OVER KINDEREN, PARTNERS, TARIEVEN EN VRIJSTELLINGEN prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken mr. N.C.G. Gubbels

Transcriptie

1 Over knderen, partners, tareven en vrjstellngen 9 OVER KINDEREN, PARTNERS, TARIEVEN EN VRIJSTELLINGEN prof. mr. I.J.F.A. van Vjfejken mr. N.C.G. Gubbels 1 De neuwe tarefstructuur en vrjstellngen Her s het allemaal om begonnen. Iedereen was het erover eens dat de tareven, en dan met name voor derdenverkrjgers, naar beneden moesten. Het hoogste taref bedraagt snds 1 januar %. Dat ljkt alleszns acceptabel, als we beseffen dat de vergoedng voor arbed (boven ) wordt belast tegen 52%. 1 Voor knderen en partners s het laagste taref van 5% verhoogd naar 10%. Om de drukverzwarng de herdoor zou ontstaan, weg te nemen zjn de vrjstellngen voor de erfbelastng voor de partner en de knderen verhoogd. Herdoor treedt voor hen geen nadelg effect op. Voor het gros van de erfrechteljke verkrjgngen n de rechte ljn s er dus feteljk nets veranderd. De knderen de grote nalatenschappen erven gaan er echter wel op voorut. Het toptaref s mmers gedaald van 27% voor verkrjgngen vanaf crca naar 20%. De vraag s of deze verlagng noodzakeljk was. Afgezet tegen de tareven n de nkomsten - belastng zou ook 30% aan de top nog een zeer redeljk taref zjn. 2 Voor schenkngen aan knderen s de belastngdruk toegenomen. Als een ouder n schonk aan een knd werd dt bedrag, vermnderd met de vrjstellng van crca 4.500, belast naar 5%. Met ngang van 1 januar 2010 s dt belast tegen 10%. Bj schenkngen vanaf ongeveer s de druk geljk aan de vroegere druk en bj schenkngen vanaf ongeveer neemt de druk af n vergeljkng met het verleden. 1 In het oorspronkeljke voorstel lag de grens op , maar dt bedrag s verlaagd naar om met de opbrengst ook knderen van de ongehuwde partner het zgn. knd-regme te gunnen en om een verhoogde vrjstellng voor gehandcapte knderen te realseren. Ze Kamerstukken II , , nr Het argument dat een extra tarefschjf afbreuk zou doen aan de vereenvoudgng overtugt ons net. De vrjstellngen zjn aanzenljk vereenvoudgd. De drempelvrjstellngen zjn vervallen en daarmee ook art. 35 Successewet. Alle vrjstellngen hebben de vorm van een voetvrjstellng. 2 Partners 2.1 Vrjstellng De vrjstellng voor de partner s verhoogd tot Dt s ongeveer meer dan de oude vrjstellng. Net ut het oog mag worden verloren dat deze vrjstellng n veel gevallen aanzenljk klener s door de mputateregel van art. 32, tweede ld Successewet. 2.2 Het neuwe partnerbegrp Het partnerbegrp tot 1 januar 2010 kende veel verschllende verschjnngsvormen. Voor een overzcht hervan verwjzen wj naar WFR 2008/ De partnervrjstellng kan slechts worden gerechtvaardgd door een verzorgngsverplchtng. Voor de echtgenoot en de geregstreerde partner vloet deze rechtstreeks voort ut de wet. Dt s net het geval voor samenwoners. Het enkel lang samenleven brengt net zonder meer een wederzjdse zorgverplchtng mee, noch bnnen een tweerelate, noch bnnen een meerrelate. Als partners ongehuwd samenwonen en onderlng een wederzjdse zorgverplchtng overeenkomen, vastgelegd bj notarële akte, bestaat er geen twjfel over de ntente van partjen en s de fscale behandelng als partner gerechtvaardgd. Aanslutng bj het partnerbegrp ut de nkomstenbelastng s net noodzakeljk, nu bede begrppen bnnen deze wetten verschllende functes denen. In de nkomstenbelastng gaat het om de jaarljkse bestedngsrumte, de overgens ook kan worden beïnvloed door de zorgverplchtng. In de Successewet gaat het enkel om de zorgverplchtng. Overgens bestaan er geen overwegende bezwaren om bj de nkomstenbelastng aan te sluten. Maar bljkbaar s de wetgever nog steeds beducht voor msbruk als het schenkngen betreft. Daarvoor geldt mmers een termjn van twee jaar. 3 I.J.F.A. van Vjfejken, De poste van de langstlevende n de Wet schenk- en erfbelastng. Op grond van het bepaalde n art. 1a, eerste ld Successewet kan edere schenker of erflater maxmaal één partner hebben. De vraag s hoe te handelen als een erflater of schenker meerdere echtgenoten heeft. Een bepalng overeenkomstg art. 1.2, zesde ld Wet IB 2001 ontbreekt. Is de schenker of erflater gehuwd, maar voert hj een gezamenljke hushoudng als bedoeld n het verde ld (ze paragraaf 2.4) met een ander, dan s zjn echtgenoot zjn partner. Zolang hj gehuwd s, kan degene met we hj een gezamenljke hushoudng voert net zjn partner zjn voor de toepassng van onderhavge wet. Dt s slechts anders als hj s gescheden van tafel en bed (ze herna paragraaf 2.3).

2 10 De gewjzgde Successewet - M..v. 1 januar In zjn bref van 29 oktober 2009, DB/2009/00M, p. 2, heeft de staatssecretars aangekondgd dat hj bj Beslut goed zal keuren dat ook de echtgenoot van een van tafel en bed gescheden erflater onder het partnertaref zal vallen. De erflater moet zjn echtgenoot dan als erfgenaam hebben aangewezen. Ondudeljk s wat de gevolgen zjn nden hj zowel zjn echtgenoot als zjn partner als erfgenaam heeft aangewezen. 5 Kamerstukken II, , , nr. 6, p Kamerstukken II , , nr Echtgenoten en geregstreerde partners Echtgenoten worden altjd als partner aangemerkt, tenzj zj zjn gescheden van tafel en bed als bedoeld n ttel 10, afdelng 1 van boek 1 BW. Het s net verest dat de echtgenoten een gezamenljke hushoudng voeren. Anders dan voor de Wet IB 2001 worden ook duurzaam gescheden levende echtgenoten als echtgenoten aangemerkt. Pas nden het huweljk formeel (door echtschedng of door overljden) s ontbonden, dan wel sprake s van een schedng van tafel en bed worden de gehuwden net meer als zodang aangemerkt. 4 In art. 2, zesde ld AWR s het geregstreerd partnerschap geljkgesteld aan het huweljk. De geregstreerde partner wordt daardoor voor alle rjksbelastngen geljkgesteld aan de echtgenoot. 2.4 Samenwoners Hoofdregel Volgens art. 1a Successewet s een samenwoner met ngang van 1 januar 2010 alleen nog een partner als s voldaan aan de voorwaarden van art. 1a, verde ld. Deze voorwaarden zjn ontleend aan het voormalge art. 24, tweede ld, onderdeel a, waarbj de onbegrjpeljke es dat n de voorafgaande vjf jaren, voor zover mogeljk, moet zjn geopteerd voor het partnerschap n de nkomstenbelastng, terecht s vervallen. De samenwoners denen bj het overljden van één van hen te beschkken over een notarële akte waarn de verzorgngsverplchtng s vastgesteld en de akte dent mnmaal zes maanden voor het overljden te zjn opgemaakt. 5 Dat betekent dat samenwoners de voorheen onder art. 24, tweede ld, onderdeel b en c velen, met ngang van 1 januar 2010 net meer als partner zouden worden aangemerkt. Deze samenwoners kunnen dt tekort wegwerken door alsnog een notareel samenlevngscontract aan te gaan. Bj amendement s echter een utzonderng op dt notarële contract opgenomen voor samenwoners de gedurende een onafgebroken perode van ten mnste vjf kalenderjaren een gezamenljke hushoudng hebben gevoerd (art. 1a, zesde ld). 6 Alle andere esen gelden wel voor deze samenwoners. Dat betekent dat alleen de jaren tellen vanaf hun 18e verjaardag en dat ze gedurende de vjfjaarsperode op hetzelfde adres stonden ngeschreven n de gemeenteljke bassadmnstrate Overgangsrecht Er s voorzen n overgangsrecht. Op grond van het bepaalde n art. XII, eerste ld, onderdeel b, sub 1 geldt de es van het notarële samenlevngscontract eerst met ngang van 1 januar Inden samenwoners aan de overge esen voldoen van het verde ld (zes maanden op hetzelfde adres staan ngeschreven vanaf 18e verjaardag, etc.), maar nog geen notareel verleden samenlevngscontract hebben, s bj overljden van één van beden vóór 1 januar 2012 toch het partnerregme van toepassng. Hebben samenwonenden n de perode tot 1 januar 2012 een notareel samenlevngscontract gesloten, dan geldt bljkens het overgangsrecht net de es dat dt contract ook daadwerkeljk zes maanden voor het overljden moet zjn verleden (art. XII, eerste ld, onderdeel b, sub 2). Voldoen de samenwoners derhalve aan alle esen van het verde ld, maar overljdt een der partners bnnen zes maanden na het aangaan van het notarële samenlevngscontract, dan s ook n dat geval het partnerregme van toepassng. 7 Kamerstukken I , , D, p. 11. Door deze overgangsregelng krjgt amendement 46 dus eerst betekens vanaf 1 januar Van 1 januar 2010 tot en met 31 december 2011 geldt de es van een notareel contract met zorgverplchtng mmers nog net Bloed- en aanverwanten n de rechte ljn Bloed- en aanverwanten n de rechte ljn kunnen het partnerregme vanaf 1 januar 2010 net meer deelachtg worden. Deze utzonderng s opgenomen om te voorkomen dat er verschllen ontstaan tussen de knderen. Inden een ouder alleenstaand s (omdat hj s gescheden of omdat zjn echtgenoot s vooroverleden) en een knd woont nog thus, zou dat knd door aan de hervoor genoemde voorwaarden te voldoen de partnervrjstellng deelachtg worden. Voor de andere knderen geldt de vrjstellng van Dt verschl n behandelng acht de wetgever onwenseljk. Op deze regel geldt één utzonderng. Bloedverwanten n de eerste graad (ouders/knderen) kunnen toch elkaars partner zjn, nden deze bloedverwant een utkerng als bedoeld n art. 19a van de Wet maatschappeljke ondersteunng heeft genoten n verband met n het kalenderjaar voorafgaand aan het overljden verleende zorg (art. 1a, zevende ld). Het gaat her over het zgn. mantel zorgcomplment. Inden een knd hervoor n aanmerkng komt, kan dt

3 Over knderen, partners, tareven en vrjstellngen 11 knd wel als partner van de ouder worden aangemerkt, mts aan alle overge voorwaarden s voldaan. 8 Dat betekent dat beden gedurende mnmaal zes maanden een gezamenljke hushoudng hebben gevoerd, bljkend ut de gezamenljke nschrjvng n de gemeenteljke bassadmnstrate. Tevens dent er een notareel samenlevngscontract met zorgverplchtng te zjn en telt alleen de perode vanaf de 18e verjaardag. De rekwjdte van deze utzonderng s zeer beperkt. Zj geldt bjvoorbeeld net nden een dochter voor het mantelzorgcomplment n aanmerkng komt terwjl zj bj haar bede ouders nwoont. Ervan utgaande dat de ouders zjn gehuwd, kan de dochter net met een van hen een partnerschap vormen. Ook geldt de facltet net voor het knd dat mantelzorg verleent en om de hoek bj (bjvoorbeeld) de moeder woont. Er s dan mmers geen sprake van een gezamenljke hushoudng. Verleent een schoonknd mantelzorg, dan wordt dt schoonknd op grond van art. 19, eerste ld als bloedverwant aangemerkt en zou dus n begnsel voor het partnerregme n aanmerkng komen, ware het net dat het huweljk met het egen knd dt partnerschap verhndert. Partners bnnen een huweljk zjn mmers altjd elkaars partners. Partnerschap met dt schoonknd s slechts mogeljk als het egen knd s overleden. De aanverwantschap van het schoonknd bljft dan bestaan en op grond van art. 19, eerste ld, onderdeel a wordt dt knd dan nog steeds als een bloedverwant aangemerkt. Wordt de ouder opgenomen n een verpleeghus, dan wordt de gezamenljke hushoudng verbroken en geldt net langer het partnerregme. De utzonderng van het achtste ld s op dt partnerschap net van toepassng. 8 Dt geldt ook omgekeerd als een ouder een mantelzorgcomplment heeft ontvangen voor verleende zorg aan zjn knd Verbrekng van de gezamenljke hushoudng buten de wl van partjen In het achtste ld s voorzen n een verbrekng van de gezamenljke hushoudng buten de wl van partjen. De gezamenljke hushoudng s een feteljke toestand de endgt als de partners defntef uteengaan. Inden derhalve een partner wordt opgenomen n een verzorgngs- of verpleegtehus zonder dat er utzcht s op terugkeer, kan men twsten over het antwoord op de vraag of de gezamenljke hushoudng nog bestaat. 9 Om de onzekerhed op dt terren weg te nemen, bepaalt het achtste ld dat nden de gezamenljke hushoudng buten de wl van partjen wordt beëndgd, deze wordt geacht te hebben voortbestaan tot aan het overljden of de schenkng Maxmaal één partner Zoals gezegd bepaalt art. 1a, eerste ld utdrukkeljk dat edere persoon op eng moment nog slechts één partner kan hebben. Stel een man woont duurzaam gescheden van zjn vrouw en voert een gezamenljke hushoudng met een derde. Tot 1 januar 2010 kwalfceerden zowel de vrouw als de concubne als partner. Onder de neuwe regelng s dat net meer mogeljk. De echtgenote gaat voor de concubne (tenzj de man s gescheden van tafel en bed 11 ), omdat twee personen de net met elkaar zjn gehuwd, alleen elkaars partner kunnen zjn als ze allebe ongehuwd zjn. In de praktjk doet het zch met enge regelmaat voor dat een echtpaar om hen moverende reden net wl scheden, maar eder vervolgens wel zjn egen leven ledt. Als de man ut het hervoor genoemde voorbeeld n zjn testament zjn concubne als erfgenaam heeft benoemd, wordt zj onder de neuwe Successewet als derde beschouwd. Overljdt de concubne als eerste en erft de man haar vermogen, dan s op hem evenmn het partnerregme van toepassng. 9 Ze HR 18 januar 2008, BNB 2008/ Kamerstukken II , , nr. 3, p Ze par De vraag rjst waarom geen aanslutng s gezocht bj de nkomstenbelastng, waar de echtgenoot net als partner wordt beschouwd als echteleden duurzaam gescheden leven. Het bezwaar tegen deze aanslutng zou gelegen kunnen zjn n de omstandghed dat de ut het huweljk voortsprutende zorgverplchtng voor de echtgenoot bljft bestaan, ook al wonen de echteleden duurzaam gescheden. Dat plet ervoor om de echtgenoot onder alle omstandgheden als partner te beschouwen. Maar de man ut het voorbeeld kan ook een zorgverplchtng jegens zjn concubne ervaren. Voortzettng van het oude systeem had daarom de voorkeur. In dt soort gevallen zou sprake moeten kunnen zjn van twee partners de beden het partnerregme deelachtg worden Unformerng partnerbegrp In zjn bref aan de Tweede Kamer van 15 aprl schrjft de staatssecretars dat hj voornemens s het partnerbegrp voor de verschllende heffngswetten zoveel mogeljk te unformeren. Heraan s nmddels utvoerng gegeven n de Fscale vereenvoudgngswet Voorgesteld wordt om een basspartnerbegrp op te nemen n art. 5a AWR. Dt artkel gaat als volgt luden: 1 Als partner wordt aangemerkt: a de echtgenoot; b de ongehuwde meerderjarge persoon waarmee de belastngplchtge een notareel samenlevngscontract s aangegaan en met we hj staat ngeschreven op hetzelfde woonadres n de gemeenteljke bassadmnstrate persoonsgegevens of een daarmee naar aard en strekkng overeenkomende admnstrate buten Nederland. 12 Het budgettare beslag zal net groot zjn, omdat n dt soort gevallen de echtgenoot vaak s onterfd en feteljk het partnerregme alleen wordt genoten door de concubne. 13 Kenmerk DB/2009/181 M. 14 Kamerstukken II ,

4 12 De gewjzgde Successewet - M..v. 1 januar Degene de ngevolge het eerste ld voor een deel van het kalenderjaar als partner wordt aangemerkt, wordt ook als partner aangemerkt n de andere peroden van het kalenderjaar, voor zover hj n de peroden op hetzelfde woonadres als de belastngplchtge staat ngeschreven n de gemeenteljke bassadmnstrate persoonsgegevens of een daarmee naar aard en strekkng overeenkomende admnstrate buten Nederland. 3 Voor de toepassng van het eerste ld wordt een persoon de van tafel en bed s gescheden, aangemerkt als ongehuwd. Bj mnsterële regelng kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de utvoerng van dt ld. 4 In afwjkng van het eerste ld wordt een persoon net meer als partner aangemerkt ngeval: a een verzoek, zoals bedoeld n artkel 150, respecteveljk 169 van het Burgerljk Wetboek tot ontbndng van het huweljk, respecteveljk tot schedng van tafel en bed s ngedend, en b hj net meer op hetzelfde woonadres n de gemeenteljke bassadmnstrate persoonsgegevens of een daarmee naar aard en strekkng overeenkomende admnstrate buten Nederland staat ngeschreven als de belastngplchtge. 5 Een persoon kan op eng moment slechts één partner hebben. Ingeval een persoon meer dan één echtgenoot heeft, wordt alleen de echtgenoot ut de oudste verbntens als partner aangemerkt. Bj meer dan één notareel samenlevngscontract, wordt alleen het oudste samenlevngscontract n aanmerkng genomen. Een notareel samenlevngscontract met meer dan één persoon, wordt net n aanmerkng genomen. 6 Bj mnsterële regelng kunnen regels worden gesteld op bass waarvan emand de net n Nederland woont, geacht wordt op zjn woonadres te zjn ngeschreven n een naar aard en strekkng met de gemeenteljke bassadmnstrate persoonsgegevens overeenkomende admnstrate buten Nederland. Met ngang van 1 januar 2011 zal dt partnerbegrp het utgangspunt zjn voor de fscale wetgevng, maar n de afzonderljke heffngswetten kan herop worden gevareerd, afhankeljk van doel en strekkng van de betreffende wet. In grote ljnen komt het algemene partnerbegrp overeen met het hudge partnerbegrp n art. 1a Successewet. Een belangrjke veranderng zen we echter n art. 5, verde ld. Vanaf het moment dat een verzoek tot ontbndng van het huweljk of tot schedng van tafel en bed s ngedend en de echtgenoten net meer staan ngeschreven op hetzelfde adres n de gemeenteljke bassadmnstrate, zjn echtgenoten net langer elkaars partner. Ondudeljk s nog of en hoe van dt algemene partnerbegrp zal worden afgeweken voor de toepassng van de Successewet. 3 Knderen 3.1 Vrjstellngen 15 I.J.F.A. van Vjfejken, Contouren voor een neuwe Successewet, WPNR (2004) Kamerstukken I , D, p Algemeen Alle knderen hebben met ngang van 1 januar 2010 dezelfde vrjstellng. De verhoogde vrjstellng voor gehandcapte knderen s op de valreep gehandhaafd en bedraagt voor Vrjstellngen vnden hun rechtvaardgng n een verzorgngsverplchtng jegens de verkrjger. 15 Deze s groter als de knderen n economsche zn nog afhankeljk zjn van de ouders. Vandaar dat tot 1 januar 2010 de wet voorzag n een grotere vrjstellng voor knderen naarmate het knd jonger was. Waarom dt utgangspunt s verlaten, s net toegelcht. Daar staat echter tegenover dat de pensoenmputate voor knderen s vervallen. De vraag s dan ook of jonge knderen er qua vrjstellng op achterut zjn gegaan Extra vrjstellng voor aankoop wonng of stude Bj amendement (nr. 82) s een extra verhogng van de eenmalg verhoogde vrjstellng voor knderen tussen de 18 en 35 jaar n de wet opgenomen. De eenmalg verhoogde vrjstellng 16 bedraagt voor Dt bedrag kan worden verhoogd tot nden het bedrag wordt gebrukt ter verwervng van een egen wonng of s bestemd voor de betalng van kosten van een stude of opledng, welke kosten aanzenljk hoger zjn dan gebrukeljk. Bj deze vrjstellng hoort een aantal opmerkngen. In de eerste plaats rjst de vraag of slechts de extra verhogng met dent te worden gebrukt voor de verwervng van een wonng, of de gehele schenkng van maxmaal Naar de tekst van de wet dent het gehele bedrag te worden aangewend voor de aankoop van een wonng (of bekostgng van een dure stude). Het bedrag van de regulere vrjstellng ( voor 2010) kan worden verhoogd tot nden het bedrag s geschonken ter zake van de verwervng van de egen wonng. In de memore van antwoord aan de Eerste Kamer wordt echter opgemerkt dat de eenmalg verhoogde vrjstellng van

5 Over knderen, partners, tareven en vrjstellngen kan worden gespltst n een bedrag van dat wordt gebrukt voor de aanschaf van een wonng en een bedrag van dat wordt gebrukt voor andere doelenden. Deze nterpretate s net n overeenstemmng met de wettekst. In art. 5 Utvoerngsregelng schenk- en erfbelastng zjn nadere voorwaarden gesteld de moeten waarborgen dat het geschonken bedrag ook werkeljk s gebrukt voor de verwervng van de egen wonng. De schenkng dent te zjn gedaan onder de opschortende voorwaarde dat de begftgde een egen wonng heeft verworven. Dat betekent dat pas utvoerng aan de schenkng kan worden gegeven op het moment dat het knd een egen wonng als bedoeld n art Wet IB 2001 verwerft. Door deze fguur wordt voorkomen dat de vrjstellng kan worden benut voor een schenkng de wordt gedaan op een tjdstp lang voordat het knd een wonng aankoopt of wanneer nog onzeker s dat oot een wonng zal worden gekocht. Voor de controleerbaarhed s verest dat de schenkng, nclusef de opschortende voorwaarde, moet worden gedaan bj notarële akte. In onderdeel c van art. 5 s de es opgenomen dat met schrfteljke bewjzen moet kunnen worden gestaafd dat het geschonken bedrag daadwerkeljk s aangewend voor de aankoop van de egen wonng. Herbj kan worden gedacht aan een afzonderljke vermeldng van dat bedrag op de afrekenng van de notars de de leverng van de wonng heeft verzorgd. 17 Er s n dt verband flankerende wetgevng n de nkomstenbelastng opgenomen om te bereken dat de maxmale egenwonngschuld wordt vermnderd met het geschonken bedrag. 18 Benadrukt wordt dat de verhoogde vrjstellng alleen geldt als het bedrag wordt gebrukt voor de verwervng van een egen wonng en dus net geldt als het bedrag wordt gebrukt om een bestaande egenwonngschuld gedeelteljk af te lossen. 19 De verhoogde vrjstellng geldt eveneens nden het bedrag wordt gebrukt voor de bekostgng van een dure stude. Men realsere zch dat er wel eerst sprake van een schenkng moet zjn. Inden ouders een stude van een knd bekostgen de aanzenljk duurder s dan gebrukeljk, s nog net zonder meer sprake van een schenkng. Daarvoor s mmers vrjgevghed verest. In veel gevallen zal de betalng van dergeljke studekosten voortvloeen ut de verplchtng van ouders om te voorzen n het levensonderhoud van hun knderen, dan wel als de voldoenng aan een natuurljke verbntens kunnen worden beschouwd. Daarbj spelen de specfeke behoeften van het knd en de fnancële poste van de ouders een rol. Is sprake van het voorzen n het levensonderhoud of de voldoenng aan een natuurljke verbntens, dan komt men net toe aan een belastbare schenkng en komt men dus ook net toe aan de vrjstellng. 20 Mocht n een utzonderljk geval wel sprake zjn van vrjgevghed, dan kan een beroep op de verhoogde vrjstellng worden gedaan, mts s voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen n art. 6 Utvoerngsregelng schenk- en erfbelastng Overgangsrecht Inden voor 1 januar 2010 reeds gebruk s gemaakt van de eenmalg verhoogde vrjstellng, kan aan deze knderen tot het bereken van de 35-jarge leeftjd een aanvullende eenmalge schenkng worden gedaan, vrj van schenkbelastng van maxmaal , nden dt bedrag wordt gebrukt voor de aankoop van een egen wonng en bj de gft een beroep wordt gedaan op de vrjstellng. Overgens verwjst art. 33, onderdeel 6 Successewet net naar een mnsterële regelng waarn nadere voorwaarden zullen worden gesteld. De voorwaarden zoals deze zjn opgenomen n art. 5 Utvoerngsregelng schenk- en erfbelastng, gelden dan ook net voor deze addtonele schenkng. 17 Ze de toelchtng op de Utvoerngsregelng schenken erfbelastng, Staatscourant 2009, nr Ze art a, eerste ld, slot Wet IB Ze ook Kamerstukken I , , D, p Ze ook Kamerstukken I , , D, p. 15. In art. 6, tweede ld Utvoerngsregelng schenken erfbelastng worden kosten voor een stude of beroep aangemerkt als aanzenljk hoger dan gebrukeljk nden deze, exclusef de kosten voor levensonderhoud, ten mnste per jaar bedragen. De overgangsregelng geldt net voor de eenmalge verhogng voor schenkngen ter zake van een stude of opledng. 3.2 Het begrp knd Het begrp knderen wjzgt net. Het s echter van belang nog eens stl te staan bj dt begrp, want het belang s groot. Is sprake van een knd, dan gelden de vrjstellngen art. 32, eerste ld, onderdeel 4, sub b en c n geval van een erfrechteljke verkrjgng en de vrjstellng van art. 33, ld 1, onderdeel 5 n geval van een schenkng. Herbj moet worden opgemerkt dat voor laatstbedoelde vrjstellng net voldoende s dat een knd verkrjgt. Het knd dent van de ouder te verkrjgen. Her komen wj later op terug. Daarnaast valt een knd onder de eerste tarefgroep van art. 24, eerste ld Successewet. Deze tarefgroep s mmers van toepassng op ( ) afstammelngen ( ). Een aantal bepalngen speelt een rol. In art. 2, derde ld, onderdeel AWR s het begrp knd gedefneerd als: eerstegraads bloedverwant en aanverwant n de neergaande ljn. Art. 1:3, derde ld BW bepaalt dat aanverwantschap door ontbndng van het huweljk net wordt

6 14 De gewjzgde Successewet - M..v. 1 januar 2010 opgeheven. Art. 19, eerste ld Successewet bepaalt dat voor de toepassng van de Successewet aanverwantschap wordt geljkgesteld aan bloedverwantschap, doch na ontbndng van het huweljk dat de aanverwantschap deed ontstaan, alleen nden het door de dood s ontbonden. Herna gaan wj n op een aantal stuates. STIEFVADER KIND Stuate 1a: Knd verkrjgt schenkng van stefvader De verkrjgng n stuate 1a valt voor het stefknd n tarefgroep I. Het knd s een bloedverwant van moeder. Op grond van art. 1:3 BW ontstaat daardoor aanverwantschap met de stef - vader. De concluse dat het stefknd daardoor als een egen knd wordt aangemerkt, kan va twee wegen worden berekt. In de eerste plaats bewerkstellgt de geljkstellng van art. 19, eerste ld, onderdeel a Successewet dat het knd als een bloedverwant van de stefvader wordt beschouwd. Wetsystematsch juster s echter de route va de AWR. Hern wordt het begrp knd gedefneerd. Deze defnte geldt vervolgens voor alle rjksbelastngen, dus ook voor de Successewet. Krachtens het bepaalde n art. 2, derde ld, onderdeel AWR wordt het stefknd - als eerstegraads aanverwant n de neergaande ljn - als knd aangemerkt en komt het aldus n aanmerkng voor tarefgroep I. Alhoewel het stefknd wordt aangemerkt als een egen knd, geldt net dat de stefouder als ouder wordt aangemerkt. Deze geljkstellng ontbreekt n de wet. Dt s van belang voor art. 28 SW. Hern s bepaald dat schenkngen door ouders tezamen of afzonderljk gedurende een kalenderjaar gedaan, worden aangemerkt als één schenkng voor het gezamenljke bedrag. Deze bepalng s n casu net van toepassng. Een stefouder s net geljkgesteld met een echte ouder. De schenkngsvrjstellng van art. 33, eerste ld, onderdeel 5 Successewet s van toepassng, omdat de stefvader en de moeder zjn gehuwd. Op grond van art. 26 worden zj als één en dezelfde persoon aangemerkt voor de berekenng van de verschuldgde schenkbelastng. De schenkbelastng wordt dan berekend alsof het knd van zjn moeder heeft verkregen. STIEFVADER KIND Stuate 1b: Knd verkrjgt van overleden stefvader In deze fguur (1b) verkrjgt het knd ut de nalatenschap van de stefvader. Hervoor geldt hetgeen hervoor bj 1a s opgemerkt: het stefknd s een aanverwant n de neergaande ljn en dt wordt n art. 2, derde ld, onderdeel AWR gedefneerd als knd. Het stefknd komt dus n aanmerkng voor tarefgroep I en de vrjstellng van art. 32, eerste ld, onderdeel c. In dt onderdeel wordt een vrjstellng aan knderen gegeven, zonder dat s bepaald dat de erfrechteljke verkrjgng van de ouder afkomstg moet zjn.

7 Over knderen, partners, tareven en vrjstellngen 15 STIEFVADER KIND Stuate 1c: Knd verkrjgt van gescheden stefvader In deze stuate (1c) verkrjgt het knd een schenkng of erfens van de stefvader de nmddels van de moeder s gescheden. Ook her s het knd een bloedverwant van moeder en - door het huweljk op grond van art. 1:3 BW - een aanverwant van vader. Omdat n art. 2, derde ld, onderdeel AWR s geregeld dat een knd ook s een aanverwant n de neergaande ljn, s het stefknd n deze stuate geljkgesteld met een knd. Dat art. 19, eerste ld, onderdeel a Successewet regelt dat aanverwantschap alleen geljk wordt gesteld met bloedverwantschap nden het huweljk door de dood s ontbonden, doet aan het voorgaande net af. Het stefknd hoeft mmers geen bloedverwant n de rechte ljn te zjn. Voor de toepassng van de vrjstellng moet het een knd zjn. Op grond van de n de AWR gegeven defnte s daarvoor voldoende dat het stefknd een aanverwant van de stefvader s. Doordat het knd als zodang kwalfceert s de vrjstellng van art. 32, eerste ld, onderdeel 4 Successewet van toepassng. Voor de schenkbelastng geldt de vrjstellng van art. 33, eerste ld, onderdeel 5 Successewet echter net, nu het knd net verkrjgt van zjn ouder. De bepalng van art. 26 Successewet brengt nu geen utkomst, omdat de moeder en stefvader net langer met elkaar zjn gehuwd. De vraag s natuurljk of de wetgever zch dt verschl heeft gerealseerd en waardoor dt dan wordt gerechtvaardgd. Tarefgroep I s met ngang van 1 januar 2010 van toepassng op (o.a.) afstammelngen. Een defnte van het begrp afstammelng s net gegeven maar naar het algemene spraakgebruk wordt daaronder verstaan de bloedverwant n de neergaande ljn. In het onderhavge geval s het knd geen bloedverwant van de ex-stefvader. Omdat de ex-stefvader en de moeder zjn gescheden s voor de toepassng van de Successewet geen sprake meer van aanverwantschap de wordt geljkgesteld met bloedverwantschap. Het knd s dan geen afstammelng (meer) van de ex-stefvader en valt naar de tekst van art. 24, eerste ld, n tarefgroep II. In art. 24 van de Successewet zoals dat ludde tot 1 januar 2010 was tarefgroep I van toepassng op (onder andere) knderen. Dus tot de tjd vel de erfrechteljke verkrjgng bj het knd wel n tarefgroep I. Het knd s mmers naar de maatstaf van art. 2, derde ld, onderdeel AWR nog steeds een knd van de ex-stefvader. De vraag dent zch aan of de wetgever zch deze nhoudeljke wjzgng heeft gerealseerd toen hj - zonder enge toelchtng - bj tweede nota van wjzgng, met de wjzgng van art. 24, ook het opschrft bj tarefgroep I vervng Kamerstukken II , , nr. 16. In dt geval s de wet rommelg en ondoordacht. Naar de letter van de wet geldt wel de kndvrjstellng voor de erfbelastng, maar net voor de schenkbelastng en s tarefgroep II van toepassng. Wj bepleten een geljke fscale behandelng van dt knd als van een egen knd. Hertoe dent de vrjstellng voor schenkbelastng van toepassng te zjn op knderen, dus los van de vraag of van de ouder wordt verkregen en dent n tarefgroep I het woord afstammelngen te worden vervangen door knderen en verdere afstammelngen n de rechte ljn. VADER SCHOONZOON DOCHTER Stuate 2a: Schoonzoon verkrjgt van schoonvader In deze stuate (2a) verkrjgt de schoonzoon ut de nalatenschap van zjn schoonvader. Door het huweljk met de dochter, s de schoonzoon een aanverwant van vader (art. 1:3 BW). Op grond van art. 2, derde ld, onderdeel AWR wordt de schoonzoon met het knd geljkgesteld. Verkrjgt de schoonzoon een schenkng van de schoonvader dan s de vrjstellng van art. 33,

8 16 De gewjzgde Successewet - M..v. 1 januar 2010 eerste ld, onderdeel 5 van toepassng, omdat de schoonzoon en de dochter voor de toepassng van art. 25 als een fscale eenhed worden beschouwd. Ook s tarefgroep I van toepassng omdat de schoonzoon door de toepassng van art. 19, eerste ld Successewet als een afstammelng wordt aangemerkt. VADER SCHOONZOON DOCHTER Stuate 2b: Schoonzoon verkrjgt van gescheden schoonvader In deze stuate (2b) verkrjgt de schoonzoon van zjn schoonvader de nmddels gescheden s van de moeder. Ook her bljft gelden dat de schoonzoon een aanverwant s en dus wordt geljkgesteld met een knd. Daarom s de vrjstellng van art. 32, eerste ld, onderdeel 4 op hem van toepassng. Voor de schenkbelastng geldt n dt geval de vrjstellng van art. 33, eerste ld, onderdeel 5 Successewet omdat de schoonzoon en de dochter op grond van art. 26 als fscale eenhed worden gezen. Ook s tarefgroep I van toepassng op de verkrjgng. Welswaar s de schoonzoon voor de toepassng van de Successewet door de echtschedng net langer geljkgesteld met een afstammelng, art. 25 brengt nu mee dat voor de berekenng van de erfbelastng het taref wordt toegepast dat geldt voor een verkrjgng door de dochter. Art. 26 bepaalt hetzelfde voor een verkrjgng krachtens schenkng. VADER SCHOONZOON DOCHTER Stuate 2c: Gescheden schoonzoon verkrjgt van schoonvader 22 Kamerstukken II , , nr. 3, p. 8. Door het huweljk met de dochter (2c), s de schoonzoon een aanverwant geworden van zjn schoonvader. De aanverwantschap bljft ook na het ende van het huweljk bestaan. De schoonzoon bljft een aanverwant en dus, voor de toepassng van de fscale wetgevng, een knd van ex-schoonvader. De vrjstellng van art. 32, eerste ld, onderdeel 4 Successewet bljft voor hem van toepassng. De vrjstellng van art. 33, eerste ld, onderdeel 5 Successewet s nu echter net van toepassng omdat het knd net verkrjgt van zjn ouder. Door de echtschedng wordt de schoonzoon voor de toepassng van de Successewet net langer geljkgesteld met een bloedverwant en s daarom geen afstammelng meer van de ex-schoonvader. Dat zou betekenen dat vanaf 1 januar 2010 deze ex-schoonzoon ook n tarefgroep II valt. De artt. 25 en 26 zjn na de echtschedng mmers net meer van toepassng. Tot 1 januar 2010 vel de ex-schoonzoon zonder twjfel n tarefgroep I omdat hj nog steeds een knd van de exschoonvader s als bedoeld n art. 2, derde ld, onderdeel AWR. Dat de schoonzoon - n eder geval tot 1 januar nog wel het taref ut de eerste tarefgroep kon toepassen, strookt net met wat de wetgever bj de nvoerng van art. 19, eerste ld, onderdeel a Successewet voor ogen stond. In de memore van toelchtng 22 staat het volgende te lezen: Zonder deze laatste beperkng zou, mede door de burgerrechteljke bepalng dat door ontbndng van het huweljk de aanverwantschap net wordt opgeheven, bjvoorbeeld op de verkrjgng van door een ex-echtgenoot ut de nalatenschap van een schoonouder de successebelastng worden berekend als ware de verkrjger een knd van de schoonouder, terwjl een dergeljke verkrjgng afkomstg van de gewezen huweljkspartner n begnsel met het net-verwantentaref zou worden belast. In 1926 s de onderhavge beperkng n de successewetgevng opgenomen om een dergeljke onevenwchtghed te voorkomen.

9 Over knderen, partners, tareven en vrjstellngen 17 Bj de nvoerng op 1 januar 1998 van het hudge art. 2, derde ld, onderdeel AWR s slechts opgemerkt dat dt een defntebepalng s de bepaalt dat waar n de wet van knd wordt gesproken, bedoeld wordt: een eerstegraads bloedverwant of aanverwant n de neergaande ljn, dat wl zeggen een egen knd, een stefknd of een knd van de geregstreerde partner. 23 Een schoonknd valt ook onder deze defnte. De aanverwantschap tussen de schoonvader en de schoonzoon bljft na het ende van het huweljk van de dochter en de schoonzoon bestaan. Omdat de Successewet zch - n eder geval tot 1 januar bj de toepassng van het taref en bj de vrjstellngen bedent van de term knd s dt taref en deze vrjstellng ook op de exschoonzoon van toepassng. De vraag s echter of dt met ngang van 1 januar 2010 s veranderd doordat de term knderen n het opschrft van tarefgroep I s vervangen door afstammelngen. Omdat ut de toelchtng net bljkt dat hermee nhoudeljke wjzgngen zjn beoogd s verdedgbaar dat het ex-schoonknd n onderhavg geval nog steeds als afstammelng onder tarefgroep I valt. Dat s mmers al zo snds 1998, maar wetstechnsch deugt dt natuurljk net. Als het de bedoelng s om de ex-schoonzoon als een derde te behandelen dan dent dt net alleen voor het taref en de vrjstellng schenkbelastng zo te zjn, maar ook voor de vrjstellng voor de erfbelastng. STIEFVADER 23 Kamerstukken II , , nr. 3, p SCHOONZOON DOCHTER Stuate 3a: Schoonzoon verkrjgt van stefvader In deze stuate (3a) s de schoonzoon door het huweljk met de dochter wel een aanverwant van schoonmoeder. De stefvader s echter geen bloedverwant van de dochter. Dt s wel een vereste voor de schoonzoon om als aanverwant van zjn stef-schoonvader aangemerkt te worden op grond van art. 1:3 BW. De schoonzoon wordt derhalve net als knd beschouwd en de verkrjgng valt n prncpe n tarefgroep II. In dt geval beden de artt. 25 resp. 26 Successewet utkomst. Verkrjgngen door echtgenoten worden voor de berekenng van de erfbelastng resp. schenkbelastng aangemerkt als verkrjgngen door één van de echtgenoten, bj verschl n graad door degene van hen, de de erflater het naast verwant s. In casu betekent dt dat voor de berekenng van de verschuldgde belastng de verkrjgng wordt aangemerkt als een verkrjgng door de stefdochter de wel een knd s en tevens een afstammelng. Kndvrjstellngen en tarefgroep I zjn dan bede van toepassng. STIEFVADER SCHOONZOON DOCHTER Stuate 3b: Gescheden schoonzoon verkrjgt van stefvader Zoals bj stuate 3a opgemerkt, wordt de schoonzoon geen aanverwant van stefvader. 24 Hj wordt daarmee geen knd n de zn van art. 2, derde ld, onderdeel AWR. Door de echtschedng (stuate 3b) s de regelng van art. 25 net langer van toepassng. De verkrjgng van de exschoonzoon komt net n aanmerkng voor een vrjstellng en valt n tarefgroep II. Deze stuate kan zch ook voordoen nden de dochter en schoonzoon net zjn gescheden, maar als de dochter s vooroverleden. Als haar echtgenoot bj wege van plaatsvervullng n de plaats treedt van de overleden stefdochter, s daarop eveneens tarefgroep II van toepassng. Ze ook Hof Amsterdam 17 november 1994, VN 1995/ Ze ook HR 28 september 1960, BNB 1960/287. De concluse ut het voorgaande s dat art. 2, derde ld, onderdeel AWR een rumere werkng heeft dan art. 19, eerste ld, onderdeel a Successewet. Tevens s met ngang van 1 januar 2010 het opschrft van de eerste tarefgroep van art. 24, eerste ld gewjzgd en s het begrp knderen vervangen door afstammelngen. Door de werkng van art. 2, derde ld, onderdeel AWR s het begrp knderen rumer dan het begrp afstammelngen. Men kan zch afvragen of deze nperkng

10 18 De gewjzgde Successewet - M..v. 1 januar 2010 van het toepassngsberek s beoogd door de wetgever. Ut de parlementare geschedens bljkt her n eder geval nets van. 25 In eder geval tot 1 januar Vanaf de datum s dt onzeker. 26 Waarbj art. 33, eerste ld, onderdeel 5 tevens est dat moet zjn verkregen van een ouder. 27 Ze n deze zn ook E. Nelssen, Aanverwantschap n de Successewet, WPNR (2004) Kamerstukken II , , nr. 13, p Ze de reacte van 29 oktober 2009 van de staats - secretars aan de voorztter van de Tweede Kamer op neuw ngedende amendementen, Kamerstukken II , , nr Kamerstukken II , , nr Waartoe dent het bepaalde n art. 19, eerste ld, onderdeel a Successewet? Zoals we hervoor hebben gezen, bepaalt art. 2, derde ld, onderdeel AWR of een verkrjger als knd kan worden aangemerkt. Is dt het geval dan geldt het taref van de eerste tarefgroep 25 en de vrjstellngen de voor knderen zjn opgenomen n art. 32, eerste ld, onderdeel 4 en 33, eerste ld, onderdeel 5 Successewet 26. Bljkens de parlementare toelchtng bj de nvoerng van art. 19, eerste ld, onderdeel a Successewet, zoals hervoor aangehaald, was het echter de bedoelng van de wetgever om de ex-schoonzoon het kndregme te onthouden. Door de latere nvoerng van art. 2, derde ld, onderdeel AWR s art. 19, eerste ld, onderdeel a Successewet echter overruled. 27 De vraag dent zch aan of art. 19, eerste ld, onderdeel a Successewet dan nog enge betekens heeft. Nelssen geeft n zjn artkel n WPNR (2004) 6598, op p. 899 het volgende voorbeeld. Een klenknd van de echtgenote verkrjgt krachtens erfrecht of schenkng van zjn stefopa. Er bestaat n dt geval tweedegraads aanverwantschap tussen de klenknderen en de stefopa. In dat geval vndt heffng plaats naar tarefgroep II, tenzj de geljkstellng van art. 19, eerste ld, onderdeel a Successewet van toepassng s. Inden de verkrjgng plaatsvndt tjdens het huweljk of nadat het huweljk door overljden s ontbonden, wordt de bestaande aanverwantschap fscaal geljkgesteld met tweedegraads bloedverwantschap n de neergaande ljn en herdoor s tarefgroep I van toepassng, geldende voor afstammelngen n de tweede en verdere graad. Inden de verkrjgng plaatsvndt nadat het huweljk door echtschedng s ontbonden, wordt de bestaande aanverwantschap fscaal net geljkgesteld met bloed - verwantschap. In dat geval s tarefgroep II van toepassng. 3.4 Knderen van de ongehuwde partner Knderen van de ongehuwde partner worden net beschouwd als egen knderen. Aanverwant - schap ontstaat mmers net door samenwonng. Strkt genomen bestaat er jegens hen geen verzorgngsverplchtng. Inden de ongehuwde partner voor de toepassng van de Successewet wordt geljkgesteld met de gehuwde partner, rjst de vraag of een geljkstellng voor de knderen dan net voor de hand lgt. In eerste nstante was dt net het geval. In de parlementare behandelng s opgemerkt dat er wellcht reden s om tot deze aanpassng over te gaan omdat het n het algemeen vanut een oogpunt van eenhed van wetgevng aanbevelng verdent om, waar mogeljk, geljke stuates bnnen de fscale wetgevng ook geljk te behandelen. 28 Omdat de budgettare rumte ontbrak (de kosten werden geraamd op 10 mljoen 29 ) bleef de geljkstellng echter achterwege. Eerst op het allerlaatste moment s bj amendement deze geljkstellng toch tot stand gekomen. 30 In art. 19, eerste ld, onderdeel b s bepaald dat voor de bepalng van aanverwantschap de kwalfcate als partner met het huweljk wordt geljkgesteld. Inden het partnerschap anders dan door overljden s geëndgd, endgt de geljkstellng, zoals dat ook het geval s bj de ontbndng van het huweljk anders dan door overljden. In de hervoor n paragraaf 3.2 geschetste fguren zjn de utkomsten n alle gevallen hetzelfde op twee na. In fguur 1c wordt de aanverwantschap voor de toepassng van de Successewet opgeheven. Het ex- stefknd wordt net langer als een bloedverwant n de rechte ljn aangemerkt. De vrjstellng voor knderen geldt net langer en de verkrjgng valt n tarefgroep II. Waren de moeder en de ex- stefvader gehuwd voor de schedng, dan bljft het knd wel een knd. In fguur 2c endgt de aanverwantschap van de schoonzoon ook nden de samenwonng van de dochter en schoonzoon wordt verbroken. De schoonzoon wordt net langer als knd of afstammelng aangemerkt. De schenkng of erfrechteljke verkrjgng s belast naar tarefgroep II en voor hem geldt de vrjstellng de voor de zgn. overge verkrjgers geldt. In art. 1a, achtste ld s bepaald dat als de gezamenljke hushoudng onvrjwllg wordt verbroken, het partnerschap desalnettemn bljft bestaan. Wordt het partnerschap utendeljk door de dood van een van de partners beëndgd, dan bljft de geljkstellng aan bloedverwantschap bestaan. Het onblljke resultaat van Hof Arnhem 28 jul 2009, VN 2009/49.27 doet zch snds 1 januar 2010 net meer voor. In dat geval voerde de grootvader een gezamenljke hushoudng met B. De grootvader was n 1992 overleden en had het vruchtgebruk van zjn nalatenschap gelegateerd aan B. Op deze verkrjgng was het partnerregme van toepassng. Grootvader en B voldeden aan de wetteljke veresten van art. 24, tweede ld (oud) Successewet. Toen B n 2003 overleed had zj de klenknderen van grootvader tot haar erfgenamen benoemd. Op de verkrjgng door deze klenknderen was tarefgroep 3 van toepassng. Zou B na 1 januar 2010 zjn overleden, dan worden de bloedverwanten van grootvader geacht haar aanverwanten te

11 De neuwe regelng voor afgezonderde partculere vermogens 19 zjn (art. 19, eerste ld, onderdeel b) welke aanverwanten vervolgens weer worden geljkgesteld met bloedverwanten (art. 19, eerste ld, onderdeel a) en s tarefgroep 1 (met 80% verhogng) van toepassng. 4 Klenknderen Klenknderen krjgen eveneens een vrjstellng van terwjl n de verhoudng grootouders-klenknderen n de regel geen sprake s van een zorgverplchtng. Toen de neuwe tarefstructuur n het najaar van 2008 bekend werd 31, ontstond er wat rumoer over de poste van klenknderen. De zouden als derden worden belast n de tweede tarefgroep en voor hen gold de algemene vrjstellng van Voor deze groep verkrjgers zou aldus een drukverzwarng optreden. Dt heeft de wetgever trachten te voorkomen door de klenknderen dezelfde vrjstellng te geven als knderen en voor de klenknderen (afstammelngen n de rechte ljn) een aparte tarefgroep n te voeren. 32 Verder kan deze vrjstellng net worden gerechtvaardgd. Er bestaat mmers geen onderhoudsverplchtng van grootouders jegens hun klenknderen. Er werden dan ook onmddelljk vragen gesteld of de achterklenknderen dan ook een vrjstellng van konden krjgen. Het antwoord ludde dat voor achterklenknderen n vermnderde mate wordt geoordeeld dat zj moeten worden behandeld als naaste famleleden. 33 Een weng bevredgend antwoord. Tevens lokt deze vrjstellng ut tot neuwe constructes. Tjdens de parlementare behandelng heeft dt geled tot een toevoegng van het negende ld aan art Bj bref van 24 oktober 2008, DB/2008/607 U. 32 Waartoe het taref dat geldt voor de partner en de knderen wordt verhoogd met 80% tot 18% n de eerste schjf en 36% n de tweede schjf. 33 Kamerstukken II , , nr. 9, p Ouders De vrjstellng voor ouders s geljk gebleven ( ). In eerste nstante voorzag het wetsvoorstel her net n. Bj amendement s deze vrjstellng echter teruggekeerd. 34 De oudervrjstellng wordt wel gerechtvaardgd vanut de gedachte dat dt vermogen extra vererft. Gewoonljk vererft vermogen van een knd naar het klenknd, een opvolgende generate derhalve. Inden het vermogen door de ouders wordt geërfd, betekent dt eenmaal of zelfs tweemaal extra heffng voor het vermogen weer op het nveau van de opvolgende generate s. 34 Kamerstukken II , , nr Concluse De wjzgng van de tareven s een belangrjke verbeterng. Het vervallen van het hoge derdentaref (maxmaal 68%) kan alleen maar worden toegejucht. Het partnerbegrp s redeljk gestroomljnd. De utbredng met de mantelzorger verdent geen schoonhedsprjs en ledt tot ongeljke behandelng van nagenoeg geljke gevallen. Inden een ouder zjn knd wl belonen vanwege de verleende zorg s dat zjn goed recht. Het lgt net op de weg van de wetgever om de belonng te regelen va een vrjstellng van Voor knderen n de Successewet bljft een wrwar aan bepalngen gelden. Art. 2, derde ld, onderdeel AWR s van toepassng op stef- en schoonknderen n huweljkse stuates. Voor stef- en schoonknderen n net huweljkse stuates geldt art. 19, eerste ld onderdeel b jo. onderdeel a Successewet, dat een beperkter berek heeft. Bj de schenkngsvrjstellng voor knderen zou n de wettekst de es dat de schenkng moet zjn verkregen van de ouder moeten vervallen. Dan wordt alleen het begrp knd doorslaggevend voor de toepassng van de vrjstellng, net zoals dat het geval s voor de vrjstellng voor verkrjgngen krachtens erfrecht door knderen. Tevens dent het begrp afstammelngen n tarefgroep I te worden vervangen door knderen en afstammelngen n de tweede of verdere graad.