Heffing op het sparen: artikel 19bis WIB 92

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Heffing op het sparen: artikel 19bis WIB 92"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR Heffing op het sparen: artikel 19bis WIB 92 Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Handelswetenschappen Laura Verbeken onder leiding van PROF. DR. PIETER BUYL

2

3 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR Heffing op het sparen: artikel 19bis WIB 92 Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Handelswetenschappen Laura Verbeken onder leiding van PROF. DR. PIETER BUYL

4 PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Naam student: Verbeken Laura

5 I. Woord vooraf Als masterstudente handelswetenschappen afstudeerrichting accountancy fiscaliteit verkoos ik als onderwerp voor deze masterproef oorspronkelijk het groter geheel beleggingsinkomsten uit roerende privébeleggingen. Deze keuze is denk ik onbewust het gevolg van het feit dat ik eerder een bachelor in bank- en verzekeringswezen aan de Arteveldehogeschool heb gehaald. Dit onderwerp is namelijk een aspect van het bank- en verzekeringswezen dat ook aansluit binnen het domein accountancy-fiscaliteit. Daar dit domein veel te omvattend is en een specifieker onderwerp moest gekozen worden om deze masterpoef uit te werken, koos ik voor artikel 19bis Wetboek van de Inkomstenbelastingen In de lessen van professor Antoine Doolaege hoorde ik namelijk kort over het bestaan van dit artikel. Daar dit voor mij een volledig onbekend domein is, vond ik dit een zeer uitdagend onderwerp voor mijn masterproef. Bij het tot stand komen van deze masterproef wil ik in de eerste plaats mijn promotor, Pieter Buyl, bedanken voor de hulp en tips. Hij stond telkens klaar wanneer ik erom vroeg. Daarnaast wil ik in het bijzonder mijn vriend bedanken. Hij moedigde me aan om, na het succesvol afronden van mijn studies bank- en verzekeringswezen aan de Arteveldehogeschool, via een schakelprogramma mijn master in handelswetenschappen te behalen. Het was geen evidente keuze, waarbij moeilijke jaren volgden. Nu ik aan het einde van mijn studies ben heb ik zeker geen spijt van dit twee jaar extra studeren. Ik wil ook mijn gezinsleden en in het bijzonder mijn moeder, mijn medetrainers en andere vrienden bedanken voor de vele steun en om mijn soms humeurige buien ten gevolge van de stress die gepaard gaat met het schrijven van een masterproef, te verdragen. I

6 II. Inhoudsopgave I.Woord vooraf... I II.Inhoudsopgave... II III.Lijst gebruikte afkortingen... V 1. Inleiding Liquidatie- en inkoopboni Liquidatieboni Inkoopboni Beleggingsvennootschap die een regeling geniet afwijkend van het gemeen recht Algemeen Voorwaarden om van de vrijstelling te kunnen genieten Niet vrijgestelde inkomsten ingevolge artikel 21, 2, WIB Onderzoekshypothese Historiek artikel 19bis WIB Ontwerp programmawet 22 november Motivatie invoering artikel 19bis WIB Advies van de Raad van State /1/2/3/ Programmawet 27 december Inhoudelijke analyse Instellingen voor collectieve belegging in effecten Oorspronkelijke definitie van instellingen voor collectieve belegging in effecten Wijziging definitie van instellingen voor collectieve belegging in effecten Specificering van de ICBE S die onderhevig zijn aan de heffing op het sparen ICBE S die van de heffing op het sparen worden uitgesloten Kritische bedenkingen op heden Kapitalisatie- en distributiefondsen Oorspronkelijke belastbaarheid verrichtingen kapitalisatie- en distributiefondsen Wijziging belastbaarheid verrichtingen kapitalisatie- en distributiefondsen Overgangsregeling Kritische bedenkingen op heden II

7 4.3 Schuldvorderingen Oorspronkelijke definitie van schuldvorderingen Wijzigingen in de bepaling schuldvordering Kritische bedenking op heden Belastbaar roerend inkomen Oorspronkelijk beoogd belastbaar roerend inkomen Wijzigingen in de definitie van het belastbaar roerend inkomen Kritische bedenkingen op heden Teruggave Inleidend voorbeeld Onbillijke situatie Administratieve tolerantie Procedure tot teruggave Belgische roerende voorheffing Bezitsperiode Oorspronkelijke bezitsperiode Uitbreiding bezitsperiode Kritische bedenkingen op heden Verrichtingen die de heffing verschuldigd maken Oorspronkelijke verrichtingen die de heffing op sparen opeisbaar maken Uitbreiding van verrichtingen die de heffing op het sparen opeisbaar maken Uitbetalende instanties Algemeen Geen rekening houden met administratieve toleranties Dubbele belasting vermijden Valse distributieaandelen Gemeenschappelijke beleggingsfondsen Kritische bedenking op heden Roerende voorheffing Algemeen Vrijstelling van roerende voorheffing Personenbelasting Algemeen besluit IV.Lijst van geraadpleegde werken... VI III

8 Bijlagen Huidig artikel 19bis WIB Artikel 299 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap Lidstaten van de Europese Economische Ruimte Beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht Door het Rentefonds maandelijks bekendgemaakte referte-indexen J IV

9 III. Lijst gebruikte afkortingen BEVAK BEVEK EER EU FIFO GBF ICBE S KB Beleggingsvennootschap met vast kapitaal Beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal Europese Economische Ruimte Europese Unie First in first out Gemeenschappelijk beleggingsfonds Instellingen voor Collectieve Belegging in Effecten Koninklijk besluit KB van 27 september 2009 LIFO Omzettingswet Spaarrichtlijn TIS TOB Koninklijk besluit van 27 september 2009 tot uitvoering van artikel 338bis, 2 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Last in first out Wet van 17 mei 2005 tot omzetting in het Belgische recht van de richtlijn 2003/48/EG van 3 juni van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het wetboek van de inkomstenbelasting 1992 inzake roerende voorheffing De richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling Taxable income per share Taks op beursverrichtingen WIB 92 Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 WZGT Wetboek der met Zegel Gelijkgestelde Taksen V

10 1. Inleiding In dit hoofdstuk zal er een inleiding uitgewerkt worden vertrekkend van beleggingsinkomsten van roerende privébeleggingen. Hierbij is het vertrekpunt de liquidatie- en inkoopboni. De reden waarom voor dit vertrekpunt wordt gekozen is eenvoudigweg omdat dit werd besproken in de les vennootschapsbelasting. Deze materie vond ik persoonlijk zeer boeiend. In deze lessen werd uitgelegd dat de liquidatie- en inkoopboni vennootschapsrechtelijk worden beschouwd als de ontbinding en de vereffening van de vennootschap. Deze bepalingen worden echter ook opgenomen in artikel 18, 2 ter WIB 92, waarbij de fiscus deze liquidatie- en inkoopboni gaat beschouwen als een dividend. Hierdoor kan de link gelegd worden naar beleggingsinkomsten van roerende privébeleggingen met betrekking tot de personenbelasting. De liquidatie- en inkoopbonus is dus een perfecte uitgangsbasis. Het sluit aan bij mijn interesses en bij het onderwerp van mijn masterproef. Ten eerste wordt in dit hoofdstuk de liquidatieboni en boni bij verkrijging van eigen aandelen besproken. Per besproken onderdeel wordt er ook een voorbeeld uitgewerkt, dit om de ingewikkelde materie in het juiste perspectief te kaderen. Ten tweede worden de beleggingsvennootschappen die zijn vrijgesteld van de liquidatie- en inkoopboni besproken. Hierbij zullen ook de beleggingsvennootschappen die onder bepaalde voorwaarden niet worden vrijgesteld ook worden besproken. Na deze inleiding wordt vervolgens in hoofdstuk twee van deze masterproef de uiteindelijk onderzoekshypothese besproken. Deze onderzoekshypothese wordt bepaald aan de hand van de inleiding waarbij duidelijk zal worden op welk domein verder onderzoek mogelijk is. 1

11 1.1 Liquidatie- en inkoopboni De opbrengst die een aandeelhouder realiseert bij gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van een Belgische of buitenlandse vennootschap, ook liquidatieboni genoemd, is een belastbaar roerend inkomen. 1 Het maatschappelijk vermogen wordt gevormd door de werkelijke gestorte inbrengen, namelijk de inbrengen in speciën en natura. Alsook de verkrijging van eigen aandelen door een dergelijke vennootschap, ook inkoopboni genoemd, is een belastbaar roerend inkomen. 2 Het stelsel met betrekking tot de liquidatie- en inkoopboni werd voor het eerst ingevoerd door de wet van 22 december 1989 houdende fiscale bepalingen. 3 Hierbij werd de liquidatie- en inkoopboni aangemerkt als uitgekeerd dividend voor het bepalen van de belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting. 4 Om de coherentie van het fiscaal stelsel te waarborgen op dit domein, zijn voornoemde gestelde handelingen in de personenbelasting sinds 1 januari 2002 ook belastbaar. 5 Deze bepaling wordt opgenomen in artikel 18 2 ter WIB 92 door artikel 2 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelasting en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken. Artikel 18, 2 ter WIB 92 luidt als volgt: Dividenden omvatten: 2 ter Uitkeringen die worden aangemerkt als dividenden in de artikelen 186, 187 en 209 in geval van gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van een binnenlandse of buitenlandse vennootschap of van verkrijging van eigen aandelen door een dergelijke vennootschap. 6 De liquidatieboni is vennootschapsrechtelijk gezien de verdeling van het maatschappelijk vermogen, maar de fiscus gaat dit in de personenbelasting beschouwen als een dividend. Hetzelfde geldt voor de inkoopboni, dit wordt vennootschapsrechtelijk namelijk aanzien als de inkoop van eigen aandelen maar de fiscus gaat dit in de personenbelasting aanschouwen als een dividend. Het is de belastbaarheid als dividend in de personenbelasting die als uitgangspunt dient in deze inleiding. 1 Art. 18, 2 ter WIB Art. 18, 2 ter WIB Memorie van toelichting, wetsontwerp tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, Parl.St. Kamer , nr. 50K , Ibid. 5 Ibid. 6 Art. 18, 2 ter WIB

12 De uitwerking van de artikelen 186, 187 en 209 van het WIB 92 wordt verder in deze masterproef besproken aan de hand van voorbeelden. Doorheen deze drie artikelen is er één gemeenschappelijke bepaling. De belastbare basis van de uitkeringen die worden aangemerkt als dividenden is namelijk telkens het positieve verschil tussen de uitgekeerde sommen en de gerevaloriseerde waarde in het gestorte kapitaal Liquidatieboni Indien de liquidatieboni wordt voldaan voor 1 oktober 2014 zal er een roerende voorheffing van 10 procent op het bekomen dividend verschuldigd zijn. Indien deze liquidatieboni echter wordt voldaan vanaf 1 oktober 2014 bedraagt de roerende voorheffing 25 procent. 8 Binnen het domein van de liquidatieboni kan er een opsplitsing worden gemaakt tussen de gehele en de gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap Gehele verdeling van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap De bepaling betreffende de gedeeltelijke verdeling van een vennootschap wordt opgenomen in artikel 209 WIB 92, namelijk: Wanneer het maatschappelijk vermogen van een vennootschap wordt verdeeld ten gevolge van ontbinding of om enige andere reden, wordt als een uitgekeerd dividend aangemerkt het positieve verschil tussen de uitkeringen in geld, in effecten of in enige andere vorm, en de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal 9 In onderstaand voorbeeld wordt de situatie besproken waarbij er een gehele verdeling is van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap ten gevolge van de ontbinding van de vennootschap. 7 T. LEEUWERCK, "Inkoop van aandelen en vereffening van vennootschap: de onmogelijke hervorming", T.F.R. 2003, P. BEGHIN en I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek personenbelasting, Antwerpen, Intersentia, 2014, Art. 209 WIB

13 De balans bij sluiting van de vennootschap ziet er als volgt uit: Balans Gestort kapitaal ,00 Belastingvrije reserves ,00 Beschikbare reserves ,00 Bank , , ,00 Het uitgekeerde en belastbare dividend bedraagt hier ,00 EUR ( ,00 EUR ,00 EUR). Het is namelijk zo dat alles wat een vennoot meer krijgt dan datgene dat wordt vertegenwoordigd door zijn aandelen, aanzien wordt als een belastbare liquidatieboni. De roerende voorheffing die hier betaald moet worden is ,00 EUR ( ,00 EUR x 0,25) Gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap De bepaling betreffende de gedeeltelijke verdeling van een vennootschap wordt opgenomen in artikel 187 WIB 92, namelijk: Wanneer het maatschappelijk vermogen van een vennootschap gedeeltelijk wordt verdeeld ten gevolge van overlijden, uittreding of uitsluiting van een vennoot wordt als een uitgekeerd dividend aangemerkt het positieve verschil tussen de uitkeringen of toekenningen in geld, in effecten of in enige andere vorm aan de belanghebbende of zijn rechthebbenden en zijn aandeel in de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal. 10 De gedeeltelijke verdeling van een vennootschap is eigenlijk een scheidingsaandeel. Een scheidingsaandeel kan in feite enkel voorkomen bij een coöperatieve vennootschap en is in feite een inkoop eigen aandelen met onmiddellijke vernietiging. Het typisch kenmerk van een coöperatieve vennootschap is dat het kapitaal veranderlijk is. In onderstaand voorbeeld wordt de situatie besproken waarbij er een gedeeltelijke verdeling is van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap door het uitsluiten van één van de vier vennoten. 10 Art. 187 WIB

14 De balans van de vennootschap, voor het uitsluiten van één van de vennoten, ziet er als volgt uit: Balans C.V.B.A. Gestort kapitaal ,00 Beschikbare reserves ,00 Overgedragen winst 5 000,00 Liquiditeiten , , ,00 Als vaststaand gegeven wordt aangenomen dat de verkrijgingsprijs die de uittredende vennoot ontvangt ,00 EUR bedraagt. Het gestort kapitaal dat wordt vertegenwoordigd door de uittredende vennoot bedraagt 2 500,00 EUR (10 000,00 EUR x 1/4 de ). Het uitgekeerd en belastbaar dividend bedraagt vervolgens ,00 EUR (25 000,00 EUR 2 500,00 EUR). Het is namelijk zo dat alles wat een vennoot meer krijgt dan datgene dat wordt vertegenwoordigd door zijn aandelen, aanzien wordt als een belastbare liquidatieboni. De aandeelhouder, natuurlijk persoon, zal 5 625,00 EUR roerende voorheffing moeten betalen. Dit is 25 procent van het uitgekeerd dividend van ,00 EUR. Het gestort kapitaal, 2 500,00 EUR, is namelijk niet belastbaar. De balans van de vennootschap zal, na uitsluiten van één vennoot, er als volgt uitzien: Balans C.V.B.A. Gestort kapitaal 7 500,00 Beschikbare reserves ,00 Overgedragen winst 5 000,00 Liquiditeit , , ,00 Het gestort kapitaal van 7 500,00 EUR is het verschil tussen , EUR en 2 500,00 EUR. De beschikbare reserves van ,00 EUR is het verschil tussen ,00 EUR en ,00 EUR. De liquiditeit van ,00 EUR is het verschil tussen de oorspronkelijke ,00 EUR liquiditeit en de verkrijgingsprijs van ,00 EUR. 5

15 1.1.2 Inkoopboni Oorspronkelijk bedroeg het tarief aan roerende voorheffing op de inkoopboni 10 procent. Dit wordt voor inkomsten van het jaar 2013 en volgende opgetrokken naar 25 procent roerende voorheffing. 11 De belastbaarheid bij het verkrijgen van eigen aandelen door een vennootschap wordt geregeld in artikel 186 WIB 92. Wanneer een vennootschap op enige wijze eigen aandelen verkrijgt, wordt als uitgekeerd dividend aangemerkt het positieve verschil tussen de verkrijgingsprijs of, bij ontstentenis daarvan, de waarde van die aandelen, en het gedeelte van het gerevaloriseerde gestorte kapitaal dat de verkregen aandelen vertegenwoordigen. In geval de aandelen vóór de ontbinding van de vennootschap worden verkregen onder de voorwaarden gesteld in het Wetboek van vennootschappen, is het eerste lid slechts van toepassing: 1 wanneer op de verkregen aandelen waardeverminderingen worden geboekt; 2 wanneer de aandelen worden vervreemd; 3 wanneer de aandelen worden vernietigd of van rechtswege nietig worden; 4 en uiterlijk bij de ontbinding van de vennootschap. In een geval als vermeld in het tweede lid, 1, is het eerste lid alleen van toepassing tot het bedrag van de geboekte waardeverminderingen. In een geval als vermeld in het tweede lid, 2, is het eerste lid alleen van toepassing tot het mindere verschil tussen de verkoopprijs en de verkrijgingsprijs of de waarde van de aandelen. In een geval als vermeld in het tweede lid, 2, 3 en 4, wordt het dividend in voorkomend geval verminderd met de in 1 van dat lid bedoelde reeds belaste waardeverminderingen. 12 Uit dit artikel blijkt dat er bij de inkoop van eigen aandelen een gestelde grens is om als belastbaar dividend aan te merken. Er wordt namelijk slechts een belastbaar dividend vastgesteld in de vier door de wet besproken situaties. 11 P. BEGHIN en I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek personenbelasting, Antwerpen, Intersentia, 2014, Art. 186 WIB

16 In onderstaand voorbeeld wordt de situatie besproken waarbij er een inkoop van eigen aandelen plaatsvindt. Uiteindelijk zal er in dit voorbeeld een belastbaar dividend ontstaan daar er op de verkregen aandelen een waardevermindering wordt geboekt. Een waardevermindering is, in tegenstelling tot een minderwaarde, niet gerealiseerd. Dit is bijvoorbeeld zo indien aandelen worden aangekocht voor 100,00 EUR en op het einde van het boekjaar deze aandelen nog 70,00 EUR waard zijn. Een waardevermindering kan slechts geboekt worden indien er een duurzame minderwaarde aanwezig is dat verantwoord wordt door de toestand en de vooruitzichten van de vennootschap waarin de aandelen worden gehouden. 13 De beginbalans ziet er als volgt uit: Balans N.V. Gestort kapitaal ,00 Beschikbare reserves ,00 Overgedragen winst 5 000,00 Liquiditeiten , , ,00 Een vaststaand gegeven in dit voorbeeld is dat 10 procent eigen aandelen worden ingekocht voor een bedrag van ,00 EUR. De balans zal er vervolgens als volgt uitzien: Balans N.V. Gestort kapitaal ,00 Onbeschikbare reserves ,00 Beschikbare reserves ,00 Overgedragen winst 5 000,00 Eigen aandelen ,00 Liquiditeiten , , ,00 De aandeelhouder ontvangt ,00 EUR aan aandelen. Het gedeelte van het gestort kapitaal dat de aandelen vertegenwoordigt, bedraagt 10 procent van ,00 EUR, dus 1 000,00 EUR. Het positieve verschil hiertussen is ,00 EUR en wordt dan volgens artikel 186 WIB 92 aangemerkt als uitgekeerd dividend. Zoals hierboven werd gesteld is artikel 186 WIB 92 slechts van toepassing bij het voordoen van de vier situaties die in het artikel worden opgenomen. In de veronderstelling dat deze aandelen van ,00 EUR een waardevermindering eisen van ,00 EUR, zal artikel 186 WIB 92 pro rata toegepast moeten worden, supra. 13 Rb. Antwerpen 30 juni 1998, Fiscoloog 1999, 9. 7

17 Na het toepassen van de waardevermindering van ,00 EUR ziet de balans er als volgt uit: Balans N.V. Gestort kapitaal ,00 Onbeschikbare reserves ,00 Beschikbare reserves ,00 Overgedragen winst 5 000,00 Eigen aandelen ,00 Waardevermindering ,00 Liquiditeiten , , ,00 Er wordt een waardevermindering van ,00 EUR doorgevoerd op aandelen met een waarde van ,00 EUR. Er is een verhouding van 1/3 de. Zoals eerder aangegeven bedraagt het gedeelte van het gestort kapitaal dat de aandelen vertegenwoordigt 10 procent van de ,00 EUR, dus 1 000,00 EUR. Vervolgens zal het verhoudingsgetal van 1/3 de ook moeten worden toegepast op die 1 000,00 EUR. Dit komt neer op 333,33 EUR. Het belastbaar dividend is dan uiteindelijk de waardevermindering van ,00 EUR, verminderd met het pro rata gedeelte van het gestort kapitaal ten bedrage van 333,33 EUR. Het belastbaar dividend is dus 9 666,67 EUR waar vervolgens de roerende voorheffing van 25 procent op berekend moet worden. De roerende voorheffing die in dit voorbeeld betaald dient te worden bedraagt bijgevolg 2 416,67 EUR. 8

18 1.2 Beleggingsvennootschap die een regeling geniet afwijkend van het gemeen recht Algemeen Op de regeling die in het eerste deel van deze inleiding werd uiteengezet, is er echter een uitzondering voorzien waardoor deze inkomsten niet worden aanzien als inkomsten van roerende goederen en kapitalen. Deze uitzondering wordt geregeld in artikel 21, 2, WIB 92 en leest als volgt: De inkomsten van roerende goederen en kapitalen omvatten niet: 2 inkomsten van aandelen, andere dan die vermeld in artikel 19, 1, eerste lid, 4 en 19bis, betaald of toegekend bij gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen of bij verkrijging van eigen aandelen door een beleggingsvennootschap die in het land van haar fiscale woonplaats, een belastingregeling geniet die afwijkt van het gemeen recht. 14 Het oorspronkelijk artikel 21, 2, WIB 92 had betrekking op een vennootschap in plaats van een beleggingsvennootschap die in het land van haar fiscale woonplaats een belastingregeling geniet die afwijkt van het gemeen recht. Deze bepaling werd echter gewijzigd door artikel 3 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken. Door deze wijziging zijn de inkomsten die niet aanzien worden als inkomsten van roerende goederen en kapitalen, aanzienlijk beperkter geworden. De bewoording artikel 19, 1, eerste lid, 4 werd in bovenstaand artikel ingevoerd door de artikel 4, 1 van de wet van 22 december 1998 houdende fiscale en andere bepalingen. De bewoording 19bis werd ingevoerd door de programmawet van 27 december Voorwaarden om van de vrijstelling te kunnen genieten Inkomsten van aandelen Om te begrijpen wat wordt begrepen onder inkomsten uit aandelen moet gekeken worden naar artikel 18, 1, WIB 92. Hieruit kan worden afgeleid dat alle voordelen toegekend door een vennootschap in de vorm van aandelen of winstbewijzen, dividenden zijn. Deze bepaling kan dan ook samen worden gelezen met artikel 17 WIB 92, daarin wordt bevestigd dat dividenden, en ook interesten, inkomsten uit roerende goederen en kapitalen zijn. 14 Art. 21, 2 WIB

19 Beleggingsvennootschap die een belastingregeling geniet die afwijkt van het gemeen recht Om artikel 21, 2, WIB 92 te begrijpen is het belangrijk te weten dat een beleggingsvennootschap gedefinieerd wordt als een vennootschap die het gemeenschappelijk beleggen van kapitaal tot doel heeft. 15 Een voorbeeld van dergelijk beleggingsvennootschap is een BEVEK, infra. De betekenis van een belastingregeling die afwijkt van het gemeen recht werd oorspronkelijk geregeld in artikel van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten. Voorgaand artikel werd opgeheven en vervangen door artikel 403 van de wet houdende diverse bepalingen van 27 december Artikel 403 bepaalt dat de bepalingen van artikel van de wet van 4 december 1990 zijn opgenomen in artikel 185 bis WIB 92. Artikel 185 bis WIB 92 luidt als volgt: 1. In afwijking van artikel 185 zijn de beleggingsvennootschappen bedoeld in de artikelen 15, 20, 26, 119, 122, 126 en 140 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, ( ) slechts belastbaar op het totaal van de ontvangen abnormale of goedgunstige voordelen en van de niet als beroepskosten aftrekbare uitgaven en kosten andere dan waardeverminderingen en minderwaarden op aandelen, onverminderd evenwel het feit dat zij de in artikel 219 bedoelde bijzondere bijdrage verschuldigd zijn. 16 Vennootschappen worden normaal belast op het totale bedrag van de winst, uitgekeerde dividenden inbegrepen. 17 Vervolgens kan uit dit artikel worden afgeleid dat beleggingsvennootschappen een belastingregime genieten dat afwijkt van het gemeen recht. Beleggingsvennootschappen worden uitgesloten van de roerende voorheffing op liquidatie- en inkoopboni omdat zij een intermediërende rol spelen voor passieve beleggers die een investering wensen te realiseren. 18 Wanneer een beleggingsvennootschap niet zou worden vrijgesteld van de roerende voorheffing, kan de belegger evengoed rechtstreeks beleggen zonder gebruik te maken van dergelijke tussenschakel Art. 2, 1, 5, f WIB Art. 185bis, 1WIB Art. 185, 1WIB Memorie van toelichting, wetsontwerp tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, Parl.St. Kamer , nr. 50K , C. COUDRON, Obligatiefondsen zonder EU-paspoort vallen nu ook onder artikel 19bis: ziet u door de bomen nog het bos?, Fisc.Act. 2013,

20 1.2.3 Niet vrijgestelde inkomsten ingevolge artikel 21, 2, WIB 92 Zoals eerder aangegeven worden de liquidatie- en inkoopboni van een beleggingsvennootschap uitgesloten van de roerende voorheffing. Op deze regel zijn echter twee uitzonderingen voorzien. De inkomsten binnen het kader van deze twee uitzonderingen worden niet vrijgesteld ingevolge artikel 21, 2, WIB 92 en vormen bijgevolg een belastbaar roerend inkomen. Meer specifiek wordt hierdoor een belastbare interest gevormd Artikel 19 1, 4 WIB 92 Artikel 19, 1, eerste lid, 4 WIB 92 beoogt de zogeheten fixfondsen. 20 Een fixfonds is een beleggingsvennootschap waarbij de aandeelhouders een zekerheid hebben betreffende het rendement van hun aandelen, er is een gegarandeerd rendement Artikel 19bis WIB 92 Uit artikel 19bis WIB 92 volgt dat de opbrengsten door handelingen van de beoogde instellingen voor collectieve belegging in effecten, die aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen om belastbaar te zijn, wel als belastbare interest worden aangemerkt. 20 C. COUDRON, Obligatiefondsen zonder EU-paspoort vallen nu ook onder artikel 19bis: ziet u door de bomen nog het bos?, Fisc.Act. 2013, K. Schellekens, Beleggingsvennootschappen naar Belgische en Luxemburgs recht: (bevek, bevak, sicav en sicaf), Brussel, Larcier, 2002,

21 2. Onderzoekshypothese Artikel 19, 1, eerste lid, 4 werd ingevoerd door artikel 4, 2 van de wet houdende fiscale bepalingen inzake roerende inkomsten van 20 maart Artikel 19bis WIB 92 werd ingevoerd door artikel 112 van de programmawet van 27 december Beide artikelen hebben de als interesten belastbare inkomsten uitgebreid. In deze masterproef wordt enkel de aandacht gevestigd op artikel 19bis WIB 92. De reden hiervoor is eenvoudigweg dat dit een recent nieuw ingevoerd artikel is in het WIB 92. Dit artikel heeft, zoals eerder aangegeven, de als interesten belastbare inkomsten uitgebreid. Daarbovenop heeft dit artikel op korte termijn veel wetswijzigingen gekend. Door de vele wetswijzingen is nog maar de vraag of het toepassingsgebied van desbetreffend artikel en de wil van de wetgever duidelijk zijn. Uit dit alles kan worden besloten dat dit onderwerp maatschappelijk relevant is. In deze masterproef zal het toepassingsgebied van artikel 19bis WIB 92 worden besproken. Hierbij zullen ook de wetswijzigingen met betrekking tot dit artikel worden besproken. Daarbovenop zullen ook kritische bedenkingen worden opgenomen bij verschillende bepalingen. Door deze kritische bedenkingen voorop te stellen zal uiteindelijk de onderzoeksvraag: Is artikel 19bis WIB 92 een welomschreven, duidelijk en aanvaardbaar artikel? Zo neen, welke kritische bedenkingen kunnen naar voor worden geschoven met betrekking tot artikel 19bis WIB 92?. Om dit te kunnen realiseren zal vooral gebruik gemaakt worden van parlementaire stukken, wetten en artikelen uit tijdschriften. Hieruit volgt dat de benadering van het gekozen onderwerp zeer technisch is. Dit zal in de context van fundamenteel onderzoek gebeuren. In deze masterproef zal vooreerst de historiek van artikel 19bis WIB 92 geanalyseerd worden. Vervolgens zal artikel 19bis WIB 92 inhoudelijk worden besproken en aantonen welke wijzigingen de wetgever doorheen de jaren aan desbetreffend artikel heeft aangebracht. Daarenboven zal per besproken onderdeel het artikel kritisch worden ontleed en indien mogelijk oplossingen naar voor worden geschoven. In bijlage 1 van deze masterproef wordt het artikel 19bis WIB zoals bestaanbaar voor aanslagjaar 2015 opgenomen. Hierdoor is het voor u als lezer gemakkelijker om de materie in het juiste geheel te kunnen plaatsen als u kan teruggrijpen naar het volledig wetsartikel op heden. 12

22 3. Historiek artikel 19bis WIB 92 In dit hoofdstuk wordt de historiek van artikel 19bis WIB 92 besproken. De historische schets zal gebeuren aan de hand van enkele bepalingen die zijn opgenomen in het ontwerp van de programmawet van 22 november Daarbovenop zal in dit hoofdstuk ook worden toegelicht door welke wet de uiteindelijke bepaling met betrekking tot artikel 19bis WIB 92 werd ingevoerd. 3.1 Ontwerp programmawet 22 november 2005 In het ontwerp van de programmawet 22 november 2005 werd een bepaling opgenomen om de definitie van de als interest belastbare opbrengsten uit te breiden naar in eerste instantie inkoop van eigen recht van deelneming en gehele of gedeeltelijke verdeling van het eigen vermogen. 22 In dit onderdeel zullen de argumenten worden uiteengezet waarom de wetgever deze definitie heeft uitgebreid. Vervolgens zal ook het belangrijkste advies van de Raad van State met betrekking tot deze uitbreiding worden besproken Motivatie invoering artikel 19bis WIB Economisch perspectief De invoering van artikel 19bis kan ten eerste worden bekeken vanuit een economische sfeer. De uitbreiding van de als interest belastbare opbrengsten kadert binnen het principe dat beleggingsproducten die elkaar substituut zijn, ook een gelijkaardige fiscale behandeling moeten kennen. 23 Om dit theoretische aspect binnen een meer praktijkgericht kader te kunnen plaatsen is het aangewezen om een vergelijking te maken met betrekking tot de belastbaarheid van bepaalde beleggingsproducten. Hierbij dient een vergelijking gemaakt te worden tussen de belastbare coupon van een obligatie, de belastbare coupon van een uitkeringsbeleggingsinstelling en het onderliggende rendement dat wordt uitbetaald door een kapitaliserende instelling bij inkoop of liquidatie Memorie van toelichting wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K , Amendement wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K , Ibid. 13

23 De belastbaarheid van de coupon van een obligatie wordt geregeld in artikel 19 1, 1 WIB 92. Oorspronkelijk waren deze interesten op obligaties onderworpen aan een roerende voorheffing van 15 procent. 25 Voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 bedroeg de roerende voorheffing 21 procent. 26 Vanaf aanslagjaar 2014, dus inkomstenjaar 2013, zijn deze inkomsten onderworpen aan een roerende voorheffing van 25 procent. 27 De periodieke toekenning van een uitkeringsbeleggingsinstelling valt onder de algemene bepaling van artikel 18, eerste lid, 1 WIB 92. De inkomsten van dergelijke instellingen voor collectieve belegging in effecten waarvan de inkomsten jaarlijks worden uitgekeerd, zijn dus belastbaar als dividenden. 28 Deze inkomsten zijn onderworpen aan een roerende voorheffing van 25 procent. 29 Daarenboven zijn ook de liquidatie- en inkoopboni binnen een vennootschap, zoals besproken in de inleiding van deze masterproef, belastbaar als dividend ingevolge artikel 18, 2 ter WIB 92. Het onderliggend rendement dat wordt uitbetaald door een kapitaliserende beleggingsvennootschap bij liquidatie of inkoop van rechten van deelneming, was tot voor 1 januari 2006 niet belastbaar. De belastbaarheid van de hier bedoelde inkomsten wordt dan ook beoogd in artikel 19bis WIB 92. Uit bovenstaande vergelijking van verschillende beleggingsproducten blijkt de noodzaak van de invoering van artikel 19bis WIB 92. Voordien waren deze beleggingsproducten vrijgesteld maar aangezien de coupon van een obligatie en de coupon van een uitkeringsbeleggingsinstelling wel aan een roerende voorheffing onderhevig waren, kon deze asymmetrische situatie niet blijven duren. 25 Art. 269, 1, 1 WIB (tot en met aanslagjaar 2012 ) 26 Art. 269, 1, 1 bis WIB (aanslagjaar 2013 ) 27 Art. 269, 1, 1 WIB (vanaf aanslagjaar 2014) 28 Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer Art. 269, 1, 1 WIB

24 Spaarrichtlijn De richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, hierna spaarrichtlijn genoemd, trad in het Belgisch recht in werking vanaf 1 juli De heffing op het sparen is grotendeels op deze spaarrichtlijn gebaseerd is. 30 De inwerkingtreding van voorgaande richtlijn in het Belgische recht komt door de invoering van de wet van 17 mei 2005 tot omzetting in het Belgische recht van de richtlijn 2003/48/EG van 3 juni van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het wetboek van de inkomstenbelasting 1992 inzake roerende voorheffing. 31 Hierna omzettingswet genoemd. Indien een inwoner van een lidstaat van de EU inkomsten uit spaargelden geniet uit een andere lidstaat dan de woonlidstaat zullen deze inkomsten, door invoering van de spaarrichtlijn, nu belastbaar zijn. 32 Om deze belastbaarheid uit te voeren moet de lidstaat die aan een inwoner van een andere lidstaat inkomsten uit spaargelden toekent, automatische informatie verschaffen aan de belastingadministratie van de woonlidstaat met betrekking tot deze inkomsten. 33 Inkomsten uit spaargelden betreffen hier interestbetalingen. 34 Deze interestbetalingen omvatten enerzijds de interesten die zijn aangegroeid of gekapitaliseerd. Anderzijds bevatten deze interestbetalingen ook gewone interesten die worden uitgekeerd door ICBE S en inkomsten die zijn gerealiseerd bij de verkoop, terugbetaling of aflossing van bewijzen van deelneming in ICBE S. 35 De richtlijn is niet van toepassing wanneer de fondsen minder dan 15 procent van hun vermogen beleggen in schuldvorderingen. 36 Het doel van die bepaling is instellingen die ten behoeve van hun liquiditeitspositie schuldvorderingen in portefeuille hebben uit te sluiten. 37 Indien een fonds tussen 15 en 40 procent van zijn vermogen in schuldvorderingen belegt komen enkel dividenden, voor het gedeelte dat afkomstig is uit rentebetalingen aan dit fonds, in aanmerking voor de definitie van interestbetalingen Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer J. WELLENS, Europese Spaarrichtlijn, Ibid. 33 Ibid. 34 Art. 3, 1, 5, de wet van 17 mei 2005 tot omzetting in het Belgische recht van de richtlijn 2003/48/EG van 3 juni van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het wetboek van de inkomstenbelasting 1992 inzake roerende voorheffing. 35 Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF 29/2005) dd , randnummer S. VERDONC, "Fiscaal statuut van gemeenschappelijke beleggingsfondsen", A.F.T. 2010, Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF 29/2005) dd , randnummer S. VERDONC, "Fiscaal statuut van gemeenschappelijke beleggingsfondsen", A.F.T. 2010,

25 De meerwaarden afkomstig van interestbetaling aan het fonds die worden gerealiseerd bij verkoop, terugbetaling of aflossing van deelbewijzen worden aanzien als interesten indien een fonds voor meer dan 40 procent van zijn vermogen in schuldvorderingen belegt. Vanaf 1 januari 2011 werd dit percentage tot 25 procent verlaagd. 39 Luxemburg, België en Oostenrijk reageerden dat die automatische gegevensuitwisseling een probleem vormde daar deze landen vasthielden aan het bankgeheim. 40 Voornoemde landen zijn gemachtigd om tijdens een overgangsperiode een bronbelasting te heffen, ook wel woonstaatheffing genoemd, daarna moet worden overgeschakeld naar de automatische informatie-uitwisseling. Hierbij wordt een bronbelasting ingehouden op de inkomsten uit spaargelden die zij toekennen aan de inwoners van andere lidstaten. 41 Het tarief van de woonstaatheffing bedraagt voor interesten betaald of toegekend vanaf 1 juli procent. Wanneer deze interesten zijn toegekend vanaf 1 juli 2008 bedraagt het tarief 20 procent. Vanaf 30 juni 2011 bedraagt de bronheffing 35 procent. 42 Van de opbrengsten die werden verkregen door de bronheffing, moet 75 procent worden doorgestort naar de woonlidstaat. 43 België heeft de bronheffing uiteindelijk toegepast tot 1 januari Hierna werd overgeschakeld naar de automatische informatie-uitwisseling. Hetzelfde geldt voor Luxemburg waarbij de bronheffing tot 1 januari 2015 werd toegepast. 44 Oostenrijk zal uiterlijk tegen september 2017 inlichtingen uitwisselen over rekeningen die werden geopend tussen 1 oktober 2016 en 31 december Voor de andere rekeningen zal Oostenrijk tegen uiterlijk september 2018 informatie uitwisselen. 45 Concreet betekent dit dat wanneer een Belgisch rijksinwoner in 2008 interest inde in Frankrijk, de Franse belastingadministratie de Belgische belastingadministratie hiervan op de hoogte bracht. Inde men dergelijke inkomsten in Oostenrijk, dan werd een bronbelasting ingehouden S. VERDONCK, "Fiscaal statuut van gemeenschappelijke beleggingsfondsen", A.F.T. 2010, Toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot intrekking van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad, 52015PC J. WELLENS, Europese Spaarrichtlijn, Toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot intrekking van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad, 52015PC Ibid. 44 Ibid. 45 Ibid. 46 J. WELLENS, Europese Spaarrichtlijn,

26 3.1.2 Advies van de Raad van State /1/2/3/4 De wetgever had in de programmawet 27 december 2005 voorzien in de titel Heffing op obligatiefondsen en fondsen die voor meer dan 40 procent in vastrentende effecten beleggen. In haar advies heeft de Raad van State aangegeven dat een andere titel meer aangewezen zou zijn. Dit omdat het woord heffing, dat aan woonstaatheffing doet denken, niet geschikt is daar het in deze bepaling gaat over de roerende voorheffing. Daarbovenop is het volgens het advies ook niet nodig te vermelden dat fondsen voor meer dan 40 procent in vastrentende effecten moeten beleggen. 47 De wetgever heeft hier geen gevolg aangegeven. Alsook gaf de Raad van State het advies om in het ontwerpartikel de bewoordingen de som verkregen door een rijksinwoner naar aanleiding van de verrichting op te nemen. De wetgever heeft dit advies niet gevolgd omdat deze van mening is dat het niet noodzakelijk is dit te preciseren als het artikel wordt opgenomen in de titel personenbelasting, meer specifiek rijksinwoners. 48 Door de systematische interpretatie van de wet is het immers duidelijk dat de bepaling enkel geldig is voor rijksinwoners. De wetgever had oorspronkelijk de bedoeling om de nieuwe bepaling op te nemen in het bestaande artikel 19 WIB 92. De Raad van State had hier de nodige bedenkingen bij en stelde dan ook een alternatief voor om hiervan een nieuw artikel 19bis te maken. In een aangelegenheid die op zich reeds ingewikkeld is, is de vorm waarin deze nieuwe categorie van inkomsten uit belastbare roerende goederen en kapitalen wordt ingevoegd in artikel 19 van het WIB 92 van dien aard dat de nieuwe regeling moeilijk te begrijpen wordt. 49 De wetgever heeft dit advies gevolgd. Een ander advies betreft dat in de memorie van toelichting, in het ontwerp van de programmawet, geen verantwoording wordt gegeven voor artikel 117b voorontwerp wetsontwerp: vanaf de datum bepaald bij een in Ministerraad overlegd besluit de instellingen voor collectieve beleggingen waarvoor geen vergunning is verleend overeenkomstig de Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het artikel Advies van de Raad van State (39.310/1/2/3/4) wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K , Amendement wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K , Advies van de Raad van State (39.310/1/2/3/4) wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K , Voorontwerp wetsontwerp programmawet, Parl. St. Kamer , nr. 51K ,

27 De bepaling opgenomen in de memorie van toelichting heeft betrekking op het feit dat ICBE S zonder Europees paspoort buiten het toepassingsgebied van het artikel vallen en slechts later kunnen worden opgenomen, infra. 51 In haar advies gaf de Raad van State aan dat er geen verklaring is gegeven waarom de ICBE S die geen vergunning hebben gekregen overeenkomstig de Richtlijn 85/611/EG en dus tijdelijk worden uitgesloten van het toepassingsgebied van artikel 19bis, verenigbaar is met het Europees recht. 52 Wanneer er geen verantwoording is, moet deze bepaling worden weggelaten. 53 De wetgever heeft hier dan gevolg aan gegeven door een verantwoording te geven waarom deze ICBE S tijdelijk buiten het toepassingsgebied van het artikel 19bis WIB 92 vallen. De beperking van de maatregel tot collectieve beleggingsinstellingen die genieten van een Europees paspoort beantwoordt aan een dubbele motivatie ten aanzien van Europees recht. Enerzijds gaat het om een gekend criterium dat toelaat binnenlandse en buitenlandse instellingen op identieke wijze te identificeren, zonder discriminatie op grond van nationaliteit. Anderzijds voert dit criterium tussen instellingen onderling een onderscheid in dat ook op Europees niveau werd ingevoerd met toepassing van de in de Spaarrichtlijn bedoelde bronheffing (woonstaatheffing). De regering meent dat indien daarvoor op Europees niveau een rechtvaardiging bestaat, dezelfde rechtvaardiging ook opgaat voor het onderscheid in ontwerp Programmawet 27 december 2005 Het uiteindelijk artikel 19bis WIB 92, en de bepalingen daarrond, worden opgenomen in hoofdstuk V van de programmawet van 27 december Naar artikel 19bis WIB 92 wordt ook verwezen door de termen heffing op het sparen of taks Reynders te gebruiken. 51 Amendement wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K , Advies van de Raad van State (39.310/1/2/3/4) wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K , Ibid. 54 Amendement wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K ,

28 4. Inhoudelijke analyse In dit hoofdstuk komt de eigenlijke inhoudelijke analyse van artikel 19bis WIB 92 aan bod. De verschillende onderdelen die hierbij besproken zullen worden zijn: de beoogde instellingen voor collectieve belegging in effecten, kapitalisatie- en distributiefondsen, schuldvorderingen, het belastbaar roerend inkomen, teruggave, bezitsperiode, de verrichtingen die de heffing verschuldigd maken, uitbetalende instanties, de bepalingen om dubbele belasting te vermijden, roerende voorheffing en de personenbelasting. 4.1 Instellingen voor collectieve belegging in effecten In dit onderdeel wordt vooreerst de oorspronkelijke definitie van ICBE S in het kader van artikel 19bis WIB 92 besproken. Vervolgens zullen de wetswijzigingen, specifieke voorbeelden van de beoogde ICBE S en de ICBE S die niet onder het toepassingsgebied van de heffing op het sparen vallen, nader worden bekeken. Afsluitend op dit deel zullen enkele kritische bedenkingen gemaakt worden Oorspronkelijke definitie van instellingen voor collectieve belegging in effecten De oorspronkelijke definitie van collectieve beleggingsinstellingen in effecten, in het kader van de heffing op het sparen, luidt als volgt: Onder collectieve beleggingsinstellingen in effecten in de zin van deze bepaling, wordt verstaan de in artikel 3, 1, 4, van de voormelde wet van 17 mei 2004 bedoelde instellingen en de collectieve beleggingsinstellingen gevestigd buiten het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap krachtens zijn artikel 299 van toepassing is. 55 Uit bovenstaande bepaling kan worden afgeleid dat enerzijds die instellingen worden beoogd zoals weergegeven in artikel 3, 1, 4 van de omzettingswet. Artikel 3, 1, 4 van de omzettingswet houdt in dat de instellingen waaraan vergunning is verleend overeenkomstig de richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde ICBE S worden geviseerd met betrekking tot de heffing op het sparen Art. 111, 1, lid 6 programmawet van 7 december Art. 3, 1, 4 van de wet van 17 mei 2004 tot omzetting in het Belgisch recht van de richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003 van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de roerende voorheffing. 19

29 Met deze richtlijn wil de EU de voorwaarden voor de toelating van ICBE S harmoniseren en grensoverschrijdende handel bevorderen. 57 Het betreft hier ICBE S met een Europees paspoort. 58 Het voordeel van dergelijke ICBE S met een Europees paspoort is dat deze in de gehele EU mogen verkocht zonder een erkenningsprocedure te ondergaan. 59 Anderzijds worden ook de ICBE S, gevestigd buiten het grondgebied waarop artikel 299 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap 60 van toepassing is, onderworpen aan de heffing op het sparen. 61 Het betreft hier ICBE S die gevestigd zijn buiten de EU. 62 Deze ICBE S dienen geen Europees paspoort te hebben zoals besproken in het eerste deel van de bepaling. Vervolgens kan hieruit worden afgeleid dat de ICBE S gevestigd binnen de EU zonder Europees paspoort van de heffing worden uitgesloten. Voorgaand artikel 299 met betrekking tot het territoriaal grondgebied van het verdrag werd opgenomen in bijlage 2 van deze masterproef Wijziging definitie van instellingen voor collectieve belegging in effecten De eerste wijziging aan artikel 19bis WIB 92, aangaande de bepaling betreffende instellingen voor collectieve belegging in effecten, wordt door de wet van 21 december 2009 ingevoerd. Hierbij wordt namelijk de bewoording "artikel 3, 1, 4, van de voormelde wet van 17 mei 2004" vervangen door de woorden "artikel 2, 1, 6, van het voormeld koninklijk besluit van 27 september Het koninklijk besluit dat hier geviseerd wordt is dat tot uitvoering van artikel 338bis, 2 van het WIB 92. Deze wijziging trad in werking op 1 januari Deze wijziging werd doorgevoerd omdat artikel 2 van voornoemd KB van 27 september 2009 artikel 3 van de omzettingswet opheft. Dit is het gevolg van de overschakeling in het Belgisch recht van de bronheffing naar de automatische uitwisseling van informatie in het kader van de spaarrichtlijn. 64 Artikel 2 van het KB van 27 september 2009 herneemt de definities die waren opgenomen in artikel 3 van de omzettingswet Zie: 58 Memorie van toelichting wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K , T. JANSEN, "Heffing op beleggingsfondsen: de kogel is door de kerk", Fisc.Act. 2005, Artikel 299 oud EG verdrag bestaat nu uit twee artikels, namelijk artikel 52 van het verdrag betreffende de Europese unie en artikel 355 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 61 Amendement wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K , J. WELLENS, Heffing op fondsen die voor meet dan 40 procent in vastrentende effecten beleggen, Art. 15, 3 van de wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 31 december 2009, Memorie van toelichting wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl.St. Kamer , nr. 52K , Ibid. 20

30 De tweede wijziging aan het oorspronkelijke lid werd door de wet van 13 december 2012 ingevoerd: Onder collectieve beleggingsinstellingen in effecten in de zin van dit artikel, worden verstaan de instellingen erkend overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE'S), en de collectieve beleggingsinstellingen gevestigd buiten het grondgebied waarop de Associatieovereenkomst tot oprichting van de Europese Economische Ruimte krachtens zijn artikel 126 van toepassing is. 66 Vooreerst wordt nu verwezen naar Richtlijn 2009/65/EG. Die richtlijn is een herschikking van de Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde ICBE'S. 67 De Richtlijn 85/611/EEG werd vernieuwd door de Richtlijn 2009/65/EG, daar de eerste richtlijn verouderd was en de nodige aanpassingen nodig had om aan de ontwikkelingen van de 21 ste eeuw te voldoen. 68 Het betreft hierbij nog steeds de bepaling dat ICBE S met een Europees paspoort belastbaar zijn. Daarnaast wordt nu ook verwezen naar de associatieovereenkomst tot oprichting van de Europese Economische Ruimte. Binnen de EER behoren 31 lidstaten, voor overzicht zie bijlage 3 van deze masterproef. Tot voor deze wijziging waren de ICBE S gevestigd buiten het territoriaal toepassingsgebied van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap krachtens artikel 299, onderhevig aan de heffing op het sparen. Zodoende waren de ICBE S gevestigd in IJsland, Liechtenstein of Noorwegen, die niet tot de EU maar wel tot de EER behoren, onderworpen aan de heffing indien deze niet over Europees paspoort beschikten. Hierdoor ontstaat er een discriminerende situatie waardoor er een inbreuk is op artikel en artikel van de overeenkomst betreffende de EER, namelijk inbreukprocedure nummer 2008/ Hieruit volgt een arrest nummer C van 10 mei 2012 van het Hof van Justitie van de EU. 72 Dit arrest dwingt het Koninkrijk België om zijn wetgeving vanaf heden aan te passen Art. 40, 3 wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen, BS 20 december 2012, Circ. nr. Ci.RH.231/ (AAFisc 41/2013) dd , randnummer RICHTLIJN 2009/65/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (2) 69 Er mogen geen beperkingen zijn bij het verrichten van diensten binnen de EG lidstaten of Europese vrijhandelsassociatie lidstaten. 70 Er mogen geen beperkingen zijn van het verkeer van kapitaal toebehorende aan personen die woonachtig zijn in diezelfde lidstaten. Er mag ook geen discriminerende behandeling zijn op grond van de nationaliteit of van de vestigingsplaats van partijen of op grond van het gebied waar het kapitaal wordt belegd. 71 Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 10 mei 2012 Europese Commissie/Koninkrijk België, Zaak C-370/ Memorie van toelichting wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl.St. Kamer , nr. 53K , Ibid. 21

31 Zo wordt sinds 20 december 2012 een ICBE gevestigd in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, zoals IJsland, Liechtenstein en Noorwegen, niet onderworpen aan de heffing op het sparen als het niet is erkend overeenkomstig richtlijn 2009/65/EG. Als het met andere woorden geen Europees paspoort heeft. 74 Uiteindelijk wordt het oorspronkelijk lid met betrekking tot instellingen voor collectieve belegging in effecten in artikel 19 bis WIB 92 wordt door de wet van 30 juli 2013 opgeheven. 75 Door deze opheffing worden nu alle ICBE S beoogd. Het feit of ze al dan niet een Europees paspoort hebben, 76 alsook de vestigingsplaats van de ICBE, is nu niet meer van invloed. Het beoogde doel is om hiermee het verschil in fiscale behandeling op te heffen. 77 Dit blijkt ook uit de verantwoording van parlementaire stukken: Met deze bepaling wordt voorgesteld om het verschil in fiscale behandeling op te heffen betreffende meerwaarden gerealiseerd door bepaalde ICBE S in de mate dat, in de Europese Unie, enkel de gerealiseerde meerwaarden bij de inkoop van aandelen van ICBE S die beschikken over een Europees paspoort belastbaar zijn. 78 De opheffing en inwerkingtreding van voorgaande nieuwe bepaling vindt plaats vanaf 1 juli Voorgaande bepaling van de wet van 30 juli 2013 werd echter pas gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 1 augustus Er is dus sprake van een retroactieve uitbreiding. Daarbovenop slaat de belasting voor ICBE S, zonder Europees paspoort, op het rentecomponent opgebracht sinds 1 juli 2008, infra. Er is dus retroactiviteit van vijf jaar. Hierdoor wordt de belegger geconfronteerd met een onvoorziene belasting. Er kan gesproken worden van een dubbele retroactiviteit C. COUDRON, Obligatiefondsen zonder EU-paspoort vallen nu ook onder artikel 19bis: ziet u door de bomen nog het bos?, Fisc.Act. 2013, Art. 52, 1 wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen, BS 1 augustus 2013, Amendement wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl. St. Kamer , nr. 53K , Ibid. 78 Ibid. 79 Art. 55 wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen, BS 1 augustus 2013, P. DELACROIX, en O. HERMAND, Retroactieve uitbreiding heffing tot fondsen zonder Europees paspoort, Fiscoloog 2013,

32 4.1.3 Specificering van de ICBE S die onderhevig zijn aan de heffing op het sparen Op heden is de heffing op het sparen van toepassing op instellingen voor collectieve belegging in effecten. Hieronder moeten alle Belgische of buitenlandse instellingen waarvan het uitsluitende doel de collectieve belegging van financiële middelen is, worden verstaan. 81 Volgens de administratie kan het hier zowel gaan om rechten van deelneming van een collectieve beleggingsinstellingen die publiek of privé worden aangeboden, een collectieve beleggingsinstelling van statutaire aard en een collectieve beleggingsinstelling van contractuele aard. 82 Het zijn deze laatste twee collectieve beleggingsinstellingen die een verdere uitleg nodig hebben Een collectieve beleggingsinstelling van statutaire aard Een collectieve beleggingsinstelling van statutaire aard wordt ook wel een beleggingsvennootschap genoemd. Binnen het kader van de collectieve beleggingsinstellingen van statutaire aard kan een opsplitsing gemaakt worden tussen deze met veranderlijk en met vast kapitaal. Indien een beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal nieuwe rechten van deelneming uitgeeft of haar eigen rechten van deelneming inkoopt, zal het kapitaal van deze BEVEK wijzigen zonder dat de statuten worden aangepast. Een BEVEK mag enkel als doel de collectieve belegging van financiële middelen hebben. Verder mag deze instelling haar financiële middelen in België of in het buitenland aantrekken via een openbaar aanbod van al dan niet verhandelbare rechten van deelneming. Daarbovenop mag een BEVEK geen andere activa bezitten dan noodzakelijk om het statutair doel te vervullen. 83 Een beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal, ook wel BEVAK genoemd, heeft geen variabel kapitaal. Het is een beleggingsvennootschap van het gesloten type. Hierdoor zijn de effecten van deze beleggingsvennootschappen op de beurs genoteerd Circ. nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer D. COVELIERS, Uitbreiding heffing tot Europese fondsen zonder paspoort, Fiscoloog 2013, Art. 15, Wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, BS 19 oktober 2012, K. Schellekens, Beleggingsvennootschappen naar Belgische en Luxemburgs recht: (bevek, bevak, sicav en sicaf), Brussel, Larcier, 2002, 2. 23

33 Een collectieve beleggingsinstelling van contractuele aard gemeenschappelijk beleggingsfonds Een collectieve beleggingsinstelling van contractuele aard wordt ook wel een gemeenschappelijk beleggingsfonds genoemd. Een GBF heeft geen rechtspersoonlijkheid. 85 De definitie van een GBF houdt volgende bepaling in: ( ) de instelling voor collectieve belegging die geregeld is bij overeenkomst, en die is samengesteld uit het onverdeeld vermogen dat een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging beheert voor rekening van de deelnemers van wie de rechten zijn vertegenwoordigd door effecten. 86 De inkomsten van deze gemeenschappelijke beleggingsfondsen die voortvloeien uit de geviseerde gestelde handelingen, infra, vallen onder de heffing op het sparen. 87 Het kenmerk van een gemeenschappelijk beleggingsfonds is dat deze absolute fiscale transparantie hebben. 88 Er is een mede-eigendom in onverdeeldheid. Dit houdt in dat wanneer het fonds de inkomsten verwerft, de belegger onmiddellijk wordt belast op zijn aandeel van de inkomsten die het fonds ontvangt. Hierbij is het tijdstip van effectieve uitkering van de inkomsten naar de belegger van geen belang. 89 Er wordt dus verondersteld dat de roerende inkomsten die aan het fonds worden verleend, rechtstreeks worden verkregen door de beleggers in het fonds. Er wordt dus van uitgegaan dat de enige toekenning van de inkomsten plaatsvindt tussen de schuldenaar van de inkomsten en de beleggers van het fonds. 90 Vervolgens is er een onvoorwaardelijke vrijstelling van de roerende voorheffing voorzien indien desbetreffende inkomsten en opbrengsten effectief worden uitgekeerd aan de beleggers. 91 Deze bepaling werd ingevoerd om eventuele dubbele belasting te vermijden, infra. 85 Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer Art. 3, 10 Wet van 3 augustus 2012betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, BS 19 oktober 2012, Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer C. COUDRON, Obligatiefondsen zonder EU-paspoort vallen nu ook onder artikel 19bis: ziet u door de bomen nog het bos?, Fisc.Act. 2013, Voorafgaande beslissing nr dd , samenvatting. 90 Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer Art. 109 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen

34 Om voorgaande bepaling verder te begrijpen dient het begrip een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging verduidelijkt te worden: de vennootschap naar Belgisch of de onderneming naar buitenlands recht waarvan het gewone bedrijf bestaat in het beroepsmatige collectieve beheer van portefeuilles van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG In bijlage 4 van worden enkele voorbeelden van deze beheervennootschappen opgenomen Algemene bepaling met betrekking tot de besproken ICBE S Voorgaande besproken instellingen voor collectieve belegging moeten de ingezamelde financiële middelen beleggen in hetzij in beleggingen die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG hetzij in financiële instrumenten en liquide middelen om binnen het toepassingsgebied van de heffing op het sparen te vallen. 92 De nadere bepaling van deze twee elementen waarin moet worden belegd wordt besproken in de artikelen 47 tot en met 87 van het KB met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging van 12 november ICBE S die van de heffing op het sparen worden uitgesloten Er worden ook bepaalde ICBE S uitgesloten van het toepassingsgebied van de heffing op het sparen. Vooreerst worden de pensioenspaarfondsen uitgesloten van de heffing op het sparen. 93 Met een pensioenspaarfonds wordt aan pensioensparen gedaan via een gemeenschappelijk beleggingsfonds. De heffing op het sparen is ook niet verschuldigd indien de ICBE de ingezamelde financiële middelen belegt in één van de hierna genoemde categorieën: 94 - Grondstoffen, opties en termijncontracten op grondstoffen - Opties en termijncontracten op effecten, deviezen en beursindexcontracten - Vastgoed - Hoogrisicodragend kapitaal - Schuldvorderingen in het bezit van derden en overgedragen aan de ICB bij overdrachtsovereenkomst onder voorwaarden en regels door de Koning vastgesteld - Financiële instrumenten die zijn uitgegeven door niet-genoteerde vennootschappen - Andere door de Koning toegelaten beleggingen 92 Circ. nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer Circ. nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer Circ. nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer

35 4.1.5 Kritische bedenkingen op heden Door de uitbreiding van de heffing op het sparen naar de ICBE S zonder Europees paspoort is er sprake van een dubbele retroactiviteit, supra. Dit is moeilijk verenigbaar met het rechtszekerheidsbeginsel. De bepalingen opgenomen in het WIB 92 zijn van openbare orde. Het zijn wetten die werkelijk fundamenteel zijn voor de werking van de Staat en waarvan eigenlijk nooit kan worden afgeweken. Dit volgt uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur 95, die hun oorsprong vinden in het bestuursrecht. Onder de beginselen van behoorlijk bestuur hoort onder andere het rechtszekerheidsbeginsel. Zo stelde het Grondwettelijk Hof dat retroactiviteit enkel aanvaardbaar is wanneer dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang. 96 Voorgaande werd ook bevestigd in een ander arrest van het Hof. Er wordt namelijk gesteld dat, indien er geen dwingende redenen van algemeen belang bestaan, er een schending is van het rechtzekerheidsbeginsel indien de belastingplichtige geen rechtmatige verwachtingen kan stellen. 97 Zoals eerder aangegeven werd artikel 19bis, 1, lid 6 WIB 92 geschrapt waardoor er geen toelichting is betreffende de beoogde ICBE S. Dit zorgt voor rechtsonzekerheid. 98 Enerzijds kan namelijk de bedenking worden gemaakt of monetaire fondsen al dan niet tot het toepassingsgebied van de heffing op het sparen behoren. Bij een strikte interpretatie van de wettekst zou gesteld kunnen worden dat enkel beleggingsinstellingen in effecten in het toepassingsgebied vallen. Zodoende dat deposito s buiten het toepassingsgebied vallen. Hierbij kan natuurlijk de bedenking worden gemaakt of dit wel het beoogde doel van de wetgever is. 99 Daarnaast kan de vraag worden gesteld of de wetgever het Europees recht niet miskent. 100 In het Belgisch recht bestaat de term ICBE niet. Het is een term die ontleend is aan Europese richtlijnen. 101 In deze richtlijn worden enkel fondsen met een Europees paspoort bedoeld. 102 De term instellingen voor collectieve belegging was beter op zijn plaats geweest Algemene rechtsbeginselen die aanwijzingen geven over de wijze waarop beslissingen van het bestuur moeten worden genomen en ter kennis moeten worden gebracht. 96 Grondwettelijk Hof uittreksel uit arrest nr. 87/2013 van 13 juni 2013, B.7., BS 29 juli 2013, Grondwettelijk Hof uittreksel uit arrest nr. 63/2013 van 8 mei 2013, B.9., BS 8 juli 2013, P. DELACROIX, en O. HERMAND, Retroactieve uitbreiding heffing tot fondsen zonder Europees paspoort, Fiscoloog 2013, Ibid. 100 Ibid. 101 D. COVELIERS, Uitbreiding heffing tot Europese fondsen zonder paspoort, Fiscoloog 2013, Ibid. 103 P. DELACROIX, en O. HERMAND, Retroactieve uitbreiding heffing tot fondsen zonder Europees paspoort, Fiscoloog 2013,

36 De uitbreiding naar fondsen zonder een Europees paspoort vindt in het kader van de Europese spaarrichtlijn pas plaats vanaf 1 januari Hierdoor is er momenteel weinig informatie beschikbaar bij internationale dataproviders betreffende fondsen zonder Europees paspoort. Dit is een probleem voor Belgische financiële tussenpersonen. Deze tussenpersonen moeten namelijk weten of er al dan niet roerende voorheffing moet worden ingehouden. Wanneer het antwoord hierop bevestigend is, moeten deze tussenpersonen ook weten wat de belastbare grondslag daarvan is D. COVELIERS, Heffing op het sparen kan soms gedeeltelijk worden teruggevraagd, Fiscoloog 2014,

37 4.2 Kapitalisatie- en distributiefondsen In dit onderdeel wordt vooreerst de oorspronkelijke belastbaarheid van verrichtingen gesteld door kapitalisatie- en distributiefondsen onder de loep genomen. Vervolgens zullen de wijzigingen met betrekking tot deze bepaling in het wetboek worden besproken. Daarnaast zal ook de overgangsbepaling, die op dit onderdeel betrekking heeft, nader worden bekeken. Om dit onderdeel vervolgens af te sluiten zullen enkele kritische bedenkingen worden besproken Oorspronkelijke belastbaarheid verrichtingen kapitalisatie- en distributiefondsen Door de programmawet van 27 december 2005 werden in artikel 19bis WIB 92 volgende bepalingen opgenomen: Deze verrichtingen zijn slechts belastbaar indien ze betrekking hebben op rechten van deelneming van een collectieve beleggingsinstelling in effecten waarvoor de statuten of het fondsreglement geen uitkering van de netto-opbrengst voorziet. 105 Er is geen uitkering van de netto-opbrengst, en dus belastbaar, in het geval dat: Een collectieve beleggingsinstelling waarvan de statuten niet de jaarlijkse uitkering voorzien van het geheel van de inkomsten uit interesten die werden verkregen, na aftrek van de proportioneel daarmee verband houdende bezoldigingen, commissies en kosten, wordt voor de toepassing van het vorige lid geacht geen uitkering van de netto-opbrengst te voorzien. 106 Fondsen met distributieaandelen keren periodiek winsten uit in de vorm van aandelen. 107 Deze uitkeringen vallen in principe onder artikel 18, eerste lid, 1 WIB 92 en zijn belastbaar als dividenden. 108 Kapitalisatiefondsen keren de winsten niet uit. Ze kapitaliseren deze inkomsten door deze toe te voegen bij de reeds bestaande. 109 Hieruit kan vervolgens worden afgeleid dat enkel verrichtingen met zogenaamde kapitalisatieaandelen in een beleggingsvennootschap belastbaar gesteld worden. 110 Onder het geheel van de inkomsten uit interesten worden de schuldvorderingen zoals in artikel 3, 1, 7, van de omzettingswet verstaan, infra Art. 111, 1, lid 2 programmawet van 27 december Art. 111, 1, lid 3 programmawet van 27 december J. WELLENS, Heffing op fondsen die voor meet dan 40 procent in vastrentende effecten beleggen, Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer J. WELLENS, Heffing op fondsen die voor meet dan 40 procent in vastrentende effecten beleggen, Amendement wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K , Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer

38 Het feit dat er geen uitkering is van de netto-opbrengst moet zijn opgenomen in de statuten of het fondsenreglement. Het louter vermelden van de uitkeringsvoorwaarde in de uitgifteprospectus volstaat niet. 112 Hierdoor worden ook de verrichtingen belastbaar gesteld van distributieaandelen, waarvan de statuten of het fondsenreglement niet voorzien in de uitkering van het geheel van de inkomsten uit interesten. Voorgaande distributieaandelen worden valse distributieaandelen genoemd. Deze worden binnen het kader van de heffing op het sparen gelijkgesteld met kapitalisatieaandelen Wijziging belastbaarheid verrichtingen kapitalisatie- en distributiefondsen vanaf 1 januari 2008 is er geen uitkering van de netto-opbrengst, en dus belastbaar, in het geval dat: Een collectieve beleggingsinstelling waarvan de statuten niet de jaarlijkse uitkering voorzien van alle inkomsten die werden verkregen, na aftrek van de bezoldigingen, commissies en kosten, wordt voor de toepassing van het vorige lid geacht geen uitkering van de nettoopbrengst te voorzien. 114 Vanaf 1 januari 2008 zijn de verrichtingen belastbaar wanneer in de statuten of het fondsenreglement niet wordt voorzien in de jaarlijkse uitkering van alle inkomsten. De uitkeringsplicht slaat nu, bovenop de schuldvorderingen die eerder werden beoogd, ook op dividenden en gerealiseerde meerwaarden op aandelen die van het fonds zijn. 115 De administratie houdt vast aan de letterlijke lezing van de wet. Hierdoor kan niet worden teruggegrepen naar de financiële informatie van internationale data providers om te weten of het over een kapitalisatiedan wel over een distributietype gaat. 116 Deze internationale data providers, zoals Telekurs, Reuters en Bloomerberg, houden geen rekening met het feit of er al dan niet een jaarlijkse uitkering is van alle inkomsten om te bepalen of het om een kapitalisatie- dan wel een distributietype gaat. Een ICBE kan verschillende compartimenten hebben. Het kan zijn dat een compartiment enkel belegt in obligaties of in aandelen. Of een compartiment kan zowel in aandelen als in obligaties beleggen. De uitkeringsvoorwaarde die hierboven werd besproken moet beoordeeld worden per compartiment als het uitsluitend distributieaandelen bevat. Indien het compartiment ook kapitalisatieaandelen bevat, dan moet de uitkeringsvoorwaarde bekeken worden per categorie van rechten Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer D. COVELIERS, Heffing op sparen: fiscale doodsteek voor distributiefondsen?, Fiscoloog 2009, Art. 119, 2 programmawet van 27 december D. COVELIERS, Heffing op sparen: fiscale doodsteek voor distributiefondsen?, Fiscoloog 2009, D. COVELIERS, Heffing op sparen: fiscale doodsteek voor distributiefondsen?, Fiscoloog 2009, P. DELACROIX en O. HERMAND, "Beleggingsinstellingen: fiscus licht berekening minimumdrempels toe", Fisc.Act. 2006,

39 4.2.3 Overgangsregeling De taks op beursverrichtingen was sinds 15 juli 2004 verschuldigd op onder andere omzettingen van rechten van deelneming. Onder omzetting moet enerzijds een inkoop van eigen aandelen door een beleggingsvennootschap gevolgd door anderzijds een inschrijving door deze vennootschap op nieuwe aandelen worden verstaan. Dit heeft tot gevolg dat de omzetting tussen kapitalisatie- en distributieaandelen onderhevig is aan de TOB. 118 De TOB op deze omzettingen werd geheven door artikel 120, 4 Wetboek der met Zegel Gelijkgestelde Taksen. Voorgaand artikel werd echter opgeheven door de programmawet van 27 december De TOB wordt sinds dan echter geheven door artikel 120, 3 WZGT. Dit artikel houdt in dat elke inkoop van eigen kapitalisatieaandelen door een beleggingsvennootschap aan de TOB onderworpen is. 119 Tijdens de periode van 1 januari 2006 tot 28 februari 2006 konden belastingplichtigen die binnen eenzelfde fonds van kapitalisatie- naar distributieaandelen overstapten, van de TOB worden vrijgesteld. 120 Er werd dus voorzien in een aanmoedigingsregel om over te stappen naar distributieaandelen, daar de heffing op het sparen enkel rendeert bij inkoop van eigen rechten van deelneming en gehele of gedeeltelijke verdeling van het vermogen. 121 Om van deze vrijstelling te kunnen genieten moest er aan een voorwaarde worden voldaan. Zo moesten de distributieaandelen, na omzetting van de kapitalisatieaandelen, minstens één jaar op naam van de persoon die de omzetting realiseerde worden aangehouden of op een effectenrekening geplaats worden op naam van de persoon die de omzetting realiseerde. 122 In de praktijk diende de TOB vooreerst wel betaald te worden aan de uitbetalende instantie, infra, die dit dan doorstortte naar de Schatkist. De belastingplichtigen die volgens de voorwaarden zoals hierboven omschreven recht hebben op de vrijstelling, dienden om de terugbetaling van TOB te vragen. Om deze terugbetaling te kunnen realiseren diende geen contact opgenomen te worden met de administratie maar met de uitbetalende instantie Artikel 120, 4 Wetboek van de met zegel gelijkgestelde taksen. Omgevormd door de wet van , BS 29 december 2006, tot Wetboek diverse rechten en taksen. 119 D. COVELIERS, Ook beurstaks bij omzetting kapitalisatieaandelen, Fiscoloog 2006, Art. 132 programmawet van 27 december D. COVELIERS, Obligatiefondsen: modaliteiten terugbetaling beurstaks, Fiscoloog 2007, Ibid. 123 Ibid. 30

40 4.2.4 Kritische bedenkingen op heden Een eerste kritische bedenking 124 die gemaakt kan worden is dat in de periode van 1 januari tot 28 februari 2006 er een fiscale stimulans was om kapitalisatie- naar distributieaandelen in te wisselen, supra. Dit gaat lijnrecht in tegen het feit dat de meeste distributieaandelen in het kader van de heffing op het sparen nu aanzien worden als valse distributieaandelen en belastbaar zijn. Daarbovenop druist dit in tegen de eerdere bedoeling van de Schatkist om inkomsten te behalen door roerende voorheffing te heffen op de uitkering van dividenden door distributiefondsen volgens artikel 18, eerste lid, 1, WIB 92. Door de belastbaarheid van de valse distributieaandelen in het kader van de heffing op het sparen, wordt een belegging hierin ontmoedigd. Dit kan voor de Schatkist tot gevolg hebben dat er een roerende voorheffing op dividenduitkeringen door distributiefondsen verloren gaat. Een tweede kritische benadering is dat sinds 1 januari 2008 de verrichtingen belastbaar zijn wanneer in de statuten of het fondsenreglement niet wordt voorzien in de jaarlijkse uitkering van alle inkomsten, supra. Dit gaat in tegen de principes van een gezond financieel beheer. Meerwaarden worden meestal namelijk niet uitgekeerd zodat deze herbelegd kunnen worden, waardoor een bijkomend rendement kan worden behaald. 125 Door dit financieel beheer zullen de meeste statuten of fondsreglementen doorgaans niet voorzien in de gehele uitkering van alle inkomsten. 126 Hierdoor vallen deze inkomsten dus, onterecht, onder de heffing op het sparen. 124 D. COVELIERS, Heffing op sparen: fiscale doodsteek voor distributiefondsen?, Fiscoloog 2009, Ibid. 126 Ibid. 31

41 4.3 Schuldvorderingen In dit onderdeel wordt vooreerst de oorspronkelijke definitie van schuldvorderingen binnen het kader van de heffing op het sparen nader bekeken. Vervolgens zullen de wijzigingen in de definitie betreffende schuldvorderingen worden besproken. Uiteindelijk zal dit onderdeel worden afgesloten met het aanhalen van een kritische opmerking Oorspronkelijke definitie van schuldvorderingen Algemeen De paragrafen van het oorspronkelijk artikel 19bis WIB 92 die betrekking hebben op schuldvorderingen zijn: Interest omvat eveneens de rentecomponent in het bedrag verkregen ingeval van inkoop van eigen rechten van deelneming of ingeval van gehele of gedeeltelijke verdeling van het eigen vermogen van een collectieve beleggingsinstelling in effecten waarvan meer dan 40 procent van het vermogen rechtstreeks of onrechtstreeks is belegd in schuldvorderingen, ( ) 127 Onder schuldvorderingen worden verstaan de schuldvorderingen bedoeld in artikel 3, 1, 7, a), van voormelde wet van 17 mei 2004, met uitsluiting van die bedoeld in artikel 6 van dezelfde wet. 128 Alleen de fondsen die minstens 40 procent van hun vermogen, rechtstreeks of onrechtstreeks, beleggen in vorderingen van enigerlei aard, zijn aan de heffing op het sparen onderworpen. 129 Deze fondsen worden ook wel de obligatiefondsen genoemd. 130 Voorgaand drempelpercentage wordt ook wel de asset test genoemd. 131 Het drempelpercentage van 40 procent is in lijn met de drempel die oorspronkelijk gehanteerd werd bij de spaarrichtlijn. Het percentage wordt bepaald aan de hand van de beleggingspolitiek zoals omschreven in het fondsenreglement. Indien een fondsenreglement niet voorhanden is, wordt dit percentage bepaald aan de hand van de feitelijke samenstelling van de beleggingsportefeuille van de ICBE. 127 Art. 111, 1, lid 1 programmawet van 27 december Art. 111, 1, lid 5 programmawet van 27 december Art. 111, 1, lid 1 programmawet van 27 december D. COVELIERS, Forfaitaire rentecomponent obligatiefondsen: hoe berekenen?, Fiscoloog 2006, P. DELACROIX en O. HERMAND, Retroactieve uitbreiding tot fondsen zonder Europees paspoort, Fiscoloog 2013,

42 Indien er geen informatie beschikbaar is om vast te stellen of deze 40 procent drempel al dan niet wordt bereikt, wordt dit percentage automatisch geacht meer dan 40 procent te bedragen. 132 Een ICBE kan daarbovenop verschillende compartimenten hebben. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een compartiment enkel in obligaties of aandelen belegt. Of een compartiment dat in beide belegt. Het percentage van 40 procent moet voor elk compartiment van de ICBE afzonderlijk in rekening worden gebracht. 133 Onder schuldvorderingen van enigerlei aard wordt verstaan: interestbetaling: interesten, uitbetaald of bijgeschreven op een rekening, die zijn terug te voeren op enigerlei schuldvordering, al dan niet gedekt door hypotheek of voorzien van een winstdelingsclausule, en met name de opbrengsten van overheidspapier en obligatieleningen, inclusief daaraan gehechte premies en prijzen; boete voor te late betaling wordt niet als interest aangemerkt. 134 Voorgaande definitie heeft betrekking op gewone interesten. Het omvat interesten zoals opgenomen in artikel 11, 3, van het Modelverdrag van de OESO betreffende belastingen op inkomen en kapitaal. 135 Namelijk: - deposito's in contanten waaronder alle vormen van bankrekeningen die interesten opbrengen. Hierbij kan worden gedacht aan zichtrekeningen, termijnrekeningen, spaardeposito s en deposito s als huurwaarborg of andere. - alle soorten privé- en overheidsobligaties en andere vergelijkbare verhandelbare effecten, met inbegrip van de obligaties die van een winstdelingsclausule zijn voorzien. Hierbij kan worden gedacht aan staatsbons, kapitalisatiebons, zerobon, kasbons, thesauriebewijzen, in aandelen converteerbare obligaties of terugbetaalbare obligaties, Euro-obligaties en eeuwigdurende obligaties. 136 Een obligatie is een lange termijn schuldvordering op een emittent, de uitgever van de obligatie, die de belegger een vooraf vastgelegde opbrengst garandeert. Wat wordt betaald voor een obligatie is de nominale waarde vermenigvuldigd met de uitgifteprijs. Wat op het einde van de looptijd wordt teruggekregen is de nominale waarde. 132 Art. 111, 1, laatste lid programmawet van 27 december P. DELACROIX en O. HERMAND, "Beleggingsinstellingen: fiscus licht berekening minimumdrempels toe", Fisc.Act. 2006, Art. 3, 1, 7, a) de wet van 17 mei 2005 tot omzetting in het Belgische recht van de richtlijn 2003/48/EG van 3 juni van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het wetboek van de inkomstenbelasting 1992 inzake roerende voorheffing. 135 Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF 29/2005) dd , randnummer

43 Een staatsbon is een overheidsobligatie die op de particuliere belegger gericht is. Een zerobon is een obligatie waarbij er geen coupons uitgekeerd worden. De reden waarom beleggers hierin beleggen is omwille van het feit dat er een meerwaarde gerealiseerd kan worden indien de uitgifteprijs voldoende laag is. Een kasbon is een obligatie uitgegeven door een financiële instelling met een vaste looptijd en rente. Bij in aandelen converteerbare obligaties dient er rekening te worden gehouden met voorwaarden waartegen de obligaties kunnen worden ingewisseld in aandelen. Dergelijke conversievoorwaarde kan zijn dat er in ruil voor 1 obligatie 10 aandelen worden verkregen. Euro-obligaties zijn obligaties uitgegeven door alle eurolanden samen. Hierdoor wordt de kredietwaardigheid van de obligatie bepaald door alle eurolanden samen. Hierdoor profiteren de zuiderse landen zoals Griekenland van de kredietwaardigheid van de noorderlanden om alsnog obligaties te kunnen uitgeven. 137 Een eeuwigdurende obligatie houdt in dat de nominale waarde van de obligatie nooit wordt terugbetaald. De belegger kan dit enkel verkrijgen door te verkopen op de beurs Overgangsbepaling Met betrekking tot deze schuldvorderingen is er een overgangsbepaling opgenomen. 139 Zo worden de obligaties en verhandelbare schuldvorderingen die zijn uitgegeven voor 1 maart 2001 of waarvan de oorspronkelijke emissie prospectus voor die datum is goedgekeurd, uitgesloten van de heffing op het sparen. 140 Dit wordt opgenomen in artikel 19bis WIB 92 door te verwijzen naar artikel 6 van de omzettingswet Wijzigingen in de bepaling schuldvordering De eerste wijzigingen aan artikel 19bis WIB 92, aangaande de schuldvorderingen, wordt door de wet van 21 december 2009 ingevoerd: de woorden "artikel 3, 1, 7, a), van de voormelde wet van 17 mei 2004, met uitsluiting van die bedoeld in artikel 6 van dezelfde wet" vervangen door de woorden "artikel 2, 1, 3, a) van het voormeld koninklijk besluit van 27 september 2009, met uitsluiting van die bedoeld in artikel 2, 5 van hetzelfde koninklijk besluit" J. MEIR., Financiële markten en producten, Universiteit Gent, N.L. VAN DER SAR, "Spreken de financiële pagina's voor zich? Dagbladen zijn niet altijd duidelijk", Tijdschrift voor het Economisch onderwijs 2001, Memorie van toelichting wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K , Ibid. 141 Art. 15, 2 van de wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 31 december 2009,

44 Deze wijziging werd doorgevoerd omdat artikel 2 van voornoemd KB van 27 september 2009 de artikelen 3 en 6 van de omzettingswet opheft. Dit is het gevolg omdat België voor de toepassing van de spaarrichtlijn overstapt naar het systeem van automatische gegevensuitwisseling. 142 Daarbovenop is er nog een wetswijziging geldig voor verrichtingen die plaatsgrijpen na 20 december 2012: ( ) 2 in paragraaf 1, vijfde lid worden de woorden ", met uitsluiting van die bedoeld in artikel 2, 5, van hetzelfde koninklijk besluit " opgeheven; ( ) 4 in paragraaf 1, zevende lid worden de woorden " 40 pct. " vervangen door de woorden " 25 pct. "; ( ) 5 in paragraaf 1, achtste lid worden de woorden " wordt dit percentage geacht meer dan 40 pct. te bedragen " vervangen door de woorden " wordt dit percentage geacht 100 pct. te bedragen "; ( ) 143 Ten eerste wordt vanaf die datum de voornoemde overgangsbepaling opgeheven. Zodoende zullen de verhandelbare schuldinstrumenten zoals omschreven in artikel 2, 5 van het KB van 27 september 2009 voortaan in beschouwing worden genomen om het percentage van het vermogen te bepalen dat in schuldvorderingen is belegd. 144 Deze aanpassing werd voorzien in de programmawet van 27 december 2005 en de verruiming kon worden ingevoerd op een tijdstip door de Koning bepaald. Hierdoor kon op een gepaste wijze rekening worden gehouden met budgettaire elementen die betrekking hebben op de financiële sector. 145 Ten tweede wordt het drempelpercentage verlaagd naar 25 procent. Deze wijziging werd doorgevoerd omdat de drempel van het maximumpercentage van in schuldvorderingen geïnvesteerde activa van ICBE S in de spaarrichtlijn vanaf 1 januari 2011 werd verlaagd naar 25 procent. 146 Ten laatste wordt er vanaf die datum geacht 100 procent in schuldvorderingen te zijn belegd wanneer er geen informatie beschikbaar is. 142 Memorie van toelichting wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl.St. Kamer , nr. 52K , Art. 40, 2, 4 en 5 wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen, BS 20 december 2012, Circ. nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer Memorie van toelichting wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr.51k , Memorie van toelichting wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl.St. Kamer , nr.53k ,

45 4.3.3 Kritische bedenking op heden 147 Zoals eerder aangehaald is er bij fondsen zonder Europees paspoort een retroactiviteit van vijf jaar. Bij deze fondsen stelt er zich nu een probleem wanneer die voorheen tussen 25 en 40 procent van hun vermogen hebben belegd in beoogde schuldvordering. Daar deze dus niet meer dan 40 procent belegd hadden in dergelijke schuldvorderingen, voldeden die niet aan de oude asset test. Maar bij de drempelverlaging naar 25 procent voldoen deze fondsen wel aan de nieuwe asset test en zou de retroactiviteit van vijf jaar kunnen toegepast worden. Hierbij moet natuurlijk wel de vraag gesteld worden of dit geen ongeoorloofd verschil in behandeling teweeg brengt tussen fondsen met en fondsen zonder Europees paspoort. Fondsen met een Europees paspoort die voor 20 december 2012 tussen de 25 en 40 procent in schuldvorderingen belegden waren niet aan de heffing op het sparen onderhevig. Na de verlaging van de drempel naar 25 procent zijn deze wel aan de heffing op het sparen onderhevig vanaf 20 december Hier is dus geen sprake van een retroactieve werking. Zodoende kan de vraag gesteld worden of de retroactiviteit voor fondsen zonder Europees paspoort dan ook niet beperkt moet worden voor de datum van inwerkingtreding van de nieuwe drempel van 25 procent tot 1 juli Fondsen zonder Europees paspoort zijn immers pas vanaf die datum aan de heffing op het sparen onderhevig. 147 P. DELACROIX en O. HERMAND, Retroactieve uitbreiding heffing tot fondsen zonder Europees paspoort, Fiscoloog 2013,

46 4.4 Belastbaar roerend inkomen In dit onderdeel wordt vooreerst de oorspronkelijke definitie van het belastbaar roerend inkomen binnen het kader van de heffing op het sparen besproken. Vervolgens zullen de wijzigingen in de definitie nader worden bekeken. Dit onderdeel zal worden afgesloten met enkele kritische bedenkingen Oorspronkelijk beoogd belastbaar roerend inkomen Het belastbaar roerend inkomen stemt overeen met: "De rentecomponent verkregen ingeval van inkoop van eigen rechten van deelneming of ingeval van gehele of gedeeltelijke verdeling van het eigen vermogen van een ICBE ( ) De ICBE is in mogelijkheid om de rentecomponent te bepalen Onder rentecomponent wordt begrepen: Onder rentecomponent wordt verstaan het gedeelte van de inkomsten van schuldvorderingen van de collectieve beleggingsinstelling in effecten dat rechtstreeks of onrechtstreeks afkomstig is van interestbetalingen als bedoeld in artikel 3, 1, 7, a) en b), van de wet van 17 mei 2004 tot omzetting in het Belgische recht van de richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003 van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de roerende voorheffing. 149 Artikel 3, 1, 7, a) van de omzettingswet werd eerder besproken en bevat de zogenaamde gewone interesten. Deze omvatten interesten zoals opgenomen in artikel 11, 3, van het Modelverdrag van de OESO betreffende belastingen op inkomen en kapitaal. 150 De bepalingen hieromtrent werden eerder besproken in oorspronkelijke definitie van schuldvorderingen. In artikel 3, 1, 7, b) van deze omzettingswet worden de interesten geviseerd die zijn aangegroeid of gekapitaliseerd bij verkoop, terugbetaling of aflossing van de onder artikel 3, 1, 7, a) bedoelde schuldvorderingen Art. 111, 1, lid 1 programmawet van 27 december Art. 111, 1, lid 4 programmawet van 27 december Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer Art. 3, 1, 7, b) van de de wet van 17 mei 2005 tot omzetting in het Belgische recht van de richtlijn 2003/48/EG van 3 juni van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het wetboek van de inkomstenbelasting 1992 inzake roerende voorheffing. 37

47 Het belastbaar rentecomponent is het deel van de inkomsten dat behaald is uit bovenstaande besproken interestbetalingen. 152 Taxable income per share vormt dus het vertrekpunt om het belastbaar roerend inkomen te bepalen. 153 Dit is in lijn met de spaarrichtlijn. 154 Daarbovenop dient er rekening mee gehouden te worden dat enkel het interestgedeelte dat in de gerealiseerde meerwaarde begrepen is, als roerend inkomen wordt aangemerkt. 155 Onder het begrip meerwaarde wordt het verschil tussen het bij de verrichting werkelijke verkregen bedrag en de aanschaffings- of beleggingswaarde van de betreffende rechten van deelneming begrepen 156 verstaan. Hierbij dient evenwel de opmerking gemaakt te worden dat deze rentecomponent belastbaar is ongeacht het daadwerkelijk resultaat voor de verkrijger van het inkomen. Dit houdt in dat wanneer de rentecomponent groter is dan de meerwaarde, omdat er minderwaarde is behaald, het belastbaar bedrag niet zal worden beperkt tot de bedoelde meerwaarde. 157 Deze theoretische invulling kan worden verduidelijkt aan de hand van onderstaand voorbeeld 158 : Een aandeel van een ICBE dat onder het toepassingsgebied van de heffing op het sparen valt werd aangekocht op 1 juli 2005 tegen een prijs van 150,00 EUR. Enige tijd later vraagt de houder van de rechten van deelneming aan de ICBE om over te gaan tot inkoop van de rechten. Deze worden dan ook op 20 maart 2006 ingekocht voor een bedrag van 155,00 EUR. Het resultaat van 5,00 EUR dat bij deze verrichting werd verkregen bestaat enerzijds uit 8,00 EUR gewone interesten en anderzijds uit een minderwaarde voor 3,00 EUR. Het belastbaar bedrag in het kader van de heffing op het sparen bedraagt dan ook 8,00 EUR. Er wordt geen rekening gehouden met de minderwaarde. Voor de bepaling van het belastbaar roerend inkomen wordt teruggegaan naar de aankoop van een aandeel op 1 juli 2005 ook al werd de heffing op het sparen maar ingevoerd vanaf 1 januari De retroactieve werking hiervan wordt uitgelegd door het feit dat de spaarrichtlijn ook op die datum effectief van toepassing werd. 152 Amendement wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr.51k , P. DELACROIX en O. HERMAND, Retroactieve uitbreiding heffing tot fondsen zonder Europees paspoort, Fiscoloog 2013, D. COVELIERS, Uitstap-R.V. op obligatiefondsen: een Belgisch compromis, Fiscoloog 2005, D. COVELIERS, Forfaitaire rentecomponent obligatiefondsen: hoe berekenen?, Fiscoloog 2006, Amendement wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr.51k , Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer

48 De retroactieve werking kan worden afgeleid uit de volgende bewoordingen van het wetsartikel: " ( ) Indien de verkrijger de rechten van deelneming vóór 1 juli 2005 heeft verworven, of indien hij de datum van verwerving niet aantoont, wordt hij evenwel geacht houder te zijn geweest vanaf 1 juli De ICBE is niet in mogelijkheid om de rentecomponent te bepalen Indien de ICBE niet in de mogelijkheid is om de rentecomponent te bepalen dan moet worden gekeken naar volgende bepalingen: ( ), is het belastbare bedrag van de inkomsten gelijk aan het verschil tussen het bij de verrichting ontvangen bedrag en de aanschaffings- of beleggingswaarde van de rechten van deelneming. Wanneer het gaat om rechten van deelneming verworven vóór 1 juli 2005, geldt de inventariswaarde op deze datum als aanschaffings- of beleggingswaarde voor de toepassing van het vorige lid. " 160 Uit de bewoordingen van de eerste alinea kan worden afgeleid dat indien er geen rentecomponent bekend is, de gehele meerwaarde belast wordt en er geen rekening wordt gehouden met de waarde van de rechten van deelneming op datum van verwerving. 161 Uit de bewoording van van de tweede alinea heeft betrekking op de netto inventariswaarde van de rechten van deelneming. 162 Onder de beoogde inventariswaarde kan worden verstaan de totale waarde van de effecten verminderd met de kosten voor bijvoorbeeld beheer en administratie. 163 Doordat de ICBE niet in de mogelijkheid is om de rentecomponent te bepalen wordt hier geen rekening gehouden met de rentecomponent begrepen in de meerwaarde. Er wordt rekening gehouden met de meerwaarde in zijn geheel. Hierdoor kan de eventuele minderwaarde wel een invloed hebben op het belastbaar roerend inkomen. De meerwaarde bij verkoop kan namelijk kleiner zijn dan de rentecomponent die normaal belastbaar zou zijn. Dit louter door het feit dat er een minderwaarde gerealiseerd is. 159 Art. 111, 1, lid 1 programmawet van 27 december Art. 111, 1 programmawet van 27 december D. COVELIERS, Forfaitaire rentecomponent obligatiefondsen: hoe berekenen?, Fiscoloog 2006, Circ. nr. Ci.RH.231/629/328 (AAFisc 41/2013) dd , randnummer Zie: 39

49 Een minderwaarde, gerealiseerd naar aanleiding van bijvoorbeeld een verkoop, kan voorkomen in een periode van stijgende marktrente. 164 Dit verband kan worden afgeleid uit volgend bewijs: V = i.vo + i. Vo + + i.vo + Vo 1+r (1+r)^2 (1+r)^n (1+r)^n Met: V = investering, waarbij V = Vo.K Vo = nominale waarde K = koers i = nominale rente r = marktrente Wanneer de marktrente stijgt in de noemer van het rechterlid, wordt er een kleiner bedrag bekomen in het rechterlid. Hierdoor zal de investering in het linkerlid ook moeten dalen zodat het linker- en rechterlid even groot blijven. De investering, V, bestaat uit de vermenigvuldiging van de nominale waarde en de koers. Daar de nominale waarde vast ligt en niet kan dalen, zal de koers dus moeten dalen. Wanneer dan wordt overgegaan tot de inkoop van de rechten van deelneming zal een minderwaarde ontstaan. Deze regeling, die van toepassing is indien geen rentecomponent beschikbaar is, is slechts geldig voor 6 maanden en is voorzien wegens operationele redenen. 165 Vanaf 1 juli 2006 wordt voorzien in een nieuwe regeling, infra. 164 D. COVELIERS, Uitstap-R.V. op obligatiefondsen: een Belgisch compromis, Fiscoloog 2005, Amendement wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr.51k ,

50 4.4.2 Wijzigingen in de definitie van het belastbaar roerend inkomen Wijziging met ingang vanaf 1 juli 2006 De eerste wijziging die werd aangebracht betreffende de belastbare grondslag heeft betrekking op de regeling indien geen rentecomponent bekend is. De bepaling luidt nu als volgt: "Wanneer de collectieve beleggingsinstelling in effecten of de door haar aangestelde niet in de mogelijkheid is om de rentecomponent te bepalen, is het belastbare bedrag van de inkomsten gelijk aan het bedrag dat overeenstemt met de kapitalisatie gedurende de bezitsperiode van de verkrijger van de inkomsten, van de interest berekend tegen een door de Koning bepaald percentage per jaar op de inventariswaarde van de rechten van deelneming op de datum van aanschaffing. Wanneer het gaat om rechten van deelneming verworven vóór 1 juli 2005, of indien de datum van verwerving niet wordt aangetoond, geldt de inventariswaarde op 1 juli 2005 als aanschaffings- of beleggingswaarde voor de toepassing van deze paragraaf." 166 Deze bepaling werd voorzien naar aanleiding van het feit dat bij een stijgende marktrente er minderwaarden kunnen voorkomen en bijgevolg de meerwaarde die belastbaar is lager is dan de beoogde rentecomponent, supra. Uit voorgaande bepaling blijkt dat er een forfaitaire rentecomponent is voorzien voor het geval dat er geen rentecomponent voorzien is. 167 Volgens de parlementaire voorbereiding zou gekeken moeten worden naar vergelijkbare schuldvorderingen en financiële markten die representatief zijn voor de aangehouden beleggingen. Om redenen van eenvoud en beschikbaarheid voor de belastingplichtigen wordt er echter verwezen naar de lineaire obligaties op 10 jaar. 168 Meer specifiek zal als basis het gemiddelde van de door het Rentefonds maandelijks bekendgemaakte referte-indexen J, als bedoeld in artikel 9 1 wet van 4 augustus 1992 op het hypothecaire krediet, worden genomen. 169 Deze referte-indexen worden opgenomen in bijlage 5 van deze masterproef. Het percentage dat genomen wordt heeft betrekking op het jaar dat aan de verwerving van de rechten van deelneming voorafgaat, zodat de spaarder een overzicht heeft van het nettorendement van zijn belegging alvorens hij de rechten aankoopt Art. 117 programmawet van 27 december D. COVELIERS, Forfaitaire rentecomponent obligatiefondsen: hoe berekenen?, Fiscoloog 2006, Koninklijk besluit van 5 augustus 2006 ter nader bepaling van het percentage per jaar beoogd in artikel 19bis 2 eerste lid van het Wetboek van inkomstenbelastingen Ibid. 170 Ibid. 41

51 Bij de toepassing van deze forfaitaire rentecomponent moeten drie verschillende situaties worden onderscheiden. Deze zullen hierna achtereenvolgens worden besproken. 1) Rechten van deelneming verworven vanaf 1 juli 2006 Hierbij moet de algemene regel worden toegepast waarbij wordt vertrokken van de basis zoals hierboven besproken. Wanneer het percentage wordt toegepast van het jaar dat vooraf gaat aan het jaar van de verwerving, moet worden gekeken naar een volledig kalenderjaar. 171 Wanneer bijvoorbeeld de verwerving van de rechten van deelneming plaatsvindt in 2007, dan wordt de forfaitaire rentecomponent gebaseerd op het gemiddelde van de referte-indexen van ) Rechten van deelneming verworven voor 1 juli 2006 en datum van verwerving aangetoond Hierbij zal de uitzonderingsregel moeten toegepast worden. Dit houdt in dat de forfaitaire rentecomponent wordt gebaseerd op het gemiddelde van de referte indexen van Hierbij wordt niet verder teruggegaan zodat kan worden gekomen tot een regelgeving die redelijk is voor de belastingplichtige die rechten heeft verworven voor de invoering van deze bepaling. 174 Omdat wordt gewerkt per kalenderjaar, supra, komt het erop neer dat het gemiddelde van de referte indexen van 2005 zal worden toegepast op alle rechten van deelneming die werden aangeschaft voor 1 januari ) Datum van verwerving is niet gekend In deze situatie zal het percentage van de forfaitaire rentecomponent bepaald worden aan de hand van het gemiddelde van de referte-indexen J die het jaar van de verkoop voorafgaan. 176 Hierbij is het merkwaardig dat er wordt afgeweken van het principe dat, zoals bij de bepaling van de niet forfaitaire rentecomponent, de aankoop geacht gebeurd te zijn op 1 juli 2005 wanneer de verwervingsdatum niet gekend is. 171 D. COVELIERS, Forfaitaire rentecomponent obligatiefondsen: hoe berekenen?, Fiscoloog 2006, Ibid. 173 Ibid. 174 Koninklijk besluit van 5 augustus 2006 ter nader bepaling van het percentage per jaar beoogd in artikel 19bis 2 eerste lid van het Wetboek van inkomstenbelastingen D. COVELIERS, Forfaitaire rentecomponent obligatiefondsen: hoe berekenen?, Fiscoloog 2006, Koninklijk besluit van 5 augustus 2006 ter nader bepaling van het percentage per jaar beoogd in artikel 19bis 2 eerste lid van het Wetboek van inkomstenbelastingen

52 Doordat bij deze bepaling gebruik wordt gemaakt van het percentage van het jaar voor de verkoop, kan worden besloten dat er door de wetgever wordt gemikt op eventuele stijgingen van de rente tijdens het bezit van de rechten. 177 De verwerving van de rechten gebeurt bijvoorbeeld 178 op 1 mei Enige tijd later vraagt de houder van de rechten van deelneming aan de ICBE om deze in te kopen. Deze verrichting vindt dan ook plaats in april Als de datum van verwerving niet kan worden aangetoond, dan zal de berekening van de forfaitaire rentecomponent gebeuren op basis van de gemiddelde maandelijkse referte-index van Indien dit hoger is dan het gemiddelde percentage van de maandelijkse referte-index van 2005, is de opbrengst voor de Schatkist hoger dan dat het principe zou gehanteerd worden zoals bij de aankoop van rechten van deelneming waarbij de niet forfaitaire rentecomponent gekend is maar zonder dat de verwervingsdatum gekend is. In het omgekeerde geval kan de belastingplichtige er belang bij hebben om de datum van verwerving niet te bewijzen. De forfaitaire rentecomponent wordt dan namelijk berekend aan de hand van het percentage van 2007 waardoor dit lager zal zijn dan wanneer er gebruik wordt gemaakt van het percentage van Hierbij kunnen wel enkele kritische bedenkingen gemaakt worden. Ten eerste is de berekening complex. Het informaticaprogramma moet voor de berekening van het forfaitaire rentepercentage uitgaan van de datum van verkoop, terwijl voor de berekening van de niet forfaitaire rentecomponent moet worden uitgegaan van 1 juli Daarbovenop kan de belastingplichtige ervoor opteren opzettelijk de datum van verwerving niet aan te tonen wanneer het percentage van het gemiddelde van de maandelijkse referte-index van het jaar voor de verkoop lager ligt dan deze van het jaar voor de verwerving. Naast voorgaande drie verschillende situaties kan er uit het wetsartikel ook worden afgeleid dat de interesten moeten worden gekapitaliseerd. De vraag die hier gesteld kan worden is wanneer er gekapitaliseerd moet worden. Naar analogie met de kapitalisatie van een verzekeringsbon, kan ook hier worden geopteerd voor kapitalisatie op de verjaardag van de verwerving. 180 Hierbij kan de kritische bedenking gemaakt worden dat, indien de datum van verwerving niet bekend is, voorgaande regel logischerwijs niet kan worden toegepast. Het K.B. van 5 augustus 2006 ter nader bepaling van het percentage per jaar beoogd in artikel 19bis 2 eerste lid van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 brengt hier geen duidelijkheid over. 177 D. COVELIERS, Forfaitaire rentecomponent obligatiefondsen: hoe berekenen?, Fiscoloog 2006, Ibid. 179 Ibid. 180 Ibid. 43

53 Een voorbeeld 181 met betrekking tot de materie van kapitalisatie kan een belegger zijn die op 1 augustus 2006 rechten van deelneming aankoopt met een inventariswaarde van 80 EUR. Enige tijd later vraagt de belegger aan de ICBE om over te gaan tot de inkoop van eigen rechten van deelneming. Op 31 december 2007 gaat de verkoop dan door voor een bedrag van 90 EUR, waarbij er geen rentecomponent bekend is. Daar de verwerving plaatsvond in 2006, moet voor de forfaitaire rentecomponent rekening worden gehouden met de gemiddelde referte index van 2005, namelijk 3,442 procent, en dit voor een bezitsduur van 17 maanden. Hierbij dient gekapitaliseerd te worden op 1 augustus 2007, namelijk de verjaardag van de verwerving. Het bedrag van 82,75 EUR, dat werd bekomen door het percentage toe te passen, dus 80 EUR X (1 + 0,03442), zal gekapitaliseerd moeten worden. Deze kapitalisatie zal gebeuren door het bedrag van 82,75 EUR opnieuw te onderwerpen aan hetzelfde tarief voor de resterende 5 maanden van de looptijd. Namelijk (82,75 EUR*0,03442*(5/12)) 1,19 EUR. De som van 2,75 EUR en 1,19 EUR geeft vervolgens het bedrag van 3,94 EUR. Dit is dan ook de forfaitair belastbare rentecomponent Wijziging met ingang vanaf 1 januari Inkomsten zijn bepaalbaar De eerste wijziging die wordt aangebracht heeft betrekking op het feit dat vanaf die datum de rentecomponent niet aanzien wordt als belastbaar roerend inkomen. Het belastbaar roerend inkomen bevat dan de inkomsten. 182 Onder deze inkomsten wordt verstaan: "Het belastbaar bedrag van de inkomsten bedoeld in het eerste lid is gelijk aan het geheel van de inkomsten die rechtstreeks of onrechtstreeks, onder de vorm van interesten, meerwaarden of minderwaarden voortkomen van de opbrengsten uit activa die werden belegd in schuldvorderingen bedoeld in artikel 3, 1, 7, a), van de voornoemde wet van 17 mei 2004, wanneer de beheerder van de collectieve beleggingsinstelling in staat is dat gedeelte vast te stellen in het bedrag dat voortvloeit uit het verschil tussen het bij de verrichting verkregen bedrag en de aanschaffings- of beleggingswaarde van de aandelen of bewijzen van deelneming." D. COVELIERS, Forfaitaire rentecomponent obligatiefondsen: hoe berekenen?, Fiscoloog 2006, Art. 119, 1 programmawet van 27 december Art. 119, 3 programmawet van 27 december

54 Als belastbaar roerend inkomen wordt vanaf heden niet enkel de rentecomponent aangemerkt. Ook de meer- en minderwaarden behaald op onderliggende activa, belegd in kwalificerende schuldvorderingen, van desbetreffende ICBE maken nu ook deel uit van het belastbaar roerend inkomen. 184 De beoogde schuldvorderingen werden eerder in deze masterproef besproken. De verhoging van het belastbaar roerend inkomen naar de inkomsten geldt ook voor rechten die reeds in bezit waren voor datum van inwerkingtreding van deze nieuwe bepaling. 185 De som van voorgaande besproken elementen wordt Belgische TIS genoemd. 186 Het belastbaar bedrag kan in geen geval hoger zijn dan de bedoelde meerwaarde. 187 Het verschil tussen de Belgische TIS op het ogenblik van de inkoop of verdeling van de rechten en de Belgische TIS op het ogenblik van de aankoop van de rechten vormt de belastbare grondslag. 188 Bijvoorbeeld 189 een belegger heeft sinds januari 2008 rechten van deelneming in een ICBE die onder het toepassingsgebied van de heffing vallen. De Belgische TIS bedraagt dan 40 EUR. In januari 2009 beslist de belegger de rechten van deelneming te laten inkopen door de ICBE, de Belgische TIS bedraagt dan 120 EUR. De Belgische TIS bedraagt dan 80 EUR, het verschil tussen 120 EUR en 40 EUR, waarop vervolgens roerende voorheffing moet berekend worden Inkomsten zijn niet bepaalbaar Een tweede wijziging die vanaf 1 januari 2008 wordt aangebracht is van toepassing indien de ICBE niet in de mogelijkheid is om de inkomsten te bepalen. De wijziging luidt als volgt: "Wanneer de beheerder niet in de mogelijkheid is om dat gedeelte te bepalen, is het belastbaar bedrag van de inkomsten gelijk aan het verschil tussen het bij de verrichting ontvangen bedrag en de aanschaffings- of beleggingswaarde van de aandelen of bewijzen van deelneming vermenigvuldigd met het percentage van het vermogen van de collectieve beleggingsinstelling in effecten dat belegd is in schuldvorderingen bedoeld in artikel 3, 1, 7, a), van voormelde wet van 17 mei 2004." D. COVELIERS, Heffing op het sparen kan soms gedeeltelijk worden teruggevraagd, Fiscoloog 2014, Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer D. COVELIERS, Heffing op het sparen: antimisbruikbepaling slag in water?, Fiscoloog 2010, Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer D. COVELIERS, Heffing op het sparen: antimisbruikbepaling slag in water? Fiscoloog 2010, P. DELACROIX en O. HERMAND, Schenking ter vermindering heffing op sparen: wetgever grijpt in, Fiscoloog 2010, Art. 119, 4 programmawet van 27 december

55 Vanaf deze datum zal er gebruik worden gemaakt van een subsidiaire belastbare grondslag wanneer de beheerder niet in de mogelijkheid is om het belastbaar bedrag te bepalen aan de hand van de inkomsten. Deze inkomsten bevatten de rentecomponent, meer- en minderwaarden, supra. De subsidiaire belastbare grondslag zal dan worden berekend aan de hand van het percentage dat een fonds in de geviseerde schuldvorderingen aanhoudt. De beoogde schuldvorderingen bedoeld in artikel 3, 1, 7, a van de omzettingswet werd eerder in deze masterproef besproken. Dit percentage wordt dan toegepast op het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de verkoopprijs. De belastbare grondslag is beperkt tot de gerealiseerde meerwaarde Wijziging met ingang vanaf 1 januari 2010 De woorden van de bepalingen die werden opgenomen in deze masterproef betreffende wijzigingen die ingaan op 1 januari 2008, worden nu opnieuw gewijzigd. De wijziging heeft betrekking op het feit dat de woorden artikel 3, 1, 7, a), van de voornoemde wet van 17 mei 2004 worden vervangen door de woorden artikel 2, 1, 3, a), van het KB van 27 september Dit is het gevolg van het feit dat artikel 2 van voornoemd KB van 27 september 2009 artikel 3 van de omzettingswet opheft. Dit komt door de overschakeling van de bronheffing naar de automatische uitwisseling van informatie in het kader van de spaarrichtlijn. 192 Artikel 2 van het KB van 27 september 2009 herneemt de definities van artikel 3 van de omzettingswet Wijziging met ingang vanaf 20 december 2012 De bepaling met betrekking tot de subsidiaire grondslag wordt als volgt aangevuld: " Wanneer de aanschaffings- of beleggingswaarde niet gekend is, is het belastbaar bedrag van de inkomsten het ontvangen bedrag tijdens de verrichting vermenigvuldigd met het percentage bedoeld in het eerste lid." 194 Deze bepaling heeft betrekking op het feit dat de subsidiaire grondslag, zoals besproken in , niet berekend kan worden. Het percentage zoals in het eerste lid betreft hier het percentage dat in schuldvorderingen is belegd zoals bedoeld in artikel 2, 1, 3, a), van het KB van 27 september Hierdoor is er altijd een belastinggrondslag, ook al is de aanschaffings- of beleggingswaarde niet gekend. 195 De belastbare grondslag is niet beperkt tot de meerwaarde Art. 15, 1 en 4 van de wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 31 december 2009, Memorie van toelichting wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl.St. Kamer , nr. 52K , Ibid. 194 Art. 40, 6 wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen, BS 20 december 2012, Memorie van toelichting wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl.St. Kamer , nr.53k ,

56 Wijziging met ingang vanaf 1 juli De volgende wijziging aan artikel 19bis WIB 92 heeft betrekking op de uitbreiding van de heffing op het sparen naar fondsen zonder Europees paspoort. Hierdoor wordt door de wet van 30 juli 2013 een paragraaf 3 toegevoegd aan artikel 19bis WIB 92. Deze paragraaf luidt als volgt: In afwijking van 1, eerste lid, worden, wat de collectieve beleggingsinstellingen in effecten zonder Europees paspoort betreft en waarvoor 1 slechts vanaf 1 juli 2013 van toepassing is, de interesten begrepen in het bedrag dat overeenstemt met de verkregen inkomsten, berekend vanaf 1 juli Wanneer de beheerder van een collectieve beleggingsinstelling in effecten die zijn zetel heeft in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en niet beschikt over een Europees paspoort, niet in de mogelijkheid is om het belastbaar bedrag te bepalen zoals bedoeld in 1, vierde lid, worden de interesten die begrepen zijn in het verkregen bedrag, in afwijking van de 1, eerste en vierde lid, berekend op basis van een fictief tarief voor het jaarlijks rendement vastgelegd op 3 pct. en toe te passen op de investeringswaarde van de schuldvorderingen zoals bedoeld in 1, vijfde lid, voor de periode begrepen tussen 1 juli 2008 en 1 juli 2013 en waarin deze werden behouden. Het op deze wijze bepaalde bedrag wordt verminderd met het gedeelte van de interesten die reeds in het voorkomend geval zijn uitgekeerd. Voor de toepassing van het eerste lid moeten de woorden "1 juli 2005" in 2, tweede lid, gelezen worden als "1 juli 2008"." 198 In punt wijziging definitie van collectieve beleggingsinstelling in effecten werd eerder al de motivatie besproken voor de uitbreiding naar fondsen zonder Europees paspoort. Uit de bewoordingen van paragraaf 3 kan worden afgeleid dat voor Europese Fondsen zonder Europees paspoort die sinds 1 juli 2013 aan de heffing onderhevig zijn, supra, een systeem is ontwikkeld om de belastbare grondslag te kunnen bepalen. Om de bepaling te kunnen analyseren dient een uitsplitsing gemaakt te worden tussen twee verschillende periodes, namelijk de periode voor 1 juli 2013 en de periode na 1 juli Deze twee periodes zullen hier achtereenvolgens worden besproken. 196 Circ. nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer Art. 55 wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen, BS 1 augustus 2013, Art. 52, 2 wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen, BS 1 augustus 2013,

57 1) Bezitsperiode van 1 juli 2008 tot 30 juni De fondsen die sinds 1 juli 2013 onderhevig zijn aan de heffing, moeten voor de berekening van de belastbare grondslag teruggaan tot de verwerving van de rechten van deelneming. Er mag echter niet verder worden teruggegaan dan 1 juli Dit omdat pas met ingang vanaf die datum wordt gewerkt met de Belgische TIS, supra. Indien de belastbare grondslag voor deze periode kan worden berekend aan de hand van deze Belgische TIS, moet dit ook zo gebeuren. Maar dit is niet altijd mogelijk. Zoals eerder aangegeven is de uitbreiding naar Europese fondsen zonder Europees paspoort in het kader van de spaarrichtlijn, pas voorzien vanaf 1 januari Hierdoor is er momenteel bij internationale dataproviders weinig informatie beschikbaar betreffende dergelijke fondsen. Hierdoor is het soms onmogelijk om de Belgische TIS te berekenen. Deze problematiek is dan ook de reden waarom de wetgever heeft voorzien in een jaarlijks fictief rendement van 3 procent voor fondsen zonder Europees paspoort. 201 Samengevat kan worden gesteld dat het fictief rendement van 3 procent een overgangsmaatregel is voor een ICBE die zijn zetel heeft in een lidstaat van de EER zonder Europees paspoort en voor het verleden het belastbaar bedrag niet kan berekenen aan de hand van de Belgische TIS. Deze nieuwe berekeningswijze is niet van toepassing wanneer het gaat om een Europees fonds met Europees paspoort of om een niet-europees fonds. De elementen die in de berekening moeten worden opgenomen en waarop uiteindelijk het fictief rendement van 3 procent van toepassing is, is afhankelijk van de situatie. Er wordt een opsplitsing gemaakt tussen het forfait van 3 procent en het geschat forfaitair inkomen. Forfait van 3 procent Het forfaitair bedrag wordt bepaald door de beleggingswaarde van de schuldvorderingen, op het ogenblik van verwerving, te vermenigvuldigen met een fictief rendement van 3 procent. 202 Het forfait van 3 procent gebeurt op een jaarlijkse basis, dus zonder kapitalisatie. 203 Indien de rechten van deelneming van de ICBE voor 1 juli 2008 zijn verworven, of de datum van verwerving kan niet worden aangetoond, worden de schuldvorderingen die zich op 1 juli 2008 in de portefeuille van de ICBE bevinden, in aanmerking genomen. 204 De berekening gebeurt gedurende de bezitsperiode van 1 juli 2008 tot 30 juni P. DELACROIX, en O. HERMAND, Retroactieve uitbreiding heffing tot fondsen zonder Europees paspoort, Fiscoloog 2013, Art. 19bis 3 lid 1 WIB Art. 19bis 3 lid 2 WIB Art. 19bis 3 lid 2 WIB Circ. van nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer Circ. van nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer Art. 19bis 3 lid 2 WIB

58 Geschat forfaitair inkomen Wanneer de ICBE niet in de mogelijkheid is om de beleggingswaarde van de schuldvorderingen te bepalen, zoals besproken forfait van 3 procent, moet rekening worden gehouden met andere elementen. Als basis zal dan de aanschaffings- of beleggingswaarde van de rechten van deelneming vermenigvuldigd met het percentage dat in geviseerde schuldvorderingen is belegd worden genomen. 206 Het percentage van de asset test wordt bepaald op basis van de toestand van het fonds op 30 juni Dit percentage staat vast tot aan de eerstvolgende herziening ervan. Die herziening gebeurt op basis van het gemiddelde van het halfjaarlijks rapport en het eerstvolgende jaarrapport van het fonds. Indien het percentage dat in schuldvorderingen is belegd niet gekend is, wordt dit geacht 100 procent te zijn. 207 Op voorgaande besproken basis zal dan het forfait van 3 procent worden berekend en dit voor de bezitsperiode van de rechten van deelneming tussen 1 juli 2008 en 1 juli Hierdoor zal uiteindelijk de belastbare grondslag voor deze periode gekend zijn. Met betrekking tot het geschat forfaitair inkomen kan het ook zijn dat de aanschaffingswaarde van de rechten van deelneming niet gekend is of dat de verwerving van de rechten van deelneming plaatsvond voor 1 juli Als basis zal dan de inventariswaarde van de rechten van deelneming op 1 juli 2008 worden genomen vermenigvuldigd met het percentage dat in schuldvorderingen is belegd. 208 Ook hier zal het percentage van de asset test worden bepaald op basis van de toestand van het fonds op 30 juni Dit percentage staat vast tot aan de eerstvolgende herziening ervan. Die herziening is op basis van het gemiddelde van het halfjaarlijks rapport en het eerstvolgende jaarrapport van het fonds. Indien het percentage dat in schuldvorderingen is belegd niet gekend is, wordt dit geacht 100 procent te zijn. 209 Op deze basis zal dan het forfait van 3 procent worden berekend en dit voor de bezitsperiode van de rechten van deelneming tussen 1 juli 2008 en 1 juli Hierdoor zal uiteindelijk de belastbare grondslag voor deze periode gekend zijn. Indien ook de inventariswaarde van de rechten van deelneming niet gekend is, wordt de belastbare grondslag bepaald door het ontvangen bedrag verkregen tijdens de verrichting te vermenigvuldigen met het percentage belegd in schuldvorderingen die bedoeld zijn zoals bedoeld in artikel 2, 1, 3, a), van het KB van 27 september Circ. van nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer P. DELACROIX en O. HERMAND, Retroactieve uitbreiding heffing tot fondsen zonder Europees paspoort, Fiscoloog 2013, Circ. van nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer P. DELACROIX en O. HERMAND, Retroactieve uitbreiding heffing tot fondsen zonder Europees paspoort, Fiscoloog 2013, Art. 40, 6 wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen, BS 20 december 2012,

59 Aftrekbare interesten In beide voorgaande situaties, dus in geval van forfait van 3 procent en geschat forfaitair inkomen, kan het forfaitair bedrag worden verminderd met het gedeelte van de interesten die reeds werden uitgekeerd. 211 Het bedrag aan aftrekbare interesten stemt overeen met de interesten die voortkomen uit schuldvorderingen bedoeld in art. 2, 1, 3, a), KB 27 september 2009, supra. 212 Deze situatie kan zich voordoen wanneer een distributie ICBE niet 100 procent de inkomsten uitkeert en daardoor onder de heffing op het sparen valt als een vals distributieaandeel. 213 Wanneer een belegger gebruik wil maken van deze bepaling moet de ICBE hem de nodige informatie verschaffen om het juiste bedrag van aftrekbare interesten te bepalen ) Bezitsperiode vanaf 1 juli 2013 Om de belastbare grondslag vanaf 1 juli 2013 te berekenen zijn er twee uitgangspunten mogelijk, namelijk wanneer de Belgische TIS berekend kan worden en wanneer deze niet berekend kan worden. De berekening van de Belgische TIS werd eerder al besproken. Daar de materie moeilijk is, en anders misschien onoverzichtelijk zou worden, wordt deze hier nog eens kort aangehaald. Belgische TIS kan berekend worden De Belgische TIS werd eerder besproken in inkomsten zijn bepaalbaar. Als belastbaar roerend inkomen wordt vanaf heden niet enkel de rentecomponent aangemerkt. Ook de meer- en minderwaarden behaald op onderliggende activa, belegd in kwalificerende schuldvorderingen, van desbetreffende ICBE maken nu ook deel uit van het belastbaar roerend inkomen. 215 De beoogde schuldvorderingen werden eerder in deze masterproef besproken. Het verschil tussen de Belgische TIS op het ogenblik van de inkoop of verdeling van de rechten en de Belgische TIS op het ogenblik van de aankoop van de rechten vormt de belastbare grondslag. 216 De aanschaffingswaarde stemt overeen met de inventariswaarde van de rechten van deelneming op 1 juli Art. 19bis 3, derde lid WIB Circ. nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer Circ. nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer Circ. nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer D. COVELIERS, Heffing op het sparen kan soms gedeeltelijk worden teruggevraagd, Fiscoloog 2014, D. COVELIERS, Heffing op het sparen: antimisbruikbepaling slag in water? Fiscoloog 2010, Circ. nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer

60 Belgisch TIS kan niet berekend worden De subsidiaire belastbare grondslag die als basis dient voor de berekening van het belastbaar roerend inkomen wanneer de Belgische TIS niet kan worden berekend, werd eerder besproken in inkomsten zijn niet bepaalbaar. De subsidiaire belastbare grondslag zal dan worden berekend aan de hand van het percentage dat een fonds in de geviseerde schuldvorderingen aanhoudt. De beoogde schuldvorderingen bedoeld in artikel 3, 1, 7, a van de omzettingswet werd eerder in deze masterproef besproken. Dit percentage wordt dan toegepast op het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de verkoopprijs. De aanschaffingswaarde stemt overeen met de inventariswaarde van de rechten van deelneming op 1 juli Andere modaliteiten en optelsom Om tot de uiteindelijke belastbare grondslag te komen moet een optelsom gemaakt worden van de belastbare grondslag die werden bekomen in de twee besproken periodes. Die optelsom is echter beperkt tot de gerealiseerde meerwaarde, te rekenen vanaf 1 juli 2008 of een latere verwervingsdatum. 219 Voorbeeld 220 Stel dat een belegger rechten van deelneming heeft verworven op 1 februari 2007 voor een inventariswaarde van 750 EUR. Omdat de rechten werden verworven voor 1 juli 2008, moet echter voor de berekening van de belastbare grondslag worden uitgegaan van de inventariswaarde op deze datum, 800 EUR. Het percentage dat in de geviseerde schuldvorderingen is belegd bedraagt 80 procent. De rechten van deelneming worden uiteindelijk verkocht op 30 oktober 2013 voor een inventariswaarde van EUR. Op 1 juli 2013 bedraagt de inventariswaarde van de rechten van deelneming 950 EUR. Hierbij wordt er bij hypothese vanuit gegaan dat de Belgische TIS niet berekend kan worden. In de berekening dient ook rekening gehouden te worden met de bezitsperiode van de rechten van deelneming. Dit dient apart uitgerekend te worden voor de periode van 1 juli 2008 tot 30 juni 2013 en de periode vanaf 1 juli De berekening zal altijd betrekking hebben op de volledige periode tussen de periode van 1 juli 2008 en 30 juni 2013, er dient dan rekening gehouden te worden met kalenderdagen, infra. 218 Circ. nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer Amendement wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl.St. Kamer , nr. 53K , P. DELACROIX en O. HERMAND, Retroactieve uitbreiding heffing tot fondsen zonder Europees paspoort, Fiscoloog 2013,

61 Voor de berekening van de belastbare grondslag voor de periode van 1 juli 2008 tot 30 juni 2013 zal de berekening moeten worden toegepast zoals besproken in geschat forfaitair inkomen. De berekening gaat als volgt: 800 EUR x 80 procent x (1.825/365) X 3 procent = 96 EUR. De berekening van de belastbare grondslag voor de periode vanaf 1 juli 2013 zal er, aan de hand van subsidiaire belastbare grondslag, als volgt uitzien: ((1.000 EUR 950 EUR) x 80 procent) = 40 EUR. Het belastbaar roerend inkomen voor de hele bezitsperiode van de rechten van deelneming is gelijk aan de som van de grondslagen voor de twee perioden, namelijk 96 EUR + 40 EUR = 136 EUR. Tenslotte moet nog worden nagegaan of het belastbaar bedrag al dan niet hoger is dan de gerealiseerde meerwaarde. Indien dit zo is dan moet het belastbaar bedrag beperkt worden tot de gerealiseerde meerwaarde. De meerwaarde bedraagt 200 EUR, namelijk het verschil tussen de inventariswaarde op 1 juli 2008 en de inventariswaarde bij verkoop. Het forfaitair berekende belastbaar bedrag van 136 EUR wordt dus niet beperkt aangezien het minder bedraagt dan de meerwaarde van 200 EUR. Indien de meerwaarde bijvoorbeeld slechts 90 EUR bedraagt, dan zou de belastbare grondslag beperkt moeten worden tot deze meerwaarde Kritische bedenkingen op heden Binnen het kader van de bepaling van het belastbaar roerend inkomen kunnen verschillende kritische bedenkingen gemaakt worden. Ten eerste is er, zoals eerder vermeld, een retroactieve werking van de verhoging van de belastbare grondslag naar meerwaarden op de onderliggende activa die belegd zijn in schuldvorderingen, de Belgische TIS. 221 Deze verhoging geldt namelijk ook voor rechten van deelneming waarvan de belegger reeds in bezit was voor datum van inwerkingtreding. Voorgaande retroactieve werking is moeilijk verenigbaar met het rechtszekerheidsbeginsel. Dit werd eerder besproken in kritische bedenkingen op heden. Verdergaand op deze retroactieve werking is er ook nog eens het feit dat een aantal ICBE S pas vanaf 1 januari 2008 de Belgische TIS berekenen. Hierdoor kan de Belgische TIS slechts worden toegepast vanaf deze datum. 222 Voor rechten van deelneming die zijn aangeschaft voor deze datum zal verplicht moeten worden teruggegrepen naar de subsidiaire grondslag, wat deze retroactieve uitbreiding alleen maar nog pijnlijker maakt. Daarbovenop is ook nog eens het probleem van communicatie. Internationale data providers zijn niet geïnteresseerd in het berekenen van de Belgische TIS daar deze alleen maar van belang is voor de heffing op het sparen D. COVELIERS, Heffing op sparen: fiscale doodsteek voor distributiefondsen?, Fiscoloog 2009, Ibid. 223 Ibid. 52

62 De tweede kritische bedenking die gemaakt kan worden is dat het systeem om de belastbare grondslag te bepalen van een Europees fonds zonder Europees paspoort zeer ingewikkeld is. Dit werd eerder verduidelijkt aan de hand van voorbeelden. Daarbovenop is er ook geen duidelijkheid in de wet betreffende de forfaitaire grondslag van 3 procent. Indien de beleggingswaarde van de schuldvorderingen die worden aangehouden wanneer de rechten van deelneming worden verworven, zoals beschreven in artikel 19bis 3 lid 2 WIB 92, niet gekend, is dient er rekening te worden gehouden met andere elementen om de forfaitaire grondslag van 3 procent te kunnen toepassen. De andere elementen, die eerder werden besproken in deze masterproef, worden niet weergegeven in artikel 19bis WIB 92. Hiervoor dient namelijk gekeken te worden naar de circulaire van 25 oktober Dit brengt heel veel onduidelijkheid met zich mee. De derde en laatste kritische bedenking die gemaakt kan worden is het probleem van een belegging die op verschillende tijdstippen wordt aangekocht en vervolgens gewaardeerd wordt tegen een gemiddelde aankoopkoers. De bedenking die hierbij gesteld kan worden is de onduidelijkheid op welke wijze de belastbare basis berekend moet worden. Moet er uitgegaan worden van een gemiddelde, het principe LIFO of FIFO? 225 Het antwoord hierop is niet helder. 224 Circ. van nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd , randnummer D. COVELIERS, Forfaitaire rentecomponent obligatiefondsen: hoe berekenen?, Fiscoloog 2006, 7. 53

63 4.5 Teruggave In dit onderdeel wordt vooreerst een inleidend voorbeeld besproken om de materie met betrekking tot teruggave in de juiste context te kunnen plaatsen. Vervolgens wordt de onbillijke situatie duidelijk uitgelegd. Hierna wordt de administratieve tolerantie tegen het licht gehouden. Uiteindelijk wordt dit onderdeel afgesloten door de procedure tot teruggave van de Belgische roerende voorheffing te bespreken Inleidend voorbeeld Veronderstel 226 dat een belegger rechten van deelneming aanhoudt in een Europees fonds zonder Europees paspoort sinds 1 februari De inventariswaarde op die datum bedroeg EUR. Op 1 juli 2008 bedroeg de inventariswaarde van deze rechten EUR. Het percentage dat in geviseerde schuldvorderingen is belegd bedraagt 70 procent. De rechten van deelneming worden uiteindelijk verkocht op 1 april 2014 voor een inventariswaarde van EUR. Op 1 juli 2013 bedroeg de inventariswaarde van de rechten van deelneming EUR. Er wordt bij hypothese vanuit gegaan dat de Belgische TIS niet berekend kan worden. Daar deze fondsen sinds 1 juli 2013 aan de heffing onderhevig zijn dient hierbij rekening te worden gehouden met de twee verschillende bezitsperioden van de rechten van deelneming. Namelijk de periode van 1 juli 2008 tot 30 juni 2013 en de periode vanaf 1 juli Voor de berekening van de belastbare grondslag voor de periode van 1 juli 2008 tot 30 juni 2013 zal de berekening moeten worden toegepast zoals besproken in geschat forfaitair inkomen. De berekening is als volgt: 1700 EUR x 70 procent x (1.825/365) X 3 procent = 178,5 EUR. Die staat voor het aantal kalanderdagen tussen 1 juli 2008 en 30 juni De berekening van de belastbare grondslag voor de periode vanaf 1 juli 2013 zal er, aan de hand van subsidiaire belastbare grondslag, als volgt uitzien: ((1.850 EUR EUR) x 70 procent) = 17,5 EUR. Het belastbaar roerend inkomen voor de hele bezitsperiode van de rechten van deelneming is gelijk aan de som van de grondslagen voor de twee perioden, namelijk 178,5 EUR + 17,5 EUR = 196 EUR. 226 D. COVELIERS, Heffing op het sparen kan soms gedeeltelijk worden teruggevraagd, Fiscoloog 2014,

64 4.5.2 Onbillijke situatie Voor de berekening van de gerealiseerde meerwaarde dient echter de opmerking gemaakt te worden dat de wetgever ervan uitgaat dat de verkrijging van de rechten plaatsvond vanaf 1 juli 2008, ook al vangt de bezitsperiode aan voor deze datum, supra. Hierdoor wordt er in dit voorbeeld een gerealiseerde meerwaarde bekomen van 150 EUR. Dit is namelijk het verschil tussen de verkoopprijs (1.850 EUR) en de inventariswaarde op datum van 1 juli 2008 (1.700 EUR). De gerealiseerde meerwaarde is dus lager dan het forfaitaire belastbaar inkomen. Hierdoor zal de belastbare grondslag beperkt worden tot 150 EUR in plaats van 196 EUR. De rechten van deelneming werden echter op 1 februari 2007 aangekocht voor EUR. Als er voor de berekening van de meerwaarde zou worden uitgegaan van de werkelijke betaalde aanschaffingsprijs, in plaats van de inventariswaarde op 1 juli 2008, dan bedraagt de meerwaarde maar 50 EUR. Dit is namelijk het verschil tussen EUR en EUR. De meerwaarde is hier lager dan wanneer er voor de berekening gebruik wordt gemaakt van de inventariswaarde op 1 juli Dit komt omdat in dit voorbeeld de inventariswaarde op 1 februari 2007 hoger is dan de inventariswaarde op 1 juli Er werd dus eigenlijk te veel belasting ingehouden. De Belgische roerende voorheffing werd immers ingehouden op een bedrag dat men niet volledig heeft ontvangen, namelijk op een bedrag van 150 EUR terwijl er maar 50 EUR is ontvangen. Het is aan deze onbillijke situatie dat de administratie tegemoet komt Administratieve tolerantie Het is dan ook op voorgaande besproken onbillijke situatie waaraan de circulaire van 20 augustus 2014 tegemoet komt: "Indien de verkrijger (of de schenker) de rechten van deelneming heeft verkregen vóór (of, in voorkomend geval, vóór (...)), is de Administratie van mening dat kan worden toegestaan dat, voor de berekening van het door de belegger verkregen resultaat en dus voor de eventuele beperking van het belastbaar inkomen tot de verwezenlijkte meerwaarde, de beleggingswaarde van de rechten van deelneming op de werkelijke datum van hun verkrijging in aanmerking mag worden genomen (en niet de vastgestelde waarde van de rechten van deelneming op of op )" K. DEFERM, Artikel 19bis-obligatiefondsen: te veel ingehouden roerende voorheffing wordt terugbetaald, Fisc.Act. 2014, Circ. AAFisc Nr. 33/2014 (nr. Ci.RH.231/ ) dd , randnummer 5. 55

65 Uit deze bepaling kan worden afgeleid dat de administratieve tolerantie naar de belastingplichtige toe, namelijk de teruggave van de roerende voorheffing, niet enkel geldig is in geval van Europese fondsen zonder Europees paspoort die sinds 1 juli 2013 aan de heffing onderhevig zijn. Het is ook van toepassing voor de te veel betaalde roerende voorheffing op inkomsten uit verrichtingen met ICBE S die reeds voor 1 juli 2013 onder het toepassingsgebied van de heffing vallen. Voor deze fondsen wordt als begindatum voor de berekening van de belastbare grondslag namelijk 1 juli 2005 genomen, ook al werden de rechten van deelneming voor deze datum aangekocht. 229 Wanneer de inventariswaarde op de werkelijke aanschaffingsdatum hoger is dan de inventariswaarde op 1 juli 2005, kan het ook hier interessant zijn om de teruggave van de roerende voorheffing te vragen. De roerende voorheffing die door de instantie moet worden ingehouden, infra, moet worden berekend op basis van de inventariswaarde op 1 juli 2005 of 1 juli Deze instanties zijn er immers toe gebonden de wet toe te passen. 231 Deze instanties dienen dus geen rekening te houden met de eventuele hogere inventaris op de werkelijke aanschaffingsdatum, waardoor de gerealiseerde meerwaarde dus kleiner is. De administratieve tolerantie is ten voordele van de belegger. Het is dan ook aan de belegger om de te veel betaalde roerende voorheffing terug te vorderen via een bezwaarschrift. Deze bepaling toegepast op het inleidend voorbeeld, dat werd besproken in 4.5.1, houdt in dat er roerende voorheffing zal worden teruggeven. De belastbare grondslag zal nu herleid worden tot 50 EUR, namelijk het verschil tussen de verkoopprijs en de werkelijke waarde op aankoopdatum van 1 februari Er werd 37,5 EUR, namelijk 150 EUR x 25 procent, aan Belgische roerende voorheffing betaald. De Belgische roerende voorheffing die eigenlijk moet worden betaald is slechts 12,5 EUR, namelijk 50 EUR X 25 procent. Er zal 25 EUR aan Belgische roerende voorheffing terugvorderbaar zijn. 229 K. DEFERM, Artikel 19bis-obligatiefondsen: te veel ingehouden roerende voorheffing wordt terugbetaald, Fisc.Act. 2014, D. COVELIERS, Heffing op het sparen kan soms gedeeltelijk worden teruggevraagd, Fiscoloog 2014, D. COVELIERS, Heffing op het sparen kan soms gedeeltelijk worden teruggevraagd, Fiscoloog 2014,

66 4.5.4 Procedure tot teruggave Belgische roerende voorheffing De stappen die ondernomen moeten worden om te veel betaalde Belgische roerende voorheffing terug te krijgen zijn: Als de verkrijger van de inkomsten de datum kan aantonen waarop hij (of de schenker) de rechten van deelneming die de inkomsten hebben opgebracht (en die duidelijk identificeerbaar moeten zijn) heeft verkregen, evenals hun aanschaffingswaarde, kan hij een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de bevoegde gewestelijke directie in de vorm en binnen de gestelde termijnen die zijn voorzien in de art. 366 en 368, WIB 92 (d.w.z. binnen een termijn van 5 jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar waarin de RV gestort is geweest). Die dienst zal de gegrondheid van het ingediende bezwaarschrift onderzoeken en in voorkomend geval overgaan tot de terugbetaling van de teveel ingehouden RV. 232 De termijn waarbinnen een bezwaarschrift moet worden ingediend is 5 jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar waarin de roerende voorheffing gestort is geweest. Zo kan bijvoorbeeld 233 in de loop van het jaar 2014 worden teruggegaan tot alle afrekeningen van verkooptransacties tot en met het kalenderjaar Ook verkopen die werden gerealiseerd in december 2009 kunnen nog in aanmerking komen voor het indienen van een bezwaarschrift. Dit is echter alleen mogelijk wanneer de roerende voorheffing van dergelijke verkoop pas in januari 2010 gestort is geweest. De voorwaarden met betrekking tot die de inkomsten hebben opgebracht en duidelijk identificeerbaar bakenen het toepassingsgebied van de mogelijkheid tot teruggave van de roerende voorheffing af. Deze voorwaarden worden aan de hand van onderstaand voorbeeld 234 uitgelegd. 232 Circ. AAFisc Nr. 33/2014 (nr. Ci.RH.231/ ) dd , randnummer D. COVELIERS, Heffing op het sparen kan soms gedeeltelijk worden teruggevraagd, Fiscoloog 2014, K. DEFERM, Artikel 19bis-obligatiefondsen: te veel ingehouden roerende voorheffing wordt terugbetaald, Fisc.Act. 2014,

67 Voorstelling van de situatie 01/09/2004 1/07/ /07/ /09/2014 Aankoop ICBE Aankoop ICBE Verkoop ICBE Verkoop ICBE recht met nr. 1 recht met nr. 2 recht met nr. 1 recht met nr. 2 Bespreking verkoop rechten van deelneming met nummer 1 op 1 juli 2010 Hypothese: fondsen die voor 1 juli 2013 aan de heffing onderhevig zijn Hier is de circulaire van toepassing. De rechten van deelneming werden namelijk aangekocht op datum van 1 september De rechten werden aangekocht voor 1 juli 2005 zodat er een teruggave van de roerende voorheffing mogelijk is. Hypothese: Europese fondsen zonder Europees paspoort De verkoop van de rechten van deelneming is niet belastbaar aangezien deze fondsen op datum van verkoop nog niet aan de heffing onderhevig waren. Europese fondsen zonder Europees paspoort zijn slechts onderworpen aan de heffing sinds 1 juli 2013, supra. Bespreking verkoop rechten van deelneming met nummer 2 op 1 september 2014 Hypothese: fondsen die voor 1 juli 2013 aan de heffing onderhevig zijn Hier is de circulaire niet van toepassing. De rechten van deelneming werden namelijk aangekocht op datum van 1 juli Het is alleen wanneer de rechten werden aangekocht voor 1 juli 2005 dat er een teruggave van de roerende voorheffing mogelijk is. De verkoop zal belastbaar zijn volgens de gewone regels van artikel 19bis WIB 92. Hypothese: Europese fondsen zonder Europees paspoort Hier is de circulaire van toepassing. De rechten van deelneming werden namelijk aangekocht op datum van 1 juli De rechten werden aangekocht voor 1 juli 2008 zodat er een teruggave van de roerende voorheffing mogelijk is. 58

68 4.6 Bezitsperiode In dit onderdeel wordt vooreerst de definitie van de oorspronkelijke bezitsperiode besproken. Vervolgens zal de uitbreiding van de bezitsperiode nader worden bekeken. Tenslotte zullen er nog enkele kritische bedenkingen worden gemaakt Oorspronkelijke bezitsperiode De rentecomponent, en vanaf 1 januari 2008 de inkomsten, maken slechts deel van het belastbaar roerend inkomen gedurende de periode waarin de verkrijger houder was van de rechten van deelneming Uitbreiding bezitsperiode De wetgever heeft de bepaling van het begrip bezitsperiode moeten aanpassen daar er veel misbruik was. Vele belastingplichtigen zagen namelijk in dat om de belastbare grondslag zo klein mogelijk te houden, de bezitsperiode zo kort mogelijk moest zijn. De oplossing was dan voor velen om de rechten van deelneming weg te schenken. De schenking maakt de heffing op het sparen namelijk niet verschuldigd, waardoor de belasting die betaald zou moeten worden door de schenker wordt vermeden. 236 Het enige gevolg van de schenking is dat de bezitsperiode begint te lopen op het ogenblik dat de begunstigde de rechten van deelneming geschonken krijgt. 237 Neem bijvoorbeeld 238 een moeder van drie kinderen die sinds januari 2008 rechten van deelneming heeft in een ICBE die onder het toepassingsgebied van de heffing valt. De Belgische TIS bedraagt dan 80 EUR. In januari 2009 beslist de moeder de rechten van deelneming weg te schenken aan haar drie kinderen, de Belgische TIS bedraagt dan 150 EUR. Hierbij is geen belasting verschuldigd. De schenker ontloopt dus belasting. Dit voor het bedrag van 70 EUR, namelijk het verschil tussen 150 EUR en 80 EUR. Op dit verschil moet vervolgens de roerende voorheffing worden berekend. Wanneer de kinderen in november 2009 vragen aan de ICBE om over te gaan tot de inkoop van hun rechten van deelneming, bedraagt de Belgische TIS 180 EUR. Hier is de belasting wel verschuldigd daar de inkoop van eigen rechten van deelneming een verrichting is die heffing opeisbaar maakt. 235 Art. 111, 1, lid 1 programmawet van 7 december P. DELACROIX en O. HERMAND, Schenking ter vermindering heffing op sparen: wetgever grijpt in, Fiscoloog 2010, Ibid. 238 Ibid. 59

69 De kinderen zullen dus roerende voorheffing moeten betalen op de inkomsten gedurende de periode dat zij houder waren van de rechten. Hierbij dient het verschil berekend te worden tussen de Belgische TIS op het ogenblik van de inkoop (180 EUR) en het ogenblik van de schenking (150 EUR). Op dit verschil van 30 EUR moet de roerende voorheffing worden berekend, waarbij dan tot de belasting zal worden gekomen. Het is om eerder genoemd verlies aan belasting tegen te gaan dat een antimisbruikbepaling werd ingevoerd. Na invoering van de antimisbruikbepaling zullen de kinderen echter bij hun eigenlijke bezitsperiode ook de houdsperiode van de schenker moeten bijrekenen. Zij zullen nu dus roerende voorheffing moeten betalen op 100 EUR, het verschil tussen 180 EUR en 80 EUR. Wanneer de bezitsperiode van de schenker niet bij de gehele houdsperiode wordt bijgerekend, wordt er geacht dezelfde situatie van toepassing te zijn als iemand die de datum van verkrijging niet kan aantonen. Er zal dan moeten worden teruggegrepen naar de Belgische TIS berekend op 1 juli De inkomsten worden dus niet onmiddellijk belast bij het wegschenken van de rechten van deelneming. De taxatie zal pas plaatsvinden in hoofde van de begiftigde. 240 Onder het begrip schenking moet zowel de notariële schenking, een bankgift als een handgift worden verstaan. 241 Een notariële schenking is een schenking die via de notaris gaat. 242 Een bankgift is een zuivere bancaire transactie, waarbij de fondsen die het voorwerp uitmaken van de schenking via een overschrijving worden overgedragen. 243 Bij een handgift wordt een goed overgedragen van hand tot hand. 244 Vanaf 28 mei wordt dus een antimisbruikbepaling ingevoerd. Hierdoor wordt bij de berekening van de houdperiode ook rekening gehouden met de periode waarin de schenker houder was van de rechten van deelneming. Dit blijkt uit de volgende bepaling: "Indien de verkrijger deze rechten door schenking heeft verkregen, wordt deze periode verlengd met de periode gedurende dewelke de schenker houder is geweest van de rechten van deelneming. Indien de verkrijger of de schenker de rechten van deelneming vóór 1 juli 2005 heeft verkregen, of indien de verkrijger de datum van verkrijging niet kan aantonen, wordt hij evenwel geacht houder te zijn geweest vanaf 1 juli 2005." D. COVELIERS, Heffing op het sparen: antimisbruikbepaling slag in water?, Fiscoloog 2010, O. HERMAND, Heffing op sparen: binnenkort verruimd toepassingsgebied (bis), Fiscoloog 2012, Memorie van toelichting wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl.St. Kamer , nr. 52K2521, F. BUYSSENS, H. DERYCKE en A. VERBEKE, Handboek Estate Planning: Vermogensplanning met effect bij leven schenking, Gent, Larcier, 2009, F. BUYSSENS, H. DERYCKE en A. VERBEKE, Handboek Estate Planning: Vermogensplanning met effect bij leven schenking, Gent, Larcier, 2009, Zie: Art. 5 wet van 19 mei 2010 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 28 mei 2010, Art. 2 wet van 19 mei 2010 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 28 mei 2010,

70 4.6.3 Kritische bedenkingen op heden De eerste kritische bedenking die kan worden gemaakt is het feit dat de antimisbruikbepaling alleen is opgenomen in artikel 19bis 1 WIB 92. In de bepaling betreffende de subsidiaire belastbare grondslag, artikel 19bis 2 WIB 92, is dergelijke bepaling niet opgenomen. Hieruit kan worden afgeleid dat bij toepassing van de forfaitaire berekening geen rekening moet worden gehouden met de bezitsduur van de schenker. 247 Hierbij kan natuurlijk de vraag gesteld worden of dit wel de bedoeling is van de wetgever. Een belegger koopt bijvoorbeeld in januari 2008 rechten van deelneming aan. Enige tijd later schenkt desbetreffende belegger de rechten van deelneming weg. Enkele maanden later vraagt de begiftigde aan de ICBE om over te gaan tot de inkoop van de rechten van deelneming. Hierbij kan, uitgaande van vorige besproken elementen, de bedenking worden gemaakt of het voor de begiftigde wel nog interessant is dat de Belgische TIS gekend is. Indien deze niet gekend is wordt namelijk uitgegaan van de forfaitaire berekeningswijze, waarbij de antimisbruikbepaling niet is opgenomen. Voor de berekening van de bezitsperiode zal dan enkel worden teruggegaan tot op het moment dat de rechten van deelneming werden weggeschonken. Hierdoor houdt de antimisbruikbepaling geen, of onvoldoende, rekening met de manier waarop het belastbaar inkomen in de praktijk wordt vastgesteld. 248 Ten tweede is er, zoals eerder besproken, het probleem dat internationale data providers geen interesse hebben om de Belgische TIS te berekenen in het kader van de heffing op het sparen. Er kan worden gesteld dat, samenhangend met de eerste kritische bedenking die werd gemaakt, het nu nog minder interessant is om de Belgische TIS te berekenen en toe te passen. 249 De derde en laatste bedenking die hierbij gemaakt kan worden is het feit of de technische aanpassingen aan de IT-systemen, met betrekking tot deze antimisbruikbepaling, opwegen tegen de enkele misbruiken die mogelijk zijn. De meeste schenkingen worden immers gedaan uit vrijgevigheid en niet om de heffing op het sparen te ontlopen D. COVELIERS, Heffing op het sparen: antimisbruikbepaling slag in water?, Fiscoloog 2010, Ibid. 249 Ibid. 250 Ibid. 61

71 4.7 Verrichtingen die de heffing verschuldigd maken In dit onderdeel worden vooreerst de oorspronkelijke verrichtingen die de heffing op het sparen opeisbaar maken besproken. Hierbij zal ook direct een kritische bedenking worden gemaakt omdat dit niet los te koppelen is van elkaar. Tenslotten zal de uitbreiding van de verrichtingen die de heffing op het sparen opeisbaar maken worden besproken Oorspronkelijke verrichtingen die de heffing op sparen opeisbaar maken Het is bij de gehele of gedeeltelijke verdeling van het eigen vermogen en de inkoop van eigen rechten van deelneming door een beleggingsvennootschap, dat de heffing op het sparen verschuldigd is. Er wordt nergens gespecifieerd wat onder de gehele of gedeeltelijke verdeling van het eigen vermogen, in het kader van de heffing op het sparen, moet worden verstaan. Hetzelfde geldt voor de inkoop van eigen rechten van deelneming. In artikel 18, 2 ter WIB 92 worden desbetreffende uitkeringen in de personenbelasting aanzien als dividenden. Deze uitkeringen hebben betrekking op handeling gesteld zoals omschreven in de artikelen 186, 187 en 209 WIB 92. Ook wel liquidatie- of inkoopboni genaamd. De liquidatieboni werd volledig besproken in liquidatieboni van deze handleiding. De inkoopboni werd vervolgens volledig besproken in inkoopboni van deze handleiding. Hierop is dan een vrijstelling voorzien in artikel 21, 2 WIB 92 voor beleggingsvennootschappen die een fiscaal regime hebben die afwijken van het gemeen recht. Hierbij kan ervan worden uitgegaan dat de beoogde verrichtingen zoals bedoeld in artikel 18, 2 ter WIB 92 mogen worden doorgetrokken naar deze vrijstelling. Op deze vrijstellingen is dan weer een uitzondering voorzien daar de inkomsten zoals beoogd in artikel 19bis WIB 92 wel belastbaar zijn. Ook hierbij kan ervan worden uitgegaan dat de beoogde verrichtingen zoals bedoeld in 18, 2 ter WIB 92 mogen worden doorgetrokken naar deze bepaling. Het is het systematisch interpreteren van de wet. Er kan zich natuurlijk de vraag worden gesteld of dit ook de eigenlijke bedoeling is van de wetgever. Aangezien hierover nergens een bepaling is opgenomen, zorgt dit voor onduidelijkheid. Daarenboven worden ook de analoge verrichtingen beoogd. Deze verrichtingen hebben betrekking op uitbetalingen aan een belegger, verkregen door de afgifte van zijn bewijs van deelneming aan het fonds in het kader van een gehele of gedeeltelijke uitkering van het vermogen door een beleggingsfonds Voorontwerp wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K ,

72 4.7.2 Uitbreiding van verrichtingen die de heffing op het sparen opeisbaar maken Vanaf 20 december 2012 worden de verrichtingen die de heffing opeisbaar maken uitgebreid, namelijk: in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden " ingeval van overdracht onder bezwarende titel van aandelen, " ingevoegd tussen het woord " verkregen " en worden de woorden " ingeval van inkoop " 252 De uitbreiding naar verrichtingen ingeval van overdracht onder bezwarende titel van aandelen betekent dat ook verrichtingen op de secundaire markt en onderhandse verrichtingen (rechtstreeks afgesloten tussen koper en verkoper) onder het toepassingsgebied vallen. 253 Deze uitbreiding wordt aanzien als een misbruikbepaling. Tot voor deze uitbreiding waren immers voorgaande verrichtingen niet onderworpen aan de heffing op het sparen. De verkoper van de rechten wordt niet belast en de koper is maar belastbaar op de inkomsten verkregen vanaf de datum van aankoop, supra. 254 Door de uitbreiding naar de gevallen van overdracht onder bezwarende titel van aandelen, moet de overdrager van de rechten van deelneming onmiddellijk roerende voorheffing betalen op de verkregen opbrengsten Art. 40, 1 wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen, BS 20 december 2012, O. HERMAND, Heffing op sparen: binnenkort verruimd toepassingsgebied (bis), Fiscoloog 2012, Ibid. 255 Memorie van toelichting, wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl.St. Kamer , nr.53k ,

73 4.8 Uitbetalende instanties In dit onderdeel worden vooreerst de uitbetalende instanties in het algemeen besproken. Vervolgens wordt nog eens de nadruk gelegd op het feit dat de uitbetalende instanties geen rekening moeten houden met administratieve toleranties Algemeen De roerende voorheffing is verschuldigd door de uitbetalende instantie. Hieronder wordt verstaan: elke marktdeelnemer die interesten uitbetaalt of een interestbetaling bewerkstelligt ten onmiddellijke gunste van de uiteindelijk gerechtigde, ongeacht of deze marktdeelnemer de debiteur is van het interestdragende schuldinstrument of de marktdeelnemer die door de debiteur of de uiteindelijk gerechtigde is belast met het uitbetalen van de interest of het bewerkstelligen van de interestbetaling. 256 Deze instanties staan in rechtstreeks contact met de beleggers en zijn daarom het best geplaatst om de nodige informatie betreffende de te betalen roerende voorheffing te verzamelen. 257 Deze instanties hebben betrekking op financiële instellingen zoals banken, fondsenbeheerders, beleggingsfondsen, beursvennootschappen en beleggingsvennootschappen. 258 De belegger die de rechten van deelneming van de hand doet, zal de roerende voorheffing moeten afstaan aan de uitbetalende instantie. Deze roerende voorheffing wordt rechtstreeks in mindering gebracht van de opbrengst. Deze instantie moet dan binnen de 15 dagen na datum waarop de heffing op het sparen verschuldigd is, de roerende voorheffing doorstorten aan de schatkist Geen rekening houden met administratieve toleranties Zoals eerder aangegeven in administratieve tolerantie zijn de uitbetalende instanties ertoe gehouden de wet toe te passen. Het grondwettelijk legaliteitsbeginsel houdt in dat geen belasting ten behoeve van de staat kan worden ingevoerd dan door een wet. 260 Hierdoor dienen de instanties geen rekening te houden met de administratieve toleranties ten opzichte van de belegger Art. 2, 1, 2 Koninlijk Besluit van 27 september 2009 tot uitvoering van artikel 338bis, 2 Wetboek van de Inkomstenbelastingen T. JANSEN, "Heffing op beleggingsfondsen: de kogel is door de kerk", Fisc.Act. 2005, L. Vanneste, "Heffing op sparen: fiscus is tolerant, maar belastingplichtige moet wel actie ondernemen", Fisc.Act. 2014, Circ. nr. Ci.RH.231/ (AAFisc 41/2013) dd , randnummer Art. 170 Grondwet. 261 D. COVELIERS, Heffing op het sparen kan soms gedeeltelijk worden teruggevraagd, Fiscoloog 2014,

74 4.9 Dubbele belasting vermijden In dit onderdeel worden vooreerst de valse distributieaandelen besproken. Vervolgens worden de gemeenschappelijke beleggingsfondsen besproken. Uiteindelijk wordt er nog een kritische bedenking gemaakt Valse distributieaandelen Zoals eerder besproken in oorspronkelijke belastbaarheid verrichtingen kapitalisatie- en distributiefondsen vallen ook de zogenaamde valse distributieaandelen onder de heffing op het sparen. Hierbij kan er zich een dubbele belasting voordoen. Deze dubbele belasting bevindt zich namelijk in het feit dat een dividend bij uitkering onderworpen is aan een roerende voorheffing van 25 procent. Deze belastbaarheid wordt bepaald door artikel 18, 1 WIB 92 en artikel 269 1, 1 WIB 92. Deze dividenduitkeringen kunnen ook interesten omvatten. 262 Hierdoor dienen deze interesten niet meer als basis voor de berekening van de TIS indien deze eerder al uitgekeerd zijn en aan de roerende voorheffing zijn onderworpen. Om voorgaande besproken dubbele belasting te vermijden wordt aanvaard dat de berekende TIS verminderd wordt met de interesten dat in de eerdere dividenduitkering is voorzien. 263 De interesten dat in de eerdere dividenduitkering is voorzien wordt ook wel Taxable Income per Dividend genoemd Gemeenschappelijke beleggingsfondsen In vrijstelling van roerende voorheffing wordt de vrijstelling van roerende voorheffing voor gemeenschappelijke beleggingsfondsen besproken. Dit om dubbele belasting te vermijden Kritische bedenking op heden Het vermijden van dubbele belasting wordt alleen in artikel 19bis 3, lid 3 WIB 92 vermeld. Zoals eerder besproken heeft deze paragraaf betrekking op fondsen zonder Europees paspoort. Dit zorgt voor onduidelijkheid betreffende het vermijden van dubbele belasting bij ICBE S met Europees paspoort. Het is dan ook aangewezen om een gelijkaardige bepaling op te nemen in 1 van datzelfde artikel, dat betrekking heeft op fondsen met een Europees paspoort en niet-europese fondsen. 262 P. DELACROIX en O. HERMAND, Retroactieve uitbreiding heffing tot fondsen zonder Europees paspoort, Fiscoloog 2013, Ibid. 264 Ibid. 65

75 4.10 Roerende voorheffing In dit onderdeel wordt de roerende voorheffing met betrekking tot de heffing op het sparen vooreerst in zijn geheel besproken. Vervolgens worden de situaties toegelicht waarbij de roerende voorheffing in het kader van de heffing op het sparen is vrijgesteld. Als laatste wordt het deel met betrekking tot de personenbelasting besproken Algemeen De inkomsten zijn onderworpen aan roerende voorheffing indien deze inkomsten, in het kader van de heffing op het sparen, als belastbare interest worden beoogd. Oorspronkelijk was de heffing op het sparen onderworpen aan een roerende voorheffing van 15 procent. 265 Voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 bedraagt de roerende voorheffing 21 procent, dit zowel voor nieuwe als voor bestaande contracten. 266 Vanaf 1 januari 2013 bedraagt de roerende voorheffing 25 procent Vrijstelling van roerende voorheffing Met betrekking tot de heffing op het sparen zijn er twee vrijstellingen voorzien aangaande de roerende voorheffing: Evenmin is roerende voorheffing verschuldigd op inkomsten die zijn verleend of toegekend: 3 op de inkomsten bedoeld in artikel 19bis wanneer die worden betaald of toegekend aan gemeenschappelijke beleggingsfondsen en aan belastingplichtigen anderen dan degenen onderworpen aan de personenbelasting 268 Ten eerste wordt er voorzien in een vrijstelling van de roerende voorheffing indien interesten, zoals bedoeld in artikel 19bis WIB 92, worden betaald ten gunste van een gemeenschappelijk beleggingsfonds. 269 Deze bepaling werd ingevoerd om een identieke behandeling te behouden tussen inkomsten betaald door ICBE S met of zonder rechtspersoonlijkheid. 270 Zoals eerder aangegeven in specificering van de beoogde ICBE S die onderhevig zijn aan de heffing op het sparen zijn gemeenschappelijke beleggingsfondsen fiscaal transparant. 265 Art , 1 WIB (tot en met aanslagjaar 2012) 266 Art , 1 bis WIB (aanslagjaar 2013) 267 Art , 1 WIB (vanaf aanslagjaar 2014 ) 268 Art. 265, eerste lid, 3, WIB X, "Heffing op beleggingsfondsen: nog drie aanvullingen", Fisc.Act. 2005, Amendement wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr.51k ,

76 Wanneer deze bepaling niet zou worden opgenomen kan er dubbele belasting ontstaan. 271 In een gemeenschappelijk beleggingsfonds wordt er namelijk verondersteld dat de inkomsten die aan het fonds worden verleend, rechtstreeks worden verkregen door de beleggers in het fonds. De wetgever heeft deze bepaling ingevoerd om dubbele belasting te vermijden, desondanks dat hierover eigenlijk al een duidelijk wetgevend kader bestaat. Daarbovenop kan ook uit artikel 265 WIB 92 worden afgeleid dat er een vrijstelling van de roerende voorheffing is voorzien indien de inkomsten worden toegekend aan belastingplichtigen die niet aan de personenbelasting onderworpen zijn. Bij het lezen van artikel 3 WIB 92 wordt duidelijk dat alleen rijksinwoners onderworpen zijn aan de personenbelasting. 272 Niet-rijksinwoners worden uitgesloten van de heffing op het sparen daar zij al onderworpen zijn aan de woonstaatheffing, supra. 273 Onder rijksinwoner kunnen vier verschillen groepen worden verstaan. 274 In het kader van de heffing op het sparen zijn het alleen de natuurlijke personen die belastingplichtig zijn. De overige drie groepen van rijksinwoner worden immers uitdrukkelijk uitgesloten van de personenbelasting. 275 Vervolgens kan door de wet systematisch te interpreteren worden besloten dat in functie van de heffing op het sparen als belastingplichtige de natuurlijke personen die hun woonplaats in België hebben of de zetel van fortuin in België hebben gevestigd, worden beoogd Personenbelasting Indien een natuurlijke persoon de interesten zoals bedoeld in art. 19bis, WIB 92, rechtstreeks van een in het buitenland gevestigde ICBE verkrijgt, moet hij die vermelden in de aangifte van de personenbelasting. 277 Daar de roerende voorheffing dan niet onmiddellijk werd ingehouden zal deze in de personenbelasting onderworpen zijn aan een belastbaarheid van 25 procent. 278 Deze roerende inkomsten moeten worden aangegeven in vak VII van de aangifte. De niet verplicht aan te geven inkomsten, waarop al roerende voorheffing is ingehouden, moeten niet in de aangifte worden opgenomen Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd , randnummer Art. 3 WIB S. VERDONCK, Vastgoedbevak: gunsttarief exit-taks alleen voor fusiemeerwaarden, Fisc.Act. 2011, Art. 2, 1, 1 WIB Art. 4 WIB Art. 2, 1, 1, a) WIB Art 313 WIB Art 171, 3 WIB Zie: 67

77 5 Algemeen besluit Deze masterproef heeft tot doel een duidelijk beeld te creëren van het toepassingsgebied van artikel 19bis WIB 92. Hierbij werden alle oorspronkelijke bepalingen, alsook alle wetswijzigingen, met betrekking tot het artikel besproken. Daarbovenop werden er enkele kritische bedenkingen besproken met betrekking tot de heffing op het sparen. Hierdoor kan in dit algemeen besluit een uiteindelijk antwoord worden gegeven op de onderzoeksvraag: Is artikel 19bis WIB 92 een welomschreven, duidelijk en aanvaardbaar artikel? Zo neen, welke kritische bedenkingen kunnen naar worden geschoven met betrekking tot artikel 19bis WIB 92?. Uit deze masterproef kan geconcludeerd worden dat artikel 19bis WIB 92 niet altijd even duidelijk en welomschreven is. Hieruit volgen op verschillende domeinen kritische bedenkingen die te situeren zijn binnen het kader van de heffing op het sparen. Deze bedenkingen worden hierna kort weergegeven. Een eerste groep van kritische bedenkingen heeft onder meer betrekking op de beoogde ICBE S, en dan in het bijzonder de uitbreiding van de heffing op het sparen naar Europese fondsen. Het betreft hier onder andere de dubbele retroactiviteit en de rechtsonzekerheid. Een volgend aantal kritische bedenkingen kunnen gesitueerd worden in het licht van de beoogde kapitalisatie- en distributiefondsen. Deze bedenkingen kunnen grotendeels worden gesitueerd binnen twee invalshoeken. Enerzijds is er namelijk het principe van de fiscale stimulans aangaande het inwisselen van kapitalisatie- naar distributieaandelen en anderzijds is er namelijk het principe van gezond financieel beheer. De derde groep aan kritische bedenkingen werd gemaakt aangaande de beoogde schuldvorderingen. Ook hier betreft het enkel opmerkingen met betrekking tot de fondsen zonder Europees paspoort. Alsook binnen het domein van het belastbaar roerend inkomen kunnen bedenkingen worden gemaakt betreffende deze fondsen zonder Europees paspoort. Daarnaast zijn er ook nog andere opmerkingen binnen deze materie. De belangrijkste hiervan is de retroactieve werking van de verhoging van de belastbare grondslag naar inkomsten in plaats van de rentecomponent. Vervolgens worden er ook opmerkingen gemaakt aangaande de bezitsperiode. Hier kan gedacht worden aan de antimisbruikbepaling die is opgenomen in het kader van de uitbreiding van de bezitsperiode. Tenslotte wordt een kritische bedenking gemaakt betreffende het vermijden van dubbele belasting. Het betreft hier ook een bedenking met betrekking tot fondsen zonder Europees paspoort. 68

78 Hieruit kan vervolgens worden besloten dat er veel bedenkingen zijn met betrekking tot artikel 19bis WIB 92. Het merendeel van de bedenkingen heeft betrekking op fondsen zonder Europees paspoort. Deze fondsen zijn pas sinds 1 juli 2013 onderhevig aan de heffing op het sparen. De uitbreiding naar deze fondsen is dus redelijk recent. Hierdoor is het in zeker zin normaal dat er veel vragen rijzen aangaande deze bepaling. Om nog een beter inzicht te krijgen in deze ingewikkelde materie ware het misschien aangewezen geweest een persoon die nauw betrokken is bij deze materie, te interviewen. Dit is omwille van tijdsgebrek niet gebeurd. Hiertegenover staat een sterk punt van deze masterproef. Dit sterk punt houdt in dat er een heel duidelijke structuur gehanteerd wordt. Hierdoor krijgt u als lezer een goed overzicht met betrekking tot de oorspronkelijke bepaling van artikel 19bis WIB 92. De oorspronkelijke bepalingen worden verder besproken door de wijzigingen eraan toe lichten. Hierbij wordt ook de wil van de wetgever besproken. Uiteindelijk wordt bijna elk onderdeel afgesloten met één of meerdere kritische bedenkingen. Hierdoor kan deze masterproef ook aanzien worden als een soort van handleiding met betrekking tot artikel 19bis WIB

79 IV. Lijst van geraadpleegde werken Advies van de Raad van State (39.310/1/2/3/4) wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K , Amendement wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K , Amendement wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl. St. Kamer , nr. 53K , 17. Amendement wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl.St. Kamer , nr. 53K , Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 10 mei 2012 Europese Commissie/Koninkrijk België, Zaak C-370/11. BEGHIN, P. en VAN DE WOESTEYNE, I., Handboek personenbelasting, Antwerpen, Intersentia, 2014, 283. BUYSSENS, F., DERYCKE, H. en VERBEKE, A., Handboek Estate Planning: Vermogensplanning met effect bij leven schenking, Gent, Larcier, Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF 29/2005) dd Circ. nr. Ci.RH.231/ (AOIF Nr. 33/2009) dd Circ. nr. Ci.RH.231/ (AAFisc Nr. 41/2013) dd Circ. AAFisc Nr. 33/2014 (nr. Ci.RH.231/ ) dd COUDRON, C., Obligatiefondsen zonder EU-paspoort vallen nu ook onder artikel 19bis: ziet u door de bomen nog het bos?, Fisc.Act. 2013, COVELIERS, D., Forfaitaire rentecomponent obligatiefondsen: hoe berekenen?, Fiscoloog 2006, 7. COVELIERS, D., Heffing op het sparen: antimisbruikbepaling slag in water?, Fiscoloog 2010, 11. COVELIERS, D., Heffing op sparen: fiscale doodsteek voor distributiefondsen?, Fiscoloog 2009, 3. COVELIERS, D., Heffing op het sparen kan soms gedeeltelijk worden teruggevraagd, Fiscoloog 2014, 3-5. COVELIERS, D., Obligatiefondsen: modaliteiten terugbetaling beurstaks, Fiscoloog 2007, 1. COVELIERS, D., Ook beurstaks bij omzetting kapitalisatieaandelen, Fiscoloog 2006, 6. COVELIERS, D., Uitbreiding heffing tot Europese fondsen zonder paspoort, Fiscoloog 2013, VI

80 COVELIERS, D., Uitstap-R.V. op obligatiefondsen: een Belgisch compromis, Fiscoloog 2005, 1. DEFERM, K., Artikel 19bis-obligatiefondsen: te veel ingehouden roerende voorheffing wordt terugbetaald, Fisc.Act. 2014, DELACROIX, P. en HERMAND, O., "Beleggingsinstellingen: fiscus licht berekening minimumdrempels toe", Fisc.Act. 2006, 6-9. DELACROIX, P. en HERMAND, O., Retroactieve uitbreiding heffing tot fondsen zonder Europees paspoort, Fiscoloog 2013, DELACROIX, P. en HERMAND, O., Schenking ter vermindering heffing op sparen: wetgever grijpt in, Fiscoloog 2010, 9. Grondwet. Grondwettelijk Hof uittreksel uit arrest nr. 63/2013 van 8 mei 2013, B.9., BS 8 juli 2013, Grondwettelijk Hof uittreksel uit arrest nr. 87/2013 van 13 juni 2013, BS 29 juli 2013, HERMAND, O., Heffing op sparen: binnenkort verruimd toepassingsgebied (bis), Fiscoloog 2012, 3. JANSEN, T., "Heffing op beleggingsfondsen: de kogel is door de kerk", Fisc.Act. 2005, 4-6. Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen Koninklijk besluit van 5 augustus 2006 ter nader bepaling van het percentage per jaar beoogd in artikel 19bis 2 eerste lid van het Wetboek van inkomstenbelastingen Koninklijk Besluit van 27 september 2009 tot uitvoering van artikel 338bis, 2 Wetboek van de Inkomstenbelastingen LEEUWERCK, T., "Inkoop van aandelen en vereffening van vennootschap: de onmogelijke hervorming", T.F.R. 2003, MEIR. J., Financiële markten en producten, Universiteit Gent, Memorie van toelichting, wetsontwerp tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, Parl.St. Kamer , nr. 50K , Memorie van toelichting wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K , Memorie van toelichting wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl.St. Kamer , nr. 52K , 8. Memorie van toelichting wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl.St. Kamer , nr. 52K , 4. VII

81 Memorie van toelichting wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen, Parl.St. Kamer , nr. 53K , 19. Programmawet van 27 december Rb. Antwerpen 30 juni 1998, Fiscoloog 1999, 9. RICHTLIJN 2009/65/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten. Schellekens, K., Beleggingsvennootschappen naar Belgische en Luxemburgs recht: (bevek, bevak, sicav en sicaf), Brussel, Larcier, Toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot intrekking van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad, 52015PC0129. VAN DER SAR, N.L., "Spreken de financiële pagina's voor zich? Dagbladen zijn niet altijd duidelijk", Tijdschrift voor het Economisch onderwijs 2001, Vanneste, L., "Heffing op sparen: fiscus is tolerant, maar belastingplichtige moet wel actie ondernemen", Fisc.Act. 2014, VERDONCK, S., "Fiscaal statuut van gemeenschappelijke beleggingsfondsen", A.F.T. 2010, VERDONCK, S., Vastgoedbevak: gunsttarief exit-taks alleen voor fusiemeerwaarden, Fisc.Act. 2011, Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Voorafgaande beslissing nr dd Voorontwerp wetsontwerp programmawet, Parl.St. Kamer , nr. 51K WELLENS, J., Europese Spaarrichtlijn, WELLENS, J., Heffing op fondsen die voor meet dan 40 procent in vastrentende effecten beleggen, Wet van 17 mei 2005 tot omzetting in het Belgische recht van de richtlijn 2003/48/EG van 3 juni van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het wetboek van de inkomstenbelasting 1992 inzake roerende voorheffing. Wet van 19 mei 2010 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 28 mei 2010, Wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 31 december 2009, VIII

82 Wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, BS 19 oktober 2012, Wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen, BS 20 december 2012, Wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen, BS 1 augustus 2013, Wetboek van de Inkomstenbelastingen Wetboek van de met zegel gelijkgestelde taksen. X, "Heffing op beleggingsfondsen: nog drie aanvullingen", Fisc.Act. 2005, * * * * * * IX

83 Bijlagen 1. Huidig artikel 19bis WIB Interest omvat eveneens de inkomsten in het bedrag verkregen ingeval van overdracht onder bezwarende titel van aandelen, ingeval van inkoop van eigen rechten van deelneming of ingeval van gehele of gedeeltelijke verdeling van het eigen vermogen van een collectieve beleggingsinstelling in effecten waarvan meer dan 25 pct van het vermogen rechtstreeks of onrechtstreeks is belegd in schuldvorderingen, voor zover deze inkomsten betrekking hebben op de periode gedurende dewelke de verkrijger houder was van de rechten van deelneming. Indien de verkrijger deze rechten door schenking heeft verkregen, wordt deze periode verlengd met de periode gedurende dewelke de schenker houder is geweest van de rechten van deelneming. Indien de verkrijger of de schenker de rechten van deelneming vóór 1 juli 2005 heeft verkregen, of indien de verkrijger de datum van verkrijging niet kan aantonen, wordt hij evenwel geacht houder te zijn geweest vanaf 1 juli Deze verrichtingen zijn slechts belastbaar indien ze betrekking hebben op rechten van deelneming van een collectieve beleggingsinstelling in effecten waarvoor de statuten of het fondsreglement geen uitkering van de netto-opbrengst voorzien. Een collectieve beleggingsinstelling waarvan de statuten niet de jaarlijkse uitkering voorzien van alle inkomsten die werden verkregen, na aftrek van de bezoldigingen, commissies en kosten, wordt voor de toepassing van het vorige lid geacht geen uitkering van de netto-opbrengst te voorzien. Het belastbaar bedrag van de inkomsten bedoeld in het eerste lid is gelijk aan het geheel van de inkomsten die rechtstreeks of onrechtstreeks, onder de vorm van interesten, meerwaarden of minderwaarden voortkomen van de opbrengsten uit activa die werden belegd in schuldvorderingen bedoeld in artikel 2, 1, 3, a), van het koninklijk besluit van 27 september 2009 tot uitvoering van artikel 338bis, 2 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wanneer de beheerder van de collectieve beleggingsinstelling in staat is dat gedeelte vast te stellen in het bedrag dat voortvloeit uit het verschil tussen het bij de verrichting verkregen bedrag en de aanschaffings- of beleggingswaarde van de aandelen of bewijzen van deelneming. Onder schuldvorderingen worden verstaan de schuldvorderingen bedoeld in artikel 2, 1, 3, a) van het voormeld koninklijk besluit van 27 september

84 Onder collectieve beleggingsinstellingen in effecten in de zin van deze bepaling, wordt verstaan de in artikel 2, 1, 6, van het voormeld koninklijk besluit van 27 september 2009 bedoelde instellingen en de collectieve beleggingsinstellingen gevestigd buiten het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap krachtens zijn artikel 299 van toepassing is. Het in het eerste lid bedoelde percentage van 25 pct wordt bepaald aan de hand van de beleggingspolitiek zoals die in het fondsreglement of de statuten van de betrokken instelling is neergelegd en, bij ontstentenis daarvan, op basis van de feitelijke samenstelling van de beleggingsportefeuille van de instelling. Bij gebrek aan informatie over het voormelde percentage van het vermogen van de collectieve beleggingsinstelling in effecten dat is belegd in schuldvorderingen, wordt dit percentage geacht 100 pct te bedragen. 2. Wanneer de beheerder niet in de mogelijkheid is om dat gedeelte te bepalen, is het belastbaar bedrag van de inkomsten gelijk aan het verschil tussen het bij de verrichting ontvangen bedrag en de aanschaffings- of beleggingswaarde van de aandelen of bewijzen van deelneming vermenigvuldigd met het percentage van het vermogen van de collectieve beleggingsinstelling in effecten dat belegd is in schuldvorderingen bedoeld in artikel 2, 1, 3, a) van het voormeld koninklijk besluit van 27 september Wanneer het gaat om rechten van deelneming verworven vóór 1 juli 2005, of indien de datum van verwerving niet wordt aangetoond, geldt de inventariswaarde op 1 juli 2005 als aanschaffings- of beleggingswaarde voor de toepassing van deze paragraaf. Wanneer de aanschaffings- of beleggingswaarde niet gekend is, is het belastbaar bedrag van de inkomsten het ontvangen bedrag tijdens de verrichting vermenigvuldigd met het percentage bedoeld in het eerste lid. 1.2

85 3. In afwijking van 1, eerste lid, worden, wat de collectieve beleggingsinstellingen in effecten zonder Europees paspoort betreft en waarvoor 1 slechts vanaf 1 juli 2013 van toepassing is, de interesten begrepen in het bedrag dat overeenstemt met de verkregen inkomsten, berekend vanaf 1 juli Wanneer de beheerder van een collectieve beleggingsinstelling in effecten die zijn zetel heeft in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en niet beschikt over een Europees paspoort, niet in de mogelijkheid is om het belastbaar bedrag te bepalen zoals bedoeld in 1, vierde lid, worden de interesten die begrepen zijn in het verkregen bedrag, in afwijking van de 1, eerste en vierde lid, berekend op basis van een fictief tarief voor het jaarlijks rendement vastgelegd op 3 pct. en toe te passen op de investeringswaarde van de schuldvorderingen zoals bedoeld in 1, vijfde lid, voor de periode begrepen tussen 1 juli 2008 en 1 juli 2013 en waarin deze werden behouden. Het op deze wijze bepaalde bedrag wordt verminderd met het gedeelte van de interesten die reeds in het voorkomend geval zijn uitgekeerd. Voor de toepassing van het eerste lid moeten de woorden "1 juli 2005" in 2, tweede lid, gelezen worden als "1 juli 2008". 1.3

86 2. Artikel 299 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap 1. Dit Verdrag is van toepassing op het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland. 2. De bepalingen van dit Verdrag zijn van toepassing op de Franse overzeese departementen, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden. Gezien de structurele economische en sociale situatie van de Franse overzeese departementen, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden, die wordt bemoeilijkt door de grote afstand, het insulaire karakter, de kleine oppervlakte, een moeilijk reliëf en klimaat en de economische afhankelijkheid van enkele producten, welke factoren door hun blijvende en cumulatieve karakter de ontwikkeling van deze gebieden ernstig schaden, neemt de Raad evenwel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement specifieke maatregelen aan die er met name op gericht zijn de voorwaarden voor de toepassing van dit Verdrag, met inbegrip van gemeenschappelijk beleid, op deze gebieden vast te stellen. Bij de aanneming van de in de tweede alinea bedoelde maatregelen houdt de Raad rekening met zaken als het douane- en handelsbeleid, het fiscale beleid, vrijhandelszones, het landbouw- en visserijbeleid, voorwaarden voor het aanbod van grondstoffen en essentiële consumptiegoederen, staatssteun en de voorwaarden voor toegang tot de structuurfondsen en tot horizontale Gemeenschapsprogramma's. De Raad neemt de in de tweede alinea bedoelde maatregelen aan, rekening houdend met de bijzondere kenmerken en beperkingen van de ultraperifere gebieden en zonder afbreuk te doen aan de integriteit en de samenhang van de communautaire rechtsorde, met inbegrip van de interne markt en het gemeenschappelijk beleid. 2.1

87 3. De landen en gebieden overzee waarvan de lijst als bijlage II aan dit Verdrag is gehecht, vormen het onderwerp van de bijzondere associatieregeling omschreven in het vierde deel van dit Verdrag. Dit Verdrag is niet van toepassing op de landen en gebieden overzee die met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland bijzondere betrekkingen onderhouden, die niet op bovengenoemde lijst voorkomen. 4. De bepalingen van dit Verdrag zijn van toepassing op de Europese grondgebieden welker buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd. 5. De bepalingen van dit Verdrag zijn van toepassing op de Ålandseilanden, overeenkomstig Protocol nr. 2 bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden. 6. In afwijking van de voorgaande leden: a) is dit Verdrag niet van toepassing op de Faeröer; b) is dit Verdrag niet van toepassing op de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen; c) zijn de bepalingen van dit Verdrag op de Kanaaleilanden en op het eiland Man slechts van toepassing voorzover noodzakelijk ter verzekering van de toepassing van de regeling die voor deze eilanden is vastgesteld in het op 22 januari 1972 ondertekende Verdrag betreffende de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. 2.2

88 3. Lidstaten van de Europese Economische Ruimte 280 Alle 28 lidstaten van de Europese Unie (EU): - België - Bulgarije - Cyprus - Denemarken - Duitsland - Estland - Finland - Frankrijk - Griekenland - Hongarije - Ierland - Italië - Kroatië - Letland - Litouwen - Luxemburg - Malta - Nederland - Oostenrijk - Polen - Portugal - Roemenië - Slovenië - Slowakije - Spanje - Tsjechië - Verenigd Koninkrijk - Zweden Alle lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EFTA) behalve Zwitserland: - IJsland - Liechtenstein - Noorwegen 280 Zie: 3.1

89 4. Beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht 281 Artikel 193 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen. De naam van de beheervennootschappen wordt gevolgd door de aanduiding van de beheertaken (*), van de beleggingsdiensten (**) en van bepaalde andere werkzaamheden (***), die zij op grond van hun vergunning mogen verrichtingen. (*) Beheertaken verricht, als bedoeld in artikel 3,22 van de wet van 3 augustus 2012 : a) het beheer van de beleggingsportefeuille van de instelling voor collectieve belegging; b) de administratie van de instelling voor collectieve belegging; c) de verhandeling van de effecten van de instelling voor collectieve belegging; (**) Beleggingsdiensten die bijkomend verricht worden, als bedoeld in artikel 3, 23 van de wet van 3 augustus 2012 : a) individueel portefeuillebeheer : het per cliënt op discretionaire en individuele basis beheren van portefeuilles op grond van een door de cliënten gegeven opdracht, voorzover die portefeuilles een of meer financiële instrumenten bevatten als bedoeld in artikel 2, 1, van de wet van 2 augustus 2002; b) beleggingsadvies voor een of meer financiële instrumenten als bedoeld in artikel 2, 1, van de wet van 2 augustus 2002; (***) De beheervennootschap van Instellingen voor collectieve belegging oefent haar werkzaamheden overeenkomstig artikelen 225 t.e.m. 233 van de wet van 3 augustus 2012 tevens uit op het grondgebied van andere Lidstaten van de Europese Economische Ruimte hetzij via de vestiging van een bijkantoor, hetzij in het kader van het vrij verrichten van diensten 281 Zie: 4.1

90 BNP Paribas Investment Partners Belgium, verkort: BNPP IP Vooruitgangstraat Brussel Candriam Belgium Kunstlaan Brussel Capfi Delen Asset Management Jan Van Rijswijcklaan Antwerpen Degroof Fund Management Company Guimardstraat Brussel ING Investment Management Belgium Afgekort IIM Belgium Marnixlaan Brussel KBC Asset Management Havenlaan Brussel Petercam Institutional Asset Management, afgekort Petercam IAM Sint-Goedeleplein Brussel Beheerstaken (*) Beleggingsdiensten (**) Bijkantoor (***) Vrij verrichtingen van diensten (***) A & B & C A & B X X A & B & C A & B X A & B & C X A & B & C X A & B & C A & B X A & B & C A & B X X A & B & C A & B X 4.2

91 5. Door het Rentefonds maandelijks bekendgemaakte referte-indexen J Zie: 5.1

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus Dexia Bonds Beleggingsvennootschap conform Richtlijn 85/611/EEG 69, route d Esch, L 2953 Luxemburg Beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal naar Luxemburgs

Nadere informatie

I. INLEIDING. http://ccff02.minfin.fgov.be/kmweb/document.do?method=printselecteddocuments&i...

I. INLEIDING. http://ccff02.minfin.fgov.be/kmweb/document.do?method=printselecteddocuments&i... Page 1 of 12 Home > Circulaire AAFisc Nr. 13/2014 (nr. Ci.RH.421/630.788) dd. 03.04.2014 Algemene Administratie van de Fiscaliteit - Operationele Expertise en Ondersteuning Dienst VENB Vennootschapsbelasting/Belasting

Nadere informatie

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus 4 januari 2010

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus 4 januari 2010 Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus 4 januari 2010 ARGENTA FUND OF FUNDS De vennootschap ARGENTA FUND OF FUNDS (hierna de vennootschap genoemd) is een beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal

Nadere informatie

1 van 5 4-10-2013 11:02 Home > Recente wijzigingen > Circulaire nr. Ci.RH.233/629.295 (AAFisc. 35/2013) dd. 01.10.2013 Algemene administratie van de Fiscaltiteit - Centrale diensten Dienst Personenbelasting

Nadere informatie

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus December 2009 DB PLATINUM Beleggingsvennootschap conform Richtlijn 85/611/EEG Route d Esch 69, L-1470 Luxembourg De informatie die in deze bijlage bij het prospectus

Nadere informatie

Obligatiefondsen zonder EU-paspoort vallen nu ook onder artikel l9bis : ziet

Obligatiefondsen zonder EU-paspoort vallen nu ook onder artikel l9bis : ziet Roerende voorheffing Obligatiefondsen zonder EU-paspoort vallen nu ook onder artikel l9bis : ziet u door de bomen nog het bos? Fisca le actua I ite it nr. 2O13-34, pag. 7 -I2, 03.09.2013 Het belastingregime

Nadere informatie

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen?

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen? De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen? Op 30 juli 2013 werd de wet houdende diverse bepalingen omtrent de nieuwe fiscale maatregelen in het kader van de begrotingscontrole

Nadere informatie

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus April 2010

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus April 2010 Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus April 2010 ARGENTA-FUND De vennootschap ARGENTA-FUND (hierna "de vennootschap" genoemd) is een beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal ("SICAV") met

Nadere informatie

http://ccff02.minfin.fgov.be/kmweb/document.do?method=printselecteddocuments...

http://ccff02.minfin.fgov.be/kmweb/document.do?method=printselecteddocuments... Page 1 of 5 Home > Résultats de la recherche > Circulaires > Circulaire nr. Ci.RH.231/532.259 (AAFisc Nr. 3/2013) dd. 25.01.2013 Algemene administratie van de FISCALITEIT - Centrale diensten Personenbelasting

Nadere informatie

Omzetting van de Europese richtlijn naar het Belgisch recht

Omzetting van de Europese richtlijn naar het Belgisch recht 87 HOOFDSTUK 1 Omzetting van de Europese richtlijn naar het Belgisch recht AFDELING 1 Het fiscale stelsel opgelegd door de Europese fiscale fusierichtlijn van 23 juli 1990 (veelvuldig gewijzigd) 1. Toepassingsgebied

Nadere informatie

Ontbinding en vereffening

Ontbinding en vereffening Ontbinding en vereffening Art. 208-214 Situering TITEL III : VENNOOTSCHAPSBELASTING Art. 179-219bis HOOFDSTUK I : AAN DE BELASTING ONDERWORPEN VENNOOTSCHAPPEN Art. 179-182 HOOFDSTUK II : GRONDSLAG VAN

Nadere informatie

De roerende voorheffing op dividenden werd reeds opgetrokken van 15 % naar 25%.

De roerende voorheffing op dividenden werd reeds opgetrokken van 15 % naar 25%. De roerende voorheffing op dividenden werd reeds opgetrokken van 15 % naar 25%. Vanaf 1 juli 2013 is nu ook de nieuwe wet inzake verhoging van roerende voorheffing op liquidatieboni van toepassing. Concreet

Nadere informatie

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus Dexia Total Return II Gemeenschappelijk Beleggingsfonds conform Richtlijn 85/611/EEG 136, route d Arlon, L 1150 Luxemburg Gemeenschappelijk Beleggingsfonds

Nadere informatie

RV-vrijstelling geconformeerd aan EU-recht en geactualiseerd maar niet volledig

RV-vrijstelling geconformeerd aan EU-recht en geactualiseerd maar niet volledig RV-vrijstelling geconformeerd aan EU-recht en geactualiseerd maar niet volledig Auteurs: Christophe Coudron en Matthias Vekeman Editie: Fiscale Actualiteit nr. 2016-04 p. 3-7 Publicatiedatum: 21 januari

Nadere informatie

De fiscale begrotingsmaatregelen van de regering Di Rupo I: invloed op uw beleggingen

De fiscale begrotingsmaatregelen van de regering Di Rupo I: invloed op uw beleggingen De fiscale begrotingsmaatregelen van de regering Di Rupo I: invloed op uw beleggingen Eind 2011 werd het begrotingsakkoord door de regering Di Rupo goedgekeurd. Een aantal van deze maatregelen hebben rechtstreeks

Nadere informatie

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen Eigenschappen Titel : Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen Samenvatting : vrijstelling van de TOB met betrekking tot verrichtingen

Nadere informatie

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus April 2010 TRIODOS SICAV I sicav naar Luxemburgse recht conform Richtlijn 85/611/EEG Route D Esch, 69, 1470 Luxemburg LUXEMBURG De informatie die in deze bijlage

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2019/XX- Boekhoudkundige verwerking van gedeeltelijk belastbare kapitaalverminderingen (art. 18 WIB 92) Ontwerpadvies van 3 juli 2019 I. Inleiding 1. Tot

Nadere informatie

BELGISCHE BIJLAGE BIJ HET UITGIFTEPROSPECTUS SAINT-HONORE INDE

BELGISCHE BIJLAGE BIJ HET UITGIFTEPROSPECTUS SAINT-HONORE INDE BELGISCHE BIJLAGE BIJ HET UITGIFTEPROSPECTUS SAINT-HONORE INDE Gemeenschappelijk beleggingsfonds (GBF) naar Frans recht overeenkomstig de Richtlijn 85/611/EEG 47, rue du Faubourg Saint-Honoré, 75401 Parijs,

Nadere informatie

Het model van het aangifteformulier voor aanslagjaar 2014 is verschenen in het Belgisch Staatsblad dd. 02.05.2014.

Het model van het aangifteformulier voor aanslagjaar 2014 is verschenen in het Belgisch Staatsblad dd. 02.05.2014. Nieuwigheden in de aangifte aanslagjaar 2014 in de belasting van niet-inwoners Buitenlandse vennootschappen, verenigingen, instellingen of lichamen die een onderneming exploiteren of zich met verrichtingen

Nadere informatie

Voor welke belastingplichtigen geldt die vrijstelling? Iedere aan de Belgische personenbelasting onderworpen belastingplichtige komt in aanmerking.

Voor welke belastingplichtigen geldt die vrijstelling? Iedere aan de Belgische personenbelasting onderworpen belastingplichtige komt in aanmerking. 1/7 Leidraad voor de terugvordering van de roerende voorheffing op de eerste schijf van 640 EURO aan gewone dividenden uit aandelen of rechten van deelneming De programmawet van 25 december 2017 bevat

Nadere informatie

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende :

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende : VERTALING Aanvullende Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst en tot opheffing van het Protocol tussen het Koninkrijk België en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting en tot

Nadere informatie

2. Wat is het fiscale voordeel?

2. Wat is het fiscale voordeel? 2. Wat is het fiscale voordeel? 2.1. verlaagd tarief behouden Bij twee van de voorwaarden om recht te hebben op het verlaagd tarief, is het kapitaal van belang. Het bedrag van het kapitaal kan van belang

Nadere informatie

Uitbreiding toepassingsgebied belastingneutrale zetelverplaatsing & andere fiscale bepalingen aangenomen in Parlement

Uitbreiding toepassingsgebied belastingneutrale zetelverplaatsing & andere fiscale bepalingen aangenomen in Parlement Uitbreiding toepassingsgebied belastingneutrale zetelverplaatsing & andere fiscale bepalingen aangenomen in Parlement Na de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft gisteren ook de Senaat diverse fiscale

Nadere informatie

Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, titel III, hoofdstuk II, afdeling III, onderafdeling 4. Ondernemingen die investeren in een raamovereenkomst voor de productie van een audiovisueel werk Art. 194ter.

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/6 - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag

Nadere informatie

Meerwaarden op aandelen: Vindt u uw weg in de praktijk?

Meerwaarden op aandelen: Vindt u uw weg in de praktijk? Meerwaarden op aandelen: Vindt u uw weg in de praktijk? De programmawet van 27 december 2012 heeft een nieuwe belasting op meerwaarden op aandelen ingevoerd. Meer dan één jaar na de inwerkingtreding, blijven

Nadere informatie

Aftrek voor risicokapitaal

Aftrek voor risicokapitaal Opgave 275C 1/2 Benaming :............... Ondernemingsnummer :... Federale Overheidsdienst FINANCIEN Algemene administratie van de FISCALITEIT Inkomstenbelastingen Aftrek voor risicokapitaal AANSLAGJAAR

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/2 - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve (Programmawet van 19 december 2014) en de afzonderlijke aanslag op deze liquidatiereserve Advies

Nadere informatie

Toelichting bij het jaaroverzicht van dividenden en interesten

Toelichting bij het jaaroverzicht van dividenden en interesten Toelichting bij het jaaroverzicht van dividenden en interesten U ontvangt/ontving in de loop van de maand april/mei van KBC een jaaroverzicht van dividenden en interesten, eventueel samen met de eigenlijke

Nadere informatie

INKOMSTEN VAN ROERENDE OORSPRONG VOOR EEN PRIVÉ PERSOON WOONACHTIG IN BELGIË INKOMSTEN 2014

INKOMSTEN VAN ROERENDE OORSPRONG VOOR EEN PRIVÉ PERSOON WOONACHTIG IN BELGIË INKOMSTEN 2014 INKOMSTEN VAN ROERENDE OORSPRONG VOOR EEN PRIVÉ PERSOON WOONACHTIG IN BELGIË INKOMSTEN 2014 Hierbij vindt U een korte beschrijving van de fiscale behandeling in België van roerende inkomsten (o.a. dividenden

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/XXX - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Federale Overheidsdienst Financiën www.minfin.fgov.be Onderwerp Circulaire nr. Ci.RH.421/620.779 (AAFisc Nr. 19/2013). Belastbare grondslag in de Ven.B. Meerwaarde. Verwezenlijkte meerwaarde.

Nadere informatie

ENKELE MOGELIJKHEDEN OM NOG TE GENIETEN VAN VERLAAGDE ROERENDE VOORHEFFING

ENKELE MOGELIJKHEDEN OM NOG TE GENIETEN VAN VERLAAGDE ROERENDE VOORHEFFING Editie 19 september 2013. ENKELE MOGELIJKHEDEN OM NOG TE GENIETEN VAN VERLAAGDE ROERENDE VOORHEFFING Inleiding Dividenden worden sinds 01.01.2012 uitgekeerd aan 25% roerende voorheffing. Ook het tarief

Nadere informatie

Fiscaliteit van beleggingen door een vennootschap. Jobert Van In 05/12/2013

Fiscaliteit van beleggingen door een vennootschap. Jobert Van In 05/12/2013 Fiscaliteit van beleggingen door een vennootschap Jobert Van In 05/12/2013 Fiscaliteit van beleggingen door een vennootschap 5 kernvragen 1. Welke impact heeft de RV? 2. Komt de toepassing van het Verlaagd

Nadere informatie

Imprimer le(s) document(s)

Imprimer le(s) document(s) Page 1 of 5 Home > FISCALITÉ > IMPÔTS SUR LES REVENUS > Directives et commentaires administratifs > Circulaires > Impôt des sociétés > Circulaire nr. Ci.RH.233/609.568 (AAFisc Nr. 26/2013) dd. 28.06.2013

Nadere informatie

Liquidatiebonus: overgangsregel. Vroeger en nu : hoeveel Liquidatietax te betalen?.

Liquidatiebonus: overgangsregel. Vroeger en nu : hoeveel Liquidatietax te betalen?. Liquidatiebonus: overgangsregel Vanaf 1 oktober 2014 is het afgelopen met de voordelige behandeling van liquidatieboni. Het tarief van de roerende voorheffing stijgt dan van 10 naar 25 %. Om die tariefverhoging

Nadere informatie

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017.

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017. Advies van 20 december 2017 over het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve

Nadere informatie

1 de uitgaven gedaan voor prestaties betaald met dienstencheques als bedoeld in de artikelen tot ;

1 de uitgaven gedaan voor prestaties betaald met dienstencheques als bedoeld in de artikelen tot ; Algemene administratie van de FISCALITEIT - Centrale diensten Directie I/5C Circulaire nr. Ci.RH.331.611.085 (AAFisc Nr. 41/2011) dd 22.08.2011 Personenbelasting Berekening van de belasting Berekening

Nadere informatie

138 De Pensioenwereld in 2014

138 De Pensioenwereld in 2014 17 138 De Pensioenwereld in 2014 Beleggingen 139 EU-claims: geen grijs gedraaide plaat Auteurs: Susan Groot Koerkamp en Erwin Nijkeuter In de meeste Europese landen worden of werden buitenlandse pensioenfondsen

Nadere informatie

Algemene verhoging van het tarief van de roerende voorheffing tot 27% - Kunnen winsten nog voordelig worden uitgekeerd?

Algemene verhoging van het tarief van de roerende voorheffing tot 27% - Kunnen winsten nog voordelig worden uitgekeerd? Algemene verhoging van het tarief van de roerende voorheffing tot 27% - Kunnen winsten nog voordelig worden uitgekeerd? Mr. Image Pieterjan not found or type Smeyers unknown Mr. Pieterjan Smeyers Advocaat

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/6 - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag

Nadere informatie

Boekdeel I. Algemeen. Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende

Boekdeel I. Algemeen. Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende Boekdeel I Algemeen Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten..... 7 Wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake

Nadere informatie

De gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor overwerk

De gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor overwerk 3 HOOFDSTUK I De gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor overwerk AFDELING 1 Inleiding Doelstelling Achtergrond Sinds 1 juli 2005 geldt een fiscale lastenverlaging voor

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 15 I ROERENDE VOORHEFFING 17. 3. Bepaling van de belastbare grondslag van de R.V. 22. 4. Tarief van de R.V. 24

Inhoud. Inleiding 15 I ROERENDE VOORHEFFING 17. 3. Bepaling van de belastbare grondslag van de R.V. 22. 4. Tarief van de R.V. 24 Deel I Basisprincipes 13 Inleiding 15 I ROERENDE VOORHEFFING 17 1. Schuldenaars van de R.V. 17 1.1. Inkomsten van Belgische oorsprong 17 1.2. Inkomsten van buitenlandse oorsprong 18 1.3. Aangifte en betaling

Nadere informatie

Boekdeel I. Algemeen. Deel 1. Inkomstenbelastingen. Deel 2. Met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen. zie afzonderlijk Boekdeel I

Boekdeel I. Algemeen. Deel 1. Inkomstenbelastingen. Deel 2. Met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen. zie afzonderlijk Boekdeel I Boekdeel I zie afzonderlijk Boekdeel I Algemene inhoudstafel Boekdeel I Algemeen Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten................. 5 Wet

Nadere informatie

Circulaire 2018/C/103 over over de terugbetaling van maatschappelijk kapitaal

Circulaire 2018/C/103 over over de terugbetaling van maatschappelijk kapitaal Eigenschappen Titel : Circulaire 2018/C/103 over over de terugbetaling van maatschappelijk kapitaal Samenvatting : Deze circulaire heeft betrekking op de fiscale behandeling van een terugbetaling van maatschappelijk

Nadere informatie

De Europese Spaarrichtlijn. Wat betekent dat voor u?

De Europese Spaarrichtlijn. Wat betekent dat voor u? De Europese Spaarrichtlijn Wat betekent dat voor u? V.: 20-01-2012 1. Wat houdt de Europese Spaarrichtlijn in? Algemeen In Europa is er vrij verkeer van kapitaal. Een goede zaak. Maar de keerzijde van

Nadere informatie

Komt u in aanmerking voor het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting?

Komt u in aanmerking voor het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting? Het basistarief van de vennootschapsbelasting bedraagt 33 %, verhoogd met de aanvullende crisisbelasting van 3 % komt dat neer op 33,99 %. Vennootschappen die een beperkt belastbaar inkomen hebben, kunnen

Nadere informatie

Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling: boekhoudkundige verwerking en fiscale behandeling.

Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling: boekhoudkundige verwerking en fiscale behandeling. Algemene administratie van de FISCALITEIT - Centrale diensten Directie I/1 Circulaire nr. Ci.RH.421/579.072 (AOIF Nr. 60/2010) dd 10.09.2010 Vennootschapsbelasting Belasting van niet-inwoners vennootschappen

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Ministerie van Justitie Onderwerp Wet betreffende de certificatie van effecten uitgegeven door handelsvennootschappen. Datum 15 juli 1998 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen

Nadere informatie

Voorafgaande opmerking bij de circulaire nr. Ci.RH.421/628.803

Voorafgaande opmerking bij de circulaire nr. Ci.RH.421/628.803 Algemene administratie van de FISCALITEIT Centrale diensten Circulaire nr. Ci.RH.421/628.803 (AAFisc Nr. 30/2013) dd. 22.07.2013 Berekening van de Ven.B Rechtspersonenbelasting Berekening van de RPB Afzonderlijke

Nadere informatie

Boekdeel I. Algemeen. Deel 1. Inkomstenbelastingen

Boekdeel I. Algemeen. Deel 1. Inkomstenbelastingen Boekdeel I Algemene inhoudstafel Boekdeel I Algemeen Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten (Uittreksel)........................ 5 Wet van 24

Nadere informatie

Inbreng in een Belgische vennootschap door een niet-europese vennootschap van haar Belgische vaste inrichting (filialisering) (art.

Inbreng in een Belgische vennootschap door een niet-europese vennootschap van haar Belgische vaste inrichting (filialisering) (art. 350 HOOFDSTUK 1 Inbreng in een Belgische vennootschap door een niet-europese vennootschap van haar Belgische vaste inrichting (filialisering) (art. 231, 3 WIB 1992) AFDELING 1 Begripsomschrijving en situatieschets

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2013/14 De boekhoudkundige verwerking van de uitgestelde belastingen bij gerealiseerde meerwaarden waarvoor de uitgestelde belastingregeling geldt en bij

Nadere informatie

Infosessie 12/09/2013

Infosessie 12/09/2013 Infosessie 12/09/2013 Roerende voorheffing op liquidatieboni Roerende voorheffing op dividenden Bankgeheim 10% roerende voorheffing op liquidatieboni Slaan en zalven tegelijkertijd Tarief roerende voorheffing:

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/XXX - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve en de afzonderlijke aanslag op deze liquidatiereserve Ontwerpadvies van 4 maart 2015 I. Algemeen

Nadere informatie

FAQ : liquidatiebonus

FAQ : liquidatiebonus FAQ : liquidatiebonus 1. Met ingang van 1 oktober 2014 gaan de roerende voorheffing (RV) en het tarief van de personenbelasting op liquidatieboni omhoog van 10 naar 25 %. 2. In het kader van een overgangsmaatregel

Nadere informatie

Sparen en beleggen in de Europese Unie: de Europese Spaarrichtlijn voor niet-residenten

Sparen en beleggen in de Europese Unie: de Europese Spaarrichtlijn voor niet-residenten Sparen en beleggen in de Europese Unie: de Europese Spaarrichtlijn voor niet-residenten Inhoud 3 DE EUROPESE SPAARRICHTLIJN: EEN NIEUWE CONTEXT VOOR BUITENLANDS SPAARGELD 3 DE EUROPESE SPAARRICHTLIJN IN

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Federale Overheidsdienst Financiën www.minfin.fgov.be Onderwerp Circulaire nr. Ci.RH.233/609.568 (AAFisc Nr. 26/2013). Roerende voorheffing.vrijstelling van de RV. Vrijstellingsvoorwaarde. Dividend.

Nadere informatie

VEELGESTELDE VRAGEN (FAQ)

VEELGESTELDE VRAGEN (FAQ) VEELGESTELDE VRAGEN (FAQ) Q1 Wat is een bijkomende heffing op roerende inkomsten? Q2 Wie is onderhevig aan de bijkomende heffing op roerende inkomsten? Q3 Hoe wordt de bijkomende heffing op roerende inkomsten

Nadere informatie

Boekdeel I. Algemeen. Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende

Boekdeel I. Algemeen. Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende Boekdeel I Algemeen Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten (Uittreksel)........................ 5 Wet van 24 december 2002 tot wijziging van

Nadere informatie

2.1. Definitie... 2 2.2. Alleen aandelen?... 2 2.3 Alleen inkopen?... 2 2.4. Alleen bestaande aandelen?... 3 2.5. Alleen in eigen naam?...

2.1. Definitie... 2 2.2. Alleen aandelen?... 2 2.3 Alleen inkopen?... 2 2.4. Alleen bestaande aandelen?... 3 2.5. Alleen in eigen naam?... Inhoudstafel Deel 1 - Inkoop van eigen aandelen 1. Inleiding... 1 2. Wat is een verkrijging van eigen aandelen?... 2 2.1. Definitie... 2 2.2. Alleen aandelen?... 2 2.3 Alleen inkopen?... 2 2.4. Alleen

Nadere informatie

LUX INTERNATIONAL STRATEGY BELGISCHE BIJLAGE VAN JUNI 2005 AAN HET PROSPECTUS VAN JULI 2004 EN ZIJN AANHANGSEL VAN AUGUSTUS 2004

LUX INTERNATIONAL STRATEGY BELGISCHE BIJLAGE VAN JUNI 2005 AAN HET PROSPECTUS VAN JULI 2004 EN ZIJN AANHANGSEL VAN AUGUSTUS 2004 LUX INTERNATIONAL STRATEGY BELGISCHE BIJLAGE VAN JUNI 2005 AAN HET PROSPECTUS VAN JULI 2004 EN ZIJN AANHANGSEL VAN AUGUSTUS 2004 BIJKOMENDE INLICHTINGEN VOOR BELGISCHE INWONERS Belangrijke opmerking :

Nadere informatie

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus mei 2010 DWS Invest beleggingsvennootschap conform Richtlijn 85/611/EEG Boulevard Konrad Adenauer 2, L-1115 Luxemburg De informatie die in deze bijlage bij

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/05/2015

Datum van inontvangstneming : 28/05/2015 Datum van inontvangstneming : 28/05/2015 Vertaling C-176/15-1 Zaak C-176/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 april 2015 Verwijzende rechter: Tribunal de première instance

Nadere informatie

Home > Zoekresultaten > Circulaire AAFisc Nr. 27/2014 (nr. Ci.RH.331/ ) dd

Home > Zoekresultaten > Circulaire AAFisc Nr. 27/2014 (nr. Ci.RH.331/ ) dd Page 1 of 7 Home > Zoekresultaten > Circulaire AAFisc Nr. 27/2014 (nr. Ci.RH.331/633.468) dd. 01.07.2014 Algemene Administratie van de Fiscaliteit - Operationele Expertise en Ondersteuning Dienst PB/Geschillen

Nadere informatie

De Europese Spaarrichtlijn. Wat betekent dat voor u?

De Europese Spaarrichtlijn. Wat betekent dat voor u? De Europese Spaarrichtlijn Wat betekent dat voor u? De Europese Spaarrichtlijn 1. Wat houdt de Europese Spaarrichtlijn in? Algemeen In Europa is er vrij verkeer van kapitaal. Een goede zaak. Maar de keerzijde

Nadere informatie

Aftrek voor risicokapitaal

Aftrek voor risicokapitaal Opgave 275C 1/2 Benaming :............ Ondernemingsnummer :... Berekening van de aftrek voor risicokapitaal Federale Overheidsdienst FINANCIEN Algemene administratie van de Fiscaliteit Inkomstenbelastingen

Nadere informatie

A. Inleiding. beroepen. 2 Hervorming verschenen in het Publicatieblad van de Europese Unie L158 van 27 mei 2014.

A. Inleiding. beroepen. 2 Hervorming verschenen in het Publicatieblad van de Europese Unie L158 van 27 mei 2014. Advies van 7 september 2017 over het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve

Nadere informatie

Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet!

Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet! Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet! Vanaf 1 januari 2018 kan elke belastingplichtige een dividenduitkering van 640 vrijstellen van belastingen. Wat zijn de spelregels:

Nadere informatie

Titel : Circulaire 2018/C/106 met betrekking tot het arrest nr. 24/2018 van van het Grondwettelijk Hof inzake het

Titel : Circulaire 2018/C/106 met betrekking tot het arrest nr. 24/2018 van van het Grondwettelijk Hof inzake het Eigenschappen Titel : Circulaire 2018/C/106 met betrekking tot het arrest nr. 24/2018 van 01.03.2018 van het Grondwettelijk Hof inzake het verzoek tot nietigverklaring van de Fairness Tax Samenvatting

Nadere informatie

Rolnummer 5942. Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T

Rolnummer 5942. Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T Rolnummer 5942 Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 218, 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals van toepassing op

Nadere informatie

o jaaromzet: 7.300.000 excl. btw; o balanstotaal: 3.650.000; o gemiddeld personeelsbestand: 50.

o jaaromzet: 7.300.000 excl. btw; o balanstotaal: 3.650.000; o gemiddeld personeelsbestand: 50. Toch nog dividend uitkeren aan 15 procent? Is dat nog mogelijk? Inhoud De regering wil kapitaalverhogingen bij, en de oprichting van, kmo's aanmoedigen door een verlaagd tarief in de roerende voorheffing

Nadere informatie

PERSNOTA. Het fiscaal resultaat zal worden vastgesteld op basis van een percentage (0,55%) op de omzet die werd behaald uit de diamanthandel.

PERSNOTA. Het fiscaal resultaat zal worden vastgesteld op basis van een percentage (0,55%) op de omzet die werd behaald uit de diamanthandel. Kabinet Minister van Financiën PERSNOTA Onderwerp Fiscale maatregelen Programmawet Datum Ministerraad 21.05.2015 Bankentaks Onze samenleving heeft de voorbije jaren heel wat inspanningen gedaan om de financiële

Nadere informatie

de ICBE/het Fonds: de BEVEK naar Luxemburgs recht, genaamd BNP PARIBAS L1. Dit Fonds wordt beheerd door BNP PARIBAS INVESTMENT PARTNERS LUXEMBOURG.

de ICBE/het Fonds: de BEVEK naar Luxemburgs recht, genaamd BNP PARIBAS L1. Dit Fonds wordt beheerd door BNP PARIBAS INVESTMENT PARTNERS LUXEMBOURG. Aanvullende informatie bij de Essentiële Beleggersinformatie in het kader van de distributie in België van aandelen van instellingen voor collectieve belegging in effecten vallend onder het recht van een

Nadere informatie

De Europese Spaarrichtlijn Wat betekent dat voor u?

De Europese Spaarrichtlijn Wat betekent dat voor u? De Europese Spaarrichtlijn Wat betekent dat voor u? 1. Wat houdt de Europese Spaarrichtlijn in? Algemeen In Europa is er vrij verkeer van kapitaal. Een goede zaak. Maar de keerzijde van de medaille is

Nadere informatie

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt. 33 955 Regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie

Nadere informatie

Belasting van obligatiefondsen zonder Europees paspoort:

Belasting van obligatiefondsen zonder Europees paspoort: PATRIMONIALE ACTUALITEIT Belasting van obligatiefondsen zonder Europees paspoort: ook de fondsen met kapitaalgarantie op eindvervaldag geviseerd Wij ontvingen al een aantal vragen over de nieuwe belasting

Nadere informatie

KBC-seminarie. Gent 14 november 2005

KBC-seminarie. Gent 14 november 2005 KBC-seminarie Gent 14 november 2005 Programma Verwelkoming Jacque De Bruycker, regiodirecteur Gent Beleggen in vennootschap of privé? Arthur De Wachter, senior fiscaal adviseur KBC Notionele interestaftrek

Nadere informatie

De laatste wijzigingen inzake de Kaaimantaks

De laatste wijzigingen inzake de Kaaimantaks De laatste wijzigingen inzake de Kaaimantaks An Weyn en Félix Teichmann 24 januari 2019 Brussels London - www.liedekerke.com Agenda Inleidende bespreking van het huidig regime Juridische constructies binnen

Nadere informatie

Belgisch addendum bij het uitgifteprospectus

Belgisch addendum bij het uitgifteprospectus Belgisch addendum bij het uitgifteprospectus CapitalatWork Umbrella Fund SICAV Beleggingsvennootschap naar Luxemburgs recht overeenkomstig richtlijn 85/611/EEG 69, route d'esch, L -1014 Luxembourg De informatie

Nadere informatie

24/11/2017 Het zomerakkoord: Wat nog te doen in 2017?

24/11/2017 Het zomerakkoord: Wat nog te doen in 2017? 24/11/2017 Het zomerakkoord: Wat nog te doen in 2017? De krijtlijnen van het zomerakkoord worden steeds duidelijker. Aangezien de meeste maatregelen ingaan vanaf 2018, rijst de vraag of er bepaalde zaken

Nadere informatie

Is er een evolutie op komst in de reglementering op het vlak van AICB s?

Is er een evolutie op komst in de reglementering op het vlak van AICB s? Is er een evolutie op komst in de reglementering op het vlak van AICB s? 1. Inleiding Mrs. Cécile Matton Lawyer cm@tetralaw.com Mr. Jean-Philippe Smeets Partner jps@tetralaw.com In principe zou er binnenkort

Nadere informatie

BELGISCH ADDENDUM BIJ HET UITGIFTEPROSPECTUS

BELGISCH ADDENDUM BIJ HET UITGIFTEPROSPECTUS BELGISCH ADDENDUM BIJ HET UITGIFTEPROSPECTUS ADDENDUM VAN AUGUSTUS 2010 BIJ HET PROSPECTUS VAN DECEMBER 2009 INVESCO FUNDS SERIES 15 Gemeenschappelijk beleggingsfonds naar Iers recht conform de Richtlijn

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN De boekhoudkundige verwerking met betrekking tot de toepassing van de overgangsregeling zoals vermeld in artikel 537 WIB 92 Ontwerpadvies van X november 2013 I. Inleiding

Nadere informatie

TWEEDE PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN BELGIE DE REGERING VAN NIEUW-ZEELAND TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING

TWEEDE PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN BELGIE DE REGERING VAN NIEUW-ZEELAND TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING TWEEDE PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN BELGIE EN DE REGERING VAN NIEUW-ZEELAND TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT HET VOORKOMEN VAN HET ONTGAAN VAN BELASTING

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2013/17 - De boekhoudkundige verwerking met betrekking tot de toepassing van de overgangsregeling zoals vermeld in artikel 537 WIB 92 Advies van 27 november

Nadere informatie

INHOUD. Deel I Overdracht van ondernemingen

INHOUD. Deel I Overdracht van ondernemingen overdracht-ondernemingen2004.book Page 2 Tuesday, February 3, 2004 5:57 PM 2 DEEL I Deel I Overdracht van ondernemingen Titel I Overdracht van aandelen en directe belastingen........................5 Fiscale

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2013/17 - De boekhoudkundige verwerking met betrekking tot de toepassing van de overgangsregeling zoals vermeld in artikel 537 WIB 92 Advies van 27 november

Nadere informatie

Analyse van de nieuwe adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen inzake fusies en (partiële) splitsingen

Analyse van de nieuwe adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen inzake fusies en (partiële) splitsingen 18 Analyse van de nieuwe adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen inzake fusies en (partiële) splitsingen Inge Van De Woesteyne Docent Universiteit Gent In de loop van 2009 heeft de Commissie

Nadere informatie

FAQ - TAX REFORM. 1. Hoe weet men of de drempel van de 20.020 aan roerende inkomsten overschreden wordt?

FAQ - TAX REFORM. 1. Hoe weet men of de drempel van de 20.020 aan roerende inkomsten overschreden wordt? FAQ - TAX REFORM 1. Hoe weet men of de drempel van de 20.020 aan roerende inkomsten overschreden wordt? Hiervoor moet men in twee stappen te werk gaan. In eerste instantie moeten de intresten op «staatsbons

Nadere informatie

CIRCULAIRE AOIF Nr. 27/2010

CIRCULAIRE AOIF Nr. 27/2010 CIRCULAIRE AOIF Nr. 27/2010 Federale Overheidsdienst Brussel, 31 maart 2010 FINANCIEN ----------------------------------------- Personenbelasting. Administratie van de ondernemings- Bijzondere bijdrage

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de Gecombineerde Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (de"vergadering") van Insinger de Beaufort Umbrella Fund N.V. (de "Vennootschap")

Nadere informatie

Fairness Tax lijst van nog hangende problemen

Fairness Tax lijst van nog hangende problemen Fairness Tax lijst van nog hangende problemen De problemen die rijzen door de wet van 30 juli 2013 kunnen in 4 categorieën worden gerangschikt: - gewenste bevestigingen - gewenste verduidelijkingen - gewenste

Nadere informatie

De Europese Spaarfiscaliteit. Wat verandert er voor u?

De Europese Spaarfiscaliteit. Wat verandert er voor u? De Europese Spaarfiscaliteit Wat verandert er voor u? INHOUD DE EUROPESE SPAARFISCALITEIT 3 Wat 3 Wanneer in werking? 3 WANNEER IS DE EUROPESE SPAARFISCALITEIT OP U VAN TOEPASSING? 4 Vier voorwaarden 4

Nadere informatie

Verslag van de Raad (ECOFIN) aan de Europese Raad over de belasting op rente van spaargelden

Verslag van de Raad (ECOFIN) aan de Europese Raad over de belasting op rente van spaargelden RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 13 december 2001 (OR. en) 15325/01 LIMITE FISC 271 Verslag van de Raad (ECOFIN) aan de Europese Raad over de belasting op rente van spaargelden In zijn zitting van 13

Nadere informatie

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 32 622 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009

Nadere informatie

Inwerkingtreding van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders

Inwerkingtreding van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders Mededeling FSMA_2014_03 dd. 23/06/2014 Inwerkingtreding van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders Toepassingsgebied: Deze mededeling

Nadere informatie

ArtikeL 269. De tekst van art. 269, 1,

ArtikeL 269. De tekst van art. 269, 1, ArtikeL 269 De tekst van art. 269, 1, 30 is vervangen en treedt in werking op 16.07.2014. (Art. 96, W 12.05.2014) B.S. 30.06.2014 en (Art. 33, KB 13.07.2014) B.S. 16.07.2014 De rechtspersonen die op 16.07.2014

Nadere informatie