Opzoek naar een optimale datum en methode voor een. Teldata en methode voor overzomerende ganzen in Nederland

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Opzoek naar een optimale datum en methode voor een. Teldata en methode voor overzomerende ganzen in Nederland"

Transcriptie

1 Opzoek naar een optimale datum en methode voor een landelijke KNJV telling. Teldata en methode voor overzomerende ganzen in Nederland Stagerapport Nikie van Dorst Wageningen Universiteit Januari 2011

2 Teldata en methode voor overzomerende ganzen in Nederland Opzoek naar een optimale datum en methode voor een landelijke KNJV telling Nikie van Dorst Januari 2011 Begeleiding M. Montizaan (KNJV) S. van Wieren (WUR) B. Beekmans (WUR) Afdeling Faunazaken, KNJV. Resource Ecology Group, Wageningen Universiteit. Foto s van ganzen op omslag: Erik van Til (boven: Brandganzen, midden: Nijlganzen, onder: Grauwe Ganzen) Foto s binnenwerk: Erik van Til Dit rapport is gemaakt door een student van Wageningen Universiteit als onderdeel van haar MScopleiding. Het is géén officiële publicatie van Wageningen Universiteit of Wageningen UR. Wageningen Universiteit neemt middels dit rapport geen formele positie in, noch representeert het haar visie of mening in deze. Copyright 2010 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. i

3 Voorwoord Dit rapport is het resultaat van mijn onderzoek voor de KNJV in het kader van mijn afstuderen voor de Master Forest and Nature Conservation aan de Wageningen Universiteit. Het onderzoek maakte onderdeel uit van mijn afstudeerstage die ik heb vervuld op de afdeling Faunazaken tussen september 2010 en januari Deze stage is voortgekomen uit mijn wens om meer te leren over toegepast faunabeheer in Nederland. Ik wil de KNJV dan ook bedanken voor het bieden van deze stageplek en mijn introductie in de praktijk van het wildbeheer. In het bijzonder bedank ik mijn begeleidster, Margriet Montizaan, voor de tijd en moeite die zij heeft genomen om op al mijn vragen antwoord te geven. Sip van Wieren en Bas Beekmans van de Wageningen Universiteit bedank ik voor hun constructieve commentaar en hun aansporing om kritisch te blijven denken. Daarnaast had dit rapport niet tot stand kunnen komen zonder al die mensen die bereid waren om mij te woord te staan over hun ervaringen met overzomerende ganzen en telmethoden. Mijn dank gaat daarom uit naar de volgende personen: Guldemond, A., projectleider CLM onderzoek en advies van de Horst, J., secretaris WBE Goedereede/Overflakkee Nuissl, J., secretaris FBE Utrecht Verkaik, A.P. voorzitter WBE Lopikerwaard Voslamber, B., ganzenonderzoeker SOVON R. van de Werf, secretaris WBE Fivelgo Willemse, J., adviseur DLV Plant Tenslotte bedank ik alle mensen die ik hier niet persoonlijk heb genoemd, maar wel betrokken zijn geweest bij het schrijven van dit rapport. ii

4 Samenvatting Aanleiding In Nederland is het aantal overzomerende ganzen de laatste jaren sterk toegenomen. Dit heeft geleid tot conflicten met de landbouw en verschillende natuurdoelstellingen. Daarnaast kunnen grote aantallen ganzen zorgen voor overlast in recreatiegebieden en een bedreiging van de verkeersveiligheid. Omdat Grauwe Ganzen, Kolganzen en Brandganzen door de Flora en Faunawet als inheems beschermde soorten zijn aangemerkt, mogen zij enkel bestreden worden mits de ganzen schade veroorzaken. Een ontheffing voor afschot kan slechts worden verstrekt indien er in de provinciale faunabeheerplannen een getalsmatige onderbouwing is gegeven voor de noodzaak tot ingrijpen. Om maatregelen te kunnen en mogen nemen ter voorkoming van schade door overzomerende ganzen en om het gevoerde beleid te kunnen monitoren is het dus noodzakelijk om per provincie de omvang en het aantalsverloop van de verschillende populaties zomerganzen vast te stellen. Probleemstelling Er is geconstateerd dat tijdens de huidige KNJV voorjaarstelling in april niet alleen broedvogels maar ook nog doortrekkende en overwinterende ganzen in Nederland aanwezig zijn. Het moment dat de wintergasten wegtrekken bepaalt daarom mede de aantallen die tijdens de tellingen door de wildbeheereenheden (WBE s) worden geteld. De KNJV voorjaarstelling geeft daarom geen optimaal beeld van de populatieomvang van de overzomerende Grauwe Gans, Brandgans en Kolgans. Voor aantalgegevens van overzomerende ganzen op WBE niveau blijken SOVON tellingen nog niet toereikend. Sommige provincies hebben een nieuwe ganzentelling opgestart of zijn dat van plan. Omdat ganzen provinciegrenzen kunnen overvliegen en zich niet gedurende het hele broedseizoen op dezelfde plaats ophouden is het belangrijk dat er één landelijke integrale teldag komt die is afgestemd met alle provincies. Met één simultane landelijke telling wordt de uniformiteit van de tellingen gewaarborgd en kunnen gegevens uit verschillende provincies met elkaar vergeleken worden. De afdeling Faunabeheer van de KNJV stelt daarom voor om een nieuwe ganzentelling op te starten op een later tijdstip in het jaar. Doel van dit onderzoek Binnen deze studie is onderzocht wat vanuit een ecologisch perspectief een goede teldatum zou zijn van overzomerende ganzen. Daarbij is gericht op de Grauwe Gans, Brandgans, Kolgans, Soepgans, Canadese Gans, Indische Gans en Nijlgans. Daarnaast zijn de praktische knelpunten van een ecologisch goede teldatum in kaart gebracht. Tenslotte wordt in dit rapport beargumenteerd op welke manier de telling het beste uitgevoerd kan worden. De benodigde informatie is verkregen uit artikelen, onderzoeksrapporten en uit interviews met personen die op verschillende manieren betrokken zijn bij ganzentellingen. Ecologisch meest optimale teldatum Uit dit onderzoek komt naar voren dat de tweede helft van juli de beste periode is om een gebiedsdekkende landelijke telling voor zomerganzen uit te voeren. Brandganzen kunnen nog tot eind mei in Nederland worden waargenomen. In mei en juni zijn veel ganzensoorten aan het broeden en leven zij erg teruggetrokken. De verminderde zichtbaarheid maakt een gebiedsdekkende telling tijdens de broedperiode zeer lastig. De broedperiode wordt snel opgevolgd door de ruiperiode. Veel ruiende Grauwe Ganzen zitten dan verscholen in rietmoerassen. Grauwe Ganzen zijn pas half juli klaar met de rui. In augustus vinden weer veel vliegbewegingen plaats na de oogst van gewassen waardoor een telling dan geen goed beeld zou geven van het aantal ganzen binnen de provincie in voorgaande maanden. Bovendien arriveren de eerste winterganzen al in Nederland vanaf begin augustus. Hoewel Brandganzen in de tweede helft van juli nog in de rui kunnen zijn, is deze soort volgens ganzenonderzoekers wel goed zichtbaar omdat ze zich dan op open water bevinden. Ook Nijlganzen iii

5 ruien in juli maar zijn juist dan goed te tellen omdat ze zich in grote ruigroepen op het water verzamelen. Er geldt dat hoe verder in de maand juli geteld wordt, hoe minder ganzen nog ruien en hoe beter waarneembaar de ganzen zijn, maar ook hoe groter de kans is op grootschalige verplaatsingen. In juli staan de graangewassen nog hoog. Ganzen foerageren in de zomer voornamelijk in de vroege ochtend en in de avond. Als een telling vanaf 9.30 plaatsvindt zullen hoge gewassen over het algemeen geen problemen opleveren omdat ganzen dan naar de rustgebieden zijn getrokken. Op enkele locaties in Zuid Holland blijkt dat ganzen zich overdag wel in graangewassen ophouden en daardoor minder goed zijn te tellen. Praktische knelpunten Vanuit een praktisch oogpunt is de tweede helft van juli een zeer lastige periode om een telling van overzomerende ganzen te organiseren. Vooral vanwege een verminderde beschikbaarheid van vrijwilligers tijdens de vakantieperiode is het de vraag of het opzetten van een extra telling op deze datum haalbaar is. Dit kan mogelijk opgelost worden door te zorgen dat alle WBE s volgens een telsectorensysteem gaan tellen. Deze methode wordt al beschreven in de KNJV instructie voorjaarstelling, maar wordt in een groot aantal WBE s nog niet gehanteerd. Om de beschikking te hebben over een groter aantal vrijwilligers zouden bovendien meerdere instanties (terreinbeherende organisaties (TBO s), particuliere grondeigenaren, etc) betrokken moeten worden bij de telling. Door samen te tellen kan tevens de objectiviteit van een telling worden gewaarborgd en voorkomt men deels ophef over het feit dat jagers als belanghebbenden onderdeel uit maken van telprocedures. In het samenbrengen van TBO s en de WBE s zouden de Faunabeheereenheden mogelijk een belangrijke rol kunnen spelen. Daarnaast is het belangrijk dat er voldoende draagvlak onder jagers is voor een extra telling. Sommige jagers hebben het gevoel al veel gegevens te moeten verzamelen en ervaren een extra telling als een belasting. Bij het opzetten van een nieuwe telling zal het dus van groot belang zijn om hierover een goede voorlichting te doen geven aan de WBE s en haar leden. Ook kan onderzocht worden of de provincies tegemoetkomingen voor tellers kunnen voorzien. In 2011 zou er in een aantal WBE s in verschillende provincies middels een pilot vastgesteld kunnen worden wat de praktische haalbaarheid is van een extra zomerganzentelling in juli. Door middel van deze proeftellingen kan de KNJV ervaring opdoen met tellen in de tweede helft van juli, de beschikbaarheid van vrijwilligers testen en bekijken in hoerverre hoge graangewassen voor een belemmering zorgen van de telling. Indien er een extra ganzentelling gaat plaatsvinden, is het verstandig om de overzomerende ganzen een aantal jaar met de KNJV voorjaarstelling te blijven meenemen. Telmethode Een integrale gebiedstelling zoals deze nu wordt toegepast tijdens de KNJV voorjaarstelling kan evenzo gehanteerd worden voor een landelijke inventarisatie van zomerganzen. Een broedvogelinventarisatie lijkt voor de KNJV minder geschikt onder andere vanwege de moeite die het kost om broedparen in kaart te brengen tijdens de teruggetrokken broedfase, de onduidelijkheid van territoriaal gedrag en paarbanden binnen sommige ganzenpopulaties en de onzekerheden omtrent het berekenen van de werkelijke populatieomvang uit het aantal broedparen. Steekproefsgewijs tellen is niet zinvol bij ganzen omdat deze soort in de zomer niet homogeen verdeeld is over het landschap. Een nadeel van een integrale gebiedstelling in juli is dat deze geen goed beeld oplevert van de reproductie van de verschillende overzomerende ganzenpopulaties. Wanneer de provincies of TBO s meer inzicht wil hebben in de groei van de populaties door aanwas dan zouden zij aanvullende tellingen tussen april en juni moeten organiseren. Tenslotte moet de KNJV toewerken naar één telprotocol dat in alle provincies wordt gehanteerd. In dit protocol kan ook informatie verstrekt worden over het tijdstip van tellen, het tellen van grote groepen en de verstoringsgevoeligheid van vogels. Het strikt standaardiseren van het telprotocol zal de kwaliteit van de telgegevens verbeteren en een betere vergelijking van gegevens uit verschillende jaren mogelijk maken. iv

6 Inhoudsopgave Voorwoord... ii Samenvatting... iii Inhoudsopgave... v Introductie Aanleiding Probleemstelling Onderzoeksvragen Het belang van een landelijke KNJV telling Eisen aan het faunabeheerplan Telgegevens op WBE niveau Tellingen door SOVON Conclusie: het belang van een simultane landelijke telling Teldata vanuit een ecologisch oogpunt Voorjaars en najaarstrek en de invloed van klimaatsverandering Broed en ruiperioden Habitatgebruik Terreinbeheer Grootschalige verspreidingen Conclusie: ecologisch meest optimale teldatum Teldata vanuit een praktisch oogpunt Beschikbaarheid van vrijwilligers Verstoring van de telling door recreatie Conclusie: praktische haalbaarheid Telmethode van overzomerende ganzen Broedvogelinventarisatie, steekproefsgewijs of integraal tellen Wat te noteren Tellen van grote groepen Tijdstip van tellen Verstoringsgevoeligheid Standaardisatie Conclusie: kwaliteit van de gegevens Discussiepunten Praktische haalbaarheid Organisatie Verwerking en interpretatie van telgegevens Bronvermelding v

7 Introductie 1.1 Aanleiding In Nederland is het aantal overzomerende ganzen de laatste jaren sterk toegenomen. Overzomerende ganzen zijn ganzen die in Nederland tijdens de zomermaanden (april september) in het wild voorkomen, in tegenstelling tot overwinteraars en doortrekkers uit de meer noordelijke gebieden. Tot de zomerganzen behoren niet alleen broedvogels en hun jongen, maar ook vogels die niet tot broeden overgaan of vogels met mislukte nesten (SOVON 2010). Terwijl tijdens de KNJV voorjaarstelling in 2005 het totale aantal overzomerende ganzen in Nederland werd geschat op bijna , was in 2008 het aantal waarnemingen gestegen tot over de (Figuur 1.1) (Montizaan en Siebenga 2010). De Grauwe Gans, drie decennia geleden nog een zeer zeldzame broedvogel, maakt 43% uit van dit totaal en is daarmee de meest voorkomende soort (Montizaan en Siebenga 2010). In totaal zijn er 18 soorten ganzen te vinden in Nederland waarvan naast de Grauwe Gans (Anser anser), de Brandgans (Branta leucopsis), de Canadese Gans (Branta canadensis), de Soepgans (Anser anser domesticus) en de Kolgans (Anser albifrons) het meest talrijk zijn (SOVON 2010). De Grauwe Gans is een van oorsprong inheemse broedvogel die in Nederland in het begin van de 20 ste eeuw door overbejaging en drooglegging van moerassen is uitgestorven. Mede door herintroducties maar ook door spontane vestiging van inheemse vogels is deze soort sinds 1961 als broedvogel weer in Nederland. Ook bij de vestiging van Brandganzen is er (deels) sprake van een natuurlijk ontwikkeling. De overige soorten zomerganzen hebben zich voornamelijk in Nederland kunnen vestigen als het gevolg van handelingen van de mens. Bij de Soepgans en Canadese Gans bijvoorbeeld, gaat het om nakomelingen van ooit in gevangenschap gehouden populaties. De snelle toename van de zomerganzen is grotendeels te verklaren door een vergroting van het aantal geschikte broedplaatsen en de sterk verbeterde voedselsituatie in de jaren 70 en 80. Bij de Brandgans, van oorsprong een broedvogel van Arctische gebieden, leidde gunstige voedselomstandigheden en een verminderde jachtdruk in de overwinteringsgebieden tot een toename van de broedpopulaties en een uitbreiding van het broedareaal in zuidelijke richting (Voslamber et al. 2007, LNV 2007, van der Jeugd et. al 2006, Voslamber 2002, Meininger 2002). Tabel 1.1 Totaal aantal waargenomen ganzen in geheel Nederland tijdens de KNJV voorjaarstelling in 2005 t/m 2008 (uit Montizaan en Siebenga 2010). 1

8 Ganzen kunnen als herbivoren een grote impact hebben op hun omgeving. De populatiegroei van deze vogels heeft dan ook geleid tot conflicten met de landbouw en verschillende natuurdoelstellingen. In sommige gebieden vervullen ganzen een belangrijke ecologische rol doordat zij verlandingsprocessen tegengaan en de soortenrijkdom bevorderen (Vera 2009). De aanwezigheid van grote populaties ganzen kan echter door overbegrazing ook een negatieve invloed hebben op natuurlijke ecosystemen (bv. door vermindering van broedmogelijkheden voor rietvogels). Daarnaast kunnen de grote aantallen ganzen een bedreiging vormen voor de verkeersveiligheid en kunnen de uitwerpselen in recreatiegebieden voor overlast zorgen (bv. door verminderde waterkwaliteit van recreatieplassen en vervuiling van ligweiden) (Lensink et al. 2010, Provincie Noord Holland 2008, van der Jeugd 2006a). Omdat Grauwe Ganzen, Kolganzen en Brandganzen door de Floraen faunawet als inheems beschermde soorten zijn aangemerkt, mogen zij alleen bestreden worden mits de ganzen schade veroorzaken. Door de Faunabeheereenheden (FBE s) zijn faunabeheerplannen opgesteld waarin wordt vastgesteld welke diersoort schade veroorzaakt en hoe dit voorkomen dan wel bestreden kan worden. Deze plannen moeten worden goedgekeurd door de provincie. Voor de onderbouwing van het beleid omtrent de overzomerende ganzen en uitvoering van het faunabeheer is het essentieel om een juist beeld te vormen van de verspreiding, populatieomvang en ontwikkeling in aantallen van deze ganzensoorten (KNJV 2010, Tolkamp en Guldemond 2009). 1.2 Probleemstelling In 2005 heeft de KNJV voor de Wildbeheereenheden (WBE s) een voorjaarstelling van de schadeveroorzakende diersoorten opgezet (Montizaan en Siebenga 2010). Het percentage WBE s dat deelneemt aan de tellingen lag in 2008 op circa 85%, voor eerdere tellingen lag dit percentage lager. Alle betrokken WBE s tellen gebiedsdekkend op dezelfde datum gedurende het zelfde dagdeel. Op deze dag gebruikelijk de eerste zaterdag van april worden naast ganzen ook de knobbelzwaan, kraaiachtigen, de blauwe reiger en wildsoorten meegenomen. Voor de soorten Grauwe Gans, Brandgans en Kolgans is het de vraag of de voorjaarstelling een juist beeld geeft van hun populatieomvang in de zomer. Naast de overzomeraars kunnen er namelijk nog doortrekkers en overwinteraars aanwezig zijn tijdens de tellingen. De in april getelde ganzen hebben dus zowel betrekking op de nog aanwezige winterganzen als op de vogels die hier overzomeren. Het moment dat de wintergasten wegtrekken bepaalt daarom mede de aantallen die tijdens de WBE telling wordt geteld. Verschillen in getelde aantallen over de jaren geven dan ook niet automatisch een afspiegeling van een toename of afname van deze drie ganzenpopulaties. De KNJV overweegt daarom om de ganzentelling los te koppelen van de voorjaarstelling en deze te verplaatsen naar een later tijdstip in het jaar. 1.3 Onderzoeksvragen In deze studie wordt onderzocht naar welke datum de ganzentelling het beste verplaatst kan worden. Daarnaast wordt de telmethode bediscussieerd. In dit rapport zal een antwoord worden gegeven op de volgende vragen: 1. Wanneer kan vanuit een ecologisch oogpunt het beste de stand van de overzomerende ganzen worden bepaald? 2

9 2. Wat zijn de mogelijkheden vanuit een praktisch uitvoerbaar oogpunt? 3. Hoe kan het beste de stand van de overzomerende ganzen worden bepaald? De benodigde informatie voor het beantwoorden van deze vragen is verkregen uit artikelen en onderzoeksrapporten. Daarnaast zijn een aantal personen geïnterviewd die op verschillende manieren betrokken zijn bij ganzentellingen. Voordat de onderzoeksvragen worden beantwoord zal er in hoofdstuk 2 worden uitgelegd wat het belang is van een landelijke KNJV telling van overzomerende ganzen. Er zal besproken worden waar aantalgegevens van overzomerende ganzen voor nodig zijn en waarom huidige telgegevens van SOVON niet toereikend zijn. Ook zal worden benadrukt waarom de KNJV een landelijke simultane telling wenst, welke is afgestemd met alle provincies. In hoofdstuk 3 zal er een antwoord worden gegeven op de eerste onderzoeksvraag. Deze studie richt zich daarvoor op de biologie van de ganzensoorten die schade veroorzaken of dreigen te veroorzaken: de Grauwe Gans, Brandgans, Kolgans, Canadese Gans, Soepgans en de Indische Gans (Anser indicus). Deze soorten mogen (in delen van) Nederland middels afschot verjaagd worden op basis van een landelijke aanwijzing of op basis van een landelijke of provinciale vrijstelling of ontheffing. Daarnaast zal de Nijlgans (Alopochen aegyptiaca) worden betrokken in het onderzoek, ondanks dat deze soort taxonomisch gezien niet tot de echte ganzen behoort*. Ook de populatie Nijlganzen heeft zich sterk uitgebreid sinds de jaren tachtig. De Nijlgans verschilt echter in gedrag met veel ganzensoorten (van der Jeugd 2006a). Een verschuiving van de teldatum is met name van belang voor die soorten waarvan Nederland zowel overzomerende ganzen kent als wintergasten en doortrekkers. Dit geldt voor de Grauwe Gans, Brandgans en Kolgans. Bij het vaststellen van een optimale teldatum voor deze soorten is het dan ook van belang om te weten wanneer de wintergasten vertrokken zijn uit Nederland en vanaf welke datum de eerste wintergasten zich weer aandienen. Een extra telling zal in ieder geval na de wegtrek van de overwinteraars en doortrekkers moeten plaatsvinden zodat geen vervuiling van de telgegevens ontstaat door wintergasten en doortrekkers die worden meegeteld. Daarvoor moet ook bepaald worden wat de invloed is van het weer op de periode waarin overwinteraars emigreren. Aan de hand van de soortspecifieke broedperiode, het foerageergedrag en habitatgebruik (nesthabitat of opgroeihabitat) kan er bepaald worden waar soorten te vinden zijn en in welke periode de mogelijkheid om ze waar te nemen optimaal is. Ook zal er rekening gehouden moeten worden met het terreinbeheer bij het bepalen van een nieuwe teldatum, daar bijvoorbeeld grashoogte belemmerend kan werken op de zichtbaarheid van de ganzen. De overige soorten ganzen zouden, afhankelijk van hun biologie, geteld kunnen worden tegelijkertijd met deze 3 soorten of zoals gebruikelijk tijdens de voorjaarstelling. Bij de tweede vraag wordt er juist bekeken welke aspecten vanuit een praktisch oogpunt een rol spelen bij het vaststellen van een nieuwe teldatum. Eén van die aspecten is de beschikbaarheid van de vrijwilligers die de tellingen uitvoeren. Om de tweede onderzoeksvraag te beantwoorden zullen bijvoorbeeld vakantieperioden van de tellers in acht moeten worden genomen. Daarnaast zal er bekeken moeten worden in hoeverre in recreatie tijdens het hoogseizoen voor verstoring van een telling zou leiden. In hoofdstuk 4 zal er dus worden bediscussieerd of een telling op een ecologisch gezien optimale datum wel praktisch uitvoerbaar is. In hoofdstuk 5 zal er nader ingegaan worden op de telmethode van overzomerende ganzen. Op dit moment worden de faunasoorten tijdens de voorjaarstelling geïnventariseerd middels een integrale gebiedsdekkende telling. In dit hoofdstuk zal deze methode worden vergeleken met andere telmethoden en zal er worden afgewogen welke telmethode bij een landelijke KNJV telling van overzomerende ganzen het beste gehanteerd kan worden. Verder zullen er aspecten besproken worden die voor het telprotocol van belang zijn, zoals wat er * In de rest van dit rapport zal de Nijlgans als overzomerende gans worden beschouwd. 3

10 in het veld genoteerd kan worden, het schatten van grote groepen en het tijdstip van tellen. Ook komt de verstoringsgevoeligheid van ganzen aan bod en wordt er besproken hoe door middel van standaardisatie de telgegevens verbeterd kunnen worden. Tenslotte zullen in het afsluitende hoofdstuk mogelijke oplossingen worden genoemd voor de praktische problemen die een ecologisch optimale teldatum met zich meebrengt. Daarnaast wordt met een aantal discussiepunten aangegeven waar de KNJV rekening mee dient te houden als een extra ganzentelling wordt opgestart. 4

11 2. Het belang van een landelijke KNJV telling Sinds 2005 organiseert de KNJV een landelijke telling van schadeveroorzakende diersoorten. Niet alleen moet de KNJV over deze gegevens beschikken om jachtbelangen te kunnen behartigen, ook zijn de aantalgegevens die voortkomen uit deze telling nodig voor het opstellen van de faunabeheerplannen en het meten van de effecten van de beheersmaatregelen. Dit zal worden toegelicht in 2.1. In 2.2 en 2.3 zal er worden uitgelegd waarom aantalgegevens op WBE niveau nodig zijn en waarom in het geval van ganzen, de SOVON tellingen nog niet toereikend zijn. Tenslotte zal in 2.4 beschreven worden wat de noodzaak is van een simultane landelijke telling voor overzomerende ganzen. 2.1 Eisen aan het faunabeheerplan In de Flora en faunawet zijn de wilde eend, haas, konijn, houtduif en fazant aangewezen als wild waarop gejaagd mag worden tijdens de hiertoe geopende jachttijd. Voor alle andere soorten geldt dat, als er vanuit het oogpunt van schadebestrijding of beheer moet worden ingegrepen, de overheid hierover beslist. Bestrijding kan door middel van een vrijstelling, aanwijzing of ontheffing van bij de Flora en faunawet verboden handelingen. Alle andere wilde diersoorten zijn in principe beschermd, met uitzondering van exoten en gedomesticeerde exemplaren die niet worden aangemerkt als beschermde inheemse diersoorten. Als onbeschermde diersoorten noemt de Flora en faunawet bijvoorbeeld de Nijlgans, Indische Gans en Soepgans (Oord 2009). Deze dieren mogen op basis van een aanwijzing (art. 67) met het geweer worden bestreden in die provincies waar zij zijn geplaatst op de provinciale aanwijzingslijst (Montizaan en Siebenga 2010). Zo is het momenteel toegestaan om in de provincies Gelderland, Zeeland, Zuid Holland en Friesland de stand van de Soepgans en Nijlgans te beperken op basis van een aanwijzing. In Limburg geldt dit alleen voor de Nijlgans terwijl in Zuid Holland naast de Soep en Nijlgans ook de Indische Gans is aangewezen (Huber en Huber 2010). Als exoten of verwilderde soorten niet op de provinciale aanwijzingslijst staan, kan bij de provincie een ontheffing ter voorkoming van schade (aan landbouw en/of flora en fauna) worden aangevraagd op basis van artikel 68 (Oord 2009). Beheer en schadebestrijding van beschermde dieren kan de rijksoverheid toestaan op basis van een landelijke vrijstelling en de provincie op basis van een provinciale vrijstelling (art. 65 Ffw). Op de landelijke vrijstellinglijst staat de Canadese Gans (Oord 2009). Dat betekent dat iedere jachthouder deze soort mag doden, mits toestemming van de grondgebruiker, gedurende het hele jaar (Montizaan en Siebenga 2010). De Brandgans, Grauwe Gans en Kolgans worden beschouwd als provinciale schadesoorten. Het is in de meeste provincies toegestaan deze soorten te verontrusten en verjagen, maar niet om ze te doden met het geweer. Momenteel mogen alleen in de provincie Friesland Grauwe Ganzen en Kolganzen worden gedood op basis van een provinciale vrijstelling. Dit geldt evenwel alleen van 1 oktober t/m 1 april, dus niet in de zomer (Huber en Huber 2010). 5

12 Vaak is afschot van de verschillende soorten zomerganzen dus slechts mogelijk op basis van een ontheffing in het kader van schadebestrijding (Montizaan en Siebenga 2010). Een ontheffing kan op basis van artikel 68 worden afgegeven (Oord 2009): in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid, in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren, ter voorkoming van schade aan flora en fauna, met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen belangen. De ontheffing kan alleen worden verstrekt indien er in het provinciale faunabeheerplan een getalsmatige onderbouwing is gegeven voor de noodzaak tot ingrijpen (Siebenga 2009). Volgens het besluit Faunabeheer moet het faunabeheerplan kwantitatieve gegevens bevatten over de populatie van de diersoorten ten aanzien waarvan een duurzaam beheer noodzakelijk wordt geacht, met inbegrip van gegevens over de aanwezigheid van de populaties in het betrokken gebied gedurende het jaar (art. 30 Flora en faunawet jo. art. 10 Besluit faunabeheer). Andere gegevens die in het faunabeheerplan moeten zijn opgenomen zijn daarnaast een onderbouwing van de noodzaak van het geplande beheer, een onderbouwde inschatting van de verwachte effectiviteit van het beheer en een beschrijving van de wijze waarop de effectiviteit zal worden bepaald. Om maatregelen te kunnen en mogen nemen ter voorkoming van schade door zomerganzen en om het gevoerde beleid te monitoren is het dus noodzakelijk om per provincie de omvang en het aantalverloop van de verschillende populaties overzomerende ganzen vast te stellen. 2.2 Telgegevens op WBE niveau In sommige faunabeheerplannen worden aantallen en verspreiding van overzomerende ganzen op WBE niveau besproken*. Zo wordt in het faunabeheerplan van Zuid Holland het beheer en schadebestrijding van zomerganzen in zeven regioplannen uitgewerkt. Deze regio s verschillen van elkaar in landschap en in de verspreiding, aantallen en soortensamenstelling van zomerganzen. Daarnaast is de aard en het niveau van de toegedane schade per gebied anders. In deze gebiedsgerichte plannen zijn doelmatig maatregelen geformuleerd voor het beheer van schadesoorten door in te spelen op regiospecifieke kenmerken. Ook in Limburg wordt er via WBE grenzen bepaald welk beheer (t.a.v. Grauwe Ganzen) er in dat gebied het beste uitgevoerd kan worden. Er is gekozen voor een regiogebonden aanpak, zodat beheer per jaar en per locatie aangepast kan worden aan de resultaten van telgegevens of aan een gewijzigd populatie of schadepatroon in Limburg. In de provincie Utrecht vindt afschot plaats conform een toegekend quotum. Voor overzomerende ganzen (Brandgans, Kolgans en Grauwe Gans) geldt een indicatieve quotumverdeling naar rato van het voorkomen in de WBE s. In het faunabeheerplan wordt besproken of beheersmaatregelen per WBE tot nu toe effect hebben gehad. Het gaat hierbij niet alleen om afschot maar ook om andere maatregelen zoals broedselreductie (het behandelen van eieren) en het wegvangen van ruiende adulten en juveniele vogels. Door aantalgegevens binnen of tussen WBE s te vergelijken kan er bijvoorbeeld gekeken worden of een populatie ganzen is toegenomen in WBE s waar geen beheersmaatregelen zijn genomen en of afschot wel gerealiseerd wordt op plaatsen waar de meeste ganzen zijn waargenomen. * Faunabeheerplannen zijn te vinden op 6

13 In andere provincies zoals Gelderland (FBE Oost Gelderland en FBE Rivierenland) wordt het beheer van zomerganzen niet op WBE niveau geschetst. Deze FBE s werken dan ook niet met een quotumverdeling, maar alle WBE s binnen de FBE krijgen toestemming om van een door de provincie verstrekte ontheffing gebruik te maken. Ook FBE Friesland heeft voor de gehele provincie een ontheffing aangevraagd op voorhand voor ondersteunend afschot ter voorkoming van schade door Grauwe Ganzen, Brandganzen en Kolganzen. Concluderend kan er gesteld worden dat schadebestrijding van overzomerende ganzen alleen is toegestaan mits het faunabeheerplan gegevens bevat over de omvang van de populatie zomerganzen binnen de provincie en over de (verwachte) effectiviteit van de schadebestrijding op die populatieomvang. Omdat binnen de provincies gebieden van elkaar kunnen verschillen in aantallen en soortensamenstelling van overzomerende ganzen, is het belangrijk dat per WBE, en soms zelfs per deelgebied binnen een WBE, aantalgegevens beschikbaar zijn. Aan de hand van deze aantalgegevens op WBE niveau kan de Faunabeheereenheid gebiedsgerichte beheersplannen opstellen en kan er gekeken worden of het gekozen beheer het gewenste effect heeft. 2.3 Tellingen door SOVON In het kader van het SOVON watervogelproject worden in het winterhalfjaar maandelijkse tellingen uitgevoerd van o.a. de Grauwe Gans, Brandgans, Kolgans, Canadese Gans en Nijlgans (maar niet van de Indische Gans en Soepgans). Deze tellingen worden gebiedsdekkend uitgevoerd in speciale monitoringsgebieden: de Zoete en Zoute Rijkswateren, Natura 2000 gebieden en de pleisterplaatsen voor ganzen en zwanen buiten de grote wateren. Ganzen en zwanenpleisterplaatsen worden over het algemeen vanaf oktober t/m maart geteld, hoewel de Grauwe Gans al vanaf september wordt meegnomen en de Brandgans tot in april. Slechts enkele gebieden (Waddenzee, Zoete Rijkswateren en Zoute Delta) worden jaarrond geteld (Hustings et al. 2009). Tevens worden door vrijwilligers van SOVON jaarlijks broedvogelinventarisaties uitgevoerd in het kader van het Broedvogel Monitoring Project. Binnen dit project worden de Canadese Gans, de Brandgans en de Kolgans geteld. Deze tellingen volgen een steekproefmethode en worden uitgevoerd in proefvlakken verspreid over Nederland (Figuur 2.1). Gegevens over populatieomvang in de zomer voor alle drie de soorten zijn echter op dit moment nog onvolledig en meer telgebieden zijn wenselijk (van Dijk 2010). Voor aantalgegevens van overzomerende ganzen op WBE niveau zijn de SOVON tellingen niet toereikend. Broedvogelinventarisaties worden slechts van een aantal schadeveroorzakende soorten uitgevoerd en die gegevens zijn op dit moment onvolledig. De inventarisaties binnen het watervogelproject zijn daarentegen zeer volledig maar betreffen voornamelijk de overwinterende en doortrekkende ganzen. Slechts enkele gebieden worden jaarrond geteld. Landelijke tellingen van ganzen in de zomer zou SOVON graag willen organiseren maar vindt daar niet genoeg draagvlak onder haar vrijwilligers voor. Omdat er in de winter en in de broedtijd al veel tellingen door vrijwilligers worden gedaan zou de belasting te zwaar worden (Voslamber, pers. med.). Wel heeft SOVON in opdracht van derden verschillende landelijke of provinciale gebiedsdekkende tellingen van overzomerende ganzen uitgevoerd. Zo werd bijvoorbeeld in 2006 en 2007 een integrale telling georganiseerd voor de gehele provincie Zeeland en het Zuid Hollandse en Brabantse deel van de Delta (van der Jeugd en de boer 2006) en in 2009 vond er in opdracht van het ministerie van LNV een landelijke telling van zomerganzen plaats in de maand juli (Visbeen en Scharringa 2010). 7

14 Figuur 2.1 Ligging van de in 2008 geinventariseerde meerjarige proefvlakken van het Broedvogel Monitoring Project van SOVON (uit: van Dijk 2010) 2.4 Conclusie: het belang van een simultane landelijke telling Voor structurele aantalgegevens op WBE niveau voor alle provincies is dus een jaarlijkse terugkerende telling nodig. Om een goed beeld te krijgen van de populatieomvang van overzomerende ganzen zal deze later moeten plaatsvinden dan de huidige voorjaarstelling. Op dit moment wordt in Zuid Holland al een integrale provinciedekkende telling van overzomerende ganzen omstreeks half juli georganiseerd door het CLM Onderzoek en Advies (Tolkamp en Guldemond 2009). Omdat ganzen provinciegrenzen kunnen overvliegen (Tolkamp en Guldemond 2007a) en zich tussen april en september kunnen ophouden in verschillende gebieden (van der Jeugd en de Boer 2006) is het belangrijk dat er één landelijke integrale teldag komt die is afgestemd met alle provincies. Een landsdekkende telling zal een beter beeld geven van de populatieomvang in geheel Nederland dan wanneer provincies afzonderlijk in verschillende maanden tellen. Met een landelijke telling wordt daarnaast de uniformiteit van de tellingen gewaarborgd en kunnen gegevens uit verschillende provincies met elkaar vergeleken worden. Wel zullen afwegingen moeten worden gemaakt tussen voor en nadelen van tellen op bepaalde data en zullen voor de verschillende provincies niet alle argumenten even zwaar wegen. Mogelijk wijkt de ideale provinciale teldatum af van de ideale landelijke teldatum. In het belang van een simultane landelijke telling zal men echter tot een compromis moeten komen. 8

15 3. Teldata vanuit een ecologisch oogpunt In het volgende hoofdstuk wordt bediscussieerd wat een goede teldatum voor overzomerende ganzen zou zijn vanuit een ecologisch oogpunt. Om een optimale datum te bepalen moet er ten eerste rekening gehouden worden met de datum van de voorjaarstrek van doortrekkende en overwinterende Grauwe Ganzen, Brandganzen en Kolganzen ( 3.1). Pas wanneer deze wintergasten zijn weggetrokken zal een telling een zuiver beeld opleveren van de populatie overzomerende ganzen. Vervolgens wordt de broed en ruiperiode van de verschillende soorten overzomerende ganzen beschreven in 3.2. en in 3.3 wordt er nader ingegaan op het habitatgebruik tijdens die perioden. Aan de hand daarvan kan er bepaald worden in welke periode de zomerganzen het beste zichtbaar zijn. Wel moeten ook het terreinbeheer en de grootschalige vliegbewegingen die ganzen in de zomer maken in beschouwing genomen worden. Deze onderwerpen worden in 3.4 en 3.5 besproken. Tenslotte wordt in de conclusie de ecologisch meest optimale teldatum naar voren geschoven en wordt er beschreven welke afwegingen aan het bepalen van die datum ten grondslag liggen ( 3.6). 3.1 Voorjaars en najaarstrek en de invloed van klimaatsverandering Voor de overzomerende Grauwe Gans, Brandgans en Kolgans valt de jaarlijkse KNJV voorjaarstelling in het eerste weekend van april te vroeg. Omdat er een grote kans bestaat dat er op dit tijdstip nog overwinterende en doortrekkende ganzen aanwezig zijn, geven de tellingen geen juist beeld van het aantal overzomerende ganzen in Nederland. De ganzentelling zou dus verschoven moeten worden naar een later tijdstip, wanneer de voorjaarstrek van deze soorten is afgelopen. Wel moet de extra telling plaatsvinden voor de vroege overwinteraars met de najaarstrek weer in Nederland aankomen. De timing van deze voorjaars en najaarstrek is echter variabel. Sinds de jaren 80 zijn er in Nederland verschuivingen waargenomen van zowel de voorjaars als najaarstrek, welke veelal in verband worden gebracht met klimaatsverandering (Turnhout et al. 2009). Het is aangetoond dat klimaatsverandering niet alleen invloed heeft op de fysiologie, populatiegroottes en interacties van dieren, maar ook op de fenologie, ofwel, de timing van jaarlijks terugkerende verschijnselen (Walther et al. 2002). Zo heeft een toename van de gemiddelde jaarlijkse temperatuur een effect op data van eileg (Both en Visser 2001, Humprey et al. 1999) en aankomst en vertrekdata van trekvogels in de broedgebieden (Tottrup et al. 2006). In Nederland verschenen tot de jaren 80 veel overwinteraars niet voor december. Januari en februari waren toen de maanden dat de meeste ganzen werden waargenomen, terwijl in april en mei slechts de Zwartbuik Rotgans (Branta nigricans) nog aanwezig was. De lange serie zachte winters na 1997 lijken bij meerdere soorten ganzen te hebben geleid tot een relatieve afname van de aantallen in februari en in sommige recente zachte winters vond in januari al veel wegtrek plaats naar het oosten (Koffijberg et al 2010). Ook Kolganzen komen sinds 1980 aanzienlijk vroeger in het najaar aan (Figuur 3.1) (Koffijberg et al. 2010) en vertrekken vroeger in de jaren volgend op zachte winters (halsbandaflezingen tonen aan dat Kolganzen dan al in januari massaal de oostgrens kunnen oversteken, Hustings et al. 2008). In 2006 t/m 2008 verlieten het grootste deel van Kolganzen het land tussen half januari en half februari (Hustings et al. 2010). Dit komt overeen met buitenlandse studies naar veranderingen in timing van de voorjaarstrek: voor een verscheidenheid aan trekvogelsoorten is deze vervroegd (Tottrup et al. 2006, Hüppop 2003). De wegtrek van Kolganzen in het voorjaar van 2010, na de sneeuwrijkste winter in 30 jaar (grootste aantal sneeuwdekdagen, 9

16 KNMI 2010) verliep daarentegen later dan voorgaande jaren. Ganzentellingen laten zien dat pas in het Paasweekend van 3 4 april het laatste grote contingent Kolganzen vertrok (Hustings et al. 2010). Figuur 3.1 Timing van najaarstrek van Kolganzen in Nederland (uit Koffijberg et al. 2010) Brandganzen blijven (in tegenstelling met wat wordt verwacht na zachte winters), juist veel langer, tot in mei, in Nederland pleisteren. Het vertrek van deze dieren in het voorjaar is daarmee met wel zes weken uitgesteld sinds 1988 (Ebbinge et al. 2010) (Figuur 3.2). Gegevens van individueel gemerkte individuen tonen aan dat het bij deze late wegtrekkers voornamelijk gaat om broedvogels van de nieuwe, westelijker gelegen broedgebieden in Noord Rusland. Zij vliegen nu vanuit de Waddenzee vrijwel rechtstreeks naar de Russische broedgebieden en maken nauwelijks nog gebruik van de traditionele voorjaarspleisterplaatsen in het Oostzeegebied (Koffijberg et al. 2010). Figuur 3.2. Het vertrekmoment van Brandganzen in de internationale Waddenzee (uit Koffijberg et al. 2010) Het hoogtepunt van de voorjaarstrek van de Grauwe Gans valt in de noordelijk gelegen pleisterplaatsen (Dollard, Lauwersmeer, Zuidelijk Flevoland en Friese IJsselmeerkust ) ook pas laat in het jaar. Met name Grauwe Ganzen afkomstig uit Noorwegen blijven in het voorjaar lang in Nederland pleisteren: wegtrek vindt pas plaats in tweede helft van april. De eerste najaarstrekkers verschijnen echter alweer in augustus (Koffijberg et al. 1997). Volgens ganzenonderzoeker Voslamber van SOVON zijn er dan waarnemingen van geringde Grauwe Ganzen uit o.a. Noorwegen. De vroegste vogels zijn er al vanaf begin augustus en worden vooral in het 10

17 noorden en westen van het land aangetroffen (Voslamber, pers. med). Een telling van de populatie zomerganzen in de maand augustus zou dus, net als de voorjaarstelling, onzuivere data opleveren. Naast klimaatsverandering kan de verschuiving in voorjaars en najaarstrek ook verklaard worden door andere factoren zoals een verandering in het voedselaanbod. Er wordt bijvoorbeeld gesuggereerd dat de vervroegde aankomst van overwinterende Kolganzen in Nederland in verband staat met veranderingen in agrarisch grondgebruik in Rusland. Door een daling in het areaal aan beschikbaar foerageergebied zouden de vogels zich genoodzaakt zien om vroeger in het najaar naar Nederland te trekken (Turnhout et al. 2009). Daarnaast kan zelfs de jacht een rol spelen in de verschuiving van trekpatronen. In de Duitse deelstaat Nedersaksen hebben toenemende aantallen ganzen in 2008 geleid tot belangrijke uitbreidingen van de jacht. Een hypothese oppert dat de toename van deze jacht de ganzen uit Nederland als het ware verhindert om als effect van zachte winters zich weer oostwaarts te verplaatsen. Ganzen zouden ervoor kiezen in Nederland te blijven om aan de hoge jachtdruk te ontsnappen (Koffijberg et al. 2010). Hoe groot nu de rol is van klimaatverandering op de voorjaarstrek is dus nog niet geheel duidelijk. Daarnaast zal het moeilijk zijn te voorspellen hoe de trekdata in de toekomst zullen vallen, daar ook andere factoren, zoals voedselaanbod elders en jacht op de migratie van invloed zijn. Op het moment valt de wegtrek van de Kolgans en Grauwe Gans in april, die van de Brandgans pas half mei. In verband met de late voorjaarstrek van Brandganzen en de vroege najaarstrek van Grauwe Ganzen zou het verstandig zijn om een extra telling van zomerganzen tussen eind mei en begin augustus te laten plaatsvinden. 11

18 3.2 Broed en ruiperioden In de volgende sectie zal de broedperiode, ruiperiode en broedwijze van overzomerende ganzen worden beschreven zoals deze in verschillende onderzoeken wordt vermeld. Omdat de zichtbaarheid van ganzen belangrijk is voor een telling maar afhangt van de periode binnen het broedseizoen waarin de ganzen zich bevinden (zie volgende hoofdstuk) is het belangrijk te weten wanneer deze perioden precies vallen. De broed en ruiperioden zijn niet alleen afhankelijk van de soort en het weer, maar verschillen ook per gebied. Omdat het een landelijke telling betreft zullen de vroegste begindata en de laatste einddata die bekend zijn van deze perioden worden aangehouden. Een totaal overzicht van de timing van de broed en ruiperioden van de verschillende overzomerende ganzensoorten met daarbij de mogelijke aanwezigheid van overwinterende en doortrekkende Grauwe Ganzen, Brandganzen en Kolganzen in Nederland wordt weergegeven aan het eind van deze paragraaf in Figuur 3.4. Voor de ruiperiode van niet broedende ganzen geldt voor de meeste soorten dat deze begint tussen eind mei en begin juni. Voor broedvogels loopt de start echter gepiekter. Dit komt omdat broedvogels over het algemeen ruien tijdens het tweede deel van de jongenfase. Omdat de veren van de kuikens dan beginnen te groeien zijn de ouders en pullen op hetzelfde moment in staat om weer te vliegen. Hierdoor is de start van de ruiperiode bij broedvogels afhankelijk van de broedperiode (Voslamber, pers. med.). Voor in Nederland broedende Brandganzen blijkt echter dat er een langere tijd zit tussen de broedperiode en ruiperiode (zowel in vergelijking met de Arctische broedpopulaties als met andere in Nederland broedende ganzensoorten). In Arctische broedpopulaties komen jonge Brandganzen uit het ei op het moment dat de voedselbeschikbaarheid het grootst is. In Nederland ligt deze voedselpiek eerder door het relatief zachte klimaat. In Nederland broedende Brandganzen hebben de broedperiode gedeeltelijk kunnen aanpassen aan ons klimaat: in het Noordelijk Deltagebied broeden de vogels 6 tot 7 weken eerder dan de Arctische populaties. De ruiperiode is echter niet zodanig vervroegd. Dit zorgt er dan ook voor dat de jongen van de Brandgans gemiddeld al 2 weken kunnen vliegen terwijl de ouders nog in de rui zijn. Brandganzen zijn dan ook tot eind juli nog in de rui, veel later dan andere ganzensoorten in Nederland (van der Jeugd et al. 2009). Hieronder zullen voor verschillende overzomerende ganzensoorten de broed en ruiperioden gegeven worden zoals deze op het moment van schrijven van dit rapport bekend zijn. Het is van belang aan te geven dat de onderstaande broedperioden in de toekomst mogelijk nog verschuiven onder invloed van het klimaat. De Brandgans, die zich pas in 1984 heeft gevestigd in Nederland (Meininger 2002), is nog niet volledig aan het Nederlandse klimaat aangepast (van der Jeugd et al. 2009) en is het niet onwaarschijnlijk dat er nog verandering in de timing van de broedcyclus plaats gaat vinden. Daarnaast heeft de wereldwijde klimaatverandering, zoals in het vorige hoofdstuk al kort vermeld, een invloed op de eileg van ganzen. Met de voorspelde temperatuurstijging in de toekomst (IPCC 2007) zullen op de lange termijn de eilegdata van veel vogelsoorten waarschijnlijk verder vervroegen. Zo is er voor het Verenigd Koninkrijk voorspeld dat voor 75% van de vogelsoorten de eileg eerder in het jaar zal plaats vinden tegen 2080 (Click and Spars 1999). Op de korte termijn kunnen jaarlijkse temperatuurwisselingen juist een tegengesteld effect hebben op de timing van het broedseizoen. De Nijlgans is hier een mooi voorbeeld van. Na strenge winters begint deze soort enkele weken later met broeden (Lensink 1999). Na de strenge winter van 2009/2010 zag men dan ook minder jongen in de zomer dan in andere jaren. Pas rond september/oktober werden veel Nijlganzen met pullen waargenomen (Voslamber, pers. com.). 12

19 Grauwe Gans Broedperiode: Ruiperiode: Broedwijze: Eind februari eind juni In de uiterwaarden langs de Waal worden de eerste eieren half maart gelegd, met een piek rond begin april. In de Vechtplassen ten noorden van Utrecht gebeurt dit twee weken eerder (Lensink 1998). Volgens het CLM onderzoek en Advies loopt de broedperiode in Zuid Holland van eind februari tot begin mei, maar late broeders beginnen pas in juni (Tolkamp en Guldemond 2007a). In het Faunabeheerplan Zomerganzen Zuid Holland wordt een broedperiode van begin maart tot eind juni aangegeven (Lensink et al. 2010) Eind mei half juli In Zuid Holland ruien Grauwe Ganzen van eind mei tot de tweede week van juni (Tolkamp en Guldemond 2007a). In de Ooijpolder (provincie Gelderland) loopt de ruiperiode voor nietbroedende ganzen van begin juni tot halverwege juli (Voslamber et al. 2004) Semikoloniaal koloniaal Volgens het CLM Onderzoek en Advies is de Grauwe Gans in Zuid Holland geen koloniebroeder (Tolkamp en Guldemond 2007a). Volgens het Faunabeheerplan Zomerganzen Zuid Holland broedt deze soort wel semikoloniaal tot koloniaal (Lensink et al. 2010). In de Ooijpolder broeden Grauwe Ganzen zowel in kolonieverband in diepe zandputten als verspreid in het moeras (Voslamber en Turnhout 2008) Brandgans Broedperiode: Ruiperiode: Broedwijze: Begin april ver in juni Brandganzen broeden in Nederland vanaf half april tot ver in juni (van der Jeugd et al. 2009, Meininger 2002). In het Deltagebied vindt de eerste eileg plaats omstreeks 10/11 april (van der Jeugd et al. 2006b, Ouwengeel 2001) en de laatste eieren worden gelegd eind mei (van der Jeugd et al. 2006b). Opmerkelijk aan de Brandganzen in het Deltagebied is de vroege start en de uitgestrekte periode van de broedcyclus. De in Nederland broedende Brandganzen blijken ruim een maand eerder te beginnen met de eileg dan hun soortgenoten in de Arctische broedgebieden (Ouwengeel 2001, Van der jeugd et al. 2009) Half juni begin augustus Volgens het Faunabeheerplan Zomerganzen Zuid Holland valt de ruiperiode van eind juni t/m juli (Lensink et al. 2010). In de Noordelijk Delta ruien Brandganzen vanaf half juni (gemiddelde startdatum 1 juli) tot begin augustus (gemiddelde einddatum 3 augustus) (van der Jeugd et al. 2009). Semikoloniaal koloniaal De Brandgans is een koloniebroeder (Tolkamp en Guldemond 2007a, Ouwengeel 2001). In de kolonie op de Beeninger Slikken in het Deltagebied lagen de nesten zelfs niet verder dan 2 13

20 meter van elkaar, waardoor er een hogere weerbaarheid tegenover potentiële predatoren ontstaat (Ouwengeel 2001). Volgens het Faunabeheerplan Zomerganzen Zuid Holland broedt deze soort semi koloniaal tot koloniaal (Lensink et al. 2010). Kolgans Broedperiode: Begin april half juni Uit een onderzoek naar broedende Kolganzen bij Olburgen (provincie Gelderland) werd het eerste ei gevonden op 1 april. Het hoogst aantal nesten werd geconstateerd eind mei en de broedperiode liep tot half juni (Schoppers 2009). In Zuid Holland valt de broedperiode tussen eind april en begin juni (Lensink et al. 2010) Ruiperiode: Juni begin juli (Lensink et al. 2010) Broedwijze: Semikoloniaal koloniaal Van der Jeugd et al. gaf in 2006 aan dat de Kolgans als broedvogel in Nederland nog schaars was en meestal ging het om solitaire of enkele broedparen. In 2008 constateerde Schoppers dat de nesten geconcentreerd lagen: de tussenliggende afstand betrof soms slechts enkele meters (Schoppers 2009). Volgens het Faunabeheerplan Zomerganzen Zuid Holland broedt deze soort semikoloniaal tot koloniaal (Lensink et al. 2010). Soepgans Broedperiode: Eind maart begin juni (Lensink 1998, Lensink et al. 2010) Ruiperiode: Half mei half juni Het ministerie van LNV geeft aan dat de ruiperiode valt van 20 mei t/m 10 juli (LNV 2007). In Zuid Holland ruien Soepganzen ook in de maanden mei en juli (Lensink et al. 2010). Broedwijze: Semikoloniaal koloniaal Volgens het ministerie van LNV liggen de nesten zowel semikoloniaal als verspreid (LNV 2007) maar volgens J. Huber nestelen Soepganzen bij voorkeur in kolonievorm (Huber 2004). In het Faunabeheerplan Zomerganzen Zuid Holland wordt beschreven dat de Soepgans een semikoloniale tot koloniale broedvogel is (Lensink et al. 2010). De Soepgans, ook wel de Verwilderde Boerengans genoemd, is een gedomesticeerde en weer verwilderde Grauwe Gans (van der Jeugd et al. 2006). Het broedproces van de Soepgans lijkt in veel opzichten op dat van de Grauwe Gans, alleen valt de broedperiode enkele weken later (Figuur 3.3). Dit is vermoedelijk een gevolg van domesticatie van de vogels. Onder natuurlijke omstandigheden zijn bepaalde eigenschappen gunstig voor het voortbestaan van individuen, zoals vroeg in het seizoen broeden. Vroege paren hebben doorgaans de grootste legsels en hun jongen de grootste kans op overleving. Door kruising werd er positief geselecteerd op eigenschappen als smaak, groeisnelheid, donsproductie en aantal eieren, terwijl eigenschappen als 14

Protocol zomertelling ganzen

Protocol zomertelling ganzen Protocol zomertelling ganzen Gezamenlijk protocol voor de provinciale zomertellingen van ganzen Landelijke technische werkgroep zomertelling ganzen Vastgesteld: April 2012 Inleiding Dit protocol is opgesteld

Nadere informatie

Fauna & Schade LLTB - Ubachsberg - 14 dec 2015

Fauna & Schade LLTB - Ubachsberg - 14 dec 2015 Fauna & Schade LLTB - Ubachsberg - 14 dec 2015 Fauna & Schade 15 december 2015 Alfred Melissen - FBE Limburg Faunabeheereenheid Limburg Faunabeheer & Wetgeving Preventie & Schademeldingen Beheer Faunabeheerplan

Nadere informatie

Beantwoording schriftelijke vragen van de Statenfractie PvdD over het provinciale ganzenbeleid

Beantwoording schriftelijke vragen van de Statenfractie PvdD over het provinciale ganzenbeleid Statenfractie Partij voor de Dieren M.C. van der Wel Postbus 90151 5200 MC S-HERTOGENBOSCH Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 info@brabant.nl

Nadere informatie

GANZEN IN NEDERLAND OVERZOMERENDE GANZEN

GANZEN IN NEDERLAND OVERZOMERENDE GANZEN GANZEN IN NEDERLAND Nederland is met zijn laaggelegen graslanden, veel water en zachte winters een ideaal gebied voor vele ganzensoorten. Veel ganzen die Nederland aandoen zijn afkomstig uit het hoge noorden;

Nadere informatie

13.3 Meerkoet (Fulica atra)

13.3 Meerkoet (Fulica atra) 13.3 Meerkoet (Fulica atra) 1 Samenvatting Aantal en verspreiding Landelijk is het aantal broedvogels vanaf 199 niet significant veranderd, over de laatste 1 jaren is een significante afname van

Nadere informatie

maken bekend dat in hun vergadering van 1 juli 2003 is vastgesteld hetgeen volgt:

maken bekend dat in hun vergadering van 1 juli 2003 is vastgesteld hetgeen volgt: provinciaal blad nr. 30 ISSN: 0920-1092 V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N 9 juli 2003 Besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Groningen van 1 juli 2003, nr. 2003-11149, afdeling LG, tot

Nadere informatie

Ganzenakkoord. Product: Handleiding en telprotocol Zomertelling ganzen. Taakgroep: Monitoring

Ganzenakkoord. Product: Handleiding en telprotocol Zomertelling ganzen. Taakgroep: Monitoring Ganzenakkoord Product: Handleiding en telprotocol Zomertelling ganzen Taakgroep: Monitoring Contactpersoon: Joachim van der Valk Opleverdatum: 6 juni 2013 Zomertelling ganzen Handreiking Organisatie Mei

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD. In de regionale ganzenwerkgroepen zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd:

PROVINCIAAL BLAD. In de regionale ganzenwerkgroepen zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd: PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van provincie Zuid-Holland. Nr. 3157 17 juni 2015 Ganzenbeleidskader Zuid-Holland 1. Aanleiding De populatie ganzen in Zuid-Holland is de laatste decennia sterk toegenomen.

Nadere informatie

Wildbeheereenheid Nieuwsbrief 2/2014 Lopikerwaard e.o.

Wildbeheereenheid Nieuwsbrief 2/2014 Lopikerwaard e.o. Wildbeheereenheid Nieuwsbrief 2/2014 Lopikerwaard e.o. VOORJAARSTELLING 2014 - Nemen de meerkoeten en knobbelzwanen in de Lopikerwaard toe of af? - Hebben we de populatie zwarte kraai onder controle? -

Nadere informatie

Utrecht, 27 oktober 2009 Pythagoraslaan 101 Tel. 030-2589111 Afdeling nummer : AVV : 2009ONT244039 Onderwerp: Beantwoording schriftelijke vragen ex art. 47 aan het Reglement van Orde aan het College van

Nadere informatie

Monitoring Zomerganzen

Monitoring Zomerganzen Monitoring Zomerganzen Plan van Aanpak voor een jaarlijkse integrale telling in Zuid-Holland Monitoring Zomerganzen Plan van Aanpak voor een jaarlijkse integrale telling in Zuid-Holland W. Tolkamp J.A.

Nadere informatie

1nvexo. Interreg Vlaanderen Nederland. minder invasieve planten en dieren. Europese Unie Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

1nvexo. Interreg Vlaanderen Nederland. minder invasieve planten en dieren. Europese Unie Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 1nvexo minder invasieve planten en dieren Interreg Vlaanderen Nederland Europa investeert in uw regio Europese Unie Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling Casus Zomerganzen naam spreker/partner Casus

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND Nummer 6 van 2003 PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND Verordening Flora- en faunawet Zeeland Provinciale Staten van Zeeland overwegende dat een aantal beschermde inheemse diersoorten in de provincie Zeeland veelvuldig

Nadere informatie

Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van «pm», nummer «pm»;

Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van «pm», nummer «pm»; VERORDENING FLORA- EN FAUNAWET ZUID-HOLLAND Provinciale Staten van Zuid-Holland; Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van «pm», nummer «pm»; Gelet op artikel 65, vierde lid, van de Flora- en faunawet

Nadere informatie

Introductie Faunabeheer. FBE Limburg - Alfred Melissen

Introductie Faunabeheer. FBE Limburg - Alfred Melissen Introductie Faunabeheer FBE Limburg - Alfred Melissen 1 Introductie Faunabeheer FBE Limburg - Alfred Melissen Keerpunt v.w.b. Jacht : 1 april 2002 introductie Flora en faunawet (Samenvoeging van de Vogelwet,

Nadere informatie

7.1 Grote Canadese gans (Branta canadensis canadensis)

7.1 Grote Canadese gans (Branta canadensis canadensis) 7.1 Grote Canadese gans (Branta canadensis canadensis) 1. Status De Canadese gans is een landelijk vrijgestelde soort van de verboden bedoeld in artikel 3.1 van de Wet Natuurbescherming. Zoals in paragraaf

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) en J.A.R.M. van Egmond (GroenLinks) (d.d. 12 februari 2014) Nummer 2900

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) en J.A.R.M. van Egmond (GroenLinks) (d.d. 12 februari 2014) Nummer 2900 van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PvdD) en J.A.R.M. van Egmond (GroenLinks) (d.d. 12 februari 2014) Nummer 2900 Onderwerp Ontheffing doden knobbelzwanen Aan de leden van Provinciale

Nadere informatie

Wildbeheereenheid Nieuwsbrief 2/2015 Lopikerwaard e.o.

Wildbeheereenheid Nieuwsbrief 2/2015 Lopikerwaard e.o. Wildbeheereenheid Nieuwsbrief 2/2015 Lopikerwaard e.o. VOORJAARSTELLING 2015 - Nemen de meerkoeten en knobbelzwanen in de Lopikerwaard toe of af? - Hebben we de populatie zwarte kraai onder controle? -

Nadere informatie

Zomerganzentelling Provincie Utrecht

Zomerganzentelling Provincie Utrecht Zomerganzentelling 2015 - Provincie Utrecht Utrecht, 29 september 2015 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Wettelijk kader en provinciaal beleidskader... 4 3. Resultaten... 5 Totaalbeeld... 5 Soorten

Nadere informatie

8.9 Konijn (Oryctolagus cuniculus)

8.9 Konijn (Oryctolagus cuniculus) 8.9 Konijn (Oryctolagus cuniculus) 1 Samenvatting Aantal en verspreiding De landelijke trend is over de gehele periode stabiel, over de laatste tien jaar treedt een matige toename op. De stand van het

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 16 juni 2014) Nummer 2948

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 16 juni 2014) Nummer 2948 van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 16 juni 2014) Nummer 2948 Onderwerp Toestemming Gedeputeerde Staten voor dierenmishandeling in Zuid-Holland: gruwelijke dood ganzen

Nadere informatie

nummer 20 van 2005 Herziening Verordening vrijstelling grondgebruiker

nummer 20 van 2005 Herziening Verordening vrijstelling grondgebruiker nummer 20 van 2005 Herziening Verordening vrijstelling grondgebruiker Besluit namens gedeputeerde staten van Drenthe van 16 februari 2005, kenmerk LG/A7/2005001367, Productgroep Landelijk Gebied 1 Nummer

Nadere informatie

Technische vragen over de stand van zaken van het Ganzenakkoord en het ganzenbeleid in Noord-Brabant. 2

Technische vragen over de stand van zaken van het Ganzenakkoord en het ganzenbeleid in Noord-Brabant. 2 Bijlage 6: Overzicht reeds gestelde schriftelijke en technische vragen met betrekking tot het ganzenbeleid 04-11-2013 Schriftelijke vragen over de jacht op de vos en het instellen van vosvriendelijke gebieden

Nadere informatie

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus) 8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus) 1. Status De zilvermeeuw is een vogelsoort als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, Wnb, waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. Deze vrijstelling betreft (op basis

Nadere informatie

De telformulieren 1 tot en met 5 kopiëren ten behoeve van de tellers.

De telformulieren 1 tot en met 5 kopiëren ten behoeve van de tellers. VOORJAARSTELLING 2012 TELFORMULIEREN De telformulieren 1 tot en met 5 kopiëren ten behoeve van de tellers. Inventarisatieformulier 6 en 7 kopiëren ten behoeve van de jachthouders in uw WBE. Voorjaarstelling

Nadere informatie

Ganzen populaties en beheer. Julia Stahl Berend Voslamber

Ganzen populaties en beheer. Julia Stahl Berend Voslamber Ganzen populaties en beheer Julia Stahl Berend Voslamber Monitoring van vogels Wetenschappelijk onderzoek Meetnetten Watervogels Broedvogels Kolonievogels Slaapplaatstellingen Coördinatie van vrijwilligers

Nadere informatie

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen 2011-2015 Frank Majoor & Berend Voslamber Sinds 2011 worden op verschillende plekken in Nederland in opdracht van het Faunafonds Nijlganzen

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. Nummer Aan de leden van Provinciale Staten

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. Nummer Aan de leden van Provinciale Staten van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PvdD), R. Klumpes (GroenLinks), A.L. Koning (PvdA) en R. van Aelst (SP) (d.d. 10 september 2018) Nummer 3439 Onderwerp Reduceren Canadese ganzen

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 10 juli 2008) Nummer 2183

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 10 juli 2008) Nummer 2183 van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 10 juli 2008) Nummer 2183 Onderwerp Verleende ontheffing d.d. 3 april 2008 door de provincie Zuid-Holland op grond

Nadere informatie

Utrechtse zomerganzentelling 2011

Utrechtse zomerganzentelling 2011 Utrechtse zomerganzentelling 2011 1. Inleiding Aanvankelijk werd de terugkeer van de grauwe gans aan het einde van de vorige eeuw in ons land toegejuicht. De soort werd gezien als de kroon op de ontwikkeling

Nadere informatie

Groninger ganzenakkoord Definitief 27 mei 2014

Groninger ganzenakkoord Definitief 27 mei 2014 Groninger ganzenakkoord Definitief 27 mei 2014 Aanleiding De provincie Groningen kent gebieden waar trekganzen rusten en foerageren. Ganzen zijn beschermde vogels op grond van de Flora- en faunawet. Voor

Nadere informatie

Zomerganzentelling Provincie Utrecht. Canadese gans

Zomerganzentelling Provincie Utrecht. Canadese gans Zomerganzentelling 2016 - Provincie Utrecht Canadese gans Utrecht, september 2016 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Wettelijk kader en provinciaal beleidskader... 4 3. Resultaten... 5 Totaalbeeld...

Nadere informatie

Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland

Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland Hoofddocument bij zeven regioplannen R. Lensink P.W. van Horssen J. de Fouw Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland Hoofddocument bij zeven regioplannen R. Lensink

Nadere informatie

Beheer en schadebestrijding in Noord-Brabant

Beheer en schadebestrijding in Noord-Brabant Flora- en faunawet Beheer en schadebestrijding in Noord-Brabant Overzicht van de meest voorkomende schadesoorten Onderstaande tabel geeft overzicht van de meest voorkomende schade veroorzakende soorten

Nadere informatie

Ganzen in de Bommelerwaard. Brandganzen nabij Brakel

Ganzen in de Bommelerwaard. Brandganzen nabij Brakel Ganzen in de Bommelerwaard Brandganzen nabij Brakel Inventarisatierapport Natuurwacht Bommelerwaard Maart 2012 Ganzen in de Bommelerwaard Inleiding Nederland is een favoriete bestemming voor de wilde ganzen

Nadere informatie

JACHT, BEHEER EN SCHADEBESTRIJDING IN DE WET NATUURBESCHERMING. Presentatie t.b.v. Faunabeheerbijeenkomst d.d

JACHT, BEHEER EN SCHADEBESTRIJDING IN DE WET NATUURBESCHERMING. Presentatie t.b.v. Faunabeheerbijeenkomst d.d JACHT, BEHEER EN SCHADEBESTRIJDING IN DE WET NATUURBESCHERMING Presentatie t.b.v. Faunabeheerbijeenkomst d.d. 08-02-2016 WETSVOORSTEL Augustus 2012 wetsvoorstel door Stas Bleker ingediend bij 2e kamer;

Nadere informatie

Integrale telling Zomerganzen. Zuid-Holland Resultaten en aanbevelingen. H.J. den Hollander. A. Visser. CLM Onderzoek en Advies

Integrale telling Zomerganzen. Zuid-Holland Resultaten en aanbevelingen. H.J. den Hollander. A. Visser. CLM Onderzoek en Advies Integrale telling Zomerganzen Zuid-Holland 2011 Resultaten en aanbevelingen H.J. den Hollander A. Visser CLM Onderzoek en Advies Culemborg, november 2011 CLM 770-2011 Inhoud Inhoud 1 Inleiding 2 Telprotocol

Nadere informatie

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus)

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus) 8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus) 1. Status De kokmeeuw was reeds beschreven in het fbp. Omdat de tekst op een aantal punten herziening behoefde, is deze integraal herschreven. De kokmeeuw is een

Nadere informatie

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten Foto J. Schwiebbe - http://www.birdphoto.nl April 2009, Matthijs Broere (Waarneming.nl) & Fred Hustings (SOVON) 1. Inleiding Afgelopen winter

Nadere informatie

Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht

Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht Inventarisatie Stadsganzen 2016 in vier gemeenten in de Provincie Utrecht Vincent de Boer, Albert de Jong & Berend Voslamber Sovon-rapport 2016/19 Dit rapport is samengesteld in opdracht van Colofon SOVON

Nadere informatie

Nota Faunabeleid Zeeland AANVULLEND VOORSTEL

Nota Faunabeleid Zeeland AANVULLEND VOORSTEL Provinciale Staten Gedeputeerde Vergadering PS: 20-12-2002 belast met Nr: behandeling: Kok, G.L.C.M. de Agenda nr: Vergadering GS: Nr: / Onderwerp: AANVULLEND VOORSTEL Aan de Provinciale Staten van Zeeland

Nadere informatie

4 november 2003 Nr , LG Nummer 37/2003

4 november 2003 Nr , LG Nummer 37/2003 4 november 2003 Nr. 2003-18.260, LG Nummer 37/2003 Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen betreffende een wijziging van de Verordening schadebestrijding dieren provincie

Nadere informatie

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 2 december 2014 Onderwerp Activiteit/betreft Verlenen/afwijzen : Flora- en faunawet - zaaknummer 2014-014975 - Groesbeek :weren

Nadere informatie

Besluit van GS van 15 september 2014, kenmerk 2014/ gehoord het Faunafonds van 18 juli 2004, kenmerk BIJ F F OVERWEGENDE;

Besluit van GS van 15 september 2014, kenmerk 2014/ gehoord het Faunafonds van 18 juli 2004, kenmerk BIJ F F OVERWEGENDE; Goedkeuringsbesluit Faunabeheerplan 2014-2019 Flora- en faunawet Flora- en faunawet: goedkeuring faunabeheerplan Besluit van GS van 15 september 2014, kenmerk 2014/025032 Gedeputeerde Staten van Overijssel;

Nadere informatie

van Gedeputeerde Staten op vragen van

van Gedeputeerde Staten op vragen van van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PvdD) d.d. 20 maart 2017 nummer 3279 Onderwerp Bescherming faunabescherming Aan de leden van Provinciale Staten 1. De provincie Zuid-Holland gaat

Nadere informatie

van Gedeputeerde Staten op vragen van

van Gedeputeerde Staten op vragen van van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PvdD) d.d. 20 maart 2017 nummer 3279 Onderwerp Bescherming faunabescherming Aan de leden van Provinciale Staten 1. De provincie Zuid-Holland gaat

Nadere informatie

Ganzenbord. Naar een afzet van wild ganzenvlees als natuurproduct

Ganzenbord. Naar een afzet van wild ganzenvlees als natuurproduct Ganzenbord Naar een afzet van wild ganzenvlees als natuurproduct Ganzenbord Naar een afzet van wild ganzenvlees als natuurproduct W. Tolkamp R. Joldersma J.A. Guldemond CLM Onderzoek en Advies Culemborg,

Nadere informatie

Notitie flora en fauna

Notitie flora en fauna Notitie flora en fauna Titel/locatie Projectnummer: 6306 Datum: 11-6-2013 Opgesteld: Rosalie Heins Gemeente Baarn is voornemens om op de locatie van de huidige gemeentewerf een nieuwe brede school ontwikkelen.

Nadere informatie

6.1 Houtduif (Columba palumbus)

6.1 Houtduif (Columba palumbus) 6.1 Houtduif (Columba palumbus) 1. Status De houtduif is een wildsoort waarop door de jacht populatiebeheer plaatsvindt. De jacht is toegestaan van 15 oktober t/m 31 januari. Daarnaast is de houtduif landelijk

Nadere informatie

Afschotregistratie ganzen en Smienten (P5) Rapportage seizoen

Afschotregistratie ganzen en Smienten (P5) Rapportage seizoen Afschotregistratie ganzen en Smienten (P5) Rapportage seizoen 2005-2006 In Alterra-Technische opdracht van het Ministerie rapportage van Landbouw, - Afschotregistratie Natuur en Voedselkwaliteit ganzen

Nadere informatie

Integrale telling zomerganzen Zuid-Holland 2014

Integrale telling zomerganzen Zuid-Holland 2014 Integrale telling zomerganzen Zuid-Holland 2014 Resultaten en aanbevelingen D.D.J. Keuper A. Visser Integrale telling zomerganzen Zuid-Holland 2014 Resultaten en aanbevelingen Opdrachtgever: Provincie

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 16 juni 2016) Nummer Onderwerp Roeken

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 16 juni 2016) Nummer Onderwerp Roeken van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 16 juni 2016) Nummer 3197 Onderwerp Roeken Aan de leden van Provinciale Staten Toelichting vragensteller De provincie heeft een ontheffing

Nadere informatie

Integrale telling Zomerganzen Zuid-Holland 2010

Integrale telling Zomerganzen Zuid-Holland 2010 Integrale telling Zomerganzen Zuid-Holland 2010 Resultaten en aanbevelingen Integrale telling Zomerganzen Zuid-Holland 2010 Resultaten en aanbevelingen A. Visser J.A. Guldemond W. Tolkamp CLM Onderzoek

Nadere informatie

FBE Nieuws Bijgedragen door Faunabeheereenheid

FBE Nieuws Bijgedragen door Faunabeheereenheid FBE Nieuws Bijgedragen door Faunabeheereenheid FBE Nieuws Haarlem, mei 2016 Nieuwsbrief 2016-5.3 Ontheffing schadebestrijding zomerganzen (extra) Door middel van deze nieuwsbrief informeert de FBE u over

Nadere informatie

Deelrapportage ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet

Deelrapportage ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet Deelrapportage ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet Ontheffing: Wilde eend (Anas platyrhynchos) Specificatie: (gelegerde) granen Periode: 1-7-2015 tot 15-8-2015 Zaaknummers: 2010-011997 en 2010-012002

Nadere informatie

Integrale telling Zomerganzen Zuid-Holland 2012

Integrale telling Zomerganzen Zuid-Holland 2012 Integrale telling Zomerganzen Zuid-Holland 2012 Resultaten en aanbevelingen A. Visser A.J. den Hollander Integrale telling Zomerganzen Zuid-Holland 2012 Resultaten en aanbevelingen A. Visser H.J. den Hollander

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 10 januari 2010) Nummer 2340

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 10 januari 2010) Nummer 2340 van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 10 januari 2010) Nummer 2340 Onderwerp Sluiting jacht op wilde eend en fazanthaan Aan de leden van Provinciale Staten

Nadere informatie

Zomerganzen in Zeeuws-Vlaanderen in 2011

Zomerganzen in Zeeuws-Vlaanderen in 2011 Zomerganzen in Zeeuws-Vlaanderen in 2011 Met een vergelijking met de tellingen in 2006, 2007, 2009 & 2010 Vincent de Boer SOVON-inventarisatierapport 2011/18 Dit rapport is opgesteld in opdracht van St.

Nadere informatie

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber Sovon-rapport 2013/74 Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD. Eerste wijzigingsregeling Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant

PROVINCIAAL BLAD. Eerste wijzigingsregeling Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van de provincie Noord-Brabant Nr. 1855 25 april 2017 Eerste wijzigingsregeling Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant; Gelet

Nadere informatie

9.1 Meerkoet (Fulica atra)

9.1 Meerkoet (Fulica atra) 9.1 Meerkoet (Fulica atra) 1. Status Tot 1 maart 2017 was onder voorwaarden ontheffing verleend voor het doden van meerkoeten met het hagelgeweer op percelen waar schade dreigt of voorkomt, ter voorkoming

Nadere informatie

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 20 mei 2014 Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) 1 Inleiding 1.1 Kader van het onderzoek Projecten of handelingen dienen te worden getoetst aan de wet- en

Nadere informatie

06 april 2004 Nr. 2004-11705, LG Nummer 21/2004

06 april 2004 Nr. 2004-11705, LG Nummer 21/2004 06 april 2004 Nr. 2004-11705, LG Nummer 21/2004 Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen betreffende een wijziging van de Verordening schadebestrijding dieren provincie Groningen.

Nadere informatie

Integrale telling zomerganzen Zuid-Holland Resultaten en aanbevelingen

Integrale telling zomerganzen Zuid-Holland Resultaten en aanbevelingen Integrale telling zomerganzen Zuid-Holland 2015 Resultaten en aanbevelingen Integrale telling zomerganzen Zuid-Holland 2015 Resultaten en aanbevelingen Abstract: Op 18 juli 2015 is de jaarlijkse zomerganzentelling

Nadere informatie

Julia Stahl. Ganzen populaties en beheer

Julia Stahl. Ganzen populaties en beheer Julia Stahl Ganzen populaties en beheer Factoren populatiedynamiek Trends broedpopulaties NL 2012 2014 Sovon (~) KNJV Kolgans 6.100 7.000 Grauwe Gans 439.000 450.000 Soepgans 10.500? Canadese Gans 31.000

Nadere informatie

Deelrapportage ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet

Deelrapportage ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet Deelrapportage ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet Ontheffing: Ganzen Specificatie: Winterganzen (grauwe ganzen- Anser anser, kolganzen -Anser albifrons- en brandganzen -Branta leucopsis) Periode:

Nadere informatie

7.2 Kauw (Corvus monedula)

7.2 Kauw (Corvus monedula) 7.2 Kauw (Corvus monedula) 1. Status De kauw is een landelijk vrijgestelde soort van de verboden bedoeld in artikel 3.1 van de Wet Natuurbescherming. Zoals in paragraaf 3.1 van de nota van toelichting

Nadere informatie

7.3 Zwarte kraai (Corvus corone)

7.3 Zwarte kraai (Corvus corone) 7.3 Zwarte kraai (Corvus corone) 1. Status De zwarte kraai is een landelijk vrijgestelde soort. De vrijstelling betreft het opzettelijk doden ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen,

Nadere informatie

8.6 Roek (Corvus frugilegus)

8.6 Roek (Corvus frugilegus) 8.6 Roek (Corvus frugilegus) 1. Status De roek is een provinciaal vrijgestelde soort. De vrijstelling betreft sinds 1 januari 2017 het opzettelijk vangen, doden of verstoren, opzettelijk vernielen van

Nadere informatie

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland; Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 24 februari 2009, nr. 2009-6876 tot bekendmaking van de verordening vrijstellingen Flora- & faunawet Noord-Holland 2009 Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Nadere informatie

ZOMERGANZEN IN UTRECHT

ZOMERGANZEN IN UTRECHT ZOMERGANZEN IN UTRECHT Bert van t Holt In juni van dit jaar werden op Texel 6.000 grauwe ganzen gevangen en vervolgens vergast. Het bedrijf Duke Faunabeheer handelde in opdracht van de gemeente Texel,

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2005/47

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2005/47 PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2005/47 Gedeputeerde Staten van Limburg Gedeputeerde Staten van Limburg gelet op het bepaalde in artikel 67 van de Flora- en faunawet en de Regeling beheer en schadebestrijding

Nadere informatie

Datum: 19 december 2016 Betreft: Beroep tegen besluit op bezwaar tegen ontheffing Ffw voor het doden van zomerganzen Ons kenmerk: SL 500/16.

Datum: 19 december 2016 Betreft: Beroep tegen besluit op bezwaar tegen ontheffing Ffw voor het doden van zomerganzen Ons kenmerk: SL 500/16. Rechtbank s Gravenhage Sector Bestuursrecht Postbus 20302 2500 EH Den Haag Datum: 19 december 2016 Betreft: Beroep tegen besluit op bezwaar tegen ontheffing Ffw voor het doden van zomerganzen Ons kenmerk:

Nadere informatie

5.1 Fazant (Phasianus colchicus)

5.1 Fazant (Phasianus colchicus) 5.1 Fazant (Phasianus colchicus) 1. Status De fazant is een wildsoort waarop door de jacht populatiebeheer plaatsvindt. De jacht is toegestaan van 15 oktober t/m 31 december (hennen), resp. van 15 oktober

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum Beschikking 00492778 ODH-2017-00120269 0 9 FEB. 2018 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899

Nadere informatie

13.1 Zwarte kraai (Corvus corone)

13.1 Zwarte kraai (Corvus corone) 13.1 Zwarte kraai (Corvus corone) 1 Samenvatting Aantal en verspreiding In Nederland vanaf 1990 een significante toename van het aantal broedvogels van

Nadere informatie

Aantal gevonden legsels in 2008

Aantal gevonden legsels in 2008 10 1 Broedpaaraantallen 2. Reproductie Na terugkomst van weidevogels in hun broedgebied vormen zich paren en kiezen de vogels een plek om te gaan broeden: de vestiging. Daarna komen twee belangrijke reproductiefasen:

Nadere informatie

Evaluatie Verordening Vrijstellingen Flora en faunawet September 2005 Provincie Noord Holland, Afdeling WNLO

Evaluatie Verordening Vrijstellingen Flora en faunawet September 2005 Provincie Noord Holland, Afdeling WNLO Evaluatie Verordening Vrijstellingen Flora en faunawet September 2005 Provincie Noord Holland, Afdeling WNLO 1. Flora en faunawet algemeen Op 1 april 2002 is de Flora en faunawet in werking getreden. Centraal

Nadere informatie

BESLUIT. PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN. gelezen de voorstellen van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 31 maart 2015, nr.

BESLUIT. PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN. gelezen de voorstellen van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 31 maart 2015, nr. Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2015 BESLUIT PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN gelezen de voorstellen van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 31 maart 2015, nr. 1201683; gelezen het oordeel van

Nadere informatie

Stichting Faunabeheereenheid Groningen

Stichting Faunabeheereenheid Groningen Stichting Faunabeheereenheid Groningen Jaarverslag 2016 Inhoudsopgave 1 INLEIDING... 2 2 WET NATUURBESCHERMING (WNB)... 2 3 VERORDENING NATUURBESCHERMING (VNB)... 2 4 GEVOLGEN VOORGENOMEN INVOERING WNB

Nadere informatie

2010). In de Zoetermeerse stadsparken. broeden Soepganzen vaak op. van Grauwe Ganzen. We onderzochten. of deze Soepganzen regelmatig contact

2010). In de Zoetermeerse stadsparken. broeden Soepganzen vaak op. van Grauwe Ganzen. We onderzochten. of deze Soepganzen regelmatig contact 99 Worden Grauwe Ganzen in Zoetermeer beïnvloed door de Soepgans? Francis Havekes, Monique Snoek & Martin Hoogkamer Inleiding In de stadsparken van Zoetermeer is de Grauwe Gans Anser anser tegenwoordig

Nadere informatie

Beleidsnotitie bescherming en beheer ree Fryslân

Beleidsnotitie bescherming en beheer ree Fryslân Beleidsnotitie bescherming en beheer ree Fryslân Inhoud 1. Doel van de notitie 2. Vigerend beleid ree in Fryslân 3. Wettelijke status ree 4. Schade, overlast en risico s 5. Wettelijk kader bescherming

Nadere informatie

Uitvoeringskader Ganzen Noord-Holland

Uitvoeringskader Ganzen Noord-Holland Uitvoeringskader Ganzen Noord-Holland Inhoud Voorwoord...2 1. Inleiding...3 1.1. Aanleiding...4 1.2. Probleemschets...4 1.3. Opzet en leeswijzer...5 2. Ganzensoorten...7 2.1. Inheemse (beschermde) soorten...7

Nadere informatie

Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland

Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland Regioplan Schieland R. Lensink J. de Fouw Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland Regioplan Schieland R. Lensink J. de Fouw opdrachtgever: Provincie Zuid-Holland

Nadere informatie

BELEIDSKADER FAUNABEHEER DEN HAAG, 27 november Algemeen

BELEIDSKADER FAUNABEHEER DEN HAAG, 27 november Algemeen BELEIDSKADER FAUNABEHEER DEN HAAG, 27 november 2003 1. Algemeen 1 De Minister van LNV heeft betrokken partijen verzocht, ten einde onnodige en ongewenste polarisatie over jacht, beheer en schadebestrijding

Nadere informatie

Faunabeheereenheid Overijssel

Faunabeheereenheid Overijssel Secretariaat: Postbus 645 7400 AP Deventer 0570-746017 secretaris@fbeoverijssel.nl Faunabeheereenheid Overijssel Jaarverslag 2017 Inhoudsopgave 1 INLEIDING... 2 2 WET NATUURBESCHERMING (WNB)... 2 3 PROVINCIALE

Nadere informatie

9 Zwarte kraai (Corvus corone)

9 Zwarte kraai (Corvus corone) 9 Zwarte kraai (Corvus corone) 9.1 Inleiding Tot een aantal jaren geleden werd de vangkooi zonder ontheffing gebruikt ter uitvoering van de landelijke vrijstelling bij de bestrijding van zwarte kraaien

Nadere informatie

Casus Zomerganzen. Inhoud: Project INVEXO Ganzen Zomerganzen Aanleiding Doel Acties Acties 2010 Vragen?

Casus Zomerganzen. Inhoud: Project INVEXO Ganzen Zomerganzen Aanleiding Doel Acties Acties 2010 Vragen? Casus Zomerganzen 1 Casus Zomerganzen Inhoud: Project INVEXO Ganzen Zomerganzen Aanleiding Doel Acties Acties 2010 Vragen? 2 Project INVEXO Projectomschrijving: INVEXO: Invasieve exoten in Vlaanderen en

Nadere informatie

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010 BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010 André van Kleunen en Gert Ottens Een paar jaar geleden hebben we in de Provinciale Nieuwsbrief van SOVON en in de Kruisbek aangekondigd

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 23 juli 2011) Nummer 2515

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 23 juli 2011) Nummer 2515 van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 23 juli 2011) Nummer 2515 Onderwerp Alternatieven voor afschot ganzen Aan de leden van Provinciale Staten Toelichting

Nadere informatie

12.1 Ekster (Pica pica)

12.1 Ekster (Pica pica) 12.1 Ekster (Pica pica) 1 Samenvatting Aantal en verspreiding Landelijk is over een langere periode zowel bij broedvogels als bij niet-broedvogels het aantal significant afgenomen, terwijl over de laatste

Nadere informatie

GANZEN. Last en lust

GANZEN. Last en lust GANZEN op mijn LAND Last en lust Bezoekers uit het hoge noorden De oogst is binnen, het voer ligt in de kuil en de koeien staan op stal. De winter biedt de gelegenheid plannen te maken voor het volgende

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 12 augustus 2014) Nummer 2963. Aan de leden van Provinciale Staten

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 12 augustus 2014) Nummer 2963. Aan de leden van Provinciale Staten van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 12 augustus 2014) Nummer 2963 Onderwerp Ontheffingverleningen Flora- en faunawet door Gedeputeerde Staten Zuid-Holland Aan de leden

Nadere informatie

INSTRUCTIE WINTERTELLING 2012

INSTRUCTIE WINTERTELLING 2012 INSTRUCTIE WINTERTELLING 2012 Wintertelling knobbelzwaan en meerkoet op 21 januari 2012 Afdeling Faunazaken December 2011 Internet: www.knjvintranet.nl E-mail: biologie@knjv.nl Telefoon: 033-4619841 Wintertelling

Nadere informatie

Instructie Voorjaarstelling

Instructie Voorjaarstelling Instructie Voorjaarstelling Instructie voor WBE s bij de organisatie van faunatellingen KNJV Afdeling Faunazaken Februari 2014 Internet: www.knjvintranet.nl E-mail: biologie@knjv.nl Telefoon: 033-4619841

Nadere informatie

GANZENBEHEERPLAN NOORD-HOLLAND 2015-2020

GANZENBEHEERPLAN NOORD-HOLLAND 2015-2020 GANZENBEHEERPLAN NOORD-HOLLAND 2015-2020 Opgesteld in opdracht van de Faunabeheereenheid Noord-Holland, Door Mentink procesmanagement in samenwerking met de projectgroep ganzen Docnr. 14.11823-746 Faunabeheerplan

Nadere informatie

Via deze nieuwsbrief informeren de provincie Fryslân en de Faunabeheereenheid u over de stand van zaken rondom het Friese ganzenbeleid.

Via deze nieuwsbrief informeren de provincie Fryslân en de Faunabeheereenheid u over de stand van zaken rondom het Friese ganzenbeleid. Bekijk deze nieuwsbrief online #1-28 februari 2018 Via deze nieuwsbrief informeren de provincie Fryslân en de Faunabeheereenheid u over de stand van zaken rondom het Friese ganzenbeleid. In deze nieuwsbrief:

Nadere informatie

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt CONCEPT Omgevingsdienst Regio Utrecht juli 2012 kenmerk/ opgesteld door beoordeeld door Ronald Jansen Dagmar Storm INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding...

Nadere informatie

Faunabeheerplan Zeeland 2015 t/m 2019: ganzen

Faunabeheerplan Zeeland 2015 t/m 2019: ganzen Faunabeheerplan Zeeland 2015 t/m 2019: ganzen R. Lensink in dit plan ontbreken (11 november 2014) een aantal soorten; deze worden later ter goedkeuring aangeboden Faunabeheerplan Zeeland 2015 t/m 2019:

Nadere informatie

Nieuwsbrief 2 Juli 2015

Nieuwsbrief 2 Juli 2015 Nieuwsbrief 2 Juli 2015 Beste lezer, Inmiddels stijgt de temperatuur alweer naar tropische waarden en zoeken mens en dier verkoeling op. Opgezweept door deze temperaturen vinden momenteel verhitte discussies

Nadere informatie