Toerekening kartelinbreuk aan moeder in strijd met onschuldpresumptie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Toerekening kartelinbreuk aan moeder in strijd met onschuldpresumptie"

Transcriptie

1 Toerekening kartelinbreuk aan moeder in strijd met onschuldpresumptie Mr. S. Kennepohl het is inmiddels vaste rechtspraak dat een kartelinbreuk van een dochteronderneming (hierna: de dochter ) aan de moedermaatschappij (hierna: de moeder ) kan worden toegerekend wanneer de moeder beslissende invloed uitoefent op het commerciële beleid van haar dochter. 1 In dit artikel zal het weerlegbaar vermoeden van beslissende invloed - dat de europese Commissie (hierna: de commissie ) hanteert om tot toerekening te komen - kritisch tegen het licht worden gehouden. Na een korte uiteenzetting van het toerekeningsvraagstuk zal worden ingegaan op de weerlegbaarheid van het vermoeden van beslissende invloed en de verhouding tot de onschuldpresumptie. Vervolgens zal diverse jurisprudentie waarin de moeder een beroep deed op de onschuldpresumptie worden besproken. Dit artikel zal worden afgesloten met enkele aanbevelingen en een conclusie. Mijn conclusie is dat het weerlegbaar vermoeden van beslissende invloed in strijd is met de onschuldpresumptie doordat dit in de praktijk onweerlegbaar is gebleken. Toerekening van aansprakelijkheid Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie blijkt dat een kartelinbreuk van een dochter door de Commissie aan de moeder kan worden toegerekend, wanneer de moeder tijdens de kartelinbreuk beslissende invloed heeft uitgeoefend op het commerciële beleid van de dochter. De dochter heeft zich dan niet autonoom op de markt gedragen, maar in vergaande mate de instructies van de moeder opgevolgd. Bij de beoordeling of sprake is van beslissende invloed wordt onder andere gelet op juridische, economische en organisa- torische banden tussen moeder en dochter die het bestaan van beslissende invloed op het commerciële beleid van de dochter aantonen. Wanneer de moeder 100% van het kapitaal van de dochter in handen heeft, kan de moeder beslissende invloed uitoefenen op het gedrag van de dochter en bestaat er een weerlegbaar vermoeden 2 dat die moeder ook daadwerkelijk beslissende invloed uitoefent op het gedrag van de dochter. 3 In een dergelijke situatie vormt het concern een economische eenheid en daarmee één onderneming in de zin van art. 101 VWEU. De moeder staat aan het hoofd van deze onderneming en kan verantwoordelijk worden gehouden voor de gedragingen van alle dochters met wie zij een economische eenheid vormt. Om aan aansprakelijkheid voor kartelinbreuken die door dochters zijn gepleegd te ontkomen, dient de moeder het vermoeden van beslissende invloed te weerleggen. Dit toerekeningsbeleid stelt de Commissie in staat een boetebeschikking tot de moeder te richten, zonder dat door de Commissie behoeft te worden aangetoond dat de moeder zelf bij de inbreuk betrokken was. De moeder wordt naast de dochter hoofdelijk aansprakelijk gehouden voor de kar- 1 Zie voor een bespreking hiervan onder andere: I.W. VerLoren van Themaat en M.C. van Heezik, Het toerekeningsleerstuk: de balans opgemaakt, NTER 2010 (3), p ; F. Muller en S. Verschuur, Over moeders en dochters, M&M 2011 (6), p ; S. Molin, Uitoefening van beslissende invloed: aansprakelijkheid moedervennootschappen voor inbreuken groepsmaatschappijen, Actualiteiten Mededingingsrecht 2011 (4/5), p Het is mij onduidelijk waarom het Hof het een weerlegbaar vermoeden noemt. Een vermoeden is immers per definitie weerlegbaar. 3 HvJ EU 10 september 2009, zaak C-97/08 P, Akzo Nobel N.V. e.a./commissie, r.o Het Akzo-arrest is bevestigd in onder andere HvJ EU 20 januari 2011, zaak C-90/09 P, General Química/Commissie, r.o en HvJ EU 29 maart 2011, zaak C-216/09 P, ArcelorMittal/Commissie, r.o SDU UitgeverS / nummer 4, JULi 2012 TIJDSCHRIFT MEDEDINGINGSRECHT IN DE PRAKTIJK

2 Toerekening kartelinbreuk aan moeder in strijd met onschuldpresumptie telinbreuk. De boetebeschikking wordt mede aan de moeder geadresseerd met als gevolg dat voor het bepalen van de (maximale) hoogte van de boete de concernomzet (in plaats van enkel de omzet van de dochter) in aanmerking wordt genomen. Boetes vallen hierdoor veelal aanzienlijk hoger uit. De Commissie geeft als reden voor haar toerekeningsbeleid met name de afschrikwekkende werking die uitgaat van het risico op een hogere boete. Indien de boete alleen wordt berekend over de omzet van de dochter, zou er niet genoeg afschrikwekkende werking van uitgaan. Concerns kunnen hier dan immers misbruik van maken door dochters met een relatief lage omzet te laten deelnemen aan kartels. 4 Weerlegbaar vermoeden Het weerlegbaar vermoeden van beslissende invloed wordt door de Commissie in het leven geroepen bij 100% aandeelhouderschap. 5 Dit heeft een omkering van de bewijslast tot gevolg; niet langer hoeft de Commissie aan te tonen dat de moeder ten tijde van de kartelinbreuk daadwerkelijk beslissende invloed uitoefende op het commerciële beleid van de dochter en daarmee aansprakelijk gehouden kan worden voor diens kartelinbreuk. Nee, de moeder dient aan te tonen dat zij ten tijde van de inbreuk geen beslissende invloed uitoefende op het commerciële beleid van haar dochter. Na deze omkering van de bewijslast is het aan de moeder om te bewijzen dat zij geen beslissende invloed had op het commerciële beleid van de dochter. Dit is tot nu toe in de praktijk onmogelijk gebleken. Moeders hebben diverse argumenten aangevoerd in hun poging het vermoeden van beslissende invloed te weerleggen. Zo heeft een moeder beargumenteerd dat zij op andere markten actief was dan haar dochter en met verschillende klanten werkte. Het Gerecht overwoog echter dat het binnen een concern normaal is dat er een verdeling van taken plaatsvindt, zodat dit onvoldoende bewijs vormde om het vermoeden te weerleggen. 6 Ook heeft een moeder aangevoerd dat zij slechts een zuivere financiële holding was, zonder operationele taken. Volgens het Gerecht was dit niet voldoende om uit te sluiten dat de moeder beslissende invloed uitoefende op het gedrag van de dochter, mede gelet op het feit dat de moeder 4 Speech Alexander Italianer, bijeenkomst van de Studienvereinigung Kartellrecht - Internationaler Forum EU-Kartellrecht, 14 maart 2012, p Na het Akzo-arrest is op basis van het weerlegbaar vermoeden van beslissende invloed inmiddels ook een moeder aansprakelijk gehouden voor haar 100% belang in een tussenvennootschap die op haar beurt 100% van de aandelen in de inbreukmakende (klein)dochter hield (HvJ EU 20 januari 2011, zaak C-90/09 P, General Química/Commissie). Ook is een moeder aansprakelijk gehouden voor een kartelinbreuk die door een dochter is gepleegd waarin zij geen 100% maar 98% van de aandelen hield (HvJ EU 29 september 2011, zaak C-251/09 P, Elf Aquitaine SA/Commissie). Ten slotte zijn moeders aansprakelijk gehouden voor hun beider 50% belang in een full function joint venture (Gerecht 2 februari 2012, zaak T-76/08, DuPont e.a./commissie). Op deze ontwikkelingen zal in dit artikel niet verder worden ingegaan. 6 Gerecht 30 september 2009, zaak T-168/05, Arkema SA/Commissie, r.o. 80. het financiële beleid van de gehele groep coördineerde. 7 Dat de dochter beschikte over haar eigen productie-installaties en personeel en haar omzet in haar eigen jaarrekeningen boekte was ook niet voldoende om het vermoeden te weerleggen. Volgens het Gerecht bewijst dit op zichzelf niet dat de dochter haar gedrag volledig zelfstandig ten opzichte van de moeder bepaalde. 8 Ten slotte heeft een moeder aangevoerd dat haar dochter door middel van businessplannen Om aan aansprakelijkheid voor kartelinbreuken die door dochters zijn gepleegd te ontkomen, dient de moeder het vermoeden van beslissende invloed te weerleggen. haar eigen strategische en commerciële beleid bepaalde. Deze businessplannen werden niet met de moeder besproken. Volgens het Gerecht was dit echter onvoldoende om vast te stellen dat de moeder geen beslissende invloed uitoefende op het gedrag van de dochter, omdat de moeder de businessplannen wel kon wijzigen, verwerpen of controleren. 9 Ook de Commissie heeft diverse argumenten afgewezen. Voorbeelden zijn dat de moeder niet op de hoogte was van de inbreuk, de dochter deelnam aan het kartel zonder goedkeuring aan de moeder te vragen en haar hierover in te lichten en de moeder een compliance programma binnen de organisatie had uitgerold om mededingingsbeperkende gedragingen te voorkomen. De Commissie was van mening dat deze argumenten en de daaraan ten grondslag gelegde stukken onvoldoende bewijs vormden voor de moeder om aan aansprakelijkheid voor de kartelinbreuk van haar dochter te ontkomen. 10 Uit het voorgaande volgt dat het erg lastig is om te bewijzen dat een moeder geen beslissende invloed uitoefende op het gedrag van haar dochter. Moeders hebben naar mijn mening alle relevante en logische argumenten aangevoerd om het vermoeden van beslissende invloed te weerleggen. Dit is ze - op materiële gronden - steeds niet gelukt De 7 Gerecht 30 september 2009, zaak T-174/05, Elf Aquitaine SA/Commissie, r.o Gerecht 26 april 2007, gevoegde zaken T-109/02, T-118/02, T-122/02, T-125/02, T-126/02, T-128/02, T-129/02, T-132/02 en T-136/02, Bolloré e.a./ Commissie, r.o Gerecht 30 september 2009, zaak T-174/05, Elf Aquitaine SA/Commissie, r.o Commissiebeschikking 10 december 2003, Organische peroxide zaak, randnummer Met uitzondering van Gerecht 16 juni 2011, zaak T-208/08, Portielje/ Commissie. Het feitencomplex met betrekking tot de verhouding tussen moeder en dochter in deze zaak was echter nogal uitzonderlijk. Zo was het bestuur van de moeder pas voor het eerst in vergadering bij elkaar gekomen na het einde van de kartelinbreuk. Ook had de moeder in de relevante periode niet daadwerkelijk invloed uitgeoefend op de samenstelling van de raad van bestuur van de dochter. Deze zaak is daarom niet representatief voor normale moeder/dochterverhoudingen. 12 Wel zijn moeders erin geslaagd de Commissiebeschikking (voor zover TIJDSCHRIFT MEDEDINGINGSRECHT IN DE PRAKTIJK nummer 4, JULi 2012 / SDU UitgeverS 139

3 vraag dringt zich dan ook op of dit niet in strijd is met de onschuldpresumptie. onschuldpresumptie De onschuldpresumptie van art. 6 lid 2 van het EVRM luidt: Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. Volgens vaste rechtspraak van het EHRM zijn onweerlegbare vermoedens van schuld in strijd met de onschuldpresumptie In het arrest Hüls heeft het Hof bepaald dat de onschuldpresumptie uit het EVRM ook van toepassing is op mededingingszaken. Het Hof overweegt onder andere dat de onschuldpresumptie van toepassing is op procedures betreffende inbreuken op de voor ondernemingen geldende mededingingsregels die tot het opleggen van geldboetes kunnen leiden. 13 Vermoedens van schuld dienen binnen redelijke grenzen toegepast te worden, waarbij rekening moet worden gehouden met de ernst van de zaak en de rechten van de verdediging in stand moeten blijven. 14 Volgens vaste rechtspraak van het EHRM zijn onweerlegbare vermoedens van schuld in strijd met de onschuldpresumptie. 15 De vraag is hoe dit zich verhoudt tot het door de Commissie en Europese rechters genoemde weerlegbaar vermoeden van beslissende invloed. 16 De Europese rechter heeft zich hier inmiddels een aantal keer over uitgesproken. Zo heeft het Hof onlangs een arrest gewezen in het koperen die op hen ziet) te laten vernietigen door in rechte te laten vaststellen dat de Commissie in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende motiveringsplicht, door in de beschikking onvoldoende aandacht te besteden aan argumenten die tijdens de administratieve procedure ter weerlegging van het vermoeden van beslissende invloed werden gevoerd. Voorbeelden hiervan zijn: Gerecht 16 juni 2011, zaak T-196/06, Edison/Commissie; Gerecht 15 september 2011, zaak T-234/07, Koninklijke Grolsch/Commissie; Hof 29 september 2011, zaak C-521/09 P, Elf Aquitaine/Commissie. Zie voor een bespreking hiervan: P. Van den Berg en A. Pliego Selie, Aansprakelijkheid moeder en recidive, NTER 2012 (1), p Hiermee is echter nog steeds geen duidelijkheid gegeven over de materiële toets voor de weerlegging van het vermoeden van beslissende invloed. 13 HvJ EU 8 juli 1999, zaak C-199/92 P, Hüls/Commissie, r.o EHRM 7 oktober 1988, NJ 1991, 351, Salabiaku, r.o EHRM 7 oktober 1988, NJ 1991, 351, Salabiaku; EHRM 25 september 1992, NJ 1995, 593, Pham Hoang. 16 Voorbeelden van buitenlandse literatuur over dit onderwerp: M. Bronckers en A. Vallery, No longer presumed guilty? The impact of fundamental rights on certain dogmas of EU Competition law, World Competition 34, No. 4 (2011), p ; S. Thomas, Guilty of a fault that one has not committed. The limits of the group-based sanction policy carried out by the Commission and the European Courts in EU-antitrust law, Journal of European Competition Law & Practice 2012, Vol. 3, No.1, p ; R. Burnley, Group liability for antitrust infringements: responsibility and accountability, World Competition 33, No. 4 (2010), p fittingenkartel, waarin de onweerlegbaarheid van het vermoeden van beslissende invloed aan bod is gekomen. 17 De moeder (die in deze zaak op basis van 99,9% aandeelhouderschap aansprakelijk is gehouden voor de kartelinbreuk van haar dochter) voerde bij het Hof aan dat het vermoeden van beslissende invloed in de praktijk niet te weerleggen is. 18 Het Hof is echter van mening dat het feit dat het moeilijk is om het tegenbewijs te leveren voor weerlegging van het vermoeden, op zich niet impliceert dat het vermoeden de facto onweerlegbaar is. 19 In het arrest over het monochloorazijnzuurkartel heeft het Hof overwogen dat het weerlegbaar vermoeden van beslissende invloed evenwicht beoogt te scheppen tussen het belang om, enerzijds, kartelinbreuken te beteugelen en te voorkomen dat deze zich opnieuw voordoen, en anderzijds, te voldoen aan de eisen van algemene beginselen als de onschuldpresumptie, het persoonlijke karakter van straffen, rechtszekerheid en de rechten van verdediging waaronder de processuele gelijkheid. Het vermoeden zou weerlegbaar zijn, aldus het Hof. 20 In dit arrest overweegt het Hof ook dat een vermoeden, zelfs wanneer het moeilijk te weerleggen is, binnen aanvaardbare grenzen blijft indien het evenredig is aan het nagestreefde doel. Verder merkt het Hof nadrukkelijk op dat tegenbewijs geleverd moet kunnen worden en dat de rechten van de verdediging moeten zijn veilig gesteld. 21 Ook het Gerecht heeft zich uitgesproken over de onweerlegbaarheid van het vermoeden van beslissende invloed. 22 De moeder beargumenteerde in deze zaak uit het liften- en roltrappenkartel dat het vermoeden in strijd is met het vermoeden van onschuld en onverenigbaar is met art. 6 lid 2 EVRM. 23 Het Gerecht is van oordeel dat de Commissie, met inachtneming van de rechten van de verdediging, ThyssenKrupp de mogelijkheid heeft geboden het vermoeden van beslissende invloed te weerleggen door het bewijs te leveren dat haar dochters zelfstandig zijn. 24 Het Gerecht verwerpt de grief inzake schending van de onschuldpresumptie, omdat het vermoeden van beslissende invloed volgens haar weerlegbaar is, betrekking heeft op toerekening van een inbreuk aan een moeder waarvan reeds is vastgesteld dat zij door de dochter is gepleegd en het vermoeden wordt toegepast in een procedure waarin de rechten van de verdediging in acht worden genomen HvJ EU 3 mei 2012, zaak C-289/11 P, Legris Industries SA/Commissie. 18 Legris Industries SA/Commissie, r.o Legris Industries SA/Commissie, r.o. 53; HvJ EU 29 september 2011, zaak C-251/09 P, Elf Aquitaine SA/Commissie, r.o HvJ EU 29 september 2011, zaak C-251/09 P, Elf Aquitaine SA/Commissie, r.o Elf Aquitaine SA/Commissie, r.o Gerecht 13 juli 2011, gevoegde zaken T-144/07, T-147/07, T-148/07, T-149/07, T-150/07 en T-154/07, ThyssenKrupp Liften Ascenceurs NV e.a./ Commissie. 23 ThyssenKrupp Liften Ascenceurs NV e.a./commissie, r.o ThyssenKrupp Liften Ascenceurs NV e.a./commissie, r.o ThyssenKrupp Liften Ascenceurs NV e.a./commissie, r.o SDU UitgeverS / nummer 4, JULi 2012 TIJDSCHRIFT MEDEDINGINGSRECHT IN DE PRAKTIJK

4 Toerekening kartelinbreuk aan moeder in strijd met onschuldpresumptie onweerlegbaarheid Uit voorgaande uitspraken blijkt dat de Europese rechter het vermoeden van beslissende invloed weerlegbaar acht. Deze conclusie is in mijn visie onjuist. Naar mijn mening is het vermoeden onweerlegbaar, omdat tegenbewijs niet geleverd kan worden (hier zal verderop in het artikel nader op worden ingegaan). De redelijke grenzen en andere waarborgen die door het EHRM aan vermoedens van schuld worden gesteld (zoals de rechten van de verdediging), worden bij het vermoeden van beslissende invloed dan ook uit het oog verloren. Moeders zijn hierdoor ten onrechte - althans op de verkeerde gronden - aansprakelijk gehouden voor de kartelinbreuken van hun dochters. Het evenwicht dat het Hof voor ogen heeft, wordt naar mijn mening dan ook niet geschapen. De weegschaal slaat juist door naar de bestraffing en preventie van kartelinbreuken waarbij de onschuldpresumptie uit het oog wordt verloren. Zoals reeds besproken acht het EHRM onweerlegbare vermoedens van schuld in strijd met de onschuldpresumptie. Veel moeders hebben bij de (Europese) rechter - naar mijn mening terecht - aangevoerd dat het vermoeden van beslissende invloed onweerlegbaar is. Tot nu toe hebben zij op dit punt nul op het rekest gekregen. Waardoor is het vermoeden nu precies onweerlegbaar? Wanneer een moeder 100% van het kapitaal van de dochter in handen heeft, kan de moeder beslissende invloed uitoefenen op het gedrag van de dochter en bestaat er een weerlegbaar vermoeden dat die moeder ook daadwerkelijk beslissende invloed uitoefent op het gedrag van de dochter. De bewijslast keert nu om; de moeder dient aan te tonen dat geen sprake was van beslissende invloed. Bij de beoordeling (door de Commissie en in latere instantie de (Europese) rechter) of sprake was van beslissende invloed wordt onder andere gelet op juridische, economische en organisatorische banden tussen moeder en dochter die het bestaan van beslissende invloed op het commerciële beleid van de dochter aantonen. Hieruit lijkt te volgen dat wanneer deze banden bestaan tussen moeder en dochter, de beslissende invloed van de moeder op het commerciële beleid van de dochter is gegeven. Om het vermoeden van beslissende invloed te weerleggen zullen moeder en dochter alle factoren aan moeten voeren die verband houden met de banden die hen verenigen, welke factoren volgens hen aantonen dat geen sprake was van beslissende invloed. 26 Beslissende invloed blijkt dus uit het bestaan van juridische, economische en organisatorische banden tussen moeder en dochter. Wat moet men zich bij deze banden voorstellen? Enkele voorbeelden zijn: de mogelijkheid tot het benoemen van een managing director of het aannemen van opdrachten namens de moeder; HvJ EU 29 september 2011, zaak C-251/09 P, Elf Aquitaine SA/Commissie, r.o HvJ EU 16 november 2000, zaak C-294/98 P, Metsä-Serla/Commissie, het geven van richtsnoeren of instructies; goedkeuringsrechten van de moeder voor opdrachten of bestellingen; personele unies tussen moeder en dochter; 30 gezamenlijke verkoop; 31 gezamenlijke vertegenwoordiging; 32 toezicht en/of controlebevoegdheden; 33 rapportageverplichtingen van de dochter; 34 het consolideren van financiële resultaten; afstemming van het marktgedrag van de moeder en van de dochter. 35 Uit deze voorbeelden blijkt dat moeder en dochter snel door juridische, economische en organisatorische banden verbonden zullen zijn. Enkele van deze banden zijn zelfs inherent aan het 100% aandeelhouderschap en de daarbij behorende wettelijke verplichtingen en zullen dan ook altijd aanwezig zijn. Een voorbeeld hiervan is de rapportageverplichting van een dochter ten aanzien van andere entiteiten binnen het concern. Een dergelijke rapportageverplichting is op vennootschapsrechtelijke gronden voorbehouden aan de aandeelhouder. Voorts is het consolideren van financiële resultaten een vereiste dat volgt uit het jaarrekeningenrecht. 36 De rapportageverplichting en de consolidatieverplichting zijn dan ook verplichtingen waar een moeder in de praktijk niet onderuit kan komen. Toepassing van deze op het vennootschapsrecht en jaarrekeningrecht Het is tot nu toe in de praktijk onmogelijk gebleken het vermoeden van beslissende invloed te weerleggen gebaseerde criteria betekent dat het vermoeden van beslissende invloed in de praktijk nooit weerlegd kan worden. Juridische, economische en organisatorische banden tussen een moeder en dochter zullen dan ook altijd aanwezig zijn, waardoor het vermoeden niet te weerleggen is. 37 Immers, paragraaf Gerecht 11 december 2003, zaak T-66/99, Minoan Lines SA/Commissie, paragraaf Gerecht 14 mei 1998, gevoegde zaken T-339/94, T-340/94, T-341/94 en T-342/94, Metsä-Serla/Commissie, paragraaf HvJ EU 16 december 1975, zaak 40/73, Suiker Unie/Commissie, paragraaf Gerecht 20 maart 2002, zaak T-9/99, HFB Holding e.a./commissie, paragraaf 57, 60 en Commissiebeschikking 3 december 2003, Electrical and mechanical carbon and graphite products, randnummer Commissiebeschikking 13 september 2006, zaak COMP/38.456, Bitumen, randnummer Commissiebeschikking 13 september 2006, zaak COMP/38.456, Bitumen, randnummer HvJ EU 6 maart 1974, gevoegde zaken 6/73 en 7/73, Instituto Chemioterapico Italiano et Commercial Solvents/Commissie, paragraaf Vergelijk de Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van art. 54 lid 3 sub g) van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening, Pb. 18 juli 1983, L Zie hiervoor ook: E.H. Pijnacker Hordijk en S.J.H. Evans, The Akzo case: Up TIJDSCHRIFT MEDEDINGINGSRECHT IN DE PRAKTIJK nummer 4, JULi 2012 / SDU UitgeverS 141

5 om het vermoeden te weerleggen - en aan te tonen dat geen sprake is van beslissende invloed - moet worden aangetoond dat moeder en dochter niet door dergelijke banden zijn verenigd. Dit komt neer op een risicoaansprakelijkheid voor de moeder. Het wekt dan ook geen verbazing dat geen enkele moeder er tot op heden in is geslaagd het vermoeden van beslissende invloed te weerleggen. De weerlegbaarheid van het vermoeden wordt aldus een illusie. 38 Hier is ook bij stilgestaan door A-G Bot. De A-G vroeg zich in een conclusie af of het vermoeden van beslissende invloed wel binnen de redelijke grenzen blijft, zoals het EHRM die heeft gesteld. 39 Naar zijn mening moet het vermoeden van beslissende invloed in ieder geval weerlegbaar zijn, wat volgens hem nu niet het geval is. 40 Volgens de A-G heeft de omkering van de bewijslast een ongunstige invloed op de rechten van de verdediging van de ondernemingen. Hier ben ik het mee eens. De A-G benadrukt dat naleving van de onschuldpresumptie des te fundamenteler is in een procedure die quasirepressief van aard is. Het gaat immers om een procedure waarin de Commissie onderzoeks-, instructie- en beslistaken uitoefent en daardoor over een grote beoordelingsvrijheid beschikt. 41 Het vermoeden van beslissende invloed is onweerlegbaar omdat tegenbewijs niet geleverd kan worden Overigens heeft de Nederlandse rechter zich ook uitgesproken over de vraag of het vermoeden van beslissende invloed in strijd is met de onschuldpresumptie. 42 Omdat de moeder in kwestie ten tijde van de inbreuk (het betreft een van de bouwzaken in de GWW-sector) 100% van de aandelen in de dochter had, moet de moeder volgens het CBb aantonen dat de dochter zich autonoom op de markt heeft gedragen. Naar het oordeel van het CBb leidt deze methode niet tot een met het vermoeden van onschuld onverenigbare verschuiving van de bewijslast, aangezien de overtreding en de schuld van de onderneming daaraan al zijn vastgesteld, waarbij de bewijslast op de NMa rustte. Het CBb is van mening dat de onschuldpresumptie van art. 6 lid 2 EVRM bij de vaststelling of de door een dochter begane overtreding kan worden toegerekend aan de moeder geen rol a corporate tree for parental liability for competition law infringements Case C-97/08 P, Akzo Nobel N.V. and others v. Commission, Journal of European Competition Law & Practice, 2010, Vol. 1, No. 2, p Zie ook: P.J. Kreijger, Annotatie bij Choline Chloride-beschikking, M&M 2005 (7), p Conclusie van A-G Bot 26 oktober 2010, gevoegde zaken C-201/09 P en C-216/09 P, ArcelorMittal Luxembourg SA v. Commissie, r.o A-G Bot haalt hier de redelijke grenzen aan die uit het Salabiaku-arrest blijken, zie voetnoot Conclusie van A-G Bot, ArcelorMittal Luxembourg SA v. Commissie, r.o Conclusie van A-G Bot, ArcelorMittal Luxembourg SA v. Commissie, r.o College van Beroep voor het bedrijfsleven, 18 november 2010, LJN BO5197. speelt. 43 Deze conclusie lijkt mij onjuist. In deze zaak is immers de schuld van de dochter vast komen te staan en niet de schuld van de moeder. Ten aanzien van de moeder heeft de NMa niets bewezen. De NMa maakt gebruik van het vermoeden van beslissende invloed om de moeder aansprakelijk te stellen. Voorts blijkt uit de besproken Europese jurisprudentie dat het toerekeningsbeleid aan de onschuldpresumptie wordt getoetst en daardoor wel degelijk een rol speelt bij toerekening van kartelinbreuken. Bovendien werken Europese rechtsbeginselen als de onschuldpresumptie door in nationale rechtsordes bij de handhaving van art. 101 VWEU en is het CBb daarom verplicht om aan deze rechtsbeginselen te toetsen. 44 Conclusie Het huidige toerekeningsbeleid van de Commissie resulteert er naar mijn mening in dat het vermoeden van beslissende invloed in de praktijk onweerlegbaar is en daardoor in strijd is met de onschuldpresumptie van art. 6 lid 2 EVRM. Bij de beoordeling of sprake is van beslissende invloed zal door de Commissie (en in latere instantie de (Europese) rechter) altijd bekeken worden of er juridische, economische en organisatorische banden tussen moeder en dochter bestaan, die de beslissende invloed van de moeder op het commerciële beleid van de dochter aantonen. Dit is inherent aan het mededingingsrecht. De onweerlegbaarheid van het vermoeden van beslissende invloed - en de schending van de onschuldpresumptie - is hierdoor een gegeven. De onweerlegbaarheid van het vermoeden van beslissende invloed zal de gemoederen voorlopig nog wel bezighouden. Hoewel de (Europese) rechter een grief met betrekking tot schending van de onschuldpresumptie tot nu toe niet heeft toegewezen, blijven partijen zich hier wel - naar mijn mening terecht - op beroepen. 45 De jurisprudentie op het gebied van toerekening van kartelinbreuken wordt echter elke keer opnieuw door het Hof bevestigd. Het aanvechten van deze jurisprudentie is een strijd die de moeders waarschijnlijk niet gaan winnen. De Commissie zal daarom meer guidance moeten geven over hoe het vermoeden van beslissende invloed wel kan worden weerlegd, bijvoorbeeld in de vorm van handvatten voor de praktijk. Doordat geen enkele moeder er tot nu toe in is geslaagd het vermoeden van beslissende invloed te weerleggen, is dit immers nog altijd onduidelijk. Ook voor de NMa is hier een taak weggelegd, aangezien de NMa het Europese toerekeningsbeleid één op één toepast op Nederlandse situaties. Alle meest logische argumenten zijn inmiddels aangedragen door de 43 College van Beroep voor het bedrijfsleven, 18 november 2010, LJN BO5197, r.o Zie hiervoor: M.J. Frese, De doorwerking van Europese rechtsbeginselen bij de decentrale handhaving van het EU-mededingingsrecht, Ars Aequi, februari 2012, p Zie bijvoorbeeld de hogere voorziening die Alliance One International Inc. op 25 november 2011 heeft ingesteld tegen het arrest van het Gerecht van 9 september 2011, zaak T-25/06. Te raadplegen via PB C 25 van 28 januari 2012, p SDU UitgeverS / nummer 4, JULi 2012 TIJDSCHRIFT MEDEDINGINGSRECHT IN DE PRAKTIJK

6 Toerekening kartelinbreuk aan moeder in strijd met onschuldpresumptie moeders. Doordat de mededingingsautoriteiten op een handige manier de bewijslast van zichzelf naar de moeder verschuiven, mag van hen worden verwacht dat zij de moeder meer ondersteunen ten aanzien van de weerlegbaarheid van het vermoeden van beslissende invloed. In ieder geval zou het zo moeten zijn dat, wanneer een moeder aansprakelijk wordt gehouden voor een kartelbreuk van een dochter, de moeder een eerlijke kans krijgt om aan te tonen dat zij daarvoor niet aansprakelijk is en gehouden kan worden. Daarvan is nu geen sprake EVRM. 47 Naar mijn weten is dit de eerste keer dat het weerlegbaar vermoeden van beslissende invloed ter toetsing wordt voorgelegd aan het EHRM. Deze zaak is het vervolg van de uitspraak van het CBb, dat eerder in dit artikel is besproken. Ik ben zeer benieuwd naar het oordeel van het EHRM in deze zaak, dat voor de praktijk van grote betekenis zou kunnen zijn. Op dit moment is er een zaak aanhangig bij het EHRM waarin het weerlegbaar vermoeden van beslissende invloed wordt getoetst aan de onschuldpresumptie van art. 6 lid 46 A-G Kokott heeft zich onlangs wel over de weerlegbaarheid van het vermoeden uitgelaten. Zij heeft aangegeven dat moeders die tijdelijke zeggenschap hebben in een dochter zouden kunnen ontsnappen aan het vermoeden van beslissende invloed, omdat zij dan niet voldoende tijd of belang hebben gehad om het gedrag van de dochter daadwerkelijke te beïnvloeden. Dit blijft echter redelijk vaag. De A-G besprak dit tijdens de bijeenkomst van de Studienvereinigung Kartellrecht - Internationaler Forum EU-Kartellrecht die op 14 maart 2012 te Brussel werd gehouden. over de auteur Sanne Kennepohl is advocaat bij Boekel de Nerée N.V. te Amsterdam. De auteur dankt Martijn van de Hel voor zijn commentaar op een eerdere versie van dit artikel. 47 Ooms Avenhorn Holding B.V. and others v. The Netherlands, appl. no /11. TIJDSCHRIFT MEDEDINGINGSRECHT IN DE PRAKTIJK nummer 4, JULi 2012 / SDU UitgeverS 143

Het toerekeningsleerstuk: de balans opgemaakt

Het toerekeningsleerstuk: de balans opgemaakt Mededinging Het toerekeningsleerstuk: de balans opgemaakt Mr. I.W. VerLoren van Themaat en mr. M.C. van Heezik* 90 De recente arresten Akzo Nobel, Elf Acquitaine en Arkema nodigen uit de balans op te maken

Nadere informatie

3. Middelharnis heeft op 5 november 2004 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de GWW-sector. 2

3. Middelharnis heeft op 5 november 2004 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de GWW-sector. 2 Advies in zaak 4363, Dijkers Middelharnis B.V. Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: prof. mr J.H. Jans (voorzitter), mr drs. R.C. van Houten, prof. dr J.A.H.

Nadere informatie

Kartels en concernverhoudingen: extra zorgplicht voor moeders?

Kartels en concernverhoudingen: extra zorgplicht voor moeders? Kartels en concernverhoudingen: extra zorgplicht voor moeders? S.G.J. Smallegange & L.L. Bremmer Inleiding Moeders, pas op uw dochters lijkt al enige tijd het credo bij het Hof van Justitie van de Europese

Nadere informatie

De civielrechtelijke doorwerking van het mededingingsrechtelijke leerstuk van toerekening van kartelinbreuken in concernverhoudingen

De civielrechtelijke doorwerking van het mededingingsrechtelijke leerstuk van toerekening van kartelinbreuken in concernverhoudingen De civielrechtelijke doorwerking van het mededingingsrechtelijke leerstuk van toerekening van kartelinbreuken in concernverhoudingen Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Master Privaatrecht:

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4363-134 Betreft zaak: 4363 Dijkers & Pijl B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen

Nadere informatie

1. Inleiding en procedure

1. Inleiding en procedure Advies in zaaknr. 3938-570 Minerva Beheer Oss B.V. Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: mr R.E. Bakker (voorzitter), prof dr E.E.C. van Damme en mr H.H.B.

Nadere informatie

Knipperlichten. EU Mededingingsrecht. Frank Wijckmans Sofie De Keer 2 februari 2012

Knipperlichten. EU Mededingingsrecht. Frank Wijckmans Sofie De Keer 2 februari 2012 2012 Knipperlichten EU Mededingingsrecht Frank Wijckmans Sofie De Keer 2 februari 2012 Minervastraat 5 1930 ZAVENTEM T +32 (0)2 275 00 75 F +32 (0)2 275 00 70 www.contrast -law.be Overzicht 1. Korte inleiding

Nadere informatie

De rechter als bewaker van evenredige bestuurlijke boetes

De rechter als bewaker van evenredige bestuurlijke boetes De rechter als bewaker van evenredige bestuurlijke boetes Mr. dr. M.L. (Michiel) van Emmerik & Mr. C.M. (Christien) Saris Studiemiddag CBB/CRvB, Den Haag 23 juni 2014 Wat komt aan de orde? Introductie:

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_596/63 Betreft zaak: B&U-sector / IBC Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het

Nadere informatie

Op 12 december 2007 wees het Gerecht van

Op 12 december 2007 wees het Gerecht van M E D E D I N G I N G Rechtspraak Vergaande toerekening van kartelinbreuken aan moedermaatschappijen Mr. W.J. Brants Op 12 december 2007 wees het Gerecht van Eerste Aanleg ( GvEA ) arrest in de zaak Akzo

Nadere informatie

Knipperlichten. Mededingingsrecht. Milena Varga 20 februari 2014

Knipperlichten. Mededingingsrecht. Milena Varga 20 februari 2014 2014 Knipperlichten Mededingingsrecht Milena Varga 20 februari 2014 Minervastraat 5 1930 ZAVENTEM T +32 (0)2 275 00 75 F +32 (0)2 275 00 70 www.contrast -law.be Overzicht I. Basisbegrippen II. Knipperlichten

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_777/7 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van

Nadere informatie

Inbesteding of aanbesteding?

Inbesteding of aanbesteding? APRIL 2006 Inbesteding of aanbesteding? Opdrachten die door een aanbestedende dienst worden gegund aan een overheidsgedomineerde onderneming (met eigen rechtspersoonlijkheid) vallen in beginsel onder de

Nadere informatie

Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving)

Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Inleiding Op 24 november 2014 heeft de CRvB de eerste uitspraak gedaan over boetes

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 * ARREST VAN 14. 4. 1994 ZAAK C-389/92 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 * In zaak C-389/92, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Belgische Raad van

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4620/147 Betreft zaak: Besluit op bezwaar - Martens en Van Oord Aannemingsbedrijf B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 OKTOBER 2013 P.13.1403.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1403.F I. L. D'O., II. III. IV. R. S., M. D., 1. ALALUNGA ANSTALT VADUZ, firma naar Liechtensteins recht, 2. KICK INTERNATIONAL

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Over moeders en dochters

Over moeders en dochters Over moeders en dochters Het weerlegbaar vermoeden in de praktijk Mr. F. Muller en dr. mr. S. Verschuur* 208 GvEA 16 juni 2011, zaak T-196/06, Edison SpA/Europese Commissie; GvEA 16 juni 2011, zaak T-185/06,

Nadere informatie

Bahialaan 100 3065WC Rotterdam

Bahialaan 100 3065WC Rotterdam Bahialaan 100 3065WC Rotterdam T: +31 (0)10-764 0804 F: +31 (0)10 254 0015 M: +31 (0)6 51 99 78 08 E: dehaas@dehaasadvocatuur.nl I: www.dehaasadvocatuur.nl Mevrouw mr. P. (Priscilla) de Haas 11-8-2015

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_432/13 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van

Nadere informatie

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 30 september 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0407 (COD) 13538/14 DROIPEN 112 COPEN 230 CODEC 1868 NOTA van: aan: het voorzitterschap het Comité van permanente

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend.

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6109/867 Betreft zaak: Caraat Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het besluit van de

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 5358-28.BT761 Betreft zaak: Kabel- & Leidingwerken Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld

Nadere informatie

Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid

Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid Mr. Bert Kabel (1) Inleiding In het hedendaagse verkeer komt het regelmatig voor dat verkeersdeelnemers elkaar geen voorrang verlenen. Gelukkig

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Tegen het bestreden besluit heeft M.E. Steneker (hierna: bezwaarmaker) tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 3 augustus 2006.

BESLUIT. 4. Tegen het bestreden besluit heeft M.E. Steneker (hierna: bezwaarmaker) tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 3 augustus 2006. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_277/44 Betreft zaak: B&U-sector / Bouwbedrijf Steneker Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_949/8 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 DECEMBER 2016 P.16.1066.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.1066.N I A A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Louis De Groote, advocaat bij de balie te Gent. II J-C P D, beklaagde, eiser,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 JANUARI 2015 P.14.0564.N/l Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0564.N inverdenkinggestelde, eiseres, met als raadsman mr. toor te kiest,. _ advocaat bij de balie te Gent, met kan - waar de eiseres

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1856

ECLI:NL:RVS:2017:1856 ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstatc 201105933/1/V2. Datum uitspraak: 6 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

2. Op grond van de vastgestelde overtreding van artikel 6, eerste lid, Mw en artikel 81, eerste lid, EG heeft de Raad een boete opgelegd aan GDB.

2. Op grond van de vastgestelde overtreding van artikel 6, eerste lid, Mw en artikel 81, eerste lid, EG heeft de Raad een boete opgelegd aan GDB. Advies in de zaak 4872, Gédébé Holding B.V. Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: prof. mr J.H. Jans (voorzitter), dr J.F. Appeldoorn (secretaris) en prof.

Nadere informatie

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Turbo-liquidatie en de bestuurder Turbo-liquidatie en de bestuurder Juni 2012 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 APRIL 2016 P.15.0005.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0005.N C G P P, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Koenraad Compernolle, advocaat bij de balie te Brugge, met kantoor te 8340

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van mr. X, wonende en kantoorhoudende te [plaats1], K L A G E R,

Nadere informatie

3. Tegen het besluit werd op 21 november 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2 Op 20 december 2006 werden aanvullende gronden ingediend.

3. Tegen het besluit werd op 21 november 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2 Op 20 december 2006 werden aanvullende gronden ingediend. Advies in de zaak 3938_343, Pleijsier Holding B.V. Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: mr R.E. Bakker (voorzitter), dr J.F. Appeldoorn (secretaris) en prof.

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_537/5 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_587/6-3938_608/8 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel

Nadere informatie

Date de réception : 01/03/2012

Date de réception : 01/03/2012 Date de réception : 01/03/2012 Vertaling C-44/12-1 Zaak C-44/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2012 Verwijzende rechter: Court of Session, Scotland (Verenigd Koninkrijk)

Nadere informatie

BESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding

BESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_847/11-3938_869/10 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_641/7 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

Komt een wijkteammedewerker bij de burger en hij maakt en fout

Komt een wijkteammedewerker bij de burger en hij maakt en fout 1. Inleiding Komt een wijkteammedewerker bij de burger en hij maakt en fout Over aansprakelijkheden en schadevergoeding bij wijkteams Tim Robbe 1 Een wijkteammedewerker komt bij een burger. Vervolgens

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 5315-10.BT761 Betreft zaak: Kabel- & Leidingwerken Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 JANUARI 2006 C.05.0190.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.05.0190.N B.J., eiser, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1050 Brussel,

Nadere informatie

De bewijslast in artikel 1:160 BW procedures

De bewijslast in artikel 1:160 BW procedures De bewijslast in artikel 1:160 BW procedures Inleiding Zoals collega Van den Anker al eerder (Samenleven en alimentatie ontvangen? EB 2009, 32) schreef, is de alimentatieplicht niet oneindig. Deze kan

Nadere informatie

Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven'

Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven' Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven' 1 Toezicht op bestuur Op 31 mei 2011 is het wetsvoorstel bestuur en toezicht (het "Wetsvoorstel")

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_602/8 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 APRIL 2016 P.15.1639.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1639.N I M B, beklaagde, eiser, met als raadslieden mr. Kris Luyckx en mr. Bart Verbelen, advocaten bij de balie te Antwerpen, II

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_559/6 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: 200907796/1/V2. Datum uitspraak: 7 juli 2010 Raad van State AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 * ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 * In zaak C-5/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel Í77 EG-Verdrag van de Belgische Raad van State, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Aansprakelijkheid van de moeder voor kartelinbreuken van haar dochteronderneming

Aansprakelijkheid van de moeder voor kartelinbreuken van haar dochteronderneming KU LEUVEN FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Academiejaar 2014-2015 Aansprakelijkheid van de moeder voor kartelinbreuken van haar dochteronderneming Promotor: prof. dr. W. Devroe Begeleider: mr. M. Marelus Masterscriptie,

Nadere informatie

Hof van Justitie zaait verwarring in expedia over merkbaarheidsvereiste bij doelbeperkingen

Hof van Justitie zaait verwarring in expedia over merkbaarheidsvereiste bij doelbeperkingen Hof van Justitie zaait verwarring in Expedia over merkbaarheidsvereiste bij doelbeperkingen Mr. B.J.H. BraEkEn En Mr. S. TuinEnga Het Hof van Justitie heeft naar aanleiding van een prejudiciële vraag van

Nadere informatie

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Auteur: Mr. T.L.C.W. Noordoven[1] Hoge Raad 23 maart 2012, JAR 2012/110 1.Inleiding Maakt het vanuit het oogpunt

Nadere informatie

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen: '"Sr "- AANTEKENEN Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH 'S-GRAVENHAGE Datum Referentie Betreft beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (08/00041) op het hoger beroep

Nadere informatie

Reactie NautaDutilh. Consultatie Implementatiewet richtlijn privaatrechtelijke handhaving mededingingsrecht. NautaDutilh N.V.

Reactie NautaDutilh. Consultatie Implementatiewet richtlijn privaatrechtelijke handhaving mededingingsrecht. NautaDutilh N.V. i Reactie NautaDutilh Consultatie Implementatiewet richtlijn privaatrechtelijke handhaving mededingingsrecht NautaDutilh N.V. 22 november 2015 ii Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 2. Commentaar... 2 2.1

Nadere informatie

collegebanken Het grensoverschrijdend GAT/LUK en ROCHE Prof. Willem A. Hoyng

collegebanken Het grensoverschrijdend GAT/LUK en ROCHE Prof. Willem A. Hoyng Leiden Revisited: een middag terug in de collegebanken Het grensoverschrijdend verbod in IE zaken na GAT/LUK en ROCHE Prof. Willem A. Hoyng Crossborders Historie Tot 1986 Octrooi (IE recht) is geldig voor

Nadere informatie

Het Expedia-arrest: een merkbare koerswijziging?

Het Expedia-arrest: een merkbare koerswijziging? Mededinging Het Expedia-arrest: een merkbare koerswijziging? Mr. H.M. Cornelissen* In het Expedia-arrest velt het Hof van Justitie van de Europese Unie een opvallend oordeel over twee belangrijke aspecten

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van XXX

VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van XXX EUROPESE COMMISSIE Brussel, XXX [ ](2014) XXX draft VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE van XXX tot wijziging van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures

Nadere informatie

De Hoge Raad der Nederlanden,

De Hoge Raad der Nederlanden, 2 januari 1980. nr. 19.623 DG. De Hoge Raad der Nederlanden, Gezien het beroepschrift in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 SEPTEMBER 2016 P.16.0556.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0556.N P J G V, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Laurens Van Puyenbroeck, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 5327_28.BT810 Betreft zaak: Kabel- & Leidingwerken Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 24-01-2013 Datum publicatie 05-02-2013 Zaaknummer 200.113.026 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) De artikelen 43 EG en 49 EG leggen overigens geen algemene verplichting tot gelijke behandeling op, maar een verbod van discriminatie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.14.0406.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0406.N I R D F, beklaagde, eiser, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen K D K, burgerlijke

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2112 / 767 Betreft zaak: 2112 - Betonmortelcentrales Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren tegen zijn

Nadere informatie

Besluit tot openbaarmaking

Besluit tot openbaarmaking Besluit als bedoeld in artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur Zaak: 12924 1X Corp N.V. en Exinvest Limited Kenmerk: 12924 / 01.046.246 Openbaarmaking onder kenmerk: 12924 / 01.047.553 Besluit tot

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Terug naar de Collegebanken

Terug naar de Collegebanken Terug naar de Collegebanken Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Prof. mr. Roan Lamp 4 september 2014 1 Terug naar de Collegebanken - Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Inhoud Inleiding

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_456/10 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van

Nadere informatie

Besluit tot openbaarmaking

Besluit tot openbaarmaking Besluit als bedoeld in artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur Zaak: 10826 Kenmerk: 12517 / 01.038.932 Openbaar gemaakt onder kenmerk Besluit tot openbaarmaking Besluit tot openbaarmaking van het

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2157-66 Betreft zaak: VNI Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar van de Vereniging van Nederlandse

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 JUNI 2015 P.15.0599.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0599.N 1. M M P V D V, beklaagde, 2. D H N H, beklaagde, aangehouden om andere redenen, eisers, beiden met als raadsman mr. Thierry

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 5381-9.BT761-5383-9.BT761-5399-8.BT761 Betreft zaak: Groenvoorziening Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna:

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_366/8-3938_374/8-3938_390/8 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld

Nadere informatie

2. Op grond van de vastgestelde overtreding van artikel 6, eerste lid, Mw en artikel 81, eerste lid, EG heeft de d-g NMa een boete opgelegd.

2. Op grond van de vastgestelde overtreding van artikel 6, eerste lid, Mw en artikel 81, eerste lid, EG heeft de d-g NMa een boete opgelegd. Advies in zaak 4363, Dijkers en Pijl B.V. Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: prof. mr J.H. Jans (voorzitter), mr drs. R.C. van Houten, prof. dr J.A.H. Maks

Nadere informatie

3. Tegen het besluit werd op 10 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2

3. Tegen het besluit werd op 10 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2 Advies in de zaak 4802, Cegelec B.V. Prismanummer: Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: prof. mr J.H. Jans (voorzitter), dr J.F. Appeldoorn (secretaris) en

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201108181/3/V4. Datum uitspraak: 9 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen

Nadere informatie

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar Openbare versie Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6944/91 Betreft zaak: Zegelverbreking LHV Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017 Datum van inontvangstneming : 03/07/2017 Vertaling C-320/17-1 Zaak C-320/17. Verzoek om prejudiciële beslissing Datum van indiening 29 mei 2017 Verwijzende rechter Conseil d État (Frankrijk) Datum van

Nadere informatie

Bewijslast voor de Europese Commissie in kartelzaken; een overzicht van recente uitspraken van het gerecht

Bewijslast voor de Europese Commissie in kartelzaken; een overzicht van recente uitspraken van het gerecht 209 Bewijslast voor de Europese Commissie in kartelzaken; een overzicht van recente uitspraken van het gerecht In 2011 heeft het Gerecht in een aantal kartelzaken de boete verlaagd of zelfs de beschikking

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_313/12 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201110895/1/V1. Datum uitspraak: 23 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 5300-7.BT761-5290-8.BT761 Betreft zaak: Kabel- & Leidingwerken Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad)

Nadere informatie

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue Zaak C-524/04 Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue [verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 FEBRUARI 2019 P.18.0793.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.0793.N B A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Sven De Baere, advocaat bij de balie Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Afspraken met de overheid in ruil voor een lagere boete

Afspraken met de overheid in ruil voor een lagere boete NOTENKRAKER Afspraken met de overheid in ruil voor een lagere boete CBb 7 juli 2010, LJN BN0540 1. Inleiding Een van de instrumenten die (markt)toezichthouders in het economisch ordeningsrecht hebben,

Nadere informatie

Jurisprudentie contractenrecht

Jurisprudentie contractenrecht Jurisprudentie contractenrecht W.L. Valk senior raadsheer Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden senior onderzoeker Radboud Universiteit Programma Twee arresten van de Hoge Raad: HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593

Nadere informatie