NADERE SYSTEEMANALYSE. VROONGRONDEN op SCHOUWEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "NADERE SYSTEEMANALYSE. VROONGRONDEN op SCHOUWEN"

Transcriptie

1

2 NADERE SYSTEEMANALYSE VROONGRONDEN op SCHOUWEN 27 F.H. Everts & A.P. Grootjans in opdracht van: Staatsbosbeheer Directie Noord Directie Noord uitgevoerd door: EGG consult Groningen EGG consult Groningen COCON Groningen Rapportnummer 632 EGG

3 Colofon project Nadere systeemanalyse Vroongronden op Schouwen opdrachtgever Staatsbosbeheer Directie Noord samenstelling rapport A.P. Grootjans & F. H. Everts m.m.v. A. van Haperen projectleiding EGG consult, everts & de vries uitvoering projectwerkzaamheden F.H. Everts, D. P. Pranger, A.P. Grootjans Foto omslag F.H. Everts uitvoering EGG consult Kleine rozenstraat 11 Postbus BM Groningen tel (5) / COCON RUG Groningen Kerklaan 3 Postbus AA Haren telnr EGG consult De tekst en de figuren van dit rapport mogen niet worden gereproduceerd, in het geheel of delen, door fotokopie of druk of andere middelen, zonder toestemming van de auteur en uitgevers. Bronvermelding: Uit dit rapport mag worden geciteerd met gebruikmaking van de volgende bronvermelding: auteur(s), jaartal, titel, naam van het bureau en opdrachtgever

4 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING Algemeen Hydrologie VELDWERKZAAMHEDEN Abiotische meetnet Inrichting Grondwaterkwaliteit RESULTATEN Kalkprofielen Grondwaterstanden Tijdstijghoogte grondwater Grondwaterspiegel Duurlijnen Vegetatieontwikkeling (door Anton van Haperen) Algemeen Valleien op de overgang naar de polders Valleien nabij de waterscheiding SAMENVATTING EN CONCLUSIES ALGEMENE LITERATUURLIJST... 26

5

6 1 INLEIDING 1.1 Algemeen In 26 is door SBB regio Zuid een onderzoek geïnitieerd voor een nadere systeem analyse van de Vroongronden op Schouwen dat deel uitmaakt van het Habitatrichtlijngebied Kop van Schouwen. Fig 1. Ligging onderzoeksgebied het Natura 2 gebied Kop van Schouwen Achtergrond van de studie vormen de recente inrichtingsmaatregelen, die pogen de condities in het terrein te verbeteren en die met name de verdroging proberen op te heffen. Het onderzoek is erop gericht na te gaan in hoeverre de condities zijn verbeterd en welke problemen er nog zijn. De verdroging wordt vooral veroorzaakt door ingrepen in de waterhuishouding buiten de speciale beschermingszone, alsook in de enclaves daarbinnen. Het onderzoek heeft tevens als doel een beter inzicht te krijgen in het systeem aanvullend op de eerdere systeemanalyse (Everts et al, 1999) Dit moet ertoe bijdragen dat ontwikkelingmogelijkheden scherper geformuleerd kunnen worden en dat gerichte inrichtingsmaatregelen uitgevoerd kunnen worden. De recente inrichtingsmaatregelen betreffen onder meer het verwijderen van de Vroonweg, (de weg Burgh Haamstede Renesse) en waterhuishoudkundige herstelmaatregelen zoals het vasthouden van water en het plaggen van enkele valleien (inrichting als retentiebekkens) in het westelijke deel van het gebied. Deze sluiten aan bij maatregelen die voor een 1

7 Project 1 Retentie de Maire.(linker figuur) In dit project wordt het water van Nieuw Haamstede (onderbemaling) opgevangen in een aantal gegraven bekkens in de binnenduingraslanden de Maire (uitvoering 25). Het gaat om ondiep uitgegraven droge graslanden waardoor 3 tot 5 cm. diepe bekkens zijn ontstaan. Het water wordt opgestuwd. De sloten zijn ondiep gemaakt en verbreed en een sloot is dicht gegooid (of zal dichtgegooid moeten worden). In de winter ontstaan in de bekkens grote waterplassen. Belangrijk voordeel is dat het water van Nieuw Haamstede niet meer versneld via diepe sloten wordt afgevoerd.. Project 2 Vroonweg (rechter figuur). Dit project (uitvoering 25-26) betreft het amoveren van de weg en dichten van de sloten. Afgelopen winter werd een flinke hoeveelheid water afgewaterd via de aangegeven peil.. Project 3 Groenewoudse weg. Dit is een klein project ten zuiden van het projekt Maire en heeft ook ten doel om oppervlaktewater te bergen. Nu gaat het om water wat uit de Zeepe wegzijgt en voor wateroverlast zorgt in de omgeving van slot Haamstede. Het water wordt door diepe sloten afgevoerd. In het aangegeven gebied zijn de sloten verondiept en verbreed. Overige projecten Het project Wateroverlast van het landinrichtingsproject Schouwen West is inmiddels gekoppeld aan verdrogingbestrijding. Er staat nog een plan op stapel voor de Hoogenboomweg (vanaf het Watergat). Dit wordt jammer genoeg een ingrijpend plan dat moeilijk in goede banen te leiden zal zijn. Het gaat om een diepe sloot die tussen allerlei (recreatie)woningen doorgaat. Er is geen ruimte om te verondiepen en te verbreden.

8 belangrijk deel midden jaren negentig van de vorige eeuw in het gebied zijn uitgevoerd en waarin vooral het plaggen van de vele kleine valleien centraal stond. Op de vorige bladzijde wordt kort een overzicht gegeven van de recente projecten. Alvorens de resultaten te beschrijven, is het van belang kort in te gaan op enkele relevante kenmerken van het gebied. Daartoe wordt kort de recente beheergeschiedenis van het gebied geschetst alsmede de uitkomsten van een eerdere systeem onderzoek door de RUG en EGG everts & de vries in de periode (Everts et al. 1999). 1.2 Hydrologie Het grondwater in het onderzoeksgebied stroomt zowel richting polders als naar zee. Het hoogste punt van het hydrologische systeem ligt ter hoogte van het duinmassief het Zeepe ten westen van Haamstede. De waterscheiding tussen het naar zee stromende grondwater en het water dat afstroomt naar de polder ligt ten westen van de voormalige Vroonweg en loopt hieraan parallel (van Zuidwest naar Noordoost). H G E C D A B F Fig 2. Gesimuleerde grondwaterstanden anno 1992 met daarin aangegeven de ligging van de raaien van onderhavig onderzoek (A-H) (Louman et al., 1992) 3

9 Fig 3. Ligging en ontwikkeling Palingsdal rond 165 en 175 na Chr.

10 Het isohypsen beeld van het freatisch grondwater (figuur 2) laat zien dat de grondwaterspiegel een sterk verhang heeft naar de naastliggende polders. Verder zien we dat het duinmassief langs de zee zoals het Verklikkerduin slechts een beperkte invloed heeft op het isohypsenpatroon. Ter hoogte van de beide campings verandert het isohypsenpatroon als gevolg van drainage die hier plaats heeft. Naar verwachting heeft het verwijderen van de Vroonweg en andere hydrologische herstelmaatregelen geleid tot een verhoging van de standen in het centrale deel van de Vroongronden. Van circa 13 tot 17 na Chr. verliep de afwatering van een groot deel van de Vroongronden richting het Palinggat dat destijds een open verbinding had met de zee (Louman et al. 1992). De waterscheiding heeft toen waarschijnlijk meer oostelijk gelegen dan tegenwoordig het geval is, waardoor de afwatering van het huidige onderzoeksgebied in haar geheel westelijk gericht was. Nadat in de zeventiende eeuw de open verbinding van het Palingsdal met zee werd gesloten ontstond destijds veel Fig. 4. Afwatering anno 1999 geplaatst in een kaartje van het gebied rond 185. Tevens staan de raaien uit het onderzoek van Everts et al aangeven. De ontwatering langs de Vroonweg is inmiddels gesaneerd. wateroverlast in de lage delen van de vronen. Dit heeft een aanzet gegeven tot de aanleg van een afwateringsstelsel aan het einde van de 17e eeuw wat in figuur 3 wordt geïllustreerd. Rond 1995 waterde het gebied hoofdzakelijk op drie manieren af (Van Ee, 1983; fig 4): i) via het oorspronkelijke afwateringstelsel, langs de noordkant van Renesse. ii) in zuidelijke richting langs camping Duinhoeve in Haamstede, en iii) via de afwateringssloten langs de Vroonweg (tot 1998). Anno 1999 waren er ook nog de volgende ontwateringmaatregelen in het gebied (zie ook: Louman et al. 1992): grondwaterwinning sedert 193. Sinds 1979 is de winning van grondwater ruwweg gehalveerd; naaldbos van de boswachterij Westerschouwen in de dertiger en veertiger jaren aangeplant; onderbemaling Westeren en Oosterenban; 5

11 polderpeilverlaging; particuliere onttrekkingen (beperkt); particuliere drainage en ontwatering in de duinzoom; kustafslag; en drainage langs de Vroonweg. Sinds eind jaren negentig van de vorige eeuw zijn naast het dempen van sloot langs de Vroonweg ook andere vernattingmaatregelen getroffen waarvoor wordt verwezen naar de inzet op blz 2. Fig 5. Theorie van kwelplassen (Stuyfzand & Moberts, 1987) Doorstroomsystemen Uit het systeemonderzoek van 8 jaar geleden kwam naar voren dat de buffering van de valleivegetaties zijn oorsprong heeft in het doorstroomprincipe. Doorstroomvalleien zijn lokale hydrologische systemen die ingebed liggen in een groter systeem (Stuyfzand en Moberts (1987); figuur 5). Het systeem ontstaat doordat in perioden waarin de vallei vol staat met water de oppervlaktewaterspiegel van de vallei een plat vlak vormt ten opzichte van het hellende grondwaterspiegel van het freatische grondwater van het omliggende gebied. Hierdoor trekt de plas grondwater aan (kwel), terwijl de lage kant van de plas als infiltratiegebied functioneert (zie ook Grootjans et al. 1995; Stuyfzand et al., 1992). In 1994 zijn een groot aantal valleien met sterk verzuurde en verruigde Duinblauwgrasland in de Vroongronden geplagd. Beoogd werd een voedselarme uitgangssituatie te creëren en de verzuring als gevolg van ophoping van organisch materiaal op te heffen. Daarmee werd een goede uitgangssituatie geschapen voor de vestiging van kenmerkende basofiele (Rode lijst) plantensoorten. Het plaggen heeft destijds vooral plaatsgevonden in het oostelijke deel van de Vroongronden, nabij het dorp Renesse op Schouwen. Uit het onderzoek van Everts e.a (1999) kwam naar voren dat in enkele van de onderzochte valleien het doorstroomprincipe kon worden aangetoond. In raai 1 en 3 (zie fig. 4) trad deze werking op. De systemen functioneren nog, vooral bij zeer hoge waterstanden, als alle valleien onder water staan. In periodes met een neerslagoverschot treedt vrij snel een opbolling van de grondwaterspiegel op, waardoor grondwaterstroming wordt geïnitieerd. Zichtbaar was dat calciumrijk grondwater in de stroomafwaarts gelegen valleien aan het oppervlak komt en weer infiltreert in dezelfde vallei. Het onderzoek toonde ook aan dat het systeem in zijn algemeenheid niet goed functioneerde; in vele valleien werkte het doorstroomprincipe niet of nauwelijks meer. Vooral een te lage waterstand leidt er toe dat onvoldoende opbolling van de waterspiegel plaats vindt in neerslagrijke perioden, en daardoor te vaak toestroming van kalkrijk grondwater achterwege blijft. Zowel raai 2 als 4 in het onderzoek functioneren daardoor niet meer en raai 1 en 3 slechts beperkt. De

12 conclusie was, dat het voor een stabiele en duurzame situatie van belang is, een algehele stijging van de grondwaterspiegel in de Vroongronden door te voeren. Alleen op deze wijze kan het doorstroomprincipe optimaal functioneren, waardoor een duurzame ontwikkeling van basenrijk grondwater afhankelijke doeltypen en soorten mogelijk wordt (zie inzet). Doeltypen en -soorten Vroongronden Doeltypen en soorten Duinblauwgrasland (grootschalig) o Carex trinervis, o Danthonia decumbens, o Juncus subnodulosus o Carex panicea o Briza media o Succisa patensis o Viola canina o Polygala vulgaris Dwergbiezenverbond (grootschalig) o Radiola linoides, o Anagallis minima, o Scirpus setaceus o Hypericum humifusum, o Eleocharis quinqueflora, Oeverkruidverbond (kleinschalig) o Apium inundatum o Littorella uniflora, o Samolus valerandii, o Echinodorus ranunculoides Kalkrijke duinvalleigemeenschappen (kleinschalig); o Centaurium pulchellum, o Carex oederi o Carex flacca o Parnassia palustris o Euphrasia stricta o Juncus alpino-articulatus 7

13 2 VELDWERKZAAMHEDEN 2.1 Abiotische meetnet Inrichting Oktober 26 is een hydrologisch meetnet geïnstalleerd. Er zijn 27 diepe buizen en ondiepe (filters op resp. circa cm. en 6-7 cm. diep) geplaatst, verdeeld over een achttal raaien (zie figuur 6). Per raai zijn 3 buizen geplaatst, in raai E een dubbel aantal. In de diepe buizen worden om de 14 dagen de grondwaterstanden gemeten door SBB. De meetperiode is gestart in het januari 27. B H G E C D A F Fig. 6: Locatie raaien huidig hydrologisch meetnet In het rapport staan grondwaterstandgegevens weergegeven die zijn opgenomen in de periode 1 januari 27-3 augustus 27. Tijdens het plaatsen van de buizen zijn bodemmonsters genomen voor de bepaling van het kalk- of calcium bicarbonaatverloop in het profiel. Monsters zijn genomen op een diepte van 1-2, 3-4, 6-7, 9-1 en beneden maaiveld. Tenslotte is een hoogtemeting van de diepe buizen uitgevoerd Grondwaterkwaliteit Doel van het onderzoek was ook de waterkwaliteit van het grondwater vast te stellen in een zeer neerslagrijke en natte periode. Echter door te droge omstandigheden in het voorjaar is het niet gelukt een goed moment te vinden om een bemonsteringsronde uit te voeren. Na overleg met de heer Sluiter van SBB is daarom afgezien van het bemonsteren van het grondwater mede omdat de kalkprofielen een voldoende duidelijk beeld gaven van het vroeger hydrologische regime in de raaien.!

14 3 RESULTATEN 3.1 Kalkprofielen In deze paragraaf worden de kalkprofielen van de afzonderlijke raaien zoals weergegeven in figuur 6 besproken. Raai A Figuur 7 situatie najaar 26 Raai A Vroongronden Kalkprofiel Legenda Ca CO3 % o.s. organische stof niet gemeten > Lokatie kalkprofielen 2 A 3 1 Raai A bevindt zich in een vallei aan de rand van de Vroongronden op de overgang naar de aangrenzende polders, waar het verhang in de isohypsen het grootst is. Het kalkprofiel laat zien dat aan de rand van de vallei bij punt 2, kalk tot hoog in het profiel voorkomt, terwijl stroomafwaarts bij punt 1 de kalkgrens veel lager ligt. Kalk hoog in het profiel is zoals we zullen zien een kenmerk van valleien, die relatief ver liggen van de waterscheiding, dus meer in de periferie van het systeem. Bij punt 3, dat ligt in een aangrenzende hoger valleitje, is de situatie complexer. Hier komt bovenin relatief veel kalk voor, waarbij vervolgens het kalkgehalte naar beneden afneemt en weer toeneemt. De interpretatie is dat in de laagste vallei (punt 2 en 1) in principe het doorstroom principe werkzaam is, waarbij bij punt 2 water opkwelt en bij punt 1 weer infiltreert. Conform het isohypsenpatroon (zie fig 2) komt het water uit noordwestelijke richting stromen. Raai B Meetput 1 ligt aan de rand van een diepere depressie binnen een laag gelegen kom. Raai B ligt evenals raai A op de overgang naar de polder. Ter plaatse is er een sterk verhang in de grondwaterspiegel. Zowel punt 2 als 3 kunnen worden beschouwd als plaatsen waar water infiltreert. Gezien de hoge kalkgehaltes tot boven in het profiel, kwelt het bij punt 1. Dat kalk hoog in het profiel voorkomt hangt samen met de verre ligging van de waterscheiding. Figuur 7 geeft aan, dat het laagste punt waar het grondwater weer infiltreert, bij de inrichting van het meetnet waarschijnlijk is gemist. Ook zien we dat het doorstroomprincipe alleen in het laagste deel van de vallei werkt of heeft gewerkt, dus lager dan op basis van het reliëf bij het plaatsen van de buizen werd verondersteld. De stroomrichting van het grondwater is conform het isohypsenpatroon in figuur 2. 9

15 Figuur 8 situatie najaar 26 Raai B Vroongronden Lokatie kalkprofielen Kalkprofiel Legenda 1 4 Ca CO3 % 2 5 o.s. organische stof niet gemeten B > Raai C Figuur 9 situatie najaar 26 Raai C Vroongronden 115 Lokatie kalkprofielen 3 1 Kalkprofiel Legenda 4 Ca CO3 2 % o.s. organische stof niet gemeten > Raai C ligt op de hoogste deel van de Vroongronden nabij de waterscheiding. Bij het onderzoek 8 jaar geleden, is in de aangrenzende meer noordelijke vallei (dat lager ligt) het doorstroomprincipe aangetoond, waarbij de hogere kalkgehaltes tot 4 diep voorkomen. De gegevens in raai C laten zien dat het profiel minimaal tot 6 cm is ontkalkt. Dit hangt ongetwijfeld samen met de positie van de vallei nabij de waterscheiding (zie fig 2). Vergelijk in dit verband raai A en B, waar in een aantal punten kalk wordt gemeten tot boven in het profiel. Het kalkprofiel in raai C laat een hoogte verschil zien, wat in principe wijst op voeding uit zuidelijke richting en infiltratie in noordelijke richting. Het doorstroomprincipe zal werkzaam zijn in neerslagrijke perioden als bolling van de grondwaterspiegel optreedt. "

16 Raai D Figuur 1 situatie najaar 26 Raai D Vroongronden Lokatie kalkprofielen Kalkprofiel Legenda 4 Ca CO3 % 5 o.s. organische stof niet gemeten > D C Raai D ligt evenals raai C nabij de waterscheiding. Ook hier is het profiel tot meer dan 7 cm ontkalkt, terwijl bij punt 3 het profiel in haar geheel is ontkalkt. Hoewel de gegevens geen eenduidige interpretatie toe laten is het denkbaar dat water vanuit zuidoostelijk richting de vallei instroomt en aan de noordwestelijke tot noordelijke zijde weer infiltreert. Raai E. Deze raai ligt nagenoeg op de waterscheiding van het gebied. Het kalkprofiel geeft aan dat aan de flanken van de vallei het profiel grotendeels is ontkalkt, en in het centrum de ontkalking ondieper is. Figuur 11 situatie najaar 26 Raai E Vroongronden 1 Kalkprofiel Lokatie kalkprofielen Legenda 4 2 Ca CO3 31 % o.s. organische 9 stof niet gemeten > E Het profiel indiceert dat water toestroomt vanuit westelijke richting (vanaf de zijde van punt 6), vervolgens voornamelijk in de laagste deel van de vallei bij punt 4 opkwelt en weer infiltreert bij punt 5 en 6. Het geeft aan dat de vallei oostelijk van de waterscheiding ligt. En daarmee waarschijnlijk geen groot voedingsgebied heeft. Ze lijkt alleen in zeer neerslagrijke perioden te functioneren. 11

17 Raai F. Raai F ligt ter plaatse van raai 2 van het oude onderzoek. Destijds werd vastgesteld dat de raai voornamelijk een infiltratie karakter heeft. De ontkalking reikte tot 7-8 cm. De oude raai lag ten zuidoosten van de huidige raai. Buis 5 is zowel in de oude als nieuwe raai op genomen. Figuur 12 situatie najaar 26 Raai F Vroongronden ) op basis onderzoek 1998 Kalkprofiel Legenda 4 1 Ca CO3 % o.s. organische stof niet gemeten > Lokatie kalkprofielen voeding grondwater F De nieuwe gegevens laten zien dat destijds de raai niet goed is gelegd om het doorstroomprincipe vast te stellen. De nieuwe raai laat zien dat er in principe ter hoogte van punt 2 water (ontkalkingdiepte tot 4 cm) opkwelt en vervolgens weer infiltreert bij punt 5. Dit komt overeen met de positie van de vallei ten opzichte van de waterscheiding die meer westelijk ligt. Destijds werd vastgesteld dat binnen het onderzochte gebied in deze raai de grondwaterstanden het laagst waren en derhalve doorstroming beperkt was of niet optrad. De vegetatiesamenstelling hing daarmee samen, omdat basenminnende soorten nagenoeg ontbreken. De nieuwe gegevens laten evenwel zien dat bij een flinke vernatting, herstel van doorstroomprincipe mogelijk is en derhalve terugkeer van basenminnende soorten. Raai G & H Raai G & H liggen beide in recent uitgegraven valleien. Ze liggen ver van de waterscheiding in een gedeelte van de duinen waar nauwelijks verhang is in de grondwaterspiegel. Acht jaar geleden is in dit gebied ook een raai ingericht (fig. 4: raai 4). Destijds werd vastgesteld dat de grens tussen kalkrijk en kalkarm veelal dieper lag dan 7 cm. Mede gezien de lage grondwaterstanden van toen werd destijds geconcludeerd dat ter plekke infiltratie overheerste en het doorstroomprincipe daardoor waarschijnlijk alleen in het verre verleden is opgetreden. Het profiel in raai G laat zien dat bij buis/punt 1 kalk tot hoog in het profiel voorkomt. Bij de andere buizen is dat duidelijk lager. Dit suggereert een toestroom van water uit westelijke richting, waar vermoedelijk het hogere Verklikkerduin in natte perioden zorg draagt voor een potentiaal verschil. Dit is echter niet terug is te zien in het isohypsenpatroon in figuur 2. Het water infiltreert in het oostelijk deel van de vallei. Bij raai H die iets hoger ligt dan raai G, suggereert het profiel een toestroom uit zuidelijke richting. De relatief diepe ontkalking wijst erop dat een dergelijke toestroom niet vaak optreedt of is opgetreden, wat mogelijk samenhangt met dat aangrenzende vallei G het meeste water ontvangt, omdat zij lager ligt dan vallei H. "

18 Figuur 13 situatie najaar 26 Raai G Vroongronden Kalkprofiel 2 Lokatie kalkprofielen 3 1 Legenda 4 Ca CO3 % o.s. organische stof niet gemeten > H G Figuur 14 situatie najaar 26 Raai H Vroongronden Lokatie kalkprofielen Kalkprofiel Legenda 4 1 Ca CO3 % o.s. organische stof niet gemeten > H G A1 A2 A3 B 1 B 2 B C 3 C 2 C 1 D 1 D 2-6 D 3 E E 2 E 3 E 4 E 5 E F1 F2 F5 G 1 G 2 G 3 H1-1 8 H2 H Figuur 15 Tijdstijghoogtelijnen grondwater 13

19 3.2 Grondwaterstanden Tijdstijghoogte grondwater Van de meetperiode januari 27 - augustus 27 zijn van de gemeten grondwaterstanden zowel tijdstijghoogtelijnen (fig. 15) als duurlijnen geconstrueerd. Uit figuur 15 blijkt dat het grondwaterstandverloop over het seizoen bij de verschillende raaien in grote lijnen het zelfde is. Midden maart zijn de hoogste standen gemeten, waar bij sommige meetpunten de stand tot boven het maaiveld steeg (bijv. raai E). De laagste standen zijn gemeten in juni wat samenhangt met het droge voorjaar na maart 27. Juni is gevolgd door een neerslagrijke periode, die eind juli kort tot een hoge grondwaterstand heeft geleid. Binnen de acht raaien kan de volgende rangorde worden aangebracht van nat naar droog (gemeten op basis van de buis met de hoogste standen in de natste periode): raai E, raai G, raai C, raai D, raai B, raai H, raai A, raai F. Gemeten op basis van standen droogste periode wijzigt de volgorde: raai G, raai E, raai C, raai H, raai D, raai F, raai B, raai A, raai nabij waterscheiding raai ver van waterscheiding in westelijke duingebied raai ver van waterscheiding op de overgang naar de polder De rangorde geeft aan dat de raaien aan de rand van de Vroongronden op de overgang naar de polders het droogst zijn en daarom het meest verdroogd zijn (raai A, B en F). De kalkprofielen wijzen hier wel op de (vroegere) werking van het doorstroomprincipe. Valleien nabij de waterscheiding (raai, E, C en D) zijn het natst evenals raai G, die hoewel verder van de waterscheiding, eveneens in het centrale deel van het duingebied ligt. Raai F ligt nabij de waterscheiding en is tegen de verwachting in, een droge vallei. Dit werd ook in het onderzoek van 8 jaar geleden vastgesteld. Echter in droge periodes lijdt ze minder sterk onder verdroging dan raai B en A Grondwaterspiegel In de volgende figuren wordt in een aantal doorsneden ingegaan op het grondwaterniveau in relatie tot het reliëf. De afzonderlijke raaien zijn daartoe in een aantal hoofdraaien geplaatst. De grondwaterspiegel is zowel geschetst in een natte periode (14 mrt), in een intermediaire periode (14 april), als in een droge periode (14 juni) H G Raaien BDG AC AEH CEF E F C D A B Fig hoofdraaien die de grondwaterspiegel binnen de Vroongronden illustreren.. "

20 Raai BDG mv 14-mrt 14-apr 14-jun B1 B2 B3 D1 D2 D3 G3 G2 G1 oost west Fig 17. Hoofdraai BDG. (stippellijn = geïnterpreteerde relatieve grondwaterspiegel; Y as relatieve hoogte) Hoofdraai BDG loopt van oost naar west. Daarin ligt raai D nagenoeg op de waterscheiding. Ze ligt daarbij bijna 2 meter hoger ligt dan raai B en ca. 2,5 meter hoger dan raai G. De waterstanden in raai B en D komen in de natte periode niet boven het maaiveld uit terwijl dat wel het geval is bij raai G. De interpretatie van grondwaterstroming zoals die aan de hand van de kalkprofielen is gemaakt, komt in belangrijke mate overeen met wat we op basis van de gemeten grondwaterspiegel zien. Bij raai B stroomt grondwater toe uit westelijke richting. Door de lage grondwaterstanden is de kans echter klein dat het doorstroomprincipe hier gaat werken. Aangenomen mag worden dat het kalkprofiel hier vooral een oude situatie weergeeft. We zien tevens dat in natte periode water stagneert in het lager deel van de vallei waarmee het infiltratiekarakter wordt benadrukt. Bij raai D die nagenoeg op de waterscheiding ligt, wijzen de standen op toestroom van water uit oostelijke richting. Ook hier is door de relatief lage grondwaterstand de kans op het optreden van doorstroming naar verhouding klein t.o.v. van raai G. Raai G ontvangt waarschijnlijk water vanuit het westelijk gelegen Verklikkerduin of andere duinen aan die zijde. Deze conclusie kan worden getrokken op basis van vastgestelde kalkprofiel. 15

21 Raai AC mv 14-mrt 14-apr 14-jun A1 A2 A3 C3 C2 C1 zuid oost noord west Fig 18. Hoofdraai AC (stippellijn = geïnterpreteerde relatieve grondwaterspiegel; Y as relatieve hoogte) Hoofdraai AC loopt van zuidoost naar noordwest. Aan de oostzijde wordt ze begrensd door de lage polders, aan de noordwest zijde door de camping. Raai C ligt relatief hoog en nabij de waterscheiding. De vallei ligt ca 1 m tot 1,5 m hoger dan vallei A. In natte periodes komt de waterstand in raai C deels nabij het maaiveld. Waarschijnlijk treedt stagnatie bij de laagste plaatsen op, omdat de vallei ter plekke een hogere grondwaterstand heeft dan buizen hoger in de raai. Raai A kent lagere grondwaterstanden. In beide raaien wijst het kalkprofiel erop dat het doorstromingsprincipe heeft gewerkt of kan werken. Uit de gemeten grondwaterstanden kan worden afgeleid dat voor raai C de kans relatief groot is dat met regelmaat de vallei wordt doorstroomd met basenrijk grondwater. Toestroom zal bij opbolling plaatsvinden vanuit het aangrenzende en oostelijk gelegen hogere gronden. Door Everts et al 1999 is eerder aan de hand van grondwaterkwaliteitsmetingen aangetoond dat in deze en omliggende valleien in natte perioden het doorstromingsprincipe optreedt. Bij Raai A is de kans dat het doorstromingsprincipe optreedt duidelijk veel kleiner. In hoofdraai AEH ligt raai E nabij de waterscheiding. Deze raai ontvangt van oorsprong zoals het kalkprofiel laat zien, waarschijnlijk grondwater uit westelijke richting. Raai A ligt aan de rand van het gebied nabij de aangrenzende polders. De centrale raai H ligt veel lager dan raai A. Het kalkprofiel liet zien dat water hier toestroomt uit westelijk richting vanuit het Verklikkersduin. We zien dit terug in de grondwaterspiegel. De vallei kan ook water ontvangen uit de aangrenzende vallei waarin raai G ligt. Deze heeft in het algemeen een hogere grondwaterstand. De waterstanden in raai H zijn naar verhouding laag en nemen een tussen positie in tussen raai A en E. De kans dat in de vallei doorstroming plaats heeft is minder groot dan bij raai E, maar groter dan bij raai A. "

22 Raai AEH mv 14-mrt 14-apr 14-jun A1 A2 A3 E1 E2 E3 E4 E5 E6 H3 H2 H1 oost west Fig 19 Hoofdraai AEH (stippellijn = geïnterpreteerde relatieve grondwaterspiegel; Y as relatieve hoogte). Hoofdraai CEF loopt min of meer parallel aan de waterscheiding. We zien dat raai F waarschijnlijk in neerslagrijk perioden oppervlakte water ontvangen van elders omdat de laagste buis een veel hoger peil heeft dan de andere buizen. Binnen de hoofdraai toont raai F de diepste standen tov maaiveld. Deze vallei wordt kennelijk het meest gedraineerd. De recente inrichtingsmaatregelen lijken niet tot een verbetering te hebben geleid omdat 8 jaar geleden, deze vallei ook al droog was. Opmerkelijk is dat de grondwaterstand bij raai C duidelijk hoger is dan bij raai E, ondanks dat de raai C nabij de drainerende camping ligt. Dat wijst erop de waterhuishouding in het gebied rond raai E en F meer problemen kent dan bij raai C. De achtergrond daarvan is niet duidelijk. raai CEF mv 14-mrt 14-apr 14-jun C1 C2 C3 E6 E5 E4 E3 E2 E1 F1 F2 F5 noordoost zuidwest Fig 2 Hoofdraai CEF (stippellijn = geïnterpreteerde relatieve grondwaterspiegel; Y as relatieve hoogte) 17

23 3.2.3 Duurlijnen Van de gemeten grondwaterstanden zijn duurlijnen geconstrueerd. Deze hebben een beperking omdat slechts gegevens beschikbaar zijn van een periode van 8 maand en daarom geen representatief jaarbeeld geven. Fig 21 Duurlijnen van een nat jaar 1998 (naar Everts et al. 1999). Raai 1 correspondeert met raai C: Raai 2 met raai F; raai 3 in beperkte mate met raai E en raai 4 met G & H) raai1 buis 1 raai 1 buis 2 raai1 buis 2 raai 1 buis raai 2 buis 5 raai 2 buis 6 raai 2 buis raai 3 buis 8 raai 3 buis 9 raai 3 buis 1 raai 3 buis raai 4 buis 12 raai 4 buis 13 raai 4 buis 14 raai 4 buis "!

24 Fig 22 Duurlijnen 26 (januari augustus) A1 A2 A B1 B2 B C1 C2 C3 E1 E2 E3 E4 E5 E D1 D2 D3 F1 F2 F G1 G2 G H1 H2 H

25 De duurlijnen staan weergegeven in figuur 22. In figuur 21 staan de duurlijnen van het natte jaar 1998 weergeven. Destijds werd geconstateerd dat in natte jaren het verschil tussen de raaien kleiner wordt. Van belang is de vorm van de duurlijn. De duurlijnen zijn alle van het zogenaamd lineair/concave of sigmoidaal- lineair/concave type. Deze typen zijn kenmerkend voor een hydrologische situatie waarbij sprake is van infiltratie en soms van stagnatie in het natte seizoen. In het natte jaar 1998 is de vorm van de duurlijnen meer sigmoidaal-convex. Dit wijst op een gebufferde waterstand in de vegetatieperiode. We zien dit het meest duidelijk bij de buizen van raai 1, 2 en 3 uit het jaar Een dergelijke vorm wijst op een tijdelijk optreden van (lokale) kwel dan wel aanvoer van oppervlakte water. Dat betekent tevens dat de kans op een tijdelijke werking van het doorstroomprincipe groot is. Omdat de duurlijnen van de meetreeks uit 27 slechts acht maanden betreft, moet enige voorbehoud worden gemaakt bij de interpretatie. De duurlijnen zijn vrijwel alle van het lineair/concave of sigmoidaal- lineair/concave type. Dat betekent dat het jaar gemiddeld droog is geweest en de valleien alleen infiltratie hebben gekend. Enkele buizen met een lage grondwaterstand op de flank van de vallei hebben een sigmoidaal-convexe vorm, zoals bij raai F. Dit wijst erop dat de grondwaterstand in deze buis wordt gebufferd door standen in de vallei. Dit past in het eerder geschetste beeld dat deze vallei mogelijk oppervlakte water ontvangt uit de omgeving. 3.3 Vegetatieontwikkeling (door Anton van Haperen) Algemeen De valleien van de Vroongronden worden gekenmerkt door een karakteristieke vegetatiegradiënt met schraallandsoorten kenmerkend voor een gebufferde omgeving. Deze gradiënt wordt aan de lage zijde veelal begrensd door ruige, eutrofe en vaak verzuurde gemeenschappen met algemene soorten als Eleocharis palustris en Salix repens. Aan de hoge zijde wordt zij begrensd door droge, zure vegetaties met Carex arenaria, Festuca filiformis, Dicranum scoparium en Cladina soorten. De schraallandgradiënt zelf beslaat thans op de meeste plaatsen een breedte van niet meer dan 1-2 meter, waarin drie zones te onderscheiden zijn 1. Deze komen echter niet altijd even duidelijk naast elkaar voor. De schraallandzone als geheel wordt gekenmerkt door Danthonia decumbens, Potentilla erecta, Carex trinervis en Viola canina. Kenmerkend voor de gebufferde schraallanden is verder de aanwezigheid van een aantal soorten van matig voedselrijke omstandigheden (o.a. Prunella vulgaris, Trifolium pratense, Cerastium fontanum en plaatselijk ook Cynosurus cristatus en Festuca arundicea). De aanwezigheid van deze component is in het algemeen kenmerkend voor de binnenduinschraallanden van Zuidwest- Nederland en onderscheidt deze van de oorspronkelijk beschreven vormen van het Botrychio-Polygaletum, waartoe dit type schraalland meestal gerekend wordt. Uit historische bronnen komen er sterke aanwijzingen, dat het schraalland tot het midden van de 2 e eeuw in zowel de binnenduinen van Goeree als Schouwen hoger in het duingebied voorkwam en mede daardoor ook een (aanzienlijk) grotere oppervlakte besloeg. De component van de matig voedselrijke graslandsoorten zorgde daarbij voor een landbouwkundig interessante gebruiksmogelijkheid. Botanisch is dit voor de Middelduinen van Goeree gedocumenteerd door vegetatieopnamen van Weevers. Deze beschrijft een Lolio-Cynosuretum met onder ander Spiranthes spiralis, Gentianella campestris en G. 1 De laagste zone bestaat uit een ruige rompgemeenschap van het Junco-Molinion. De hogere zones komen overeen met respectievelijk de vochtige en droge subassociaties van het Botrychio- Polygaletum (Preising 195)

26 amarella 2. Voor Schouwen ontbreken dergelijke bewijzen. Wel zijn uit de jaren 5 klachten uit landbouwkundige kring bekend, dat de voedingswaarde van de binnenduingraslanden sterk afneemt, als gevolg van de dalende grondwaterstand. 3 Een andere sterke aanwijzing voor de aanwezigheid van een relatief voedselrijke component in het binnenduingebied is het feit, dat de Vroongronden tot in de jaren 6 en 7 nog relatief hoge populatie dichtheden kenden van broedende weidevogels als kievit, grutto, tureluur. 4 In de eerste helft van de jaren 9 zijn in de Vroongronden een aantal duinvalleien geplagd, waarna een nieuwe vegetatiesuccessie op gang is gekomen. Hoewel zich reeds in de eerste jaren na het plaggen een aantal doelsoorten opnieuw vestigden en uitbreidden, heeft de meest spectaculaire ontwikkeling zich voorgedaan na , dus na een natte periode. In die jaren stonden grote delen van de valleien langdurig onder water. Waarschijnlijk (mede) onder invloed hiervan, hebben een aantal basofiele pioniersoorten (bijv. Parnassia palustris, Epipactis palustris, Blackstonia perfoliata, Centaurium littorale) kans gezien zich in het gebied te vestigen en zich nadien ook uit te breiden. Gedurende de periode zijn de ontwikkelingen van zowel de geplagde als niet geplagde valleien nauwkeurig gevolgd. Deze ontwikkelingen worden hieronder kort samengevat Valleien op de overgang naar de polders Vallei A: (ongeplagd): Het gaat hier om een ondiepe vallei aan de meest landinwaartse zijde van het binnenduingebied. Het laagste deel van de vallei wordt gedomineerd door Eleocharis palustris, Agrostis canina en Hydrocotyle vulgaris. Het droge duingrasland door Carex arenaria, Dicranum scoparium en Polytrichum juniperinum. Kenmerkend voor de schraallandzone zijn: Briza media, Carex trinervis, Danthonia decumbens, Galium ulinginosum, Carex flacca en Succisa pratensis. Opvallend is ook het locaal abundant voorkomen van Festuca arundinacea en Cynosurus cristatus. Vallei B (ongeplagd): Het betreft hier een binnenduingedeelte met een rabattenstructuur, waarvan de hoogste delen oppervlakkig sterk verzuurd zijn. Dit komt onder tot uiting in het dominante voorkomen van Holcus mollis en Hypnum jutlandicum. Plaatselijk komen echter lagere gedeelten voor met basofiele (schraalland)elementen (Briza media, Carex panicea, Carex flacca, Anagallis minima). Op deze plaatsen vinden we ook Cynosurus cristatus, Trifolium pratense en Lotus corniculatus. De bemonsterde gradiënt nabij een (waarschijnlijk gegraven) drinkput is hiervan een voorbeeld. De greppels tussen de rabatten vertonen een vergelijkbare zonering Valleien nabij de waterscheiding Vallei C (geplagd, klein deel gespaard): Deze vallei was vanouds een van de meer soortenrijke valleien van de Vroongronden. Een gedeelte van de valleioever is daarom in het begin van de jaren 9 bij het plaggen gespaard. In het diepere centrale deel van de vallei vestigde zich vrij snel na het plaggen over een oppervlakte van een aantal vierkante meters Littorella uniflora. Deze soort handhaafde zich tot in recente jaren. De laatste jaren neemt zij wel in oppervlakte af. Littorella planten komen nu alleen nog voor als een min of meer gesloten moerasvegetatie. Nadat Parnassia palustris vanaf 22 werd waargenomen in andere valleien, vestigde deze soort zich ook in deze vallei in het hoogste gedeelte van de gebufferde zone. Ook Anagallis minima, Carex oederi en Radiola linoides komen veelvuldig in deze vallei voor. Vallei D (geplagd). Deze vallei herbergt alleen in het diepste gedeelte basofiele elementen (o.a. Littorella uniflora en Carex oederi. De hogere gedeelten hebben een relatief zuur karakter. Hier heeft zich onder andere Lycopodium inundatum gevestigd. Ook Radiola linoides komt hier voor. 2 Weevers (194), pp Van t Leven (1956) 4 Van Haperen (1979) 21

27 Vallei E (ongeplagd). Het gaat hier om een relatief omvangrijk valleicomplex, waarin nog relatief veel doelsoorten in groot aantal voorkomen (Briza media, Viola canina, Polygala Tabel 1 Belangrijkste kenmerken valleien (grijze balk: soorten die in directe omgeving zijn waargenomen van recent geplagde valleien H & G) ABIOTISCH POSITIE VOCHTIGHEID KALKPROFIEL Raai C D E F H G A B doelsoort CENTRUM DUIN NABIJ WATERSCHEIDING X X X X CENTRUM DUIN NIET BIJ WATERSCHEIDING X X RAND DUIN OP OVERGANG POLDER X X RELATIEF NAT X X X X X RELATIEF DROOG X X X X LAAG X X X X X HOOG X X X AANWIJZING DOORSTROOMPRINCIPE X X X X X X X KANS OP WERKING DOORSTROOMPRINCIPE RELATIEF GROOT RELATIEF KLEIN X X SOORTEN Duinblauwgrasland VIOLA CANINA x X X POLYGALA VULGARIS x X X SUCCISA PRATENSIS x X X X BRIZA MEDIA x X X X X CAREX PANICEA x X CAREX TRINERVIS x X AGROSTIS CANINA X HYDROCOTILE VULGARIS X DANTHONIA DECUMBENS x X Dwergbiezenverbond ANAGALIS MINIMA x XX X X RADIOLA LINOIDES x XX XX X Oeverkruidverbond LITTORELLA UNIFLORA x XX XX Kalkrijke duinvalleien PARNASSIA PALUSTRIS x XX CAREX OEDERI x XX XX EUPHRASIA STRICTA x X X ORCHIS INCARNATA x X JUNCUS ALPINOARTICULATUS x X CENTAURIUM ERYTHRAEA CAREX FLACCA x X X Voedselrijk grasland en moeras CYNOSURUS CRISTATUS X ELEOCHARIS PALUSTRIS X GALIUM ULIGINOSUM X LOTUS CORNICULTUS X TRIFOLIUM PRATENSE X

28 vulgaris, Euphrasia stricta, Succissa pratensis, Anagallis minima, Radiola linoides). In 22 is hier nog 1 exemplaar waargenomen van Orchis incarnata. Deze soort is daarna waarschijnlijk verdwenen. Opvallend is het grotendeels ontbreken van voedselrijkere soorten als Cynosurus cristatus en Festuca arundinacea. Vallei F (ongeplagd). Deze vallei is gelegen in een laag, relatief nat gedeelte van de Vroongronden. De laagste zone van de schraallandgradiënt (RG Junco-Molinion) is hier relatief sterk ontwikkeld (deels wel verruigd met Lysimachia vulgaris). Schraallandsoorten, die hier voorkomen zijn Briza media, Viola canina, Polygala vulgaris, Succisa pratensis, Euphrasia stricta en Juncus alpinoarticulatus. Ook hier ontbreken Cynosurus cristatus en Festuca arundinacea grotendeels. Valleien G en H (recent geplagd): Het gaat hier om twee valleien in een duingrasland, dat gedurende een aantal jaren onbeheerd is geweest. Zowel de valleien als de omringende duingraslanden zijn daardoor vrij sterk verruigd. Recent is het grasland gemaaid en in begrazing genomen. Van de valleien is een gedeelte geplagd. Schraallandsoorten waren in de valleien sterk afgenomen ten gunste van ruigtesoorten als Lysimachia vulgaris en Lythrum salicaria. Op diverse plaatsen kwam nog wel Succisa pratensis voor. Pal ten oosten van beide valleien bevindt zich een klein valleitje, dat in de laatste decennia enigszins is uitgestoven. Hier is Carex oederi, Anagallis minima en Radiola linoides in gevonden. In een depressie van het aangrenzende duingrasland zijn in 23 Hypericum humifusum en Centaurium erythraea aangetroffen. Als de gegevens over soorten in verband worden gebracht met de abiotische gegevens dan kunnen een aantal conclusies worden getrokken (zie tabel 1): Door de natte jaren eind vorige eeuw hebben zich nieuwe soorten(w.o. Parnassia en Moeraswespenorchis) kunnen vestigen in de natte valleien rond de waterscheiding (rond C & D) Dit past bij de resultaten van het eerdere onderzoek uit 1999, dat in natte perioden het doorstroomprincipe vooral in de valleien bij de waterscheiding werkt, waardoor de valleien een betere ph buffering krijgen. De valleien nabij de waterscheiding hebben een afwijkende soortensamenstelling. In geplagde valleien (C, D) wijzen soorten van zowel het Dwergbiezenverbond, Oeverkruidverbond en Kalkrijke duinvalleien op natte en betere gebufferde omstandigheden. In niet geplagde valleien van deze groep (E & F) zien we meer soorten van het Duinblauwgrasland optreden. Duidelijk is dat in alle valleien nabij de waterscheiding soorten wijzen op een betere ph buffering, ook bij raai F, die relatief droog is en waar de kans dat het doorstroomprincipe optreedt, kleiner is. Dat betekent dat ligging nabij de waterscheiding een goede uitgangsituatie schept voor ontwikkeling en herstel van de doeltypen en soorten. Ook is duidelijk dat het in meerdere valleien al de praktijk van de dag is. Over raai G en H kan op basis van de soortensamenstelling nog weinig worden gezegd, omdat door de recente plagmaatregelen doelsoorten nog maar weinig voorkomen. Zowel de gemeten abiotische condities, als soorten in de directe omgeving wijzen op een goede uitgangssituatie en op een goede kans op herstel van de doeltypen en soorten. Raai A en B kenmerken zich vooral door soorten die wijzen op zure en voedselrijke en deels ook op droge omstandigheden. Soorten van doeltypen als het Dwergbiezen verbond, Oeverkruidverbond en Kalkrijke duinvalleien ontbreken nagenoeg geheel. Dat komt overeen met de waargenomen droge omstandigheden, en de beperkte werking van het doorstroomprincipe. Ondanks dit gegeven komen er nog steeds soorten voor van die wijzen op een zwakke buffering (Briza, Succisa en Carex panicea). Dat geeft aan dat verbetering van de waterhuishouding, of beter vermindering van de afstroming en infiltratie, ook hier in principe herstel van karakteristieke valleien mogelijk is. 23

29 4 SAMENVATTING EN CONCLUSIES In 26 is door SBB regio Zuid een onderzoek geïnitieerd voor een nadere systeemanalyse van de Vroongronden op Schouwen dat deel uitmaakt van het Habitatrichtlijngebied Kop van Schouwen. Achtergrond van de studie vormen de recente inrichtingsmaatregelen, die pogen de condities in het terrein te verbeteren en die met name de verdroging proberen op te heffen. Het onderzoek is erop gericht na te gaan in hoeverre de condities zijn verbeterd en welke problemen er nog zijn. Het onderzoek heeft tevens als doel een beter inzicht te krijgen in het systeem, aanvullend op de eerdere systeemanalyse (Everts et al, 1999). Doeltypen en soorten die in het onderzoek centraal staan, zijn gebonden aan de vele valleien van het Vroongronden. De kenmerkende soorten behoren toe tot de volgende biotopen: Duinblauwgrasland, Dwergbiezenverbond, Oeverkruidverbond en Kalkrijke duinvalleien. Kenmerkende soorten daarin zijn onder meer Oeverkruid, Bevertjes, Blauwe knoop, Dwergbloem en Duinrus. Deze soorten en biotopen zijn afhankelijk van natte omstandigheden en van een relatief hoge ph. In de ontkalkte bodem van de Vroongronden is de ph buffering afhankelijk van het optreden van het zogenaamde doorstroomprincipe. Het optreden van de doorstroming is op haar beurt afhankelijk van hoge grondwaterstanden in de omgeving van de vallei. Het is daarbij noodzakelijk dat er in neerslagrijke perioden in voldoende mate een lokale opbolling van de grondwaterspiegel kan optreden. De opbolling die nauw met het reliëf samenhangt, vormt de motor achter het principe. In het verleden heeft verdroging in het gebied, de werking van het principe in belangrijke mate gefrustreerd. De verdroging in de Vroongronden wordt vooral veroorzaakt door ingrepen in de waterhuishouding buiten de speciale beschermingszone, alsook in enclaves daarbinnen. Na de getroffen inrichtings- en beheersmaatregelen in de jaren negentig die onder meer bestonden uit het plaggen van valleien, zijn ook recent aanvullende inrichtingsmaatregelen getroffen. Het betreft onder meer het verwijderen van de Vroonweg, waterhuishoudkundige herstelmaatregelen, waaronder het vasthouden van water, het plaggen van enkele valleien en het inrichten van retentiebekkens, in het westelijke deel van het duingebied. De hoofdstroom van het grondwater in het onderzoeksgebied wordt gestuurd door de waterscheiding, die ten westen van de voormalige Vroonweg ligt en hieraan parallel loopt (van Zuidwest naar Noordoost). Daarbij vindt afstroming plaats zowel richting polders als naar zee. De grondwaterspiegel heeft daarbij een sterk verhang richting de polders. Dit is een gevolg van de diepe ontwatering aldaar. Het grondwater toont daarentegen in het duinmassief richting de zee weinig verhang. De grondwaterspiegel geeft tevens aan, dat beide campings een drainerende werking hebben op de grondwaterstand in de Vroongronden. Naar verwachting heeft het verwijderen van de Vroonweg en andere hydrologische herstelmaatregelen, geleid tot een verhoging van de standen in het centrale deel van de Vroongronden. Door de opzet en tijdsduur van het onderzoek kunnen uit de resultaten evenwel geen conclusies worden getrokken of de waterstand door de getroffen maatregelen is verhoogd Voor het onderzoek is in 26 een hydrologisch meetnet geïnstalleerd. Dit bestaat uit 27 meetpunten in een achttal valleien, verspreid over het gebied. Bij het plaatsen van de grondwaterbuizen zijn tevens kalkprofielen bemonsterd. De waarnemingen aan de kalkprofielen laten zien dat in vrijwel alle bemonsterde valleien de historische of actuele werking van het doorstroomprincipe aantoonbaar is. In de valleien op de overgang naar de polders is de bodem minder diep ontkalkt dan in de valleien nabij de waterscheiding en in de valleien, die meer centraal in het duinmassief liggen. Dit wijst er waarschijnlijk op dat het doorstroomprincipe van oorsprong het beste heeft gefunctioneerd in het centrale deel van de Vroongronden en daar tot de sterkste ontkalking van de bovengrond

30 heeft geleid. De achtergrond daarvan is dat het centrale deel waarschijnlijk altijd de grootste schommelingen in de grondwaterstand heeft gekend in vergelijking tot de overgang naar de polders, die een stabielere en gemiddelde hogere stand tov van maaiveld hadden. Grotere schommelingen in het centrum wilde niet zeggen dat het nooit nat werd, in tegendeel. Bekend is dat vroeger in de neerslagrijke perioden de Vroongronden geheel onder water konden staan, waarover men bij vorst van Haamstede naar Renesse kon schaatsen. De grondwaterstandgegevens laten zien dat de valleien nabij de waterscheiding onder de huidige omstandigheden veelal het natst zijn en het minst verdroogd. De werking van het doorstroomprincipe is reeds op basis van chemische analyses in 1999 aangetoond. Op basis van waterstandgegevens in onderhavig onderzoek, mag verwacht worden dat vooral in de valleien nabij de waterscheiding en meer centraal in het duin de kans groot is dat doorstroomprincipe regelmatig werkt, wat een goede uitgangssituatie biedt voor herstel van de aan een relatief hoge ph gebonden doeltypen en soorten. De waarnemingen aan de ontwikkeling van soorten ondersteunen dit. Vooral na de natte jaren eind vorige eeuw, hebben zich nieuwe doelsoorten (w.o. Parnassia) in de natte valleien rond de waterscheiding gevestigd. Hoewel de resultaten van het onderzoek geen uitspraken toelaten over effecten van inrichtingsmaatregelen op de algehele grondwaterstand in het gebied, mag worden aangenomen dat de getroffen maatregelen er toe zullen leiden dat het systeem beter gaat werken en het doorstroomprincipe vaker zal gaan optreden. Vooral de maatregelen die hebben bijgedragen aan de ontsnippering of schaalvergroting (weghalen van de Vroonweg), aan het verbeteren van het vasthouden van water in het gebied (retentie) en aan de vernatting, zijn daarbij belangrijk. In dit verband dienen er in de toekomst nog belangrijke stappen te worden genomen, want er zijn meerdere valleien waar de situatie nu nog hydrologisch niet optimaal is. In dit verband moet worden aanbevolen de ontwikkelingen, meer dan nu het geval is, te monitoren, met het oog op een adequate sturing in het uitvoeringsproces van herstelmaatregelen. De botanische gegevens laten zien dat de nattere valleien nabij de waterscheiding een afwijkende soortensamenstelling hebben. In geplagde valleien binnen deze groep zijn doeltypen en soorten van Dwergbiezenverbond, Oeverkruidverbond en Kalkrijke duinvalleien duidelijk vertegenwoordigd. In niet geplagde valleien van deze groep, treden meer soorten van het Duinblauwgrasland op. Duidelijk is dat in alle valleien nabij de waterscheiding soorten wijzen op een betere ph buffering. Voor de valleien die recent zijn geplagd en meer centraal in het duinmassief liggen, kan op basis van de soortensamenstelling nog weinig worden gezegd. Doelsoorten ontbreken nog grotendeels. Echter zowel de gemeten abiotische condities, als soorten in de directe omgeving, wijzen op een goede kans voor herstel van de doeltypen en soorten. De valleien op de overgang naar de polder kenmerken zich vooral door soorten, die wijzen op zure en voedselrijke en deels ook op droge omstandigheden. Soorten van de belangrijkste doeltypen (Dwergbiezenverbond, Oeverkruidverbond en Kalkrijke duinvalleien) ontbreken nagenoeg geheel. Dat komt overeen met waargenomen droge omstandigheden, en de beperkte werking van het doorstroomprincipe. Ondanks dit gegeven komen er nog steeds soorten voor, die wijzen op relatief basische omstandigheden. (Briza, Succisa en Carex panicea). Dat geeft aan dat door verbetering van de waterhuishouding ook hier in principe herstel van karakteristieke valleivegetaties mogelijk is. Dergelijke maatregelen zijn ook van betekenis in het licht van het algehele herstel van het systeem. Verhoging van de waterstanden in de periferie dragen bij aan de vernatting van het centrale deel van de Vroongronden. 25

Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas

Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas reg.nr. 17.87199 17.100697 Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas 1. Hydrologie 1.1 Hydrologische voorwaarden voor Schoenetum : zomergrondwaterstanden die niet verder

Nadere informatie

De geohydrologie van een eiland: en wat dat betekent voor het natuurbehoud

De geohydrologie van een eiland: en wat dat betekent voor het natuurbehoud De geohydrologie van een eiland: en wat dat betekent voor het natuurbehoud Ab Grootjans 1,2 Evert Jan Lammerts 3 1 Universiteit Groningen 2 Radboud Universiteit Nijmegen 3 Staatsbosbeheer Korte inhoud

Nadere informatie

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Notitie Contactpersoon ir. J.M. (Martin) Bloemendal Datum 7 april 2010 Kenmerk N001-4706565BLL-mya-V02-NL Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Tauw

Nadere informatie

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlage 1 Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlagel Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bodemopbouw en Geohydrologie Inleiding In deze bijlage wordt

Nadere informatie

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd. partner in bouwputadvies en grondwatertechniek 1/5 Project : HT140056 Park Waterrijk Hekelingen Datum : 1 September 2014 Betreft : Nota waterhuishouding Opsteller : M. (Marco) Zieverink, MSc Documentstatus

Nadere informatie

Community assembly game Een spel over constructieregels voor levensgemeenschappen

Community assembly game Een spel over constructieregels voor levensgemeenschappen Community assembly game Een spel over constructieregels voor levensgemeenschappen Inhoud en tijdsschema practicum Inleiding (11:30-12.00) Achtergrond spel Uitleg spel Uitleg opdrachten Practicum (12:00-12:30,

Nadere informatie

Eco-hydrologische aspecten van beheer op landschapsniveau; Duinvalleien op de Waddeneilanden

Eco-hydrologische aspecten van beheer op landschapsniveau; Duinvalleien op de Waddeneilanden Eco-hydrologische aspecten van beheer op landschapsniveau; Duinvalleien op de Waddeneilanden Ab Grootjans, Rijksuniversiteit Groningen/ Radboud Universiteit Nijmegen E-mail; A.P.Grootjans@rug.nl Groenknolorchis

Nadere informatie

Nu geen verstuivingen in de Noordwest Natuurkern NPZK!

Nu geen verstuivingen in de Noordwest Natuurkern NPZK! Nu geen verstuivingen in de Noordwest Natuurkern NPZK! Verstuivingen in de duinen Verstuivingen in de kustduinen zijn een belangrijk proces waardoor weer nieuwe duinen en duinvalleien kunnen ontstaan en

Nadere informatie

Aantal pagina's 5. Doorkiesnummer +31(0)88335 7160

Aantal pagina's 5. Doorkiesnummer +31(0)88335 7160 Memo Aan Port of Rotterdam, T.a.v. de heer P. Zivojnovic, Postbus 6622, 3002 AP ROTTERDAM Datum Van Johan Valstar, Annemieke Marsman Aantal pagina's 5 Doorkiesnummer +31(0)88335 7160 E-mail johan.valstar

Nadere informatie

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Resultaten WAHYD Hoe zit het in elkaar: afkijken bij Noord-Brabant In het onderzoeksproject WAHYD (Waterkwaliteit op basis van Afkomst en HYDrologische systeemanalyse)

Nadere informatie

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland Provincie Utrecht, afdeling FLO, team NEL, 5 februari 2015 Nat is zeer laagproductief hooiland op natte, onbemeste, basenrijke veen- en zandgrond dat gewoonlijk een keer per jaar worden gemaaid in de nazomer.

Nadere informatie

Projectnummer: C01012.100139.0400/LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: 078572453:0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd)

Projectnummer: C01012.100139.0400/LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: 078572453:0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd) MEMO ARCADIS NEDERLAND BV Beaulieustraat 22 Postbus 264 6800 AG Arnhem Tel 026 3778 911 Fax 026 4457 549 www.arcadis.nl Onderwerp: Beknopte watersysteemanalyse de Knoop, Doetinchem Arnhem, 29 juli 2015

Nadere informatie

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er?

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er? Natte en Vochtige bossen Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er? Indeling Landschappelijke positie natte en vochtige bossen Verdroging Waar liggen de kansen? Hoe te herkennen

Nadere informatie

Achtergrondartikel grondwatermeetnetten

Achtergrondartikel grondwatermeetnetten Achtergrondartikel grondwatermeetnetten Wat is grondwater Grondwater is water dat zich in de ondergrond bevindt in de ruimte tussen vaste deeltjes, zoals zandkorrels. Indien deze poriën geheel met water

Nadere informatie

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007 14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw 06-12-2007 Notitie Concept Contactpersoon Maaike Bevaart Datum 6 december 2007 Geohydrologie Zuidbuurt Eemnes 1 Inleiding Ter voorbereiding op de ontwikkeling van

Nadere informatie

Natuurherstel in Duinvalleien

Natuurherstel in Duinvalleien Natuurherstel in Duinvalleien Kan het natuurlijker? A.P.Grootjans@rug.nl 1 Universiteit Groningen, IVEM 2 Radboud Universiteit Nijmegen Opbouw lezing Hydrologisch systeem van een duinvallei Relatie hydrologie,

Nadere informatie

Grondwaterstanden juni 2016

Grondwaterstanden juni 2016 Grondwaterstanden juni 2016 Kennisvraag: In beeld brengen van de grondwatersituatie zoals die buiten geweest is. Antwoord: op vrijwel alle meetlocaties waar analyse mogelijk was komt de maximale waterstand

Nadere informatie

Amsterdam In de peilfilters zijn de grondwaterstanden waargenomen. Dit is met

Amsterdam In de peilfilters zijn de grondwaterstanden waargenomen. Dit is met Aan Contactpersoon Jeroen Ponten Onderwerp Partikulier polderriool in het woonblok 1e Helmersstraat, G. brandtstraat, Overtoom, 2e C. Huygensstraat Doorkiesnummer 020 608 36 36 Fax afdeling 020 608 39

Nadere informatie

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL Bekijk op https://www.youtube.com/watch?v=pgyczqy-krm voor het herinirichtingplan Sarsven en De Banen. Begin vorige eeuw kwamen plantenliefhebbers uit het hele land al naar

Nadere informatie

Kansrijke maatregelen

Kansrijke maatregelen Kansrijke maatregelen Fase 1: Landbouw op Peil 5 juli 2011 Everhard van Essen Aequator Groen & Ruimte bv Ingrijpen in: Optimalisatie van water in landbouwgebieden: 1. Afwatering (slootprofiel, verhang,

Nadere informatie

analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR.

analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR. analyse GGOR afweging en uitgangspunten Het GGOR voor Alm&Biesbosch richt zich op het realiseren van de gewenste peilen ten behoeve van de geambieerde natuurdoeltypen van de provincie Noord-Brabant voor

Nadere informatie

Greppel plas dras op Texel. Resultaten van een driejarig experiment

Greppel plas dras op Texel. Resultaten van een driejarig experiment Greppel plas dras op Texel Resultaten van een driejarig experiment ANLV De Lieuw Texel Siebold van Breukelen September 2015 ANLV De Lieuw Texel - Ottersaat 5-1792 CC Oudeschild - tel 0222 314072 -E mail

Nadere informatie

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal Bestuurlijke samenvatting Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal De Groote Meer, deels gevuld met water De Brabantse Wal: een afwisselend natuurgebied met een grote variatie aan

Nadere informatie

Grondwatereffecten door aanleg van de tunneltraverse A2

Grondwatereffecten door aanleg van de tunneltraverse A2 Grondwatereffecten door aanleg van de tunneltraverse A2 Projectbureau A2 Eindrapport 9P2534 000... 0...,.._0---- 000 HASKONING NEDERLAND BV RUIMTELlJKE ONTWIKKELING Randwycksingel 20 Postbus 1754 6201

Nadere informatie

Toepassing van instrumenten uit handboek op NATURA2000-gebied Boetelerveld

Toepassing van instrumenten uit handboek op NATURA2000-gebied Boetelerveld Toepassing van instrumenten uit handboek op NATURA2000-gebied Boetelerveld Perry de Louw (Deltares) Jan van Bakel (De Bakelse Stroom) Judith Snepvangers (Landschap Overijssel) Natura2000-gebied Boetelerveld

Nadere informatie

huidig praktijk peil (AGOR) [m NAP]

huidig praktijk peil (AGOR) [m NAP] TOELICHTING INDICATIEVE SCENARIOBEREKENING Voor het herstel van de natuur in de N2000 gebieden zijn enkele indicatieve scenarioberekeningen uitgevoerd ter verkenning van het effect op het (kwantitatieve)

Nadere informatie

Nadere onderbouwing waterhuishoudkundige consequenties Uitwerkingsplan Brandevoort II Liverdonk Oost

Nadere onderbouwing waterhuishoudkundige consequenties Uitwerkingsplan Brandevoort II Liverdonk Oost Nadere onderbouwing waterhuishoudkundige consequenties Uitwerkingsplan Brandevoort II Liverdonk Oost Opsteller: Gemeente Helmond (N. ter Linde en A. van Empel) Datum: 19 juni 2014 In het kader van het

Nadere informatie

Grondwater effecten parkeergarage en diepwand Scheveningen

Grondwater effecten parkeergarage en diepwand Scheveningen Notitie / Memo Aan: Kees de Vries Van: Anke Luijben en Jasper Jansen Datum: 25 januari 2017 Kopie: Ons kenmerk: WATBE5026-136N001D0.2 Classificatie: Projectgerelateerd HaskoningDHV Nederland B.V. Water

Nadere informatie

EFFECTEN PEILVERHOGING watergang langs het voormalige DEK terrein nabij Oostersingel en Vlietsingel te MEDEMBLIK

EFFECTEN PEILVERHOGING watergang langs het voormalige DEK terrein nabij Oostersingel en Vlietsingel te MEDEMBLIK De Meern: 20-07-2016 Aangepast: 21-07-2016 Aangepast: 06-09-2016 Opdrachtnr.: 710241 Betreft: Project: EFFECTEN PEILVERHOGING watergang langs het voormalige DEK terrein nabij Oostersingel en Vlietsingel

Nadere informatie

Fig. 4.3a. Dichtheden weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen 1987-2010 (229 ha)

Fig. 4.3a. Dichtheden weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen 1987-2010 (229 ha) Lichte groei weidevogelstand Giethoorn-Wanneperveen in 2010 Obe Brandsma De belangrijkste resultaten samengevat: Het onderzoeksgebied Giethoorn-Wanneperveen (229 ha) is één van de weinige gebieden in Nederland

Nadere informatie

Gagel-en wilgenstruwelen

Gagel-en wilgenstruwelen Gagel-en wilgenstruwelen Knelpunten en beheer Bobbink et al. (2013) Preadvies kleine ecotopen in de hydrologische gradiënt. H7. Vormen en voorkomen Gagelstruweel RG Klasse der hoogveenbulten en slenken

Nadere informatie

Relatie Diep - Ondiep

Relatie Diep - Ondiep Relatie Diep - Ondiep De Groote Meer en omgeving 1 Inleiding... 1 2 Opzet model... 2 2.1 Berekende grondwaterstand / stijghoogte. 4 2.2 Waterbalans... 8 3 Invloed onttrekking uit diepe pakket... 9 4 Conclusie...

Nadere informatie

Natte Natuurparel Nemerlaer 1 20-10-2011

Natte Natuurparel Nemerlaer 1 20-10-2011 Overzicht situatie en maatregelen per perceel NNP Project: NNP = Perceel is op orde voor realisatie AmbitieNatuurbeheertype = AmbitieNatuurbeheertype is haalbaar door uitvoering maatregelen = AmbitieNatuurbeheertype

Nadere informatie

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016 Notitie / Memo Aan: Nora Koppert en Henk Kolkman Van: Jasper Jansen Datum: 23 december 2016 Kopie: Carola Hesp Ons kenmerk: WATBE9859N001D0.1 Classificatie: Projectgerelateerd HaskoningDHV Nederland B.V.

Nadere informatie

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Definitief Bouwfonds Ontwikkeling Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 6 april 2009 Verantwoording Titel : Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Subtitel : Projectnummer : 275039 Referentienummer

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 25-26 september 2008 - Wim Giesen, 2 oktober 2008 25-26 september is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek Zuid),

Nadere informatie

Plaggen ten behoeve van natuurontwikkeling. Fosfaatverzadiging als uitgangspunt

Plaggen ten behoeve van natuurontwikkeling. Fosfaatverzadiging als uitgangspunt Plaggen ten behoeve van natuurontwikkeling Fosfaatverzadiging als uitgangspunt fosfaatverzadigingsindex (PSI) Plaggen en fosfaatverzadiging van de grond Plaggen is een veelgebruikte methode om de voedingstoestand

Nadere informatie

Vergelijking van het Nieuw Limburgs Peil met het Waterbeheerplan van waterschap Peel en Maasvallei

Vergelijking van het Nieuw Limburgs Peil met het Waterbeheerplan van waterschap Peel en Maasvallei 8-2-2017 Vergelijking van het Nieuw Limburgs Peil met het Waterbeheerplan van waterschap Peel en Maasvallei Inleiding Het Limburgse waterschap Peel en Maasvallei (P&M) heeft in 2010 het Nieuw Limburgs

Nadere informatie

Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree)

Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree) Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree) Gegevens opdrachtgever: Kellerberg Bosgoed B.V. Helenaveenseweg 45 5985 NL Grashoek 0493-536068 Contactpersoon: De heer

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004. 1 In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt over de periode vanaf 1 januari tot 1 juli 2004.

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2004.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2004. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2004. In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt over de jaren 2002 en 2003. De notitie is als

Nadere informatie

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha Kavelpaspoort Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk Pilot Natuurlijk Ondernemen 2,952 ha Geografie en ligging Het gebied van Son en Breugel ligt in het stroomgebied van De Dommel. Tussen de

Nadere informatie

Steenmeel als maatregel tegen verzuring in heide en bossen

Steenmeel als maatregel tegen verzuring in heide en bossen Steenmeel als maatregel tegen verzuring in heide en bossen Roland Bobbink, Leon van den Berg, Huig Bergsma, Henk Siepel, Joost Vogels, Evi Verbaarschot, Bas van de Riet & Maaike Weijters BIOGEOCHEMICAL

Nadere informatie

Doetinchem, 21 juli 2014

Doetinchem, 21 juli 2014 Doetinchem, 21 juli 2014 Deze notitie over het risico op verzakking van bebouwing als gevolg van de plannen is opgesteld in 2011. In de notitie wordt een verwachte grondwaterstandstijging in de bebouwde

Nadere informatie

Hoofdvraag: Hoe kan een gebied of een landschap milieuaantasting door verdroging optreden en hoe kan dit worden tegengegaan?

Hoofdvraag: Hoe kan een gebied of een landschap milieuaantasting door verdroging optreden en hoe kan dit worden tegengegaan? Praktische-opdracht door een scholier 1523 woorden 16 januari 2006 6,4 18 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde Wereldwijs Stap 1: De onderzoeksvraag Hoofdvraag: Hoe kan een gebied of een landschap

Nadere informatie

Projectnummer: D03011.000284. Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

Projectnummer: D03011.000284. Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam MEMO Onderwerp Geohydrologisch vooronderzoek Amsterdam, WTC 5C, 2 oktober 2013 Van mw. M. Duineveld MSc. Afdeling IBZ Aan ZuidasDok Projectnummer D03011.000284. Opgesteld door mw. M. Duineveld MSc. Ons

Nadere informatie

Vraag 1. Geologie en Sedimentatie

Vraag 1. Geologie en Sedimentatie Vraag 1. Geologie en Sedimentatie Geef korte antwoorden op onderstaande vragen (gebruik volgend vel papier), ca. 5 min. per vraag. Noordzee Waddenzee zee niveau zee niveau ca. 1 km 1 m Figuur 1. Schematische

Nadere informatie

RENHEIDE OP PEIL Doel pilot Beoogde effecten Maatregelen

RENHEIDE OP PEIL Doel pilot Beoogde effecten Maatregelen Doel pilot GGOR: Gewogen Grondwater- en Oppervlaktewater Regime Verbetering waterhuishouding voor zowel landbouw als natuur Betere stuurbaarheid waterpeil in Buulder Aa Natuurlijker peilverloop (winter

Nadere informatie

Landbouwkundig belang van een goede waterhuishouding Everhard van Essen Jan van Berkum

Landbouwkundig belang van een goede waterhuishouding Everhard van Essen Jan van Berkum Landbouwkundig belang van een goede waterhuishouding Everhard van Essen Jan van Berkum Aequator Groen & Ruimte bv Opzet presentatie Wat is het belang van een goede waterhuishouding? Wat is een optimale

Nadere informatie

Samenvatting 203 Klimaatverandering leidt volgens de voorspellingen tot een toename van de mondiale temperatuur en tot veranderingen in de mondiale waterkringloop. Deze veranderingen in de waterkringloop

Nadere informatie

Betreft: Variatie in grondwaterpeilen en bodemopbouw (bureaustudie) ter plaatse van de Landgoed Huize Winfried te Wapenveld (gemeente Heerde).

Betreft: Variatie in grondwaterpeilen en bodemopbouw (bureaustudie) ter plaatse van de Landgoed Huize Winfried te Wapenveld (gemeente Heerde). Projectnummer 2013-11-002: Variatie in grondwaterpeilen en bodemopbouw Landgoed Huize Winfried Natuurbegraven Nederland T.a.v. de heer W. Peters Postbus 29 5201 AA s-hertogenbosch Betreft: Variatie in

Nadere informatie

Landgoed Heijbroeck. Waterparagraaf. Datum : 11 juni Bureau van Nierop, Landgoed Heijbroeck, Waterparagraaf 1

Landgoed Heijbroeck. Waterparagraaf. Datum : 11 juni Bureau van Nierop, Landgoed Heijbroeck, Waterparagraaf 1 Landgoed Heijbroeck Waterparagraaf Datum : 11 juni 2013 Auteur Opdrachtgever : W.J. Aarts : Fam. van Loon 1 VOORWOORD In opdracht van Fam. van Loon is er door Bureau van Nierop een waterparagraaf conform

Nadere informatie

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap Adviesdocument 768 Project: Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht Projectcode: HOOM2 Opdrachtgever: Brabants Landschap Datum: 12 juni 2015 1 ARCHEOLOGIE & DE ORANJERIE MATTEMBURGH Inleiding

Nadere informatie

Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve

Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve Inleiding Dit document is opgesteld als vervolg en update van de analyse van de waterhuishouding, opgesteld in januari 2008. Toen is geconstateerd dat de

Nadere informatie

Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen

Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen Sinds eind december worden de grondwaterpeilen geregistreerd in 22 peilputten in de Zwinomgeving. Door het continu opvolgen van de schommelingen

Nadere informatie

Infiltratie hemelwater t.b.v. plaatsing containers bij zonnepark Altweerterheide

Infiltratie hemelwater t.b.v. plaatsing containers bij zonnepark Altweerterheide Infiltratie hemelwater t.b.v. plaatsing containers bij zonnepark Altweerterheide 12022019. Figuur 1: bodemdoorlatendheidskaart gemeente Weert De bodemdoorlaatbaarheid van de bodem ter plaatse is gemiddeld

Nadere informatie

Toestand van het watersysteem januari 2019

Toestand van het watersysteem januari 2019 Toestand van het watersysteem januari 2019 Vlaanderen is milieu Documentbeschrijving Titel Toestand van het watersysteem - januari 2019 Samenstellers VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer Dienst Hoogwaterbeheer,

Nadere informatie

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Tekst: Albert Vliegenthart Met medewerking van: Herman de Heer, Henk

Nadere informatie

Hoogveenherstel in de Groote Peel

Hoogveenherstel in de Groote Peel Hoogveenherstel in de Groote Peel Verslag veldwerkplaats Nat Zandlandschap 9 oktober 2009, De Groote Peel Inleiders: Gert-Jan van Duinen (Stichting Bargerveen/Afd. Dierecologie, Radboud Universiteit Nijmegen)

Nadere informatie

Herstel van de hydrologie in natuurgebieden HANHART CONSULT

Herstel van de hydrologie in natuurgebieden HANHART CONSULT Herstel van de hydrologie in natuurgebieden In veel natuurgebieden zijn de botanische waarden achteruitgegaan door: - Vermesting - Verdroging -Verzuring In veel gebieden kan de vermesting worden verholpen

Nadere informatie

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen Groot Wilnis-Vinkeveen Drasland in de Zouweboezem, provincie Zuid-Holland Bron: provincie Utrecht Drasland Drasland is niet bemest kruidenrijk hooiland dat maximaal 30 cm boven het oppervlaktewaterpeil

Nadere informatie

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Averboodse Baan (N165), Laakdal Programma van Maatregelen Auteur: A. Schoups (veldwerkleider) Autorisatie: J.A.G. van Rooij (OE/ERK/Archeoloog/2017/00169) 1 Inleiding In opdracht heeft Vlaams Erfgoed Centrum in juni 2017 een archeologienota

Nadere informatie

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden 0 SOB Research, 26 juni 2014 1 1. Archeologisch onderzoek 1.1 Inleiding

Nadere informatie

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast?

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast? grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast? grondwater doorgrond Grondwater bestaat uit regenwater en oppervlaktewater dat in de bodem is weg gezakt en kwelwater dat onder druk uit lager

Nadere informatie

Onderzoek hoge grondwaterstanden regio zuid Kennemerland afgerond.

Onderzoek hoge grondwaterstanden regio zuid Kennemerland afgerond. Onderzoek hoge grondwaterstanden regio zuid Kennemerland afgerond. Veel bewoners in de gemeenten van Zuid-Kennemerland hebben de afgelopen winter grondwateroverlast gemeld. In opdracht van de samenwerkende

Nadere informatie

Stromingsbeeld Rotterdam

Stromingsbeeld Rotterdam Rotterdam centraal en Provenierswijk Bert de Doelder 17-4-2014 Stromingsbeeld Rotterdam Z Maas Freatische grondwaterstand N diepe polders NAP 6,2 m holocene deklaag NAP -5 m 1e watervoerend pakket 1e

Nadere informatie

Toestand van het watersysteem november 2018

Toestand van het watersysteem november 2018 Toestand van het watersysteem november 218 Vlaanderen is milieu Documentbeschrijving Titel Toestand van het watersysteem - november 218 Samenstellers VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer Dienst Hoogwaterbeheer,

Nadere informatie

Samenvatting rapport Oorzaken en oplossingen kweloverlast omgeving Twentekanaal

Samenvatting rapport Oorzaken en oplossingen kweloverlast omgeving Twentekanaal Samenvatting rapport Oorzaken en oplossingen kweloverlast omgeving Twentekanaal De aanleiding voor het onderzoek Oorzaken en oplossingen kweloverlast omgeving Twentekanaal betreft de voorgenomen verruiming

Nadere informatie

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003.

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003. Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003. In deze notitie wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt. De notitie is als volgt ingedeeld: 1. Samenvatting.

Nadere informatie

Aanvullend bodemonderzoek veenputten Appel, Nijkerk

Aanvullend bodemonderzoek veenputten Appel, Nijkerk Aanvullend bodemonderzoek veenputten Appel, Nijkerk Inleiding In 2008 heb ik een onderzoek uitgevoerd naar een groot aantal afwijkend gevormde depressies op de Appelse heide. 1 De conclusie van dit onderzoek

Nadere informatie

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011 Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden Juni 2011 Achtergrond van de lagen benadering De oorsprong van de lagenbenadering moet gezocht worden in de negentiende eeuw,

Nadere informatie

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater

Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater Uitgangssituatie Algemeen Inrichting Straelensbroek/ Straelens Schuitwater Projectnummer: 2008_009 Projectnaam: Inrichting Straelensbroek/Straelens Schuitwater PMJP: B1 Inrichting verworven EHS Natuurdoel:

Nadere informatie

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24 Logo MEMO Aan : Henrike Francken Van : Michiel Krutwagen Kopie : Dossier : BA1914-112-100 Project : SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24 Ons

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 116 Kop van Schouwen

Natura 2000 gebied 116 Kop van Schouwen Natura 2000 gebied 116 Kop van Schouwen (Zie leeswijzer) Kenschets 116_gebiedendocument_Kop van Schouwen_november 2006 Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn Site code: NL1000017 Beschermd

Nadere informatie

Onderwerp: Hydrologische effecten aanleg bevaarbaar water langs Rondweg Van der Gootplantsoen Beulakerpolder te Giethoorn. K.J.

Onderwerp: Hydrologische effecten aanleg bevaarbaar water langs Rondweg Van der Gootplantsoen Beulakerpolder te Giethoorn. K.J. MEMO Onderwerp: Hydrologische effecten aanleg bevaarbaar water langs Rondweg Van der Gootplantsoen Beulakerpolder te Giethoorn Apeldoorn, Projectnummer: 1 april 2008 N.056508 ARCADIS NEDERLAND BV Het Rietveld

Nadere informatie

Toestand van het watersysteem februari 2019

Toestand van het watersysteem februari 2019 Toestand van het watersysteem februari 219 Vlaanderen is milieu Documentbeschrijving Titel Toestand van het watersysteem - februari 219 Samenstellers VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer Dienst Hoogwaterbeheer,

Nadere informatie

Ter plaatse van de instabiliteiten treedt op sommige plaatsen water uit het talud

Ter plaatse van de instabiliteiten treedt op sommige plaatsen water uit het talud ., Project Havens Terneuzen Overleg stabiliteitsprobleem Datum:. Tijd: Deelnemers: Archiefnummer: Opsteller verslag 22-03-2006 10.00 Ruud Bosters (DWW), Wilbur van Beijnen (PBZ), Harrie van Gils (PBZ),

Nadere informatie

Kop van Schouwen in beweging

Kop van Schouwen in beweging Een volledig dichtgegroeide uitgestoven laagte in de Meeuwenduinen. Kop van Schouwen in beweging LIFE Duinen: Staatsbosbeheer herstelt dynamiek met EU-geld Han Sluiter en Kees van der Meer Op de kop van

Nadere informatie

MONITORING GRONDWATERSTANDEN 3E OOSTERPARKSTRAAT EN VROLIKSTRAAT TE AMSTERDAM

MONITORING GRONDWATERSTANDEN 3E OOSTERPARKSTRAAT EN VROLIKSTRAAT TE AMSTERDAM Briefrapport betreffende MONITORING GRONDWATERSTANDEN 3E OOSTERPARKSTRAAT EN VROLIKSTRAAT TE AMSTERDAM Opdrachtnummer: 1109-0036-001 Veurse Achterweg 10, Postbus 63, 2260 AB, Leidschendam, Tel: 070-3111333.,

Nadere informatie

Waterparagraaf Melkveebedrijf M.C.M. Sieben, Witte Plakdijk 6 Ospel

Waterparagraaf Melkveebedrijf M.C.M. Sieben, Witte Plakdijk 6 Ospel Waterparagraaf Melkveebedrijf M.C.M. Sieben, Witte Plakdijk 6 Ospel De heer M.C.M. Sieben is voornemens een nieuwe rundveestal op te richten op het perceel, kadastraal bekend als gemeente Nederweert, sectie

Nadere informatie

Waterparagraaf Heistraat Zoom

Waterparagraaf Heistraat Zoom Waterparagraaf Heistraat Zoom In Zeelst aan de Heistraat is een ontwikkeling gepland. Voor deze ontwikkeling dient een omgevingsvergunning te worden opgesteld waarvan deze waterparagraaf onderdeel uit

Nadere informatie

Bijlage 13-1: Stedelijke wateropgave Bargermeer noord

Bijlage 13-1: Stedelijke wateropgave Bargermeer noord Bijlage 13-1: Stedelijke wateropgave Bargermeer noord Situatie Bargermeer noord Het industrieterrein Bargermeer noord ligt centraal in de stad Emmen. Het is een grootschalig bedrijventerrein met ruimte

Nadere informatie

Rapport. wonen limburg. BP Aan de Kreppel (fase 2) te Heythuysen. Vooronderzoek conform NEN 5725

Rapport. wonen limburg. BP Aan de Kreppel (fase 2) te Heythuysen. Vooronderzoek conform NEN 5725 Rapport wonen limburg BP Aan de Kreppel (fase 2) te Heythuysen Vooronderzoek conform NEN 5725 Wonen limburg Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Inleiding... 1 2 Vooronderzoek conform NEN 5725... 2 2.1 Locatiebeschrijving...

Nadere informatie

Voorbeeld kaartvervaardiging: kreekruginfiltratie De volgende 5 factoren zijn gebruikt voor het bepalen van de geschiktheid voor kreekruginfiltratie:

Voorbeeld kaartvervaardiging: kreekruginfiltratie De volgende 5 factoren zijn gebruikt voor het bepalen van de geschiktheid voor kreekruginfiltratie: Verkennen van grootschalige potentie van kleinschalige maatregelen Binnen Kennis voor Klimaat worden kleinschalige maatregelen ontwikkeld om de zoetwatervoorziening te verbeteren. In deze studie worden

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Voorstel waterhuishoudkundige afstemming Hanenplas - agrarische omgeving

Voorstel waterhuishoudkundige afstemming Hanenplas - agrarische omgeving Voorstel waterhuishoudkundige afstemming Hanenplas - agrarische omgeving 31 oktober 2008 Bell Hullenaar Ecohydrologisch Adviesbureau Schellerweg 112, 8017 AK Zwolle tel 038-4774559 fax 038-4774574 E-mail

Nadere informatie

een schetsontwerp in het kader van het Groen- en waterplan / reconstructie Plesmanweg Gemeente Beverwijk LUNA IN PHREAR PAUL DE KORT 2004

een schetsontwerp in het kader van het Groen- en waterplan / reconstructie Plesmanweg Gemeente Beverwijk LUNA IN PHREAR PAUL DE KORT 2004 een schetsontwerp in het kader van het Groen- en waterplan / reconstructie Plesmanweg Gemeente Beverwijk LUNA IN PHREAR PAUL DE KORT 2004 De voormalige Stelling van Beverwijk kan beschouwd worden als een

Nadere informatie

BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN

BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN Bijlage 2 bij de toelichting BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN i BODEMONDERZOEK GROEILOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN In opdracht van: Tuinbouw Ontikkelings Maatschappij

Nadere informatie

Aanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost. rapportnummer 1324

Aanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost. rapportnummer 1324 Aanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost rapportnummer 1324 Opdrachtgever Dienst Landelijk Gebied Postbus 9079, 6800 ED Contactpersoon: Dhr. T. Paternotte Opdrachtnemer Stichting

Nadere informatie

In de directe omgeving van de Ir. Molsweg is geen oppervlaktewater aanwezig.

In de directe omgeving van de Ir. Molsweg is geen oppervlaktewater aanwezig. Waterparagraaf Algemeen Huidige situatie De Ir. Molsweg tussen de Pleijweg en de Nieland bestaat uit een enkele rijbaan met twee rijstroken. Via een rotonde sluit de Ir. Molsweg aan op de Nieland. De rijbaan

Nadere informatie

Memo. 1 Inleiding. 2 Eindprotocol

Memo. 1 Inleiding. 2 Eindprotocol Memo Aan Projectgroep dynamisch peilbeheer Zegveld Datum Van Wiebe Borren Aantal pagina's 26 Doorkiesnummer +31 (0)88 33 57 789 E-mail wiebe.borren @deltares.nl Onderwerp Modelresultaten eindprotocol 1

Nadere informatie

Resultaten enquête (grond)wateroverlast Hoogeveen

Resultaten enquête (grond)wateroverlast Hoogeveen Resultaten enquête (grond)wateroverlast Hoogeveen Samenvatting Uitgebracht aan: Gemeente Hoogeveen Raadhuisplein 24 7902 NP HOOGEVEEN samenvatting samenvatting Projecttitel : Resultaten enquête (grond)wateroverlast

Nadere informatie

Bergvennen & Brecklenkampse Veld

Bergvennen & Brecklenkampse Veld Bergvennen & Brecklenkampse Veld Terugkoppeling resultaten onderzoek 15 november 2016 Programma 20:00 uur 20:10 uur 20:15 uur 20:45 uur 21.15 uur 21:20 uur 22:00 uur Opening door Aart van Cooten Proces

Nadere informatie

Quickscan Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg (gem. Peel en Maas) Quickscan en Advies Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg gemeente Peel en Maas

Quickscan Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg (gem. Peel en Maas) Quickscan en Advies Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg gemeente Peel en Maas Quickscan en Advies Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg gemeente Peel en Maas Pagina 1 van 7 Projectnummer: P11155 Datum: 5 augustus 2011 Plan: bouwplan voor de uitbreiding van een varkensbedrijf op het

Nadere informatie

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = 140.650 en Y = 447.600.

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = 140.650 en Y = 447.600. Bijlage I Technische beoordeling van de vergunningsaanvraag van Ontwikkelingsverband Houten C.V. voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de bouw van een parkeerkelder onder het nieuw realiseren

Nadere informatie

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan Document: Archeologische Quickscan versie 2 Plangebied: Polderpark, Oudesluis, gemeente Schagen Adviesnummer: 16185 Opsteller: drs. C.M. Soonius (senior archeoloog) & drs. S. Gerritsen (senior archeoloog)

Nadere informatie

Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg

Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Aan : Provincie Noord-Holland Van : Joost Rink en Tom van den Broek Datum : 9 januari 2015

Nadere informatie

Integrale Gebiedsontwikkeling Wijnaerden. Hydrologie VKA. Voorkeursalternatief (VKA)

Integrale Gebiedsontwikkeling Wijnaerden. Hydrologie VKA. Voorkeursalternatief (VKA) Integrale Gebiedsontwikkeling Wijnaerden Hydrologie VKA Voorkeursalternatief (VKA) Deelrapport Integrale Gebiedsontwikkeling Wijnaerden Milieueffectrapport (MER) 05-12-2016 De begrenzing van de zandwinplas

Nadere informatie

Modelberekeningen. 1 Geohydrologische berekeningen

Modelberekeningen. 1 Geohydrologische berekeningen Modelberekeningen 1 Geohydrologische berekeningen 1.1 Inleiding Ter onderbouwing van de beheersmaatregel zijn geohydrologische berekeningen uitgevoerd, waarmee de grondwaterstroming door het scherm kan

Nadere informatie

Kleine Beerze. Bijeenkomst. 13 juli 2017

Kleine Beerze. Bijeenkomst. 13 juli 2017 Kleine Beerze Bijeenkomst 13 juli 2017 Agenda 1. Uitkomsten berekeningen met nieuwe maatregelen. a) Klimaatsveranderingen b) Resultaten met mitigerende maatregelen 2. Effect drinkwaterwinning op grondwater.

Nadere informatie