NIEUWSBRIEF ISSN: Winter 2006 Winter 2008

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "NIEUWSBRIEF ISSN: 1871-8221. Winter 2006 Winter 2008"

Transcriptie

1 1 nr.43 NIEUWSBRIEF F ISSN: Winter 2006 Winter

2 REGIOCOÖRDINATOREN DUINEN PWN NOORD HOLLAND Paul van der Linden Van Oldebarneveldweg KC Castricum DUIN en KRUIDBERG Ruud Luntz Zaanweg 70 c 1521 DM Overveen / r.luntz@natuurmonumenten.nl A DAMSE WATERLEIDINGDUINEN Antje Ehrenburg Vogelenzangseweg BA Vogelenzang antje.ehrenburg@waternet.nl DUINEN ZUID-HOLLAND/GOUDA Conn Barrett Alexandrine Tinneplein PP Leiden cpbarrett@scarlet.nl DUINEN ZUID-HOLLAND/GOUDA Frans Hagedoorn Minnebroersgracht RW Leiden fhaag@live.nl DUINEN EILANDEN Annie Zuiderwijk Postbus GT Amsterdam a.c.m.zuiderwijk@uva.nl OMGEVING AMSTERDAM Martin Melchers Laplacestraat HS Amsterdam FRIESLAND Wim Andela Van Wageningenstraat CH Leeuwarden w.andela1@kpnplanet.nl DRENTHE en GRONINGEN Dick van Dorp Domcapittel MH Beilen dvandorp@home.nl TWENTE Leon Wieteler Traland GD Eibergen leonwieteler@chello.nl ACHTERHOEK Gerrit Kolenbrander De Beemd AD Zevenaar / g.kolenbrander@versatel.nl VELUWEZOOM Ronald de Boer Teteringenstr DC Arnhem ronald.r.deboer@getronics.com UTRECHT Frank Hoffmann Provincie Utrecht Postbus TH Utrecht frank.hoffmann@provincie-utrecht.nl NOORD BRABANT OOST Domin Dalessi Heibeekstraat EG Geldrop D.Dalessi@onsbrabantnet.nl NOORD BRABANT WEST Vacant LIMBURG Ton Lenders Groenstraat EL Melick tlenders@home.nl FLEVOLAND Jeroen Reinhold Botter JP Lelystad reinhold@landschapsbeheer.net Nieuwsbrief nr. 43 is bestemd voor waarnemers van Meetnet Reptielen & Verspreidingsonderzoek Redactie Nieuwsbrief en Ingo Janssen i.a.w.janssen@uva.nl Coördinatie Meetnet Reptielen Edo Goverse e.goverse@uva.nl Gerard Smit Gerard.Smit@hccnet.nl RAVON-WM / Universiteit van Amsterdam, Postbus 94766, 1090 GT Amsterdam, Coördinatie Inhaalslag Verspreidingsonderzoek Jelger Herder jelger.herder@ravon.nl Annemarie van Diepenbeek a.v.diepenbeek@ravon.nl Aan deze Nieuwsbrief werkten verder mee: Wilco van den Berg Han Meerman Frans van Erve Daan van der Elsken Alex Kloor Maartje Hilterman Conn Barrett Annie Zuiderwijk MEETNET REPTIELEN IS EEN PROJECT VAN RAVON WERKGROEP MONITORING in samenwerking met / met subsidie van Centraal Bureau voor de Statistiek, Gegevensautoriteit Natuur, Universiteit van Amsterdam 2

3 Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief Winter 2008 Nieuwsbrief Nr. 43 RAVON Werkgroep Monitoring De donkere dagen zijn weer aangebroken. De reptielen zijn al lang en breed aan hun winterslaap begonnen, broeihopen zijn afgegraven, formulieren zijn ingevuld en opgestuurd.hoogste tijd voor de Winternieuwsbrief! Het jaar 2008 was wederom een warm jaar, de eerste acht maanden waren allen warmer dan het langjarig gemiddelde en het lijkt erop dat 2008 in de top 10 van warmste jaren sinds 1901 terecht gaat komen, net als de zomers van 2005, 2006 én Voor koudbloedige reptielen natuurlijk een belangrijk gegeven, hun activiteit wordt immers voor een groot deel bepaald door het weer. Komend jaar gaan we daar samen met het CBS eens dieper in duiken. Hoewel de trends pas in een volgende nieuwsbrief te zien zullen zijn lijkt het erop dat de trends zich doorzetten, en dat is met name slecht nieuws voor de levendbarende hagedis. In deze nieuwsbrief een illustratief stuk over deze soort in de Brabantse Kampina. Veel plezier met het lezen van deze nieuwsbrief, een hele fijne wintertijd en tot ziens in Ingo Inhoud Nieuwsbrief 43 De donkere dagen 3 Tellen op de Veluwe 4 Levendbarende hagedis Kampina 6 Gestrande dikkopschildpadden 8 Maashagedissen 9 Maaiselhoop of broeihoop? 10 Lizard Hill 12 Verspreidingsonderzoek Dit nummer sluit een periode af van Nieuwsbrieven exclusief gericht op reptielen. Vanaf april 2009 zullen de drie grote veldprojecten van RAVON, Meetnet Reptielen, Meetnet Amfibieën en Verspreidingsonderzoek Reptielen & Amfibieën één gezamenlijke nieuwsbrief uitbrengen. Ook de nieuwe nieuwsbrief blijft vooral een platform voor vrijwilligers. De opzet zal laagdrempelig blijven en we hopen nog vele bijdragen van jullie te ontvangen. Ingo, Edo & Gerard Terugblik December inspireert tot terugkijken. Deze keer gaat het over 15 jaar Nieuwsbrieven van Meetnet Reptielen. Nummer 1 verscheen in juli 1994 en dit nummer sluit de reeks. Tijd voor een nieuwe opzet, een nieuwe serie en ook voor een terugblik. Nummer 1 was maar 6 pagina s dik met onderwerpen als: - eitjes van zandhagedissen - coconnen van graafwespen - vossen eten duinhagedissen - teken en de Lyme-ziekte -, onderwerpen die vaker de revue zouden passeren. De inhoud van de nieuwsbrief richtte zich op tips voor de waarnemer en monitoorder Grote zilverreiger met vrouw zandhagedis (Foto Jan Hendriks) en nieuws uit het veld. Velen van jullie vonden in de Nieuwsbrief een mogelijkheid om vragen te stellen, een mening te geven of over een bijzondere waarneming of onderzoek te vertellen. Ook foto s waren altijd welkom. Zo werd de nieuwsbrief al dikker en dikker met af en toe een extra dik Zomer- of Winternummer. Er waren Themanummers over - - onderwerpen die velen aan het hart gaan zoals Versnippering (september 1995) Reptielen en Terreinbeheer (zomer 1999). Er waren specials over hagedissen, slangen en twee keer was er een Nieuwsbrief in kleur. Beide keren over resultaten van het Meetnet Reptielen, respectievelijk na tien jaar monitoren (nr. 29 in 2004) en na veertien jaar nr 41, voorjaar 2008). In 2005 vond de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag het tijd worden om de serie Nieuwsbrieven Meetnet Reptielen van een ISSN nummer te voorzien. Daarmee blijft het altijd mogelijk ze altijd te raadplegen. Verder is het goed om te weten dat vanaf nummer 15 alle Nieuwsbrieven te zien zijn op internet: Ik wens jullie een Mooie Jaartwisseling en een Gelukkig Nieuwjaar. Annie Zuiderwijk 3

4 4 TELLEN OP DE VELUWE vijf jaar monitoren van de Regelbergen Wilco van den Berg De Veluwe is een van de kerngebieden voor reptielen in Nederland. Buiten de muurhagedis komen alle inheemse soorten hier voor. Voor soorten als hazelworm en gladde slang is de Veluwe zelfs de belangrijkste verspreidingkern in Nederland. Sinds 2004 monitoren Wilco van den Berg, Evert-Jan Schuitemaker en Ineke Kamminga een van de soortenrijkere trajecten op die Veluwe: de Regelbergen. Na vijf jaar reptielen tellen is het tijd om een tussenbalans op te maken. Een korte analyse De statistieken van de Regelbergen tonen aan dat 2008 het beste jaar is geweest in de afgelopen vijf jaar. Het aantal waarnemingen van zandhagedis, hazelworm, gladde slang en vooral die van adder zijn in 2008 toegenomen. De aantallen van deze reptielen waren voor alle vier zelfs de hoogste in hun reeksen van de periode Alleen de levendbarende hagedis viel enigszins tegen en bleef qua aantal waarnemingen onder zijn gebiedsrecord van 2007 steken. Desondanks is het aantal waarnemingen van de levendbarende hagedis, gezien over de periode , niet slecht geweest. De waarnemingen in 2008 Het valt op dat 4 soorten reptielen in 2008 veel zijn waargenomen in de Regelbergen, maar dat vooral de adder zeer opvallend hoog scoort. Tijdens de eerste drie veldbezoeken werden achtereenvolgens 8, 10 en 12 adders waargenomen en de adder verbrak hierbij keer op keer zijn oude gebiedsrecord. Ook tijdens de vier daaropvolgende veldbezoeken werd de adder nadrukkelijk vaak waargenomen. Alleen tijdens het laatste veldbezoek op 29 september werden geen adders gezien maar wel enkele gladde slangen. Hiermee komen we bij de volgende soort. De gladde slang liet zich dit jaar lange tijd helemaal niet zien. Pas bij het zesde veldbezoek (6 september) werden er gladde slangen waargenomen en toen was het ook meteen raak: 6 gladde slangen, waarvan 5 19 april: een adder-dame in de pijpestro (Foto Evert-Jan Schuitemaker) pasgeboren juvenielen. Ook dit is een gebiedsrecord voor de gladde slang in Regelbergen. Hoewel... collega-waarnemer Leon Antonides (die voor RAVON een traject heeft op de nabijgelegen Asselsche Heide) heeft in de week van 7 juli op een bewolkte dag over de grindweg en het ruiterpad door de Regelbergen gelopen en trof toen liefst 12 adulte gladde slangen aan. Uit onze e- mailwisseling bleken deze vooral bij de waterafvoerbakken langs een grindweg zitten; deze plekken maken helaas geen deel uit van het adder levendbarende hagedis zandhagedis gladde slang hazelworm traject Regelbergen. Zelf troffen we tijdens onze laatste twee veldbezoeken ook gladde slangen aan De gemiddelde aantallen reptielen per telronde op de Regelbergen.

5 Adderkop en dikke handschoen. Behalve reptielen monitoren doen Wilco, Evert-Jan en Ineke ook mee aan het landelijke adderonderzoek van WAN (Werkgroep Adders Nederland). Daarvoor is het nodig de kopschilden van individuele adders te fotograferen - da s zoiets als een vingerafdruk, iedere adder heeft een uniek kopschildpatroon (Foto: Evert-Jan Schuitemaker) Conclusie reptielenmonitoring 2008 We hebben een erg goed reptielenjaar gehad en ik heb voor het onderzoek naar de adderpopulatie komende winter nog (héél) véél huiswerk te doen! We zijn benieuwd wat 2009 gaat brengen. We verwachten redelijkerwijs minder adders en hopen dat de levendbarende hagedis zich meer laat gelden. Ook hoop ik dat we ooit nog eens de ringslang mogen zien, want van Leon begreep ik dat hij deze wel op de Asselsche Heide heeft gezien. Hoewel niet extreem ver weg, liggen als grote barrières tussen 'zijn' en 'ons' gebied wel de spoorlijn en de A1 (ondanks ecoduct). DE BLIK VAN DIK Winterssssssslaap en dat maakte 2008 een topjaar voor gladde slangen. Desondanks blijft deze soort lastig waarneembaar en enigszins onvoorspelbaar, want onze score gladde slangen was vooral te danken aan de juvenielen. De hazelworm liet zich ook goed zien in Deze waarnemingen hebben we vooral aan mijn vriendin Ineke te danken, die dit jaar een paar keer is meegeweest. Ze had niet veel reptielenwaarnemingen, maar vond wel steevast hazelwormen. Verder viel op dat de hazelwormen in 2008 uitsluitend in het veld zijn waargenomen en geen enkele keer op de zandpaden aan de west- en zuidkant van het gebied. Dit heeft wellicht mede te maken met het moment van waarnemen in relatie tot tijdstip en weertype. Ook de zandhagedis deed het goed in Hij was zelfs de enige reptiel die het tweede opeenvolgende jaar in de lift omhoog zat. De zandhagedis liet zich in 2008 vooral goed zien op de zandpaden. Terwijl zandhagedis, hazelworm en gladde slang wel goed in de slipstream van hoogvlieger de adder bleven, leek het voor de levendbarende hagedis een mager jaar te worden. De beste waarnemingsdag (6 september) op Regelbergen redde echter de eer voor levendbarende hagedis. Dit was te danken aan het relatief hoge aantal juvenielen. 5

6 LEVENDBARENDE HAGEDIS WEGGEVAAGD Frans van Erve In de Brabantse Kampina telt Frans van Erve al jarenlang de reptielen. Samen met Sietske van Maren en Sjef Ramaekers worden drie trajecten gemonitoord: een gewoon traject dat al sedert 1995 gevolgd wordt en recent twee plaatjestrajecten speciaal gericht op de hazelworm. In Nieuwsbrief nr. 31 was al te lezen over de neergang van de levendbarende hagedis hier. Die neergang heeft zich helaas doorgezet. Voor de terreinbeherende instantie (Natuurmonumenten) heeft Frans een prachtig verslag geschreven met daarin een heldere analyse. Het traject Groot Goor Sinds het begin van de tellingen is het aantal waargenomen levendbarende hagedissen op dit traject dramatisch afgenomen. In het eerste inventarisatiejaar 1995 werden per ronde nog gemiddeld meer dan 50 exemplaren per inventarisatieronde aangetroffen. De aantallen zijn in de jaren daarna snel gekelderd en vanaf 2002 bewoog het gemiddelde zich rond 7 exemplaren per ronde. In 2005 en 2007 leek zich nog een herstel af te tekenen, maar in 2008 is een nieuw dieptepunt bereikt in de aangetroffen aantallen van de levendbarende hagedis. Het aantal aangetroffen (sub)adulte hagedissen bedroeg nog slechts minder dan 10% van het aantal in het eerste monitoringjaar Fietspad De dramatische achteruitgang van de levendbarende hagedis is onmiskenbaar. Daarvoor is geen eenduidige alomvattende verklaring te geven. Er zijn enkele omstandigheden die aanwijsbaar een negatief effect op de populatie van de levendbarende hagedis uitgeoefend hebben. Zo is deel 1 van het traject, tussen de Middenbaan en de Belverse Baan, inmiddels door dichtgroeien vrijwel geheel ongeschikt geworden voor de hagedissen. Dit pad is in onbruik geraakt na de sluiting van de aansluitende parkeerplaats aan de Franse Baan. De delen 5 en 6 van het traject, het noordelijk deel van de Valkeniersbaan, hadden al eerder de negatieve effecten te verwerken van de aanleg van een recreatief fietspad. De westberm die direct aan het fietspad grenst werd daardoor volkomen ongeschikt voor de levendbarende hagedis. Nadat in de jaren daarna de oostberm zich geleidelijk weer hersteld had, werd in 2008 midden in het voortplantingsseizoen een grootscheepse reconstructie van het fietspad uitgevoerd. Het is De levendbarende hagedis doet het slecht in Nederland. Deze eens zo algemene hagedis heeft de afgelopen jaren steeds terrein moeten prijsgeven (Foto Ingo Janssen). duidelijk dat hierdoor de omstandigheden ter plaatse voor de levendbarende hagedis opnieuw voor jaren zeer ongunstig geworden zijn. Daaraan moet toegevoegd worden dat de problemen met het fietspad tevoren te voorzien waren. Het pad is namelijk aangelegd dwars door de vanouds aanwezige natuurlijke laagte die fungeert als afwatering van het Groot Goor naar het dal van de Rozep. Successie Ook de successie van de vegetatie kan een belangrijke rol gespeeld hebben. In theorie zou de voortschrijdende successie ondervangen worden door de in het gebied ingeschaarde grote grazers (runderen en paarden). De invloed van de grazers lijkt in dit deel van Kampina echter uiterst beperkt te zijn. In het natte Groot Goor met uitgebreide gagelstruwelen en zeer natte 6

7 De gemiddelde aantallen adulte hagedissen per telronde door de jaren heen. De achteruitgang is overduidelijk. terreinomstandigheden is voor die grazers weinig te halen en zij worden daar dan ook zelden gesignaleerd. In de winter 2007/2008 is een groot deel van de boomopslag van vooral Grove den en Berk langs de Belverse Baan (delen 2 en 3 van het traject) gekapt. In het afgelopen seizoen werd daarvan echter geen positief effect voor de levendbarende hagedis geconstateerd. Conclusie Al met al is de conclusie dat het zeer slecht gaat met de levendbarende hagedis op Kampina. Ook buiten het traject van het meetnet zijn namelijk enkele negatieve ontwikkelingen gesignaleerd. Zo worden inmiddels al jarenlang geleidelijk steeds meer greppels en slootjes langs de paden op de heide gedempt met plagsel. Dat heeft een sterk nivellerend effect op de geschiktheid voor de fauna die afhankelijk is van juist de gevarieerde omstandigheden die het microreliëf in deze randsituaties biedt. Te denken valt aan diverse vogelsoorten (roodborsttapuit, grasmus, kneu), vlinders, kevers en insecten. Ook de levendbarende hagedis profiteert in hoge mate van dergelijke situaties. Daarnaast bestaat de stellige indruk dat de begrazing op de drogere delen van de heide een ongunstige invloed heeft op de omstandigheden voor de levendbarende hagedis, doordat er steeds grotere aaneengesloten arealen met een eenvormige vegetatie van struikheide ontstaan. NIEUW BOEK ARNOLD VAN RIJSEWIJK: HET VERBORGEN BESTAAN VAN DE GLADDE SLANG Van de auteur van "een rugstreeppad in de polder" en "de tocht van een jonge levendbarende hagedis" is er een derde boek verschenen: "het verborgen bestaan van de gladde slang". Het boek is leuk, spannend en geeft tegelijk veel informatie over de soort. Met een prijs van slechts 11 euro is het het ideale cadeau voor de kerst! Auteur: Arnold van Rijsewijk Uitgave: Stichting RAVON, 2008, 80 pagina s, full colour Prijs: 11,00 (+ 3,50 verzendkosten) 7

8 DIKKOPSCHILDPAD: EEN BIJZONDERE DWAALGAST IN NEDERLAND Aangespoeld Op 23 oktober jl. spoelde in Noord-Holland boven Callantsoog ter hoogte van Groote Keeten een ongewone bezoeker aan in Nederland; een onechte karetschildpad of dikkopschildpad (Caretta caretta). Een maand later, op 21 november, spoelde er opnieuw een levend exemplaar aan, dit keer bij Westenschouwen in Zeeland. Beide zijn jonge (subadulte) dieren. Het dier uit Groote Keeten, dat in een slechte conditie verkeerde, werd overgebracht naar Burgers Zoo ter revalidatie, het dier uit Westenschouwen naar Diergaarde Blijdorp. Dit waren pas de vierde en vijfde keer dat een levende dikkopschildpad in Nederland werd gevonden, eerdere meldingen dateren van 1707,1894 en Daarnaast zijn er dode exemplaren aangespoeld in 1954,1959 en Schildpad op drift Het komt vaker voor dat dikkopschildpadden worden aangetroffen in Noord-Europa. Het is aannemelijk dat deze schildpadden de verkeerde afslag op de oceaan hebben genomen, namelijk de Noord-Atlantische Drift. Jonge schildpadjes die aan de westkant van de Noord- Atlantische Oceaan uit het ei zijn gekropen, laten zich met de Golfstroom meedrijven naar de Sargasso Zee onder plakkaten drijvend materiaal. De Golfstroom splitst zich in de Noord- Atlantische Drift, richting het noorden, en de Canarische Stroom richting het zuiden, die vervolgens richting Sargasso Zee voert als de Noord Equatoriale Stroom. De oorsprong van de in Nederland aangetroffen dikkopschildpadden is dus waarschijnlijk de westkust van de Atlantische Oceaan. Er bevindt zich ook dikkopschildpaddenpopulatie in de Middellandse Zee, maar deze wordt als een genetisch afzonderlijke populatie beschouwd en verlaat, voor zover bekend, de Middellandse Zee niet. Edo Goverse & Maartje Hilterman Bedreigde dwaalgast In Nederland is de dikkopzeeschildpad niet opgenomen in de nationale Rode Lijst omdat de soort als dwaalgast wordt beschouwd. De soort staat wel op de IUCN Rode Lijst voor Bedreigde Soorten, in de categorie bedreigd. De afname heeft grotendeels te maken met bijvangsten in de kust- en long-line visserij, maar ook toerisme, vervuiling en kustverdedigingswerken eisen hun tol. Op Europees niveau is de soort beschermd volgens de Habitatrichtlijn. Verder is de soort genoemd in conventies zoals Bonn Conventie, Bern Conventie en CITES. Een uitgebreide versie van dit bericht zal als artikel in het RAVON-tijdschrift verschijnen (voorjaar 2009). Deze voorpublicatie is ook verschenen in het tijdschrift Ecologie & Ontwikkeling 76 en op Natuurbericht.nl. Een niet alledaags beeld in Nederland: levende zeeschildpadden op het strand. Deze dame is bezig met de eiafzet in North Carolina (VS) (Foto Matthew Godfrey). 8

9 MAASHAGEDISSEN EN ANDERE VREEMDE VOGELS met dank aan Alex Kloor & Han Meerman Ieder jaar ontvangen wij wel meldingen van soorten die buiten hun bekende verspreidingsgebied worden waargenomen. De laatste jaren helaas steeds vaker als gevolg van illegale uitzettingen maar zo nu en dan betreft het echte nieuwe vindplaatsen die of jarenlang over het hoofd zijn gezien, of recent zijn gekoloniseerd. maken heeft met de activiteiten op het spoor (zie Nieuwsbrief 41). Italiaan op Voorne Ver buiten het natuurlijk areaal werden dit jaar op twee plaatsen muurhagedissen waargenomen op Voorne. Hoogstwaarschijnlijk is een van deze meldingen terug te voeren op een vakantie aan het Gardameer waar het plaatselijk wemelt van de muurhagedissen. Een muurhagedisje is helemaal meegelift naar Voorne! Het komt trouwens wel vaker voor dat exoten meeliften naar Nederland, zo is er een melding bekend van een dobbelsteenslang (Natrix tessellata) die ook op deze manier in Nederland terecht kwam. De habitat van de nieuwe groep muurhagedissen, de maaskade (Foto Alex Kloor). Maashagedis Het is natuurlijk spectaculair als er een hele nieuwe groep van ons zeldzaamste reptiel wordt ontdekt. Dat lukte Alex Kloor dit jaar: Vanmorgen heb ik in Boschpoort een nieuwe deelpopulatie muurhagedissen ontdekt. Deze bevindt zich op ongeveer één kilometer van de andere deelpopulaties. Het is zeer aannemelijk dat deze hier langs natuurlijke weg zijn gekomen, mede gezien de ligging: in het tussenliggend gebied heb ik namelijk op verschillende plekken muurhagedissen waargenomen. Op de nieuwe plek langs de Maas planten ze zich met zekerheid voort, ik telde hier binnen 10 minuten tijd al negen muurhagedissen: drie volwassen, één subadult en vijf juveniele dieren. Een paar honderd meter verder zat ook nog een juveniel in een tuintje aan de rand van een vijver. Ze leven hoofdzakelijk in het stenig talud van de Maas, maar ook op bouwwerken en in tuintjes in de directe omgeving. Daarnaast zijn juveniele muurhagedissen gezien op een heel andere plaats en wel voorbij de Belvedère steenberg in de buurt van de Brusselseweg. Het is goed mogelijk dat een en ander te Niet zonder gevaar Inmiddels zijn er bij RAVON meerdere plekken bekend waar uitgezette/aangevoerde muurhagedissen zich lijken te handhaven. Dat dit niet zonder gevaar is blijkt uit een recente studie naar uitgezette muurhagedissen in Duitsland. Daar is op meerdere plekken vastgesteld dat uitgezette muurhagedissen de inheemse hagedissen (zand- en levendbarende hagedis) weg concureren. In dit licht bezien is het interessant om de situatie op de Bemelerberg in Zuid-Limburg goed in de gaten te houden want hier zijn recent muurhagedissen waargenomen in het leefgebied van de levendbarende hagedis en juist die soort heeft het niet gemakkelijk de laatste jaren. Ook de muurhagedis heeft ontdekt dat dijken prima reptielhabitats zijn (Foto Alex Kloor). 9

10 MAAISELHOOP OF BROEIHOOP? tekst en foto s Daan van der Elsken Het huidige beheer van veel natuurgebieden in de Vechtplassen bestaat uit het verschralen van de terreinen om zo de botanische waarden van het gebied te behouden en te versterken. Bij Natuurmonumenten rees de vraag of de maaiselhopen die achterblijven na het maaien geschikt zijn voor de eiafzet van ringslangen. Van juni tot november van 2008 werd er door derdejaars student natuurbeheer Daan van der Elsken in twee terreinen van Natuurmonumenten een onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van geschikte eiafzet-plekken voor ringslangen. Habitateisen De ringslang stelt drie eisen aan een geschikt habitat. Dat zijn een plek om te foerageren, om te overwinteren en een plek om de eieren af te zetten. Voor het succesvol uitkomen van de eieren is de ringslang afhankelijk van hopen organisch materiaal waar broei in plaats vindt. Mestvaalten, bladerhopen en rottend hout zijn enkele voorbeelden hiervan. Vanaf juni zetten de ringslangen hun eieren af in geschikte hopen waarna ze aan hun lot worden overgelaten. De eieren hebben volgens de literatuur vervolgens een temperatuur van 26 tot 31 graden Celsius nodig om uit te komen. Bij 28 graden duurt het 6 weken voordat de eieren uitkomen, bij 26 graden twee weken langer. Maaiselhopen Potentiële broeihopen in de onderzoeksgebieden, het Hol en de Suikerpot, werden in kaart gebracht. Uit botanisch oogpunt en vanwege de vroegste maaidatum van 15 juni wordt hier meestal pas laat in Juni gemaaid. De maaiselhopen in de Suikerpot werden pas begin juli opgeworpen. De eerste temperatuurverhoging in een van de hopen hier werd pas op 9 juli gemeten. Op dat moment was de temperatuur in de hoop 68 graden Celsius. Op 7 augustus was de temperatuur nog steeds 40 graden Celsius. Een andere maaiselhoop was op 9 juli 32,5 graden Celsius, maar na een maand was de temperatuur alweer gezakt tot ruim onder de 26 graden Celsius. In het Hol werden de hopen nog later aangelegd vanwege de zeer hoge botanische waarde van dit gebied en de moeilijke begaanbaarheid van het terrein. Op 19 augustus, twee maanden na de eiafzet periode van ringslangen, werd hier pas de eerste broei geconstateerd. Op 4 september was de temperatuur echter alweer gezakt tot 23,5 graden Celsius. Van de ruim dertig gemeten maaiselhopen in de twee gebieden voldeed er slechts één aan de temperatuurcriteria voor een goede broeihoop. Deze maaiselhoop had gedurende 8 weken een temperatuur van minstens 26 graden Celsius. In pollen pluimzegge en rottend hout bleef de temperatuur bij alle metingen onder de buitentemperatuur, met 22,7 graden als hoogste temperatuur. Omzetten van broeihopen is KEIhard werken (foto links) en de vondst van eieren bij Waternet in Loenen aan de Vecht. Geen broei toch succes Ook zijn er metingen gedaan in twee broeihopen buiten het onderzoeksgebied. Twee hopen langs het IJmeer ten noorden van Amsterdam brengen al jaren 10

11 succesvol juveniele ringslangen voort. Ondanks dat er tijdens deze metingen geen temperatuur boven de buitentemperatuur werd gemeten, en er dus geen sprake was van broei, werden er ook dit jaar weer 81 eieren gevonden, die ook waren uitgekomen. Ook bij metingen in het Oostvaardersveld door Jeroen Reinhold werd broedsucces vastgesteld met temperaturen onder de vaak genoemde 26 graden celsius. Aangezien de temperatuur dus blijkbaar geen uitsluitsel kan geven over de geschiktheid van een broeihoop, werden de hopen in de onderzoeksgebieden omgezet, om te kijken of er resten van eieren konden worden gevonden. Slechts acht eieren werden hierbij gevonden waarvan niet meer was te constateren of deze waren uitgekomen. Voor twee prachtig ringslangenhabitats als de Suikerpot en het Hol is dit een hele magere score. Tijdens een bezoek aan de Loenderveense Plas van Waternet, een aangrenzend en enigszins gelijkend terrein, werden bij het omzetten van een broeihoop 291 eieren gevonden. Incompleet habitat De onderzoeksgebieden voldeden dus aan zeker twee van de drie habitat-eisen van de ringslang. Tijdens het onderzoek werden regelmatig bruine kikkers en heikikkers waargenomen, beide geschikte prooien voor de ringslang. Een volwassen dame werd aangetroffen in winterslaap in een van de omgezette hopen. Ook winterverblijfplaatsen zijn er genoeg in het gebied. De enige habitateis waaraan het dus blijkbaar ontbreekt in het Hol en de Suikerpot is een geschikt voortplantingsgebied. Bekend is dat ringslangen grote afstanden afleggen om geschikte eiafzet-plaatsen te bereiken. Het is dan ook denkbaar dat de slangen uit de onderzoeksgebieden hun eieren afzetten in de broeihopen bij bijvoorbeeld Waternet. Zonnige toekomst?! Om te voldoen aan de drie habitateisen van de ringslang moet er iets worden gedaan aan de eiafzetplekken in de gebieden. De maaiselhopen zoals ze nu na het maaibeheer achterblijven zijn ongeschikt door een combinatie van beroerde timing en ongeschikt materiaal. De hopen worden te laat opgeworpen. Een geschikte hoop moet voor april aanwezig zijn zodat ze op temperatuur kunnen komen en de ringslangen ze tijdig kunnen vinden. Verder waren de maaiselhopen ontoegankelijk en uitgedroogd. Een deel van het rietland in de onderzoeksgebieden wordt in de winter gemaaid. Dit maaisel wordt op dit moment nog verbrand. Door het maaisel in december op hopen te werpen kunnen broeihopen worden gecreëerd die tijdig aanwezig zijn voor de eiafzet van ringslangen. Ook wordt aanbevolen om ruw takkenmateriaal te verwerken in de hopen om de toegankelijkheid voor de ringslang te vergroten. Dit zorgt tevens voor extra zuurstof waardoor de hoop beter en langer broeit. Met deze aanbevelingen, die simpel en praktisch zijn, kan ook de derde habitateis van de ringslang, de aanwezigheid van geschikte eiafzet plaatsen, in het Hol en de Suikerpot weer in ere worden hersteld. Een gele ringslang...zo zie je ze niet iedere dag! Harm Hofman kwam deze bijzondere ringslang tegen op een van zijn trajecten op de Veluwe. Enkele jaren geleden vonden Jan & Annie Rocks in Drenthe een identiek afwijkende ringslang. Bij beide dieren lijkt er sprake van flavisme. 11

12 12 LIZARD HILL 2008 Conn Barrett & Annie Zuiderwijk Conn Barrett monitoort sinds 1993 zandhagedissen op traject Witte Bergen in de duinen van Berkheide. Op een deel van zijn traject fotografeert hij wekelijks de hagedissen die actief zijn, dat is een duintje van minder dan een kwart hectare, door Conn Lizard Hill genoemd. Jaarlijks ziet en fotografeert hij daar zo n 25 verschillende volwassen zandhagedissen, waarvan ongeveer 60% het jaar ervoor ook al aanwezig was. Hij heeft inmiddels een foto archief van meer dan 160 verschillende zandhagedissen die daar ter plekke voorkwamen. Zo ging dat tot 2003 toen er brand uitbrak op Lizard Hill. Anno 2008 is de plek wel enigszins hersteld van de brandschade, maar toch niet meer zo optimaal geworden als in het verleden. Dat is dan ook de reden dat Conn het fotograferen gaat verschuiven naar een andere plek. Hieronder nog één keer een verslag van het fotograferen van zandhagedissen op Lizard Hill. Het voorjaar kwam laat in april was pas de eerste keer dat ik in de duinen aan het monitoren ben geweest. Ik heb toen 15 hagedissen op het gehele traject gezien en maar ééntje op Lizard Hill, dat bleek een nieuwkomer te zijn, een vrouwtje, ze krijgt nummer 168. Twee weken later, op 2 mei was het beter, een topdag op de Hill. Man nr 141 was voor het vijfde opeenvolgende jaar present, dat is al jaren de dominante man, daarbij vrouwtje nr 167 voor het tweede jaar, ook vrouwtje 168 was weer van de partij, plus een nieuwe volwassen grote man die nr 169 krijgt. Vier volwassen hagedissen zijn dus aanwezig, twee mannetjes en twee vrouwtjes en allemaal met lentekriebels. Het was interessant want het nieuwe mannetje 169 doet een poging om de dominante man te worden op Lizard Hill. Hij gaat een gevecht aan met man 141 voor meer dan 3 minuten. Het gevecht blijft onbeslist, het nieuwe mannetje lijkt sterker maar man 141 handhaaft zich Na afloop van het gevecht, liggen beide mannen vlak bij elkaar op niet meer dan één meter afstand te zonnen en bij te komen van deze heftige vechtpartij. 8 mei. Hoera! weer een oude bekende: Vrouwtje 151 wordt voor de eerste keer in 2008 gezien; waarschijnlijk overwinterde ze buiten Lizard Hill. Man 141 met vrouwtje 151. Het trouwe paartje van Lizard Hill (Foto Conn Barrett). Ze komt hier nu voor het derde jaar en vormt een vast stelletje met man 141. Ook dit jaar zal ze weer zwanger worden van hem. Het nieuwe mannetje 169 was deze dag niet te zien, kennelijk heeft man 141 de vechtpartij van hem gewonnen. 19 mei : een drukke hagedissendag, met twee voor dit jaar nieuwe mannen erbij: man 165 is een oude bekende van vorig jaar, een rustig mannetje, althans hij blijft uit de buurt van zijn sexe-genoten. Vorig jaar zomer is hij op Lizard Hill gekomen. De andere man is nieuw op deze plek, dat wordt nr 170. Ook vrouwtje 166 zie ik voor het eerst dit jaar. Andere hagedissen op Lizard Hill op deze dag waren uiteraard man 141 en vrouw 151. Elke keer in de zomer maanden dat ik Lizard Hill bezocht van mei tot in juli zag ik man 141 en vrouw 151 samen aanwezig. In totaal heb ik nu vijf oude bekenden gezien, drie vrouwtjes en twee mannen en drie nieuwe hagedissen, twee mannen en een vrouw. 14 juni: Vrouwtje 166 is dik van de eieren. Ook vrouw 151 is nog zwanger maar drie dagen later, op 17 juni zie ik haar weer en dan is ze haar eieren kwijt. Omdat ze Lizard Hill niet verlaten heeft denk ik dat ze haar eieren ter plekke heeft gelegd en niet op een andere plek buiten het zomerverblijf, zoals de hagedissen vrouwtjes meestal doen. Bijvoorbeeld

13 nummer negen, die zeven jaar op Lizard Hill heeft doorgebracht en elk jaar zwanger, was in juni/juli altijd twee weken weg om elders haar eieren in te graven. 20 juni: Hoera, man 169 is ook weer van de partij maar wordt gelijk aangevallen door man 141 en even later zelfs ook door zijn maatje, vrouw 151. Het leek wel team-werk om deze nieuwe grote man te laten weten dat hij niet gewenst is op Lizard Hill. En met succes ook nog want man 169 zal deze zomer niet meer terugkomen. Al met al was het voorjaar interessant, plezierig en al met al toch tamelijk rustig. De Zomer was niet meer zo spannend, alleen man 141 en de vrouwtjes 151 en 166 waren nog aanwezig, drie oude bekenden. In de Nazomer werd het heel erg stil, alleen man 141 was er nog. Vrouwtje 151 is voor het laatst gezien op 4 juli en vrouw 166 op 23 juli. Toch ook nog een nieuw jong vrouwtje die nummer 171 kreeg toebedeeld en, vanaf 15 augustus liepen er ook juvenieltjes rond. Het laatste bezoek op Lizard Hill was 9 september, er waren toen twee juvenielen. Samenvatting en vergelijking Hagedissen gefotografeerd bij Lizard Hill in 2008: man 141, vrouw151, man165, vrouw166, vrouw 167, vrouw168, man169, man 170 en jong vrouwtje 171. Totaal 9 hagedissen, de eerste vijf zijn terugvangsten die er vorig jaar ook al waren en de andere vier zijn nieuwe hagedissen. Niet gefotografeerde hagedissen: 4 juvenielen. Aantallen zandhagedissen op het gehele traject Het leek me wel aardig om 1998, 2007 en 2008 met elkaar vergeleken. Toevallig heb ik in deze drie jaren 15 keer mijn traject gelopen. Ik heb gekozen voor 1998 omdat het 10 jaar geleden was en voorafgaand aan de brand in 2003 op Lizard Hill heb ik gekozen omdat het een goed jaar was voor hagedissen op mijn traject. In 1998 ben ik 346 keer een hagedis tegen gekomen op mijn traject de Witte Bergen. In 2007 was dat 378 keer. In 2008 was het 292 keer dat ik een hagedis tegengekomen ben in de 15 keren dat ik mijn traject bezocht, dat is 86 minder hagedissen dan het jaar 2007, 54 minder dan in Conclusie In 2008 heb toch veel dieren gezien en mijn traject is altijd bijzonder boeiend en interessant, maar in vergelijking tot 2007 en 1998 was 2008 duidelijk een minder jaar voor zandhagedissen. Over het geheel genomen was 2007 het beste jaar. Voor Lizard Hill was 1998 veruit het beste jaar van de drie. Dit heeft alles te maken met de brand van Lizard Hill is nooit meer de topplek geworden welke hij was voor de rampzalige brand van maart Hagedissen gefotografeerd bij Lizard Hill in 2007: man 141, vrouw 149, vrouw 151, man 157, man 158, vrouw 159, man 160, vrouw 161, vrouw 162, jonge man 163, jonge vrouw164, man 165, vrouw 166, vrouw 167. Totaal 14 hagedissen, drie terugvangsten en 11 nieuwe hagedissen. Niet gefotografeerd: 10 juvenielen. Hagedissen gefotografeerd bij Lizard Hill in 1998: vrouw 9, vrouw 20, man 25, vrouw 32, vrouw 38, man 39, vrouw 40, vrouw 47, vrouw 49, man 50, man 51, man 53, vrouw 55, man 61, vrouw 62, man 63, man 64, jonge man 65, jonge man 66, vrouw 67, vrouw 68, man 69, man 70, vrouw 71 en jong vrouwtje 72. In totaal 25 hagedissen waarvan 13 er het jaar ervoor al waren en 12 nieuwe hagedissen. Niet gefotografeerd: 7 sub-adulten van 1997 en 16 juvenielen. In september alleen nog juvenieltjes (Foto Conn Barrett). 13

14 VERSPREIDINGSONDERZOEK REPTIELEN EN AMFIBIEËN 2008 Het jaar 2008 zit er alweer bijna op, tijd voor een eerste terugblik. Er zijn dit jaar weer enorm veel gegevens door jullie doorgegeven, allereerst dank daarvoor. Mocht je nog losse waarnemingen hebben die je nog niet hebt doorgegeven zouden we je willen vragen dit zo spoedig mogelijk te doen, bij voorkeur via Telmee.nl. Met de reeds binnengekomen gegevens kunnen we een eerste overzicht maken van de vorderingen. Er zijn tot op heden in 2008 voor alle soorten samen 179 prioritaire km-hokken onderzocht waarbij in 81% de doelsoort is aangetroffen. Figuur 1 geeft een overzicht van het aantal onderzochte prioritaire km-hokken per doelsoort hazelworm zandhagedis niet gevonden aangetroffen gladde slang ringslang Tussen de afgeronde prioritaire km-hokken zaten enkele bijzondere vondsten. Zo werd de heikikker door Wim van den Heuvel en Maaike Pouwels opnieuw gevonden in het Hernensche Bosch (Gelderland) na een afwezigheid van 20 jaar. De laatste waarneming dateerde uit De jaren daarop is er intensief gezocht, maar werd de soort niet meer gevonden en aangenomen werd dat de soort was uitgestorven in het gebied. Er zijn daarnaast in het kader van het verspreidingsonderzoek ook vele niet-prioritaire km-hokken onderzocht. Figuur 2 geeft een adder vuursalamander kamsalamander Jelger Herder Figuur 1. De tussenstand in het verspreidingsonderzoek per 1 november De grafiek geeft het aantal bezochte prioritaire kilometerhokken en de mate waarin de soorten wel of niet werden gevonden weer. vinpootsalamander knoflookpad rugstreeppad boomkikker heikikker poelkikker overzicht van de gegevens die zijn doorgegeven via de online invoermodules Telmee.nl en Waarneming.nl. Hierbij dient de kanttekening gemaakt te worden dat de data uit waarneming.nl nog niet gevalideerd zijn er dus mogelijk nog hokken afvallen. Actueel houden van de verspreidingsbeelden De hoofddoelstelling van het verspreidingsonderzoek is het volledig actualiseren van de verspreidingsbeelden van de doelsoorten op 10x10 km-hok niveau over de periode De achterliggende gedachte is de in 2013 geplande rapportage naar de EU over de Habitatrichtlijn. Voor deze rapportage zijn actuele verspreidingsgegevens nodig, de periode die dan geldt als actueel is We richten ons er daarom op om binnen die periode het verspreidingsbeeld van onze doelsoorten op 10x10 km-hok niveau volledig te verversen/ actualiseren. We zijn nu dus twee jaar bezig en al een heel eind onderweg, voor de meeste doelsoorten zitten we tegen de 70%. Tabel 1 geeft de huidige stand van zaken. Wat betekenen deze getallen voor de uiteindelijke doelstelling en hoe gaan we volgend jaar verder? Voor een aantal soorten, met name de reptielen, lopen we zeer goed op schema: adder, gladde slang, hazelworm, poelkikker, ringslang, zandhagedis en vuursalamander. De zeer wijd verspreide kamsalamander, heikikker en Figuur 2. De tussenstand in het verspreidingsonderzoek per 1 november 2008 De grafiek geeft het totaal aantal kilometerhokken waaruit waarnemingen van de betreffende doelsoort zijn binnengekomen uit hazelworm zandhagedis aangetroffen gladde slang ringslang adder vuursalamander kamsalamander vinpootsalamander knoflookpad rugstreeppad boomkikker heikikker poelkikker 14

15 rugstreeppad blijven enigszins achter lopen. Dit komt mede door het enorme aantal hokken dat geactualiseerd moet worden. Aan deze soorten willen we volgend jaar extra aandacht besteden. Soort Reeds geactualiseerd Totaal te actualiseren Percentage geactualiseerd adder boomkikker gladde slang hazelworm heikikker kamsalamander knoflookpad poelkikker ringslang rugstreeppad vinpootsalamander vuursalamander zandhagedis Tabel 1. De tussenstand voor de doelstelling van het verspreidingsonderzoek. De tabel geeft in 10x10 km-hokken het in 2007 en 2008 reeds geactualiseerde aantal, het totaal aantal te actualiseren hokken over de periode en in de laatste kolom het percentage dat van de te actualiseren hokken dat reeds geactualiseerd is. De gebruikte data zijn niet allemaal gevalideerd, mogelijk vallen er dus nog enkele hokken af. Van soorten met een beperkte verspreiding, zoals de boomkikker en vinpootsalamander, vragen we iedereen die dat nog niet gedaan heeft alsnog zijn of haar recente waarnemingen door te geven. De beperkte verspreiding van deze soorten werkt in ons voordeel omdat er een lager aantal hokken is dat geactualiseerd moet worden. Voor deze soorten wordt gedacht aan regionale projecten in Tot slot lijkt de knoflookpad sterk achter te blijven met maar 30% reeds afgerond van het totaal aantal te actualiseren hokken. Hierover moet echter nog een correctieberekening gemaakt worden. De te actualiseren hokken zijn namelijk bepaald door het voorkomen van de soort in die hokken in de periode Helaas is de knoflookpad sindsdien op veel locaties uitgestorven. Deze hokken moeten we nog invoeren als 0-waarnemingen, waardoor het afgeronde percentage hoger komt te liggen. Daarnaast hebben we voor de knoflookpad onderwatermicrofoons aangeschaft, die zeer succesvol blijken te zijn. Meer hierover in de komende nieuwsbrief. NU VERSPREID OVER HET LAND BESCHIKBAAR: BASISCURSUS AMFIBIEËN & REPTIELEN EN ZOETWATERVISSEN Annemarie van Diepenbeek Oude rotten en nieuwkomers Mensen komen en gaan. Ja, zelfs mensen die het plezier van veldonderzoek naar amfibieën en reptielen kennen, vertrekken soms, om uiteenlopende redenen. Voor RAVON is het dus belangrijk dat er voortdurend aanwas plaatsvindt van mensen die zich met verspreidingsonderzoek en/of monitoring willen gaan bezighouden. Belangrijk daarbij dat nieuwe geïnteresseerden gelegenheid krijgen kennis op te doen, zowel van de soorten zelf als van de veldmethodieken. Het overdragen van die kennis kan het beste gebeuren door mensen met veel veldervaring. Af en toe worden oude rotten in het veldwerk daarom gevraagd, nieuwe, minder ervaren RAVON-ners mee het veld in te nemen en hen de kneepjes van het vak te leren. Overdracht op individuele basis, een oersterke formule, maar ze dekt niet de landelijke behoefte aan kennisverwerving. Kennisoverdracht op grotere schaal is een onderwerp waaraan de laatste jaren bij RAVON veel is gewerkt. Cursus volgen. Een goed en leuk begin van veldonderzoek is het volgen van een basiscursus. Naast een basiscursus Zoetwatervissen heeft RAVON heeft er ook een ontwikkeld voor Amfibieën en Reptielen. De cursus focust op soortherkenning en waarnemingsen inventarisatiemethoden. In 2006 zijn er op zes plaatsen in het land pilots van de cursussen gegeven, drie over amfibieën en reptielen en drie over zoetwatervissen. Voor de cursusleiders zijn er in 2007 en 2008 trainingsdagen gegeven, een in Den Bosch en een in Assen. Een aantal RAVON-ners met de nodige veldervaring en met de principiële bereidheid tot het geven van cursussen werd hiervoor uitgenodigd. Belangrijk onderdeel van het programma vormde het voorstellen en in 15

16 vogelvlucht doorlopen van het cursusmateriaal. Ook werd er aandacht besteed aan didactiek en aan de organisatie van de cursussen. of cursus geven.? We hebben een pool van circa 50 cursusleiders kunnen samenstellen met een mooie verspreiding over Nederland, hoewel niet alle provincies even sterk vertegenwoordigd zijn. De cursussen kunnen nu dus op allerlei plaatsen in Nederland worden aangeboden. Nadat de pool van cursusleiders samengesteld was is er via de landelijke KNNV- en IVN-afdelingen en de jeugdbonden op landelijke schaal bekendheid gegeven aan de beschikbaarheid van de basiscursussen. De cursusleiders hebben een CD met daarop een of beide basiscursussen ontvangen. De cursussen bestaan uit een Powerpoint-presentatie in de RAVON huisstijl. Cursusleiders hebben een grote vrijheid bij de eigen invulling daarvan: ze kunnen naar wens de cursus aanvullen met bijvoorbeeld regionale kaartjes of inkorten en beperken tot soorten uit de regio waar de cursus gegeven wordt. Ook kunnen ze zich beperken tot één van de soortgroepen. Voor een basiscursus amfibieën en reptielen hebben de meeste afdelingen van natuurorganisaties voorkeur voor twee theorieavonden en twee halve dagexcursies of een dagexcursie, waarbij zowel voor reptielen als voor amfibieën geschikte locaties bezocht kunnen worden. Een niet te lange cursus dus, maar voor de deelnemers voldoende motiverend om met het veldwerk te beginnen! Dat de cursussen in een behoefte voorzien is al gebleken uit de aanvragen en organisatie van inmiddels al vijftien cursussen in verschillende regio s, dit nog voordat de lijst met cursusleiders en de bijbehorende trainingsdagen afgerond waren. Inhoud en cursusmateriaal De cursussen zijn geschikt voor beginners en ze gaan in op: Soortherkenning en leefgebieden Veldmethodieken (wanneer en hoe vind ik een soort?) en Manieren om waarnemingen door te geven, zodat ze gebruikt kunnen worden voor de bescherming en duurzame instandhouding van de soorten. Gelijktijdig met de cursussen zijn er bij RAVON vier compacte veldgidsjes uitgekomen, inmiddels vermoedelijk welbekend bij de lezers van deze nieuwsbrief. Ze zijn geheel 16 afgestemd op het leren herkennen van de in Nederland voorkomende soorten (de herkenningsdelen) en de veldmethodieken (de waarnemingsdelen) en ze kunnen uitstekend als cursusmateriaal gebruikt worden. Herkenning amfibieën en reptielen Het waarnemen van amfibieën en reptielen Herkenning zoetwatervissen Het waarnemen van zoetwatervissen Afhankelijk van de wensen van de organiserende afdeling en de deelnemers kunnen deze gidsjes als cursusmateriaal gebruikt worden. Cursusisten in het veld luisteren naar Annemarie (Foto Ede Groot). Geïnteresseerd? Geïnteresseerden in het volgen van de cursussen kunnen hun wens kenbaar maken aan regionale KNNV- of IVN-afdeling, of jeugdbond. De lijst met cursusleiders, ingedeeld naar provincie, is op te vragen via Graag breiden we onze pool van cursusleiders uit. Wie daarin geïnteresseerd is kan contact opnemen met ondergetekende. En voor wie t liever niet in zijn eentje doet: natuurlijk kan dat ook in een duocombinatie!

17 17

18 18