum inkomen hebben. Voor het onderhavige onderzoeksrapport beperken we ons tot de interviews die zijn gehouden in Amsterdam-Noord en -Zuidoost. Het betreft dan in totaal 150 respondenten. In Noord zijn de interviews gehouden in de periode van augustus 1997 tot en met april In Zuidoost hebben we geïnterviewd van november 1998 tot en met juli De respondenten hebben ons op een indringende manier verteld over hun dagelijks leven en de sociale problemen waarmee zij worden geconfronteerd, zoals armoede en werkloosheid. Andere belangrijke thema s die aan bod zijn gekomen betreffen strategieën van rondkomen, omgang met publieke instanties en het profijt van het armoedebeleid. De gemiddelde duur van de interviews bedraagt vier uur. De respondenten werden meestal thuis bezocht. Van de interviews zijn bandopnames gemaakt, die later vaak letterlijk zijn uitgewerkt. Deze interviews bieden naast tal van andere onderwerpen - inzicht in hun visie op de hulp- en dienstverlening en de spanningsrelatie tussen hun leefwereld en het sociaal beleid. De gemene deler van de groep respondenten is het feit dat ze een minimum inkomen hebben en bovendien hebben ze dat vaak al jaren achtereen. Wat betreft andere kenmerken is de respondentengroep heterogeen samengesteld. Het betreft mannen en vrouwen van verschillende etnische achtergronden en leeftijden, die verschillende inkomensbronnen hebben en die lid zijn van verschillend samenstelde huishoudens. De respondentengroep biedt afgezien van de inkomenssituatie dan ook een zeer gevarieerd beeld. Het gaat om langdurig werklozen, mensen met een baan, bijstandsgerechtigden, ouderen, alleenstaande moeders, arbeidsongeschikten, echtparen al dan niet met kinderen, mensen met hoge schulden, et cetera. Het tweede deelonderzoek richt zich op de sociale infrastructuur. We beperkten ons daarbij vooral tot lokale instellingen in Amsterdam Noord en - Zuidoost, die in het dagelijks leven van de respondenten een grote rol spelen. Deze instellingen bieden ondersteuning bij maatschappelijke participatie, geven de bestaanszekerheid vorm en bieden hulp bij persoonlijke problemen. In de periode van februari tot en met oktober 2000 is de sociale infrastruc- x
11 Inleiding tuur in kaart gebracht en zijn interviews gehouden met verschillende sleutelpersonen uit het veld. We hebben ons daarbij vooral geconcentreerd op de sociale dienst, spin in het web van het lokale armoedebeleid, instellingen die zich richten op sociale activering en individuele hulpverlening zoals schuldhulpverlening en maatschappelijk werk, en een enkele doelgroeporganisatie. Hoewel we voornemens waren om bij een beperkt aantal instellingen uitgebreid te participeren bleek dat in de praktijk op enige weerstand bij de betrokkenen te stuiten. Wel stonden sommige instellingen ervoor open dat we bij een gesprek met cliënten aanwezig waren. We hebben 32 medewerkers geïnterviewd van tien instellingen. Hiervan hebben zeventien een leidinggevende of beleidsformulerende functie en vijftien een functie waardoor ze dagelijks in contact staan met cliënten. Voor een overzicht van de geïnterviewde medewerkers verwijzen wij naar bijlage I. De duur van de interviews varieert van drie kwartier tot anderhalf uur. De onderwerpen die ter sprake zijn gekomen betroffen de regelgeving en de werkwijze van de instelling. Verder hebben de medewerkers hun meningen gegeven over de eigen werkzaamheden, de relaties met andere instellingen en de relaties met clienten. We zijn bij zes cliëntgesprekken aanwezig geweest waardoor we extra inzicht kregen in de wijze waarop medewerkers met cliënten omgaan. Door cliëntgesprekken te combineren met interviews waren we soms toch enkele uren op een instelling aanwezig en kregen we enig inzicht in de dagelijkse praktijk op de werkvloer. Na afloop van het cliëntengesprek bespraken we bovendien met de medewerkers wat er was voorgevallen. Verder ontlenen we informatie aan telefoongesprekken met instellingen, jaarverslagen, begrotingen en beleidsnotities. De opbouw van dit rapport is als volgt. In het eerste hoofdstuk brengen we op een kwantitatieve manier in kaart wat het profijt is dat de respondenten hebben van het welzijns- en armoedebeleid. De groep van 150 respondenten wordt nader geduid voor wat betreft leeftijd, etniciteit, geslacht, samenstelling huishouden, hoogte en type inkomen en eventuele schulden. Vervolgens presenteren we het profijt dat zij ontlenen aan het beleid gericht op maatschappelijke participatie en het inkomensondersteunende beleid. Dat laatste gaat dan vooral over huursubsidie, kwijtscheldingen van lokale heffingen, schuldhulpverlening en bijzondere bijstand. De conclusie van dit hoofdstuk is dat er twee tendensen zijn. De maatschappelijke participatie van de door ons geïnterviewde respondenten is goed, maar het profijt van het inkomensondersteunende beleid is verre van optimaal. In hoofdstuk 2 worden de eerste aanzetten gegeven voor een verklaring van deze tendensen. In dit hoofdstuk xi
12 Inleiding staat het perspectief van de respondenten centraal, met andere woorden het perspectief van de cliënten van de publieke instellingen. Na een theoretische verhandeling over de verklaring van het niet-gebruik van sociale voorzieningen besteden we aandacht aan de verhalen die respondenten vertellen over publieke instellingen. Deze verhalen zijn deels gebaseerd op hun eigen ervaringen, deels op de mening van anderen en omvatten beeldvormingen en vooronderstellingen. De laatste drie paragrafen richten zich op de strategieën die respondenten ontwikkelen in hun omgang met publieke instellingen en die worden gelegitimeerd en gerechtvaardigd op basis van de bestaande verhalen. In het derde hoofdstuk staat de sociale infrastructuur centraal. We beschrijven daartoe het netwerk van welzijnsinstellingen in Amsterdam-Noord en - Zuidoost. Vervolgens presenteren we vier gevalsbeschrijvingen. De eerste twee betreffen de individuele situaties van personen. Vervolgens schetsen we aan de hand van een stappenplan de bureaucratische handelingen die een cliënt dient te verrichten om van alle inkomensvoorzienende en - ondersteunende maatregelen profijt te hebben. Tot slot presenteren we de case van de schuldhulpverlening in Zuidoost. Het vierde hoofdstuk besteedt aandacht aan het perspectief van de geïnterviewde medewerkers van de diverse instellingen. In verschillende paragrafen gaan we dieper in op hun visie ten aanzien van cliënten, andere instellingen en de instelling waar ze tewerk zijn gesteld. We besteden bovendien aandacht aan de strategieën die ze ontwikkelen om met cliënten, andere instellingen en de tijds- en werkdruk in de eigen instelling om te gaan. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk vergelijken we het perspectief van de clienten met dat van de medewerkers. In het vijfde hoofdstuk, tot slot, vatten we de conclusies uit de voorgaande hoofdstukken samen en formuleren we op basis daarvan beleidsaanbevelingen. xii
13 Hoofdstuk 1 Profijt van welzijns- en armoedebeleid 1.1 Inleiding In dit hoofdstuk staan de respondenten centraal en gaan we dieper in op het belang van het welzijns- en armoedebeleid voor hun dagelijks leven. We schetsen eerst een beeld van de respondentengroep door in te gaan op algemene kenmerken en hun financiële situatie. Daaruit zal blijken dat we met het onderzoek Landschappen van Armoede een groep hebben weten te bereiken die volgens de gangbare definities betreffende de hoogte van het inkomen en de armoededuur een kwetsbare positie inneemt. Deze respondenten zijn daarmee doelgroep van het door de overheid gevoerde welzijnsen armoedebeleid. Vervolgens brengen we op een kwantitatieve manier in kaart in hoeverre zij al dan niet profiteren van het welzijns- en armoedebeleid. We beperken ons daarbij tot twee belangrijke doelstellingen van deze beleidsterreinen. In de eerste plaats besteden we aandacht aan sociale activering, de stimulering van maatschappelijke participatie en de voorkoming van sociaal isolement door de activiteiten ten aanzien van werk, scholing, vrijwilligerswerk, ontmoeting en ontplooiing van de respondentengroep onder de loep te nemen. Hieruit zal blijken dat ruim vijftig procent van de respondenten direct of indirect profiteert van het beleid gericht op sociale activering en maatschappelijke participatie. Daarnaast is een aantal respondenten maatschappelijk actief op eigen initiatief, zonder bemoeienis van de overheid. Zij hebben bijvoorbeeld een reguliere betaalde baan. De maatschappelijke participatie in onze respondentengroep is hoog. Slechts een vijfde deel van de respondenten is geheel inactief. Vervolgens nemen we een tweede doelstelling van het beleid onder de loep, namelijk armoedepreventie door inkomensondersteuning en schuldhulpverlening. Hier ontstaat een ander beeld. De meerderheid van de respondenten blijkt een uitkering te hebben. Weliswaar lijkt hiermee op het eerste gezicht het profijt van het overheidsbeleid goed te zijn. Echter, tegelijkertijd blijkt dat niet alle huishoudens worden bereikt door de verschillende inkomensondersteunende maatregelen. We concluderen dan ook dat het profijt van deze 1
14 Hoofdstuk 1 voorzieningen niet optimaal is en dat er dus sprake is van niet-gebruik. In het volgende hoofdstuk zoeken we verklaringen voor dit niet-gebruik. 1.2 De respondentengroep nader geduid Om een beter inzicht te geven in de respondentengroep gaan we eerst in op een aantal algemene kenmerken. Uit tabel 1.1 blijkt dat we 150 respondenten hebben geïnterviewd, waarvan er tachtig in Amsterdam-Noord wonen en zeventig in Amsterdam-Zuidoost. Eenderde van de groep bestaat uit mannen en tweederde uit vrouwen. De reden dat we meer vrouwen hebben gesproken is tweeledig. Vrouwen hebben een hoger risico op armoede en dus vaker een minimuminkomen dan mannen (Hooghiemstra en Knijn 1997). Maar vrouwen zo is onze ervaring - zijn ook eerder bereid om mee te werken aan een onderzoek. Zij zijn iets openhartiger en ervaren het spreken met interviewers minder vaak als een bedreiging. Wat leeftijden betreft hebben we met een klein aantal respondenten gesproken die jonger zijn dan 25 jaar. Verder zijn de respondenten redelijk gelijkelijk over de verschillende leeftijdscategorieën verdeeld. Eenderde van de respondenten is tussen 26 en 40 jaar en een ongeveer even groot deel tussen de 41 en 55 jaar. Ruim een kwart van de respondenten valt in de leeftijdscategorie ouder dan 56 jaar. De meeste respondenten zijn van Nederlandse afkomst (60%). Een kwart komt van de Antillen of uit Suriname of hebben één of twee ouders die daar zijn geboren. Bijna tien procent is van Turkse of Marokkaanse afkomst. De overige respondenten of hun ouders komen uit andere, meestal West-Europese, landen. Het opleidingsniveau van de respondenten is laag. Ruim tweederde van de respondenten heeft hooguit een vbo- of mavo-opleiding. Een kwart heeft mbo, havo of vwo. Vijf procent is hoog opgeleid. 2
15 Profijt van welzijns- en armoedebeleid Tabel 1.1 Diverse kenmerken van de respondentengroep locatie Amsterdam-Noord Amsterdam-Zuidoost geslacht vrouw man leeftijden Tot 25 jaar jaar jaar 56 jaar en ouder etnische herkomst Nederland Nederlandse Antillen Marokko Suriname Turkije anders opleidingsniveau hooguit lager onderwijs vbo/mavo mbo/havo/vwo hbo/wo type familiehuishouding alleenstaande eenoudergezin (kinderen jonger dan 21 jaar) echtpaar zonder kinderen echtpaar met kinderen (jonger dan 21 jaar) overig (waaronder uitgebreide huishoudingen) Bron: Landschappen van Armoede n % Met betrekking tot de huishoudsamenstelling blijkt uit tabel 1.1 dat bijna veertig procent van de respondenten alleenstaand is. Dertig procent leeft in een zogenoemd eenoudergezin. Het betreft in verreweg de meeste gevallen alleenstaande moeders die een huishouding vormen met één of meer kinderen die jonger zijn dan 21 jaar. In een enkel geval betreft het een alleenstaande vader. Twintig procent van de respondenten is lid van een zogenoemde nucleaire huishouding, bestaande uit een man en een vrouw, al dan niet met kinderen. De overige respondenten wonen veelal in een uitgebreide huishouding. Dit betekent dat verschillende volwassenen, die geen partners van elkaar zijn, met elkaar samenwonen. Voorbeelden hiervan zijn een man van vijfendertig jaar die het huis deelt met zijn zoon van tien en zijn moeder van zeventig jaar. Of twee alleenstaande moeders die nichten van elkaar zijn, en tezamen met hun kinderen een huishouden vormen. Overigens kent de samenstelling van huishoudens een grote dynamiek. Huishoudens krimpen in en breiden uit al naar gelang de belangen van de verschillende leden. Binnen de Antilliaanse en Surinaamse gemeenschap bijvoorbeeld, is het uitgebreide huishouden een veelvuldig voorkomend verschijnsel. Soms worden uitgebreide huishoudens gevormd met het doel om inkomens samen te voegen, kosten te delen en zorgtaken gezamenlijk uit te voeren (Ypeij en Snel 2000). 3
16 Hoofdstuk 1 De opzet van het onderzoek is om respondenten interviewen die een formeel inkomen hebben op of rond het minimuminkomen, dat wil zeggen tot hooguit tien procent erboven. We hebben daarbij de normbedragen zoals vastgelegd in de Algemene Bijstandswet als uitgangspunt genomen. Deze normbedragen verschillen per huishoudsamenstelling en per woonsituatie. Door het inkomen als belangrijkste selectiecriterium te nemen dienden we, alvorens we met iemand een interviewafspraak konden maken, reeds een goed inzicht in de inkomenssituatie te hebben. Mede omdat het huishoudinkomen soms complex is samengesteld, is dat niet in alle gevallen gelukt. Tijdens de interviews kon daarom bijvoorbeeld blijken, dat de respondent door een klein pensioentje boven de inkomensnorm uitkwam. Ook kwam het voor dat het bijstandinkomen van de respondent via een vrijstellingsregeling van de sociale dienst hoger was dan het normbedrag. Uit tabel 1.2. blijkt dat van de 150 respondenten bijna tachtig procent daadwerkelijk een inkomen op of rond het minimum heeft. Zestien procent heeft dat niet en in acht gevallen hadden we daarover onvoldoende gegevens. Die laatste gevallen betreffen dan meestal respondenten die lid zijn van een uitgebreide huishouding en ons geen volledig beeld konden geven van de inkomens van de andere leden. Dat een deel van de respondenten een hoger inkomen heeft dan het minimum, betekent overigens niet dat ze automatisch financieel veel beter af zijn dan de respondenten die wel een minimuminkomen hebben. Soms is hun inkomen maar een paar procent hoger dan het normbedrag. In andere gevallen zien respondenten zich geconfronteerd met extra kosten wegens ziekte of kinderopvang. Een alleenstaande moeder met jonge kinderen had bijvoorbeeld een 32-urige baan met een netto-inkomen van fl ,-. Dit is beduidend hoger dan het normbedrag voor alleenstaande moeders. Zij was voor kinderopvang echter meer dan fl. 500,- per maand kwijt. Tabel 1.2. geeft ook informatie over de diverse bronnen van inkomsten van de respondenten. De helft van de respondenten noemde als voornaamste bron een uitkering van de sociale dienst. De andere respondenten hebben inkomen uit een betaalde baan of via andere inkomensvoorzienende regelingen zoals de AOW, pensioen of WAO. Verschillende respondenten combineren een uitkering met betaald werk of hebben verschillende uitkeringen. Als de WW-uitkering bijvoorbeeld onder het betreffende normbedrag van de ABW valt, kan de respondent aanvullende bijstand aanvragen. We hebben elders betoogd dat het leven van een inkomen rond het sociaal minimum in de Nederlandse situatie met een relatief hoog uitkeringsniveau - op zichzelf geen armoede behoeft te betekenen. Van een financieel kwetsbare situatie is pas sprake als mensen langdurig van een minimuminkomen 4
17 Profijt van welzijns- en armoedebeleid moeten rondkomen (Ypeij, Snel en Engbersen 1999). Juist deze mensen hebben we met het onderzoek weten te bereiken. De gemiddelde armoededuur van de respondenten bedraagt ruim negen jaar. Een andere belangrijke indicatie voor de kwetsbare positie van de respondenten betreft hun schuldenlast. Ruim eenderde van de respondenten was schuldenvrij, terwijl tweederde wel schulden had. Een kwart van de respondenten had schulden van fl ,- of meer. Hieronder vallen ook extreem hoge schulden zoals een alleenstaande moeder met vijf kinderen wier schulden ten tijde van het interview waren opgelopen tot fl ,-. De achtergronden van de schulden zijn vaak complex en lang niet altijd (geheel) toe te schrijven aan onverantwoord gedrag van de betreffende respondent. Het merendeel van de respondenten heeft mede schuld, omdat het de enige manier is om te kunnen rond komen. Ze kopen noodzakelijke duurzame consumptiegoederen of kleding op afbetaling. Ze sluiten een lening af bij de sociale dienst om hun huis te kunnen stofferen. Ze lopen achter met betalingen van de huur, energie, telefoon en ziekenfonds. Dergelijke schulden worden wel overlevingsschulden genoemd. Bovendien zijn verschillende alleenstaande vrouwen mede in de financiële problemen gekomen door toedoen van hun ex-partner. Een ex-partner hield bijvoorbeeld na het verbreken van de relatie, de woning aan die nog op beider naam stond. Hij betaalde de huur, telefoon en elektriciteit niet meer en er ontstond brand in woning. Uiteindelijk kreeg de respondente van de diverse schuldeisers de rekening gepresenteerd die totaal fl ,- bedroeg. Niet alleen deze meer objectieve indicatoren geven inzicht in de financieel kwetsbare situatie van de respondenten. Ook hun subjectieve beleving ervan duidt hierop. Aan de respondenten is onder meer gevraagd hoe goed zij kunnen rondkomen. Eenvijfde deel geeft aan goed tot zeer goed rond te komen. Een kwart van hen kan dit in sommige periodes wel en in andere niet. Ruim de helft van de respondenten geeft aan dat ze moeilijk tot zeer moeilijk kunnen rondkomen. 5
18 Hoofdstuk 1 Tabel 1.2 Financiële situatie van de respondenten hebben respondenten minimuminkomen ja nee onvoldoende gegevens voornaamste bron van inkomsten werk (loonarbeid of ondernemerschap) aow (al dan niet aangevuld met pensioen) bijstand (abw, rww, iaow, et cetera) ww, wachtgeld, wao of zw alimentatie of studiefinanciering schulden geen schulden wel schulden - waarvan tot fl ,- fl ,- fl ,- fl ,- fl ,- fl ,- of meer geen gegevens hoogte schuld rondkomen kan goed rondkomen kan soms wel, soms niet rondkomen kan moeilijk of heel moeilijk rondkomen Bron: Landschappen van Armoede n % (94) (63) Profijt van sociale activering en maatschappelijke participatie Uit de verschillende indicatoren ten aanzien van de financiële situatie van de respondenten kan worden geconcludeerd dat ze zich in een kwetsbare positie bevinden. Een grote groep heeft een inkomen op of rond het minimum. Een bijstandsinkomen is een belangrijke inkomstenbron. De armoededuur is lang. De schuldenlast is hoog en het rondkomen wordt als moeilijk ervaren. De respondenten behoren daarmee tot de doelgroep van het welzijns- en armoedebeleid. In hoeverre worden zij door het beleid bereikt? In deze paragraaf gaan we dieper in op één van de gezamenlijke doelstellingen van het welzijns- en armoedebeleid, namelijk voorkoming van sociaal isolement door sociale activering en de stimulering van maatschappelijke participatie. Zoals we al in de inleiding uiteenzetten, ligt bij het armoedebeleid de nadruk op het toeleiden naar werk door middel van persoonlijke begeleiding, scholing, opleiding en stage. In toenemende mate wordt ook vrijwilligerswerk als een vorm van sociale activering gezien, al dan niet als voorbereiding op betaald werk. In het welzijnswerk wordt maatschappelijke participatie vaak opgevat als ontmoeting en ontplooiing. Op het terrein van welzijn zijn bovendien veel vrijwilligers actief; soms rechtstreeks in welzijnsinstellingen, zoals buurthuizen, soms in belangen- en zelfhulporganisaties die zich bezighouden met verschillende vormen maatschappelijk werk. 6
19 Profijt van welzijns- en armoedebeleid De vragen die in deze paragraaf centraal staan zijn: hoeveel van de door ons geïnterviewde respondenten zijn sociaal en maatschappelijk actief, hoeveel hiervan doen dat direct of indirect via het armoede- of welzijnsbeleid en hoeveel respondenten zijn maatschappelijk inactief? Om dubbeltellingen te voorkomen hebben we de analyse in twee stappen uitgevoerd. Het resultaat hiervan is in tabel 1.3 vastgelegd. In de eerste plaats hebben we gekeken naar de respondenten die een formele, al dan niet gesubsidieerde, betaalde baan hebben of door de sociale dienst op een traject naar betaald werk zijn geplaatst. In geval een respondent gehuwd is of samenwoont met een partner richt de sociale activering zich op het (echt)paar. In samenspraak met de medewerker van de sociale activering wordt voor één van beide of voor beiden een traject uitgezet. Om die reden hebben wij rekening gehouden met de sociale activering van de eventuele partner. Uit tabel 1.3 blijkt dat 32 procent van de respondenten of hun eventuele partners reeds sociaal actief is of geactiveerd wordt. Zij of hun partner hebben een reguliere of gesubsidieerde baan, al dan niet in combinatie met een uitkering of zijn op een traject naar werk geplaatst. Dat laatste betekent dat de respondenten en/of hun partners regelmatig gesprekken voeren met medewerkers van de sociale activering en aangezet worden te solliciteren of cursussen te volgen, zoals Nederlandse taalverwerving, een inburgeringscursus of een sollicitatietraining. Verder kunnen deze respondenten een opleiding volgen of een onbetaalde stage lopen. Tabel 1.3 Maatschappelijke participatie en sociale activering n % betaald werk respondenten of echtparen met reguliere baan 10 7 respondenten of echtparen met gesubsidieerde baan 12 8 respondenten of echtparen met reguliere baan aangevuld door uitkering 7 5 respondenten of echtparen op een traject naar werk totaal vrijwilligerswerk, ontmoetings-, en ontplooiingsactiviteiten respondenten met vrijwilligerswerk (van wie op het terrein van welzijn) (20) (14) respondenten met ontmoetings- en ontplooiingsactiviteiten (van wie op het terrein van welzijn) (13) ( 9) respondenten met een combinatie van beide (van wie één of meer op het terrein van welzijn) (10) ( 7) totaal tijdsbesteding vrijwilligerswerk, ontmoeting en ontplooiing < 4 uur per week (in geringe mate actief) uur per week (actief) uur per week (zeer actief) > 16 uur per week (zeer actief) 8 6 onbekend 1 1 totaal inactiviteit totaal inactieve respondenten Bron: Landschappen van Armoede 7
20 Hoofdstuk 1 De tweede stap is te bepalen hoeveel van de resterende respondenten maatschappelijk participeert door vrijwilligerswerk, door activiteiten gericht op ontmoeting en ontplooiing of door een combinatie van beide. Omdat de informatie over de eventuele partner van de respondenten niet altijd compleet is, beperken we ons hier tot de respondent zelf. Uit tabel 1.3 blijkt dat bijna de helft van de respondenten op deze manier maatschappelijk actief is. Dit leidt tot de conclusie dat eenvijfde deel van de respondenten als geheel inactief kan worden aangemerkt. Tabel 1.3 geeft verder inzicht in de tijd die respondenten die geen betaald werk hebben of op een traject naar werk zitten, investeren in hun vrijwilligerswerk, ontmoetings- en ontplooiingsactiviteiten. Hieruit blijkt dat dertien procent van deze groep respondenten weliswaar maatschappelijk participeert, maar niet op een heel intensieve manier. Zij besteden minder dan vier uur (minder dan een dagdeel) per week aan vrijwilligerswerk, ontmoeting of ontplooiing. Zij zijn daarmee slechts in geringe mate maatschappelijk actief. Eenderde van deze respondenten is meer dan vier uur per week maatschappelijk actief. 1 Zeventien procent kan worden gekenmerkt als zeer actief. Zij besteden per week acht of meer uren (meer dan twee dagdelen) aan vrijwilligerswerk, ontmoeting of ontplooiing. Tabel 1.4 gaat dieper in op het type activiteiten van de groep respondenten die geen betaald werk heeft of op een traject naar werk zit. Omdat een respondent verschillende activiteiten kan verrichten kent deze tabel dubbeltellingen. Het vrijwilligerswerk is onder te verdelen in werk op school, via de kerk of sportvereniging, en werk op het terrein van welzijn. Verschillende moeders met jonge kinderen zijn actief op de basisschool. Ze controleren de kinderen wekelijks op luizen, verzorgen de overblijf, begeleiden kinderen bij het lezen of worden ingeschakeld bij de vele activiteiten die worden georganiseerd, zoals spelletjesmiddagen, schoolreizen, excursies, sinterklaas- en kerstfeest. Ook de kerk biedt een scala aan mogelijkheden tot vrijwilligerswerk. Respondenten werken als kerkbeheerder of pastoraal medewerker. Ze maken de kerk schoon, schenken koffie na de dienst of doen evangelisatiewerk. Een alleenstaande moeder werkt als scheidsrechter bij het jeugdvoetbal. Eenvijfde van alle respondenten, tenslotte, is als vrijwilliger actief op het werkterrein van welzijn. In buurtbeheren en bewonerscomités zetten ze zich in voor de verbetering van de leefbaarheid van de buurt. In 1 Berekening: 47% van de respondenten is maatschappelijk actief, minus de 13% van de respondenten die in geringe mate actief is, resteert 35% van de respondenten die meer dan vier uur per week actief is. 8
10. Veel ouderen in de bijstand
10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van
Nadere informatieAfhankelijk van een uitkering in Nederland
Afhankelijk van een uitkering in Nederland Harry Bierings en Wim Bos In waren 1,6 miljoen huishoudens voor hun inkomen afhankelijk van een uitkering. Dit is ruim een vijfde van alle huishoudens in Nederland.
Nadere informatieOudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO
Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO In opdracht van: DWI Projectnummer: 13010 Anne Huizer Laure Michon Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020
Nadere informatieRondkomen van huishoudinkomen naar doelgroep
Hoofdstuk 16. Financiële situatie Samenvatting 16. FINANCIËLE SITUATIE In hoofdstuk 5 is aan de hand van een aantal trendvragen kort ingegaan op de financiële situatie van de inwoners van Leiden. In dit
Nadere informatieHoofdstuk 20. Financiële dienstverlening
Hoofdstuk 20. Financiële dienstverlening Samenvatting Dit hoofdstuk behandelt de bekendheid en het gebruik van zeven Leidse inkomensondersteunende regelingen onder respondenten met een netto huishoudinkomen
Nadere informatieArmoedemonitor gemeente Menterwolde 2014
Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014 Twee onderdelen Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik van inkomensondersteunende regelingen
Nadere informatieHoofdstuk 10. Financiële situatie
Hoofdstuk 10. Financiële situatie Samenvatting In hoofdstuk 9 is aan de hand van een aantal trendvragen kort ingegaan op de financiële situatie van de inwoners van Leiden. In dit hoofdstuk is uitgebreider
Nadere informatieHoofdstuk 24. Financiële dienstverlening
Hoofdstuk 24. Financiële dienstverlening Samenvatting De gemeente voert diverse inkomensondersteunende maatregelen uit die bedoeld zijn voor huishoudens met een lager inkomen. Ruim zeven op de tien Leidenaren
Nadere informatieHoofdstuk 17. Financiële dienstverlening
Hoofdstuk 17. Financiële dienstverlening Samenvatting In dit hoofdstuk wordt allereerst gekeken naar de bekendheid en het gebruik van vijf inkomensondersteunende regelingen, te weten: Kwijtschelding gemeentelijke
Nadere informatieWat is armoede? Er zijn veel verschillende theorieën en definities over wat armoede is. Deze definities zijn te verdelen in categorieën.
Wat is armoede? Er zijn veel verschillende theorieën en definities over wat armoede is. Deze definities zijn te verdelen in categorieën. Absolute en relatieve definities Bij de absolute definities wordt
Nadere informatieOntwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014
Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014 Inleiding Uit onze gemeentelijke armoedemonitor 1 blijkt dat Leeuwarden een stad is met een relatief groot armoedeprobleem. Een probleem dat nog steeds
Nadere informatieJongeren op de arbeidsmarkt
Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding
Nadere informatieGrote dynamiek in kleinschalig ondernemerschap
Grote dynamiek in kleinschalig ondernemerschap J. Mevissen, L. Heuts en H. van Leenen SAMENVATTING Achtergrond van het onderzoek Het verschijnsel zelfstandige zonder personeel (zzp er) spreekt tot de verbeelding.
Nadere informatieCentraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald
Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-138 3 juli 2002 9.30 uur Verdere daling langdurige minima In 2000 hadden 229 duizend huishoudens al ten minste vier jaar achtereen een inkomen onder
Nadere informatieHoofdstuk 8. Financiële dienstverlening
Hoofdstuk 8. Financiële dienstverlening Samenvatting Dit hoofdstuk behandelt de bekendheid en het van zeven Leidse inkomensondersteunende regelingen onder respondenten met een netto huishoudinkomen van
Nadere informatieVrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten
Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8
Nadere informatieProject Vadercentra: 1. Probleemstelling.
Project Vadercentra: 1. Probleemstelling. De SCP-studie Variatie in participatie naar achtergronden van de arbeidsdeelname van allochtone en autochtone vrouwen (september 1999) heeft uitgewezen dat niet
Nadere informatieBijlage III Het risico op financiële armoede
Bijlage III Het risico op financiële armoede Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 is armoede een veelzijdig begrip. Armoede heeft behalve met inkomen te maken met maatschappelijke participatie, onderwijs, gezondheid,
Nadere informatieHoofdstuk 12. Financiële dienstverlening
Hoofdstuk 12. Financiële dienstverlening Samenvatting Dit hoofdstuk behandelt de bekendheid en het gebruik van vijf Leidse inkomensondersteunende regelingen onder respondenten met een netto huishoudinkomen
Nadere informatieEffectiever minimabeleid in Amersfoort
Effectiever minimabeleid in Amersfoort Trudi Nederland Marieke Wentink Marian van der Klein M.m.v. Marie-Christine van Dongen en Monique Stavenuiter Oktober 2007 Verwey- Jonker Instituut Samenvatting
Nadere informatieAllochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010
FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage
Nadere informatieGemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar
Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen Ton Ferber In de jaren 1992 2001 was de gemiddelde looptijd van een WWuitkering elf maanden. Van de 4,3 miljoen beëindigde uitkeringen was de gemiddelde
Nadere informatie4. Kans op echtscheiding
4. Kans op echtscheiding Niet-westerse allochtonen hebben een grotere kans op echtscheiding dan autochtonen. Tussen de verschillende groepen niet-westerse allochtonen bestaan in dit opzicht echter grote
Nadere informatiePersonen met een uitkering naar huishoudsituatie
Personen met een uitkering naar huishoudsituatie Ton Ferber Ruim 1 miljoen personen van 15 tot 65 jaar ontvingen eind 29 een werkloosheids-, bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Gehuwden zonder
Nadere informatiePensioenaanspraken in beeld
Pensioenaanspraken in beeld Deel 2: aanspraken naar herkomst, sociaaleconomische categorie en type Deel 2: huishouden Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije van de Grift De pensioenopbouw
Nadere informatieHoofdstuk 25 Financiële dienstverlening
Hoofdstuk 25 Financiële dienstverlening Samenvatting De gemeente voert diverse inkomensondersteunende maatregelen uit die bedoeld zijn voor huishoudens met een lager inkomen. Zes op de tien Leidenaren
Nadere informatieJaarlijks onderzoek onder gasten 2016
Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016 Elk jaar voert Resto VanHarte een impact- en tevredenheidsmeting uit onder haar gasten. Deze is in 2016 verspreid in 40 vestigingen van Resto VanHarte, in 29 steden/gemeenten.
Nadere informatieJaarlijks onderzoek onder gasten 2015
Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015 Elk jaar voert Resto VanHarte een impact- en tevredenheidsmeting uit onder haar gasten. Deze is in 2015 verspreid in 32 vestigingen van Resto VanHarte, in 20 steden/gemeenten.
Nadere informatieBIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten
BIJLAGEN Wel of niet aan het werk Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten Patricia van Echtelt Stella Hof Bijlage A Multivariate analyses... 2
Nadere informatieszw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding
szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding Naar aanleiding van vragen over de hoge arbeidsongeschiktheidspercentages
Nadere informatieFLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf
FLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit
Nadere informatieHoofdstuk 10. Financiële situatie
Hoofdstuk 10. Financiële situatie Samenvatting Hfst 9. Trendvragen financiële situatie Jaarlijks worden drie trendvragen gesteld die inzicht geven in de financiële positie van de Leidenaar. De resultaten
Nadere informatieEFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009
EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP - eindrapport - dr. Marga de Weerd Amsterdam, november 2009 Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam Tel.: +31 (0)20-5315315
Nadere informatie10. Banen met subsidie
10. Banen met subsidie Eind 2002 namen er 178 duizend personen deel aan een van de regelingen voor gesubsidieerd werk. Meer dan eenzesde van deze splaatsen werd door niet-westerse allochtonen bezet. Ze
Nadere informatieGebruik van kinderopvang
Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft
Nadere informatieZorggebruik. 5.1 Inleiding. 5.2 Contact eerste lijn
Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2004. De gegevens mogen met bronvermelding (H van Lindert, M Droomers, GP Westert.. Een kwestie van verschil: verschillen in zelfgerapporteerde leefstijl, gezondheid
Nadere informatieHoofdstuk 11. Financiële dienstverlening
Hoofdstuk 11. Financiële dienstverlening Samenvatting Dit hoofdstuk behandelt de bekendheid en het gebruik van vijf Leidse inkomensondersteunende regelingen onder respondenten met een netto huishoudinkomen
Nadere informatieDoelgroepenanalyse Resto VanHarte Enschede
1 Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Enschede Doelgroepen Iedereen is welkom bij Resto VanHarte. Mensen of groepen die sociaal geïsoleerd zijn of dreigen te raken krijgen onze speciale aandacht. Wij willen
Nadere informatieMet z n allen aan de slag!
Met z n allen aan de slag! Participatie Sozawe-klanten Onderzoek en Statistiek Groningen heeft als kernactiviteiten instrumentontwikkeling voor en uitvoering van beleidsgericht onderzoek, het toegankelijk
Nadere informatieHoofdstuk 24 Financiële situatie
Hoofdstuk 24 Financiële situatie Samenvatting De gemeente voert diverse inkomensondersteunende maatregelen uit die bedoeld zijn voor huishoudens met een lager inkomen. Zes op de tien Leidenaren zijn bekend
Nadere informatieHoofdstuk 5. Trendvragen financiële situatie
Hoofdstuk 5. Trendvragen financiële situatie Samenvatting Hfst 5. Trendvragen financiële situatie Na twee jaar van stijgende inkomens zien Leidenaren dit jaar hun inkomenspositie verslechteren. Het zijn
Nadere informatieFactsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland
Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Onderwijs Het aandeel in de bevolking van 15 tot 64 jaar dat het onderwijs reeds heeft verlaten en hun onderwijscarrière
Nadere informatieArmoedemonitor Den Haag 2008
Stavangerweg 23-5 9723 JC Groningen telefoon (050) 5252473 e-mail contact@kwiz.nl website www.kwiz.nl Armoedemonitor Den Haag 2008 Nummer 2. oktober 2008 Opgesteld door KWIZ te Groningen in opdracht van
Nadere informatieSociale index Gebiedsteam Bolsward, Platteland Bolsward en Witmarsum-Arum 1 oktober 2014
Sociale index, en 1 oktober 2014 Inleiding De sociale index is ontwikkeld voor de inzet van gebiedsteams in het kader van de decentralisatie van taken betreffende Participatie, AWBZ (en Wmo) en Jeugdzorg.
Nadere informatieHoofdstuk 11. Financiële dienstverlening
Hoofdstuk 11. Financiële dienstverlening Samenvatting Dit hoofdstuk behandelt de bekendheid en het gebruik van de vijf Leidse inkomensondersteunende regelingen onder respondenten met een netto huishoudinkomen
Nadere informatieDoelgroepenanalyse Rotterdam Oude Noorden
Doelgroepenanalyse Rotterdam Oude Noorden Doelgroepen Iedereen is welkom bij Resto VanHarte. Maar mensen of groepen die sociaal geïsoleerd zijn of dreigen te raken krijgen onze speciale aandacht. Wij willen
Nadere informatieDoelgroepenanalyse Resto VanHarte Middelburg
Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Middelburg Doelgroepen Iedereen is welkom bij Resto VanHarte. Maar mensen of groepen die sociaal geïsoleerd zijn of dreigen te raken krijgen onze speciale aandacht. Wij
Nadere informatieHoofdstuk 17. Financiële dienstverlening
Hoofdstuk 17. Financiële dienstverlening Samenvatting Leiden kent verschillende inkomensondersteunende regelingen, te weten: Kwijtschelding gemeentelijke belastingen, Bijzondere bijstand, Declaratieregeling,
Nadere informatieCIJFERS INKOMEN EN RONDKOMEN NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 19 JAAR EN OUDER
CIJFERS INKOMEN EN RONDKOMEN NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 19 JAAR EN OUDER % % % % Nederland 14 18 4,8 - Hollands Midden 11 15 3,3 6 Man 9 14 3,0 7 vrouw 13 15 3,6 6 gehuwd 7 11 2,1 5 nooit gehuwd geweest
Nadere informatieWIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER?
WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER? Amsterdam, november 2011 Auteur: Dr. Christine L. Carabain NCDO Telefoon (020) 5688 8764 Fax (020) 568 8787 E-mail: c.carabain@ncdo.nl 1 2 INHOUDSOPGAVE Samenvatting
Nadere informatieBESTANDSANALYSE SAMENLOPERS ZWOLLE. Resumé bevindingen
BESTANDSANALYSE SAMENLOPERS ZWOLLE Resumé bevindingen Inleiding Ekdé werk&mobiliteit BV is juli 07 gestart met een screening van samenlopers ingeschreven bij de gemeente Zwolle. Over elke kandidaat is
Nadere informatieMet een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt
Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal
Nadere informatieHoofdstuk 19. Vrijwilligerswerk (en mantelzorg)
Hoofdstuk 19. Vrijwilligerswerk (en mantelzorg) Samenvatting Ruim een kwart van de Leidenaren verricht op dit moment vrijwilligerswerk. Dit is vergelijkbaar met vorig jaar. De meeste vrijwilligers zijn
Nadere informatieAlleenstaande moeders op de arbeidsmarkt
s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging
Nadere informatieConclusie. Over de relatie tussen laaggeletterdheid en armoede. Ingrid Christoffels, Pieter Baay (ecbo) Ineke Bijlsma, Mark Levels (ROA)
Conclusie Over de relatie tussen laaggeletterdheid en armoede Ingrid Christoffels, Pieter Baay (ecbo) Ineke Bijlsma, Mark Levels (ROA) ecbo - De relatie tussen laaggeletterdheid en armoede A 1 conclusie
Nadere informatieSociale index Gebiedsteam Sneek Zuid 1 oktober 2014
Sociale index Gebiedsteam Sneek Zuid 1 oktober 2014 Inleiding De sociale index is ontwikkeld voor de inzet van gebiedsteams in het kader van de decentralisatie van taken betreffende Participatie, AWBZ(en
Nadere informatieSociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten
Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten Colofon Titel Auteurs Tekstbewerking Uitgave Ontwerp Vormgeving Bestellen Sociaal kapitaal in
Nadere informatieHoofdstuk 19. Financiële situatie
Stadsenquête Leiden 008 Hoofdstuk 19. Financiële situatie Samenvatting Ruim tweederde van de Leidenaren geeft aan gemakkelijk rond te komen met het huishoudinkomen, bijna een kwart komt net rond en een
Nadere informatieKerncijfers armoede in Amsterdam
- Fact sheet juli 218 18 van de Amsterdamse huishoudens behoorde in 216 tot de minima: zij hebben een huishoudinkomen tot 12 van het wettelijk sociaal minimum (WSM) en hebben weinig vermogen. In deze 71.386
Nadere informatieArmoede, werk en inkomen. De crisis is niet voorbij. Gezamenlijke aanpak
Armoede, werk en inkomen Iedereen telt mee, wordt gezien en verdient een menswaardig leven binnen onze maatschappij en in Leiden in het bijzonder. Er is nu veel meer armoede in Leiden dan twaalf jaar geleden.
Nadere informatieBeleidsplan minimabeleid 2014-2017
Beleidsplan minimabeleid 2014-2017 Pagina 1 Inleiding: Armoede is een complex fenomeen waarin de dimensies van inkomen, gezondheid, opleiding, zelfredzaamheid en mogelijkheden tot participatie een belangrijke
Nadere informatieMaatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk.
Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk. Paraprofessionele functies Voor allochtone vrouwen zonder formele kwalificaties worden komende jaren paraprofessionele functies gecreëerd. Deze
Nadere informatieBekendheid met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte en de Commissie Gelijke Behandeling
Bekendheid met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte en de Commissie Gelijke Behandeling Onderzoek onder mensen met een chronische ziekte of beperking die deel uitmaken
Nadere informatieHuiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen
Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud
Nadere informatieOuders op de arbeidsmarkt
Ouders op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Johan van der Valk De bruto arbeidsparticipatie van alleenstaande s is sinds 1996 sterk toegenomen. Wel is de arbeidsparticipatie van paren nog steeds een stuk
Nadere informatieKinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging
Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de
Nadere informatieArbeidsdeelname van paren
Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24
Nadere informatieWerkloosheid 50-plussers
Gemeente Amsterdam Werkloosheid 50-plussers Amsterdam, 2017 Factsheet maart 2018 Er zijn ruim 150.000 Amsterdammers in de leeftijd van 50 tot en met 64 jaar. Hiervan is 64% aan het werk. Ongeveer 6.200
Nadere informatieFollow up onderzoek naar minimabeleid
Follow up onderzoek naar minimabeleid 1. Inleiding Op 20 mei 2009 is het rapport Onderzoek Minimabeleid Rekenkamercommissie Waterland verschenen. Dit rapport is in de raad van 27 oktober 2009 voor kennisgeving
Nadere informatieLangdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken
Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking, G. Waverijn & M. Rijken, NIVEL, januari
Nadere informatieBeleidsregels Tegenprestatie in de Participatiewet ingaande 1 januari 2015 concept
Beleidsregels Tegenprestatie in de Participatiewet ingaande 1 januari 2015 concept Sinds 1 januari 2012 beschikken gemeenten op basis van art.9, lid 1 sub c van de WWB over de mogelijkheid om een Tegenprestatie
Nadere informatieHOE DENKT NEDERLAND OVER SOCIAAL- ECONOMSICHE ZAKEN?
HOE DENKT NEDERLAND OVER SOCIAAL- ECONOMSICHE ZAKEN? ONDERZOEKSRAPPORT November 2018 20845 INHOUDSOPGAVE GESCHREVEN DOOR 1. INLEIDING P AGINA 3 2. CONCLUSIES P AGINA 5 3. RESULTATEN P AGINA 7 BERTINA RANSIJN
Nadere informatieUit huis gaan van jongeren
Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan
Nadere informatieAmsterdammers over het gemeentelijk armoedebeleid
Amsterdammers over het gemeentelijk armoedebeleid Hoe denken Amsterdammers over het gemeentelijk armoedebeleid? Dit is het onderwerp van een peiling van OIS in opdracht van AT onder Amsterdammers. Methode
Nadere informatieHoofdstuk 13. Arbeidsmarkt
Hoofdstuk 13. Arbeidsmarkt Samenvatting De potentiële beroepsbevolking wordt gedefinieerd als alle inwoners van 15-64 jaar en bestaat uit ruim 86.000 Leidenaren. Van hen verricht ruim zeven op de tien
Nadere informatieSociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014
Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014 Inleiding De sociale index is ontwikkeld voor de inzet van gebiedsteams in het kader van de decentralisatie van taken betreffende Participatie, AWBZ(en
Nadere informatie8. Werken en werkloos zijn
8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,
Nadere informatiePubliekstekst Wet investeren in jongeren
Publiekstekst Wet investeren in jongeren Juni 2009 Deze publicatie is gemaakt door Stimulansz in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Stimulansz spreekt haar dank uit aan alle
Nadere informatieWIJ en jij Wet investeren in jongeren
Ik heb een WW-uitkering. Krijg ik een werkleeraanbod? Je krijgt pas een werkleeraanbod als je WW-uitkering is afgelopen. Zolang je een WW-uitkering krijgt, geldt voor jou de sollicitatie- en reintegratieplicht
Nadere informatieMantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen
Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen Martijn Souren Ongeveer 7 procent van de werknemers met een verleent zelf mantelzorg. Ze maken daar slechts in beperkte mate gebruik van aanvullende
Nadere informatieArmoede in de Stad. Armoedemonitor Groningen 2015
B A S I S V O O R B E L E I D Armoede in de Stad Armoedemonitor Groningen 2015 Armoede in de Stad Armoedemonitor Groningen 2015 Erik van der Werff Klaas Kloosterman Onderzoek en Statistiek Groningen, januari
Nadere informatieCollege van Burgemeester en Wethouders Postbus AP Kerkrade. SP Kerkrade Kaardebol HV Kerkrade. Vragen artikel 38 inzake armoede.
Aan: Van: Betreft: Antwoord: College van Burgemeester en Wethouders Postbus 600 6460 AP Kerkrade SP Kerkrade Kaardebol 26 6467HV Kerkrade Vragen artikel 38 inzake armoede. Schriftelijk Datum: 18 september
Nadere informatiePARTICIPATIE NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 19 JAAR EN OUDER
PARTICIPATIE NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 19 JAAR EN OUDER % Nederland 30 Hollands Midden 31 Man 31 vrouw 31 Burgerlijke staat gehuwd 32 nooit gehuwd geweest 30 gescheiden, gescheiden levend 28 weduwe/weduwnaar
Nadere informatieWeinig mensen sociaal aan de kant
Weinig mensen sociaal aan de kant Tevredenheid over de kwaliteit van relaties Hoge frequentie van contact met familie en vrienden Jongeren spreken of schrijven hun vrienden elke week 15 Drie op de tien
Nadere informatieNota van B&W. Samenvatting
Nota van B&W Onderwerp Minimabeleid in de gemeente Haarlemmermeer Portefeuillehouder dr T.C.M. Horn I 8 QLkb 10 &L- 2 Inlichtingen R.J. Kouwenhoven (023 567 66 15) Collegevergadering Regirtrabenummar z00
Nadere informatieFORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,
FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid, @ FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, september 29 Samenvatting De werkloosheid onder de 1 tot 2 jarige Nederlanders is in het 2 e kwartaal van 29 met
Nadere informatieVrijwilligerswerk in s-hertogenbosch
Vrijwilligerswerk in s-hertogenbosch Enquête over het vrijwilligerswerk in de gemeente s-hertogenbosch en de behoefte aan ondersteuning Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: de gemeente s-hertogenbosch
Nadere informatieBijlage 4: Werkenden met een laag inkomen
Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen Dit overzicht gaat in op de inzichten die de cijfers van het CBS bieden op het punt van werkenden met een laag inkomen. Als eerste zal ingegaan worden op de ontwikkeling
Nadere informatieCONVENANT OMMEN ARMOEDEVRIJ
CONFERENTIE OMMEN ARMOEDEVRIJ CONVENANT OMMEN ARMOEDEVRIJ Een gemeentebreed verbond tegen armoede en sociale uitsluiting In de gemeente Ommen zijn huishoudens die vaak jarenlang leven van een inkomen rond
Nadere informatieTegenprestatie naar Vermogen
Tegenprestatie naar Vermogen Beleidsplan Tegenprestatie in het kader van de Participatiewet 2015 Hof van Twente, oktober 2014-1 - De Tegenprestatie naar Vermogen Inleiding Al vanaf 1 januari 2012 kunnen
Nadere informatie12. Vaak een uitkering
12. Vaak een uitkering Eind 2001 hadden niet-westerse allochtonen naar verhouding 2,5 maal zo vaak een uitkering als autochtonen. De toename van de WW-uitkeringen in 2002 was bij niet-westerse allochtonen
Nadere informatieHoofdstuk 12. Financiële dienstverlening
Hoofdstuk 12. Financiële dienstverlening Samenvatting Dit hoofdstuk behandelt de bekendheid en het gebruik van vijf Leidse inkomensondersteunende regelingen onder respondenten met een netto huishoudinkomen
Nadere informatieTabel 1 Statische Koopkrachtontwikkeling 2002 (in procenten)
Bijlage 5 In het overleg over het begrotingsonderzoek SZW van 22 november 2001 heb ik toegezegd u voor de begrotingsbehandeling nadere informatie te doen toekomen met betrekking tot de inkomensmaatregelen
Nadere informatieFact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013
Fact sheet nummer 9 juli 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Er zijn in Amsterdam bijna 135.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2013). Veel jongeren volgen een opleiding of
Nadere informatieSterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen
Carel Harmsen en Joop Garssen Terwijl het aantal huishoudens met kinderen in de afgelopen vijf jaar vrijwel constant bleef, is het aantal eenouderhuishoudens sterk toegenomen. Vooral onder Turken en Marokkanen
Nadere informatieLangdurige werkloosheid in Nederland
Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.
Nadere informatieDoelgroepenanalyse Resto VanHarte Amersfoort
Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Amersfoort Doelgroepen Iedereen is welkom bij Resto VanHarte. Maar mensen of groepen die sociaal geïsoleerd zijn of dreigen te raken krijgen onze speciale aandacht. Wij
Nadere informatieU kunt deze brief zelf aanpassen: vragen toevoegen, vragen weglaten, vragen wijzigen.
Voorbeeldbrief t.b.v. leden van de gemeenteraden Beste raadsleden Dit is een voorbeeldbrief die u in uw gemeente kunt gebruiken om informatie te krijgen over het armoedebeleid dat in uw gemeente wordt
Nadere informatieNieuwe armoede. Waarom we er zijn Armoede verandert Werkloosheid neemt af -langdurige armoede neemt toe Definitie Cijfers (Cbs, scp, ombudsvrouw)
Nieuwe Armoede 2018 Nieuwe armoede Waarom we er zijn Armoede verandert Werkloosheid neemt af -langdurige armoede neemt toe Definitie Cijfers (Cbs, scp, ombudsvrouw) Regeerakkoord Denken over armoede Nieuwe
Nadere informatie