JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD"

Transcriptie

1 JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD SPREKER PROF. MR. M.J.A. VAN MOURIK, HOOGLERAAR NOTARIEEL RECHT RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN, KANTOORADVISEUR HEKKELMAN N.V. 22 APRIL :30 13:30 UUR

2 Inhoudsopgave Prof. mr. M.J.A. van Mourik I. Afstamming 1. Bekrachtiging nietige erkenning Casus: gehuwde M erkent in buitenland kind van andere vrouw. Tot 1 april 2014 nietig op grond van art. 1:204 lid 1 letter e (oud) BW, tenzij met huwelijk te vergelijken band tussen man en moeder of nauwe persoonlijke betrekking tussen man en kind. HR 30 januari 2015, ECLI:HR:2015:179 en ECL: HR: 2015:186: art. 3:58 BW en 3:59 BW van toepassing, zodat bekrachtiging mogelijk is (M inmiddels gescheiden; kinderen woonden al 20 jaar bij de man) p. 5 II. Omgangsrecht 2. Omgangsregeling - en emigratie Casus: vader Nederlandse nationaliteit, moeder Finse. Gezamenlijk gezag. Moeder wil met kinderen naar Finland verhuizen. HR 4 oktober 2013, ECLI:HR:2013;847: rechter kan beslissen dat kinderen hoofdverblijfplaats bij moeder hebben en toestemming geven tot verhuizing naar Finland. Vgl. art. 1:253a BW. Inbreuk op beginsel van gelijkwaardig ouderschap van art. 1:247 lid 4 BW is mogelijk p en spermadonor HR 2 november 2012, ECLI:HR:2012:BX5798: bijkomende omstandigheden aanvoeren die nauwe persoonlijke betrekking aannemelijk maken (art. 1:377a lid 1 BW) p. 16 III. Samenlevingsovereenkomst 3. Dwaling HR 21 februari 2014, ECLI:HR:2014:416: verzwijging hoogstpersoonlijke informatie (hernieuwde relatie met een ander) kan tot toepassing van art. 6:228 BW leiden. Sterk feitelijk p. 19 Na einde huwelijk door echtscheiding werd tussen dezelfde partijen samenlevingsovereenkomst gesloten die de vermogensrechtelijke verhoudingen ten voordele van een van beiden aanmerkelijk wijzigde. 2

3 IV. Huwelijksvermogensrecht 4. Dexia-affaire; aandelenlease (art. 1:88 BW) Lease aandelen: huurkoop HR 9 januari 2015, ECLI:HR: 2015:41: ook voor verlenging van de leaseovereenkomst is de toestemming van art. 1:88 lid 4 BW vereist p Bijzondere verknochtheid Hof s-gravenhage 28 mei 2014, ECLI:GHDHA: 2014: 2747: stamrecht alleen bijzonder verknocht voor zover dienend tot vervanging van inkomen na de ontbinding van het huwelijk. Vgl. letselschade-uitkering p Verrekenbeding en groot-aandeelhouder Art. 1:141 lid 4 BW richt zich op door BV niet uitgekeerde winst. Behoren aandelen tot het verrekenbaar vermogen? En wat als per saldo verlies wordt gemaakt? Geen verrekening van verliessaldo. Relatie art. 1:136 BW, art. 1:87 BW en art. 1:141 lid 4 BW HR 8 juni 2012, LJN BV9605: aandelen holding gefinancierd met verrekenbaar vermogen (art. 1:136 BW; bewijsvermoeden van art. 1:141 lid 3 BW). HR maakt onvoldoende onderscheid tussen waardestijging en waardedaling van de aandelen en de herkomst van de winst of het verlies p. 37 MJvM: verrekenstelsel houdt uit zijn aard in dat de andere echtgenoot niet draagt in waardedaling gekochte aandelen (tenzij met toestemming gekocht; art. 1:136 BW/art. 1:87 BW) of in door de BV geleden verlies (art. 141 lid 4 BW). Vgl. Van Mourik-Verstappen, Handboek Nederlands vermogensrecht bij scheiding, deel B, nr V. Scheidingsvermogensrecht 7. Alimentatie en informeel samenwonen (art. 1:160 BW) HR 15 november 2013, ECL:HR:2013:1246: art. 1:160 BW restrictief uitleggen p. 41 VI. Erfrecht 8. Aanvaarding ondubbelzinnig en zonder voorbehoud Hof s-gravenhage 8 april 2014, ECL:GDHA:2014:1799: eten door erfgenamen in De Koperen Pan (kosten 119,--) is daad van zuivere aanvaarding p. 44 HR 30 juni 2014, ECL:HR: 2014:1481: procederen voor de boedel kan een daad van beheer zijn en impliceert dan geen zuivere aanvaarding p. 47 3

4 9. Boedelafwikkeling: uitleg uiterste wiklsbeschikkingen HR 11 oktober 2013, ECL:HR:2013:911: ongehuwd tijdens maken testament; gehuwd bij overlijden. Geen rechtsgevolg. Bij uitlegging mogen geen toekomstige omstandigheden in aanmerking worden genomen. I.c. niet geschied p Bewind HR 18 oktober 2013, ECLI:HR:2013:1983: bij testamentair bewind over goederen van minderjarige geen ouderlijk vruchtgenot ten aanzien van de rente p Verdeling Feitelijke verdeling. Wat is de aard van de rechtshandeling verdeling? HR 8 februari 2013, LJN BY4279: de enkel feitelijke verdeling na echtscheiding impliceert niet dat de verdeling van de huwelijksgemeenschap heeft plaatsgehad. Waardering, over- en onderbedeling behoren er ook toe p. 52 4

5 ECLI:NL:HR:2015:179 Deeplink Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/05570 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1906, Gevolgd Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Cassatie Beschikking Inhoudsindicatie Caribische zaak. Personen- en familierecht. Nationaliteitsrecht; art. 17 RWN, vaststelling Nederlanderschap. Bekrachtiging nietige erkenning kinderen, art. 3:58 lid 1 en 3:59 BWC; belang van het kind. HR 28 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3460. Strekking bezit van staat art. 1:209 BWC, ook bescherming tegen buitenlandse gebrekkige aktes (HR 9 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9884, NJ 2012/291). Erkenning door gehuwde man, openbare orde, art. 1:204 lid 1 onder e BWC. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJB 2015/304 RvdW 2015/230 Ars Aequi AA met annotatie door A.J.M. Nuytinck Uitspraak 30 januari 2015 Eerste Kamer nr. 13/05570 EE/TT Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: De STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst), zetelende te s-gravenhage, VERZOEKER tot cassatie, advocaat: mr. M.M. van Asperen, t e g e n [verweerster], wonende op Curaçao, VERWEERSTER in cassatie, niet verschenen. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Staat en [verweerster]. 1Het geding in feitelijke instantie Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak EJ HAR 37/12 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 13 augustus De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht. 2Het geding in cassatie Tegen de beschikking van het hof heeft de Staat beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. 5

6 [verweerster] heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep. De advocaat van de Staat heeft bij brief van 7 november 2014 op die conclusie gereageerd 3Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van het volgende. (i) Volgens een in de Dominicaanse Republiek gedane geboorteaangifte van 4 januari 1994 is [verweerster] op [geboortedatum] 1989 in dat land geboren. Het Dominicaanse uittreksel van de akte van de aangifte vermeldt als vader van [verweerster]: [de man] (hierna: de man). De man heeft [verweerster] op dezelfde datum als de aangifte erkend als zijn kind. Vaststaat dat de man niet de biologische vader van [verweerster] is. (ii) Op 4 januari 1994 was de man gehuwd met een andere vrouw dan de moeder van [verweerster]. Dat huwelijk is op 26 september 1994 in Curaçao door echtscheiding ontbonden. Op 18 april 1995 is de man in Curaçao getrouwd met de moeder van [verweerster], welk huwelijk nadien door echtscheiding is ontbonden. De man bezat tot aan zijn overlijden op 2 april 2011 de Nederlandse nationaliteit. 3.2 In deze procedure verzoekt [verweerster] op de voet van art. 17 Rijkswet op het Nederlanderschap dat wordt vastgesteld dat zij met ingang van de datum van de erkenning de Nederlandse nationaliteit bezit. Het hof heeft dit verzoek toegewezen. Hiertoe heeft het als volgt overwogen. Nu de man ten tijde van de erkenning van [verweerster] gehuwd was met een andere vrouw dan de moeder van [verweerster] en voorts tussen de man en [verweerster] ten tijde van de erkenning geen family life bestond als bedoeld in art. 8 lid 1 EVRM, is de erkenning nietig op grond van art. 300 lid 1, aanhef en onder b, van het destijds geldende BWNA (rov ). Het verzoek moet echter op twee andere, zelfstandig dragende gronden toch worden toegewezen (rov. 2.6): (a) Het uit de huwelijkse staat van de man voortvloeiende beletsel voor de geldigheid van de erkenning is enkele maanden later, op 26 september 1994, komen te vervallen. Het daarop volgende huwelijk van de man met de moeder van [verweerster] zou, indien de erkenning geldig was (waarvan iedereen uitging, ook de ambtenaren van het bevolkingsregister van Curaçao) wettiging van [verweerster] tot gevolg hebben gehad op grond van het destijds geldende art. 329 BWNA. Indien de man ten tijde van het sluiten van dat huwelijk van het gebrek op de hoogte was geweest, zou hij [verweerster] opnieuw hebben erkend vóór of op de dag van de huwelijksvoltrekking. Op grond van deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat de nietige erkenning op grond van art. 3:58 lid 1 BWC - dat krachtens het overgangsrecht op de erkenning van toepassing is - zijn bekrachtigd. Ingevolge art. 3:59 BWC is titel 2 van Boek 3 BWC, waarvan art. 3:58 BWC deel uitmaakt, van overeenkomstige toepassing buiten het vermogensrecht, voor zover de aard van de rechtshandeling of van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet. De aard van de rechtshandeling die strekt tot erkenning van een kind, verzet zich niet tegen overeenkomstige toepassing van art. 3:58 lid 1 BWC. (rov ) (b) Uitgaande van de nietigheid van de in de geboorteakte van [verweerster] aangetekende erkenning op 4 januari 1994, bestaat een discrepantie tussen haar staat volgens de wet en haar staat volgens de geboorteakte. Indien de staat volgens de wet niet overeenstemt met de staat volgens de geboorteakte, kan uiterlijk bezit van staat ertoe leiden dat de staat volgens de geboorteakte niet meer kan worden betwist (art. 1:209 BWC). Voldoende aannemelijk is dat [verweerster] een uiterlijke staat als kind van de man bezit. Zij heeft met haar moeder bij hem in huis gewoond en is door hem als haar vader verzorgd en opgevoed, zij draagt al bijna twintig jaar zijn naam, zij heeft nadat hij gescheiden was van haar moeder hem op regelmatige basis (wekelijks) bezocht en verzorgd, en tot zijn overlijden heeft zij contact met hem gehouden. Naar buiten toe is zij altijd als kind van hem beschouwd (rov )

7 Het middel bevat twee onderdelen. Het eerste onderdeel (onder 3 van het middel) keert zich tegen de door het hof als eerste genoemde grond voor toewijzing van het verzoek, hiervoor in 3.2 weergegeven onder (a). Het klaagt, kort gezegd, dat van bekrachtiging als bedoeld in art. 3:58 lid 1 BWC bij erkenning geen sprake kan zijn, althans dat de omstandigheden van dit geval niet het oordeel kunnen rechtvaardigen dat van een bekrachtiging sprake is geweest. Het tweede onderdeel (onder 4 van het middel) richt zich tegen de door het hof als tweede genoemde grond voor toewijzing van het verzoek, hiervoor in 3.2 weergegeven onder (b). Het voert aan dat het beroep op het bezit van staat, gelet op de nietigheid van de erkenning, in strijd komt met de openbare orde. 3.4 Het eerste onderdeel is ongegrond. Het hof heeft terecht geoordeeld dat art. 3:58 lid 1 BWC (dat gelijkluidend is aan art. 3:58 lid 1 BW) op grond van art. 3:59 BWC (dat gelijkluidend is aan art. 3:59 BW) overeenkomstig kan worden toegepast op de erkenning van kinderen, nu de aard van die rechtshandeling en de aard van de rechtsbetrekking tussen de man die het kind erkent, en het kind zich daartegen in beginsel niet verzetten. Dit is anders in de gevallen waarin bekrachtiging van een nietige erkenning in strijd zou komen met het belang van het kind. Dat daarvan in het onderhavige geval sprake is, is evenwel niet aangevoerd. Art. 3:58 lid 1 BWC bepaalt dat wanneer eerst na het verrichten van een rechtshandeling een voor haar geldigheid gesteld wettelijk vereiste wordt vervuld, maar alle onmiddellijk belanghebbenden die zich op dit gebrek hadden kunnen beroepen, in de tussen de handeling en de vervulling van het vereiste liggende tijdsruimte de handeling als geldig hebben aangemerkt, de rechtshandeling daarmee is bekrachtigd. Het hiervoor in 3.2 onder (a) weergegeven oordeel van het hof dat de omstandigheden van dit geval het oordeel wettigen dat aldus bekrachtiging van de erkenning heeft plaatsgevonden, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onvoldoende gemotiveerd. Die omstandigheden komen immers erop neer dat geen van de onmiddellijk belanghebbenden zich in het tijdvak tussen het verrichten van de onderhavige rechtshandeling (de erkenning) en de vervulling van een voor haar geldigheid gesteld wettelijk vereiste (dat de man niet is gehuwd met een ander dan de moeder), op de nietigheid heeft beroepen of zich heeft gedragen op een wijze die onverenigbaar is met de geldigheid van de erkenning (vgl. HR 28 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3460, rov ). 3.5 Gelet op het hiervoor in 3.4 overwogene behoeft het tweede onderdeel geen behandeling bij gebrek aan belang. Ten overvloede wordt echter overwogen dat ook dit onderdeel ongegrond is. De bescherming die het zogeheten bezit van staat beoogt te bieden (art. 1:209 BWC, dat gelijkluidend is aan art. 1:209 BW), strekt zich in beginsel mede uit tot aktes die gebrekkig zijn als gevolg van de nietigheid van de daarin vastgelegde rechtshandeling. Dat geldt ook als het, zoals hier, een buitenlandse akte betreft (HR 9 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9884, NJ 2012/291). Die bescherming komt ingeval het, zoals hier, gaat om de erkenning door een gehuwde man, niet in strijd met de openbare orde (vgl. art. 1:204 lid 1, aanhef en onder e, BWC, dat die erkenning soms toelaat; in Nederland geldt inmiddels in het geheel geen erkenningsverbod meer voor de gehuwde man). 4Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep; veroordeelt de Staat in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil. Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 30 januari

8 ECLI:NL:HR:2015:186 Deeplink Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/01997 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1909, Gevolgd Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie Caribische zaak. Personen- en familierecht. Nationaliteitsrecht; art. 17 RWN, vaststelling Nederlanderschap. Bekrachtiging nietige erkenning kinderen, art. 3:58 lid 1 en 3:59 BWC; belang van het kind. HR 28 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3460. Strekking bezit van staat art. 1:209 BWC, ook bescherming tegen buitenlandse gebrekkige aktes (HR 9 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9884, NJ 2012/291). Erkenning door gehuwde man, openbare orde, art. 1:204 lid 1 onder e BWC. Verkrijging Nederlanderschap. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJB 2015/308 RvdW 2015/220 NJ 2015/106 met annotatie door S.F.M. Wortmann PFR-Updates.nl Uitspraak 30 januari 2015 Eerste Kamer nr. 14/01997 EE/TT Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: De STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst), zetelende te Den Haag, VERZOEKER tot cassatie, advocaat: mr. M.M. van Asperen, t e g e n 1. [verweerster 1], wonende op Curaçao, 2. [verweerster 2], wonende op Curaçao, VERWEERSTERS in cassatie, advocaten: mr. D.M. de Knijff en mr. M.S. van der Keur. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Staat en [verweerster] c.s. 1Het geding in feitelijke instantie Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak HAR 17/13 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 21 januari De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht. 2Het geding in cassatie 8

9 Tegen de beschikking van het hof heeft de Staat beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. [verweerster] c.s. hebben verzocht het beroep te verwerpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep. De advocaat van de Staat heeft bij brief van 7 november 2014 op die conclusie gereageerd 3Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van het volgende. (i) [de man] (hierna: de man) heeft op 25 april 1994 in de Dominicaanse Republiek aangifte gedaan van de geboorte van [verweerster] c.s., die volgens de aangifte in dat land zijn geboren op [geboortedatum] 1984 respectievelijk [geboortedatum] De man heeft [verweerster] c.s. bij de aangifte tevens als zijn kinderen erkend. (ii) De man had ten tijde van de erkenningen de Nederlandse nationaliteit, de moeder van [verweerster] c.s., [betrokkene], de Dominicaanse nationaliteit. (iii) De geboorteaangiftes zijn tardief gedaan, maar op de aktes staat vermeld dat zij daarom zijn geratificeerd in overeenstemming met een (Dominicaanse) rechterlijke beschikking. (iv) Er zijn geen aanwijzingen dat [verweerster] c.s. ten tijde van de erkenningen al een vader in juridische zin hadden. Vaststaat dat de man niet de biologische vader van [verweerster] c.s. is. (v) Op 25 april 1994, de dag van de erkenningen, was de man nog gehuwd met een andere vrouw dan de moeder van [verweerster] c.s. Van deze vrouw is hij gescheiden op 29 augustus 1994 in Nederland. Op 11 januari 1995 is hij in Curaçao getrouwd met de moeder van [verweerster] c.s. Van haar is hij gescheiden op 28 september (vi) [verweerster] c.s. dragen sinds de erkenningen de naam van de man. Zij staan sinds december 1994 ingeschreven in het bevolkingsregister van Curaçao als kinderen van de man. Sinds 1995 hebben zij steeds een Nederlands paspoort ontvangen. 3.2 In deze procedure verzoeken [verweerster] c.s. op de voet van art. 17 Rijkswet op het Nederlanderschap dat wordt vastgesteld dat zij met ingang van de datum van hun erkenning door de man de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen. Het hof heeft dit verzoek toegewezen. Hiertoe heeft het als volgt overwogen. Nu de man ten tijde van de erkenning van [verweerster] c.s. gehuwd was met een andere vrouw dan de moeder van [verweerster] c.s. en voorts tussen de man en [verweerster] c.s. ten tijde van de erkenning geen family life bestond als bedoeld in art. 8 lid 1 EVRM, zijn de erkenningen nietig op grond van art. 300 lid 1, aanhef en onder b, van het destijds geldende BWNA (rov ). Het verzoek moet echter op twee andere, zelfstandig dragende gronden toch worden toegewezen (rov. 2.10): (a) Het uit de huwelijkse staat van de man voortvloeiende beletsel voor de geldigheid van de erkenningen is binnen enkele maanden, op 29 augustus 1994, komen te vervallen. Het daarop volgende huwelijk van de man met de moeder van [verweerster] c.s. zou, indien de erkenningen geldig waren (waarvan iedereen uitging, ook de ambtenaren van het bevolkingsregister van Curaçao) wettiging van [verweerster] c.s. tot gevolg hebben gehad op grond van het destijds geldende art. 329 BWNA. Indien de man zich ten tijde van het sluiten van dat huwelijk het gebrek goed gerealiseerd had, zou hij [verweerster] c.s. opnieuw hebben erkend vóór of op de dag van de huwelijksvoltrekking. Op grond van deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat de nietige erkenningen op grond van art. 3:58 lid 1 BWC - dat krachtens het overgangsrecht op de erkenningen van toepassing is - zijn bekrachtigd. Ingevolge art. 3:59 BWC is titel 2 van Boek 3 BWC, waarvan art. 3:58 BWC deel uitmaakt, van overeenkomstige toepassing buiten het vermogensrecht, voor zover de aard van de rechtshandeling of van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet. De aard van de rechtshandeling die strekt tot erkenning van een kind, verzet zich niet tegen overeenkomstige toepassing van art. 3:58 lid 1 BWC. (rov ) 9

10 (b) Uitgaande van de nietigheid van de in de geboorteakten van [verweerster] c.s. aangetekende erkenningen op 25 april 1994, bestaat een discrepantie tussen hun staat volgens de wet en hun staat volgens de geboorteakten. Indien de staat volgens de wet niet overeenstemt met de staat volgens de geboorteakte, kan uiterlijk bezit van staat ertoe leiden dat de staat volgens de geboorteakte niet meer kan worden betwist (art. 1:209 BWC). Voldoende aannemelijk is dat [verweerster] c.s. een uiterlijke staat als kinderen van de man bezitten. Zij hebben, aanvankelijk met hun moeder, bij hem in huis gewoond en zijn door hem als hun vader verzorgd en opgevoed, zij dragen al bijna twintig jaar zijn naam, en zij hebben blijkens uittreksels uit de basisadministratie persoonsgegevens bij hem gewoond nadat hij gescheiden was van hun moeder. Naar buiten toe zijn zij altijd als kinderen van hem beschouwd. (rov ) 3.3 Het middel bevat drie onderdelen. Het eerste onderdeel (onder 3 van het middel) keert zich tegen de door het hof als eerste genoemde grond voor toewijzing van het verzoek, hiervoor in 3.2 weergegeven onder (a). Het klaagt, kort gezegd, dat van bekrachtiging als bedoeld in art. 3:58 lid 1 BWC bij erkenning geen sprake kan zijn, althans dat de omstandigheden van dit geval niet het oordeel rechtvaardigen dat van een bekrachtiging sprake is geweest. Het tweede onderdeel (onder 4 van het middel) richt zich tegen de door het hof als tweede genoemde grond voor toewijzing van het verzoek, hiervoor in 3.2 weergegeven onder (b). Het voert aan dat het beroep op het bezit van staat, gelet op de nietigheid van de erkenningen, in strijd komt met de openbare orde. Het derde onderdeel (onder 5 van het middel) voert tot slot aan dat noch bekrachtiging noch het bezit van staat een wijze van verkrijging van het Nederlanderschap is en dat de beslissing van het hof daarom onjuist is. 3.4 Het eerste onderdeel is ongegrond. Het hof heeft terecht geoordeeld dat art. 3:58 lid 1 BWC (dat gelijkluidend is aan art. 3:58 lid 1 BW) op grond van art. 3:59 BWC (dat gelijkluidend is aan art. 3:59 BW) overeenkomstig kan worden toegepast op de erkenning van kinderen, nu de aard van die rechtshandeling en de aard van de rechtsbetrekking tussen de man die het kind erkent, en het kind zich daartegen in beginsel niet verzetten. Dit is anders in de gevallen waarin bekrachtiging van een nietige erkenning in strijd zou komen met het belang van het kind. Dat daarvan in het onderhavige geval sprake is, is evenwel niet aangevoerd. Art. 3:58 lid 1 BWC bepaalt dat wanneer eerst na het verrichten van een rechtshandeling een voor haar geldigheid gesteld wettelijk vereiste wordt vervuld, maar alle onmiddellijk belanghebbenden die zich op dit gebrek hadden kunnen beroepen, in de tussen de handeling en de vervulling van het vereiste liggende tijdsruimte de handeling als geldig hebben aangemerkt, de rechtshandeling daarmee is bekrachtigd. Het hiervoor in 3.2 onder (a) weergegeven oordeel van het hof dat de omstandigheden van dit geval het oordeel wettigen dat aldus bekrachtiging van de erkenningen heeft plaatsgevonden, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onvoldoende gemotiveerd. Die omstandigheden komen immers erop neer dat geen van de onmiddellijk belanghebbenden zich in het tijdvak tussen het verrichten van de onderhavige rechtshandeling (de erkenning) en de vervulling van een voor haar geldigheid gesteld wettelijk vereiste (dat de man niet is gehuwd met een ander dan de moeder), op de nietigheid heeft beroepen of zich heeft gedragen op een wijze die onverenigbaar is met de geldigheid van de erkenning (vgl. HR 28 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3460, rov ). 3.5 Gelet op het hiervoor in 3.4 overwogene behoeft het tweede onderdeel geen behandeling bij gebrek aan belang. Ten overvloede wordt echter overwogen dat ook dit onderdeel ongegrond is. De bescherming die het zogeheten bezit van staat beoogt te bieden (art. 1:209 BWC, dat gelijkluidend is aan art. 1:209 BW) strekt zich in beginsel mede uit tot aktes die gebrekkig zijn als gevolg van de nietigheid van de daarin vastgelegde rechtshandeling. Dat geldt ook als het, zoals hier, een buitenlandse akte betreft (HR 9 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9884, NJ 2012/291). Die bescherming komt ingeval 10

11 het, zoals hier, gaat om de erkenning door een gehuwde man, niet in strijd met de openbare orde (vgl. art. 1:204 lid 1, aanhef en onder e, BWC, dat die erkenning soms toelaat; in Nederland geldt inmiddels in het geheel geen erkenningsverbod meer voor de gehuwde man). 3.6 Ook het derde onderdeel kan niet tot cassatie leiden. Het oordeel van het hof dat [verweerster] c.s. het Nederlanderschap hebben verkregen, berust immers niet op de bekrachtiging van de erkenningen of het bezit van staat als zodanig, maar op het vaderschap van de man en diens Nederlanderschap. 4Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep; veroordeelt de Staat in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] c.s. begroot op 390,34 aan verschotten en 2.200,-- voor salaris. Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 30 januari

12 ECLI:NL:HR:2013:847 Deeplink Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/04606 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:30, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHARN:2012:BX2833, Bekrachtiging/bevestiging Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie Familierecht. Art. 1:247 en 1:253a BW. Vervangende toestemming moeder verhuizing met minderjarige kinderen naar Finland? HR 21 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7407, NJ 2010/398. Belang van minderjarige overweging van eerste orde. Uitzondering gelijkwaardig ouderschap ook buiten art. 1:247 lid 5 BW voorziene geval? Zorgverdeling die gelijkwaardig ouderschap zoveel mogelijk waarborgt. Art. 31 Rv. Leent nalaten uitvoerbaarverklaring bij voorraad zich voor eenvoudig herstel? Maatstaf. Wetsverwijzingen Burgerlijk Wetboek Boek 1 Burgerlijk Wetboek Boek Burgerlijk Wetboek Boek 1 253a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 31 Wet op de rechterlijke organisatie Wet op de rechterlijke organisatie 81 Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJB 2013/2202 RvdW 2013/1149 RFR 2013/133 NJ 2013/558 met annotatie door S.F.M. Wortmann JPF 2014/13 met annotatie door prof. mr. P. Vlaardingerbroek FJR 2014/21.5 Ars Aequi AA met annotatie door A.J.M. Nuytinck Uitspraak 4 oktober 2013 Eerste Kamer nr. 12/04606 LZ/EE Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: [de vader], wonende te [woonplaats], VERZOEKER tot cassatie, advocaat: mr. C.G.A. van Stratum, t e g e n 12

13 [de moeder], wonende te [woonplaats], Finland, VERWEERSTER in cassatie, advocaat: mr. P.S. Kamminga. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder. 1Het geding in feitelijke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. de beschikking in de zaak /FA RK en /FA RK van de rechtbank Utrecht van 28 september 2011; b. de beschikkingen in de zaak van het gerechtshof te Arnhem van 28 juni 2012 en 9 juli De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht. 2Het geding in cassatie Tegen de beschikking van het hof van 28 juni 2012, verbeterd bij beschikking van 9 juli 2012, heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De moeder heeft verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel te verwerpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep. 3 Beoordeling van de middelen 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en hebben van 1998 tot 2011 samengewoond. (ii) Uit de relatie van de vader en de moeder zijn twee kinderen geboren: een dochter in 2003 en een zoon in De kinderen zijn door de vader erkend. De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. (iii) De vader heeft de Nederlandse en de moeder de Finse nationaliteit. De kinderen hebben zowel de Nederlandse als de Finse nationaliteit De moeder heeft, voor zover in cassatie van belang, de rechtbank verzocht aan haar op de voet van art. 1:253a BW vervangende toestemming te verlenen om tezamen met de kinderen naar Finland te verhuizen, althans te bepalen dat de kinderen hun gewone verblijfplaats bij haar zullen hebben, alsmede dat de kinderen haar verblijfplaats zullen volgen De rechtbank heeft bepaald dat de kinderen hun gewone verblijfplaats bij de moeder in Nederland zullen hebben. Het verzoek van de moeder om vervangende toestemming om met de kinderen naar Finland te verhuizen is door de rechtbank afgewezen In zijn beschikking van 28 juni 2012 heeft het hof bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en de moeder toestemming verleend om met de kinderen naar Finland te verhuizen Bij herstelbeschikking van 9 juli 2012 heeft het hof ambtshalve, met toepassing van art. 31 Rv, zijn beschikking van 28 juni 2012 alsnog ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaard Middel I richt zich tegen de rov van de beschikking van 28 juni 2012, voor zover het hof daarin tot het oordeel is gekomen dat de moeder op de voet van art. 1:253a BW vervangende toestemming dient te worden verleend om met de kinderen naar Finland te verhuizen

14 De klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling Middel II keert zich tegen rov van de beschikking van 28 juni 2012 en betoogt onder meer dat het hof is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot art. 1:247 BW en het daarin gecodificeerde begrip gelijkwaardig ouderschap. De beslissing om aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar Finland te verhuizen is in strijd met het recht van de vader en de kinderen op gelijkwaardig ouderschap, aldus het middel De door de wetgever bij de invoering van art. 1:247 lid 4 BW tot uitgangspunt genomen gelijkwaardigheid van de beide ouders en de wenselijkheid van een in beginsel gelijke verdeling van zorg- en opvoedingstaken na het uiteengaan van de ouders brengt niet mee dat, wanneer de ouders dienaangaande (na behoorlijk overleg) geen overeenstemming kunnen bereiken, de rechter bij zijn beslissing over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken het belang van de minderjarige niet het zwaarst zou mogen laten wegen. Dat belang dient immers bij de te verrichten afweging van belangen een overweging van de eerste orde te zijn (vgl. HR 21 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7407, NJ 2010/398). Hiermee strookt dat op het uitgangspunt van gelijkwaardig ouderschap een uitzondering kan worden gemaakt ook buiten het in art. 1:247 lid 5 BW voorziene geval van praktische belemmeringen indien de rechter zulks in het belang van de minderjarige acht. Het uitgangspunt van gelijkwaardigheid van de beide ouders en de wenselijkheid van een in beginsel gelijke verdeling van zorg- en opvoedingstaken verzet zich dan ook niet tegen een door de rechter, op de voet vanart. 1:253a BW, in het belang van de minderjarige te geven vervangende toestemming voor een verhuizing van de minderjarige naar het buitenland met de ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft. Wel zal de rechter bij zijn beoordeling van een verzoek uit hoofde van art. 1:253a BW erop moeten toezien dat ook in de situatie die na de verhuizing van de minderjarige zal ontstaan, aan de hiervoor genoemde gelijkwaardigheid en gelijke verdeling van zorg- en opvoedingstaken zoveel mogelijk recht wordt gedaan. Het door de ouders op te stellen ouderschapsplan (art. 1:247a BW in verbinding met art. 815 lid 2 Rv) dan wel de door de rechter vast te stellen ouderschapsregeling (art. 815 lid 6 Rv) moet derhalve voorzien in een zorgverdeling die voor de situatie na de verhuizing van de minderjarige naleving van het uitgangspunt van gelijkwaardig ouderschap zoveel mogelijk waarborgt Voor zover de klachten van middel II berusten op een andere rechtsopvatting, treffen zij geen doel. Ook overigens kunnen de klachten niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling Middel III komt op tegen de beslissing van het hof in zijn herstelbeschikking van 9 juli 2012 om ambtshalve, met toepassing van art. 31 Rv, zijn beschikking van 28 juni 2012 alsnog ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad te verklaren Indien de rechter constateert dat zijn uitspraak een kennelijke fout bevat, hierin bestaande dat hij heeft verzuimd om zijn uitspraak ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, kan hij, met toepassing van art. 31 Rv, ambtshalve ertoe overgaan zijn uitspraak dienovereenkomstig te verbeteren, nadat hij partijen in de gelegenheid heeft gesteld zich daarover uit te laten. Voor toepassing van art. 31 Rv is vereist dat sprake is van een kennelijke fout. Blijkens de wetsgeschiedenis kan een kennelijke fout in de zin van art. 31 Rv slechts worden aangenomen indien voor partijen en derden direct duidelijk is dat van een vergissing sprake is (Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, p. 175)

15 In zijn herstelbeschikking heeft het hof overwogen dat in zijn beschikking van 28 juni 2012 per abuis de ambtshalve uitvoerbaarverklaring bij voorraad van die beschikking niet is opgenomen en dat dit gezien de aard van de zaak moet worden beschouwd als een kennelijke fout van het hof die zich leent voor eenvoudig herstel op de voet van art. 31 Rv. Aldus heeft het hof miskend dat de aard van de zaak in het onderhavige geval: een verzoek op de voet van art. 1:253a BW om vervangende toestemming voor een verhuizing van minderjarigen met de moeder naar het buitenland weliswaar kan meebrengen dat de rechter zijn uitspraak ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaart, maar dat het achterwege blijven daarvan in het onderhavige geval niet noodzakelijkerwijs meebrengt dat sprake was van een kennelijke fout in de zin van art. 31 Rv. Anders dan het hof heeft overwogen, was beslissend of uit de inhoud van de beschikking voor partijen en derden direct duidelijk was dat het hof een vergissing had begaan door zijn beschikking niet ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad te verklaren Middel III is dus gegrond, maar kan niet tot cassatie leiden. De vader heeft immers geen belang bij zijn klacht tegen de beslissing van het hof om de beschikking van 28 juni 2012 alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, nu de middelen I en II, die zijn gericht tegen die beschikking, blijkens het vorenstaande falen en die beschikking derhalve in stand blijft. 4Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Deze beschikking is gegeven door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot en M.V. Polak en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 4 oktober

16 ECLI:NL:HR:2012:BX5798 Deeplink Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/00337 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BX5798 In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2009:BK2138, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2011:BU2937, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie Familierecht. Omgang; art. 1:377a BW. Verzoek spermadonor tot vaststelling omgangsregeling. Nauwe persoonlijke betrekking? Bijkomende omstandigheden. Hoge Raad doet zelf de zaak af. Wetsverwijzingen Burgerlijk Wetboek Boek 1 Burgerlijk Wetboek Boek 1 377a Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJB 2012/2311 RvdW 2012/1370 RFR 2013/5 EB 2013/16 JPF 2013/7 met annotatie door J.H. de Graaf NJ 2013/122 met annotatie door S.F.M. Wortmann Ars Aequi AA met annotatie door A.J.M. Nuytinck Uitspraak 2 november 2012 Eerste Kamer 12/00337 TT/DH Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: 1. [Verzoekster 1], 2. [Verzoekster 2], beide wonende te [woonplaats], VERZOEKSTERS tot cassatie, verweersters in het incidenteel cassatieberoep, advocaat: mr. A.H.M. van den Steenhoven, t e g e n [Verweerder], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, verzoeker in het incidenteel cassatieberoep, advocaat: mr. J. de Visser. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] c.s., [verzoekster 1], [verzoekster 2] en [verweerder]. 1. Het geding in feitelijke instanties 16

17 Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. de beschikking in de zaak / F1 RK van de rechtbank Rotterdam van 28 maart 2007; b. de beschikkingen in de zaak /01 van het gerechtshof te s-gravenhage van 9 juli 2008, 23 september 2009, 3 februari 2010 en 12 oktober De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen de beschikking van het hof hebben [verzoekster] c.s. beroep in cassatie ingesteld. [Verweerder] heeft incidenteel cassatiebroep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit. [Verzoekster] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het incidentele beroep en [verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het principale beroep. De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot vernietiging in het principale beroep en tot verwerping in het incidentele beroep. 3. Uitgangspunten in cassatie 3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende feiten. (i) [Verzoekster] c.s. zijn geregistreerd partners. Zij wensten een kind en zijn in contact gekomen met [verweerder]. Zij hebben met hem afgesproken dat hij als spermadonor zou optreden. (ii) Overeenkomstig deze afspraak is bij [verzoekster 1] door kunstmatige inseminatie een kind verwekt met het zaad van [verweerder]. Dit kind - [het kind] - is in augustus 2005 geboren. (iii) [Verzoekster 1] en [verweerder] hebben geen relatie gehad. [Verweerder] is niet aanwezig geweest bij de geboorte. Hij heeft [het kind] niet erkend. 3.2 [Verweerder] verzoekt in deze procedure de vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en [het kind]. Hij stelt daartoe dat hij alleen bereid was als donor op te treden als hij een band met het kind zou kunnen opbouwen, dat [verzoekster 1] hiermee heeft ingestemd, dat [verzoekster 1] hem aanvankelijk overeenkomstig deze afspraak op de hoogte heeft gehouden van het verloop van de zwangerschap, maar dat hij [het kind] maar een keer heeft mogen zien, kort na haar geboorte, en dat hem daarna ieder contact met haar is onthouden door [verzoekster 1]. [Verzoekster 2] - die zich in de procedure als belanghebbende heeft gevoegd aan de zijde van [verzoekster 1] - en [verzoekster 1] voeren in de eerste plaats als verweer tegen het verzoek dat tussen [het kind] en [verweerder] geen family life bestaat en dat [verweerder] daarom niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. De door [verweerder] gestelde afspraak hebben zij betwist. Volgens hen is niet meer afgesproken dan dat [verweerder] het kind een keer zou mogen zien, wat in de week na de geboorte is gebeurd. 3.3 De rechtbank heeft [verweerder] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek op de grond dat het enkele biologisch vaderschap van [verweerder] onvoldoende is voor het aannemen van een voldoende persoonlijke betrekking tussen hem en [het kind] en dat daarvoor bijkomende omstandigheden nodig zijn, gelegen in de relatie met de moeder voor de geboorte dan wel in de met het kind na de geboorte opgebouwde relatie. Hetgeen [verweerder] heeft gesteld, achtte de rechtbank onvoldoende om dergelijke bijkomende omstandigheden aan te nemen. 3.4 Het hof heeft de door [verweerder] gestelde afspraak, indien bewezen, wel voldoende geoordeeld voor het bestaan van een voldoende persoonlijke betrekking. Het heeft [verweerder] belast met het bewijs van die afspraak. Na bewijslevering heeft het hof vastgesteld dat [verweerder] tijdens de zwangerschap contact met [verzoekster 1] heeft gehad, op de hoogte is gesteld van de geboorte van [het kind], haar kort na de geboorte heeft bezocht en een voor haar bestemd cadeau heeft gegeven. Op grond van deze omstandigheden heeft het hof bedoelde persoonlijke betrekking aangenomen, die aanspraak geeft op omgang (rov. 3 tweede tussenbeschikking). 17

18 Vervolgens is het hof evenwel tot de bevinding gekomen dat omgang met [verweerder] in strijd is met zwaarwegende belangen van [het kind] (rov. 6 eindbeschikking). Het heeft het verzoek van [verweerder] daarom afgewezen. 3.5 Het principale beroep van [verzoekster] c.s. keert zich tegen het oordeel van het hof dat sprake is van een voldoende persoonlijke betrekking tussen [verweerder] en [het kind], die aanspraak geeft op omgang. Het incidentele beroep van [verweerder] richt zich tegen het oordeel van het hof dat omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van [het kind]. 4. Beoordeling van het principale beroep 4.1 Bij de beoordeling van het middel - bij de behandeling waarvan [verzoekster] c.s. belang hebben voor het geval het incidentele beroep van [verweerder] slaagt - wordt vooropgesteld dat [verweerder] als biologische vader bijkomende omstandigheden diende te stellen en aannemelijk te maken waaruit kan worden afgeleid dat de nauwe persoonlijke betrekking tussen hem en [het kind] bestaat die op grond van (thans) art. 1:377a lid 1 BW is vereist voor de ontvankelijkheid van zijn verzoek. Die bijkomende omstandigheden moeten gelegen zijn in hetzij de aard van zijn relatie met de moeder en in zijn betrokkenheid bij het kind voor en na de geboorte (in welk geval die omstandigheden moeten wijzen op voorgenomen gezinsleven), hetzij de band die na de geboorte tussen hem als vader en het kind is ontstaan (vgl. o.a. EHRM 1 juni 2004, LJN AQ0337, NJ 2004/667, rov. 37, en EHRM 15 september 2011, appl. nr /07, LJN BU7945, EHRC 2011/159, rov ). 4.2 Het middel voert terecht aan dat, tegen de achtergrond van de hiervoor in 3.1 vermelde feiten, de door het hof vastgestelde omstandigheden die hiervoor in 3.4 zijn vermeld, onvoldoende zijn om die vereiste nauwe persoonlijke betrekking aan te nemen. Uit die omstandigheden volgt immers niet dat het voornemen of de bedoeling bestond een familieband te doen ontstaan tussen [verweerder] en het kind. Die omstandigheden kunnen het oordeel van het hof dus niet dragen. 4.3 De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen. Daargelaten of de hiervoor in 3.2 weergegeven stellingen van [verweerder] het door hem ingeroepen gevolg kunnen meebrengen, geldt dat [verweerder] deze stellingen naar de kennelijke vaststelling van het hof - welke vaststelling in cassatie niet is bestreden - uitsluitend aannemelijk heeft gemaakt voor zover het de hiervoor in 3.4 bedoelde omstandigheden betreft. Het vorenstaande laat dan ook geen andere conclusie toe dan dat de beschikking van de rechtbank alsnog dient te worden bekrachtigd. 5. Beoordeling van het incidentele beroep Gelet op het hiervoor overwogene mist [verweerder] belang bij de behandeling van het incidentele beroep. 6. Beslissing De Hoge Raad: in het principale beroep: vernietigt de beschikkingen van het gerechtshof te s-gravenhage van 9 juli 2008, 23 september 2009, 3 februari 2010 en 12 oktober 2011; bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 28 maart 2007; in het incidentele beroep: verwerpt het beroep. Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, M.A. Loth en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 2 november

19 ECLI:NL:HR:2014:416 Deeplink Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/05846 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1144, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHARN:2012:BX8422, Bekrachtiging/bevestiging Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie Vordering tot vernietiging samenlevingsovereenkomsten. Titel 5 van Boek 6 in beginsel van overeenkomstige toepassing (art. 6:216) BW. Voor zover overeenkomst vermogensrechtelijke onderwerpen regelt, staat aard van overeenkomst niet aan beroep op dwaling in de weg. Art. 6:228 lid 2 BW. Vrijheid om hoogstpersoonlijke informatie niet met partner te delen. Schending mededelingsplicht ter zake niet snel aan te nemen. Bijzondere, door dwalende aannemelijk te maken, omstandigheden kunnen dit anders maken. Sterk met feiten en inhoud van overeenkomst verweven oordeel. Wetsverwijzingen Burgerlijk Wetboek Boek 6 Burgerlijk Wetboek Boek Burgerlijk Wetboek Boek Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJB 2014/478 RvdW 2014/366 RFR 2014/57 JPF 2014/47 NJ 2014/265 met annotatie door L.C.A. Verstappen Ars Aequi AA met annotatie door A.J.M. Nuytinck PFR-Updates.nl Uitspraak 21 februari 2014 Eerste Kamer nr. 12/05846 EV/AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [eiseres], wonende te [woonplaats], EISERES tot cassatie, advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier, t e g e n [verweerder], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, advocaat: mr. M.A.J.G. Janssen. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder]. 1Het geding in feitelijke instanties 19

20 Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. de vonnissen in de zaak /HA ZA van de rechtbank Arnhem van 1 april 2009 en 16 december 2009; b. het arrest in de zaak van het gerechtshof te Arnhem van 4 september Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht. 2Het geding in cassatie Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. [verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot vernietiging van het bestreden arrest. De advocaat van [verweerder] heeft bij brief van 14 november 2013 op die conclusie gereageerd. 3Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) [eiseres] en [verweerder] hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Vanaf 1986 hebben zij samengewoond, vanaf 1996 in een woning die eigendom was van [verweerder]. Uit hun relatie zijn drie kinderen geboren. Eind augustus 2007 is de relatie beëindigd. (ii) In april 1999 en in april 2004 hebben [eiseres] en [verweerder] huwelijkse voorwaarden in een notariële akte doen opnemen. Bij notariële akte van 5 april 2004 is onder meer bepaald dat geen gemeenschap van goederen zal bestaan, overgespaarde inkomsten jaarlijks moeten worden verrekend, en in geval van echtscheiding zal worden afgerekend alsof partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Verder bevatten de voorwaarden een regeling tot verrekening van de waardestijging van aandelen/ondernemingswinst, een bepaling over pensioenverevening en afspraken met betrekking tot verrekening van de waarde van de echtelijke woning. (iii) Op 3 augustus 2004 hebben [eiseres] en [verweerder] een samenlevingsovereenkomst gesloten, waarin zij de bepalingen uit de huwelijkse voorwaarden voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing hebben verklaard. De samenlevingsovereenkomst is vervangen door een samenlevingsovereenkomst die is vastgelegd in een notariële akte van 29 april [verweerder] heeft in conventie, voor zover in cassatie van belang, vernietiging van de hiervoor in 3.1 onder (iii) genoemde samenlevingsovereenkomsten gevorderd wegens dwaling. [eiseres] heeft in reconventie nakoming van de samenlevingsovereenkomsten gevorderd. De rechtbank heeft de vorderingen in conventie afgewezen, en in reconventie een comparitie van partijen gelast en iedere verdere beslissing aangehouden. Het hof heeft het vonnis in conventie vernietigd en beide samenlevingsovereenkomsten op grond van dwaling vernietigd. Daartoe heeft het hof, samengevat, als volgt overwogen. [eiseres] en [verweerder] hebben al vanaf 1980 een affectieve relatie. Door het sluiten van de samenlevingsovereenkomst op 3 augustus 2004 is [eiseres] in een betere positie komen te verkeren dan daarvoor. (rov. 5.13) Partijen hadden geen open relatie, in die zin dat tussentijdse affaires met derden normaal of geaccepteerd waren. Beide partijen hebben wel een zodanige relatie gehad, [verweerder] kennelijk rond 1992 en [eiseres] in 2003 en Ook zijn partijen het erover eens dat, nadat de relatie tussen [eiseres] en [betrokkene 1] voor de eerste keer was verbroken, partijen meerdere gesprekken hebben gevoerd om een en ander te evalueren en om te bespreken hoe zij de toekomst zagen. Na verloop van tijd hebben partijen besloten om gezamenlijk door te gaan. (rov. 5.14) Het hof acht bewezen dat [eiseres] en [betrokkene 1] in ieder geval een relatie hebben gehad vanaf augustus 2003 tot en met 31 december 2003 en ook in ieder geval 20

21 in juni tot eind juli 2004 (rov ). Tussen eind juli 2004 en de ondertekening van de eerste samenlevingsovereenkomst zitten slechts enkele dagen. Gezien de stellingen van partijen, dat meerdere en uitvoerige gesprekken hebben plaatsgevonden na de eerste beëindiging van de relatie tussen [eiseres] en [betrokkene 1], kan het hof de stelling van [eiseres] dat zij [verweerder] in die korte periode heeft geïnformeerd omtrent de hervatting en beëindiging van haar relatie met [betrokkene 1], waarna binnen enkele dagen een eerste samenlevingsovereenkomst wordt getekend, niet volgen. In hoger beroep heeft zij geen bewijs van deze stelling aangeboden en het hof ziet geen aanleiding [eiseres] ambtshalve hiertoe toe te laten, zodat zij niet wordt toegelaten tot het leveren van bewijs van haar stelling. Het hof stelt derhalve rechtens vast dat de samenlevingsovereenkomst van 3 augustus 2004 is gesloten op een tijdstip dat [verweerder] niet op de hoogte was van de hervatting van de relatie van [eiseres] met [betrokkene 1]. (rov. 5.17) Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat [verweerder] onder invloed van dwaling de samenlevingsovereenkomst van 3 augustus 2004 is aangegaan. Nadat de relatie tussen [eiseres] en [betrokkene 1] voor het eerst was verbroken, eind december 2003, hebben partijen immers wegens de impact op hun relatie uitvoerig bij de consequenties daarvan stilgestaan. Alvorens de eerste samenlevingsovereenkomst werd gesloten, had [eiseres] [verweerder] derhalve moeten inlichten over de hervatting van de relatie met [betrokkene 1]. Het is evident dat [verweerder] bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet op dat moment en niet met dezelfde inhoud zou hebben gesloten. (rov. 5.18) Nu niet is gebleken dat ten tijde van het sluiten van de tweede samenlevingsovereenkomst op 29 april 2005 de omstandigheden anders waren en deze samenlevingsovereenkomst kennelijk slechts om logistieke redenen is vastgesteld en in wezen slechts een herformulering is van hetgeen partijen al eerder waren overeengekomen, volgt deze het lot van de eerste samenlevingsovereenkomst. (rov. 5.18) Onderdeel 1.1 is gericht tegen de verwerping door het hof van de stelling van [eiseres] dat zij [verweerder] tussen eind juli 2004 en 3 augustus 2004 heeft ingelicht over de hervatting en beëindiging van de relatie met [betrokkene 1], en tegen het oordeel dat [eiseres] geen bewijs van haar stelling heeft aangeboden (rov. 5.17). Volgens het onderdeel zijn deze oordelen onjuist of onbegrijpelijk, aangezien die stelling een betwisting inhoudt van de door [verweerder] gestelde onjuiste voorstelling van zaken, waarvan de bewijslast op [verweerder] rust Aan het bestreden oordeel gaat vooraf dat het hof heeft vermeld dat in geschil is of sprake is van dwaling bij de totstandkoming van de samenlevingsovereenkomsten (rov. 5.2). De door het hof samengevatte stellingen van [verweerder] komen erop neer dat hij de samenlevingsovereenkomsten onder invloed van dwaling heeft gesloten doordat hem niet bekend was dat de relatie tussen [eiseres] en [betrokkene 1] was hervat, en hij deze bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gesloten. Het hof heeft kennelijk geoordeeld dat [eiseres] die stellingen van [verweerder] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, waar het heeft overwogen dat het de door het onderdeel aangehaalde stelling van [eiseres] niet kan volgen en heeft vastgesteld dat de samenlevingsovereenkomst van 3 augustus 2004 is gesloten op een tijdstip dat [verweerder] niet op de hoogte was van de hervatting van de relatie van [eiseres] met [betrokkene 1] (rov. 5.17). In dit oordeel ligt het juiste uitgangspunt besloten dat de bewijslast ter zake van de door [verweerder] gestelde dwaling op hem rust. Hetgeen het hof daarna heeft overwogen omtrent het bewijsaanbod van [eiseres], kan niet tot een ander oordeel leiden. Voor bewijslevering door [eiseres] was naar het oordeel van het hof geen plaats, omdat zij de stellingen van [verweerder] onvoldoende gemotiveerd had betwist. Het onderdeel faalt

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD SPREKER PROF. MR. M.J.A. VAN MOURIK, HOOGLERAAR NOTARIEEL RECHT RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN, KANTOORADVISEUR HEKKELMAN N.V. 30 SEPTEMBER

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd ECLI:NL:HR:2015:1871 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-07-2015 Datum publicatie 10-07-2015 Zaaknummer 14/04610 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie ECLI:NL:HR:2013:983 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer 12/03380 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:52, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8529,

Nadere informatie

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave Mr. H.A. Gerritse Jurisprudentie Hoge Raad 4 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1402, met betrekking

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

ECHTSCHEIDINGSPROCESRECHT

ECHTSCHEIDINGSPROCESRECHT ECHTSCHEIDINGSPROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE SENIOR RECHTER RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND 18 NOVEMBER 2015 09:00 11:15 WWW.AVDR.NL Inhoudsopgave Mr. H.A. Gerritse Jurisprudentie Hoge Raad 4 maart 2011,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd ECLI:NL:HR:2013:37 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2013 Datum publicatie 04-07-2013 Zaaknummer 12/00171 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BL7407

ECLI:NL:HR:2010:BL7407 ECLI:NL:HR:2010:BL7407 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21-05-2010 Datum publicatie 21-05-2010 Zaaknummer 09/03564 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BL7407

Nadere informatie

HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:179 (mrs. F.B. Bakels, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. Snijders en M.V. Polak; A-G mr. P.

HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:179 (mrs. F.B. Bakels, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. Snijders en M.V. Polak; A-G mr. P. Bekrachtiging van nietige erkenning Prof. mr. A.J.M. Nuytinck HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:179 (mrs. F.B. Bakels, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. Snijders en M.V. Polak; A-G mr. P. Vlas)

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AR2782

ECLI:NL:HR:2004:AR2782 ECLI:NL:HR:2004:AR2782 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-12-2004 Datum publicatie 03-12-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie R03/145HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2782

Nadere informatie

HR 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:847 (mrs. E.J. Numann, C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot en M.V. Polak; A-G mr. L.A.D. Keus)

HR 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:847 (mrs. E.J. Numann, C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot en M.V. Polak; A-G mr. L.A.D. Keus) Vervangende toestemming tot verhuizing naar Finland Prof. mr. A.J.M. Nuytinck HR 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:847 (mrs. E.J. Numann, C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot en M.V. Polak; A-G mr. L.A.D.

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 04-11-2014 Datum publicatie 16-12-2014 Zaaknummer 200.148.742-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2011:BV6082 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-12-2011 Datum publicatie 16-02-2012 Zaaknummer 200.089.788-01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD SPREKER MR. L.S. TIMMERMANS, ADVOCAAT SMEETSGIJBELS B.V. 16 SEPTEMBER 2015 12:30 13:30 UUR WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave Mr. L.S. Timmermans

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2017:571 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 31-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 16/03870 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537

ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537 ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 30-08-2012 Datum publicatie 27-09-2012 Zaaknummer 200.095.034 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 03-10-2016 Datum publicatie 04-10-2016 Zaaknummer C/09/503343 / FA RK 16-214 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 25-09-2014 Zaaknummer 200.133.088/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BM4301

ECLI:NL:HR:2010:BM4301 ECLI:NL:HR:2010:BM4301 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-07-2010 Datum publicatie 09-07-2010 Zaaknummer 09/03415 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM4301

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703 ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 26-01-2005 Datum publicatie 14-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 184276/FA RK04-5055 Personen-

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:591

ECLI:NL:GHDHA:2013:591 ECLI:NL:GHDHA:2013:591 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06022013 Datum publicatie 24022014 Zaaknummer 200.113.44001 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236

ECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236 ECLI:NL:HR:2016:2707 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 25-11-2016 Datum publicatie 25-11-2016 Zaaknummer 15/05236 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:874,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:RBDHA:2016:14425

Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:RBDHA:2016:14425 ECLI:NL:HR:2017:942 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 19-05-2017 Datum publicatie 19-05-2017 Zaaknummer 16/05572 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:104

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 01-08-2007 Datum publicatie 07-08-2007 Zaaknummer 0600575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:3462. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/04874

ECLI:NL:HR:2014:3462. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/04874 ECLI:NL:HR:2014:3462 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28 11 2014 Datum publicatie 28 11 2014 Zaaknummer 13/04874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Cassatie Inhoudsindicatie Conclusie:

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:24. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03918

ECLI:NL:HR:2016:24. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03918 ECLI:NL:HR:2016:24 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-01-2016 Datum publicatie 15-01-2016 Zaaknummer 14/03918 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1701,

Nadere informatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523 Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onteigening. Verzuim tot betekening cassatieverklaring

Nadere informatie

Gelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van kind doorslaggevend

Gelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van kind doorslaggevend Regelingen en voorzieningen CODE 7.2.3.38 Gelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van kind doorslaggevend jurisprudentie bronnen EB, Tijdschrift voor scheidingsrecht, afl. 10 - oktober 2010 Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057 ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057 Instantie Datum uitspraak 15-10-2003 Datum publicatie 20-01-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage 027-D-03 Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401

ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401 ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 15-09-2010 Datum publicatie 29-10-2010 Zaaknummer 127472 - HA ZA 06-1116 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak ECLI:NL:HR:2014:1405 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-06-2014 Datum publicatie 13-06-2014 Zaaknummer 13/05858 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:289 Civiel recht Bijzondere

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD

JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD JURISPRUDENTIE PERSONEN- EN FAMILIERECHT UITSPRAKEN HOGE RAAD SPREKER MR. A.V.T. DE BIE 16 DECEMBER 2015 11.00 12.00 WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave Mr. A.V.T. de Bie Jurisprudentie Alimentatie HR 9

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2012:BW6728

ECLI:NL:HR:2012:BW6728 ECLI:NL:HR:2012:BW6728 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21-09-2012 Datum publicatie 21-09-2012 Zaaknummer 11/02411 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW6728

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882 ECLI:NL:RBNHO:2016:10882 Instantie Datum uitspraak 28-12-2016 Datum publicatie 17-01-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer C/15/245613 / FA RK 16-4085 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005 ECLI:NL:RBDHA:2017:8005 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 17072017 Datum publicatie 03082017 Zaaknummer C/09/522456 / FA RK 168986 Rechtsgebieden Personen en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2017:172

ECLI:NL:OGEAA:2017:172 ECLI:NL:OGEAA:2017:172 Instantie Datum uitspraak 14-03-2017 Datum publicatie 17-03-2017 Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Zaaknummer EJ nr. 1286 van 2017 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5150

ECLI:NL:RBDHA:2017:5150 ECLI:NL:RBDHA:2017:5150 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 11052017 Datum publicatie 24052017 Zaaknummer C/09/501371 / HA RK 15544 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHSHE:2016:171 ECLI:NL:GHSHE:2016:171 Instantie Datum uitspraak 21-01-2016 Datum publicatie 26-01-2016 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 200.164.903/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 24-01-2013 Datum publicatie 05-02-2013 Zaaknummer 200.113.026 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 4 november 2016 Eerste Kamer 15/00920 LZ/IF Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: tegen STICHTING PENSIOENFONDS PERSONEELSDIENSTEN, gevestigd te Amsterdam, VOOR VERWEERSTER in cassatie, advocaat:

Nadere informatie

Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:146, Gevolgd

Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:146, Gevolgd Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 01-05-2015 Datum publicatie 01-05-2015 Zaaknummer 14/03358 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:146, Gevolgd Personen- en familierecht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:146

ECLI:NL:GHSHE:2017:146 ECLI:NL:GHSHE:2017:146 Instantie Datum uitspraak 19012017 Datum publicatie 20012017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 'shertogenbosch 200.181.917_01 Personen en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHDHA:2017:647 ECLI:NL:GHDHA:2017:647 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 14-03-2017 Zaaknummer 200.207.571/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2007:BA6231

ECLI:NL:HR:2007:BA6231 ECLI:NL:HR:2007:BA6231 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-07-2007 Datum publicatie 13-07-2007 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C05/331HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA6231

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:6614

ECLI:NL:RBDHA:2017:6614 ECLI:NL:RBDHA:2017:6614 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 19-06-2017 Datum publicatie 13-07-2017 Zaaknummer C/09/520036 / FA RK 16-7841 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590 ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 16-10-2012 Datum publicatie 18-12-2012 Zaaknummer 193036 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9616

ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9616 ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9616 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 02-05-2013 Datum publicatie 07-05-2013 Zaaknummer C-09-319096 - HA RK 08-916 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

ECLI:NL:RBMNE:2017:449 ECLI:NL:RBMNE:2017:449 Instantie Datum uitspraak 02-02-2017 Datum publicatie 06-02-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer C/16/418623 / FA RK 16-4448 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 30-01-2009 Datum publicatie 30-01-2009 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/181HR

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:1836

ECLI:NL:RBDHA:2016:1836 ECLI:NL:RBDHA:2016:1836 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29012016 Datum publicatie 01032016 Zaaknummer 490662 en 498112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen en familierecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

ECLI:NL:GHARL:2017:2726 ECLI:NL:GHARL:2017:2726 Instantie Datum uitspraak 30-03-2017 Datum publicatie 09-05-2017 Zaaknummer 200.197.064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154 ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154 Instantie Datum uitspraak 26-10-2011 Datum publicatie 06-12-2011 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 200.086.890/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 09-02-2016 Datum publicatie 16-02-2016 Zaaknummer 200.166.881/01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1273. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/00900

ECLI:NL:HR:2017:1273. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/00900 ECLI:NL:HR:2017:1273 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 07-07-2017 Datum publicatie 07-07-2017 Zaaknummer 17/00900 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:487

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404 ECLI:NL:GHSHE:2017:1404 Instantie Datum uitspraak 30-03-2017 Datum publicatie 20-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.207.710_01 Burgerlijk

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481 ECLI:NL:PHR:2013:873 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 20-09-2013 Datum publicatie 08-11-2013 Zaaknummer 12/04481 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart )

JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart ) JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, 422965/FA RK 12-5121; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart ) [De vrouw] te [woonplaats vrouw], hierna: de vrouw, advocaat: mr. L.J. Zietsman te

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak pagina 1 van 6 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:HR:2015:2191 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2015:2191 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14-08-2015 Datum

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 14-11-2013 Zaaknummer 200.092.575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden '" 13 februari 2015 Eerste Kamer in naam des Konings 10/02162 LZ Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: l. LEIDSEPLEIN BEHEER B.V., gevestigd te Amsterdam, 2. Hendrikus Jacobus Marinus DE VRIES,

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ3234, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ3234, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Stamrechtovereenkomst tussen oprichter en BV i.o. is mogelijk, mits binnen redelijke termijn BV tot stand komt en overeenkomst bekrachtigd. Gehele aanspraak belast omdat stamrechtovereenkomst gedeeltelijk

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:293, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:2338, Bekrachtiging/bevestiging

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:293, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:2338, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:HR:2014:1651 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 11-07-2014 Datum publicatie 11-07-2014 Zaaknummer 13/04531 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:293,

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 06-05-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer HD 200.134.974_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:229

ECLI:NL:RBROT:2016:229 ECLI:NL:RBROT:2016:229 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 06-01-2016 Datum publicatie 07-01-2016 Zaaknummer C/10/475943 / HA ZA 15-510 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK ; 96507/FA RK ; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters )

JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK ; 96507/FA RK ; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters ) JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK 12-7108; 96507/FA RK 12-71111; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters ) [Verzoekster] te [adres verzoekster], verzoekster, advocaat: mr. M. Huisman

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2013:10520

ECLI:NL:RBNHO:2013:10520 ECLI:NL:RBNHO:2013:10520 Instantie Datum uitspraak 16-01-2013 Datum publicatie 12-11-2013 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 187067 / FA RK 11-3921 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BR0277

ECLI:NL:GHARN:2011:BR0277 ECLI:NL:GHARN:2011:BR0277 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 14-06-2011 Datum publicatie 05-07-2011 Zaaknummer 200.083.967 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD2711 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD2711 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD2711 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 05-09-2008 Datum publicatie 05-09-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie R07/105HR

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AM2315

ECLI:NL:HR:2004:AM2315 ECLI:NL:HR:2004:AM2315 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-01-2004 Datum publicatie 16-01-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C02/203HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AM2315

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856 ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856 Instantie Datum uitspraak 05-12-2012 Datum publicatie 08-02-2013 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 200.109.671-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Samenlevingsovereenkomst vernietigbaar op grond van dwaling?

Samenlevingsovereenkomst vernietigbaar op grond van dwaling? Samenlevingsovereenkomst vernietigbaar op grond van dwaling? Prof. mr. A.J.M. Nuytinck HR 21 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:416 (mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem- Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 04-10-2010 Datum publicatie 07-10-2010 Zaaknummer 205064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:6585 ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:114, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2014:2007, Bekrachtiging/bevestiging

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:114, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2014:2007, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:HR:2016:1271 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-06-2016 Datum publicatie 24-06-2016 Zaaknummer 14/04377 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:114,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:3351. Uitspraak. Datum uitspraak 21 11 2014 Datum publicatie 21 11 2014 Zaaknummer 13/04422 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1744, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:3351. Uitspraak. Datum uitspraak 21 11 2014 Datum publicatie 21 11 2014 Zaaknummer 13/04422 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1744, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:3351 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21 11 2014 Datum publicatie 21 11 2014 Zaaknummer 13/04422 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1744, Gevolgd Civiel recht

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link: ECLI:NL:HR:2017:130 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2017:130 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10 02 2017 Datum publicatie 10 02 2017 Zaaknummer 16/02729 Formele

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:416, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2017:752, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:416, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2017:752, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2018:1617 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14092018 Datum publicatie 14092018 Zaaknummer 17/02712 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:416,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2014:1077

ECLI:NL:RBOVE:2014:1077 ECLI:NL:RBOVE:2014:1077 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 03-03-2014 Datum publicatie 06-03-2014 Zaaknummer C/08/142520 / FA RK 13-1576 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:172

ECLI:NL:CRVB:2017:172 ECLI:NL:CRVB:2017:172 Instantie Datum uitspraak 13-01-2017 Datum publicatie 19-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/4485 AOW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474 ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-10-2012 Datum publicatie 28-11-2012 Zaaknummer 200.111.854 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 27-11-2014 Zaaknummer 200.140.914/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201107998/1/V2. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:65. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05661

ECLI:NL:HR:2016:65. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05661 ECLI:NL:HR:2016:65 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-01-2016 Datum publicatie 15-01-2016 Zaaknummer 14/05661 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2048,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2885. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1004, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2016:2885. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1004, Gevolgd ECLI:NL:HR:2016:2885 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-12-2016 Datum publicatie 16-12-2016 Zaaknummer 15/04731 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1004,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AM2358

ECLI:NL:HR:2004:AM2358 1 of 5 3-8-2014 18:56 ECLI:NL:HR:2004:AM2358 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-01-2004 Datum publicatie 16-01-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden C02/239HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AM2358

Nadere informatie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: Uitspraak 6 februari 2015 Eerste Kamer 14/03627 LH/EE Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. R.J. van Galen, t e g e n BEPRO

Nadere informatie