In de kraamstal worden de biggen per beer geïdentificeerd met een gekleurd nummer, zodat deze verder kunnen opgevolgd worden in de vleesvarkensstal.

Transcriptie

1 Rapport Testwerking. Testwerking: situering De testwerking is er gekomen op vraag van de varkenssector tijdens de dialoogdagen voor de varkenshouderij. Tijdens deze dialoogdagen kwam duidelijk naar voor dat varkenshouderij nood heeft aan een onafhankelijke benchmark voor het vergelijken van de verschillende eindberen, ingezetop de Belgische markt. In deze testwerking kan dus permanent afgetoetst worden of de Piétrain-genetica het beste alternatief is voor de Vlaamse varkenshouderij. De testwerking heeft ook inzicht in het gebruiksgemak van de beren, door systematisch de nakomelingen van de gebruikte beren op te volgen vanaf de geboorte (kraamstal) tot aan de slachthaak. VPF werd in de blauwdruk belast met de opdracht deze testwerking op te zetten en uit te rollen. Vanaf het ontstaan van VPF is dit plan met de nodige sinecure opgenomen en in gang gezet. De opzet van de testwerking. De eerste testbedrijven zijn opgestart in mei Het betreft hier 3 gesloten varkensbedrijven van respectievelijk 300, 190 en 224 productieve zeugen. 2 bedrijven werken in een 4 wekensysteem, 1 bedrijf in een 3 wekensysteem. Op de bedrijven die in het 4-weeksysteem werken wordt elke 4 weken testsperma aangeleverd, het bedrijf met 3 weeksysteem ontvangt elke 6 weken testsperma. Per testbeer worden op de testbedrijven ongeveer 10 zeugen geïnsemineerd. Hierbij wordt een nauwkeurige registratie bijgehouden, welke beer met welke zeug is gekoppeld Bij het werpen van de zeugen worden de volgende zaken bijgehouden: Aantal biggen levend geboren Aantal dood geboren. Vitaliteit (score) Uniformiteit Genetische defecten (breuken, zwemmers,, tweeslachtig ) Werpdatum Gewicht levend geboren biggen. In de kraamstal worden de biggen per beer geïdentificeerd met een gekleurd nummer, zodat deze verder kunnen opgevolgd worden in de vleesvarkensstal. In de vleesvarkenshouderij worden de dieren per vader bijgehouden. De volgende aspecten worden genoteerd:

2 Afleverdatum(s) Karkaskwaliteit Per levering ontvangen we de slachtdatum, alsook de karkasinformatie op dierniveau. Vanuit deze gegevens wordt dan uiteindelijk een gemiddelde groei en een gemiddelde karkaskwaliteit berekend per vaderbeer Deze data worden uitgedrukt in: Mesterijgroei Gemiddelde slachtkwaliteit (MBI) Dataverzameling en automatisatie A. Beschrijving dataverzameling 1 ) kraamstal Oorspronkelijk werd er gekozen om per worp een worpbriefje bij te houden waarop alle informatie werd genoteerd. Dit was zo beschreven in het rapport testwerking,. Aangezien dit een vrij intensief werk is, in de kraamstal, maar ook voor de gegevensverwerking achteraf werd al snel gekozen om de informatie binnen te halen via de zeugenboekhouding van het bedrijf zelf. Hiervoor zijn de nodige ontwikkelingen gebeurd in het zeugenmanagementpakket en is een tool ontworpen om deze gegevens te exporteren naar een centrale dataset die deze gegevens verwerkt. Sinds mei 2016 worden de gegevens via elektronische uitwisseling verzameld. Vitaliteit en uniformiteit worden aangegeven middels een score Voor genetische defecten worden aantal zwemmers, aantal breuken en 2- slachtig bijgehouden Reguliere gegevens zoals aantal biggen, werpdatum, etc werden reeds digitaal bijgehouden en vergt geen verdere aanpassing. 2) vleesvarkens In de vleesvarkensstal worden de varkens in groepen per beer samengehouden. Bij het afleveren worden deze per groep(beer) aangeboden, en ook zo apart geklopt. Door het toevoegen van een uniek volgnummer per vaderdier krijgen we de gegevens per vaderdier binnen. De data worden elektronisch aangeleverd vanuit de slachterij naar VPF

3 Schematische weergave van dataverzameling B. Toekennen scores Naast zaken die meetbaar en telbaar zijn (vb. aantal geboren biggen, werpdatum, ) zijn er ook enkele parameters die middels een score gemeten dienen te worden. Voor vitaliteit werd op de bedrijven aangeleerd hoe deze te scoren. Er wordt een score toegekend van 1 tot 5. Waarbij 1 totaal niet vitaal, en 5 heel vitaal is. Deze score gebeurd in de eerste 24 uur na het werpen. Om de uniformiteit in beeld te brengen wordt het aantal te grote en het aantal te kleine biggen bijgehouden ten opzichte van het gemiddelde van deze worp. Door deze afwijkende biggen ten opzichte van het totaal aantal biggen in kaart te brengen krijgen we een score voor uniformiteit Resultaten van kraamstalonderzoek Zie bijlage 1 (zie ook

4 Om de resultaten van de kraamstal te beoordelen worden enkel de beren geselecteerd waarvan minimaal 7 worpen van geregistreerd werden. Bij de worpen wordt ook het worpnummer bijgehouden. De data zijn hier nog niet voor gecorrigeerd, maar dit zou in de toekomst wel wenselijk zijn. De uniformiteitsscore is de som van alle geboren biggen, vermindert met de te grote en de te kleine biggen, in procenten uitgedrukt. De vitaliteitsscore is het gemiddelde van alle scores over de worpen van deze beer. Aantal testbedrijven: aantal testbedrijven waarop de beer is ingezet. Met name voor het corrigeren van bedrijfseffecten is het belangrijk sommige beren over meerdere bedrijven in te zetten. Om het percentage breuken weer te geven per vader is voorlopig nog te weinig data voor handen. Zeker omdat we naast genetische aspecten van de beer ook bedrijf en zeuginvloeden moeten inwegen. Wel kunnen we meegeven dat we op 1696 worpen ( levend geboren ) slecht 0.58 % breuken telden. Resultaten vleesvarkens Zie bijlage 2 (zie ook Om resultaten van vleesvarkens te berekenen is de geboortedatum van de dieren belangrijk. Om de geboortedatum van de geslachte dieren per beer te bepalen is de gemiddelde geboortedatum van de verschillende worpen van die beer in rekening genomen. De verkregen groei is de karkasgroei (op basis van koud karkasgewicht). Omdat dit groeicijfer niet bekend is onder de meest varkenshouders is het omgerekend naar vleesvarkensgroei of mesterijgroei. Hiervoor dient het KKG gedeeld te worden door De karkakskwaliteit wordt uitgedrukt in MBI. Deze MBI verzamelt de meeste autofoom gegevens en heeft een realistisch beeld voor de economische waarde van een karkas. Beschouwingen resultaten. Hoewel we reeds kraamstalinformatie hebben van 1696 worpen en vleesvarkensinformatie hebben van 5386 vleesvarkens kan aan nauwkeurigheid van datacorrectie nog veel gewonnen worden. Om de gewonnen data correct te kunnen interpreteren en vergelijken moeten deze immers worden gecorrigeerd voor verschillende factoren. De correctiefactoren moeten worden ook berekend uit de verkregen data. Het spreekt dus vanzelf dat hoe meer data er binnenkomt hoe nauwkeuriger deze correctiefactoren zullen worden.

5 Voor volgende parameters zijn er reeds correctie factoren berekend: Beereffect Bedrijfseffect Slachtdatum Geslacht (4 namelijk: zeug, borg, improvac, intacte beer) Voor zeugentype wordt nog niet gecorrigeerd, omdat de 3 testbedrijven met hetzelfde type zeug werken. Bij uitbreiding naar meerdere testbedrijven zullen waarschijnlijk meerdere zeugentypen gebruikt gaan worden en zal ook hier voor gecorrigeerd moeten worden. Ook worpnummer werd nog niet gecorrigeerd, maar moet nog worden opgenomen. Op basis van de eerste cijfers is nagegaan hoeveel nakomelingen we effectief dienen te testen om een voldoende betrouwbaar resultaat te krijgen per vader. Voor groei en karkaskwaliteit blijkt uit onderstaande figuren dat met de huidige testsystematiek het voldoende is nakomelingen op te volgen.

6 Beschouwingen en toekomst testwerking De eerste resultaten lichten al een tipje van de sluier. Door systematisch de beren tegenover elkaar te zetten wordt het voor de varkenshouder duidelijker waar hij kan voor kiezen. Deze keuze kan voor elke varkenshouder anders zijn. Daarnaast komen nieuwe zaken naar boven. Bijvoorbeeld informatie over vitaliteit en uniformiteit. Zoals destijds aangekondigd zal de testwerking voor de varkenshouder van onschatbare waarde zijn. De opzet hiervan vraagt de nodige inspanningen en de nodige tijd. Tot op vandaag zijn enkel VPF beren aangeboden voor de testwerking. Van opzet tot het uiteindelijk presenteren van de eerste cijfers publiceren was een periode van 18 maanden nodig. Tussen het insemineren van de beren en het verzamelen van de eerste vleesvarkensresultaten zit een periode van 12 maanden. Om de data statistisch goed te kunnen verwerken is een minimale hoeveelheid data nodig. De verwerking van de data kon dan ook pas starten na enkele maanden doorlooptijd. De eerste resultaten werden berekend op basis van de verzamelde data tot oktober zodat de verwerking van de data pas kan starten na enkele maanden. De modellen die gebouwd werden kunnen nu systematisch verbeteren door de extra data die zal worden toegevoegd. Tijdens de opstart en uitrol van de testbedrijven is er ook een evolutie op gang gebracht om middels elektronische identificatie de opvolging van de individuele varkens te vergemakkelijken. Door varkens individueel op te kunnen volgen tot aan de slachthaak kunnen door de identificatie

7 bijkomende gegevens, zoals de moeder mee in rekening kunnen worden gebracht. Dit zal een invloed hebben op het aantal te testen dieren.

8 BIJLAGE 1: resultaten kraamstalonderzoek StamNR_beer Aantal testlocaties # worpen Tot LG VITALITEIT UNIFORMITEIT 133PH P B A I P F F B V B R V B B B B H V H B J B L H V A B C J T X X L X P X F A B B B B F K R T

9 143P X R L B A J P P L V R C A PH R L V WV B X XV B B T F F C C P P P P L T B X V B D R F L V I B

10 BIJLAGE 2: resultaten Vleesvarkens StamNR_beer Aantal testlocaties # dieren geslacht Gecorrig. testgroei Gecorrig. MBI 133PH A I P B J B B H L R V J X P V H K J P T P R P T P PH V L T H V WV C A C A X X

11