MEDEDELING AAN DE LEDEN

Transcriptie

1 EUROPEES PARLEMENT Commissie juridische zaken MEDEDELING AAN DE LEDEN (16/2010) Betreft: Gemotiveerd advies van de senaat van de Republiek Polen aangaande het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op seizoenarbeid COM(2010) C7-0180/ /0210(COD) Uit hoofde van artikel 6 van protocol 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, mag ieder nationaal parlement binnen een termijn van acht weken vanaf de datum van toezending van een ontwerp van een wetgevingshandeling aan de voorzitters van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een gemotiveerd advies toezenden waarin wordt uiteengezet waarom het betrokken ontwerp zijns inziens niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel. Volgens het Reglement van het Europees Parlement is de Commissie juridische zaken verantwoordelijk voor de waarborging van het subsidiariteitsbeginsel. Bijgaand ter informatie een gemotiveerd advies van de senaat van de Republiek Polen aangaande het voornoemde voorstel. CM\ doc PE v01-00 In verscheidenheid verenigd

2 Warschau, 6 oktober 2010 VOORZITTER VAN DE SENAAT VAN DE REPUBLIEK POLEN Bogdan Borusewicz De heer Jerzy Buzek Voorzitter van het Europees Parlement Mijnheer de Voorzitter, Hierbij gaat het advies van de commissie Europese zaken van de Senaat van de Republiek Polen inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op seizoenarbeid COM(2010)0379, referentienummer van de Raad 12208/10. Hoogachtend, [Onleesbare handtekening] PE v /5 CM\ doc

3 SENAAT VAN DE REPUBLIEK POLEN 7e ZITTINGSPERIODE Warschau, 6 oktober 2010 Formulier nr. E46 ADVIES VAN DE COMMISSIE EUROPESE ZAKEN Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op seizoenarbeid De voorzitter van de Senaat heeft het wetgevingsvoorstel van de Europese Unie voorgelegd aan de commissie. Het ontwerpstandpunt van de Raad van Ministers over dit document is op 30 september 2010 overgelegd. De commissie heeft zich tijdens haar zitting van 6 oktober 2010 over dit voorstel gebogen. Referentienummer document Europese Commissie COM(2010)0379 Raad van de EU 12208/10 Voorzitter van de Commissie Europese zaken (-) Edmund Wittbrodt CM\ doc 3/5 PE v01-00

4 ADVIES van de Commissie Europese zaken van de Senaat van de Republiek Polen inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op seizoenarbeid COM(2010)379 Dit voorstel heeft tot doel de voorwaarden vast te stellen voor de toegang van onderdanen uit landen die geen deel uitmaken van de Unie tot een van de EU-lidstaten met het oog op het verrichten van seizoenarbeid. Het gaat ook nader in op de voorwaarden voor het verblijf van seizoenarbeiders en op hun rechten. Het aandeel van seizoenarbeiders in de economieën van de lidstaten verschilt zeer sterk van land tot land. De richtlijn voorziet geenszins in aanvullende mechanismen om de lidstaten beter te beschermen tegen de instroom van illegale werknemers uit derde landen op hun grondgebied. Er worden daarentegen wel extra verplichtingen ingevoerd voor werkgevers, hetgeen hen ervan kan weerhouden om seizoenarbeiders uit derde landen legaal aan te werven. De voorgestelde regelingen hebben enkel betrekking op het afgeven van verblijfsvergunningen voor één bepaalde lidstaat. Deze vergunningen zullen geen recht geven op een verblijf in een andere lidstaat. Bovendien is er krachtens de in de richtlijn voorgestelde voorschriften nergens sprake van samenwerking tussen de lidstaten aangaande het afgeven van vergunningen voor seizoenarbeiders. Het wetgevingsvoorstel in kwestie bevat bijgevolg geen transnationaal element. De rol van seizoenarbeiders uit andere landen in de economieën van de verschillende lidstaten is zeer verschillend van land tot land. Indien de voorschriften van de Europese Unie geen garantie bieden voor het vrije verkeer van werknemers uit derde landen tussen de EUlidstaten en wanneer de vergunningen door de nationale overheden worden afgegeven en uitsluitend een nationaal karakter hebben, is er geen behoefte om de voorschriften inzake het afgeven van vergunningen voor seizoenarbeid te harmoniseren. In het voorstel zijn niet alleen punten opgenomen die verband houden met het afgeven van vergunningen, maar ook aspecten aangaande de voorwaarden voor het verblijf van personen die als seizoenarbeiders aan het werk zijn in het ontvangende land. Deze aangelegenheden hebben geen invloed op de veiligheid binnen de Europese Unie of op de instroom van illegale immigranten. Tegelijkertijd kunnen het opleggen van buitensporige verplichtingen aan de werkgevers en de beperkte flexibiliteit van de voorgestelde voorschriften aanleiding geven tot een toename van de illegale economische immigratie in de EU-lidstaten, hetgeen precies het tegenovergestelde is van het gewenste resultaat. Een voorbeeld van een dergelijke, te restrictieve bepaling is artikel 5 dat de werkgever ertoe verplicht om een arbeidsovereenkomst of een bindend werkaanbod over te leggen waarin tevens het aantal werkuren per maand of per week moet worden vermeld. Deze oplossing laat weinig ruimte voor flexibiliteit, aangezien de werknemer en de werkgever hierdoor niet de mogelijkheid hebben om afspraken te maken over tarief- of stukwerk. Een ander voorbeeld is artikel 14 waarin de werkgevers ertoe worden verplicht het bewijs te leveren dat de seizoenarbeiders op passende wijze worden gehuisvest. Deze verplichting gaat verder dan de voorschriften voor werknemers uit eigen land of uit andere PE v /5 CM\ doc

5 lidstaten voor wie geen enkele werkgever de verplichting heeft om passende huisvesting te regelen of om ervoor te zorgen dat de door de werknemers betaalde huur niet buitensporig is in verhouding tot hun bezoldiging. Met het oog op het voorgaande geeft de commissie Europese zaken van de Senaat van de Republiek Polen een negatief advies over de inhoud van de voorgestelde richtlijn. Daarenboven is de voorgestelde richtlijn volgens de commissie Europese zaken van de Senaat van de Republiek Polen niet in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel waarvan sprake is in artikel 5, lid 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. CM\ doc 5/5 PE v01-00