Jongvolwassenen en cultuur(beleid)

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Jongvolwassenen en cultuur(beleid)"

Transcriptie

1 Jongvolwassenen en cultuur(beleid) EEN INVENTARISERENDE LITERATUURSTUDIE INLEIDING Het Fonds voor Cultuurparticipatie heeft Cultuurnetwerk Nederland de vraag voorgelegd om informatie te verzamelen die het kan gebruiken bij de voorbereiding van een programma om jongvolwassenen meer te laten participeren in het debat over cultuurpolitiek en -beleid. Vandaar deze verkennende literatuurstudie waarvoor de centrale vraag luidt: Wat is bekend over het gedrag en de opvattingen van jongeren in de leeftijd van 18 tot 30 jaar ten aanzien van kunst en cultuur(beleid)? De generatie jarigen waar we het over hebben, geboren na 1980, staat bekend als de generatie Y, en internationaal ook wel als de Millennials, Net Generation, Generation Next of de Echo Boomers. In Nederland ook wel generatie Einstein genoemd, naar een boek van marketeers Inez Groen en Jeroen Boschma over deze generatie. Er is informatie beschikbaar over hun waarden (we vinden op het internet waarden als relevantie, transparantie en authenticiteit) en wat zij belangrijk vinden in het leven. Daarnaast wordt er veel over hen geschreven in termen van marketing, arbeidspotentieel en -competenties en gebruik van social media. Een belangrijk kenmerk van deze generatie is dat zij opgegroeid zijn met computers in een informatiesamenleving. Zelfontwikkeling en zelfrealisatie zouden voor hen belangrijk zijn. Een citaat hierover uit De grenzeloze generatie (Spangenberg & Lampert, 2009), een analyse van tien jaar Motivaction-onderzoek naar jongeren en opvoeding: 'Ze genieten een ongekende vrijheid om het eigen geluk na te streven en hebben nooit een maatschappij meegemaakt waarin plichtsbesef, gehoorzaamheid en maatschappelijk idealisme zwaarder wogen dan eigenbelang. Zo is het hen ook niet voorgedaan, dus waarom zouden ze? Integendeel, het is voor jongeren van groot belang om het leuk te hebben, materieel vooruit te komen, bijzonder te zijn en zich prettig te voelen. Dat is wat deze tijd hen vraagt' (p. 25). Timmerman vraagt zich in haar oratie (2010) echter af of het beeld van de jeugd van tegenwoordig als individualistisch en op het 'ik' gericht wel klopt. Volgens haar weten we te weinig van de jeugdwereld, die voor alle jongeren in meer of mindere mate een belangrijk socialisatiedomein is. Ze zegt: 'Het beeld van de huidige jeugd als een narcistische, 'geïndividualiseerde' generatie kan bij gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing gemakkelijk uitgroeien tot een mythe' (p. 4). Voor deze studie volstaan deze algemeen geldende uitspraken over de jongeren van deze generatie en verder gaand wordt de aandacht gericht op hun cultuurdeelname. CULTUURDEELNAME VAN JONGVOLWASSENEN Er is veel onderzoek naar de feitelijke cultuurdeelname van jongvolwassenen. Een groot gedeelte van dit type onderzoek gaat over factoren die deze cultuurdeelname, actief dan wel receptief, verklaren. In deze literatuurstudie stippen we deze factoren slechts kort aan. We beperken de reikwijdte van in de inventarisatie opgenomen literatuur tot de factoren leeftijd, opleidingsniveau en ouderlijk milieu als belangrijkste determinanten voor cultuurdeelname en het soort activiteiten dat ondernomen wordt. We bezien cultuurdeelname in de levensloop. Onderzoeken beslaan niet altijd exact de in de vraagstelling opgenomen leeftijdsgroep. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) neemt in haar trendrapportages bijvoorbeeld de groep 20 tot 34 jarigen als uitgangspunt en noemt deze groep jongvolwassenen. Deze term zullen wij ook gebruiken voor de groep 18 tot 30 jaar. We zullen zoveel mogelijk de focus leggen bij deze leeftijdscategorie. In een enkel geval nemen we ook literatuur op die meer algemeen gaat over de bredere doelgroep jongeren omdat in sommige interessante publicaties jongeren jonger dan 18 mede-onderwerp van onderzoek zijn. We gebruiken geen literatuur die duidelijk gaat over kinderen, en geen literatuur die alleen betrekking heeft op jongeren

2 die het voorgezet onderwijs nog niet hebben verlaten. Een verdere inperking is dat we alleen gebruik maken van de meest recente landelijke gegevens over cultuurdeelname in Nederland. Het antwoord op de hoofdvraag wordt gestructureerd aan de hand van vijf thema's: 1 Voorkeuren in actieve en receptieve cultuurdeelname 2 Reikwijdte van het cultuurbegrip 3 Invloed socialisatie; van ouders, onderwijs en peers 4 Belang en waarde die jongeren hechten aan kunst en cultuur 5 Opvattingen van jongeren over cultuurbeleid en wensen voor betrokkenheid Informatie uit de eerste vier thema's hangt overigens sterk met elkaar samen, en moet eigenlijk ook in samenhang gelezen worden. Onder alle thema's wordt waar mogelijk een onderscheid gemaakt tussen kunst - eventueel ook naar kunstdiscipline maar dit voert eigenlijk net wat ver - en cultureel erfgoed. En tussen receptief cultuurbezoek en actieve kunstbeoefening, als amateur, niet als professional. CJP heeft samen met YoungWorks en Motivaction het Cultureel Jongeren Profiel ontwikkeld. Een segmentatiemodel over jongeren en cultuur, dat inzicht geeft in de belevingswereld en motivaties van de jongerendoelgroep van 12 tot 25 jaar. Jongeren zijn in focusgroepen en via vragenlijsten ondervraagd op negen dimensies: intrinsieke interesse, drempelvrees, zelfexpressie en creatie, performance angst, muziek als katalysator, sociale beleving, escapisme, algemene vorming en leergierigheid. Op basis hiervan worden vier groepen jongeren onderscheiden. De geïnteresseerde toeschouwer (21%) die vooral geniet van receptieve kunst- en cultuuruitingen. De ondernemende cultuurfan die zelf erg creatief is en graag deelneemt aan kunst- en cultuuruitingen (22%). De creatieve entertainer die het leuk vindt om iets te maken en zijn talent te uiten (25%). En de honkvaste cultuurmijder (32%) die weinig interesse in kunst en cultuur heeft. Verdeeld per leeftijdsgroep ziet dit er als volgt uit: Leeftijd Geïnteresseerde toeschouwer Ondernemende cultuurfan Creatieve entertainer Honkvaste cultuurmijder % 24% 38% 29% % 25% 21% 21% % 23% 22% 20% % 28% 19% 30% Totaal 100% 100% 100% 100% De eerste vier thema's in deze studie worden elk ingeleid met informatie uit de publicatie over het Cultureel Jongeren Profiel (CJP, 2012). Dit model laat nog eens duidelijk zien hoe gedifferentieerd de groep jongeren is. Net als volwassenen zijn niet alle jongeren en jongvolwassenen gelijk, en delen ze niet dezelfde houding ten opzichte van, mening over en motivatie voor het bezoeken of beoefenen van activiteiten op cultuurgebied. VOORKEUREN IN ACTIEVE EN RECEPTIEVE CULTUURDEELNAME De geïnteresseerde toeschouwer is intrinsiek geïnteresseerd in kunst en cultuur. Hij is leergierig, gaat naar de film en naar tentoonstellingen in schouwburg of museum en leest bovengemiddeld. Hij heeft niet zo'n behoefte om zelf te creëren of op een podium te staan. De ondernemende cultuurfan vindt alles leuk, onderneemt zelf ook allerlei (culturele) activiteiten en staat graag in 2 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

3 de belangstelling. Hij is vaak lid van een band, koor, zang- of toneelgroep en bezoekt musea, theaters en andere culturele instellingen. De creatieve entertainer gaat niet graag naar museum of theater, dit vindt hij saai en passief. Hij staat wel graag zelf in de spotlight en het uiten van talent is voor hem belangrijk. Muziek is heel belangrijk voor hem. Hij is er heel de dag mee bezig en gaat erin op. Hij drumt in een bandje, zit op gitaarles of schrijft nummers. De honkvaste cultuurmijder participeert weinig in culturele activiteiten. Hij vindt kunst en cultuur vaak saai. Laagdrempelige activiteiten als bioscoopbezoek, televisie kijken, met vrienden gamen op de bank of fotograferen spreekt dit type het meest aan. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) brengt met regelmaat trends in cultuurdeelname in beeld gebaseerd op het Aanvullend voorzieningengebruikonderzoek (AVO), een vierjaarlijks onderzoek naar het gebruik van een groot aantal maatschappelijke en culturele voorzieningen door de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder. Er wordt onderscheid gemaakt naar sekse, etniciteit, opleidingsniveau, gemeentegrootte en leeftijdsopbouw van deelnemers. Zij zien dat leeftijd meer dan andere kenmerken differentieert wie welke cultuuruitingen bezoekt (SCP, 2009). Van oudsher is bijvoorbeeld het bereik van de podiumkunsten het grootst onder jongvolwassen (20-34 jaar). De meest recente cijfers over cultuurbezoek van jongvolwassenen in relatie tot de rest van de bevolking van 6 jaar en ouder zien er als volgt uit (gegevens uit het AVO 2007, gegevens uit het AVO 2011 zijn nog niet beschikbaar): 30% van de jongvolwassenen brengt wel eens een bezoek aan een museum (gemiddeld 41% van de bevolking) 40% bezoekt wel eens een monument (gemiddeld 45% van de bevolking) 3,2% bezoekt wel eens een archief (gemiddeld 4,3% van de bevolking) 59% bezoekt wel eens de podiumkunsten (gemiddeld 53% van de bevolking), waarvan: Toneel: 14% (gemiddeld 14% van de bevolking) Ballet: 4% (gemiddeld 5% van de bevolking) Cabaret: 22% (gemiddeld 15% van de bevolking) Klassieke muziek: 10% (gemiddeld 14% van de bevolking) Popmuziek: 44% (gemiddeld 34% van de bevolking) Feesten met optredens: 58% (gemiddeld 43% van de bevolking) 16% bezoekt wel eens een kunstgalerie (gemiddeld 21% van de bevolking) 53% bekijkt wel een kunst in de openbare ruimte (gemiddeld 52% van de bevolking) Algemeen wordt geconstateerd dat het bezoek aan de traditionele cultuur onder jarigen een stabiel beeld vertoont. Hierover wordt in het SCP rapport Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars gezegd: 'Veranderingen hangen vooral met de leeftijd van de bezoekers samen. Enerzijds zijn de kinderen en jongeren (tot 20 jaar) cultureel actiever geworden, anderzijds de ouderen (vanaf 50 jaar). Van de groep ertussenin is bekend dat die de afgelopen decennia meer verplichtingen en dus minder vrije tijd heeft gekregen, wat zichtbaar is in de cultuurdeelname' (SCP, 2009, p. 122). In de vrije tijd is daarnaast ook steeds meer te doen, het aanbod op de vrijetijdsmarkt groeit, er is meer te kiezen. Mensen hebben ook wat vrijetijdsbesteding en cultuurconsumptie betreft meer ruimte gekregen om daar zelf invulling aan te geven. De jeugd van tegenwoordig is opgegroeid met deze keuzeruimte en -vrijheid. Van den Broek (2010) laat nog zien dat er sprake is van samenhang tussen kunstbeoefening en cultuurdeelname. Kunstbeoefenaars gaan in grotere getale naar voorstellingen of tentoonstellingen dan niet-kunstbeoefenaars, 'of het nu podiumkunst of beeldende kunst betreft, en of het nu om 3 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

4 gecanoniseerde (toneel en klassieke muziek) of om populaire (pop, cabaret en musical) podiumkunst gaat' (p. 85). Kunstbeoefenaars hebben vaker een bredere culturele interesse. Beoefening van de verschillende kunstvakken kent geen differentiatie naar leeftijd. Maar hier zijn steeds de jongeren (6-20 jaar) het meest actief. Vrouwen, hoger opgeleiden en autochtonen zijn meer vertegenwoordigd onder kunstbeoefenaars. Dit zijn de recente cijfers van het SCP (2009) over de kunstbeoefening door jongvolwassenen (leeftijdsgroep jarigen, cijfers van 2007): 42% doet aan enige vorm van kunstbeoefening in de vrije tijd (gemiddeld 44% van de bevolking) Muziek: 19% (gemiddeld 21% van de bevolking) Theater/dans: 3% (gemiddeld 4% van de bevolking) Urban culture: 4% (gemiddeld 3% van de bevolking) Beeldende kunst: 19% (gemiddeld 23% van de bevolking) (multi)media: 18% (gemiddeld 14% van de bevolking) Schrijven: 9% (gemiddeld 7% van de bevolking) Ook de factsheets Amateurkunst in Nederland 2009, 2010 en 2011 (2009, 2010, 2011) van Kunstfactor geven inzicht in de kunstbeoefening door jongvolwassenen. Onderverdeeld naar disciplines ziet de kunstbeoefening er als volgt uit: Leeftijd Totaal Beeldende kunst Muziek Dans Theater Schrijven Nieuwe media jaar 50% 20% Zang 8% 15% 6% 16% 18% Instrumentaal 11% jaar 52% 23% 19% 21% 7% 13% 17% jaar 50% 22% 14% 13% 5% 17% 17% Van alle jarigen in Nederland doet van 2009 t/m 2011 dus gemiddeld 51% aan kunstbeoefening. In de leeftijdsgroep 6-20-jarigen is dit gemiddeld 64,5%. Net als de cijfers van het SCP (2009) laten zien, zijn jongeren (6-20 jaar) dus het meest actief in kunstbeoefening. Van alle amateurkunstenaars in Nederland valt gemiddeld (gezien over 3 jaar) 20% in de leeftijdsgroep jarigen, in tegenstelling tot gemiddeld 12% in de leeftijdsgroep 6-20-jarigen. Hoewel gemiddeld gezien de jarigen dus minder actief zijn dan jongeren, maakt deze groep wel een groter deel uit van het totaal aantal amateurkunstenaars in Nederland. De computer en het internet hebben zich in de afgelopen 20 jaar ontwikkeld tot alledaagse media die nieuwe vormen van culturele productie en sociale interactie met zich meebrachten (Schäfer, 2008). Deze culturele productie buiten de traditionele culturele industrie wordt 'participatory culture' genoemd. Gebruikers zijn niet langer alleen maar afnemers (1.0), maar ook participanten of (co)producenten (2.0). Jongeren bevinden zich in het epicentrum van deze mediarevolutie omdat zij zijn opgegroeid met digitale technologie. Ook veranderingen in de vormgeving van de kunstbeoefening in de vrije tijd kunnen beschreven worden met de term kunstbeoefening 2.0. (SCP, Van den Broek, 2010a). Jongeren delen bijvoorbeeld hun artistiek werk digitaal met elkaar via YouTube of in online communities. Deze nieuwe manier van kunstbeoefening zal volgens Van den Broek enige herschikking van voorkeuren voor kunstdisciplines teweeg brengen. In de SCP-cijfers over tijdsbesteding aan gedrukte media komt naar voren dat de leestijd, besteed aan kranten in de groep jaar, daalde van 1,0 uur in 1995 naar 0,4 uur per week in 2005 (SCP 2009). Van de jongvolwassenen leende 11% ten minste één boek (gevraagd werd naar de afgelopen vier weken) bij een openbare bibliotheek om zelf te lezen (gemiddeld is dit 22% van de bevolking). 4 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

5 Op televisiegebied blijken de publieke zenders niet veel enthousiasme te kunnen wekken onder jongeren en jongvolwassenen. Tieners en twintigers zijn de meest fervente internetgebruikers en gebruiken dit medium ook vaker dan de gedrukte media om zich over kunst en cultuur te informeren. Een zeer groot aantal (74%) bezoekt de bioscoop (gemiddeld 56% van de bevolking). De bioscoop is voor jongeren en jongvolwassenen vaak onderdeel van een avondje uit. REIKWIJDTE VAN HET CULTUURBEGRIP De geïnteresseerde toeschouwer heeft een ruime definitie van kunst en cultuur. De ondernemende cultuurfan heeft de breedste definitie van kunst en cultuur. De creatieve entertainer heeft niet zo'n brede definitie van kunst en cultuur. De honkvaste cultuurmijder heeft de smalste definitie van kunst en cultuur. Uit onderzoek van Motivaction, naar de betekenis van kunst en cultuur in het dagelijks leven van de Nederlandse bevolking van jaar (2010), blijkt dat jongeren, uit een voorgelegde lijst van culturele activiteiten, activiteiten vaker onder kunst en cultuur scharen dan andere groepen. Deze uiteenlopende lijst helpt hen als het ware aan een brede kijk op cultuur, en door de genoemde activiteiten denken ze aan meer dan alleen de geijkte, traditionele vormen als musea, concerten en tentoonstellingen. Een smalle definitie van cultuur beperkt zich tot hoge cultuur, cultuuruitingen die als klassiek, elitair en conventioneel te boek staan. Een bredere definitie van cultuur omvat zowel hoge als lage cultuur. Lage cultuur verwijst naar uitingen die als volks, populair en massa beschouwd worden. Onder deelname aan hoge cultuur vallen activiteiten als museumbezoek, bezoek aan theater, cabaret, ballet en klassieke concerten. Onder deelname aan lage cultuur vallen activiteiten als filmbezoek, popconcerten, dance-events en jongerenevenementen. Ook worden hier soms zaken als koken en sport kijken onder geschaard. Van der Haak (2011) wijst erop dat deze culturele hiërarchieën sociale constructies zijn, waar veel ambiguïteit en dynamiek mee gepaard gaat. Janssen (2005) beschrijft dat, hoewel de afstand tussen de traditionele, hogere kunsten en voorheen minder legitiem geachte cultuurvormen een stuk kleiner is geworden, er in Nederland nog altijd sprake is van een hiërarchische ordening van genres: 'Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw heeft zich een proces van onthiërarchisering voorgedaan. De vroegere, scherpe statusverschillen tussen cultuuruitingen zijn vervaagd en het domein van de legitieme cultuur is gaandeweg steeds meer genres gaan omvatten. In de afgelopen veertig jaar hebben onder meer film, fotografie, popmuziek, thrillers en strips onmiskenbaar aan prestige en erkenning gewonnen. Die opwaardering valt onder meer af te lezen aan de toegenomen aandacht voor de genoemde cultuurvormen in de dag- en weekbladpers (Janssen 1999), de uitbreiding van de steun die ze van overheidswege ontvangen (Pots 2000) en de grotere ruimte die ze krijgen toebedeeld in het voortgezet en hoger onderwijs.' (p. 9). De gevestigde kunsten hebben daarnaast ook steeds meer elementen uit het domein van de commercieel geproduceerde populaire cultuur geïncorporeerd, zoals bestsellerlijsten, boekentoptiens, consumentengidsen, wervende flyers, culturele agenda s, geavanceerde marketingtechnieken en grootschalige publiciteitscampagnes. Dit heeft volgens Janssen de twijfel over de bijzondere status van kunst en de geldigheid van traditionele scheidingen tussen hoge en lage cultuur versterkt. Aan de publiekskant is een groeiende segmentering waar te nemen in groepen consumenten geclusterd 5 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

6 rondom specifieke genres of producten, zoals fangroepen. De leden van dergelijke groepen komen vaak overeen op sociologisch relevante kenmerken als leeftijd, opleidingsniveau, sekse en etnische herkomst. Janssen noemt onderzoek dat bijvoorbeeld aantoont dat de muzieksmaak van Nederlandse en Vlaamse jongeren nauw samenhangt met etnische achtergrond, leeftijd en geslacht. Via hun culturele voorkeuren maken mensen zo nog steeds kenbaar bij welke sociale groep ze horen of willen horen. Dit is echter niet vanzelfsprekend meer een hogere klasse zoals voorheen. Hierbij wel de opmerking dat een groot deel van de jongeren geen kleine, specifieke subcultuur omarmt, maar onderdeel uitmaakt van de veel grotere 'mainstream' jongerencultuur. De opkomst van de zogeheten 'culturele omnivoor' suggereert dat de afgrenzingsfunctie van genreclassificaties is afgezwakt. Maar zelfs deze culturele omnivoor, een persoon die open staat voor zowel hoge als lage of populaire vormen van cultuur en daarom met overtuiging kan participeren in vele sociale activiteiten ongeacht het netwerk waarin hij zich op dat moment bevindt, maakt nog steeds onderscheid tussen hoge en lage cultuur (Van der Haak, 2011). Van Eijk, De Haan en Knulst (2002) stellen dat de ordening in hoge en lage cultuur in de vorm van de status van concrete uitingen door de tijd kan veranderen maar dat het onderscheid tussen 'goede' en 'slechte' smaak altijd blijft. Jongere generaties trekken volgens Janssen (2005) geen scherpe grens meer tussen de elitaire en populaire cultuuruitingen. Ze vertonen een brede smaak, die zich niet beperkt tot de conventionele hogere kunsten. En ze weten ook heel goed waar ze helemaal niks aan vinden. Over de opvattingen van Nederlanders over kunst en cultuur weten we weinig (opmerking: Van der Haak (UvA) werkt aan een proefschrift over de percepties van lage en hoge cultuur). Hoe mensen hierover denken wordt ontleend aan de feitelijke belangstelling voor cultuur. De actuele stand van zaken voor jong volwassenen is hierboven reeds in kaart gebracht aan de hand van SCP-cijfers. Maar wat valt er te zeggen over ontwikkelingen in de cultuurdeelname van jongvolwassenen? Van Eijk, De Haan en Knulst (2002) constateren op basis van SCP-gegevens uit het AVO vanaf 1983 dat de cultuurparticipatie onder de bevolking tot circa 40 jaar geleidelijk is teruggelopen. Maar onder jongere generaties van hoger opgeleiden neemt de belangstelling voor 'lagere' cultuur sterk toe. Zij hebben onderzocht in hoeverre de waargenomen verschuiving verband houdt met een toegenomen omnivoor patroon van cultuurconsumptie, met een veranderende interesse over generaties of met verschil per levensfase, met sociale stijging en met een veranderd cultuur pedagogisch regime. Uit hun totale steekproef (personen van 16 jaar en ouder) concluderen ze dat kieskeurige deelname aan hogere cultuur veeleer uitzondering dan regel is en dat de groep die zich tot lagere cultuur beperkt steeg. De toename van deze groep was het sterkst onder de middelbaar en hoger opgeleiden tot 40 jaar: van 15 naar 26 procent (over de periode ). Het aantal omnivoren onder de bevolking bleef constant op 68 procent (Let wel: dit cijfer is gebaseerd op een zeer brede definitie van de culturele omnivoor waar ook het kijken naar en bezoek van sport onder valt). De verwachting dat een omnivoor consumptiegedrag vanuit de jongere generatie zou oprukken wordt niet gestaafd. Een omnivoor patroon aan cultuurconsumptie is het meest verspreid onder hoogopgeleide ouderen en niet onder hoogopgeleide jongeren. Van Eijk, De Haan en Knulst laten zien dat naarmate men opschuift van oudere naar jongere cohorten het aandeel van populaire cultuur stijgt, en het aandeel van hogere cultuur daalt. Wat is het meeste van invloed op de belangstelling voor hoge cultuur, geboorteperiode of levensfase (thuiswonend kind, alleenstaand, samenwonend met partner, en dit zonder dan wel met kinderen)? Eerder onderzoek wees uit dat deelname aan hogere cultuur door jongeren met name door socialisatie wordt bepaald, terwijl bij populaire cultuur individuele kenmerken als opleidingsniveau, de overige vrijetijdsactiviteiten en de beschikbare tijd eveneens van belang zijn. Uit het onderzoek van Van Eijk, De Haan en Knulst (2002) blijkt dat alle andere geboortecohorten achterblijven in bezoek aan hoge cultuur in vergelijking met het cohort geboren tussen Alleenstaanden tot 40 6 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

7 jaar zijn minder hogere cultuur gaan consumeren. Zowel geboorteperiode als levensfase leggen flink wat gewicht in de schaal wat betreft deelname aan hoge cultuur, waarbij de jongste generatie (geboren na 1964, dus dit betreft hier ook oudere generaties dan de huidige generatie Y) er zeer negatief uitspringt en de jongere singles het meest positief. Het effect van opleidingsniveau is het sterkst. Is sociale stijging, het hebben van een hoger opleidingsniveau dan je ouders, de reden van de terugloop in traditionele cultuurdeelname? De druk om via deelname aan hogere cultuur de nieuw verworven sociale status te onderstrepen lijkt verminderd. Maar sociale stijging alleen verklaart de terugloop niet. Vooral het opleidingsniveau van de ouders en hun sociaaleconomische achtergrond zorgen voor effecten. Kan een verklaring voor de tanende interesse voor hogere cultuur onder het jongere volksdeel dan gevonden worden in de relativerende houding ten opzichte van hoge cultuur in het onderwijs als socialisatiesysteem? De veronderstelling dat de periode waarin men onderwijs heeft gevolgd de belangstelling voor hoge cultuur beïnvloedt, wordt voor de hoger opgeleiden bevestigd. Een groep die alsmaar heterogener geworden is naar sociale afkomst. Het effect van onderwijs op cultuurdeelname lijkt hiermee afgenomen. 'Zonder een overgedragen ontzag voor hogere cultuur, vermindert kennelijk de neiging om eraan deel te nemen' (p. 174), aldus de auteurs, die hiermee ook meteen het einde van snobisme voorspellen. Janssen (2005) haalt in dit kader De Haan en Knulst (2000) aan die eerder al constateerden dat jongeren die na omstreeks 1955 opgroeiden, op cultureel gebied anders zijn 'geprogrammeerd' dan eerdere generaties. Zij zeggen: 'Door veranderingen in het opvoedings- en onderwijsregime en de opkomst van een jeugdcultuur werden zij niet grootgebracht met het idee dat er een 'hoge' cultuur bestaat, die meer de moeite waard is dan de populaire cultuur. Zij kregen steeds meer gelegenheid om zich terug te trekken in een eigen smaakuniversum, waarin popmuziek, mode en sport prevaleren boven de traditionele hoge cultuur' (p. 29). Abbing (2006) komt tot een andere verklaring voor het steeds groter worden van het aandeel aan lage cultuur in cultuurconsumptie. Hij constateert, ook op basis van een analyse van SCP-gegevens, dat de belangstelling voor kunst, en in het bijzonder de uitgaanskunst, met inbegrip van de kunstmusea, niet af- maar toeneemt. Vergrijzing van het kunstpubliek is alleen van toepassing op dat gedeelte van de uitgaanskunst dat veelal als hoge kunst wordt aangeduid: de klassieke muziek, het ballet en een deel van het toneel. Abbing verklaart dit door een geleidelijk ontstaan gebrek aan kennis en beheersing van de gedragsconventies die horen bij de consumptie van hoge kunst. Jongeren - maar zeker niet alleen jongeren! kunnen volgens hem niet meer overweg met de oude codes, en zouden zich niet thuis voelen bij de formele wijze van consumptie van hoge kunst. Zij kiezen voor popmuziek, dance en musicals, activiteiten waarbij de gezamenlijke ervaring meer van belang is. INVLOED SOCIALISATIE VIA OUDERS, ONDERWIJS EN PEERS OP CULTUURDEELNAME De geïnteresseerde toeschouwer is op jonge leeftijd in aanraking gekomen met kunst en cultuur. Hij werd mee genomen naar voorstellingen en exposities. Tips krijgt hij van vrienden, ouders, klasgenoten en collega's of hij ziet reclame op tv of via flyers en posters op straat. De ondernemende cultuurfan is van huis uit al sterk cultureel onderlegd. Hij krijgt informatie en tips van vrienden, ouders, klasgenoten en collega's. En hij is het sterkst vertegenwoordigd op social media. De creatieve entertainer wil er graag bij horen en doet eerder met vrienden of school aan cultuur dan alleen. Hij ontvangt informatie over kunst en cultuur op school van docenten en via social media en Youtube. De honkvaste cultuurmijder krijgt van huis uit niet zoveel mee van kunst en cultuur. Als hij al informatie ontvangt is dat via school. 7 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

8 Opleidingsniveau en socialisatie door ouders zijn eerder in deze literatuurstudie al aangemerkt als de belangrijkste factoren voor latere cultuurdeelname. Nagel stelt in haar proefschrift vast (2003): 'Als we iemands milieu van herkomst en zijn opleiding kennen, weten we bijna alles wat er te weten valt over zijn cultuurparticipatie over de levensloop. Andere stabiele individuele kenmerken, zoals geslacht, cohort, intelligentie of artistieke vaardigheden zijn slechts voor een klein deel verantwoordelijk voor iemands culturele participatie' (p. 107). De hoogte van het opleidingsniveau, en daarmee ook de opleidingsduur, blijkt een belangrijke voorspeller voor cultuurdeelname. Waarbij vervolgonderwijs volgens Nagel een effectief cultureel milieu is bovenop dat van het voortgezet onderwijs. Hoger opgeleiden zijn dan ook in ruime mate vertegenwoordigd onder cultuurparticipanten. Nagel geeft aan dat verschillende onderzoeken herhaaldelijk hebben laten zien dat naast opleidingsniveau ook het milieu van herkomst een van de belangrijkste determinanten voor cultuurdeelname is. De meeste mensen komen al dan niet in contact met cultuur via hun ouders. Nagel constateert dat de leeftijd waarop het eerste cultuurbezoek plaatsvindt sterk afhankelijk is van het milieu waarin mensen zijn opgegroeid. Maar ook het onderwijs, peers en mediagebruik hebben een socialiserende werking die van invloed kan zijn op cultuurdeelname. Voor degenen die niet via hun ouders in contact komen met cultuur biedt de school de mogelijkheid dat alsnog te doen. Nagel stelt vast dat degenen die in de jeugd hebben kennisgemaakt met cultuur via ouders of school ook op latere leeftijd cultureel actief blijven. De invloed van de ouderlijke socialisatie neemt wel af in de loop van de adolescentie, maar verdwijnt niet helemaal. Deze ouderlijke invloed weerspiegelt overigens voornamelijk het socialisatieproces zelf ouders nemen hun kinderen mee naar cultuur en niet de overdracht van culturele waarden als het belang dat gehecht wordt aan cultuur. Het effect van kunsteducatie op school is een stuk minder groot dan dat van de culturele opvoeding in het ouderlijk milieu. Personen die eindexamen gedaan hebben in een kunstzinnig vak zijn wel cultureel actiever in die kunstdiscipline dan hun schoolgenoten zonder kunstzinnig vak. De huidige generatie jongvolwassenen heeft voor het grootste deel te maken gehad met het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV), ingevoerd in Daarom is het ook relevant hier twee studies naar de effecten van dit 'nieuwe' vak op te nemen. Uit een studie naar de effecten op culturele participatie van Ganzeboom, Haanstra, Nagel en Damen (2003) blijkt dat leerlingen die CKV1 volgen meer aan hoge en populaire cultuur deelnemen dan andere leerlingen. Na twee jaar zijn er echter geen effecten meer zichtbaar op het gebied van culturele consumptie. Ook hier weer blijkt dat de ouders die meer aan culturele activiteiten doen een belangrijkere determinant zijn voor hogere cultuurdeelname van leerlingen. Uit het proefschrift van Damen (2010) blijken leerlingen tijdens CKV meer deel te nemen aan culturele activiteiten, voornamelijk aan activiteiten geschaard onder hoge cultuur. Dit blijkt eenvoudig te verklaren door het verplichte karakter van het cultuurbezoek, hoewel bij CKV ook de keuzevrijheid van leerlingen van belang is. De houding van leerlingen ten opzichte van kunst en cultuur bleek niet veranderd. Op langere termijn, tot zes jaar na verlaten van het voortgezet onderwijs, bleek het vak CKV de cultuurparticipatie niet te vergroten en ook geen duurzaam effect te hebben op de houding ten opzichte van cultuur. Het aantal uren voor dit schoolvak (40 onderwijsuren in de gehele schooltijd) is daar zeker ook debet aan. Milieu van herkomst blijkt ook in de volwassenheid invloed te houden op cultuurparticipatie (Nagel, 2003). Nagel constateert dat naarmate de ouders meer culturele activiteiten ondernemen, des te cultureel actiever hun kinderen zijn in de jong volwassenheid. Ze vroeg zich af of en in hoeverre levensgebeurtenissen en de sociale groepen die daaruit voortvloeien de culturele participatie in de jong volwassenheid beïnvloeden. En vond dat bestaande patronen van cultuurparticipatie slechts in zeer geringe mate beïnvloed blijken te worden. In het latere leven blijken vooral vriendenkring en partner enige invloed te hebben op de cultuurparticipatie. Met name een hoog opgeleide partner leidt 8 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

9 tot een verhoging van de deelname aan culturele activiteiten. En personen in culturele beroepen, zoals journalisten, docenten en kunstenaars participeren relatief vaak in culturele activiteiten. Personen met een hogere culturele beroepsstatus bezochten echter al vaker musea en podia, vóórdat ze hun hoogste culturele beroepsstatus bereikten. Wonen in een grote stad leidt tot een verhoogde deelname aan cultuur, alleen in de tijd dat men ook in die plaats woont, en niet vóór of ná die tijd. Museumbezoek neemt toe tot 31-jarige leeftijd, waarna een daling inzet. Podiumbezoek neemt toe tot 34-jarige leeftijd en daalt daarna. Het bezoek aan musea en podia daalt vanaf het moment dat zich kinderen aandienen. Nagel stelt: 'De participatie in culturele activiteiten komt naar voren als een tamelijk stabiel gedragspatroon dat al vroeg in het leven ontstaat onder invloed van het ouderlijk milieu. Toch zijn er aanwijzingen dat nieuwe sociale groepen de bestaande patronen van cultuurparticipatie wel enigszins kunnen doorbreken' (p. 146). Ze constateert voorts dat de invloed van nieuwe statusgroepen, zoals vrienden en collega's, in haar onderzoeksdesign onderschat zou kunnen zijn. Ze vraagt zich af ouderlijk milieu ook voor recentere cohorten (haar onderzoek betrof oud-leerlingen geboren tussen 1956 en 1969) de doorslag geeft. Zij wijst op de mogelijkheid van cohortsgewijze verschuivingen in de cultuuroverdracht vanuit het ouderlijk milieu en in het relatieve belang van nieuwe sociale groepen. Wellicht kristalliseert de cultuurparticipatie van de huidige generatie jarigen zich pas later uit. Gegevens hierover zijn nog (steeds) niet beschikbaar. Van den Broek (2010b) laat zien dat kunstbeoefening meer naar geboortecohort dan naar levensfase gedifferentieerd is. Inhoudelijk betekent dit dat de condities, kansen en invloeden eerder in het leven blijkbaar belangrijker zijn voor het al dan niet beoefenen van een kunstzinnige hobby dan de leeftijd of levensfase van het moment. En het betekent dat smaak- en cultuuropvattingen structureel doorwerken in de levensloop. De sociale omgeving, vrienden en ouders, werden door de helft van de beoefenaars als aanleiding genoemd om aan kunstbeoefening te gaan doen. School noemt men weinig. Gedurende de (volwassen) levensloop daalt het aandeel kunstbeoefenaars zodra er kinderen zijn, om zich later in de levensloop weer te herstellen. Verder blijkt dat beoefenaars die na 1950 geboren werden, in veel mindere mate lid zijn van een vereniging dan beoefenaars die voor 1950 ter wereld kwamen. Huysmans en De Haan (2007) onderzochten bij het SCP de invloeden van periode, levensfase en generatie op de belangstelling voor cultureel erfgoed zoals bezoek aan musea, monumenten en archief alsook voor actieve deelname. Zij constateren dat de belangstelling in de groep jaar voor musea niet is gestegen en die voor monumenten is gedaald tussen 1996 en De actieve erfgoeddeelname, lid zijn van een vereniging of zelf actief verzamelen van historische objecten, daalt in de leeftijd tot 45 jaar maar stijgt bij de groep jarigen. Ook voor erfgoeddeelname is opleidingsniveau verreweg de belangrijkste verklarende factor. De effecten van levensfase en generatie zijn slechts bescheiden. Bij cultureel erfgoed is levensfase wel bepalender dan in de andere cultuurdomeinen. Het is vooral iets van alleenwonenden, jong en oud. Het opleidingsniveau van de ouders heeft maar een beperkte positieve invloed heeft op het museumbezoek van hun kinderen. De invloed van de ouders weegt relatief zwaar mee bij actieve deelname. Ze stellen algemeen: 'Sterke positieve effecten op erfgoeddeelname gaan uit van zowel het eigen opleidingsniveau als dat van de ouders, en van de actieve cultuurdeelname (als indicator voor culturele kennis). Hoe hoger het eigen opleidingsniveau en dat van de ouders, en hoe meer cultureel actief men is in de vrije tijd, hoe groter de kans is dat men in het afgelopen jaar musea, monumenten en/of archieven heeft bezocht, zelf actief is geweest op erfgoedgebied, dan wel via de klassieke massamedia of via internet met erfgoed in aanraking is gekomen' (p ). Notten, Kraaykamp en Koning (2011) hebben voor mediavoorkeuren en -gedrag een blijvend socialisatie-effect gevonden in de levensloop van ouders op hun kinderen. Kinderen blijken ouderlijke 9 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

10 lees- of televisievoorbeelden te imiteren. Een ander belangrijk aspect in de ontwikkeling van individuele mediasmaak is de ouder-kind interactie rondom mediagebruik. 'Ouders die de leesvaardigheden van hun kinderen begeleiden, stimuleren hiermee blijvend het leesplezier van hun kinderen, wat blijkt uit het meer lezen van zowel populaire als serieuze boeken in het volwassen leven. Het ervaren van een instructieve of educatieve ouderlijke televisieopvoeding in de kindertijd, zoals het bediscussiëren van tv-programma s, heeft een positieve en permanente invloed op het kijken naar serieuze tv-programma s.' Het opleidingsniveau van een persoon blijkt de dominante factor in het voorspellen van diens huidige televisievoorkeur, serieus of populair. Mestdag en Siongers (2003) constateren ook dat de mediavoorkeur van ouders een grote impact heeft op de smaakvoorkeur van kinderen. Een populaire mediavoorkeur van de ouders verhoogt de kans op een amusementsvoorkeur en verlaagt de kans op een alternatief of cultureel correct smaakpatroon. BELANG EN WAARDE DIE JONGEREN HECHTEN AAN KUNST EN CULTUUR De geïnteresseerde toeschouwer vindt kunst en cultuur belangrijk voor de algemene ontwikkeling. Hij wil graag meer weten over de Nederlandse geschiedenis. Culturele activiteiten zijn voor dit type meer een vorm van escapisme en om iets te leren dan een sociale beleving. De ondernemende cultuurfan hecht veel belang aan kunst en cultuur om van te genieten, zichzelf te ontwikkelen en te ontspannen. Kunst en cultuur zijn er niet om alleen te ontspannen, maar ook om die te delen met anderen. Hij vindt kunst en cultuur belangrijk voor de algemene vorming van zichzelf, en van anderen. De creatieve entertainer wil iets doen of iets maken, het liefst samen met anderen. Hij laat graag zijn talenten zien. De honkvaste cultuurmijder weet weinig van cultuur, hij is er niet in geïnteresseerd, en is ook niet nieuwsgierig naar wat cultuur kan inhouden. Als hij culturele activiteiten bezoekt vindt hij wel dat hij er 'iets' van moet weten. Uit het onderzoek van Motivaction naar de betekenis van kunst en cultuur in het dagelijks leven (2010) blijkt dat naarmate de leeftijd toeneemt, het percentage Nederlanders stijgt voor wie cultuurdeelname een belangrijk onderdeel in het leven vormt: van 34% van de Nederlanders van 15 tot en met 30 jaar, 41% van de Nederlanders tussen de 30 en 55 jaar, tot 51% van de Nederlanders tussen de 56 en 80 jaar. Wanneer kunst en cultuur breed gedefinieerd worden blijkt dat het belang dat er aan gehecht wordt vooral bij jongeren stijgt ten opzichte van een vergelijkbaar onderzoek uit De groep die kunst en cultuur persoonlijk (zeer) belangrijk vindt stijgt (van 41% tot 54%) en er is een sterke daling te zien van de 'ongeïnteresseerde' groep (van 26% tot 14%). Uit Europees onderzoek, waar CJP bij betrokken is, blijken vooral Nederlandse jongeren tijd te kort te komen. De tijd die ze hebben, investeren ze in 'het doen van leuke dingen' met vrienden. Uitzonderingen daargelaten, draait alles om de sociale omgeving; elk contact is een mogelijkheid om je identiteit te laten zien, jezelf te bevestigen en je kijk op de buitenwereld te bepalen' (CJP; Geursen, Plemp & Rynja, 2006, p. 11). Dit geldt ook voor cultuur als type vrijetijdsbesteding. Volgens Devos (2004) zijn motivaties van jongeren om deel te namen aan cultuur grotendeels afgeleide van het culturele of artistieke product. Jongeren willen plezier hebben, de vrije tijd aangenaam invullen, vrienden ontmoeten, hun sociale netwerk uitbreiden et cetera. Uit onderzoek van Van den Broek (2009) bij het SCP blijken de motieven tot kunstbeoefening en lesdeelname, wanneer daarnaar wordt gevraagd, toch ook gericht op het product. Voor de groep jarigen ziet dit er als volgt uit voor de kunstbeoefening: Om iets moois te maken: 86% (totaal gemiddeld 82%) Omdat het me ontspant: 82% (totaal gemiddeld 78%) Voor de gezelligheid: 83% (totaal gemiddeld 75%) 10 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

11 En voor lesdeelname: Om lekker bezig te zijn: 89% (totaal gemiddeld 76%) Om er beter in te worden: 74% (totaal gemiddeld 77%) Trienekens (2008) heeft onderzoek gedaan naar motivatie en ambitie op cultureel vlak van Rotterdamse jongeren die deelnemen aan jongerenactiviteiten van de SKVR gericht op hiphop. Hieruit blijkt dat de meeste deelnemers komen om zelf hun hobby uit te oefenen, maar ook om anderen bezig te zien, zelf op te treden of gewoon omdat het leuk is. Maar ook om vaardigheden te trainen en zichzelf te verbeteren. Op de vraag wat ze met hun activiteit in de toekomst willen doen zijn de meest genoemde antwoorden 'gewoon veel doen of meer doen' en 'optreden'. Volgens Van Voorst (2009) hechten jongeren heel veel waarde aan tradities, aan allerlei gewoonten en rituelen die ze van huis uit hebben meegekregen. Dit heeft te maken heeft met de nieuwe dynamische snel veranderende samenleving waarin zij functioneren. OPVATTINGEN VAN JONGEREN OVER CULTUURBELEID EN WENSEN VOOR BELEIDSBETROKKENHEID Jongeren in de schoolgaande leeftijd krijgen in het landelijk cultuureducatiebeleid veel aandacht. Evenals voorgaande kabinetten vindt ook het demissionaire kabinet Rutte cultuureducatie belangrijk: 'voor de persoonlijke ontwikkeling en voor de creativiteit van onze samenleving als geheel'. Na het verlaten van de school worden jongeren geacht de competenties verworven te hebben om eigen keuzes op cultureel gebied te maken. Het landelijk en lokaal beleid voor kunst- en cultuureducatie is voornamelijk gericht op kinderen en jongeren in de leeftijd tot 18 jaar. Aangezien we gezien hebben dat cultuurparticipatie ook op latere leeftijd sterk beïnvloed wordt door de kennismaking met kunst en cultuur op jonge leeftijd, is dit ook te rechtvaardigen. Vanwege het belang van de invloed van ouders op socialisatie en participatie lijkt ook een actief beleid gericht op ouders en gezinnen zinvol. Maar deze invloed neemt af na de adolescentie. De vraag blijft dan wat te doen voor en met jongeren boven de achttien jaar. Naast de door de overheid gesubsidieerde culturele instellingen staan er voor hen nog overvloedige mogelijkheden open om - vanuit eigen definitie en profiel - cultureel actief te zijn. Maar zijn er ook mogelijkheden om actief te zijn in de beleidsbeïnvloeding? Worden jongeren ook betrokken bij de beleidsontwikkeling of blijven ze enkel onderwerp van beleid? En willen ze hierbij betrokken worden, of vinden ze genoeg van hun gading in het aanbod aan kunst en cultuur en zijn ze niet op beïnvloeding uit? En hoe zit het met hun rol als actieve cultuurproducent? Willen ze hier via beleidsmatige interventies in ondersteund worden, bijvoorbeeld via subsidies? Of kiezen ze voor andere instrumenten? Wat is hierover bekend? Er bestaan internationaal verschillende visies op wat jongerenparticipatie is. Het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) combineert de visies en modellen van verschillende internationale experts - zoals Louise Chawla, Roger Hart, Gerison Lansdown en Rakesh Ranjani en ziet twee centrale kenmerken: Deelname aan processen van invloed, besluitvorming en activiteiten en betrokkenheid bij andere mensen over zaken die jongeren raken vanuit hun individuele of collectieve leefomgeving. 1 Betrokken zijn en worden bij beleid op het gebied van cultuur is een vorm van participatie. Dit participatiebeleid 1 Bron: geraadpleegd op 25 juni JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

12 heeft betrekking op jongeren, die nu - en in de toekomst - cultuurproducenten en -consumenten zijn, en zij worden weer de voorbeelden voor hun kinderen. Wat gebeurt er op het gebied van jongerenparticipatie in Nederland? In een quickscan van het Verwey-Jonker Instituut naar de staat van onze jongerenparticipatie (Vandenbroucke, Braam, Gilsing, Steketee & Tierold, 2010) wordt participatie gedefinieerd als de invloed die een jongere heeft op zijn of haar leefomgeving. Ze onderscheiden vijf niveaus van participatie: op het laagste niveau staat het informeren van jongeren, dan volgt in dialoog gaan met jongeren, daarna het raadplegen van jongeren, vervolgens de inspraak die jongeren hebben en het hoogste niveau van participatie is wanneer jongeren de gelegenheid krijgen om eigen initiatieven te ontplooien. De onderzoekers concluderen dat gemeenten slechts een beperkt aantal kanalen inzetten (zoals rechtstreeks contact met een ambtenaar) om jongeren te bereiken en weinig gebruik maken van en internet. De onderzoekers noemen dit opmerkelijk, zeker als het gaat om raadplegen, dialoog en inspraak, omdat en internet media zijn waar jongeren juist veel gebruik van maken. Rond de zestig procent van de gemeenten informeert jongeren over de mogelijkheden tot het nemen van eigen initiatief en/of maakt subsidie vrij voor eigen initiatieven. Het blijkt dat vrijetijdsbesteding voor bijna alle gemeenten een thema is (80 à 90%) waar ze jongeren bij betrekken. Opvallend is echter dat het aandeel van gemeenten dat jeugdigen inspraak geeft bij buurtvoorzieningen en de inrichting van de openbare ruimte beduidend lager ligt dan bij vrijetijdsvoorzieningen. Zowel buurtvoorzieningen als de inrichting van de openbare ruimte hebben immers veel te maken met de vrijetijdsbesteding van jongeren. Ongeveer dertig procent van deze gemeenten stelt voorwaarden aan sport-, culturele en onderwijsinstellingen op het gebied van jeugdparticipatie. De meeste gemeenten constateren knelpunten in het realiseren van jeugdparticipatie. Het is moeilijk om jongeren gemotiveerd en betrokken te houden. Wellicht heeft dit te maken met de verschillen tussen de jeugd- en beleidscultuur. Zo is volgens een groot deel van de respondenten een knelpunt dat het vormgeven van participatieprojecten vaak een langdurig proces is dat haaks staat op de dynamiek van de jeugd. Bovendien vergt de arbeidsintensiviteit van jeugdparticipatieprojecten een lange adem, terwijl de groep snel wisselt. Verder is een belangrijke drempel voor het vormgeven van jeugdparticipatie dat de organisatie en taal van jongeren afwijken van die van de overheid. Wat weten we over jongvolwassenen en participatie? Jongeren (en dan gaat het over jongeren in de leeftijd van 16 tot 24 jaar) blijken over zoveel dingen een mening hebben 'dat het niet te doen is om er een uit te kiezen waar je ècht wakker van ligt!'(cjp; Geursen, Plemp & Rynja, 2006, p. 8). De CJPonderzoekers constateren dat jongeren hun meningen vaak niet omzetten in gedrag. Echter: 'Deze laconieke houding neemt af naarmate jongeren ouder worden (18+), de behoefte groeit dan om in het openbaar voor je standpunten op te komen. Dit proces wordt versterkt door het feit dat jongeren er van overtuigd zijn dat je hoe dan ook meer impact hebt naarmate je ouder bent' (p. 8). Wat jongeren betreft lijkt het of volwassenen geen enkele belangstelling voor hun mening hebben. Volwassenen worden in ieder geval niet vertrouwd om hun belangen te verdedigen. Jongeren zijn wel praktisch en stellen dat het de volwassenen zijn door wie je gehoord moet worden, wil je iets kunnen veranderen. 'In je eentje lukt dat niet, effectiever is je bij anderen aan te sluiten en je ook te houden aan dat wat door volwassenen acceptabel wordt gevonden' (p. 9). Jongeren hechten hierdoor belang aan instituties. In Nederland denkt men - aldus de onderzoekers - dat jongeren vandaag de dag vooral passief zijn en weinig affiniteit hebben met thema's als 'samenleving' en 'maatschappelijke betrokkenheid'. 'Maar jongeren zijn wel degelijk actief en staan midden in het leven.' Het grote verschil is de achterliggende drijfveer: 'eigenbelang' in de plaats van 'altruïsme' (p. 10). Concluderend wordt gesteld: 'Jongeren participeren niet, in ieder geval niet zoals volwassenen het begrip invullen' (p. 13). Jongeren hebben weinig 'drive' om voor eigen standpunten op de bres te springen omdat daartoe simpelweg de 12 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

13 noodzaak ontbreekt; hun leven is daarvoor te goed en dat realiseren jongeren zich. Anderzijds hebben jongeren niet het gevoel serieus genomen te worden. Jongeren wegen vooral af in welke mate hun inzet direct kan bijdragen aan nieuwe, leuke (interessante) contacten of aan het bereiken van andere eigen belangen. CJP (2006) raadt aan om jongeren serieus te nemen. Maar jongeren hebben geen behoefte om uitgebreid doorgezaagd te worden over allerlei doelstellingen en beleidslijnen. Over de opvattingen van jongvolwassenen specifiek over cultuurbeleid weten we weinig. Twee adviezen hebben we uit de literatuur weten te halen. De Vlaming Devos (2004) raadt beleidsmakers aan te stoppen met het problematiseren van de cultuurdeelname van jongeren. Jongeren participeren meer aan cultuur dan volwassenen, zij het weliswaar niet aan hetzelfde aanbod. De bestaande culturele infrastructuur is in de cultuuropvatting van jongeren steeds minder van belang. Dit is meer het probleem dan dat jongeren niet zouden participeren aan cultuur. Door cultuurdeelname van jongeren te problematiseren wordt het beeld van een saaie en hoogdrempelige sector alleen maar bevestigd. Respecteer juist de brede cultuuropvatting van jongeren. Meer rekening houden met individuele én met collectieve, gedeelde smaakvoorkeuren en interesses lijkt dan ook een vruchtbare weg om te bewandelen. Volgens Devos moet er zowel in programma-aanbod als in ondersteuningsmogelijkheden ruimte zijn voor diversiteit, met respect voor alle cultuurvormen, ook niet-westerse cultuur. Donker (2008) raad beleidsmakers aan voor structuur te zorgen zonder de inventiviteit van de jongeren zelf te temperen. 'Dat avontuur moet niet worden doorkruist door hulpverlening waar niet om gevraagd is en die niet op prijs wordt gesteld' (p. 32).'Kunstenaars van de straat' bijvoorbeeld redden zich in Rotterdam al meer dan tien jaar uitstekend op eigen gelegenheid. Toch komt er steeds meer ondersteuning vanuit de scene en daarbuiten. Jongeren blijken echter zelfstandig en ondernemend en ambities komen in allerlei soorten en maten voor. Sommigen 'maken' het als autodidact in de urban arts, anderen hebben wel behoefte aan scholing of coaching in een meer 'informele' leeromgeving. Er blijkt in ieder geval wel behoefte aan plekken waar jongeren hun creativiteit kunnen uiten. CONCLUSIES In hoeverre beantwoordt de kennis die in deze inventarisatie is verzameld nu de centrale vraag in deze literatuurstudie: Wat is bekend over het gedrag en de opvattingen van jongeren in de leeftijd van 18 tot 30 jaar ten aanzien van kunst en cultuur(beleid)? De cultuurdeelname van jongvolwassenen is bekend. Dit wordt immers periodiek in beeld gebracht door het SCP. Een ontwikkeling is dat de cultuurparticipatie de laatste jaren stabiel is gebleven, maar vanaf 1983 wel is afgenomen en dat jongeren minder zijn gaan deelnemen aan hoge cultuur, maar meer aan lage, of populaire cultuur. Een groot deel van de jongeren houdt zich graag bezig met deze 'nieuwe' cultuur waarin grenzen tussen genres zwakker zijn, en ziet deze niet als minderwaardig aan de meer traditionele en gesubsidieerde vormen. Met name hoogopgeleide jongeren ondernemen veel verschillende activiteiten en hebben een brede smaak. Vaak zijn zij echter geen culturele omnivoren, omdat zij meer gericht zijn op de populaire cultuur. Opleidingsniveau en ouderlijk milieu blijken steeds weer de belangrijkste determinanten voor cultuurdeelname, met een klein effect voor socialisatie via het onderwijs. Deelname aan culturele 13 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

14 activiteiten kent een tamelijk stabiel gedragspatroon dat vroeg in de levensloop ontstaat en sterk beïnvloed wordt door ouders. In de loop van de adolescentie neemt deze invloed af, maar hij verdwijnt niet helemaal. De leeftijdsperiode na de adolescentie geldt als een fase waarin leeftijdgenoten een belangrijkere referentiegroep worden en waar ruimte is om te experimenteren. Jongeren zetten kunst en cultuur in om aansluiting te zoeken bij gewenste sociale groepen. Of om zich juist tegen bepaalde subgroepen af te zetten. Snobisme is in die zin zeker niet ten einde, maar er is een ander soort onderscheidend snobisme in de plaats gekomen van culturele correctheid en kennis van de canon. Over de ontwikkeling van smaakvoorkeuren in deze levensfase, mede onder invloed van belangrijke sociale groepen als vrienden en collega's, is weinig informatie gevonden. Wel stuitten we op een studie van Mulder, Ter Bogt, Raaijmakers, Gabhainn en Sikkema (2010), die concluderen dat muzieksmaak zich vroeg in de adolescentie ontwikkelt, en zich in de latere adolescentie en jong volwassenheid verder uitkristalliseert. Van den Broek (2009) geeft aan dat er geen exacte gegevens zijn over wie wanneer in de levensloop welke interesses ontwikkelt op het gebied van kunstbeoefening. In de literatuursearch kwamen veel provinciale en gemeentelijke onderzoeken naar cultuurparticipatie van de bevolking naar voren. Deze onderzoeken leveren helaas alleen kwantitatief cijfermateriaal op over bezoek en beoefening. Dit geeft een beeld dat we landelijk al kennen van het SCP, Kunstfactor en Motivaction. De onderzoeken geven ons nauwelijks inzicht in de opinies en houding van inwoners ten opzichte van cultuur. Er worden wel percentages genoemd als 3% van de Rotterdamse jongeren doet aan vissen of 30% van de Drentenaren vindt dat de Drentse steden steeds mooier worden. Maar inzicht in de inhoudelijke argumentatie of beweegredenen van burgers om deel te nemen aan kunst en cultuur of hun opvattingen hierover, laat staan in verschillende leeftijdscategorieën, worden helaas niet geboden. We hebben ook geconstateerd uit de literatuursearch dat er enorm veel geschreven wordt over de houding van tieners ten aanzien van de begrippen kunst en cultuur en het imago dat kunst en cultuur bij hen heeft (bijvoorbeeld Vogelaar & Rynja 2005 of Mengerink, Asselman & Talstra, 2010), maar dat er weinig informatie te vinden is over de opvattingen van jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot 30 jaar. Misschien niet zo verwonderlijk aangezien de beleidsaandacht de afgelopen jaren is gericht op jongeren in het basis- en voortgezet onderwijs. Het valt echter op, gezien de middelen die besteed worden aan cultuureducatieve interventies in het onderwijs, dat er zo weinig bekend is over de houding ten aanzien van kunst en cultuur van de groep die het onderwijs - net - heeft verlaten. Meer kwalitatief materiaal over een specifieke cultuurvorm of discipline is te vinden in enkele scripties (bijvoorbeeld Archangel, 2010 over musea, Berenbak, Choy & Vegter, 2010 over film en Brandsma, 2006 over dans) en in meer populair geschreven (semi)onderzoekspublicaties. Gezien het doel van deze studie leek het ons niet zinvol om uit dit materiaal allerlei citaten van individuele jongeren over te nemen. De brede ontwikkelingen die we geschetst hebben, ook op het gebied van participatie in beleidsprocessen, maken immers veel duidelijk, aangevuld met gegevens uit het recent ontwikkelde Cultureel Jongeren Profiel segmentatiemodel. Het lijkt ons meer opportuun dat het FCP in het kader van zijn voorgenomen debatprogramma zelf actief jongvolwassenen, individueel of groepsgewijs, vraagt naar hun beleving van en opvattingen over kunst en cultuur, hoe zij hun eigen belangen en interesses kunnen verbinden aan die van de (gevestigde?) cultuursector, en over hun visie en ideeën over het cultuurbeleid van de toekomst en hoe zij aan dit beleid willen en kunnen bijdragen. Participatie van de doelgroep van jaar bij de beleidsontwikkeling wordt van groot belang omdat er onvoldoende actuele gegevens voorhanden zijn over cultuurdeelname van deze leeftijdsgroep in de levensloop. Onderwerp van onderzoek is de cultuurdeelname - toen en nu - van oudere generaties 14 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

15 niet van de huidige generatie Y. Kloppen de inzichten die we hebben nog wel met de houding, mening en motivatie van de huidige jongvolwassenen? De in deze inventarisatie gebruikte cijfers zijn ook statistische gemiddelden. Individuele levenslopen kunnen hier sterk van afwijken. Ook iemand die in zijn jeugd nooit met kunst en cultuur in aanraking is gekomen kan hier in latere levensfase toch een grote belangstelling voor ontwikkelen. Hetzelfde geldt natuurlijk andersom. Als exemplarische voorbeelden van de inzichten die een culturele biografie biedt over cultuurdeelname in de levensloop lichten beide auteurs van deze literatuurstudie, (nog net) behorend tot de generatie Y, hun culturele achtergrond en loopbaan toe. Auteur 1 (1981) is projectmedewerker advies en onderzoek bij Cultuurnetwerk Nederland. Ze haalde een bachelor Bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg, een bachelor Taal- en cultuurstudies aan de Universiteit Utrecht en een master Kunstbeleid en -management aan diezelfde Universiteit. Ze groeide op in Limburg waar ze na blokfluitles haar culturele loopbaan vervolgde in de traditie van de blaasmuziek. Gestimuleerd door haar vader belandde ze na enige jaren muziekles, muziektheorie en jeugdensembles in de dorpsfanfare, tot ze ging studeren. Daarna heeft ze nog cursussen zangles, architectuurgeschiedenis en fotografie gedaan maar nu doet ze vrijwel niets meer aan actieve kunstbeoefening. Ze vult haar vrije tijd graag in met cultuurbezoek en informeert zich via allerlei kanalen over cultuur. Ze gaat graag naar uiteenlopende festivals en evenementen, luistert en bezoekt pop- (indie) en dancemuziek, ziet films en series, bezoekt musea voor actuele kunst en design en historische musea en leest graag boeken en tijdschriften. Haar ouders, noch de twee scholen die ze in Limburg bezocht, hebben haar geïntroduceerd met cultuur, haar interesse hiervoor gewekt of cultuurbezoek gestimuleerd. Ze heeft geen eindexamen gedaan in een kunstvak en CKV bestond nog niet. Pas toen ze ging studeren is haar interesse voor andere kunst- en cultuurvormen dan muziek geleidelijk ontstaan. Haar vrienden, en ook collega's, zijn bijna allemaal cultureel geïnteresseerd en wijzen elkaar op interessante activiteiten, veelal evenementen die te scharen zijn onder populaire cultuur, met af en toe een meer of minder geslaagd uitstapje naar gevestigde culturele instituten. Ze heeft niet het idee dat haar cultuurparticipatie al is uitgekristalliseerd. Auteur 2 (1987) is projectmedewerker advies en onderzoek bij Cultuurnetwerk Nederland. Ze haalde een bachelor Theater-, Film- en Televisiewetenschap en een master Kunstbeleid en management aan de Universiteit Utrecht. Opgroeiend in Friesland kreeg ze, behalve bezoeken aan musea e.d. op vakanties, van huis uit vrij weinig mee op het gebied van kunst en cultuur. Actieve kunstbeoefening werd niet specifiek aangemoedigd, juist meer het beoefenen van sport. Al op jonge leeftijd koos ze daarom voor de paardensport, wat ze tot op de dag van vandaag actief beoefent. Op de middelbare school werd ze geïntroduceerd in de actieve kunstbeoefening. Ze genoot van de vakken muziek, tekenen en handvaardigheid en koos voor handvaardigheid en kunstgeschiedenis als examenvak binnen het profiel Economie & Maatschappij. In haar 3 e en 4 e jaar was ze Cultureel Ambassadeur van haar school namens de plaatselijke stadsschouwburg. Taak: het verlagen van de drempel voor medescholieren naar de schouwburg (receptieve cultuurdeelname). Het vak CKV introduceerde haar in de discipline audiovisueel, waardoor ervaring werd opgedaan in het maken van (animatie)films, dat bijdroeg aan de keuze van haar bachelor studie. Tijdens haar studie stond de wetenschappelijke en beschouwende kant op kunst en cultuur voorop, waardoor de actieve kunstbeoefening op een lager pitje is komen te staan. Na haar studie is ze werkzaam gebleven in het culturele veld. Tot op heden kiest ze vooral voor de rol van actieve toeschouwer. In bezit van een Museumkaart probeert ze regelmatig een bezoek te brengen aan verschillende musea en ze besteedt daarnaast in haar vrije tijd vele uren aan het kijken van films in allerlei genres. 15 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

16 LITERATUUR Abbing, H. (2006). Van Hoge naar Nieuwe Kunst. Oratie. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Via: NL% pdf Archangel, S. (2010). Je kunt kunst toch Googlen. Een onderzoek naar hoe jongvolwassenen omgaan met kunst. Masterscriptie Sociologie, Amsterdams Instituut voor Maatschappijwetenschap, Universiteit van Amsterdam. Berenbak, B., Choy, K. & Vegter, G. (2010). Culturele Omnivoriteit in Films. Een onderzoek naar smaak, tolerantie en leefstijl. Bachelorwerkstuk Sociologie, Faculteit der Sociale Wetenschappen, Erasmus Universiteit Rotterdam. Brandsma, L. (2006). Jongeren, danslessen en dansvoorstellingen. Een exploratief onderzoek naar de sociaal culturele kenmerken en motieven met betrekking tot smaak, en de beleving van dans, van jongeren tussen de 17 en 25 jaar die zelf danslessen volgen, en wel of niet naar professionele podiumdans kijken. Masterscriptie Professional School of the Arts Utrecht (PSAU), Masteropleiding Dramaturgie, Universiteit Utrecht. CJP; Delmee, B. (et. al.) (2012). Cultureel jongeren profiel. Segmentatiemodel voor kunst en cultuur. Amsterdam: CJP. Via: CJP; Geursen, E., Plemp, j. & Rynja, L. (2006). Je bent jong en je wilt niets??? Over jongeren & participatie in Nederland en Europa. Amsterdam: CJP. Via: rtpointer= Damen, M-L. (2010). Cultuurdeelname en CKV. Studies naar effecten van kunsteducatie op de cultuurdeelname van leerlingen tijdens en na het voortgezet onderwijs. Proefschrift. Utrecht: ICS. Devos, F. (2004). Ambrassadeurs: over jongeren, cultuur en communicatie. Brussel: CultuurNet Vlaanderen, Canon Cultuurcel & CJP. Via: Donker, J. (2008). Rotterdam doet - maar wát? Hiphopjongeren en de hun toegestoken hulpvaardige handen. Rotterdam: Kosmopolis. Eijck, K. van, Haan, J. de & Knulst, W. (2002). Snobisme hoeft niet meer. De interesse voor hoge cultuur in een smaakdemocratie. Mens & Maatschappij, 77, 2, p Ganzeboom, H., Haanstra, F., Damen, M. & Nagel, I. (2003). Momentopnames CKV1 Eindrapportage CKV1-Volgproject. Cultuur+Educatie, 8. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland. Haak, M. van der (2011). Andre Rieu versus 50 Cent. Onderzoek naar percepties van 'lage' en 'hoge' cultuur. Sociologie Magazine, 19, 1, p JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

17 Janssen, S. (2005). Het soortelijk gewicht van kunst in een open samenleving. Oratie. Rotterdam: Erasmus Universiteit. Via: Kunstfactor (2009). Factsheet Amateurkunst in Nederland Via Kunstfactor (2010). Factsheet Amateurkunst in Nederland Via Kunstfactor (2011). Factsheet Amateurkunst in Nederland Via Mengerink, A., Asselman, A. & Talstra, M. (2010). Jongeren? Maak het even! Een inventarisatie naar nieuwe media en beeldende kunstactiviteiten voor jongeren. Utrecht: Kunstfactor. Mestdag, I. & Siongers, J. (2003). Cultuur met de paplepel? Over de overdracht van media- en smaakvoorkeuren tussen ouders en kinderen. In: Elchardus, M. & Glorieux, I. De symbolische samenleving. Tielt: Lannoo. Motivaction; Tepaske, E. (et. al.) (2010). Betekenis van kunst en cultuur in het dagelijks leven. Amsterdam: Motivaction. Mulder, J., Ter Bogt, T., Raaijmakers, Q.A.W., Gabhainn, S.N. & Sikkema (2010). From death metal to R&B? Consistency of music preferences among Dutch adolescents and young adults. Psycology of Music, 38, 1, p Nagel, I. (2004). Cultuurdeelname in de levensloop. Proefschrift. Utrecht: ICS. Notten, N., Kraaykamp, G. & Koning, R. (2011). Mediaoverdracht in het ouderlijk gezin. De gevolgen van ouderlijke mediasocialisatie voor huidige lees- en televisievoorkeuren. Mens & Maatschappij, 86, 2, p. xx-xx. Schäfer, M. T. (2008). Bastard Culture! User participation and the extension of cultural industries. Proefschrift. Utrecht: Universiteit Utrecht. SCP; Broek, A. van den (2010a). Toekomstverkenning kunstbeoefening. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. SCP; Broek, A. van den (2010b). FAQ's over kunstbeoefening in de vrije tijd. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. SCP; Broek, A. van den, Haan, J. de & Huysmans, F. (2009). Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars. Trends in cultuurparticipatie en mediagebruik. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. SCP; Huysmans, F. & Haan, J. de (2007). Het bereik van het verleden. Ontwikkelingen in de belangstelling voor cultureel erfgoed. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Spangenberg, F. & Lampert, M. (2009). De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders. Amsterdam: Nieuw Amsterdam. 17 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

18 Timmerman, M.C. (2010). Jeugd in perspectief. Individueel èn samen jong. Oratie. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Trienekens, S. (2008). Codes & ambities. Over hiphopcultuur en de bezoekers van de SKVRjongerenactiviteiten. Rotterdam: SKVR. Vandenbroucke, M., Braam, H., Gilsing, R., Steketee, M. & Tierold, B. (2010). De staat van jeugdparticipatie in Nederland vanuit het perspectief van gemeenten. Quickscan onder 175 gemeenten. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Vogelaar, L. & Rynja, L. (2005). Kunst & Cultuur op de schop: een kwalitatief onderzoek naar de kunst- en cultuurbeleving van tieners. Amsterdam: CJP. Voorst, R. van (2009). Allemaal anders. Jongeren in Nederland. Utrecht: Nederlands Centrum voor Volkscultuur. 18 JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

19 COLOFON Jongvolwassen en cultuur(beleid). Een inventariserende literatuurstudie. Auteurs Lydia Kampman en Vera Meewis. Met medewerking van Piet Hagenaars en Jan Ensink. Cultuurnetwerk Nederland Ganzenmarkt 6 Postbus AB Utrecht T F E info@cultuurnetwerk.nl I Cultuurnetwerk Nederland, Utrecht, JONGVOLWASSENEN EN CULTUUR(BELEID)

De slag om de vrije tijd

De slag om de vrije tijd De slag om de vrije tijd cultuurparticipatie en andere vormen van vrijetijdsbesteding Henk Vinken en Teunis IJdens Sinds 2007 daalt het percentage van de Nederlandse bevolking dat in de vrije tijd actief

Nadere informatie

ontspanning en iets presteren

ontspanning en iets presteren ontspanning en iets presteren motieven en ambities van amateurkunstbeoefenaars Henk Vinken en Teunis IJdens Ontspanning, doelgericht leren, gezellig tijdverdrijf met anderen en de ambitie om een kunstzinnige

Nadere informatie

Inleiding. Inleiding. Overzicht TRENDS IN INTERNATIONAAL VERGELIJKEND PERSPECTIEF. Waarom Trends in participatie? Participatiesurveys

Inleiding. Inleiding. Overzicht TRENDS IN INTERNATIONAAL VERGELIJKEND PERSPECTIEF. Waarom Trends in participatie? Participatiesurveys Inleiding TRENDS IN INTERNATIONAAL VERGELIJKEND PERSPECTIEF Huidig Participatiebeleid in Vlaanderen Beleidsnota Cultuur 2000 2004 Participatiedecreet UiTPas Burgerkabinet Focus: Verbreding van participatie

Nadere informatie

TRENDS IN INTERNATIONAAL VERGELIJKEND PERSPECTIEF

TRENDS IN INTERNATIONAAL VERGELIJKEND PERSPECTIEF TRENDS IN INTERNATIONAAL VERGELIJKEND PERSPECTIEF Inleiding Huidig Participatiebeleid in Vlaanderen Beleidsnota Cultuur 2000-2004 Participatiedecreet UiTPas Burgerkabinet Focus: Verbreding van participatie

Nadere informatie

Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018

Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018 Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018 In november en december 2017 ontvingen 12.000 inwoners van Maastricht van zes jaar en ouder een lijst met vragen over cultuurbeoefening,

Nadere informatie

Samenvatting onderzoek cultuurparticipatie 2010

Samenvatting onderzoek cultuurparticipatie 2010 Samenvatting onderzoek cultuurparticipatie 2010 Belangrijkste uitkomsten van het onderzoek 2010 Deelname aan culturele activiteiten in shertogenbosch licht toegenomen Het opleidingsniveau is het meest

Nadere informatie

Bioscoopbezoek. Algemeen cultuurparticipatiecijfer (samenstelling van meer dan 40 activiteiten concerten, festivals, podium, musea, film)

Bioscoopbezoek. Algemeen cultuurparticipatiecijfer (samenstelling van meer dan 40 activiteiten concerten, festivals, podium, musea, film) Algemeen cultuurparticipatiecijfer (samenstelling van meer dan 40 activiteiten concerten, festivals, podium, musea, film) 10 1. Musea/tentoonstellingen 2. Bioscoopbezoek 3. Podiumkunsten 4. Erfgoedactiviteiten

Nadere informatie

Cultuurbeleving. Junipeiling Bewonerspanel. Utrecht.nl/onderzoek

Cultuurbeleving. Junipeiling Bewonerspanel. Utrecht.nl/onderzoek Cultuurbeleving Junipeiling Bewonerspanel Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl in opdracht van Cultuur Ontwikkelorganisatie Gemeente

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

OPDRACHT : Schrijf je cultuurautobiografie. Dit is de inleiding van je cultuurdossier.

OPDRACHT : Schrijf je cultuurautobiografie. Dit is de inleiding van je cultuurdossier. OPDRACHT : Schrijf je cultuurautobiografie. Dit is de inleiding van je cultuurdossier. Hoe pak je het aan? 1.Maak een voorblad met een collage die zich verhoudt tot je culturele voorkeuren. Een collage

Nadere informatie

Onderzoek Inwonerspanel: Cultuurbeleving

Onderzoek Inwonerspanel: Cultuurbeleving 1 (9) Onderzoek Inwonerspanel: Auteur Tineke Brouwers Inleiding Cultuur versterkt de identiteit van de stad en verbindt de mensen met elkaar. De gemeente ondersteunt projecten en ook bevordert de gemeente

Nadere informatie

Naar het stenen tijdperk of naar de Stones?

Naar het stenen tijdperk of naar de Stones? 13 Facts and figures Naar het stenen tijdperk of naar de Stones? Marion Duimel Ouderen hebben relatief veel interesse in cultuur. De grijze golf die eraan staat te komen, biedt dus kansen voor de culturele

Nadere informatie

Definities kernbegrippen sector

Definities kernbegrippen sector Definities kernbegrippen sector De begrippen die binnen onze sector gehanteerd worden zijn flexibel en aan verandering onderhevig, vooral omdat het om abstracte begrippen gaat die vaak in een beleidsmatige

Nadere informatie

VTO-cultuurvragen. Pagina 1 van 12 Cultuurvragen uit VTO SCP/CBS

VTO-cultuurvragen. Pagina 1 van 12 Cultuurvragen uit VTO SCP/CBS VTO-cultuurvragen Onderstaand zijn de vraagformuleringen zoals gehanteerd in VTO2012 afgedrukt. De respondenten kregen een brief toegestuurd waarin ze uitgenodigd werden om de VTOenquête via het internet

Nadere informatie

Beleidskader Kunst & Cultuur 2013-2016 Stadspanel Den Haag, ronde voorjaar 2011

Beleidskader Kunst & Cultuur 2013-2016 Stadspanel Den Haag, ronde voorjaar 2011 Rapport Signaal Uitgave Auteurs Informatie Onderzoek en Integrale Vraagstukken Nr X, Jaargang 2004 Oplage Redactieadres Internet / Intranet X exemplaren Gemeente Den Haag OCW-intranet/Organisatie Postbus

Nadere informatie

Van de canon en de mug Over de niet-bezoeker van cultuur. Prof.dr. Koen van Eijck, prof.dr. Evert Bisschop Boele Ministerie OCW,

Van de canon en de mug Over de niet-bezoeker van cultuur. Prof.dr. Koen van Eijck, prof.dr. Evert Bisschop Boele Ministerie OCW, Van de canon en de mug Over de niet-bezoeker van cultuur Prof.dr. Koen van Eijck, prof.dr. Evert Bisschop Boele Ministerie OCW, 1-10-2018 Aanleiding 13-11-2017 De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende

Nadere informatie

Praktische opdracht Maatschappijleer Cultuurdeelname

Praktische opdracht Maatschappijleer Cultuurdeelname Praktische opdracht Maatschappijleer Cultuurd Praktische-opdracht door een scholier 2583 woorden 1 maart 2004 6 15 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Inleiding Toen ik de opdracht had gekregen en de

Nadere informatie

Voor het eerst neemt vrije tijd niet meer af

Voor het eerst neemt vrije tijd niet meer af Voor het eerst neemt vrije tijd niet meer af Hoe gaan Nederlanders met hun tijd om? vraagt het Sociaal en Cultureel Planbureau zich af in het laatste rapport over het vijfjaarlijkse Tijdsbestedingsonderzoek.

Nadere informatie

Hoofdstuk 21. Cultuur

Hoofdstuk 21. Cultuur Hoofdstuk 21. Cultuur Samenvatting Evenals in 2003, heeft driekwart van de Leidenaren in de afgelopen 12 maanden één of meerdere culturele voorstellingen of voorzieningen bezocht. De bioscoop is veruit

Nadere informatie

Amateurkunst & publiek

Amateurkunst & publiek Amateurkunst & publiek 2011 inhoudsopgave Inleiding 05 Bezoeken 06 Formele podia 07 Informele podia 10 Vergelijking formele en informele podia 15 Amateurs en professionals 17 Colofon 18 Inleiding Inleiding

Nadere informatie

Rapport Beleidskader Kunst & Cultuur 2013-2016

Rapport Beleidskader Kunst & Cultuur 2013-2016 Rapport Beleidskader Kunst & Cultuur 2013-2016 Stadspanel Den Haag, ronde voorjaar 2011 INHOUDSOPGAVE Inleiding - 2 - Wat vindt men belangrijk aan het aanbod van kunst en cultuur in Den Haag? - 3 - Hoe

Nadere informatie

Katernen Kunsteducatie Cultuurdeelname in de levensloop

Katernen Kunsteducatie Cultuurdeelname in de levensloop CULTUURNETWERK_ nl Expertisecentrum cultuureducatie Katernen Kunsteducatie Cultuurdeelname in de levensloop Deze uitgave is een oorspronkelijke uitgave van het voormalige LOKV Nederlands Instituut voor

Nadere informatie

CKV Festival 2012. CKV festival 2012

CKV Festival 2012. CKV festival 2012 C CKV Festival 2012 Het CKV Festival vindt in 2012 plaats op 23 en 30 oktober. Twee dagen gaan de Bredase leerlingen van het voortgezet onderwijs naar de culturele instellingen van Breda. De basis van

Nadere informatie

Cultuur I.W AT DOET DE N IJMEGENAAR AAN

Cultuur I.W AT DOET DE N IJMEGENAAR AAN Het percentage volwassen Nijmegenaren, dat wel eens of vaker naar de gesubsidieerde podia gaat, is licht toegenomen, ondanks een daling van het aantal voorstellingen en ook van de zaalbezetting. Blijkbaar

Nadere informatie

Alleen organisaties met een culturele doelstelling en zonder winstoogmerk kunnen een aanvraag indienen.

Alleen organisaties met een culturele doelstelling en zonder winstoogmerk kunnen een aanvraag indienen. KUNSTPARTICIPATIE: OVER DEZE SUBSIDIE Met de programmalijn Kunstparticipatie wil het Fonds de vernieuwing van het aanbod van kunstbeoefening in de vrije tijd realiseren. Daarnaast wil het bijdragen aan

Nadere informatie

Welke kansen bieden internet en sociale media (niet)?

Welke kansen bieden internet en sociale media (niet)? Welke kansen bieden internet en sociale media (niet)? Chris Aalberts Internet en sociale media hebben de wereld ingrijpend veranderd, dat weten we allemaal. Maar deze simpele waarheid zegt maar weinig

Nadere informatie

HOOFDSTUK 6 Samenvattende conclusies

HOOFDSTUK 6 Samenvattende conclusies 6 pagina 97 HOOFDSTUK 6 Samenvattende conclusies 6.1 Nieuws 6.1.1 Content: Zijn jongeren in nieuws geïnteresseerd? 6.1.2 Waarde: Is nieuws volgen belangrijk? 6.1.3 Oordeel: Hoe beoordelen jongeren nieuws?

Nadere informatie

VOOR ELKE BEOEFENAAR WAT WILS

VOOR ELKE BEOEFENAAR WAT WILS INFRASTRUCTUUR EN VOORZIENINGEN VOOR ELKE BEOEFENAAR WAT WILS MOTIEVEN OM VOOR EEN BEPAALDE AANBIEDER TE KIEZEN TEUNIS IJDENS EN JAN ENSINK Nederland heeft een ruim en gevarieerd aanbod van lessen en workshops

Nadere informatie

Artikelen. Een terugblik op het ouderlijk gezin. Arie de Graaf

Artikelen. Een terugblik op het ouderlijk gezin. Arie de Graaf Artikelen Een terugblik op het ouderlijk gezin Arie de Graaf Driekwart van de kinderen die in de jaren zeventig zijn geboren, is opgegroeid bij twee ouders. Een op de zeven heeft een scheiding van de ouders

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Bioscoopbezoek Mathijs De Baere

FACTS & FIGURES Bioscoopbezoek Mathijs De Baere Inleiding Al begin 20ste eeuw opende de eerste bioscopen hun deuren in België en midden de jaren twintig van de 20 e eeuw telde België al meer dan 1000 bioscopen (Convents, 2007; Biltereyst & Meers, 2007)

Nadere informatie

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere Inleiding In deze fiche zal het museum- en tentoonstellingsbezoek van de Vlamingen in kaart gebracht worden op basis van de participatiesurveygegevens van 2004 (n=2849), 2009 (n=3144) en 2014 (n=3965).

Nadere informatie

Creativiteit moet puur blijven

Creativiteit moet puur blijven Creativiteit moet puur blijven Jongeren en actieve cultuurparticipatie Rutger van den Berg Wat valt op als u bladert door een willekeurig lifestyleblad gericht op een jonge doelgroep? Waarschijnlijk lachen

Nadere informatie

Jong en oud door dezelfde trend gegrepen. Siegwart Lindenberg en René Veenstra

Jong en oud door dezelfde trend gegrepen. Siegwart Lindenberg en René Veenstra Jong en oud door dezelfde trend gegrepen Siegwart Lindenberg en René Veenstra Jongeren jagen steeds meer materiële genoegens na zonder dat ouders ingrijpen. Om de lieve vrede in huis te bewaren, zwichten

Nadere informatie

Grafiek 23.1a Bezoek aan culturele voorstellingen en voorzieningen de afgelopen 12 maanden, 2002-2013 29% 26% 26% 26% 19% 17% 12% 10%

Grafiek 23.1a Bezoek aan culturele voorstellingen en voorzieningen de afgelopen 12 maanden, 2002-2013 29% 26% 26% 26% 19% 17% 12% 10% 23 CULTUURPARTICIPATIE De bekendheid en het gebruik van de diverse culturele voorzieningen, instellingen, plekken en festivals staan centraal in dit hoofdstuk. Daarnaast wordt ingegaan op de mate waarin

Nadere informatie

Senioren en actieve kunstbeoefening

Senioren en actieve kunstbeoefening Factsheet Senioren en actieve kunstbeoefening In 2009 is ongeveer een op de zes Nederlanders ouder dan 65 jaar en in 2030 zal bijna een kwart van de bevolking bestaan uit 65-plussers 1. Een groeiende groep

Nadere informatie

Drempels en drijfveren voor participatie. Niet participanten cultuur. Niet participanten cultuur (2) Niet sporters

Drempels en drijfveren voor participatie. Niet participanten cultuur. Niet participanten cultuur (2) Niet sporters Drempels en drijfveren voor participatie Niet participanten cultuur 73% van de respondenten bezocht de laatste 6 maanden geen theater 74% ging niet naar een concert in deze tijdsperiode Sofie Beunen (Steunpunt

Nadere informatie

Bijlage B Sport en cultuur. Annet Tiessen-Raaphorst Andries van den Broek

Bijlage B Sport en cultuur. Annet Tiessen-Raaphorst Andries van den Broek Bijlage B Sport en cultuur Annet Tiessen-Raaphorst Andries van den Broek Ter toelichting Deze bijlage bevat beschrijvende tabellen van de deelname aan diverse specifieke vormen van cultuurbezoek en cultuurbeoefening

Nadere informatie

Sociale media in Nederland Door: Newcom Research & Consultancy

Sociale media in Nederland Door: Newcom Research & Consultancy Sociale media in Nederland Door: Newcom Research & Consultancy Sociale media hebben in onze samenleving een belangrijke rol verworven. Het gebruik van sociale media is groot en dynamisch. Voor de vierde

Nadere informatie

Cultuureducatie in het basisonderwijs

Cultuureducatie in het basisonderwijs Cultuureducatie in het basisonderwijs Gemeente Westland Nulmeting Inleiding Teneinde aan het einde van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit (CMK) vast te kunnen stellen wat de bereikte resultaten

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Participatie aan erfgoedactiviteiten Mathijs De Baere

FACTS & FIGURES Participatie aan erfgoedactiviteiten Mathijs De Baere Inleiding Erfgoed is een brede en overkoepelende term waarbinnen roerend, onroerend en immaterieel erfgoed wordt onderscheiden. Deze drie categorieën zijn in de praktijk sterk verweven met elkaar, maar

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Bibliotheekbezoek Franne Mullens

FACTS & FIGURES Bibliotheekbezoek Franne Mullens Inleiding Uit onderzoek blijkt dat vooral jongeren hun weg vinden naar de bibliotheek. 65% van alle jongeren onder de 18 jaar bezochten in hun vrijetijd de bibliotheek en ze waren zo goed als allemaal

Nadere informatie

Van de canon en de mug Over de niet-bezoeker van cultuur. Prof.dr. Koen van Eijck, prof.dr. Evert Bisschop Boele Provincie Groningen,

Van de canon en de mug Over de niet-bezoeker van cultuur. Prof.dr. Koen van Eijck, prof.dr. Evert Bisschop Boele Provincie Groningen, Van de canon en de mug Over de niet-bezoeker van cultuur Prof.dr. Koen van Eijck, prof.dr. Evert Bisschop Boele Provincie Groningen, 20-9-2018 Aanleiding 13-11-2017 De Kamer, gehoord de beraadslaging,

Nadere informatie

Hoofdstuk 22. Cultuur

Hoofdstuk 22. Cultuur Hoofdstuk 22. Cultuur Samenvatting Driekwart van de Leidenaren heeft in de afgelopen 12 maanden één of meer culturele voorstellingen of voorzieningen bezocht. De bioscoop is veruit het meest populair,

Nadere informatie

Budget Educatie en Participatie Projecten (BEPP)

Budget Educatie en Participatie Projecten (BEPP) Budget Educatie en Participatie Projecten (BEPP) Met het Budget Educatie en Participatie Projecten willen de provincie Groningen en het Rijk een aantal doelstellingen bereiken. We hanteren daarbij een

Nadere informatie

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Fact sheet nummer 1 januari 211 Eigen woningbezit 1e en Aandeel stijgt, maar afstand blijft Het eigen woningbezit in Amsterdam is de laatste jaren sterk toegenomen. De

Nadere informatie

Onderzoek. het gebruik van internet en social media in Nederland. Opgesteld door:

Onderzoek. het gebruik van internet en social media in Nederland. Opgesteld door: Onderzoek het gebruik van internet en social media in Nederland Opgesteld door: Thomas van Manen, Marketingfacts @ThomasvanManen 29 juni 2017 Het actieve gebruik van Facebook loopt terug, Nederlanders

Nadere informatie

Beleidsplan cultuureducatie OBS de Driepas

Beleidsplan cultuureducatie OBS de Driepas Beleidsplan cultuureducatie OBS de Driepas 1. Algemene doelstelling cultuureducatie 2. Doelen en visie van de school 3. Visie cultuureducatie 4. Beschrijving van de bestaande situatie 5. Beschrijving van

Nadere informatie

Opvoeden in andere culturen

Opvoeden in andere culturen Opvoeden in andere culturen Bevorderen en versterken: competenties vergroten Een betere leven DVD 1 Bevolkingsgroepen aantal Allochtoon3.287.706 Autochtoon13.198.081 Europese Unie (exclusief autochtoon)877.552

Nadere informatie

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal

Nadere informatie

Samen actief of liever alleen?

Samen actief of liever alleen? Samen actief of liever alleen? Kunstbeoefening in de vrije tijd: solo of in groepsverband Henk Vinken Veertig procent van de amateurkunstenaars is actief in zijn eentje. Anderen zoeken elkaar op, in informeel

Nadere informatie

Uit de beleidsnota: De overlap tussen online en offline cultuurparticipatie. 3 modaliteiten van cultuurparticipatie Verbreding

Uit de beleidsnota: De overlap tussen online en offline cultuurparticipatie. 3 modaliteiten van cultuurparticipatie Verbreding Uit de beleidsnota: SD5: Het realiseren van culturele en maatschappelijke meerwaarde door in te zetten op e cultuur en digitalisering als integraal onderdeel van de culturele praktijk (Gatz, 2014:33) Doel:

Nadere informatie

Resultaten Nieuwsbehoeften 2015

Resultaten Nieuwsbehoeften 2015 Resultaten Nieuwsbehoeften 2015 Opzet & methode Online onderzoek uitgevoerd door No Ties Veldwerk 27 t/m 30 november Aselecte steekproef 15+, representatief voor de NL bevolking Netto N=1.004 Wat is voor

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I Opgave 3 Sport in de samenleving Bij deze opgave horen de teksten 7 en 8, tabel 4 en figuur 3 uit het bronnenboekje. Inleiding Sport en bewegen nemen in de Nederlandse samenleving een belangrijke plaats

Nadere informatie

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Martine Mol De geboorte van een heeft grote invloed op het arbeidspatroon van de vrouw. Veel vrouwen gaan na de geboorte van het minder werken.

Nadere informatie

Wie doen er aan sport en cultuur?

Wie doen er aan sport en cultuur? Beoefenen en/of en, en/of Capita selecta zijn ers ook beoefenaars? zijn liefhebbers ook liefhebbers? beoefenen 46 19 en 52 32 Zijn ers ook beoefenaars? Zijn ers van ook de mensen die amateurkunst beoefenen?

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Samen voor een sociale stad

Samen voor een sociale stad Samen voor een sociale stad 2015-2018 Samen werken we aan een sociaal en leefbaar Almere waar iedereen naar vermogen meedoet 2015 Visie VMCA 2015 1 Almere in beweging We staan in Almere voor de uitdaging

Nadere informatie

Sociale samenhang in Groningen

Sociale samenhang in Groningen Sociale samenhang in Groningen Goede contacten zijn belangrijk voor mensen. Het blijkt dat hoe meer sociale contacten mensen hebben, hoe beter ze hun leefsituatie ervaren (Boelhouwer 2013). Ook voelen

Nadere informatie

De participatiebibliotheek

De participatiebibliotheek Voor meer informatie: Marjolein Bakker adviseur Communicatie marjolein.bakker@bibliotheek-zoetermeer.nl Hoofdbibliotheek Stadhuisplein 2 2711 EC Zoetermeer T 079-34 38 200 www.bibliotheek-zoetermeer.nl

Nadere informatie

De netto-effecten van kunsteducatie

De netto-effecten van kunsteducatie Bij gebruik van deze tekst gaarne altijd hieronder aangegeven bron vermelden. Auteur: Letty Ranshuysen In: Boekmancahier, jg.9, nr.32, juni 1997 Bespreking van: I. Nagel en H. Ganzeboom Cultuurdeelname

Nadere informatie

STAND VAN EDUCATIEF NEDERLAND

STAND VAN EDUCATIEF NEDERLAND STAND VAN EDUCATIEF NEDERLAND Onderwijsraad TRNDR-resultaten Hilversum, 20 februari 2019 1 TRNDR-RESULTATEN (14-12-2018 T/M 15-02-2019) 2 1. TOP 10 TRENDS Onderwijsraad - TRNDR resultaten 3 TOP 10 TRENDS

Nadere informatie

Ook voor de basisschool zijn nieuwe er kerndoelen gemaakt die duidelijk aansluiten bij de kerndoelen van de onderbouw VO.

Ook voor de basisschool zijn nieuwe er kerndoelen gemaakt die duidelijk aansluiten bij de kerndoelen van de onderbouw VO. CKV kerndoelen en eindtermen Er zijn duidelijke doorlopende leerlijnen van het basisonderwijs naar de onderbouw en het onderbouw naar de bovenbouw. De betreffende, ook wettelijk verplichte kerndoelen en

Nadere informatie

Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe

Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe, G. Waverijn

Nadere informatie

Samenvatting. Vrijwilligers in de Amateurkunst

Samenvatting. Vrijwilligers in de Amateurkunst Samenvatting Vrijwilligers in de Amateurkunst Samenvatting Vrijwilligers in de Amateurkunst De amateurkunstsector kampt met een tekort aan vrijwilligers. Vooral in de disciplines beeldende kunst en instrumentale

Nadere informatie

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen Arie de Graaf en Suzanne Loozen In 25 telde Nederland 4,2 miljoen personen van 18 jaar of ouder die zonder partner woonden. Eén op de drie volwassenen woont dus niet samen met een partner. Tussen 1995

Nadere informatie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Overgewicht is een snel groeiend wereldwijd probleem en is geassocieerd

Nadere informatie

Rapportage. Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen

Rapportage. Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen Rapportage Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen In opdracht van: Mediawijzer.net Datum: 22 november 2013 Auteurs: Marieke Gaus & Marvin Brandon Index Achtergrond van het onderzoek 3 Conclusies

Nadere informatie

Ouders leren kinderen voor zichzelf opkomen Zelfbeheersing is nog belangrijker. De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders

Ouders leren kinderen voor zichzelf opkomen Zelfbeheersing is nog belangrijker. De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders bezoekadres Marnixkade 109 1015 ZL Amsterdam postadres Postbus 15262 1001 MG Amsterdam E moti@motivaction.nl T +31 (0)20 589 83 83 F +31 (0)20 589 83 00 W www.motivaction.nl - Factsheet opinieonderzoek

Nadere informatie

Rob van Stuivenberg. 23 januari 2005

Rob van Stuivenberg. 23 januari 2005 Young Votes KLO Informatie & advies Rob van Stuivenberg 23 januari 2005 Onderzoeksverantwoording Young Votes uitgevoerd door De Vos en Jansen uit Nijmegen Online onderzoek onder 520 jongeren van 15-34

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 482 Cultuursubsidies 2009 2012 Nr. 48 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETEN- SCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Nederlanders aan het woord

Nederlanders aan het woord Nederlanders aan het woord Veteranen en de Nederlandse Veteranendag 2014 Trends, Onderzoek en Statistiek (TOS) Directie Communicatie Documentnummer: TOS-14-066a Belangrijkste inzichten Nederlander hecht

Nadere informatie

Wie doen er aan sport en cultuur?

Wie doen er aan sport en cultuur? Wie doen er aan sport en? Eerste presentatie van gegevens uit de Vrijetijdsomnibus 2012 HUP Wie doen er aan sport en? Sport en hebben veel gemeen. Het zijn allebei vormen van vrijetijdsbesteding (behalve

Nadere informatie

OP WELKE SOCIAL MEDIA BEREIK JE VERSCHILLENDE GENERATIES

OP WELKE SOCIAL MEDIA BEREIK JE VERSCHILLENDE GENERATIES OP WELKE SOCIAL MEDIA BEREIK JE VERSCHILLENDE GENERATIES Intensief gebruik van Facebook is voor veel Nederlanders verleden tijd, vooral voor de jongste generaties. Toch zijn we social media nog lang niet

Nadere informatie

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee? Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht

Nadere informatie

1. Het Lokaal convenant cultuur en onderwijs Leiden, juni 2015 vast te stellen waarin een visie op cultuuronderwijs,

1. Het Lokaal convenant cultuur en onderwijs Leiden, juni 2015 vast te stellen waarin een visie op cultuuronderwijs, B en W nummer 15.0439; besluit d.d. 19 5 2015 Onderwerp Lokaal convenant cultuur en onderwijs Leiden, 1 juni 2015 Besluiten: 1. Het Lokaal convenant cultuur en onderwijs Leiden, juni 2015 vast te stellen

Nadere informatie

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016 Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016 Elk jaar voert Resto VanHarte een impact- en tevredenheidsmeting uit onder haar gasten. Deze is in 2016 verspreid in 40 vestigingen van Resto VanHarte, in 29 steden/gemeenten.

Nadere informatie

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Aanmelding voor opleidingen tot vo docent steeds vroeger, pabo trekt steeds minder late aanmelders juni 2009 Inleiding Om de (toekomstige) leraartekorten

Nadere informatie

Cultuurbeleidsplan 2011-2013

Cultuurbeleidsplan 2011-2013 Dienst cultuur Tel. 053 64 20 40 - cultuur@denderleeuw.be ENQÛETE Cultuurbeleidsplan 2011-2013 1. Gemeente: (vul in aub.):. 2. Deelgemeente: (vul in aub.)... 3. Wijk: (vul in aub):. 4. Hoe oud bent u?

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

Cultuurdeelname in de levensloop

Cultuurdeelname in de levensloop 74 Boekman 97 De Staat van Cultuur Cultuurdeelname in de levensloop Piet Hagenaars Om de beweegredenen van kunst beoefenaars in de vrije tijd goed te kunnen doorgronden en vooral ook welke betekenis zij

Nadere informatie

Wie doet aan sport? Een korte analyse van sportparticipatie uit het Vlaams Tijdsbestedingsonderzoek 2013

Wie doet aan sport? Een korte analyse van sportparticipatie uit het Vlaams Tijdsbestedingsonderzoek 2013 Wie doet aan sport? Een korte analyse van sportparticipatie uit het Vlaams Tijdsbestedingsonderzoek 2013 Situering Onze maatschappij houdt ons graag een ideaalbeeld voor van een gezonde levensstijl, waarbij

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas Artikelen Huishoudensprognose 2 25: belangrijkste uitkomsten Maarten Alders en Han Nicolaas Het aantal huishoudens neemt de komende jaren toe, van 7,1 miljoen in 25 tot 8,1 miljoen in 25. Dit blijkt uit

Nadere informatie

Meer of minder uren werken

Meer of minder uren werken Meer of minder uren werken Jannes de Vries Een op de zes mensen die minstens twaalf uur per week werken (de werkzame beroeps bevolking) wil meer of juist minder uur werken. Van hen heeft minder dan de

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst?

Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst? Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst? Bij deze opgave horen tekst 1 en 2 en de tabellen 1 tot en met 3 uit het bronnenboekje. Inleiding In Nederland zijn ruim 4 miljoen mensen actief in het vrijwilligerswerk.

Nadere informatie

Gebruik van kinderopvang

Gebruik van kinderopvang Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft

Nadere informatie

Resultaten Brabantpanel-onderzoek Brabanders en Cultuur juli 2010

Resultaten Brabantpanel-onderzoek Brabanders en Cultuur juli 2010 Steekproef Voor de uitvoering van het onderzoek is een aselecte, naar de vier Brabantse regio s gestratificeerde steekproef uit het PTT afgiftepunten bestand particuliere huishoudens via Cendris aangeschaft.

Nadere informatie

De mening van de inwoners gepeild. Cultuurpeiling 2011. gemeente. Onderzoek en Statistiek November 2011

De mening van de inwoners gepeild. Cultuurpeiling 2011. gemeente. Onderzoek en Statistiek November 2011 LelyStadsGeLUIDEN De mening van de inwoners gepeild Cultuurpeiling 2011 Onderzoek en Statistiek November 2011 gemeente Colofon Dit is een prognose gemaakt door: Team Onderzoek en Statistiek Deze prognose

Nadere informatie

Acht vragen over de SCP leefsituatie-index voor gemeenten. Onderzoek naar maatschappelijke vraagstukken

Acht vragen over de SCP leefsituatie-index voor gemeenten. Onderzoek naar maatschappelijke vraagstukken Acht vragen over de SCP leefsituatie-index voor gemeenten Onderzoek naar maatschappelijke vraagstukken Acht vragen over de SCP leefsituatie-index voor gemeenten Vraagt u zich ook wel eens af: hoe gaat

Nadere informatie

Aan de leden van Provinciale Staten

Aan de leden van Provinciale Staten Aan de leden van Provinciale Staten Datum : 27 januari 2009 Briefnummer : 2009-04028/5/A.22, CW Zaaknummer : 155503 Behandeld door : Antonis M. Telefoonnummer : (050) 316 4312 Antwoord op : Bijlage : Onderwerp

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Onderzoek Marktbeschrijving Podiumkunsten 2006

Onderzoek Marktbeschrijving Podiumkunsten 2006 Onderzoek Marktbeschrijving Podiumkunsten 2006 Samenvatting en conclusies TNS NIPO Bureau Promotie Podiumkunsten Onderzoeksmethode Dit is een herhalingsonderzoek, het is eerder uitgevoerd over 2002 en

Nadere informatie

MEER ZIELEN, MEER IDEEËN, MEER OPLOSSINGEN BEWONERSPARTICIPATIE IN STEDELIJKE ONTWIKKELING

MEER ZIELEN, MEER IDEEËN, MEER OPLOSSINGEN BEWONERSPARTICIPATIE IN STEDELIJKE ONTWIKKELING MEER ZIELEN, MEER IDEEËN, MEER OPLOSSINGEN BEWONERSPARTICIPATIE IN STEDELIJKE ONTWIKKELING P5, 30 januari 2014 TU DELFT - BK - RE&H/UAD Wilson Wong INHOUD - Onderwerp en context - Onderzoeksopzet - Theoretisch

Nadere informatie

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015 Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015 Elk jaar voert Resto VanHarte een impact- en tevredenheidsmeting uit onder haar gasten. Deze is in 2015 verspreid in 32 vestigingen van Resto VanHarte, in 20 steden/gemeenten.

Nadere informatie