INDUSTRIELE RADIOGRAFIE - EXPLOITATIEVOORWAARDEN

Transcriptie

1 INDUSTRIELE RADIOGRAFIE - EXPLOITATIEVOORWAARDEN Artikel 1. Voor de toepassing van deze vergunning wordt verstaan onder: a. Operator: persoon die belast is met het uitvoeren van industriële radiografie. b. Radioloog: operator die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van industriële radiografie. c. Assistent-radioloog: operator die belast is met het assisteren van de radioloog bij de uitvoering van zijn taken. d. Supervisor: persoon binnen de onderneming die er mee belast is om zich op een algemene wijze te vergewissen van het goede verloop van de operaties die verbonden zijn aan het in bezit houden en het gebruik van radioactieve bronnen en röntgentoestellen in het kader van de industriële radiografie. e. Klant: hoofd van de inrichting waar industriële radiografie wordt uitgevoerd, of zijn afgevaardigde. f. Beschermingsperimeter: voor stralingsbeschermingsdoeleinden afgebakende zone waarbinnen de opnames gemaakt g. Intern noodplan voor gebeurtenissen die belangrijk zijn voor de veiligheid en/of de stralingsbescherming: plan dat in de onderneming ontwikkeld werd op basis van de uitgevoerde risico-evaluatie (artikel 2.f) waardoor de operatoren een potentie(e)l(e) risico/noodsituatie kunnen detecteren en in dit geval de respons kunnen bepalen. h. Interventieteam: team dat binnen de onderneming werd aangeduid en dat door de operatoren wordt opgeroepen om de hulp te krijgen die nodig is bij een gebeurtenis die significant is voor de veiligheid en/of de stralingsbescherming. Artikel 2. De bepalingen van het Koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, hierna Algemeen Reglement genoemd, moeten strikt nageleefd Bovendien moet men zich van het volgende vergewissen: a. Industriële radiografie wordt slechts aangewend indien er geen andere equivalente controletechnieken, die een kleiner risico inhouden, gebruikt kunnen Het gebruik van röntgenstralen zal de voorkeur genieten op het gebruik van radioactieve bronnen telkens wanneer dit technisch mogelijk is en geen bijkomend risico veroorzaakt. b. De opnames gebeuren enkel door een team van minstens 2 operatoren om er voor te zorgen dat er per beschermingsperimeter minstens een radioloog-assistent in visueel en/of auditief contact staat met de radioloog die voor de betrokken perimeter verantwoordelijk is. Wanneer de opnames gebeuren in een door de dienst voor fysische controle goedgekeurde bunker is een assistent niet vereist. c. Een door de dienst voor fysische controle goedgekeurd veiligheidsbeheersysteem, gebaseerd op een kwaliteitsysteem, wordt onder de verantwoordelijkheid van het ondernemingshoofd in de onderneming geïmplementeerd en bijgewerkt. Dit systeem dient met name betrekking te hebben op: (1) de procedures met betrekking tot de veiligheid. (2) het beheer en de opvolging van het materiaal dat gebruikt wordt voor het uitvoeren van de radiografieën en dat bij de risicoanalyse (artikel 2.f) geïdentificeerd werd als materiaal waarvoor een speciale opvolging nodig is. 1

2 2 (3) het beheer en de opvolging van de dosimetrie en de dosimetrische resultaten (basis- en operationele dosimetrie). (4) de organisatie van opleidingen/trainingen van de operatoren inzake stralingsbescherming en van periodieke herhalingscursussen. (5) het beheer en de opvolging van de planning van de opnames op de werf om er zich van te vergewissen dat deze in correcte omstandigheden (tijd en materiaal) kunnen worden genomen. (6) de analyse van gebeurtenissen die belangrijk zijn voor de veiligheid en/of de stralingsbescherming die zich hebben voorgedaan en het gebruik van deze gegevens in het kader van de ervaringsfeedback. (7) de interne procedure voor de melding van gebeurtenissen die belangrijk zijn voor de veiligheid en/of de stralingsbescherming (abnormale dosistempi, gebreken aan materiaal en/of menselijk falen, ). (8) het interne noodplan voor gebeurtenissen die significant zijn voor de veiligheid en/of de stralingsbescherming en de aanduiding van het speciaal opgeleid en uitgerust interventieteam (er moeten regelmatig oefeningen worden georganiseerd). (9) een systeem voor de opvolging van de door de dienst voor fysische controle gemaakte opmerkingen. Het gegevensbeheer kan manueel of geïnformatiseerd gebeuren. Er wordt gewaakt over de beschikbaarheid, de opspoorbaarheid en de bewaring ervan. d. De specifieke taken en verantwoordelijkheden inzake veiligheid op alle niveaus van de onderneming, alsook deze van de klant zijn duidelijk en schriftelijk vastgelegd. Aldus: (1) is het de taak van de binnen de onderneming aangestelde supervisor(en) die een positie heeft (hebben) in de hiërarchische lijn en over een beroepsbekwaamheid op het gebied van de industriële radiografie beschikt (beschikken), zodat hij (zij) zijn (hun) rol kan (kunnen) vervullen om ter ondersteuning van de dienst voor fysische controle: (a) op het terrein audits, waarvan de frequentie wordt vastgelegd in overleg met de dienst voor fysische controle, uit te voeren van de technische inhoud en de toepassing van de procedures en van de beheersystemen uitgewerkt in het kader van het veiligheidsbeheersysteem, van de toepassing van het optimalisatieprincipe (ALARA), alsook van de naleving van de dosisbeperkingen bepaald in overleg met de dienst voor fysische controle. (b) Hij (zij) dien(t)(en) indien nodig verbeteringen voor te stellen aan het ondernemingshoofd. (c) te waken over de uitwerking en de actualisering van de lijst met door het ondernemingshoofd gemachtigd(e) operatoren/ personeel om bronnen/toestellen mee te nemen en/of te gebruiken. (d) te waken over het soort materiaal (toestellen voor radiografie en dosimeters) dat door de operatoren wordt gebruikt en over de gepaste opleiding van deze laatste om dit te doen. (e) er over te waken dat de radiologen de veiligheidsprocedures en instructies begrijpen en toepassen (taal, ). (2) zijn de radiologen verantwoordelijk voor: (a) het op een veilige manier maken van de opnames op de werven (voorbereiden van het toe te passen werkprotocol, contact nemen met de klant ter plaatse, rekening houden met de bijzondere en last-minute omstandigheden, een gepaste afbakening van de beschermingsperimeter voorzien, voorbereiden van de opnames, uitvoeren van een laatste globaal nazicht van de staat van het materiaal voor de bestraling, terugplaatsen van het materiaal na gebruik, ). (b) de functie van aangestelde voor de bewaking, in de zin van artikel 30.4 van het algemeen reglement, op de werven. (c) het er zich van vergewissen dat de dosistempi, rondom de plaats waar de opnames gebeuren, zo laag als redelijkerwijze mogelijk

3 3 blijven. Indien dit niet het geval is, dienen ze corrigerende acties te nemen (wijziging van de beschermingsperimeter, ) of dienen ze de uitvoering van de radiografieën stop te zetten. (d) het nooit onbewaakt achterlaten van een bron/toestel buiten zijn opslagplaats. (e) het melden van elk probleem volgens de interne procedure voor de melding van gebeurtenissen die belangrijk zijn voor de veiligheid en/of de stralingsbescherming (artikel 2.c(7)). Bij een gebeurtenis die belangrijk is voor de veiligheid en/of de stralingsbescherming (geblokkeerde bron, ) mogen ze niet zelf direct (proberen) het probleem op te lossen. Na de eerste veiligheidsmaatregelen genomen te hebben (aanpassing van de beschermingsperimeter, ) moeten ze eerst, volgens de interne procedure voor melding van gebeurtenissen die belangrijk zijn voor de veiligheid en/of de stralingsbescherming, het interventieteam contacteren om te bepalen welke acties moeten ondernomen (f) het niet uitvoeren of het stopzetten van het maken van opnames indien de werkomstandigheden niet redelijk zijn (tijd, defect materiaal, personen binnen de beschermingsperimeter, problemen met de communicatie met het personeel van de klant zoals taalproblemen, ) en het op de hoogte brengen van de klant of zijn preventieadviseur van deze situatie. (3) zijn de assistent-radiologen er mee belast om: (a) de radiologen bij hun taak te assisteren. (b) de radioloog snel op de hoogte te brengen van elk probleem dat ze opmerken: abnormale dosistempi, gebeurtenissen die belangrijk zijn voor de veiligheid en/of de stralingsbescherming, materiaaldefecten en/of menselijk falen. (c) zich er van te vergewissen dat geen personen aanwezig zijn binnen de beschermingsperimeter indien deze niet volledig zichtbaar is vanaf de plaats waar de radioloog zich bevindt, door bijvoorbeeld een rondgang uit te voeren. (d) de bron terug in een veilige positie te brengen indien de radioloog hiertoe niet of niet meer in staat is en hulp in te roepen volgens de interne procedure voor melding van gebeurtenissen die belangrijk zijn voor de veiligheid en/of de stralingsbescherming. (e) het uitzenden van röntgenstraling stop te zetten indien de radioloog hiertoe niet of niet meer in staat is en hulp in te roepen volgens de procedure voor melding van gebeurtenissen die significant zijn voor de veiligheid en/of de stralingsbescherming. (4) de onderneming moet aan de klant, via het schriftelijk contract dat hen bindt, vragen om schriftelijke informatie te verstrekken m.b.t.: (a) de bepaling van de eventuele tijdelijke opslagplaats voor bronnen ter plaatse. (b) de eventuele terbeschikkingstelling van de assistent-radioloog. (c) de namen en gegevens van de te verwittigen personen in geval van problemen bij de uitvoering van de radiografieën (brand, geblokkeerde radioactieve bron, ). e. Wanneer er een beroep wordt gedaan op onafhankelijk of interim-personeel, hebben deze dezelfde opleiding ontvangen en hebben ze dezelfde taken als het personeel met een arbeidscontract van de onderneming. Ze genieten van hetzelfde niveau van bescherming tegen het gevaar van ioniserende straling. De onderneming dient hun de gepaste dosimeters en collectief en individueel beschermingsmateriaal te verstrekken en er zich van te vergewissen dat dit personeel een gepaste medische opvolging krijgt door een overeenkomstig artikel 75 van het algemeen reglement erkende geneesheer. De onderneming dient er zich op voorhand van te vergewissen dat de bepalingen van afdeling VI van hoofdstuk III van het algemeen reglement worden nageleefd

4 4 en dat de taalkennis van het onafhankelijk of interim-personeel compatibel is met de taal die gewoonlijk op de werf van de klant gebruikt wordt. f. Een generieke risico-evaluatie wordt uitgevoerd op verantwoordelijkheid van het ondernemingshoofd en dit voorafgaand aan het gebruik van het industrieel radiografiemateriaal. De risico-evaluatie dient betrekking te hebben op het radiografiemateriaal in zijn geheel (accessoires inbegrepen) alsook op de verschillende werkconfiguraties. Ze heeft tot doel de maatregelen vast te leggen om op elk ogenblik de bescherming van de bevolking en het milieu te verzekeren. Ze dient gekoppeld te zijn aan deze van de klassieke risico s die ermee geassocieerd worden en goedgekeurd te worden door de dienst voor fysische controle. Zij dient rekening te houden met bijbehorend materiaal zoals bevestigingsmateriaal, ladders,. Ze dient te worden herzien bij elke wijziging van operationele condities en/of van het materiaal en bij het gebruik van nieuwe types materiaal die een impact kunnen hebben op het radiologisch risico. Elke herziening dient voorafgaandelijk door de dienst voor fysische controle te worden goedgekeurd. g. Elke operator heeft een opleiding in de stralingsbescherming genoten, die aangepast is aan zijn beroepsactiviteiten. Deze theoretische opleiding dient minimaal 16 uur te bedragen. Ze dient te worden onderscheiden van de opleiding tot radioloog (NDT niveau 1/2) maar de inhoud kan erin geïntegreerd De opleiding dient minimaal het volgende te omvatten: (1) de fysische basis (isotoop, al dan niet ingekapselde bron, speciale vorm in de zin van de ADR, halveringstijd, soorten straling, interacties met het materiaal, verzwakking, ). (2) de gebruikte grootheden en eenheden (becquerel, gray, sievert, ). (3) de biologische effecten van de ioniserende straling en de gezondheidsrisico s. (4) de principes van de industriële radiografie. (5) de Belgische regelgeving (ingedeelde inrichtingen, tijdelijke/ bij gelegenheid activiteiten, oprichtings- en exploitatievergunning, opdrachten van de dienst voor fysische controle, ). (6) de stralingsbeschermingsprincipes (rechtvaardiging van de handelingen, optimalisatie van de bescherming (ALARA), dosislimieten, dosisbeperkingen, ). (7) de beschermingsmiddelen (afscherming, afstand, tijd, afbakening, signalisatie, collectieve en individuele bescherming, ). (8) de types van gebruikte dosimeters (beschrijving en werkingsprincipe, manier om ze te gebruiken en noties van de basis- en operationele dosimetrie). (9) de afbakening van de beschermingsperimeters. (10) de opslag van de bronnen (in de onderneming, op de werf of eventueel in het voertuig). (11) noties over menselijk falen en grote principes om dit te vermijden. (12) de beschrijving, het schema, de gebruiksaanwijzing en de bijzondere risico s van de industriële radiografietoestellen, hun onderdelen/accessoires, het beschermingsmateriaal en het bijbehorend materiaal dat de betrokken operator zal mogen gebruiken (soort, merk en specifiek model). (13) de werkprocedures. (14) de veiligheidsprocedures. (15) de procedures voor noodsituaties. (16) informatie afkomstig van zowel externe ervaringsfeedback als van ervaringsfeedback afkomstig van binnen de onderneming. De inhoud en de praktische organisatie (CV van de lesgevers, organisatie van de kennisproeven, ) van de initiële opleiding dient ter goedkeuring aan het FANC te worden voorgelegd. Om als assistent-radioloog te worden aangesteld, volstaat het om met vrucht deze opleiding gevolgd te hebben.

5 5 Om als radioloog te worden aangesteld dient men daarenboven, nadat met vrucht deze opleiding gevolgd werd, gedurende minstens drie maanden voltijds equivalent gewerkt te hebben met de industriële radiografietoestellen, hun onderdelen/accessoires, het beschermingsmateriaal en het bijbehorend materiaal dat de betrokken operator zal mogen gebruiken. Op eenvoudig verzoek van het Agentschap moet het ondernemingshoofd in staat zijn om voor elk van zijn operatoren een certificaat of bekwaamheidsattest voor te leggen waaruit blijkt dat ze de opleiding gevolgd hebben en met succes de kennisproef hebben ondergaan. Minstens jaarlijks dienen herhalingscursussen van minimum 4 uur georganiseerd te worden en gevolgd te worden door de operatoren. De informatie afkomstig van de interne en externe ervaringsfeedback moet opgenomen worden in deze cursussen. h. Naast een passieve basisdosimeter, wordt aan elke operator nominatief een operationele elektronische dosimeter met rechtstreekse aflezing verstrekt, die aangepast is aan de intensiteit en de aard van de te meten straling. Deze zendt een licht-, geluids- en /of trilsignaal uit indien een bepaald dosisniveau/dosistempo overschreden wordt. Het type dosimeter en de geassocieerde alarmdrempels dienen te worden vastgesteld door de dienst voor fysische controle. i. Voor elk industrieel radiografietoestel: (1) beschikt de onderneming minstens over de documentatie die nodig is om zich een globaal beeld te vormen van het toestellen en de verschillende onderdelen/accessoires ervan (plannen, afneembare delen, mogelijke lokalisatie van de radioactieve bron, veiligheidspositie, vergrendeling, bedieningsbord, kabels, werkingsignalisatie, noodstoppen, ), over een gedetailleerde gebruiksaanwijzing, voorschriften van de fabrikant m.b.t. het onderhoud (montage, demontage, verificatie/vervanging van bepaalde onderdelen, ) evenals over algemene «troubleshooting» procedures. Deze informatie dient te worden verstrekt in een voor de operatoren verstaanbare taal. (2) indien verschillende combinaties van onderdelen/accessoires mogelijk zijn, worden ze alle in aanmerking genomen bij de risico-evaluatie (artikel 2.f. hierboven) en zijn deze geïntegreerd in de specifieke werkprocedures. (3) zijn de accessoires (kabels/omhulsels ) om de afstand te vergroten tussen de operatoren en de bron aangepast en beschikbaar. (4) wanneer de container uit verarmd uranium bestaat, is de bescherming tegen de verspreiding ervan gegarandeerd en is de vermelding bevat verarmd uranium en/of de massa van uranium duurzaam op de container aangebracht. (5) worden de radioactieve bronnen bij voorkeur vervangen/vernieuwd bij de fabrikant. Wanneer de vernieuwing van de bronnen niet bij een fabrikant wordt uitgevoerd, dienen het materiaal en de specifieke opleiding van het personeel dat met deze operaties belast is evenals de werkprocedures gebaseerd op de voorschriften van de fabrikant (afhankelijk van het model van toestel/container) door de dienst voor fysische controle van diegene die deze taak uitvoert, goedgekeurd te (6) wanneer een onderdeel/accessoire belangrijke schade heeft opgelopen (brand, overstroming, hevige schok, ) mag het toestel (in zijn geheel) slechts opnieuw gebruikt worden mits het schriftelijk akkoord van de dienst voor fysische controle of van de fabrikant. j. Het materiaal wordt enkel gebruikt in een fysische en chemische omgeving (corrosie, temperatuur, ) die compatibel is met zijn gebruiksvoorschriften en die geen bijkomend risico kan inhouden (bv. atmosfeer met ontploffingsgevaar, ). k. De uitvoering van radiografieën op de werf wordt zorgvuldig voorbereid, onder andere: (1) dienen de operatoren, voorafgaand aan de operaties, een beschermingsperimeter af te bakenen rondom de plaats waar de opnames zullen gemaakt worden zodat het dosistempo daarbuiten de waarde van 10 tot 40 µsv/h tijdens de opnames niet overschrijdt, en dit afhankelijk van de bezettingsgraad rondom deze perimeter. De vereiste van 10 µsv/h geldt

6 6 voor lokalen/plaatsen waar zich regelmatig mensen kunnen bevinden (bezettingsgraad van 1 tot 1/2). De vereiste van 40 µsv/h geldt voor lokalen/plaatsen waar personen zich slechts occasioneel bevinden - d.w.z. een bezettingsgraad van 1/2 tot 1/8. Bij lagere bezettingsgraden dient het optimalisatieprincipe toegepast te De verzwakking van de straling kan verkregen worden d.m.v. afstand en/of een afscherming (bijkomende afscherming of bunker goedgekeurd door de dienst voor fysische controle). Enkel de operatoren mogen zich binnen deze beschermingsperimeter bevinden en ze moeten zich tijdens de bestralingen/de opnames verplaatsen naar plaatsen waar het dosistempo zo laag als redelijkerwijze mogelijk is (beschermd door een afscherming, afstand, ). Geen enkele andere persoon mag de beschermingsperimeter betreden, behalve met het akkoord en onder de verantwoordelijkheid van de radioloog. Het waarschuwingssignaal voor ioniserende straling (artikel 31 van het algemeen reglement) dient te worden aangebracht aan de toegang tot de beschermingsperimeter. Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan de afbakening/beperking van toegangen tot plaatsen waar zich personen zouden kunnen bevinden (boven-/benedenverdiepingen, mangaten, hijskranen, stellingen, buitenkant van gebouwen, aangrenzende parkings, ). (2) de opnames op eenzelfde plaats/omgeving dienen te worden beperkt zodat de dosis waaraan elke niet beroepshalve blootgestelde persoon, die zich rondom de beschermingsperimeter kan bevinden, zo laag als redelijkerwijze mogelijk is en in geen geval de dosis van 300 µsv/jaar overschrijdt. (3) indien de bovenvermelde maximale dosistempi (punten (1) en (2)) niet kunnen worden nageleefd, mogen de radiografieën niet worden uitgevoerd. (4) de goede plaatsing, de goede werking en de goede staat van de veiligheidsmiddelen (signalisatie, noodstoppen, ) dienen gecontroleerd te Een procedure die de periodieke verificatie van deze veiligheidsmiddelen beschrijft, dient opgesteld en nageleefd te Deze procedure dient goedgekeurd te worden door de dienst voor fysische controle. De uitvoering van de testen en iedere waargenomen afwijking dienen genoteerd te worden in het register van de dienst voor fysische controle. (5) vooraleer van start te gaan met de bestraling, gaan de operatoren na of er zich niemand binnen de beschermingsperimeter bevindt. (6) bij voorverwarming van een X-stralen toestel dienen de door de dienst voor fysische controle goedgekeurde veiligheidsmaatregelen genomen te (7) bij het gebruik van een radioactieve bron dienen de operatoren na te gaan of de bron, na de opnames, goed teruggekeerd is in de container. (8) vooraleer de werf/site te verlaten, gaan de operatoren na of alle radioactieve bronnen correct in hun container werden geplaatst en of deze goed vergrendeld worden en verzekeren er zich van dat ze geen bronnen op de site hebben achtergelaten (controle van de werf/site, inventaris van het voertuig). l. De maatregelen om diefstal, verlies of een ongecontroleerd uitzenden van straling te vermijden, worden getroffen, ook tijdens periodes waarin de bronnen/toestellen niet gebruikt m. De tijdelijke opslag van bronnen/toestellen op de site, op een plaats die op voorhand schriftelijk werd goedgekeurd door de erkende instelling voor de duur van de werkzaamheden op de site, gebeurt als volgt: (1) de accessoires van de radiologietoestellen dienen gedemonteerd te worden en alle aansluitingen, doppen, dienen op hun plaats te staan.

7 (2) de opslagplaats dient voor dit gebruik te worden voorbehouden en dient zich op een veilige en weinig gefrequenteerde plaats te bevinden. (3) het waarschuwingssignaal voor ioniserende straling dient op de opslagplaats te zijn aangebracht (artikel 31 van het Algemeen Reglement). (4) de gegevens van de te contacteren personen in geval van problemen, evenals de te treffen maatregelen in geval van een ongeval dienen aan de toegang aangebracht te (5) ontvlambare producten mogen zich noch in, noch in de nabijheid van het lokaal bevinden. (6) er dient blusmateriaal voorzien te worden (ABC-poeder, dekens, ). (7) de opslagplaats dient de bronnen te beschermen tegen slechte weersomstandigheden en tegen overstromingen. (8) ze dient gedekt te zijn door de verzekeringspolis van de onderneming. (9) er moet een systeem voor het beheer van de toegang (sleutels, ) tot de opslagplaats voorzien worden en door de erkende instelling goedgekeurd te Artikel 3. Elk gebeurtenis die significant is voor de veiligheid en/of de stralingsbescherming of elke anomalie die wordt vastgesteld m.b.t. de goede werking van een toestel/bron dient onmiddellijk aan de dienst voor fysische controle gemeld te worden en dient genoteerd te worden in het register van deze dienst. Dit dient eveneens gemeld te worden aan het FANC conform zijn richtlijnen. Artikel 4. Deze vergunning is slechts geldig indien ze vergezeld is van de desgevallend vereiste vergunningen voor het vervoer van radioactieve stoffen op het Belgisch grondgebied. Artikel 5. Elke hoogactieve ingekapselde bron (HAIB) en zijn afscherming/accessoires moeten het voorwerp uitmaken van een specifieke opvolging (correct versturen van gegevens van de bron via levensloopfiche, aangepast onderhoud, bestaan van maatregelen voor de afvoer van de bron na gebruik, onder controle blijven wanneer deze niet meer gebruikt worden of afgedankt worden en dit tot zijn evacuatie, ). De dienst voor fysische controle dient toezicht te houden op deze opvolging. Artikel 6. Vanaf de datum van toekenning van deze vergunning moeten alle gammagrafietoestellen beantwoorden aan de norm ISO Artikel 7. De volgende overgangsmaatregelen zijn van toepassing: a. Voor de gammagrafietoestellen die op de datum van toekenning van deze vergunning reeds in gebruik zijn en niet volledig aan die norm ISO 3999 beantwoorden, moet een veiligheidsanalyse uitgevoerd worden voor de nietconforme punten. Op basis van die analyse moet, in samenwerking met de erkende instelling, een actieplan opgesteld worden met maatregelen die moeten genomen worden om een beschermingsniveau te garanderen dat equivalent is met deze norm. Deze maatregelen en hun uitvoeringstermijnen moeten ter goedkeuring doorgegeven worden aan het Agentschap binnen een termijn van 12 maanden na de datum van toekenning van deze vergunning. b. De onderneming beschikt over 12 maanden vanaf het verlenen van deze vergunning om de exploitatievoorwaarden vermeld in de bovenvermelde artikelen 2.c., 2.d.(1)(a) en 2.g. door te voeren. Artikel 8. Deze vergunning wordt toegekend voor een termijn van 5 jaar. 7