De woningmarkt en leefbaarheid. in krimpgebieden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De woningmarkt en leefbaarheid. in krimpgebieden"

Transcriptie

1 De woningmarkt en leefbaarheid in krimpgebieden

2

3 De woningmarkt en leefbaarheid in krimpgebieden Uitkomsten van het WoonOnderzoek Nederland (WoON) 2018 en CBS data Uitgevoerd in opdracht van Ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Michael Stuart-Fox, Berry Blijie, Denise Ligthart, Wim Faessen en Tom Kleinepier 4 april 2019 ABF Research Verwersdijk NH Delft

4 Copyright ABF Research 2018 De informatie in dit rapport is met de grootste zorg samengesteld. ABF Research aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten, onnauwkeurigheden of onvolledigheden. Het gebruik van (onderdelen van) dit rapport is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld.

5 Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding Wat is krimp? Aanleiding en onderzoeksvragen Indeling in krimpgebieden Goed om te weten Leeswijzer Kerncijfers bevolking en woningmarkt Bevolking en huishoudens Prognose bevolking en huishoudens Sociaaleconomische situatie Woningmarkt Voorzieningen en leefomgeving Investeringen in woningen Leefbaarheid en voorzieningen Tevredenheid met de woning Tevredenheid met de woonomgeving Tevredenheid met voorzieningen Tevredenheid met de regio Verhuisdynamiek in krimpregio s Verhuisdynamiek in krimpregio s Starters en doorstromers op de woningmarkt Keuze voor huur- of koopwoning Vertrekkers en instromers Kenmerken van vertrekkers en instromers Migratiesaldi: vertrekkers versus instromers Bestemmingsregio s van vertrekkers Verhuis- en woonwensen Verhuisgeneigde huishoudens Zoekgedrag van woningzoekenden Gezochte woningen Woonmilieus en voorzieningen Wens en realisatie Bijzondere woonwensen Synthese Vaak beperkte verschillen maar met kanttekeningen... 87

6 7.2 Verschillen tussen krimpregio s Toekomstperspectief Begrippenlijst Bijlage 1: Gemeenten per krimpregio... 93

7 Samenvatting Inleiding Voor de meest recente editie (2018) van het driejaarlijkse WoonOnderzoek Nederland (WoON), een grootschalig landelijk enquêteonderzoek op het vlak van wonen, zijn in de krimpgebieden aanvullende enquêtes afgenomen. In dit rapport presenteren we de uitkomsten van WoON 2018 voor de krimpgebieden. We gaan met name in op de leefbaarheid en het verhuisgedrag en verhuis- en woonwensen. De WoONuitkomsten zijn aangevuld met gegevens uit andere bronnen zodat een zo compleet mogelijk beeld ontstaat. Een deel van de resultaten gaat over het totaal van krimpgebieden bij elkaar opgeteld, andere uitkomsten hebben betrekking op afzonderlijke regio s. We maken onderscheid tussen zeven krimpgebieden: Achterhoek stedelijk, Achterhoek landelijk, (Zuid-)Limburg stedelijk, (Zuid-)Limburg landelijk, Noordoost- Friesland, Noord- en Oost-Groningen en Zeeuws-Vlaanderen. In deze samenvatting geven we een overzicht van de belangrijkste bevindingen. Bevolkingskrimp maar nog geen huishoudenskrimp In bijna alle krimpgebieden met uitzondering van het stedelijke deel van de Achterhoek neemt het aantal inwoners al enige tijd af. Naast een sterfteoverschot hebben krimpregio s ook te maken met een structureel binnenlands vertrekoverschot: er vertrekken meer inwoners naar andere gemeenten in Nederland dan zich er vestigen. Deels komt dit door de achterblijvende ontwikkeling van de werkgelegenheid. Sinds 2000 is de bevolkingskrimp het sterkst geweest in Noord- en Oost-Groningen en Zuid-Limburg (-6%). In Zeeuws- Vlaanderen, de Achterhoek en Noordoost-Friesland is de krimp aanzienlijk minder sterk geweest (-1% of - 2%). Voor de woningmarkt is vooral het aantal huishoudens van belang. Het aantal huishoudens is deze eeuw echter nog nergens structureel afgenomen op regionaal niveau. De laatste jaren, bezien vanaf 2010, is het aantal huishoudens in de regio Noord- en Oost-Groningen ongeveer stabiel. In Noordoost-Friesland was de groei in diezelfde periode heel bescheiden (+1%). In de andere krimpgebieden was dat 3% of 4%, tegen een nationale toename van 6% sinds In de komende tien jaar zal er naar verwachting ook een de huishoudenskrimp inzetten in de meeste krimpgebieden. De toekomstige afname van het aantal inwoners en huishoudens zal naar verwachting relatief het sterkst zijn in Zuid-Limburg (stedelijk en landelijk) en Noorden Oost-Groningen. Meer koopwoningen maar lagere woningwaarden De bevolking in krimpgebieden is, zowel nu als in de toekomst, sterker vergrijsd dan in overig Nederland. Het percentage paren ligt er wat hoger en het aandeel alleenstaanden juist wat lager. De sociaaleconomische status van krimpgebieden is vaak iets zwakker dan landelijk: een lager aandeel werkenden en lagere inkomens. Dat geldt vooral voor Limburg stedelijk en Noord- en Oost-Groningen. De woningvoorraad in krimpregio s telt relatief veel eengezinswoningen en koopwoningen. De stedelijke gemeenten in Zuid-Limburg vormen hierop een uitzondering. De WOZ-waarden liggen in krimpgebieden 1

8 lager terwijl de woningen gemiddeld groter zijn. De koopsector in de krimpregio's kent een ongunstigere prijsontwikkeling dan in de rest van Nederland. In krimpgebieden zijn deze eeuw verhoudingsgewijs weinig woningen aan de voorraad toegevoegd. Woningen in krimpgemeenten zijn dan ook gemiddeld iets ouder. De gemiddeld oudere woningvoorraad in krimpgebieden vertaalt zich ook in een lagere energiezuinigheid, vooral in de koopsector. Huurwoningen in krimpgebieden, zowel die van corporaties als die van particuliere verhuurders, hebben minder vaak een huurprijs in de vrije sector (boven de liberalisatiegrens). In de meeste krimpregio s staan woningen naar verhouding vaker langdurig leeg dan elders. Dit hangt samen met de ontspannen woningmarkten in krimpregio s. Even vaak investeringen in woningen als nationaal De inwoners van de krimpgebieden hebben in de afgelopen vijf jaar gemiddeld iets vaker investeringen in de energiezuinigheid van woningen (koop en huur samen) gedaan dan in Nederland als geheel. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het aanbrengen van dubbel glas of zonnepanelen of het verbeteren van de isolatie. Woningen in krimpgebieden zijn gemiddeld iets ouder en bij koopwoningen heeft een groter aandeel een slecht energielabel (F of G) dan landelijk. De noodzaak tot investeren is daardoor ook groter. Tegelijkertijd liggen de inkomens in krimpgebieden lager en de leeftijd van huiseigenaren doorgaans hoger, wat investeren soms in de weg kan staan. De bereidheid om in de toekomst (aanvullende) energiebesparende maatregelen te nemen ligt in krimpgebieden gemiddeld even hoog als elders. Investeringen in onderhoud of verbetering van de woning op andere vlakken dan energiebesparing zowel aan de binnen- als buitenkant van de woning zijn in de afgelopen vijf jaar in krimpgebieden gemiddeld eveneens even vaak uitgevoerd als in Nederland. LEEFBAARHEID EN VOORZIENINGEN Kernvragen bij dit thema zijn: Hoe beoordelen bewoners van krimpgebieden hun woonomgeving en de aanwezige voorzieningen? Verschilt dit van het landelijke beeld? En hoe heeft de tevredenheid zich ontwikkeld in de afgelopen jaren? Tevredenheid met woonomgeving en sociale cohesie gelijk aan landelijk niveau Sinds 2002 is de tevredenheid met de woonomgeving in krimpgebieden enigszins verminderd, net als in Nederland als geheel. De daling is in krimpgebieden gemiddeld wel wat sterker geweest dan elders. Inwoners in krimpgebieden zijn nu gemiddeld even tevreden als in Nederland als geheel. De tevredenen zijn ruim in de meerderheid (85%), 11% is tevreden noch ontevreden en 4% is (zeer) ontevreden over de woonomgeving. In Noord- en Oost-Groningen en het stedelijke deel van Zuid-Limburg is de tevredenheid iets lager dan in de andere krimpgebieden. Ook over afzonderlijke aspecten van de eigen buurt, zoals de aantrekkelijkheid en het onderhoud van de bebouwing, oordelen mensen in krimpgebieden gemiddeld even positief als elders. Contacten met buren en de sociale cohesie zijn voor veel mensen belangrijke aspecten van de woonomgeving. In krimpgebieden zijn mensen ook daarover gemiddeld ongeveer even tevreden als elders. Ook het helpen van de buren doen krimpbewoners even vaak. In stedelijk Zuid-Limburg zijn bewoners het minst te spreken over de sociale cohesie, in de landelijke delen van Limburg en de Achterhoek juist het meest. 2

9 Tevredenheid over voorzieningen en bereikbaarheid domineert Krimpregio s zijn vaak plattelandsgebieden. De enige echte uitzondering daarop vormen de steden van Zuid- Limburg. Krimpgebieden tellen dan ook minder voorzieningen: bewoners moeten verder reizen en hebben minder keus. Ook gaat het aantal voorzieningen in de buurt volgens bewoners in krimpgebieden sneller achteruit. Zij geven vaker dan in de rest van het land aan dat het aantal ontmoetingsplekken, pinautomaten en ov-verbindingen in de eigen buurt in de afgelopen vijf jaar is afgenomen. Bewoners in krimpgebieden zijn bijna even vaak tevreden met de winkels voor dagelijkse boodschappen, basisscholen en crèches in de buurt als in de rest van het land. Minstens zeven op de tien inwoners zijn positief gestemd over deze voorzieningen. Krimpbewoners zullen vaak lagere verwachtingen hebben en zijn meer ingesteld op het feit dat zij langer moeten reizen. Dat is terug te zien in het belang dat inwoners hechten aan de nabijheid van voorzieningen: in krimpgemeenten vinden mensen het minder vaak belangrijk dat dichtbij de eigen woning dagelijkse winkels en openbaar vervoer zijn. Inwoners van krimpgebieden oordelen gemiddeld even positief over de bereikbaarheid van de huisartsenpraktijk en het ziekenhuis als mensen in Nederland als geheel. 90% vindt de huisartsenpraktijk goed bereikbaar en voor 80% is het ziekenhuis goed bereikbaar. Ook in een dunbevolkt gebied als Zeeuws- Vlaanderen domineert de tevredenheid op dit punt. Hoewel de tevredenheid overheerst, ook over de bereikbaarheid en kwaliteit van voorzieningen, zijn mensen in krimpgemeenten iets minder positief gestemd over de toekomst. Ze verwachten vaker dat de eigen regio er in de komende jaren op achteruit zal gaan. Noord- en Oost-Groningen en Zuid-Limburg: sociaaleconomisch zwakst maar sterkste krimp Verschillen tussen individuele krimpregio s konden vooral worden onderzocht op het vlak van leefbaarheid (met het WoON) en bevolking, huishoudens, sociaaleconomische situatie en woningvoorraad (met CBSstatistieken en de Primos-prognose). Het beeld dat naar voren komt is dat de krimpregio s die er nu in sociaaleconomisch opzicht het minst gunstig voor staan en in recente jaren de sterkste bevolkingskrimp hebben meegemaakt, waarschijnlijk ook in de toekomst de sterkste krimp en bijbehorende negatieve gevolgen zullen ervaren. Het gaat dan om Noord- en Oost-Groningen en Zuid-Limburg, met name het stedelijke deel. In die regio s liggen de inkomens en de (netto) arbeidsparticipatie het laagst, is de recente en verwachte krimp het grootst en zijn bewoners het minst tevreden over woning en woonomgeving. Bewoners vinden bijvoorbeeld vaker dat de eigen woning en andere woningen in de buurt slecht zijn onderhouden en zijn ook vaker ontevreden over de staat van de eigen regio. De (toekomstige) negatieve gevolgen van krimp zullen dan ook waarschijnlijk het duidelijkst zichtbaar worden in de regio s met de minste veerkracht en binnen die regio s vaak in de zwakste gemeenten en kernen. 3

10 VERHUISDYNAMIEK EN WONINGMARKT Kernvragen in dit thema zijn: Hoe verhoudt de verhuisdynamiek in krimpgebieden zich tot de rest van Nederland? Welke verhuisen woonwensen hebben verhuisgeneigden in krimpgebieden? Verschilt het zoekgedrag van woningzoekenden in krimpgebieden van dat van verhuisgeneigden elders? Lagere verhuisdynamiek in de koopsector De verhuisdynamiek ligt in krimpgebieden structureel gemiddeld iets lager dan elders: een kleiner percentage huishoudens is de afgelopen twee jaar verhuisd. Krimpgebieden tellen relatief veel ouderen (65+) en dat is een leeftijdsgroep die doorgaans weinig verhuist. De ouderen in krimpgebieden zijn wel even vaak recentelijk verhuisd als in Nederland als geheel. Vooral de vergrijzing in krimpgebieden dempt dus de verhuisdynamiek maar het is niet zo dat ouderen in krimpgebieden gemiddeld minder vaak doorstromen naar een andere woning. Er zijn wel verschillen tussen sectoren op de woningmarkt. In de koopsector en de particuliere huursector wordt in krimpgebieden structureel minder verhuisd dan elders. In de corporatiesector wordt echter juist iets vaker verhuisd. De druk op de sociale huurmarkt is in krimpgebieden minder groot dan in veel andere regio s. Dat bevordert de doorstroming. Ook data uit andere bronnen bevestigen het patroon: binnen de koopsector een wat lager aandeel verhuizingen dan het nationale gemiddelde maar in de corporatiesector juist een iets hoger aandeel. De meeste krimpregio s tellen relatief veel koopwoningen. Bovendien zijn koopwoningen er goedkoper dan elders. Starters zijn in krimpgebieden echter niet vaker naar een koopwoning verhuisd. Gemiddeld 30% van de recent verhuisde starters in krimpregio s heeft een koopwoning betrokken. Landelijk is dat met 34% iets meer. Zowel starters als doorstromers in krimpgebieden hebben vaker een relatief laag inkomen dan landelijk. Bijna vier op de tien doorstromers uit een huurwoning zijn verhuisd naar een koopwoning (38%), iets minder dan landelijk (42%). Zeven op de tien doorstromers uit een koopwoning zijn verhuisd naar een (andere) koopwoning. In Nederland is dat bijna acht op de tien. Hier speelt een rol dat krimpgebieden meer ouderen tellen en zij vaker de overstap van een koop- naar een huurwoning maken dan jongere leeftijdsgroepen. De motieven om te kiezen voor een koop- of huurwoningen verschillen niet tussen krimpgebieden en de rest van het land. De meest genoemde reden om te kiezen voor een huurwoning is dat een koopwoning financieel niet mogelijk was (61%). Een te jonge of te oude leeftijd en het willen behouden van flexibiliteit om makkelijk weer te kunnen verhuizen worden ook vaak genoemd (beide ca. 30%). Er zijn hierbij geen noemenswaardige verschillen met het landelijke beeld. Huishoudens die zijn verhuisd naar een koopwoning geven vaak aan dat kopen goedkoper was dan huren (63%). Dat wordt in krimpgebieden gemiddeld wat vaker genoemd dan in Nederland als geheel. Vertrekkers vaker jong en alleenstaand Met behulp van de registratiegegevens op persoonsniveau (CBS-microdata) zijn de vertrekkers, instromers en binnenregionale verhuizers in krimpgebieden nader onderzocht. De groep binnenlandse vertrekkers uit krimpgebieden is groter dan de groep binnenlandse vestigers. Deze groepen verschillen ook qua samenstelling van elkaar. De binnenlandse vertrekkers zijn vaker dan de vestigers jong (18-24 jaar) en vormen vaker na verhuizing een alleenstaand huishouden. Dit zijn vaak studenten. De vertrekkers hebben 4

11 ook vaker dan de vestigers een overige niet-westerse migratieachtergrond. Dit zijn onder meer asielmigranten die verhuizen naar een andere regio in Nederland. Bekeken naar opleidingsniveau (18-35-jarigen) en inkomen (25+ ers) zijn de relatieve verschillen tussen binnenlandse vertrekkers en vestigers niet groot: het percentage met een hoge opleiding of een hoger inkomen is in beide groepen ongeveer even groot. De absolute omvang van de groepen verschilt wel van elkaar. Per saldo verliezen krimpgebieden dus hogere inkomens en mensen met een hogere opleiding. In de leeftijdsgroepen tot 18 jaar en jaar is het binnenlands migratiesaldo voor krimpgebieden alle krimpregio s samengenomen negatief. Het buitenlands migratiesaldo is voor die groepen in krimpgebieden juist positief. Vertrekkers vaker starter en op zoek naar huurappartementen Bestaande huishoudens (dus exclusief starters uit het ouderlijk huis) in krimpgebieden willen minder vaak de komende twee jaar verhuizen (32%) dan landelijk (38%). Het grotere aandeel ouderen speelt daarbij een rol maar ook per leeftijdsgroep afzonderlijk ligt de verhuiswens in krimpgebieden gemiddeld iets lager dan elders. Alleen bij jongeren (< 25 jaar) en 75+ ers ligt de verhuisgeneigdheid in krimpgebieden iets hoger. Ook uit de verhuiswensen blijkt dus die lagere verhuisdynamiek. Verhuisgeneigden in krimpgebieden hebben bovendien iets vaker een onzekere verhuiswens dan elders: ze geven wat vaker aan dat ze misschien willen verhuizen en weten wat vaker (nog) niet precies op welke termijn ze willen verhuizen. Het grotere aandeel 65+ ers, die doorgaans wat onzekerdere verhuiswensen hebben, speelt daarbij een rol. Met het WoON kan ook achterhaald worden wie een krimpgebied wil verlaten en wie er wil blijven. Degenen die willen vertrekken uit krimpgebieden zijn relatief vaak starters en huishoudens die willen verhuizen naar een onzelfstandige woning zoals een (studenten)kamer. De groep blijvers telt juist veel doorstromers uit een koopwoning. Vertrekkers zijn veel vaker jong dan de blijvers en willen relatief vaak verhuizen vanwege studie of werk. Ook gaan samenwonen is voor die groep relatief vaak het voornaamste verhuismotief, evenals dichterbij familie of vrienden wonen. De blijvers willen veel vaker verhuizen vanwege de woning. Ook gezondheid of de behoefte aan zorg is onder blijvers verhoudingsgewijs vaak een belangrijke reden. Vertrekkers die op zoek zijn naar een zelfstandige woning zijn, in vergelijking met blijvers, vaker op zoek naar een huurwoning en een appartement en geven vaker de voorkeur aan een (centrum-)stedelijk woonmilieu. Minder actief zoekgedrag in krimpgebieden Verhuisgeneigden in krimpgebieden (vertrekkers en blijvers bij elkaar) zoeken minder actief dan woningzoekenden elders. Dat geldt ook voor degenen die beslist willen verhuizen. Het passievere zoekgedrag past bij de gemiddeld iets onzekerdere verhuiswens in krimpgebieden. De gehanteerde zoekstrategieën zoals het inschakelen van een makelaar of familie en vrienden zijn in krimpgebieden niet anders. Wel staan woningzoekenden in krimpgebieden minder vaak bij een woningcorporatie ingeschreven. Woningzoekenden in krimpgebieden geven dezelfde prioriteit aan de verschillende aspecten van woning en locatie. Voor ruim vier op de tien woningzoekenden is de woning zelf het belangrijkste bij de keuze voor een woning. Voor eveneens vier op de tien is de ligging juist het belangrijkst en voor 15% de prijs. Woningzoekenden in krimpgebieden verschillen daarin niet van het landelijke gemiddelde. 5

12 Veel woningzoekenden hebben op het moment van de WoON-enquête nog geen passende woning gevonden. In krimpgebieden geven mensen daarvoor ruwweg dezelfde redenen als elders. In krimpgebieden zeggen woningzoekenden wel duidelijk minder vaak dat (te) lange wachttijden voor (huur)woningen een belemmering zijn om te verhuizen. Dat past bij het beeld van een minder gespannen sociale huurmarkt. Dat maakt ook dat woningzoekenden daar hogere eisen kunnen stellen aan een sociale huurwoning. In krimpgebieden is een kwart van de ingeschrevenen bereid om te verhuizen naar een sociale huurwoning die niet voldoet aan alle wensen als daardoor sneller kan worden verhuisd. Landelijk is dat bijna 40%. In krimpgebieden reageren woningzoekenden bovendien minder vaak op woningen waarvoor ze eigenlijk geen belangstelling hebben. De redenen om niet te willen verhuizen zijn in krimpgebieden dezelfde als de rest van Nederland: tevredenheid met de woning is voor het overgrote deel een reden, evenals tevreden zijn met de woonomgeving. Er zijn ook geen grote verschillen tussen afzonderlijke krimpgebieden. 6

13 1 Inleiding 1.1 Wat is krimp? Demografische krimp is de afname van het aantal inwoners of huishoudens in een bepaald gebied (kern, gemeente, regio). Omdat voor de woningmarkt het aantal huishoudens belangrijker is dan het aantal inwoners wordt er vaak onderscheid gemaakt tussen bevolkingskrimp en huishoudenskrimp. In krimpregio s krimpt de bevolking al maar neemt het aantal huishoudens in de komende jaren nog licht toe. Met krimp van de bevolking nemen vaak ook het aantal leerlingen en de omvang van de (potentiële) beroepsbevolking af. Krimp heeft op die manier ook invloed op het onderwijs, de regionale arbeidsmarkt en economie en het draagvlak voor publieke en commerciële voorzieningen. Bevolkingskrimp doet zich in Nederland op regionaal niveau voor in enkele regio s aan de randen van het land. Op lager schaalniveau, bijvoorbeeld dat van gemeenten of kernen, zijn er ook in de Randstad gebieden met bevolkingskrimp. Zo kromp de bevolking in 2017 in een kwart van alle gemeenten. In de krimpregio s is de bevolkingsdaling echter sterker, meer wijdverspreid en doet de krimp zich vaak al langer voor. Krimp is echter geen nieuw fenomeen; de grote steden bijvoorbeeld verloren in de jaren 60 en 70 veel inwoners aan randgemeenten en de groeikernen. Structurele demografische krimp kent ruwweg drie oorzaken: sociaal-culturele ontwikkelingen zoals individualisering, regionaal-economische ontwikkelingen zoals veranderingen in bedrijvigheid en werkgelegenheid, en planologische beslissingen, vooral ten aanzien van woningbouw. Sociaal-culturele factoren beïnvloeden vooral het natuurlijke bevolkingsverloop van geboorte en sterfte. Regionaaleconomische en planologische factoren beïnvloeden vooral migratie- en verhuisbewegingen. Krimp staat al geruime tijd op de beleidsagenda. In 2009 verscheen het eerste actieplan Krimpen met kwaliteit van het Rijk, provincies en gemeenten. Na diverse evaluaties werd dat in 2016 opgevolgd door het Actieplan Bevolkingsdaling dat loopt tot en met Inmiddels zijn daarover twee voortgangsrapportages verschenen. Provincies en gemeenten hebben daarnaast hun eigen krimpbeleid, vaak verwerkt in beleid ten aanzien van de woningmarkt, leefomgeving en leefbaarheid. 1.2 Aanleiding en onderzoeksvragen De directe aanleiding voor dit onderzoek is het verschijnen van het WoonOnderzoek Nederland (WoON) Het WoON is een driejaarlijks enquêteonderzoek naar de woonsituatie, verhuisplannen en woonwensen onder 18+ ers in Nederland. De belangrijkste nationale uitkomsten uit WoON 2018 zijn gepubliceerd in de publicatie Ruimte voor wonen (BZK, 2019). 7

14 Het WoON wordt uitgevoerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Een deel van de gegevens in het WoON, zoals het huishoudinkomen en de WOZwaarde van de woning, zijn afkomstig van registraties. Voor het WoON 2018 zijn in de krimpregio s extra enquêtes afgenomen, ook wel oversampling genoemd. Dat maakt het mogelijk om uitspraken te doen op het niveau van afzonderlijke krimpregio s. In totaal zijn voor WoON 2018 ruim mensen ondervraagd, waarvan in de krimpregio s. De enquêtes zijn afgenomen in de periode augustus 2017 t/m april 2018, grotendeels via internet maar deels ook telefonisch en door interviewers bij respondenten thuis. Het veldwerk vond dus plaats in een tijd van herstel van de economie en de koopwoningmarkt, zij het dat in krimpgebieden het herstel minder krachtig is. Er waren in deze periode geen grote veranderingen in het woonbeleid van de Rijksoverheid. De onderzoeksvragen die voor deze publicatie leidend zijn, komen voort uit de mogelijkheden die het WoON biedt. De onderzoeksvragen vallen elk binnen een thema: leefbaarheid & voorzieningen en verhuisdynamiek & woningmarkt. Leefbaarheid en voorzieningen Hoe beoordelen bewoners van krimpgebieden hun woonomgeving en de aanwezige voorzieningen? Verschilt dit van het landelijke beeld? En hoe heeft de tevredenheid zich ontwikkeld in de afgelopen jaren? Verhuisdynamiek en woningmarkt Hoe verhoudt de verhuisdynamiek in krimpgebieden zich tot de rest van Nederland? Welke verhuisen woonwensen hebben verhuisgeneigden in krimpgebieden? Verschilt het zoekgedrag van woningzoekenden in krimpgebieden van dat van verhuisgeneigden elders? In paragraaf 1.4 gaan we dieper in op de meerwaarde van dit onderzoek en de nuanceringen die bij het lezen van belang zijn om in het achterhoofd te houden. 1.3 Indeling in krimpgebieden Het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) heeft in 2015 de huidige indeling in negen krimpregio s vastgesteld. Dit rapport is vooral gebaseerd op data uit het WoonOnderzoek Nederland (WoON) Voor dit enquêteonderzoek 2018 heeft oversampling plaatsgevonden op het niveau van zeven krimpgebieden. In dit rapport worden uitkomsten gepresenteerd op het niveau van die zeven krimpgebieden. Die krimpgebieden verschillen van de standaardindeling van BZK die negen regio s telt. De krimpregio Achterhoek is in dit rapport opgesplitst in Achterhoek stedelijk en Achterhoek landelijk. De drie Limburgse regio s zijn in dit onderzoek ondergebracht in twee gebieden: Limburg stedelijk en Limburg landelijk. De drie Groningse regio s vormen hier één regio: Noord- en Oost-Groningen. De regio s Zeeuws-Vlaanderen en Noordoost- Friesland komen in beide indelingen precies overeen. In onderstaande tabel staat ook per krimpregio het aantal ondervraagde personen (respondenten) in WoON

15 De zeven krimpgebieden die hier worden onderscheiden komen samen overeen met het totaal van de negen regio s in de standaardindeling van BZK. In totaal wonen in de zeven krimpgebieden samen ruim 1,3 miljoen inwoners. Die vormen samen 622 duizend huishoudens. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de gemeenten die behoren tot elk van de zeven onderscheiden krimpregio s. Tabel 1-1: Standaardindeling van BZK in 9 krimpregio s en de hier gehanteerde indeling in 7 regio s i.h.k.v. WoON 2018 Standaardindeling BZK (9) Indeling WoON 2018 (7) Aantal respondenten Achterhoek Achterhoek stedelijk 668 Achterhoek landelijk 808 Maastricht-Mergelland Limburg stedelijk Parkstad Limburg landelijk Westelijke Mijnstreek De Marne Noord- en Oost-Groningen 615 Eemsdelta Oost-Groningen Noordoost Friesland Noordoost-Friesland 617 Zeeuws-Vlaanderen Zeeuws-Vlaanderen 659 Figuur 1-1: Indeling in 7 krimpgebieden in dit rapport (WoON 2018) 9

16 Het onderscheid tussen stedelijke en landelijke gemeenten in de Achterhoek en Zuid-Limburg is gemaakt omdat de situatie ten aanzien van de leefbaarheid, voorzieningen en het functioneren van de woningmarkt in stedelijke gebieden vaak anders is dan in landelijke gebieden. De overige krimpregio s hebben geen of nauwelijks stedelijke gemeenten. De afwijkende indeling betekent dat voor de meeste regio s de uitkomsten niet direct vergelijkbaar zijn met andere bronnen. Voor de regio s Zeeuws-Vlaanderen en Noordoost-Friesland geldt dat niet: die regio s komen precies overeen met de standaardindeling van BZK 1. Zoals eerder aangegeven doet bevolkingskrimp zich niet alleen voor in de officieel vastgestelde krimpregio s. Buiten de krimpregio s is krimp echter vooral een lokaal fenomeen en soms ook tijdelijk of heel beperkt van omvang. In de toekomst zal krimp op regionaal niveau zich ook gaan manifesteren buiten de huidige krimpregio s. Dit zal het eerst gebeuren in de zogenoemde anticipeergebieden. Deze anticipeerregio s laten we in dit rapport grotendeels buiten beschouwing. Aardbevingen en krimp in Groningen De hier onderscheiden regio Noord- en Oost-Groningen bestaat uit tien gemeenten (indeling 2018). Daarvan behoren er vijf ook tot het Groningse aardbevingsgebied: Appingedam, Delfzijl, Loppersum, Eemsmond en De Marne. De krimpgemeenten in het oosten van Groningen behoren niet tot het aardbevingsgebied. Het aardbevingsgebied bestaat ook uit gemeenten die niet tot de krimpregio behoren. De situatie in de krimpregio Noord- en Oost-Groningen wordt ook beïnvloed door de aardbevingsproblematiek. Dat geldt voor zowel de sociaaleconomische situatie als de leefbaarheid en het functioneren van de woningmarkt. Uit diverse onderzoeken van onder meer de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en het CBS blijkt dat de leefbaarheid als gevolg van de aardbevingen is verslechterd en dat de koopwoningmarkt er minder gunstig voor staat: lagere prijzen en langere verkooptijden. In de Groningse krimpgemeenten die ook in het aardbevingsgebied liggen zijn de aardbevingen een heel belangrijke factor voor juist de thema s die in dit rapport centraal staan. Op basis van het WoON 2018 kan vaak geen onderscheid worden gemaakt tussen de Groningse krimpgemeenten binnen en buiten het aardbevingsgebied omdat het aantal respondenten daarvoor te beperkt is. We kunnen ook niet concreet laten zien in hoeverre de aardbevingsproblematiek doorwerkt in de uitkomsten. Wel worden sommige bevindingen op het niveau van de regio Noord- en Oost-Groningen dus beïnvloed door de aardbevingsproblematiek. 1 Indeling van krimp- en anticipeerregio s: 10

17 1.4 Goed om te weten In veel krimpgebieden zijn de laatste jaren onderzoeken gedaan naar de (ervaren) leefbaarheid. Het functioneren van de woningmarkt in krimpgebieden is minder vaak onderzocht. De uitkomsten van onderzoeken in krimpgebieden zijn vaak lastig met elkaar te vergelijken: de methodiek, de vragenlijst en de ondervraagde groep (steekproef) verschillen vaak, evenals het peilmoment van het onderzoek. De meerwaarde van dit rapport is dat de uitkomsten voor afzonderlijke krimpgebieden wel één op één met elkaar te vergelijken zijn en dat een goede vergelijking met de nationale uitkomsten mogelijk is. Overal is de steekproef op dezelfde wijze getrokken en overal is dezelfde vragenlijst gehanteerd. Ook de verwerking en de analyse van de enquêteresultaten zijn voor elk krimpgebied op uniforme wijze gedaan. Het is ook belangrijk om een paar kanttekeningen te noemen. Die helpen bij het juist interpreteren van de uitkomsten. Allereerst is het schaalniveau van belang: krimp van het aantal inwoners en huishoudens doet zich binnen krimpregio s (nog) lang niet overal voor. Dat betekent dat sommige effecten van krimp binnen die regio s alleen op bepaalde plekken zichtbaar zijn, vaak alleen in sommige gemeenten of kernen. De resultaten in het rapport zijn maximaal op het niveau van de afzonderlijke krimpregio s: er zijn geen uitkomsten op het niveau van gemeenten of kernen. Vaak zijn de uitkomsten bovendien alleen op het niveau van alle krimpgebieden bij elkaar. Het is dus belangrijk te beseffen dat er binnen regio s sprake kan zijn van verschillen tussen gemeenten: wat voor een krimpregio geldt, geldt niet altijd voor alle gemeenten en kernen in die regio. De uitkomsten laten als het ware gemiddelden zien voor regio s. In dit rapport proberen we hieraan tegemoet te komen door voor sommige regio s Limburg en de Achterhoek onderscheid te maken tussen stedelijke en landelijke gemeenten. Een tweede nuancering is dat samenhang niet per definitie een causaal verband betekent. Verschillen tussen krimpgebieden en Nederland bijvoorbeeld op het vlak van leefbaarheid worden niet noodzakelijkerwijs (alleen) veroorzaakt door de krimp. Krimpgebieden verschillen ook in andere opzichten van het landelijke beeld. Ook die andere verschillen, bijvoorbeeld op sociaaleconomisch vlak, spelen vaak een rol bij de uitkomsten. Daarom wordt in het volgende hoofdstuk (2) ook een overzicht gegeven van de belangrijkste sociaaleconomische cijfers van krimpgebieden. Zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien, is er bovendien op regionaal niveau nog geen sprake van krimp van het aantal huishoudens. In individuele kernen en gemeenten kan dat anders zijn. De woningmarkten zijn in krimpgebieden wel minder gespannen dan in groeiregio s maar dat geldt ook voor andere meer perifeer gelegen regio s die (nog) geen krimpgebied zijn. Het aantal inwoners daalt in de meeste van de hier onderscheiden krimpregio s wel. Voor sommige effecten van krimp is eerder de ontwikkeling van het aantal personen van belang. De vragenlijst van het WoON is niet specifiek gericht op krimpgebieden. Over sommige belangrijke aspecten van de woningmarkt en de leefbaarheid worden geen of weinig vragen gesteld. Het WoON en dus dit onderzoek geven dan ook geen totaalbeeld van de situatie in krimpgebieden. Bovendien worden sommige groepen in het WoON niet ondervraagd. Personen in institutionele huishoudens, zoals asielzoekers in azc s en ouderen in zorginstellingen, blijven buiten beschouwing. Dat geldt ook voor recente 11

18 immigranten die (nog) niet zijn ingeschreven bij een gemeente. Deze groepen oefenen wel vraag uit op de woningmarkt. Een laatste nuancering betreft het steekproefkarakter van de WoON-uitkomsten. Verschillen door de tijd heen en tussen gebieden zijn niet altijd statistisch significant en als ze dat wel zijn, zijn verschillen niet altijd inhoudelijk betekenisvol, bijvoorbeeld omdat ze erg klein zijn. Omwille van de leesbaarheid is in tabellen niet aangegeven welke verschillen statistisch significant zijn. Verschillen die in de tekst genoemd worden zijn inhoudelijk betekenisvol, hoewel ze soms klein zijn. 1.5 Leeswijzer Huishoudens en personen De rapportage richt zich hoofdzakelijk op particuliere huishoudens in zelfstandige woningen. Huishoudens die wonen in instituten als zorginstellingen en asielzoekerscentra zijn niet meegenomen. Dat geldt ook voor huishoudens in een onzelfstandige woning. In hoofdstuk 6 ( Verhuis- en woonwensen ) zijn ook startende huishoudens opgenomen. Dit zijn personen die de woningmarkt willen betreden maar nog niet als zelfstandig huishouden een zelfstandige woning bewoning. Vaak gaat het hierbij om thuiswonende kinderen. Ook jongeren die vanuit een (studenten)kamer een zelfstandige woning willen betrekken horen bijvoorbeeld tot de groep starters. In hoofdstuk 3 ( Leefbaarheid en voorzieningen ) staat de ervaren leefbaarheid centraal. In dit hoofdstuk gaat het niet om huishoudens maar om personen (18+). Opbouw van het rapport In het volgende hoofdstuk (2) wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste cijfers over de krimpgebieden ten aanzien van de bevolking, huishoudens en de woningmarkt. Veel van die cijfers komen uit andere bronnen dan het WoON. Er wordt daarbij een vergelijking gemaakt met de cijfers voor Nederland zodat duidelijk wordt in welke opzichten krimpgebieden afwijken. Ook kijken we naar wat de bewoners in krimpgebieden zeggen over hun investeringen in woningen, zowel op energetisch als niet-energetisch vlak. In hoofdstuk 3 komt de leefbaarheid in krimpgebieden aan de orde. We beschrijven de tevredenheid met verschillende aspecten van de woonomgeving en voorzieningen. We kijken daarbij naar de verschillen tussen afzonderlijke krimpgebieden en tussen leeftijdsgroepen. Ook worden de resultaten veelvuldig vergeleken met de nationale uitkomsten. In het hoofdstuk daarna (4) kijken we naar de verhuisdynamiek in krimpgebieden. Wordt er in krimpgebieden minder verhuisd dan elders? En voor welke huishoudens en woningmarktsegmenten geldt dat dan? We kijken naar de verschillen tussen starters en doorstromers en vergelijken krimpgebieden met Nederland als geheel. Ook komen de redenen om te kiezen voor een koop- of juist een huurwoning aan bod. In hoofdstuk 5 kijken we specifiek naar twee groepen verhuizers: de vertrekkers uit krimpgebieden en de instromers. Welke personen verlaten krimpgebieden en welke inwoners verhuizen juist naar een dergelijke regio? En in hoeverre speelt leeftijd, opleidingsniveau en inkomen hierbij een rol? Dit hoofdstuk is op basis van CBS-microdata. 12

19 De verhuis- en woonwensen in krimpgebieden staan centraal in hoofdstuk 6. Eerst kijken we naar de verhuiswensen en vervolgens is er aandacht voor de woonwensen die verhuisgeneigden hebben. Welke verschillen zijn er tussen huishoudens die een krimpgebied willen verlaten en degenen die willen blijven? Daarna onderzoeken we of huishoudens met een verhuiswens die wens ook realiseren en in hoeverre ze daarbij ook hun woonwensen weten waar te maken. In het laatste hoofdstuk (7) brengen we inzichten uit de verschillende hoofdstukken bij elkaar in een synthese. Wat zeggen de uitkomsten over de leefbaarheid en het functioneren van de woningmarkt in krimpgebieden? In de bijlage is tot slot een begrippenlijst opgenomen. 13

20

21 2 Kerncijfers bevolking en woningmarkt Belangrijkste bevindingen In krimpgebieden is sprake van een daling van het aantal inwoners. Het aantal huishoudens neemt de eerstkomende jaren nog wel licht toe of blijft gelijk. Zowel bij inwoners als bij huishoudens zal de krimp tot 2040 naar verwachting het sterkst zijn in Zuid-Limburg en Noorden Oost-Groningen. De sociaaleconomische positie van huishoudens in krimpgebieden is minder gunstig dan in Nederland totaal: de gemiddelde inkomens en de (netto) arbeidsparticipatie liggen er lager. Krimpgebieden tellen relatief veel koopwoningen, ruime woningen en woningen met een relatief lage WOZ-waarde. Nieuwe woningen zijn er juist weinig in krimpgebieden. Koopwoningen in krimpregio s zijn minder energiezuinig: ze hebben vaker een ongunstig energielabel (F of G). In krimpgebieden zijn de afgelopen vijf jaar gemiddeld iets vaker investeringen in de energiezuinigheid van woningen gedaan dan in Nederland als geheel. De bereidheid om in de toekomst (aanvullende) energiebesparende maatregelen te nemen ligt in krimpgebieden even hoog als landelijk. Investeringen in onderhoud of verbetering van de woning (zowel binnen als buiten) op andere vlakken dan energiebesparing zijn in krimpgebieden even vaak uitgevoerd als landelijk. 2.1 Bevolking en huishoudens Lagere groei in krimpgebieden Die gebieden waar er sprake is van een stelselmatige daling van de bevolking zijn bestempeld tot krimpgebied. De achterliggende factoren van deze bevolkingsdaling kunnen enigszins verschillen van krimpgebied tot krimpgebied maar voor de gebieden gezamenlijk onderscheiden zich duidelijk in hun ontwikkeling van de zogenaamde anticipeergebieden, gebieden waar bevolkingsdaling binnen afzienbare tijd gaat plaatsvinden, en de overige gebieden. In de hierna volgende figuren zijn achtereenvolgens de ontwikkeling van de natuurlijke aanwas (geboorte minus sterfte), van het saldo binnenlandse migratie (vestiging minus vertrek) en van het saldo buitenlandse migratie (immigratie minus emigratie) afgebeeld. In alle drie de figuren is te zien dat de ontwikkeling voor krimpgebieden op een lager niveau ligt dan voor de andere twee gebieden. 15

22 De natuurlijke aanwas neemt in alle drie de gebieden af tussen 2000 en 2017, maar is voor de krimpgebieden gedurende de hele periode negatief. Vanaf 2012 sterven er ook in de anticipeerregio s meer mensen dan dat er kinderen worden geboren. Figuur 2-1: Natuurlijke aanwas voor krimp- en anticipeergebieden ( ); bron: CBS Natuurlijke aanwas per inwoners Krimpregio's Anticipeerregio's Overig De binnenlandse migratie in de krimpgebieden laat vanaf het gepresenteerde beginjaar 2000 meer vertrekkers zien dan dat er vestigers zien, met een negatief saldo tot gevolg. Dit negatieve saldo is in de loop der jaren groter geworden. De sterke negatieve saldi in 2015 en 2016 werden veroorzaakt door verhuizen van statushouders vanuit asielzoekerscentra (azc s) in de Achterhoek en Noord- en Oost- Groningen naar andere gemeenten. In de periode 2000 t/m 2014 hadden Noordoost-Friesland en Noord- en Oost-Groningen het hoogste gemiddelde negatieve saldo per jaar (per inwoners) en Zeeuws-Vlaanderen en de Achterhoek stedelijk juist het laagste gemiddelde negatieve saldo per jaar. Figuur 2-2: Saldo binnenlandse migratie voor krimp- en anticipeergebieden ( ); bron: CBS Binnenlands migratiesaldo per inwoners Krimpregio's Anticipeerregio's Overig 16

23 De buitenlandse migratie is op de periode na de enige groeifactor geweest voor de krimpregio s, een factor die de laatste jaren steeds belangrijker is geworden getuige de sterke stijging van het saldo, bewerkstelligd door de sterke groei van het aantal asielmigranten in de jaren ervoor 1. In 2017 is er weer sprake van een terugval van het saldo buitenlandse migratie ten opzichte van het voorgaande jaar. Figuur 2-3: Saldo buitenlandse migratie voor krimp- en anticipeergebieden ( ); bron: CBS Buitenlands migratiesaldo per inwoners Krimpregio's Anticipeerregio's Overig Verschillen aanvang krimp tussen gebieden Zoals bekend hebben bestaande krimpgebieden nu al te maken met een bevolkingsdaling. Deze daling van het inwonertal in krimpgebieden is in sommige krimpgebieden (Noord- en Oost-Groningen, Zeeuws- Vlaanderen, Limburg landelijk) gestart in de jaren negentig van de vorige eeuw en in andere krimpgebieden na Ten opzichte van het jaar 2000 is de bevolking in 2018 het meest geslonken in Limburg stedelijk en Limburg landelijk en in Noord- en Oost-Groningen, met circa 6%. In de andere krimpgebieden is de bevolkingsdaling (op regionaal niveau) sinds 2000 beperkt geweest (1% of 2%) en in Achterhoek stedelijk is er zelfs nog sprake van bevolkingsgroei (Figuur 2-4). Figuur 2-4: Ontwikkeling aantal inwoners, %-verandering t.o.v. 2000; bron: CBS 10% 8% 6% 4% 2% 0% -2% -4% -6% -8% Achterhoek stedelijk Limburg stedelijk Noordoost-Friesland Zeeuws-Vlaanderen Achterhoek landelijk Limburg landelijk Noord- en Oost-Groningen Nederland totaal 1 De instroom van asielmigranten (asielzoekers en statushouders) heeft zich vooral voorgedaan in Achterhoek stedelijk en Noord- en Oost-Groningen vanwege de aanwezigheid van asielzoekerscentra (azc s) in die regio s. 17

24 Om een beeld te krijgen van de omvang van de verschillende krimpgebieden is in Tabel 2-1 voor het jaar 2018 ook het feitelijke inwonertal opgenomen. Zo is goed te zien dat er sprake is van grote verschillen in bevolkingsomvang, variërend van 86 duizend in Achterhoek stedelijk tot 414 duizend in Limburg stedelijk. In totaal wonen in de zeven krimpgebieden samen ruim 1,3 miljoen inwoners. Die vormen samen 622 duizend huishoudens. De blauw gearceerde delen bevatten de aandelen die aanzienlijk van het gemiddelde afwijken (Tabel 2-1). Krimpgebieden meer vergrijsd In vergelijking met Nederland hebben krimpgebieden een oudere bevolking. De aandelen van de leeftijdsgroepen vanaf 45 jaar zijn in krimpgebieden hoger dan landelijk en aan de andere kant zijn de aandelen jonger dan 45 jaar lager. In de krimpgebieden zien we dus dat de demografische processen ontgroening en vergrijzing al sterker tot uiting zijn gekomen. Van alle krimpgebieden is Limburg landelijk het sterkst vergrijsd en Achterhoek stedelijk en Noordoost-Friesland het minst, met 26% versus 21% 65+. De grijze druk, de verhouding van het aantal 65-plussers op de bevolking van jaar, is in alle krimpgebieden dan ook aanmerkelijk hoger dan landelijk. De groene druk, de verhouding van het aantal jongeren onder de 20 jaar op de bevolking van jaar, is alleen in Limburg stedelijk en Limburg landelijk en in mindere mate in Zeeuws-Vlaanderen veel lager dan in Nederland totaal. Tabel 2-1: Kerncijfers bevolking per krimpgebied (2018) Bron: CBS Achterhoek: stedelijk Achterhoek: landelijk Limburg: stedelijk Limburg: landelijk Noordoost- Friesland Noord- en Oost- Groningen Zeeuws- Vlaanderen Nederland Index aantal inwoners (2000 = 100) Inwoners (x 1.000) Leeftijd (2018) < 30 jaar 32% 31% 32% 27% 34% 30% 29% 35% jaar 17% 14% 16% 15% 16% 15% 16% 18% jaar 30% 32% 30% 32% 29% 31% 31% 28% jaar 12% 13% 13% 15% 12% 14% 14% 11% >= 75 jaar 9% 10% 10% 11% 9% 10% 11% 8% Groene druk (-19 t.o.v jaar) 39% 39% 30% 33% 43% 37% 35% 38% Grijze druk (65+ t.o.v jaar) 37% 41% 38% 46% 38% 43% 45% 32% 1e en 2e generatie migratieachtergrond totaal, westerse achtergrond 8% 6% 19% 13% 3% 6% 21% 10% totaal, niet-westerse achtergrond 7% 4% 8% 3% 3% 5% 5% 13% Minder personen met een migratieachtergrond in krimpgebieden Een ander onderscheidend kenmerk van krimpgebieden is dat het aandeel personen met een migratieachtergrond in de bevolking duidelijk lager is dan gemiddeld in Nederland. Waar in Nederland 13% van de bevolking een niet-westerse 1 e of 2 de generatie migratieachtergrond heeft, gelden voor de krimpgebieden percentages tussen 3% en 8%. Voor de westerse 1 e en 2 e generatie allochtonen geldt dit niet. Hoewel alle krimpgebieden op Noordoost- Friesland na aan de grens liggen onderscheiden alleen Zeeuws-Vlaanderen (Belgen) en Limburg stedelijk 18

25 en Limburg landelijk (Duitsers en Belgen) zich door een aanmerkelijk hoger aandeel westerse 1 e en 2 e generatie allochtonen, bij de twee eerstgenoemde gebieden zelfs dubbel zoveel. Nog geen huishoudensdaling in krimpgebieden Hoewel de krimpgebieden te maken hebben met bevolkingsdaling is er nog geen sprake geweest van een afname van het aantal huishoudens in die gebieden. Sinds 2000 is het aantal huishoudens in Nederland als geheel gegroeid met 16%. In de krimpgebieden is het aantal huishoudens in die periode (veel) minder sterk toegenomen, variërend van 14% in Achterhoek stedelijk tot 2% in Noord- en Oost-Groningen. In de Limburgse regio s was de groei 6% en in Noordoost-Friesland en Zeeuws-Vlaanderen bedroeg de stijging 8% (Figuur 2-5). Binnen krimpregio s zijn er nog aanzienlijke verschillen tussen gemeenten en kernen. De laatste jaren, bezien vanaf 2010, is het aantal huishoudens in Noord- en Oost-Groningen ongeveer stabiel. In Noordoost-Friesland was de groei in de die periode heel bescheiden (+1%). In de andere krimpgebieden was dat 3% of 4%, tegen een nationale toename van 6% sinds Binnen de krimpregio s zijn er aanzienlijke verschillen. Binnen de regio Noord- en Oost-Groningen is het aantal huishoudens in de Eemsdelta 2 sinds 2000 met 3% afgenomen terwijl in de deelregio s Oost- Groningen en Hoogeland 3 het aantal huishoudens nog is toegenomen. Figuur 2-5: Ontwikkeling aantal huishoudens, %-verandering t.o.v. 2000; bron: CBS 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% -2% Achterhoek stedelijk Limburg stedelijk Noordoost-Friesland Zeeuws-Vlaanderen Achterhoek landelijk Limburg landelijk Noord- en Oost-Groningen Nederland totaal Minder alleenstaanden en meer paren Ten aanzien van de samenstelling van de huishoudens zijn er grote verschillen tussen de krimpgebieden onderling. In de meeste krimpgebieden is het aandeel alleenstaanden lager dan landelijk, behalve in Limburg 2 Bestaande uit de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Loppersum. 3 Bestaande uit de gemeenten De Marne en Eemsmond. 19

26 stedelijk waar het duidelijk hoger is. Daar tegenover staat dat het aandeel paren (zonder kinderen) in de krimpgebieden hoger is dan gemiddeld. Het percentage gezinnen varieert over de krimpgebieden (Tabel 2-2). Tabel 2-2: Kerncijfers huishoudens per krimpgebied (2018); bron: CBS Achterhoek: stedelijk Achterhoek: landelijk Limburg: stedelijk Limburg: landelijk Noordoost- Friesland Noord- en Oost- Groningen Zeeuws- Vlaanderen Nederland Index aantal huishoudens (2000 = 100) Huishoudens (x 1.000) Samenstelling (2018) Alleenstaand 34% 29% 45% 31% 31% 35% 35% 38% Eenouder 7% 5% 7% 6% 6% 7% 6% 7% Paren 32% 35% 29% 37% 32% 34% 35% 29% Gezinnen 27% 30% 19% 26% 31% 24% 24% 26% 2.2 Prognose bevolking en huishoudens In de voorgaande paragraaf is de recente ontwikkeling van bevolking en huishoudens aan bod gekomen. In deze paragraaf beschrijven we de verwachte toekomstige ontwikkeling op basis van de Primos-prognose Demografische prognoses zijn altijd omgeven met onzekerheden. Rondom de prognose-uitkomsten zit dan ook altijd een zekere bandbreedte. Voor krimpgebieden geldt dat het sterfteoverschot in de toekomst vrijwel zeker groter zal worden en het binnenlands migratiesaldo naar alle waarschijnlijkheid blijvend negatief zal zijn. De enige groeifactor voor krimpgebieden in termen van aantallen inwoners zal waarschijnlijk het buitenlands migratiesaldo zijn. Buitenlandse migratie is echter ook het lastigst te voorspellen. Bevolking In de meeste krimpgebieden is het aantal inwoners al enige jaren aan het dalen. Die daling zet zich voort terwijl er op nationaal niveau nog een aanzienlijke bevolkingsgroei wordt verwacht. De enige uitzondering is de Achterhoek stedelijk (Doetinchem en Winterswijk). In dat gebied neemt het aantal inwoners nog tot bijna 2030 licht toe. Naar verhouding zal de bevolkingskrimp in de periode tot 2040 het grootst zijn in de Limburgse regio s en in Noord- en Oost-Groningen (Figuur 2-6). 20

27 Figuur 2-6: Prognose ontwikkeling aantal inwoners, %-verandering t.o.v. 2018; bron: Primos % 5% 0% -5% -10% -15% Achterhoek stedelijk Limburg stedelijk Noordoost-Friesland Zeeuws-Vlaanderen Achterhoek landelijk Limburg landelijk Noord- en Oost-Groningen Nederland totaal In de periode neemt het aantal inwoners in Nederland naar verwachting nog toe met 1,1 miljoen mensen ofwel circa +6%. In beide Limburgse regio s is de bevolking in % kleiner dan nu. In Noorden Oost-Groningen is de krimp met -11% nagenoeg even groot. In Noordoost-Friesland en Zeeuws- Vlaanderen is de krimp met -6% kleiner. In de Achterhoek is een duidelijk verschil tussen de landelijke regio en de stedelijke regio (Doetinchem en Winterswijk): het landelijk gebied krimpt tot 2040 met -7% terwijl in het stedelijk gebied de daling heel bescheiden is (-1%) (Figuur 2-7). Figuur 2-7: Prognose ontwikkeling aantal inwoners, %-verandering t.o.v. 2018; bron: Primos 2018 Achterhoek stedelijk Achterhoek landelijk Limburg stedelijk Limburg landelijk Noordoost-Friesland Noord- en Oost-Groningen Zeeuws-Vlaanderen Nederland totaal -15% -10% -5% 0% 5% 10% De leeftijdsopbouw in krimpgebieden verschilt behoorlijk van die van Nederland. Krimpgebieden zijn sterker vergrijsd en tellen relatief weinig twintigers en dertigers. Dat heeft ook gevolgen voor de toekomstige bevolkingsontwikkeling. Waar het aantal 30-minners nationaal tot 2040 nagenoeg gelijk blijft, neemt het aantal personen in die leeftijdsklasse in krimpgebieden wel aanzienlijk af. In Limburg landelijk zal die afname naar verwachting het sterkst zijn (-22%); in Zeeuws-Vlaanderen en Achterhoek stedelijk (-10%) het minst sterk. 21

28 Het aantal 65+ ers neemt in krimpgebieden relatief minder sterk toe dan nationaal (48%). Alle krimpgebieden zullen in 2040 wel sterker vergrijsd zijn net als ze nu een hoger aandeel 65+ ers kennen dan Nederland. Limburg landelijk is anno 2018 de meest vergrijsde regio: 26% van de bevolking is 65+. In 2040 blijft Limburg het meest vergrijsd, maar dan met maar liefst een aandeel 65+ van 36%. Huishoudens Voor de woningmarkt is vooral het aantal huishoudens 4 van belang. In alle krimpgebieden neemt het aantal huishoudens de eerstkomende jaren ofwel licht toe ofwel blijft stabiel. Van huishoudenskrimp is op regionaal niveau dus nu nog geen sprake. In afzonderlijke kernen en gemeenten kan dat anders zijn. In de toekomst zal ook op regionaal schaalniveau huishoudenskrimp inzetten. Het jaar waarin het aantal huishoudens op regioniveau het hoogtepunt bereikt verschilt per regio. Volgens Primos 2018 is de verwachting dat in de twee Limburgse regio s en in Noord- en Oost-Groningen het aantal huishoudens in de periode het maximum bereikt en vanaf dan begint af te nemen. In Zeeuws-Vlaanderen zal dat rond 2024 zijn, in Noordoost-Friesland rond 2028 en in de Achterhoekse regio s rond 2030 (Figuur 2-8). Figuur 2-8: Prognose ontwikkeling aantal huishoudens, %-verandering t.o.v. 2018; bron: Primos % 10% 5% 0% -5% -10% -15% Achterhoek stedelijk Achterhoek landelijk Limburg stedelijk Limburg landelijk Noordoost-Friesland Noordoost-Groningen Zeeuws-Vlaanderen Nederland totaal In de periode neemt het aantal huishoudens in Nederland naar verwachting nog toe met 795 duizend, ofwel ca. +10%. In Limburg stedelijk ligt het aantal huishoudens in % lager dan nu. In Limburg landelijk is dat -8%. De huishoudenskrimp in de komende twintig jaar zal daarmee naar verhouding het grootst zijn in de Limburgse krimpregio s. In Noord- en Oost-Groningen neemt het aantal tot 2040 met -7% af, in Zeeuws-Vlaanderen met -5%. In Noordoost-Friesland is de krimp aanzienlijk kleiner: -1%. In die regio kan beter gesproken worden van een stabilisatie van het aantal huishoudens. Dat geldt ook voor de Achterhoek landelijk (0%). In de Achterhoek stedelijk zijn er in 2040 naar verwachting meer huishoudens dan nu (+5%) (Figuur 2-9). 4 In dit rapport gaat het overal om particuliere huishoudens. Institutionele huishoudens (vooral personen in zorginstellingen) blijven buiten beschouwing. 22

29 Figuur 2-9: Prognose ontwikkeling aantal huishoudens, %-verandering t.o.v. 2018; bron: Primos 2018 Achterhoek stedelijk Achterhoek landelijk Limburg stedelijk Limburg landelijk Noordoost-Friesland Noord- en Oost-Groningen Zeeuws-Vlaanderen Nederland totaal -15% -10% -5% 0% 5% 10% 15% De voortschrijdende vergrijzing is ook terug te zien in de toekomstige huishoudensontwikkeling. Het aantal jonge huishoudens (tot 30 jaar) neemt in elke krimpregio veel sterker af dan nationaal (-7%). In Limburg landelijk is de daling naar verhouding het grootst (-36%) (Figuur 2-10). Het aantal oudere huishoudens (65+) neemt in krimpgebieden minder sterk toe dan in Nederland. Krimpgebieden hebben nu en in 2040 wel een duidelijk groter aandeel oudere huishoudens dan nationaal. Figuur 2-10: Prognose ontwikkeling aantal huishoudens per leeftijdsklasse, %-verandering t.o.v. 2018; bron: Primos % 80% 60% 40% 20% 0% -20% -40% < 30 jaar jaar jaar jaar >= 75 jaar 23

30 2.3 Sociaaleconomische situatie Inkomens duidelijk lager in Limburg stedelijk en Noord- en Oost-Groningen Ten opzichte van het landelijke gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen is het gemiddeld inkomen in twee krimpgebieden duidelijk lager, te weten in Limburg stedelijk en in Noord- en Oost-Groningen. In de Achterhoek landelijk en Limburg landelijk ligt het gemiddelde huishoudinkomen juist iets boven het Nederlandse gemiddelde. Dat hangt samen met het relatief grote aandeel paren vaak anderhalf- of tweeverdieners qua loon of pensioen in de regio s. Ook op andere onderdelen is de sociaaleconomische situatie van huishoudens in Limburg stedelijk en Noord- en Oost-Groningen zwakker dan in de overige krimpgebieden en Nederland als geheel. In Tabel 2-3 is dat zichtbaar gemaakt door de roze arceringen van de sterk afwijkende cijfers. Het aandeel van de (werkzame) beroepsbevolking in deze twee gebieden is lager dan in de andere gebieden, het werkloosheidspercentage ligt alleen in deze twee gebieden boven het landelijk gemiddelde en het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (AO-uitkeringen) per inwoners ligt ver boven het gemiddelde. Zoals mag worden verwacht en overeenkomend met de mate van vergrijzing zijn de aantallen AOWuitkeringen per inwoners in de krimpgebieden groter dan gemiddeld. Tabel 2-3: Kerncijfers sociaaleconomische situatie per krimpgebied (2017); bron: CBS Achterhoek: stedelijk Achterhoek: landelijk *Als percentage van de totale bevolking in de leeftijd 15 tot 75 jaar. **Als percentage van de beroepsbevolking Limburg: stedelijk Limburg: landelijk Noordoost- Friesland Noord- en Oost- Groningen Zeeuws- Vlaanderen Nederland Gemiddeld besteedbaar inkomen per 39,6 42,0 34,5 42,4 38,7 35,9 39,7 40,9 huishouden (x 1.000) % beroepsbevolking* 68% 71% 63% 65% 71% 68% 66% 70% % werkzame beroepsbevolking* 67% 67% 60% 64% 64% 62% 64% 67% Werkloosheid** (%) 4,7% 4,0% 5,4% 4,0% 4,6% 5,6% 3,5% 4,9% AO-uitkeringen per inwoners AOW-uitkeringen per inwoners Krimpgebieden zijn vaak sociaaleconomisch relatief zwak. Dat is ook terug te zien in de ontwikkeling van het aantal werknemersbanen sinds In Nederland als geheel is dat aantal met 14% toegenomen, in krimpgebieden is die groei fors minder geweest of was er zelfs een daling, zoals in Limburg stedelijk, Noorden Oost-Groningen en Zeeuws-Vlaanderen (Figuur 2-11). De daling van het aantal inwoners (in de beroepsgeschikte leeftijd) speelt hierbij ook een rol. De relatie tussen de ontwikkeling van de bevolking en werkgelegenheid is complex: een deel van de banen vooral dienstverlening aan consumenten volgt inwoners maar deels volgen inwoners juist ook banen. 24

31 Figuur 2-11: Ontwikkeling aantal werknemersbanen, 2017 t.o.v. 2000; bron: LISA Achterhoek: stedelijk 1% Achterhoek: landelijk 4% Limburg: stedelijk -7% Limburg: landelijk 5% Noordoost-Friesland 3% Noordoost-Groningen Zeeuws-Vlaanderen -4% -5% Nederland 14% -10% -5% 0% 5% 10% 15% 20% 2.4 Woningmarkt Meer koopwoningen en eengezinswoningen en minder jonge woningen In vergelijking met het landelijke beeld kenmerkt de woningvoorraad in krimpgebieden zich door een relatief groot percentage koopwoningen (Tabel 2-4). Alleen in Limburg stedelijk ligt het aandeel koopwoningen duidelijk onder het landelijk gemiddelde. Omgekeerd is de huursector in de meeste krimpgebieden kleiner, zowel in de corporatie- als de particuliere sector, met Limburg stedelijk als enige uitzondering. Overeenkomstig het aandeel koopwoningen zijn er ook meer eengezinswoningen in krimpgebieden, niet alleen over alle woningen bezien maar ook binnen de koopsector, de corporatiesector en de particuliere huursector afzonderlijk. In Noordoost-Friesland komt het aandeel eengezinswoningen binnen de koopvoorraad zelfs uit op 97% en ook in de huursector is in deze regio ruim driekwart van de woningen een eengezinswoning. De samenstelling van de woningvoorraad naar bouwjaar laat zien dat in de krimpgebieden vooral in de laatste periode, vanaf 2001, minder woningen zijn gebouwd dan gemiddeld. Waar het aandeel woningen gebouwd vanaf 2001 nationaal zo n 15% van de totale woningvoorraad uitmaakt is dat in de meeste krimpgebieden, behalve Achterhoek stedelijk en landelijk, niet meer dan 10%. In Noord- en Oost-Groningen is de vooroorlogse voorraad naar verhouding het grootst (26% tegen 19% nationaal). Grotere woningen bij lagere WOZ-waarde Gemiddeld genomen zijn de woningen in krimpgebieden groter dan gemiddeld in Nederland. In alle krimpgebieden zijn de percentages woningen groter dan 120 m² en met name groter dan 150 m² hoger het landelijke gemiddelde van 18% voor deze twee klassen. In Achterhoek stedelijk en in Limburg landelijk is het aandeel woningen vanaf 150 m² zelfs meer dan dubbel zo hoog. Daarmee is ook de gemiddelde 25

32 oppervlakte in m² van de woningen veel hoger dan landelijk gemiddeld (100 m²), variërend van 125 m² in Zeeuws-Vlaanderen tot 143 m² in Limburg landelijk. Ondanks de grotere omvang van de woningen ligt de gemiddelde WOZ-waarde voor woningen (koop en huur) in krimpgebieden op een lager niveau dan landelijk gemiddeld. Waar de gemiddelde WOZ-waarde in 2018 nationaal uitkomt op 229 duizend euro per woning, ligt deze in de krimpgebieden tussen 142 duizend voor Noord- en Oost-Groningen en 212 duizend voor Achterhoek landelijk. De gemiddelde koopsom van verkochte (bestaande) koopwoningen in Nederland lag in 2018 op 287 duizend euro. In krimpgebieden varieerde dat van 170 duizend euro in Noord- en Oost-Groningen tot 251 duizend euro in Limburg landelijk (Tabel 2-4). De gemiddelde WOZ-waarde per vierkante meter ligt het laagst in Noord- en Oost-Groningen en het hoogst in de Achterhoek landelijk. In alle krimpgebieden ligt de waarde per vierkante meter fors onder het landelijke gemiddelde. Dat betekent dat elke vierkante meter woonruimte in krimpgebieden minder geld kost. Tabel 2-4: Kerncijfers woningvoorraad per krimpgebied (2018); bron: BAG / CBS / SYSWOV Achterhoek: stedelijk Achterhoek: landelijk Limburg: stedelijk Limburg: landelijk Noordoost- Friesland Noord- en Oost- Groningen Zeeuws- Vlaanderen Nederland Woningen (x 1.000) % koop 62% 68% 49% 67% 66% 62% 68% 57% % corporatiehuur 26% 21% 33% 20% 26% 28% 19% 30% % particuliere huur 12% 11% 18% 13% 8% 10% 13% 14% woningtype % eengezinswoningen 76% 83% 62% 79% 89% 82% 85% 64% % eengezinskoopwoningen 57% 62% 43% 63% 64% 59% 63% 47% % eengezinswoningen binnen koopsector 91% 92% 87% 93% 97% 95% 93% 83% % eengezinswoningen binnen corporatiesector 50% 67% 41% 49% 77% 61% 66% 42% % eengezinswoningen binnen particuliere huursector 56% 60% 35% 52% 63% 63% 69% 37% bouwjaar Tot % 18% 19% 19% 22% 26% 21% 19% % 27% 33% 34% 25% 24% 30% 25% % 18% 16% 19% 20% 19% 18% 16% % 15% 14% 12% 12% 10% 10% 15% % 11% 9% 8% 11% 11% 11% 12% % 8% 6% 5% 7% 8% 7% 10% 2011 en later 4% 4% 2% 3% 3% 2% 3% 5% oppervlakte < 90 m2 23% 16% 30% 17% 23% 26% 26% 34% m2 25% 29% 27% 23% 34% 32% 32% 30% m2 21% 23% 21% 23% 20% 19% 19% 18% 150+ m2 31% 32% 22% 37% 24% 23% 24% 18% gemiddelde oppervlakte in m woningwaarde gemiddelde WOZ-waarde (incl. huur) (x 1.000) gemiddelde WOZ-waarde (incl. huur) per m gemiddelde koopsom (x 1.000)* *Data over

33 Herstel koopwoningmarkt verschilt tussen krimpregio s De koopwoningmarkt is sinds het dieptepunt in 2013 krachtig hersteld. Het aantal transacties lag nationaal in 2018 twee keer zo hoog als in 2013 (toename van 100%). In sommige krimpgebieden was het herstel minder sterk maar in andere gebieden juist sterker. In de Achterhoek bijvoorbeeld was de daling van het aantal verkopen tijdens de crisis in de periode ongeveer gelijk aan Nederland (ca. -40%). Het herstel sinds 2013 is in de Achterhoek wel sterker geweest (110% á 130%) dan landelijk. In Limburg stedelijk was het herstel minder krachtig dan nationaal maar in Noord- en Oost-Groningen was dat niet het geval (Figuur 2-12). De koopwoningmarkt is in veel krimpregio s minder dynamisch: het aantal verkopen als percentage van de voorraad is lager dan het landelijke gemiddelde. Deels komt dit doordat de (koop)woningmarkt in krimpgebieden sterker vergrijsd is. In hoofdstuk 4 wordt hier meer aandacht aan besteed. Figuur 2-12: Ontwikkeling aantal verkopen van bestaande koopwoningen, en ; bron: Kadaster Achterhoek: stedelijk Achterhoek: landelijk Limburg: stedelijk Limburg: landelijk Noordoost-Friesland Noord- en Oost-Groningen Zeeuws-Vlaanderen Nederland -38% -38% -38% -27% -42% -48% -18% -40% 41% 110% 131% 87% 77% 124% 134% 98% -100% -50% 0% 50% 100% 150% 2013 t.o.v t.o.v In Noord- en Oost-Groningen had ruim de helft (52%) van de verkochte woningen van de afgelopen drie jaar een koopsom van minder dan euro. In Limburg stedelijk en Zeeuws-Vlaanderen viel ruim 40% van de verkochte woningen in die laagste prijsklasse. In de landelijke delen van de Achterhoek en Limburg was het aandeel duurdere woningen juist het hoogst (Figuur 2-13). 27

34 Figuur 2-13: Verkopen bestaande koopwoningen naar prijsklassen, 2016 t/m 2018; bron: Kadaster Achterhoek: stedelijk 27% 47% 17% 9% Achterhoek: landelijk 18% 51% 20% 11% Limburg: stedelijk 43% 38% 12% 8% Limburg: landelijk 19% 48% 20% 12% Noordoost-Friesland 33% 48% 14% 4% Noord- en Oost-Groningen 52% 37% 9% 2% Zeeuws-Vlaanderen 44% 35% 14% 7% Nederland 18% 42% 22% 18% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% < > en <= > en <= > Goedkopere huurwoningen, minder vrijesectorhuur Krimpgebieden tellen minder huurwoningen dan gemiddeld. Ook de samenstelling van de huurwoningen naar prijsklassen verschilt enigszins van het landelijke beeld. Huurwoningen in krimpgebieden hebben minder vaak een huurprijs in de vrije sector (boven de liberalisatiegrens). In Nederland heeft 18% van de woningen een huur 5 boven de liberalisatiegrens, in krimpgebieden is dat vaak een stuk minder. In Noordoost-Friesland hebben relatief veel huurwoningen een lage huur (tot de kwaliteitskortingsgrens). Als enkel gekeken wordt naar de voorraad corporatiewoningen op basis van dvi-gegevens 6 dan valt Noordoost-Friesland ook op als regio met veel woningen in de laagste prijsklasse: 32% tegen ca. 18% in de meeste andere krimpregio s. In alle krimpgebieden is het percentage woningen tot de aftoppingsgrens 7 hoger dan het landelijke cijfer (Figuur 2-14). 5 Het gaat hier om de rekenhuur. Dat is de kale huur plus subsidiabele servicekosten. De rekenhuur is mede bepalend voor de hoogte van de huurtoeslag. 6 Gegevens die alle woningcorporaties jaarlijks over hun woningbezit aanleveren. Deze registratiegegevens omvatten de gehele voorraad corporatiewoningen. Het gaat hier om de dvi-gegevens over de voorraad eind De aftoppingsgrens is afhankelijk van het huishouden: de lage aftoppingsgrens geldt voor 1- en 2-persoonshuishoudens. De hoge aftoppingsgrens geldt voor huishoudens van 3 personen of meer. Bij het bepalen of de huur onder of boven de aftoppingsgrens ligt, wordt in het WoON rekening gehouden met de grootte van het huishouden dat in de woning woont. 28

35 Figuur 2-14: Bewoonde voorraad huurwoningen (corporatie + particulier) naar prijsklasse (2018); bron: WoON Achterhoek: stedelijk 13% 54% 25% 8% Achterhoek: landelijk 15% 56% 19% 10% Limburg: stedelijk 15% 54% 19% 12% Limburg: landelijk 15% 49% 25% 10% Noordoost-Friesland 30% 53% 14% 3% Noordoost-Groningen 13% 64% 18% 4% Zeeuws-Vlaanderen 15% 64% 17% 4% Nederland 15% 47% 20% 18% 0% 20% 40% 60% 80% 100% tot kwaliteitskortingsgrens tot liberalisatiegrens tot aftoppingsgrens boven liberalisatiegrens Ook in krimpgebieden liggen de huren van particuliere huurwoningen hoger dan die van corporatiewoningen. Wel zijn particuliere huurwoningen in krimpgebieden gemiddeld goedkoper dan landelijk: het percentage met een huur in de vrije sector is met 25% kleiner dan het landelijke aandeel van 43%. Wel zijn particuliere huurwoningen ook in krimpgebieden duurder geworden. Corporatiewoningen hebben in krimpgebieden ook minder vaak een hoge huur (Figuur 2-15). Figuur 2-15: Bewoonde huurvoorraad naar prijsklasse ( ); bron: WoON 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 3% 3% 3% 12% 19% 15% 65% 61% 64% 8% 20% 56% 18% 22% 25% 28% 27% 28% 28% 33% 32% 43% 22% 24% boven liberalisatiegrens tot liberalisatiegrens tot aftoppingsgrens tot kwaliteitskortingsgrens 10% 0% 21% 16% 18% 16% Ned 25% 23% 11% 11% Ned Corporatiehuur Particuliere huur 29

36 Minder nieuwbouw en geen woningtekorten in krimpgebieden In krimpgebieden is het aantal huishoudens, en daarmee de woningbehoefte, deze eeuw minder sterk toegenomen dan in Nederland als geheel. De woningvoorraad is in krimpgebieden ook minder sterk toegenomen. In Nederland zijn in de periode 2012 t/m 2018 ruim 375 duizend woningen via nieuwbouw aan de voorraad toegevoegd. Dat komt neer op 5,1% van de woningvoorraad begin In krimpgebieden zijn in diezelfde periode duidelijk minder nieuwe woningen gebouwd, variërend van 4,7% in Achterhoek stedelijk tot 1,6% in Limburg stedelijk. Er zijn in de meeste krimpgebieden wel meer woningen gesloopt. Nationaal bedroeg de sloop in ,1% van de woningvoorraad begin In Limburg stedelijk zijn naar verhouding de meeste woningen gesloopt (1,7%) en in Achterhoek stedelijk het minst (0,3%) (Figuur 2-16). Figuur 2-16: Nieuwbouw en sloop in 2012 t/m 2018, meerjarig totaal als % van beginstand voorraad in 2012; bron: CBS Achterhoek: stedelijk 0,3% 4,7% Achterhoek: landelijk 1,1% 3,5% Limburg: stedelijk 1,6% 1,7% Limburg: landelijk Noordoost-Friesland 0,6% 0,9% 3,2% 2,9% Noordoost-Groningen 2,0% 1,6% Zeeuws-Vlaanderen 1,4% 3,5% Nederland 5,1% 1,1% 0,0% 1,0% 2,0% 3,0% 4,0% 5,0% 6,0% Nieuwbouw Sloop Veel regio s in Nederland kampen met een aanzienlijk woningtekort. De tekorten zijn het grootst in stedelijke gebieden. Nationaal bedraagt het tekort begin 2017 ruim 242 duizend woningen, ofwel 3,2% van de totale woningvoorraad in dat jaar. In de Achterhoek stedelijk is dat 2%. De enige andere krimpregio waar van een tekort kan worden gesproken, is Limburg stedelijk (1,4%). Dat cijfer wordt echter sterk beïnvloed door Maastricht, die tot die regio behoort. Exclusief Maastricht is er ook in Limburg stedelijk geen tekort (Figuur 2-17). De Achterhoek stedelijk vormt binnen de krimpgebieden dus een uitzondering maar daarvan zagen we al eerder dat dat de vreemde eend in de bijt is omdat daar nog geen bevolkingsdaling plaatsvindt. Hoewel er in krimpgebieden geen kwantitatieve woningtekorten zijn, wordt wel regelmatig gesignaleerd dat er sprake is van een kwalitatieve mismatch tussen vraag en aanbod. Er zijn dan bijvoorbeeld te veel eengezinswoningen verder van centra af en juist te weinig appartementen in of nabij de centra van dorpen en steden. Een van de bouwstenen van de berekening van het woningtekort is de langdurige beschikbare leegstand: dit zijn woningen die minimaal één jaar leeg staan en waarvoor, op basis van een aantal criteria, niet is 30

37 vastgesteld dat ze alsnog in gebruik zijn 8. Nationaal bedraagt de langdurige beschikbare leegstand 1,4% van de totale woningvoorraad (2017). In de meeste krimpgebieden ligt dat percentage hoger. Dit laat zien dat de woningmarkt daar relatief ontspannen is. In Noordoost-Friesland en de Achterhoek ligt het aandeel leegstand juist iets lager (Figuur 2-17). Figuur 2-17: Langdurige beschikbare leegstand (> 1 jaar) en woningtekort als % van bestaande voorraad in 2017; bron: Primos 2018 (o.b.v. CBS-microdata) Achterhoek: stedelijk 1,0% 2,0% Achterhoek: landelijk 0,5% 1,3% Limburg: stedelijk 1,4% 2,1% Limburg: landelijk 0,4% 2,0% Noordoost-Friesland 0,1% 1,1% Noordoost-Groningen 0,1% 1,9% Zeeuws-Vlaanderen 0,0% 3,7% Overig Nederland 1,3% 3,7% Nederland (totaal) 1,4% 3,2% 0,0% 0,5% 1,0% 1,5% 2,0% 2,5% 3,0% 3,5% 4,0% % langdurige leegstand beschikbaar (> 1 jaar) % woningtekort (als % van de bestaande voorraad) Lagere energiezuinigheid in koopsector De gemiddeld oudere woningvoorraad in krimpgebieden vertaalt zich ook in een lagere energiezuinigheid, vooral in de koopsector. 29% van de koopwoningen in Nederland heeft definitief of voorlopig energielabel A of B; in krimpgebieden is dat gemiddeld 23%. De verdeling over energielabels van corporatiewoningen is zo goed als gelijk aan de nationale verdeling. Particuliere huurwoningen hebben in krimpgebieden minder vaak label A of B dan landelijk (Figuur 2-18). 8 Het gaat om de volgende criteria: in de woning wordt geen of weinig energie (gas en stroom) verbruikt, de woning is geen tweede woning, de woning heeft niet (ook) een winkel- of logiesfunctie volgens de BAG én de woning is volgens de WOZ-informatie een normale woning. Meer informatie is te vinden in de Staat van de Woningmarkt 2018 (BZK, 2018) en de publicatie Woningtekort: een nieuwe benadering van een actueel probleem (ABF, 2018), die beschikbaar is op de website van ABF Research. 31

38 Figuur 2-18: Bewoonde woningvoorraad naar energielabel (definitief en voorlopig), per eigendomsvorm (2018); bron: WoON 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 4% 4% 14% 5% 5% 18% 21% 13% 11% 11% 24% 14% 9% 7% 19% 8% 19% 6% 10% 16% 14% 14% 9% 10% 29% 33% 35% 25% 26% 20% 18% 17% 15% 16% 11% 12% 5% 12% 9% 10% 6% 13% Krimpgebieden Nederland Krimpgebieden Nederland Krimpgebieden Nederland Koopwoningen Corporatiehuur Particuliere huur G F E D C B A Er zijn verschillen tussen individuele krimpgebieden. In Noordoost-Friesland en de Achterhoek landelijk is het percentage woningen (huur en koop samen) met energielabel A of B met 28% het hoogst, in Limburg landelijk met 18% juist het laagst. Noord- en Oost-Groningen telt relatief de meeste woningen met label F of G (34%). In Limburg stedelijk met veel corporatiewoningen is dat aandeel met 22% aanzienlijk lager (Figuur 2-19). Figuur 2-19: Bewoonde woningvoorraad naar energielabel (definitief en voorlopig) (2018); bron: WoON Achterhoek: stedelijk 8% 17% 35% 11% 7% 7% 16% Achterhoek: landelijk 8% 20% 30% 14% 4% 9% 14% Limburg: stedelijk Limburg: landelijk 6% 5% 16% 13% 27% 26% 15% 20% 15% 7% 13% 16% 9% 14% A B C Noordoost-Friesland 6% 22% 23% 15% 5% 8% 22% D E Noord- en Oost-Groningen 6% 16% 24% 13% 6% 8% 26% F G Zeeuws-Vlaanderen 5% 17% 30% 16% 7% 13% 12% Nederland 11% 16% 30% 13% 9% 9% 12% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 32

39 2.5 Voorzieningen en leefomgeving In krimpgebieden zijn minder voorzieningen dan gemiddeld in Nederland. Krimpgebieden zijn vaak plattelandsregio s waar in het algemeen minder voorzieningen zijn dan in stedelijke gebieden. De gemiddelde reisafstand tot voorzieningen is in dergelijke regio s groter en bewoners hebben minder keuze. Voor alle typen voorzieningen geldt dat krimpgebieden er gemiddeld relatief minder tellen dan Nederland als geheel. Het verschil is naar verhouding het grootst bij het aantal ziekenhuizen binnen 20 kilometer en het kleinst bij basisscholen, cafés en grote supermarkten binnen 1 kilometer. Wel zijn er aanzienlijke verschillen tussen krimpgebieden, die vooral samenhangen met de stedelijkheid van het gebied. In Limburg stedelijk hebben inwoners gemiddeld de meeste keuzevrijheid. Inwoners in Limburg hebben gemiddeld 9 huisartsenpraktijken binnen een straal van 3 kilometer. In Noordoost-Friesland zijn dat er gemiddeld slechts 1,3. Van de onderscheiden krimpgebieden kennen Noordoost-Friesland, Noord- en Oost-Groningen en Zeeuws-Vlaanderen de laagste dichtheid aan voorzieningen (Tabel 2-5). Tabel 2-5: Gemiddeld aantal voorzieningen binnen een bepaalde afstand, gemeten over 18+ ers in het betreffende gebied (2018); bron: WoON Achterhoek Achterhoek Limburg Noord- en Limburg Noordoost- Oost- Zeeuws- Krimpgebieden stedelijk landelijk stedelijk landelijk Friesland Groningen Vlaanderen totaal Nederland Huisartsenpraktijk (3 km) 5,2 2,5 9,0 3,1 1,3 2,3 1,7 4,6 9,7 Ziekenhuizen* (20 km) 1,7 1,4 1,7 2,2 0,6 1,3 1,0 1,5 5,0 Grote supermarkten (1 km) 1,6 1,3 1,6 1,0 1,0 1,1 0,9 1,3 2,0 Overige winkels boodschappen (1km) 4,6 4,5 8,0 4,4 3,1 3,7 3,9 5,3 9,3 Basisscholen (1km) 1,4 1,6 1,5 0,9 1,4 1,5 1,4 1,4 2,1 Kinderdagverblijven (1 km) 1,8 1,3 1,5 1,0 1,0 0,9 1,5 1,3 2,8 Restaurants (1 km) 4,0 2,6 9,4 4,2 1,3 2,8 4,4 5,1 9,7 Cafes (1km) 2,1 1,6 6,4 3,0 0,8 1,6 1,6 3,3 4,9 Musea (20 km) 7,9 10,7 13,2 16,6 12,8 6,4 3,7 11,1 23,7 Bioscopen (20 km) 2,7 2,4 4,5 6,1 1,2 1,2 0,6 3,2 7,3 *Ziekenhuizen inclusief buitenpolikliniek Meer veiligheid in krimpgebieden De leefbaarheid in een gebied wordt bepaald door verschillende aspecten, waaronder de veiligheid, fysieke omgeving en voorzieningen. In de Leefbarometer krijgen gemeenten en regio s op basis van een veelheid aan statistische gegevens scores voor deze verschillende dimensies, die elk bestaan uit meerdere indicatoren. Alle krimpgebieden, behalve Limburg stedelijk scoren, beter op veiligheid overlast en criminaliteit dan het landelijke gemiddelde. Ook de scores voor de kwaliteit van de fysieke omgeving vooral de nabijheid van water, natuur en infrastructuur is in krimpgebieden hoger dan in Nederland als geheel. De dimensie waarop de krimpgebieden negatief scoren is niet onverwacht de dimensie voorzieningen, die wordt bepaald door de nabijheid van tal van publieke en commerciële voorzieningen (waaronder die van de bovenstaande Tabel 2-5). De scores van de Leefbarometer zijn niet direct gebaseerd op het oordeel van bewoners. In het volgende hoofdstuk (3) gaan we, op basis van de uitkomsten van WoON 2018, dieper in op de ervaren leefbaarheid. 33

40 Tabel 2-6: Kerncijfers leefbaarheid per krimpgebied (2017); bron: Leefbarometer / CBS Achterhoek: stedelijk Achterhoek: landelijk Limburg: stedelijk Limburg: landelijk Noordoost- Friesland Noord- en Oost- Groningen Zeeuws- Vlaanderen Nederland Leefbarometer (afwijking van landelijk gemiddelde) totaal 2,7 6,8-4,3 11,1 2,7-5,7-16,5 0,0 dimensie voorzieningen -12,0-15,1 2,1-4,9-15,2-17,7-31,0 0,0 dimensie veiligheid 5,3 12,2-7,7 9,1 11,0 6,8 8,5 0,0 dimensie fysieke omgeving 4,6 4,5 0,3 2,9 3,3 3,6 4,8 0,0 bereikbare bevolking binnen (2017) gemiddelde 30 minuten per auto minuten per fiets Bevolkingsdruk (personen per ha) (2015) % oppervlakte binnen bebouwd gebied (2015) woongebied 64% 68% 65% 82% 72% 67% 59% 65% detailhandel en horeca 4% 3% 3% 2% 2% 2% 3% 3% openbare voorziening 2% 2% 2% 1% 3% 5% 3% 3% sociaal-culturele voorziening 5% 3% 5% 3% 4% 4% 2% 4% bedrijfsterrein 24% 24% 25% 13% 19% 22% 33% 24% Grote variatie in te bereizen bevolking Hoewel de meeste krimpgebieden in de periferie van het land liggen zijn de verschillen in de bereikbare bevolking tussen de gebieden groot. In Zeeuws-Vlaanderen kunnen binnen een straal van een half uur autorijden gemiddeld 81 duizend personen worden bereikt maar in de andere gebieden zijn er dat meer dan 240 duizend. Limburg stedelijk en landelijk springen eruit met een bereikbare bevolking van 644 duizend respectievelijk 579 duizend. De bereikbare bevolking is met 30 minuten fietsen natuurlijk veel kleiner dan met 30 minuten autorijden. In Limburg stedelijk kunnen met de fiets in dat tijdsbestek gemiddeld de meeste mensen worden bereikt. Bevolkingsdruk lager in krimpgebieden, behalve in Limburg In de meeste krimpgebieden is er sprake van meer ruimte voor inwoners dan gemiddeld in Nederland. Wonen er gemiddeld 5 personen per hectare (2015), in de meeste krimpgebieden is dat niet meer dan 2 personen per hectare. Achterhoek stedelijk en Limburg landelijk liggen dicht tegen het nationaal gemiddelde aan. De grote uitschieter vormt Limburg stedelijk, waar ongeveer 17 personen per hectare wonen. 2.6 Investeringen in woningen Eigenaren-bewoners in krimpgebieden zouden meer twijfels kunnen hebben over of de investeringen wel terugverdiend worden bij verkoop van de woning omdat de prijsontwikkeling in krimpgebieden doorgaans achterblijft bij andere regio s. Die twijfels zouden eigenaren ervan kunnen weerhouden om te investeren in hun woning. In deze paragraaf gaan we na of in krimpgebieden daadwerkelijk minder vaak in de woning wordt geïnvesteerd dan in gebieden daarbuiten. 34

41 Investeringen in energiezuinigheid In krimpgebieden zijn de afgelopen vijf jaar 9 iets vaker investeringen in energiezuinigheid gedaan dan in Nederland als geheel. Bij 28% van de woningen in krimpgebieden is dubbel glas of glasisolatie aangebracht. Landelijk is dat percentage 25%. Investeringen in isolatie (dak, muur, vloer of wand), zonnepanelen en cvketels 10 zijn in krimpgebieden ook iets vaker gedaan dan landelijk (Figuur 2-20). In krimpgebieden staan meer oudere woningen dan elders en bij oudere woningen worden in het algemeen vaker investeringen in energiezuinigheid gedaan. Dat verklaart waarschijnlijk (mede) waarom dergelijke investeringen in krimpgebieden iets vaker zijn gedaan dan landelijk 11. Bij oudere woningen is in krimpgebieden vaker minimaal één investering gedaan dan in Nederland als geheel, bij jongere woningen is dat juist andersom. In Limburg stedelijk zijn iets minder vaak dan in andere krimpgebieden investeringen in energiezuinigheid gedaan, in Noord- en Oost-Groningen juist iets vaker. Limburg stedelijk telt ook naar verhouding de meeste huurwoningen. Figuur 2-20: Aandeel woningen (koop en huur) waarbij afgelopen vijf jaar investering in energiezuinigheid is gedaan, krimpgebieden totaal en Nederland totaal (2018); bron: WoON Dubbel glas Krimpgebieden Nederland 25% 28% Isolatie Krimpgebieden Nederland 19% 22% Zonnepanelen Krimpgebieden Nederland 8% 11% CV-ketel vernieuwd Krimpgebieden Nederland 33% 37% Anders Krimpgebieden Nederland 9% 9% 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% Bij oudere koopwoningen in krimpregio s is vaker recentelijk geïnvesteerd in energiezuinigheid dan bij nieuwere koopwoningen. Dat geldt voor het aanbrengen van dubbel glas en het verbeteren van de isolatie. Bij het installeren van een nieuwe CV-ketel is geen duidelijke samenhang met bouwjaar zichtbaar, behalve dat in de nieuwste woningen (vanaf 2000) minder vaak een nieuwe CV-ketel is geplaatst. Zonnepanelen zijn juist iets vaker aangebracht bij nieuwere dan bij oudere koopwoningen. 9 Als de respondent korter dan vijf jaar in de woning woont, dan zijn de vragen beantwoord voor alleen de periode dat de persoon in de woning woont. 10 Of andere installaties zoals geisers of boilers. 11 Waarschijnlijk vormt ook de gemiddeld langere woonduur in krimpgebieden (als gevolg van meer oudere bewoners) een rol: de vragen over investeringen gaan over de afgelopen vijf jaar tenzij de respondent korter dan vijf jaar in de woning woont. In dat geval gaan de vragen over de periode dat de bewoner er daadwerkelijk woont. 35

42 Woningeigenaren in krimpgebieden met hogere inkomens wonen vaker in een relatief nieuwe koopwoning dan eigenaren met lagere inkomens. Toch hebben hogere inkomens vaker recentelijk geïnvesteerd in energiebesparende maatregelen dan lagere inkomens. Om investeringen in energiezuinigheid te stimuleren, stellen Rijk en gemeenten subsidies beschikbaar. 19% van de woningeigenaren in krimpgebieden die de afgelopen vijf jaar hebben geïnvesteerd, geeft aan daarvoor een subsidie te hebben ontvangen (eventueel via de VVE). Landelijk is dat 13%. In Noord- en Oost-Groningen en de Achterhoek landelijk zegt 27% van de eigenaren-bewoners een subsidie te hebben gekregen. In Zeeuws-Vlaanderen en de Limburgse regio s is dat aanmerkelijk lager (12% respectievelijk 14%). De belangrijkste reden om te investeren in energiebesparende maatregelen is dat er toch al onderhoud zou worden gedaan. 41% van de eigenaren-bewoners geeft aan dat dat het voornaamste motief was, gevolgd door het terugverdienen van de investeringen door een lagere energierekening (29%) en het aangenamer maken van de woning (19%). Er zijn daarbij weinig verschillen tussen krimpgebieden en de landelijke cijfers. Bij een aanzienlijk deel van de woningen is de afgelopen vijf jaar niet geïnvesteerd in energiezuinigheid. Welke redenen geven eigenaren-bewoners daarvoor? 34% van de eigenaren in de krimpgebieden die geen enkele energiebesparende maatregel genomen heeft, zegt dat de woning al voldoende energiezuinig is. 21% geeft aan dat ze het niet kunnen betalen. Dat is wat meer dan het landelijke percentage van 17%. In Noord- en Oost-Groningen en Zeeuws-Vlaanderen wordt een gebrek aan geld iets vaker genoemd (26%) dan in andere krimpgebieden. De financiële haalbaarheid is in veel krimpgebieden iets vaker een obstakel dan landelijk. Waarschijnlijk komt dit (deels) doordat de inkomens in krimpgebieden gemiddeld ook wat lager liggen en we woningen gemiddeld groter zijn (en investeringen vaak kostbaarder). Een andere vaak genoemde reden is een gebrek aan tijd of er simpelweg nog niet aan hebben gedacht. Een gebrek aan kennis over de mogelijkheden, geen verbouwing willen, denken dat het te weinig besparing oplevert en het hebben van verhuisplannen worden ook als redenen genoemd. Deze redenen worden echter veel minder vaak genoemd. In krimpgebieden is gemiddeld 51% van de woningeigenaren bereid om in de toekomst (meer) energiebesparende maatregelen uit te voeren mits de kosten kunnen worden terugverdiend met een lagere energierekening. 12% is er ook toe bereid als de kosten niet kunnen worden terugverdiend. Landelijk zijn deze percentages nagenoeg gelijk. In krimpgebieden bestaat gemiddeld dus geen grotere terughoudendheid om te investeren in energiebesparing. Een kanttekening hierbij is dat er niet is gevraagd naar de (financiële) omvang van de gedane of toekomstige investeringen. Overige investeringen in onderhoud en verbetering Veel investeringen in woningen hebben niet als (direct) doel om de woning energiezuiniger te maken. In krimpgebieden zijn in de afgelopen vijf jaar ongeveer even vaak investeringen in onderhoud of verbetering van de buitenkant van woningen (koop en huur) gedaan. Het gaat dan om het vervangen of repareren van het dak of de dakgoot, het aanbrengen van een dakkapel of uitbouw, het stuken of schilderen van de buitengevel, het schilderen van het houtwerk of het repareren of vervangen van de raamkozijnen. In krimpgebieden is bij 63% van de woningen in de afgelopen vijf jaar één of meerdere van deze investeringen gedaan. In Nederland als geheel ligt dat percentage met 64% op nagenoeg hetzelfde niveau. 36

43 Onderhoud aan de buitengevel of het schilderwerk aan de buitenkant is in krimpgebieden iets minder vaak gedaan dan landelijk 12. Bij de andere typen investeringen zijn er geen verschillen. Het schilderen van het houtwerk aan de buitenkant is de meest uitgevoerde activiteit (45%). Bij koopwoningen in krimpgebieden is vaker minstens één van bovengenoemde buiteninvesteringen gedaan (72%) dan bij corporatie- of particuliere huurwoningen (48% respectievelijk 46%). In Limburg stedelijk (met relatief veel huurwoningen) is het minst vaak minimaal één van de genoemde buiteninvesteringen uitgevoerd (57%), in Noordoost- Friesland (78%) juist het vaakst. Ook investeringen in onderhoud of verbetering aan de binnenkant van woningen zijn in krimpgebieden even vaak gedaan als daarbuiten. Bij 43% van de woningen in krimpgebieden is de afgelopen vijf jaar minstens één van deze investeringen gedaan: badkamer of keuken vernieuwd, nieuwe vloer gelegd, wanden of plafonds opnieuw gestuukt, indeling van de woning aangepast of andere grote werkzaamheden. In Nederland als totaal ligt dat percentage eveneens op 43%. Het vernieuwen van keuken of badkamer is de meest uitgevoerde binneninvestering (29%). Alle typen investeringen zijn in krimpgebieden even vaak uitgevoerd als landelijk. Bij koopwoningen is vaker geïnvesteerd (49%) dan in corporatie- of particuliere huurwoningen (32% respectievelijk 34%). Bij binneninvesteringen zijn de verschillen tussen krimpgebieden kleiner. In Noordoost-Friesland en Zeeuws-Vlaanderen is iets vaker dan in de andere gebieden minstens één van de genoemde binneninvesteringen gedaan maar het verschil met andere regio s zijn klein. In krimpregio s is de afgelopen vijf jaar ongeveer even vaak geïnvesteerd in onderhoud en verbetering van woningen als in Nederland als geheel. Dat laat zien dat er in krimpgebieden gemiddeld genomen geen grotere terughoudendheid bestaat om te investeren in woningen. Bij het overgrote deel (94%) van de koopappartementen in krimpgebieden is een vereniging van eigenaren (VvE) actief. 88% van de eigenaren die deelnemen aan een actieve VvE actief geeft aan dat hun VvE een onderhoudsplan heeft. Dat is wat meer dan landelijk (83%). Ook wordt door VvE-deelnemers in krimpgebieden iets vaker geld voor onderhoud gereserveerd (94% tegen 90%). De bedragen die huishoudens maandelijks hiervoor betalen verschillen in krimpgebieden niet van het landelijke beeld. 12 Buitengevel gestuukt, geschilderd of schoongemaakt: gemiddeld 16% in krimpgebieden versus 19% landelijk. Houtwerk aan de buitenkant geschilderd: gemiddeld 45% in krimpgebieden versus 49% landelijk. 37

44

45 3 Leefbaarheid en voorzieningen Belangrijkste bevindingen De tevredenheid met de woning in krimpgebieden is sinds 2006 iets gedaald, net als in Nederland als geheel. Toch is nog steeds een zeer ruime meerderheid tevreden. De tevredenheid met de woonomgeving is in diezelfde periode ook licht verminderd, maar ook hier is een heel ruime meerderheid tevreden. De tevredenheid ligt op hetzelfde niveau als landelijk. In Noord- en Oost- Groningen en in Limburg stedelijk is de tevredenheid iets lager dan in de andere krimpgebieden. In krimpgebieden oordelen mensen gemiddeld even positief over de sociale cohesie in de eigen buurt als in Nederland als geheel en verlenen ze even vaak hulp aan de buren. In Limburg stedelijk zijn bewoners het minst positief, in de Achterhoek landelijk juist het meest. Inwoners van krimpgebieden menen vaker dan in Nederland als geheel dat het aantal ontmoetingsplekken, pinautomaten en ov-verbindingen in de eigen buurt is afgenomen. In krimpgebieden zijn mensen bijna even tevreden met de dagelijkse winkels, basisscholen en crèches in de buurt als landelijk. Inwoners van krimpgebieden oordelen gemiddeld even positief over de bereikbaarheid van de huisartsenpraktijk en het ziekenhuis als mensen in Nederland als geheel. In krimpgebieden zijn mensen iets minder positief over de verwachte ontwikkeling van de eigen buurt en regio in de komende jaren dan landelijk. 3.1 Tevredenheid met de woning De gemiddelde tevredenheid met de woning in krimpgebieden is enigszins gedaald ten opzichte van voorgaande jaren, maar is nog altijd groot. Het aandeel zeer tevredenen is afgenomen maar het percentage ontevredenen is met 3% stabiel gebleven (Figuur 3-1). In heel Nederland is dezelfde ontwikkeling zichtbaar. 87% van de bewoners geeft aan tevreden of zeer tevreden te zijn met de woning. Voor heel Nederland ligt dit aandeel met 86% nagenoeg gelijk. 39

46 Figuur 3-1: Tevredenheid met de woning, krimpgebieden totaal ( ) en Nederland (2018); bron: WoON 100% 4% 3% 3% 2% 3% 3% 2% 4% 6% 8% 5% 7% 8% 10% 9% 10% 80% 60% 47% 39% 41% 46% 47% 47% 46% 46% (zeer) ontevreden niet tevreden, maar ook niet ontevreden 40% tevreden zeer tevreden 20% 41% 53% 50% 45% 42% 40% 42% 39% 0% Anticipeer 2018 Nederland De gemiddelde tevredenheid met de woning is wat lager in Limburg stedelijk en Noordoost-Groningen dan in andere krimpgebieden. In Limburg landelijk, de Achterhoek landelijk en Noordoost-Friesland is de tevredenheid met de woning juist relatief hoog. In de krimpgebieden totaal is de tevredenheid met de woning gemiddeld iets lager dan in de anticipeerregio s, maar iets hoger dan in de overige gebieden in Nederland (Figuur 3-2). Figuur 3-2: Tevredenheid met de woning naar krimpgebieden, anticipeergebieden totaal en Nederland totaal (2018); bron: WoON Achterhoek: stedelijk 43% 46% 8% 3% Achterhoek: landelijk 46% 45% 6% 2% Limburg: stedelijk 35% 48% 13% 4% Limburg: landelijk 44% 45% 10% 2% Noordoost-Friesland 43% 46% 9% 2% Noord- en Oost-Groningen 38% 47% 12% 3% Zeeuws-Vlaanderen 41% 49% 7% 2% Krimpgebieden totaal 40% 47% 10% 3% Anticipeergebieden totaal 42% 46% 9% 2% Nederland totaal 39% 46% 10% 4% 0% 20% 40% 60% 80% 100% zeer tevreden tevreden niet tevreden, maar ook niet ontevreden (zeer) ontevreden 40

47 Ook de tevredenheid met verschillende aspecten van de woning is in krimpgebieden soms gemiddeld iets groter dan in Nederland als geheel. In krimpgebieden vinden bewoners iets vaker dat de woning groot genoeg is en voldoende buitenruimte heeft (Tabel 3-1). In het eerste hoofdstuk zagen we al dat woningen in krimpgebieden gemiddeld genomen groter zijn dan elders en ook vaker een eigen buitenruimte hebben. Van alle bewoners van krimpgebieden vinden inwoners van de regio s Limburg stedelijk en Noord- en Oost- Groningen het vaakst dat hun woning niet goed is onderhouden. Tabel 3-1: Oordeel over de woning, krimpgebieden totaal en Nederland totaal (2018); bron: WoON Stelling Krimpgebieden Anticipeergebieden Nederland % mee eens % mee eens % mee eens Woning ademt een goede sfeer 90% 90% 88% Indeling is geschikt 88% 88% 86% Woning is goed onderhouden 80% 82% 77% Woning is niet te klein 82% 83% 77% Woning is niet te groot 79% 78% 78% Woning heeft voldoende buitenruimte 66% 65% 61% Waarom zijn sommige bewoners in krimpgebieden ontevreden met hun woning? Bewoners die ontevreden zijn over hun woning, vinden vooral vaak (66%) dat hun woning slecht is onderhouden (Tabel 3-2). Dit geldt zowel voor krimpgebieden als voor heel Nederland. Ook onvoldoende buitenruimte en een te klein woonoppervlak worden regelmatig genoemd. Vergeleken met de rest van Nederland vinden ontevreden personen in krimpgebieden echter minder vaak dat de woning te klein is. Ook wordt minder vaak gezegd dat de woning een ongeschikte indeling of onvoldoende buitenruimte heeft 1. Tabel 3-2: Oordeel over de woning, naar tevredenheid woning, krimpgebieden totaal (2018); bron: WoON Stelling voor personen die (zeer) Stelling voor personen die (zeer) tevreden zijn over huidige woning % mee eens ontevreden zijn over huidige woning % mee eens Woning ademt een goede sfeer 94% Woning is slecht onderhouden 66% Indeling is geschikt 92% Woning heeft onvoldoende buitenruimte 36% Woning is goed onderhouden 87% Woning is te klein 29% Woning is niet te klein 86% Woning ademt geen goede sfeer 29% Woning is niet te groot 80% Indeling ongeschikt 26% Woning heeft voldoende buitenruimte 67% Woning is te groot 9% De tevredenheid met de woning in krimpgebieden is met 82% het laagst onder bewoners in sterk stedelijke gemeenten (Figuur 3-3). In het algemeen geldt dat hoe meer stedelijk de gemeente, hoe lager de tevredenheid met de woning. Eigenaren-bewoners zijn over het algemeen tevredener dan bewoners van huurwoningen. Voor Nederland als geheel is dat ook zo. De grootste verschillen in tevredenheid tussen de krimpgebieden en heel Nederland zijn zichtbaar in het huursegment. Huurders in krimpgebieden zijn iets vaker (zeer) tevreden dan in Nederland totaal, zowel in het huursegment met een huur tot de liberalisatiegrens (73% vs. 70%) als in het dure huursegment (80% vs. 76%). 1 Bij een afwijking van tenminste 5 procentpunt op een bepaalde stelling tussen krimpgebieden en heel Nederland spreken we van een noemenswaardig verschil. 41

48 Figuur 3-3: Tevredenheid met de woning (percentage (zeer) tevreden) naar gemeente en prijsklasse woning, krimpgebieden totaal en Nederland (2018); bron: WoON 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Krimpgebieden Nederland 3.2 Tevredenheid met de woonomgeving De meeste mensen in krimpgebieden zijn in 2018 tevreden (52%) dan wel zeer tevreden (33%) met hun woonomgeving (Figuur 3-4). Dit is vergelijkbaar met de rest van Nederland. De tevredenheid met de woonomgeving is in krimpgebieden enigszins verslechterd sinds het hoogtepunt in Het percentage personen dat (zeer) ontevreden is met hun woonomgeving is met circa 4% vrij stabiel. Wel is een dalende trend in het aandeel zeer tevredenen zichtbaar. Landelijk is die trend ook waarneembaar maar wel minder sterk. In krimpgebieden is het aandeel zeer tevredenen sinds 2002 met 7 procentpunt gedaald, landelijk is dat 3 procentpunt. Figuur 3-4: Tevredenheid met de woonomgeving: krimpgebieden totaal ( ), anticipeergebieden totaal en Nederland (2018); bron: WoON 100% 6% 6% 6% 6% 6% 4% 4% 5% 6% 7% 6% 9% 11% 11% 9% 11% 80% 60% 53% 47% 50% 51% 52% 52% 51% 51% (zeer) ontevreden niet tevreden, maar ook niet ontevreden 40% tevreden zeer tevreden 20% 35% 40% 38% 34% 31% 33% 36% 33% 0% Anticipeer Nederland 42

49 Krimpgebieden zijn vaak plattelandsregio s waar relatief veel mensen in een weinig stedelijke gemeente en buurt wonen. Bekend is dat de tevredenheid met de woonomgeving in stedelijke buurten lager ligt dan in minder stedelijke buurten. Daarom is het zinnig om de krimpgebieden te vergelijken met anticipeergebieden: inwoners in die regio s wonen ook vaak in een minder stedelijke buurt. Het aandeel personen dat zeer tevreden is met de woonomgeving heeft krimpgebieden en anticipeergebieden sinds 2002 gemiddeld dezelfde ontwikkeling doorgemaakt: een gestage daling met een kleine opleving sinds Bij het aandeel tevredenen hebben krimpgebieden ook een vergelijkbare ontwikkeling doorgemaakt. De ontwikkeling van de percentages niet tevreden en niet ontevreden en ontevreden verschilt ook niet noemenswaardig tussen de twee soort gebieden. Figuur 3-5: Tevredenheid met de woonomgeving in krimpgebieden totaal en anticipeergebieden totaal ( ); bron: WoON 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Zeer tevreden: krimp Tevreden: krimp Niet tevreden, maar ook niet ontevreden: krimp (Zeer) ontevreden: krimp Zeer tevreden: anticipeer Tevreden: anticipeer Niet tevreden, maar ook niet ontevreden: anticipeer (Zeer) ontevreden: anticipeer In Noord- en Oost-Groningen en in Limburg stedelijk is de tevredenheid met de woonomgeving lager dan in de andere krimpgebieden. In Limburg stedelijk is bovendien de daling in het percentage zeer tevredenen of tevredenen sinds 1998 het sterkst geweest. In de Achterhoek landelijk en Limburg landelijk ligt de tevredenheid juist relatief hoog. In de krimpgebieden totaal is de tevredenheid met de woonomgeving gemiddeld iets lager dan in de anticipeerregio s, maar iets hoger dan in de overige gebieden van Nederland (Figuur 3-6). 43

50 Figuur 3-6: Tevredenheid met de woonomgeving naar krimpgebieden, anticipeergebieden totaal en Nederland totaal (2018); bron: WoON Achterhoek: stedelijk 35% 51% 11% 3% Achterhoek: landelijk 40% 49% 7% 4% Limburg: stedelijk 27% 52% 15% 6% Limburg: landelijk 40% 49% 9% 2% Noordoost-Friesland 34% 57% 7% 2% Noordoost-Groningen 30% 56% 10% 4% Zeeuws-Vlaanderen 36% 50% 9% 5% Krimpgebieden totaal 33% 52% 11% 4% Anticipeergebieden totaal 36% 51% 9% 4% Nederland totaal 33% 51% 11% 5% 0% 20% 40% 60% 80% 100% zeer tevreden tevreden niet tevreden, maar ook niet ontevreden (zeer) ontevreden Van de onderscheiden regio s ligt in Limburg stedelijk de tevredenheid met de woonomgeving op het laagste niveau. In 1998 lag de tevredenheid in die regio nog nagenoeg op hetzelfde niveau als in Nederland als geheel. Sindsdien is de tevredenheid in Limburg stedelijk enigszins verslechterd, te zien aan de daling van het aandeel dat zeer tevreden of tevreden is: van 85% in 1998 tot 79% in Het verschil tussen Limburg stedelijk en het landelijke gemiddelde is in de loop der jaren groter geworden (Figuur 3-7). Figuur 3-7: % zeer tevreden of tevreden met de woonomgeving, naar krimpgebieden en Nederland totaal ( ); bron: WoON 95% 90% 85% 80% 75% 70% Achterhoek Limburg: stedelijk Limburg: landelijk Noordoost-Friesland Noordoost-Groningen Zeeuws-Vlaanderen Nederland 44

51 Binnen krimpgebieden ligt de tevredenheid met de woonomgeving het laagst in stedelijke woonmilieus buiten het centrum en het hoogst in landelijke woonmilieus (Figuur 3-3). In Nederland bestaat hetzelfde patroon. Ook in krimpgebieden zijn mensen in koopwoningen tevredener met hun woonomgeving dan huurders. Tabel 3-3: Tevredenheid met de woonomgeving naar woonmilieu, krimpgebieden totaal (2018); bron: WoON Centrum-stedelijk 34% 48% 13% 5% Stedelijk buiten-centrum 22% 54% 17% 7% Groen-stedelijk 33% 52% 10% 5% Centrum-dorps 33% 53% 10% 3% Landelijk wonen 41% 49% 7% 3% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Zeer tevreden Tevreden Niet tevreden, maar ook niet ontevreden (Zeer) ontevreden De tevredenheid met verschillende aspecten van de woonomgeving ligt in krimpgebieden gemiddeld op een vergelijkbaar niveau als in anticipeergebieden en Nederland als geheel (Tabel 3-4). Ongeveer even vaak vinden bewoners van krimpgebieden bijvoorbeeld dat de woningen in de buurt goed zijn onderhouden en de bebouwing aantrekkelijk is. Er zijn verschillen tussen de afzonderlijke krimpgebieden: inwoners van de regio s Limburg stedelijk en Noord- en Oost-Groningen vinden het vaakst dat de woningen in de buurt niet goed onderhouden zijn en dat de bebouwing in de buurt niet aantrekkelijk is. Het oordeel over de aantrekkelijkheid van de bebouwing in de buurt is in krimpgebieden sinds 2002 gemiddeld iets sterker verslechterd dan in anticipeergebieden. En in krimpgebieden is het aandeel bewoners dat gehecht is aan de buurt in dezelfde periode wat sterker gedaald dan in anticipeerregio s. De verschillen zijn echter klein. Tabel 3-4: Oordeel over de buurt: krimpgebieden totaal, anticipeergebieden totaal en Nederland totaal (2018); bron: WoON Stelling Krimpgebieden Anticipeergebieden Nederland % mee eens % mee eens % mee eens Prettige buurt 91% 92% 90% Voel me thuis in deze buurt 83% 85% 82% Wil niet verhuizen 77% 78% 74% Goed onderhouden woningen 75% 78% 73% Aantrekkelijke bebouwing 71% 73% 70% Buurtgenoten verhuizen niet steeds vaker 67% 70% 63% Gehecht aan de buurt 58% 58% 55% 45

52 Waarom zijn bewoners in krimpgebieden tevreden of juist ontevreden over hun woonomgeving? Bewoners die tevreden zijn over hun woonomgeving geven bijna allemaal aan dat de buurt prettig is en dat zij zich daar thuis voelen (Tabel 3-5). Bewoners die ontevreden zijn met de woonomgeving geven juist relatief vaak aan dat zij niet gehecht zijn aan de buurt. Ook wordt door ontevredenen vaak aangegeven dat de bebouwing in de buurt onaantrekkelijk is. 52% van de ontevreden personen geeft aan dat zij, indien mogelijk, wel zouden willen verhuizen. Dit is minder dan in heel Nederland, waar 66% van de personen die ontevreden zijn met de woonomgeving een verhuiswens uitspreekt. Ook wordt door de ontevredenen in krimpgebieden minder vaak dan in de rest van Nederland aangegeven dat men zich niet thuis voelt in de buurt. Bij de andere stellingen liggen de percentages te dicht bij elkaar om te kunnen spreken over een noemenswaardig verschil 2. Tabel 3-5: Oordeel over de buurt, naar tevredenheid woonomgeving, krimpgebieden totaal (2018); bron: WoON Stelling voor personen die (zeer) Stelling voor personen die (zeer) ontevreden zijn over huidige woonomgeving % mee eens tevreden zijn over huidige woonomgeving % mee eens Prettige buurt 96% Niet gehecht aan de buurt 60% Voel me thuis in deze buurt 90% Wil verhuizen, indien mogelijk 55% Wil niet verhuizen 83% Onaantrekkelijke bebouwing 45% Goed onderhouden woningen 81% Buurtgenoten verhuizen steeds vaker 44% Aantrekkelijke bebouwing 77% Voel me niet thuis in deze buurt 39% Buurtgenoten verhuizen niet steeds vaker 71% Slecht onderhouden woningen 32% Gehecht aan de buurt 63% Vervelende buurt 34% Sociale cohesie is voor veel mensen een belangrijk aspect van de woonomgeving. In krimpgebieden oordelen bewoners gemiddeld even positief over de sociale cohesie in hun buurt als in anticipeergebieden en Nederland als geheel. Personen in krimpgebieden geven wel duidelijk vaker aan dat buurtbewoners elkaar goed kennen (Tabel 3-6). Inwoners van het krimpgebied Limburg stedelijk geven het vaakst aan weinig contact te hebben met de directe buren en andere buurtgenoten. In de regio Achterhoek landelijk hebben mensen juist het meest contact met andere buurtbewoners. Ook op de andere stellingen over sociale cohesie in de buurt antwoorden inwoners van Limburg stedelijk het minst positief en inwoners van Achterhoek landelijk het meest positief. In krimpgebieden is het oordeel over de gezelligheid in de buurt sinds 2002 gemiddeld iets sterker verslechterd dan in anticipeergebieden. Bij de andere stellingen over sociale cohesie zijn er geen noemenswaardige verschillen tussen beide soorten regio s. 2 Voor de rest van de stellingen is het verschil in percentage mee eens tussen de krimpgebieden en de rest van Nederland kleiner dan 5 procentpunt. 46

53 Tabel 3-6: Oordeel over contacten in de buurt: krimpgebieden totaal, anticipeergebieden totaal en Nederland totaal (2018); bron: WoON Stelling Krimpgebieden Anticipeergebieden Nederland % mee eens % mee eens % mee eens Niet bang om lastiggevallen of beroofd te worden 85% 89% 85% Men gaat op prettige manier met elkaar om 79% 82% 77% Tevreden met bevolkingssamenstelling 74% 76% 73% Mensen kennen elkaar goed in deze buurt 66% 67% 58% Voel me medeverantwoordelijk voor leefbaarheid 64% 66% 65% Veel contact met directe buren 53% 55% 52% Ik woon in een gezellige buurt 51% 55% 48% Veel contact met andere buurtbewoners 42% 42% 38% In krimpgebieden helpen buurtbewoners elkaar even vaak als elders: 69% geeft aan zijn of haar buren weleens te helpen. In Nederland als geheel is dat met 67% nagenoeg gelijk. Van de groep bewoners in krimpgebieden die zich actief inzet voor de buren, doet bijna 90% dat (onder meer) door pakketjes aan te nemen. Andere vormen van burenhulp die vaak voorkomen zijn een oogje in het zeil houden bij afwezigheid, klusjes in huis of in de tuin en huisdieren verzorgen of uitlaten. In Nederland als totaal komen deze vormen van burenhulp ongeveer evenveel voor als in krimpgebieden. In de regio Limburg stedelijk helpen mensen de buren het minst vaak (66%), in Limburg landelijk en Achterhoek landelijk juist het vaakst (74%). Figuur 3-8: Vormen van burenhulp, als % van bewoners die aangeven de buren weleens te helpen, krimpgebieden totaal en Nederland totaal (2018); bron: WoON Pakketjes aannemen Oogje in zeil houden bij afwezigheid Klusjes in huis of tuin Huisdieren verzorgen of uitlaten Boodschappen doen of eten koken Oppassen op de kinderen Administratie, computer of internet Persoonlijke verzorging of verpleging 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Krimpgebieden Nederland In krimpgebieden zijn bewoners iets minder positief over hoe de eigen buurt zich het afgelopen jaar heeft ontwikkeld: 16% geeft aan dat de buurt erop vooruit is gegaan. In Nederland als geheel is dat 19%. In krimpregio s zijn mensen ook iets minder positief over de verwachte ontwikkeling van de buurt in het komende jaar (Figuur 3-9). 47

54 In de regio Limburg stedelijk vinden bewoners het vaakst dat de eigen buurt er in het afgelopen jaar op achteruit is gegaan (17%), in de regio Achterhoek landelijk het minst vaak (8%). Wat betreft de verwachte ontwikkeling in het komende jaar is in Limburg stedelijk zowel het percentage optimisten (19%) als het percentage pessimisten (13%) het hoogst. Jongeren onder de 35 jaar vinden duidelijk vaker dat hun buurt er op vooruit is gegaan (23%) dan 75+ ers (12%). 75+ ers zijn daarmee van alle leeftijdsgroepen het minst positief over de recente ontwikkeling van hun buurt. Zij verwachten ook het minst vaak dat de buurt er het komend jaar op vooruit zal gaan (10%). Jongeren zijn ook over de toekomstige ontwikkeling het meest positief. Figuur 3-9: Perceptie van de ontwikkeling van de buurt afgelopen jaar en komend jaar, krimpgebieden totaal en Nederland totaal (2018); bron: WoON Buurt is afgelopen jaar: Krimpgebieden Nederland 16% 19% 13% 12% 71% 69% Buurt zal komende jaar: Krimpgebieden Nederland 17% 20% 10% 10% 74% 70% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Vooruit (ge)gaan Achteruit (ge)gaan Gelijk blijven De tevredenheid met de woonomgeving verschilt tussen huishoudens met uiteenlopende samenstellingen (Figuur 3-10). Zo zijn ouderen en gezinnen met kinderen het meest tevreden. Eenoudergezinnen en alleenstaanden (tot 65 jaar) zijn het minst tevreden. In minder stedelijke gemeenten is de tevredenheid met de woonomgeving groter dan in stedelijke gemeenten. In Nederland als geheel zijn dezelfde patronen zichtbaar. Figuur 3-10: Relatie tevredenheid met de woonomgeving (1 = zeer tevreden, 5 = zeer ontevreden), huishoudtype en stedelijkheid gemeente, krimpgebieden totaal (2018); bron: WoON Gemeente Jonger Alleenstaand Paar Gezin met Eenouder dan vanaf vanaf 65 kinderen gezin Totaal Sterk stedelijk 2,1 2,1 2,2 2,0 2,0 2,1 1,9 2,0 2,3 2,0 Matig stedelijk 1,9 2,2 2,1 2,0 2,0 1,8 1,8 1,9 2,0 1,9 Weinig stedelijk 1,8 2,1 2,0 1,7 1,8 1,8 1,7 1,8 2,2 1,8 Niet stedelijk 1,8 1,9 1,9 1,8 1,9 1,7 1,7 1,8 1,8 1,8 Totaal 1,9 2,1 2,1 1,8 1,9 1,9 1,8 1,8 2,1 1,9 3.3 Tevredenheid met voorzieningen Vaak wordt gesteld dat het aantal voorzieningen in krimpgebieden sneller afneemt dan in regio s waar het aantal inwoners nog wel (fors) toeneemt. Inwoners van krimpgebieden geven vaker aan dat het aantal 48

55 ontmoetingsplekken (buurthuizen, clubs, verenigingen) in de eigen buurt in de afgelopen vijf jaar is gedaald dan inwoners van andere gebieden. Dat geldt ook voor openbaar vervoer en het aantal pinautomaten in de buurt: in krimpgebieden is de beschikbaarheid van die voorzieningen volgens bewoners vaker afgenomen dan elders in Nederland (Figuur 3-11). Voor alle afzonderlijke leeftijdsgroepen zijn die verschillen zichtbaar. Binnen krimpgebieden zijn er ook verschillen tussen leeftijdsgroepen. Bewoners van middelbare leeftijd (45-64 jaar) in krimpgebieden vinden vaker dan gemiddeld dat de beschikbaarheid van openbaar vervoer en pinautomaten in de buurt is verslechterd. Jongeren (tot 35 jaar) vinden dat minder vaak dan gemiddeld. Bij ontmoetingsplekken menen jongeren juist vaker dan gemiddeld dat het aanbod is afgenomen. In Zeeuws-Vlaanderen geeft 43% aan dat de beschikbaarheid van openbaar vervoer in de buurt in de afgelopen jaren is afgenomen. Dat fors meer dan gemiddeld in de krimpgebieden. In de regio Achterhoek stedelijk is het slechts 12%. Bij ontmoetingsplekken en pinautomaten zijn de verschillen tussen krimpgebieden kleiner. Figuur 3-11: Perceptie ontwikkeling voorzieningen en woningleegstand in eigen buurt in afgelopen vijf jaar, krimpgebieden totaal en Nederland totaal (2018); bron: WoON Ontmoetingsplekken Krimpgebieden Nederland 3% 11% 2% 8% 52% 54% 7% 6% 26% 31% Openbaar vervoer Krimpgebieden Nederland 6% 3% 12% 17% 59% 51% 4% 7% 21% 18% Pinautomaten Krimpgebieden Nederland 9% 15% 30% 34% 48% 41% 1% 7% 2% 10% Leegstand Krimpgebieden Nederland 3% 4% 12% 13% 59% 57% 4% 6% 19% 22% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Veel minder geworden Minder geworden Evenveel gebleven Meer geworden Veel meer geworden Weet niet Welk belang hechten mensen aan de nabijheid van voorzieningen? In krimpgebieden vinden mensen het iets minder vaak (heel erg) belangrijk dat er winkels voor dagelijkse boodschappen in de buurt zijn. Ouderen (65+) in krimpgebieden vinden de nabijheid van winkels ongeveer even belangrijk als ouderen elders. In krimpgebieden wordt de nabijheid van openbaar vervoer minder belangrijk gevonden dan elders. Dat geldt het sterkst voor jarigen. Bij basisscholen zijn er geen noemenswaardige verschillen tussen krimpgebieden en Nederland als geheel (Figuur 3-12). De nabijheid van winkels in krimpgebieden wordt het belangrijkst gevonden door 65+ ers. Openbaar vervoer in de buurt wordt juist het belangrijkst gevonden door jongeren (tot 25 jaar). Zij hebben vaak nog geen eigen 49

56 auto en zijn vaker op bus en trein aangewezen. Personen van middelbare leeftijd vinden openbaar vervoer het minst belangrijk: de leeftijdsgroep waarin autobezit en gebruik vaak relatief hoog is. In de meest stedelijke krimpregio, te weten Limburg stedelijk, vindt men de nabijheid van winkels voor dagelijkse boodschappen het belangrijkst. In de Achterhoek wordt de nabijheid van openbaar vervoer minder vaak belangrijk gevonden dan in de Limburgse krimpgebieden. Figuur 3-12: Oordeel over het belang van voorzieningen dichtbij de woning, krimpgebieden totaal en Nederland totaal (2018); bron: WoON Dagelijkse winkels Krimpgebieden Nederland 33% 37% 48% 48% 16% 14% 2% 2% Openbaar vervoer Krimpgebieden Nederland 18% 24% 34% 37% 33% 28% 15% 11% Basisscholen Krimpgebieden Nederland 12% 14% 24% 23% 25% 24% 38% 40% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Heel erg belangrijk Belangrijk Niet zo belangrijk Onbelangrijk Bewoners in krimpgebieden zijn iets minder vaak zeer tevreden met de winkels voor dagelijkse boodschappen in de eigen buurt dan elders in Nederland. Ook in krimpgebieden overheerst echter de tevredenheid. Hetzelfde geldt voor basisscholen en crèches 3 (Figuur 3-13). De tevredenheid met dagelijkse winkels in de eigen buurt verschilt weinig tussen leeftijdsgroepen jarigen in de krimpgebieden zijn iets vaker tevreden dan gemiddeld. Bij die leeftijdsgroep is in de krimpgebieden de tevredenheid met winkels even groot als elders in Nederland als totaal. Bij alle andere leeftijdsgroepen ligt de tevredenheid in krimpgebieden iets lager dan landelijk. In Limburg landelijk is de tevredenheid met dagelijkse winkels in de eigen buurt het laagst (75%), in Achterhoek stedelijk en Noord- en Oost-Groningen juist het hoogst (85%). In laatstgenoemde regio is de tevredenheid met basisscholen en crèches het grootst, in Limburg stedelijk juist het laagst. Zijn mensen tevredener over voorzieningen als ze meer keuze hebben in de directe omgeving? Onder de bewoners van krimpgebieden met veel grote supermarkten en/of andere winkels voor de dagelijkse boodschappen in een straal van drie kilometer, is het percentage (zeer) tevredenen inderdaad hoger. Ook 3 Als voorzieningen niet aanwezig zijn de eigen buurt, dan is respondenten gevraagd om een mening te geven over dat feit. 50

57 de bewoners met weinig van dergelijke winkels zijn echter in ruime meerderheid tevreden. De tevredenheid met voorzieningen wordt immers niet alleen bepaald door de mate van keuzevrijheid. Ook de bereikbaarheid en de kwaliteit (producten, service) spelen een belangrijke rol. Bij de tevredenheid met de basisscholen in de eigen buurt is geen duidelijk verband met het aantal scholen in een straal van drie kilometer te zien. Figuur 3-13: Tevredenheid met voorzieningen in de eigen buurt, krimpgebieden totaal en Nederland totaal (2018); bron: WoON Dagelijkse winkels Krimpgebieden Nederland 27% 30% 54% 54% 10% 10% 6% 0% 4% 0% Basisscholen Krimpgebieden Nederland 24% 28% 54% 51% 6% 3% 7% 3% 11% 10% Crèches Krimpgebieden Nederland 26% 26% 44% 47% 7% 5% 7% 4% 16% 15% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Zeer tevreden Niet tevreden, maar ook niet ontevreden Zeer ontevreden Tevreden Ontevreden Weet niet / niet van toepassing Inwoners van krimpgebieden oordelen even positief over de bereikbaarheid van de huisartsenpraktijk en het ziekenhuis als mensen in Nederland als geheel. Voor 90% is de huisartsenpraktijk (zeer) goed bereikbaar en voor 80% is ook het ziekenhuis (zeer) goed bereikbaar (Figuur 3-14). In krimpgebieden zijn 75+ ers het minst tevreden over de bereikbaarheid van de huisartsenpraktijk maar ook van die groep geeft 83% aan dat huisartsen goed of zeer goed bereikbaar zijn. 75+ ers zijn ook het minst tevreden over de bereikbaarheid van het ziekenhuis maar ook daar is driekwart nog tevreden. Landelijk zijn dezelfde verschillen tussen leeftijdsgroepen te zien. In Zeeuws-Vlaanderen zijn mensen het minst tevreden over de bereikbaarheid van de huisartsenpraktijk (85%). In die regio zijn inwoners ook wat minder tevreden over de bereikbaarheid van het ziekenhuis dan in andere krimpgebieden, evenals in Achterhoek landelijk. In Achterhoek stedelijk zijn mensen juist het meest te spreken over de bereikbaarheid van het ziekenhuis. 51

58 Figuur 3-14: Oordeel over de (persoonlijke) bereikbaarheid van huisartsenpraktijk en ziekenhuis, krimpgebieden totaal en Nederland totaal (2018); bron: WoON Huisartsenpraktijk Krimpgebieden Nederland 32% 33% 59% 57% 6% 3% 7% 3% Krimpgebieden 16% 63% 13% 7% Ziekenhuis Nederland 18% 61% 14% 6% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Zeer goed bereikbaar Niet goed en niet slecht bereikbaar Goed bereikbaar (Zeer) slecht bereikbaar 3.4 Tevredenheid met de regio Tot nu toe is de tevredenheid met de eigen woonomgeving en voorzieningen in de buurt aan de orde gekomen. In het WoON is ook gevraagd naar de tevredenheid met de regio waar men woont en de verwachtingen voor de toekomst. In zowel krimpgebieden als in Nederland als totaal is ca. 30% zeer tevreden met de eigen regio en 60% tevreden. In krimpgebieden zijn jongeren (tot 25 jaar) minder vaak (zeer) tevreden dan ouderen (75+): 85% versus 95%. Leeftijdsgroepen tot 45 jaar zijn in krimpgebieden minder tevreden met de eigen regio dan landelijk. 75+ ers zijn juist tevredener met de regio dan daarbuiten. In Limburg stedelijk en Noord- en Oost-Groningen zijn inwoners iets minder tevreden met de regio (86%) dan in de andere krimpgebieden. Inwoners van krimpgebieden zijn iets minder positief over de toekomst: 30% verwacht dat de regio zich de komende jaren positief zal ontwikkelen terwijl dat in Nederland als geheel 35% is. 14% van de mensen in krimpgebieden verwacht een negatieve ontwikkeling. Landelijk ligt dat percentage met 11% iets lager. In krimpgebieden zijn jongere leeftijdsgroepen (tot 45 jaar) positiever over de toekomst van de eigen regio dan ouderen. 75+ ers zijn het minst positief. Bij jongere leeftijdsgroepen is het verschil met het landelijke beeld wel het grootst: 35-minners in krimpgebieden zijn beduidend minder vaak positief over de toekomst van de regio dan elders terwijl 65+ ers in krimpgebieden even positief zijn als in gebieden daarbuiten. In Noord- en Oost-Groningen (23%) en Zeeuws-Vlaanderen (21%) zijn mensen vaker negatief over de toekomst van hun regio dan in andere krimpgebieden. De algehele tevredenheid met het leven ligt in krimpgebieden gemiddeld even hoog als in Nederland als geheel. Inwoners geven hun leven gemiddeld een 7,8. Alleenstaanden tussen 25 en 65 jaar en eenoudergezinnen veelal de huishoudens met wat lagere inkomens zijn het minst tevreden met hun 52

59 leven. Gezinnen en paren zijn juist iets tevredener dan gemiddeld. De rapportcijfers verschillen nauwelijks tussen de afzonderlijke krimpgebieden. 53

60

61 4 Verhuisdynamiek in krimpregio s Belangrijkste bevindingen De verhuisdynamiek ligt in krimpgebieden gemiddeld iets lager dan landelijk: een kleiner percentage huishoudens is de afgelopen twee jaar verhuisd. Krimpgebieden tellen relatief veel ouderen. Bekend is dat ouderen over het algemeen weinig verhuizen. De ouderen in krimpgebieden zijn even vaak recentelijk verhuisd als in Nederland. De verhuisdynamiek in de koopsector ligt in krimpgebieden structureel gemiddeld lager dan elders. Ook in de particuliere huursector is dat het geval. In de corporatiesector wordt juist in krimpgebieden gemiddeld iets meer verhuisd dan landelijk. Het aantal verhuisde huishoudens is in krimpgebieden gemiddeld bijna even sterk toegenomen als landelijk. Het aantal doorstromers uit een koopwoning is door het herstel op de koopmarkt het sterkst toegenomen. 30% van de starters in krimpgebieden heeft een koopwoning betrokken. Landelijk is dat met 34% iets meer. De doorgaans goedkopere koopwoningen in krimpgebieden leiden er dus niet toe dat starters daar vaker de stap naar een koopwoning maken. In krimpgebieden liggen dezelfde motieven ten grondslag aan de keuze voor een huur- of juist een koopwoning als landelijk. In krimpgebieden wordt wel vaker aangegeven dat kopen goedkoper is dan huren. 4.1 Verhuisdynamiek in krimpregio s In 2018 is 13% van de huishoudens 1 in krimpgebieden de afgelopen twee jaar verhuisd. Dat kan een verhuizing binnen de eigen gemeente of regio zijn, van elders in Nederland of vanuit het buitenland. In Nederland als geheel bedroeg het percentage verhuisden 15%. De verhuisdynamiek in krimpgebieden ligt gemiddeld al jaren onder het landelijke cijfer (Figuur 4-1). Jongeren die wegtrekken naar steden buiten krimpgebieden tellen niet mee voor de verhuisdynamiek in krimpregio s maar worden geteld bij de verhuisde huishoudens op de plek waar ze zich hebben gevestigd. Het wegtrekken van jongeren drukt dus het verhuispercentage van huishoudens die in krimpgebieden (blijven) wonen. Limburg stedelijk kent de grootste verhuisdynamiek (16%) en Limburg landelijk de laagste (9%). De verhuisdynamiek in regio s hangt samen met de samenstelling van de woningvoorraad en huishoudens. In stedelijke gebieden is de verhuisdynamiek veelal groter dan in landelijke gemeenten. 1 Het gaat hier om huishoudens die in een zelfstandige woning wonen. 55

62 Figuur 4-1: Percentage huishoudens dat in afgelopen twee jaar verhuisd is, krimpgebieden totaal en Nederland ( ); bron: WoON 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% Krimpgebieden Nederland Jongeren onder de 25 jaar zijn het vaakst in de afgelopen twee jaar verhuisd (64%), gevolgd door jarige paren en alleenstaanden in die leeftijdscategorie. De meeste categorieën huishoudens zijn in krimpgebieden iets minder vaak verhuisd dan landelijk. Alleenstaanden vanaf 45 jaar en eenoudergezinnen zijn in krimpgebieden gemiddeld iets vaker verhuisd (Figuur 4-2). Figuur 4-2: Percentage huishoudens dat in afgelopen twee jaar is verhuisd, per type huishouden; krimpgebieden totaal en Nederland totaal (2018); bron: WoON 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Krimpgebieden Nederland Zelfstandig wonende ouderen in krimpgebieden zijn even vaak verhuisd als landelijk. Onder jonge huishoudens tot 45 jaar ligt het percentage verhuisden in krimpgebieden gemiddeld lager dan landelijk (Figuur 4-3). Dit wordt deels veroorzaakt door het wegtrekken van jongere huishoudens naar regio s buiten krimpgebieden. 56

63 Figuur 4-3: Percentage huishoudens dat in afgelopen twee jaar is verhuisd, per leeftijdsklasse huishouden; krimpgebieden totaal en Nederland totaal (2018); bron: WoON 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% < Totaal Krimpgebieden Nederland De verhuisdynamiek is in krimpgebieden minder groot dan gemiddeld in Nederland. Daarom hebben bewoners in krimpgebieden relatief vaak een lange woonduur. 36% van de huishoudens in krimpgebieden woont al 21 jaar of langer in de huidige woning. Landelijk is dat 29%. De verhuisdynamiek verschilt per segment op de woningmarkt. In de particuliere huursector wordt relatief vaak verhuisd, in de koopsector minder regelmatig. De corporatiehuursector zit daar tussenin. In de koopsector in krimpgebieden wordt structureel minder verhuisd dan in de koopsector in Nederland als geheel. In 2018 was 9% van de woningeigenaren in de afgelopen twee jaar verhuisd, landelijk was dat 12%. Sinds 2002 ligt het percentage verhuisden in de koopsector in krimpgebieden gemiddeld elk jaar onder het landelijke percentage. In de huursector is dat anders: de verhuisdynamiek in de corporatiesector ligt in krimpgebieden gemiddeld op ongeveer hetzelfde niveau als landelijk. In 2018 is het aandeel verhuisden in de corporatiesector in krimpgebieden wat hoger dan landelijk (15% versus 13%). In zowel krimpgebieden als nationaal is er sprake van een licht dalende trend in de verhuisdynamiek in de corporatiesector. In de particuliere huursector fluctueert het aandeel verhuisden het sterkst. Zowel in krimpgebieden als in Nederland is het percentage verhuisden in die sector in 2018 het hoogst sinds 2002 (Figuur 4-4). Krimpgebieden tellen naar verhouding meer oudere huishoudens (65+) dan Nederland. Ouderen verhuizen minder vaak dan jongeren. Dat verklaart waarom de algehele verhuisdynamiek in krimpgebieden gemiddeld lager ligt. Elk segment op de woningmarkt is in krimpgebieden sterker vergrijsd dan landelijk, óók de corporatiesector waar het verhuispercentage in krimpgebieden juist iets hoger ligt dan nationaal. Wel is het verschil in de mate van vergrijzing het sterkst in de koopsector. Het verschil in verhuisdynamiek is het grootst in het goedkoopste koopsegment: in krimpgebieden is 9% van de huishoudens in dat segment in de laatste twee jaar verhuisd versus 14% landelijk. Binnen de huursector is de verhuisdynamiek het grootst in de vrije sector (34%) en het laagst in de prijsklasse tot de aftoppingsgrens (17%). Dat patroon geldt voor heel Nederland ook. 57

64 Figuur 4-4: Percentage huishoudens dat in afgelopen twee jaar is verhuisd, per woningmarktsegment; krimpgebieden totaal en Nederland ( ); bron: WoON 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Krimpgebieden koop Krimpgebieden corporatiehuur Krimpgebieden particuliere huur Nederland koop Nederland corporatiehuur Nederland particuliere huur Mensen hebben uiteenlopende motieven om te verhuizen. De belangrijkste verhuisredenen van huishoudens in krimpgebieden die recent zijn verhuisd zowel binnen krimpgebieden als vestigers van elders wijken weinig af van het landelijke beeld. Het einde van een relatie is in krimpgebieden iets vaker een reden terwijl studie of werk juist minder vaak het voornaamste motief was. Dat laatste is logisch: in krimpgebieden zijn er relatief weinig instellingen voor hoger onderwijs dus vestigen zich er minder studenten. Ook trekken krimpgebieden minder werkenden van elders dan economisch sterkere regio s. In krimpgebieden was de gezondheid iets vaker de belangrijkste reden. Daarbij speelt een rol dat recent verhuisde huishoudens in krimpgebieden vaker 65+ zijn dan landelijk. Ook als gekeken wordt naar de motieven van (semi-)starters, doorstromers uit een huurwoning en doorstromers uit een koopwoning afzonderlijk blijkt dat de verschillen tussen krimpgebieden en Nederland over het algemeen klein zijn. Mensen hebben vaak meerdere motieven om te verhuizen. Als niet gekeken wordt naar enkel het belangrijkste motief maar naar óf een motief genoemd wordt, dan springt gezondheid of behoefte aan zorg eruit. Dat motief wordt door recente verhuizers in krimpgebieden duidelijk vaker genoemd (12%) dan landelijk (7%). Degenen die zijn verhuisd vanwege de woning, geven in krimpgebieden minder vaak dan in Nederland als geheel aan dat dat komt doordat de vorige woning te klein was. Woningen in krimpgebieden zijn gemiddeld groter. 58

65 Figuur 4-5: Belangrijkste verhuismotief van recent verhuisde huishoudens, krimpgebieden totaal en Nederland (2018); bron: WoON Huwelijk / samenwonen 12% 12% Einde relatie 8% 11% Zelfstandig wonen 9% 9% Studie / werk 7% 10% Financieel 5% 6% Woning 15% 14% Woonomgeving 8% 7% Gezondheid 4% 6% Dichter bij familie/vrienden 6% 6% Anders 20% 24% 0% 5% 10% 15% 20% 25% Krimpgebieden Nederland Tot nu toe gingen de uitkomsten over huishoudens die in krimpgebieden wonen en, binnen die totaalgroep, om huishoudens die in de afgelopen twee jaar zijn verhuisd. Het overgrote deel van die huishoudens (88%) is verhuisd binnen het eigen krimpgebied of tussen krimpgebieden ( blijvers ). Een ander deel (12%) komt van buiten een krimpgebied ( instromers ). Daarnaast zijn er huishoudens die vanuit een krimpgebied zijn verhuisd naar een gemeente die niet in een krimpgebied ligt ( vertrekkers ). In hoeverre verschillen de verhuismotieven van deze groepen van elkaar? Vertrekkers zijn relatief vaak verhuisd vanwege studie of werk. Ook door instromers wordt dat motief vrij vaak genoemd. Blijvers zijn juist vaak verhuisd vanwege de vorige woning of woonomgeving. Relatievorming of uit elkaar gaan wordt door alle groepen vaak genoemd. Figuur 4-6: Belangrijkste verhuismotief van recent verhuisde huishoudens, onderscheiden naar vertrekkers uit een krimpregio, blijvers en instromers van buiten een krimpgebied (2018); bron: WoON 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Relatie (bij elkaar of uit elkaar) Zelfstandig gaan wonen Studie of werk Vorige woning Andere reden / of overig woonomgeving Vertrekkers uit krimp Blijvers Instromers 59

66 4.2 Starters en doorstromers op de woningmarkt Het aantal huishoudens in krimpgebieden dat in de afgelopen twee jaar is verhuisd, zowel binnen als naar krimpgebieden, is in 2018 met 29% toegenomen ten opzichte van Dat is ongeveer gelijk aan de landelijke toename van 31% in diezelfde periode. De grootste toename heeft zich voorgedaan onder doorstromers uit een koopwoning: ruim een verdubbeling ten opzichte van Het aantal doorstromers uit een huurwoning is met een derde toegenomen. Het aantal starters is licht toegenomen (+ 3%) terwijl het aantal semi-starters 2 is gedaald (-8%). In Nederland als geheel is globaal hetzelfde patroon zichtbaar. Figuur 4-7: Recent verhuisde huishoudens naar type verhuisbeweging en eigendom, krimpgebieden totaal ( ); bron: WoON verhuisd naar koop verhuisd naar huur starter semi-starter doorstromer vanuit koop doorstromer vanuit huur vanuit buitenland Gemiddeld 43% van de recent verhuisde huishoudens in krimpgebieden heeft een koopwoning betrokken, in Nederland als geheel is dat 47%. In krimpgebieden is de koopsector echter gemiddeld groter dan in Nederland. De verhuisdynamiek in de koopsector in krimpgebieden is dus minder groot dan elders: er wordt in de koopsector naar verhouding minder verhuisd dan elders in Nederland. Eerder dit hoofdstuk bleek dat al uit het percentage verhuisden per woningmarktsegment. Wat wellicht ook een rol speelt is dat starters in krimpgebieden vaker onzekerder zijn over hun toekomstige woonlocatie en daarom liever kiezen voor de flexibiliteit van huren. Gemiddeld 30% van de starters in krimpgebieden is verhuisd naar een koopwoning. Dat is iets minder dan het landelijke percentage van 34%. Het is dus niet zo dat starters in krimpgebieden er vaker in slagen een koopwoning te betrekken omdat die in krimpgebieden vaak betaalbaarder zijn dan elders. Bijna vier op de tien doorstromers uit een huurwoning is verhuisd naar een koopwoning (38%), iets minder dan landelijk (42%). Zeven op de tien doorstromers uit een koopwoning zijn verhuisd naar een (andere) koopwoning. In Nederland is dat bijna acht op de tien. Hier speelt waarschijnlijk een rol dat krimpgebieden naar verhouding 2 Semi-starters zijn verhuisd van een zelfstandige woning naar een andere zelfstandige woning maar hebben daarbij de vorige woning niet leeg achtergelaten. Semi-starters zijn vaak mensen die net zijn gescheiden of van wie de (samenwoon)relatie is verbroken. 60

67 meer ouderen tellen en zij vaker de overstap van een koop- naar een huurwoning maken dan jongere leeftijdsgroepen. Huishoudens uit het buitenland hebben in krimpgebieden vaker een koopwoning betrokken (42%) dan landelijk (26%). In krimpgebieden wonen meer huishoudens met lage(re) inkomens dan gemiddeld in Nederland. Dat is ook terug te zien bij de verhuisde huishoudens: in krimpgebieden bestaat een groter deel van de recent verhuisden uit lagere inkomens 3. Dat geldt voor zowel starters als doorstromers. Lage inkomens die zijn verhuisd hebben in krimpgebieden gemiddeld iets minder vaak een koopwoning betrokken dan in Nederland als geheel. Het iets lagere percentage verhuizingen naar een koopwoning in krimpgebieden is dus ook bij lagere inkomens te zien. Verhuisde starters in krimpgebieden zijn gemiddeld iets ouder dan in landelijk. Jongeren die wegtrekken uit krimpgebieden om elders te studeren of werken tellen niet mee als starter in krimpgebieden. De overgebleven starters zijn daarom iets ouder dan gemiddeld. Desondanks hebben starters in krimpgebieden wel vaker een lager inkomen. De woningvoorraad in krimpgebieden telt naar verhouding meer grote woningen dan gemiddeld in Nederland. Verhuisde huishoudens in krimpgebieden, zowel starters als doorstromers, zijn dan ook vaker verhuisd naar een relatief ruime woning 4. Wel hebben verhuisden in krimpgebieden naar eigen zeggen iets vaker de overstap gemaakt naar een kleinere woning (41% versus 38% landelijk). Hierbij speelt een rol dat verhuisden in krimpgebieden vaker 65+ zijn en ouderen relatief vaak naar een kleinere woning verhuizen. 4.3 Keuze voor huur- of koopwoning Recent verhuisde huishoudens in krimpgebieden hebben in gemiddeld 43% van de gevallen een koopwoning betrokken, 31% een huurwoning van een corporatie en 26% een particuliere huurwoning. In deze paragraaf gaan we na welke redenen bewoners hebben voor de keuze voor een koop- dan wel een huurwoning en of de motieven verschillen van Nederland als geheel. Dit geeft inzicht in het functioneren van de woningmarkt in krimpgebieden. De meest genoemde reden om te kiezen voor een huurwoning is dat een koopwoning financieel niet mogelijk was (61%). Recent verhuisden in een corporatiewoning zeggen dat vaker dan recent verhuisden in een particuliere huurwoning. Een te jonge of te oude leeftijd (34%) en het willen behouden van flexibiliteit om makkelijk weer te kunnen verhuizen (30%) worden ook vaak genoemd 5. Er zijn hierbij geen noemenswaardige verschillen met Nederland. Bij een gebrek aan financiële middelen was het vaak het inkomen dat te laag was (67%). Een te onzeker inkomen of te weinig vermogen voor de aankoop zijn minder vaak een reden (22%). Huishoudens die zijn verhuisd naar een koopwoning geven vaak aan dat kopen goedkoper was dan huren (63%). Dat wordt in krimpgebieden gemiddeld wat vaker genoemd dan in Nederland als geheel (56%). Koopwoningen in krimpgebieden zijn vaak goedkoper dan elders (zie ook hoofdstuk 2). Het kunnen 3 Besteedbare inkomens die behoren tot de 40% laagste inkomens ofwel het 1 e en 2 e inkomenskwintiel (landelijk gezien). 4 Groter dan 150 vierkante meter. 5 Respondenten konden meerdere antwoorden geven. Daarom tellen de percentages niet op tot 100%. 61

68 investeren in eigen bezit in de toekomst (71%) en het zelf kunnen besluiten wat je met de woning doet (55%) worden ook vaak genoemd als redenen. Hierbij zijn geen verschillen met Nederland. Huurders in krimpgebieden die zijn verhuisd naar een corporatiewoning hebben in vier op de tien gevallen wel overwogen om een woning van een particuliere verhuurder te huren. De meest genoemde reden om desondanks toch te kiezen voor een corporatiewoning was dat de huur van de woning lager was (62%). De meest genoemde reden om in de eerste plaats geen woning van een particuliere verhuurder te overwegen is dat dergelijke woningen te duur zijn (44%). Dat wordt in krimpgebieden wel minder vaak gezegd dan in Nederland (58%). Huurders die zijn verhuisd naar een particuliere huurwoning hebben in zeven op de tien gevallen wel overwogen om een woning van een corporatie te huren. De meest genoemde reden om toch te kiezen voor een particuliere huurwoning was dat die woning snel beschikbaar was (59%). Ook was er vaak geen aanbod van corporaties op de gewenste locatie (40%). Ook hierbij zijn er weinig verschillen met Nederland. 62

69 5 Vertrekkers en instromers Belangrijkste bevindingen Met behulp van de registratiegegevens op persoonsniveau (CBS-microdata) zijn de vertrekkers, instromers en binnenregionale verhuizers in krimpgebieden nader onderzocht. De groep binnenlandse vertrekkers uit krimpgebieden is groter dan de groep binnenlandse vestigers. Deze groepen verschillen ook qua samenstelling van elkaar. De binnenlandse vertrekkers zijn vaker dan de vestigers jong (18-24 jaar) en vormen vaker na verhuizing een alleenstaand huishouden. De vertrekkers hebben ook vaker een overige niet-westerse migratieachtergrond. Dit zijn onder meer asielmigranten die verhuizen naar een andere regio in Nederland. Bekeken naar opleidingsniveau (18-35-jarigen) en inkomen (25+ ers) zijn de relatieve verschillen tussen binnenlandse vertrekkers en vestigers niet groot: het percentage met een hoge opleiding of een hoger inkomen is in beide groepen ongeveer even groot. De absolute omvang van de groepen verschilt wel van elkaar. Regio s die aan een krimpgebied grenzen en de grootstedelijke regio s in de Randstad ontvangen relatief veel vertrekkers. In de leeftijdsgroepen < 18 jaar en jaar is het binnenlands migratiesaldo negatief. Het buitenlands migratiesaldo is voor die groepen juist positief. 5.1 Kenmerken van vertrekkers en instromers De grote meerderheid van de analyses in dit rapport is gebaseerd op het WoON. Dat is zeer geschikt om subjectieve zaken als leefbaarheid en woonwensen te onderzoeken. Het WoON is echter gebaseerd op een steekproef. Het aantal respondenten dat verhuist vanuit, binnen en naar krimpregio s is te laag om gedetailleerde analyses mee uit te voeren. In dit hoofdstuk maken we daarom gebruik van CBS-microdata: gegevens op persoonsniveau, afkomstig uit diverse overheidsregisters en die voor de complete Nederlandse bevolking beschikbaar zijn 1. Met deze data kunnen we wel een gedetailleerd beeld krijgen van de samenstelling van de personen die krimpgebieden verlaten of zich er juist vestigen. In dit hoofdstuk kijken we naar het totaal van krimpgebieden: alle individuele krimpregio s bij elkaar opgeteld. Verschillen tussen afzonderlijke krimpgebieden die er ongetwijfeld zijn blijven hier dus buiten beschouwing. 1 Het CBS stelt deze gegevens onder strikte voorwaarden ter beschikking aan onderzoekers. 63

70 Voor de analyses zijn alle personen geselecteerd die in de periode 2015 t/m 2017 op ten minste één peilmoment 2 woonachtig waren in een krimpregio. Deze personen zijn vervolgens, op basis van hun verhuisgedrag in , geclassificeerd in een van de zes volgende categorieën 3 : 1. Verhuisd naar een krimpgebied vanuit overig Nederland; 2. Verhuisd naar een krimpgebied vanuit het buitenland; 3. Verhuisd vanuit een krimpgebied naar overig Nederland; 4. Verhuisd vanuit een krimpgebied naar het buitenland; 5. Verhuisd binnen een krimpgebied (of van een krimpgebied naar een ander krimpgebied); 6. Niet verhuisd. In Tabel 5.1 tonen we de demografische en sociaaleconomische kenmerken van personen in deze zes categorieën 4. De blauw gearceerde delen zijn cijfers die duidelijk afwijken van de andere groepen. De grote meerderheid van de personen in krimpgebieden is niet verhuisd in de periode Personen die wel verhuisden deden dat het vaakst binnen de krimpregio. Daarnaast zien we het bekende beeld van krimpgebieden: de uitstroom is aanzienlijk groter dan de instroom. Verhuizers zijn over het algemeen relatief jong. Met name de personen die krimpgebieden verlaten zowel naar overig Nederland als naar het buitenland zijn jong: ongeveer de helft van deze personen is jaar oud in het jaar van de verhuizing. Onder personen die niet verhuizen is meer dan een kwart 65 jaar of ouder. 65-plussers verhuizen ook relatief vaak binnen de krimpregio. Tussen de categorieën bestaan ook aanzienlijke verschillen in migratieachtergrond. Bij de instroom vanuit het buitenland heeft logischerwijs een groot deel van de personen een migratieachtergrond 5, meestal een westerse. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om Duitsers in Zuid-Limburg of Belgen in Zeeuws-Vlaanderen, maar ook arbeidsmigranten uit Oost-Europa vallen onder de noemer westerse migranten. Een relatief groot aandeel van de instroom vanuit het buitenland heeft een overige niet-westerse migratieachtergrond. Dit zijn in de jaren veelal asielmigranten geweest. De uitstroom naar het buitenland bestaat ook voor het grootste deel uit personen met een migratieachtergrond, veelal een westerse achtergrond. Ongeveer een kwart van de emigranten uit krimpgebieden heeft een Nederlandse achtergrond. 2 De peilmomenten waren eind 2014, eind 2015, eind 2016 en eind Als een persoon in de periode 2015 t/m 2017 meerdere keren verhuisd is, wordt alleen gekeken naar de eerste verhuisbeweging. Op basis van die verhuisbeweging is de persoon ingedeeld in een van de categorieën. 4 De kenmerken die veranderen over de tijd (zoals leeftijd of inkomen) zijn gebaseerd op de situatie in het jaar na de verhuizing. Voor personen die niet verhuisd zijn, zijn de kenmerken bepaald op basis van de situatie in Vestigers uit het buitenland kunnen ook een Nederlandse achtergrond hebben, bijvoorbeeld mensen die tijdelijk in het buitenland hebben gewoond en weer terugkeren naar Nederland. 64

71 Tabel 5-1: Verhuizers en niet-verhuizers in krimpgebieden naar demografische en sociaaleconomische kenmerken, krimpgebieden totaal, periode 2015 t/m 2017; bron: CBS-microdata Instroom vanuit overig NL Instroom vanuit buitenland Uitstroom naar overig NL Uitstroom naar buitenland Binnenregionale verhuizing Niet verhuisd Aantal personen Leeftijd <18 15% 19% 13% 13% 19% 17% % 29% 36% 29% 16% 6% % 13% 15% 19% 14% 3% % 9% 8% 10% 9% 4% % 7% 5% 7% 7% 5% % 6% 4% 5% 5% 5% % 5% 4% 5% 5% 8% % 4% 4% 4% 5% 9% % 3% 3% 3% 4% 9% % 2% 2% 2% 3% 9% % 3% 8% 3% 13% 26% Migratieachtergrond Nederlands 83% 16% 74% 27% 81% 85% Turks 1% 1% 1% 2% 1% 1% Marokkaans 1% 2% 1% 3% 1% 1% Surinaams 1% 0% 1% 0% 0% 0% Antilliaans 1% 1% 1% 1% 1% 0% Overig niet-westers 5% 34% 14% 17% 4% 2% Westers 9% 46% 9% 49% 12% 11% Opleidingsniveau (hoogst behaalde voor jarigen) Laag (vmbo, mbo1) 13% 13% 18% 22% Midden (havo, vwo, mbo2-4) 54% 58% 56% 60% Hoog (hbo, wo, PhD) 34% 29% 26% 19% Opleidingsniveau (hoogst gevolgde voor jarigen) Laag (vmbo, mbo1) 5% 6% 7% 7% Midden (havo, vwo, mbo2-4) 32% 27% 49% 54% Hoog (hbo, wo, PhD) 63% 68% 44% 39% Ingeschreven als hbo- of wostudent (18-25 jarigen) Nee 57% 87% 50% 77% 74% Ja 43% 13% 51% 23% 27% Persoonlijk inkomen (25+ jarigen) 20% laagste inkomens 21% 24% 18% 21% Kwintiel 2 21% 21% 26% 23% Kwintiel 3 21% 20% 25% 22% Kwintiel 4 20% 19% 18% 19% 20% hoogste 16% 17% 12% 16% Plaats in huishouden Thuiswonend kind 24% 19% 17% 22% 25% Alleenstaand 22% 39% 35% 23% 15% Partner niet-gehuwd, zonder kind(eren) 16% 11% 16% 15% 4% Partner gehuwd, zonder kind(eren) 14% 7% 8% 11% 27% Partner niet-gehuwd, met kind(eren) 6% 4% 4% 6% 5% Partner gehuwd, met kind(eren) 9% 10% 5% 10% 19% Alleenstaand, met kind(eren) 3% 2% 2% 5% 3% Overig 7% 8% 14% 9% 2% 65

72 Bij opleidingsniveau kijken we specifiek naar personen tussen de 18 en 35 jaar oud 6. We kijken naar zowel de hoogst gevolgde als de hoogst behaalde opleiding. Een groot deel van zowel de jongeren die zich vestigen in krimpgebieden als de jongeren die krimpgebieden verlaten heeft een hoog opleidingsniveau (hbo+) gevolgd of afgerond. Het verschil tussen de jonge vertrekkers en jonge vestigers is relatief klein. Wel is de totale groep jonge vertrekkers veel groter dan de groep jonge vestigers (zie paragraaf 5.2). Jongeren die verhuizen binnen de regio en jongeren die niet verhuizen zijn over het algemeen wat lager opgeleid. Het hoogst gevolgde opleidingsniveau ligt duidelijk hoger dan het hoogst behaalde niveau: personen zijn voortijdig gestopt met de opleiding of studeren nog. We zien voor de leeftijdsgroep inderdaad dat een groot deel van hen student is aan een hbo- of wo-instelling: bij de vertrekkers is dat percentage nog wat hoger dan onder de vestigers. Bij het inkomensniveau analyseren we de groep personen vanaf 25 jaar zodat studenten en thuiswonende kinderen grotendeels buiten beschouwing worden gelaten 7. Er zijn geen grote verschillen te zien in de verdeling van de persoonlijke inkomens 8. Het is niet zo dat vertrekkers (25+) vaker hogere persoonlijke inkomens hebben dan instromers. De absolute omvang van de groepen verschilt wel van elkaar (zie paragraaf 5.2). Wat betreft de plaats in het huishouden na verhuizing 9 zijn wel behoorlijke verschillen te zien. Het valt vooral op dat in de groepen instroom vanuit het buitenland en uitstroom naar overig Nederland veel personen alleenstaand zijn na de verhuizing/migratie. Onder de instroom vanuit het buitenland zitten onder meer (tijdelijke) arbeidsmigranten die vaak (aanvankelijk) zonder familieleden naar Nederland komen. Onder de uitstroom naar overig Nederland zijn veel alleenstaanden de jongeren die krimpgebieden verlaten om elders te gaan studeren en/of werken. Bij de groep niet-verhuizers zien we relatief veel getrouwde stellen zonder kinderen. 5.2 Migratiesaldi: vertrekkers versus instromers In de bovenstaande paragraaf stond de samenstelling van groepen uitgedrukt in percentages centraal. Hoe zit het met de aantallen als vertrekkers worden afgezet tegen de instromers? Dat geeft inzicht in de binnenlandse en buitenlandse migratiesaldi per categorie. We kijken eerst naar leeftijd. We maken hierbij onderscheid tussen het migratiesaldo met overig Nederland, het migratiesaldo met het buitenland en het totale migratiesaldo (binnenlands en buitenlands samen). Vooral in de leeftijdsgroepen en jaar is er een relatief groot negatief migratiesaldo met overig Nederland. Dit betekent dat er in deze leeftijdsgroepen meer mensen van krimpgebieden verhuizen naar overig Nederland dan andersom. We zien 6 In de CBS-microdata is geen informatie beschikbaar over opleidingen die in het buitenland gevolgd en/of afgerond zijn. Omdat we voor een groot deel van de personen in de categorieën instroom vanuit, en uitstroom naar, het buitenland geen informatie hebben over opleidingsniveau zijn die delen van de tabel leeg gelaten. Ook is het opleidingsniveau van mensen die hun opleiding voor het jaar 2000 afgerond hebben (grotendeels) onbekend in de CBS-microdata. Daarom kijken we naar de leeftijdsgroep jarigen. 7 Vaak is er geen inkomen bekend van personen die vanuit of naar het buitenland verhuizen in het jaar van migratie. De inkomens van de groepen instroom vanuit, en uitstroom naar, het buitenland zijn daarom leeg gelaten. 8 Het persoonlijk inkomen is het zelfstandige inkomen van individuele personen. We kijken dus niet naar het huishoudensinkomens. 9 Of de plaats in het huishouden in 2017 voor personen die niet verhuisden. 66

73 dit patroon ook in mindere mate bij de leeftijdsgroepen en 65+. Bij het migratiesaldo met het buitenland zien we vooral in de leeftijdsgroepen <18 en jaar een positief saldo. Met andere woorden, er verhuizen in deze leeftijdsgroepen meer mensen vanuit het buitenland naar krimpgebieden dan andersom. Figuur 5-1: Binnenlands, buitenlands en totaal migratiesaldo voor krimpgebieden totaal, uitgesplitst naar leeftijd, periode 2015 t/m 2017; bron: CBS-microdata < Migratiesaldo totaal Migratiesaldo buitenland Migratiesaldo Nederland De migratiesaldi kunnen ook worden getoond voor herkomstgroepen 10. Onder personen met een Nederlandse achtergrond zien we een vertrekoverschot, met name naar overig Nederland, hetgeen kenmerkend is voor krimpgebieden. Voor de groep met een overige niet-westerse achtergrond (eerste of tweede generatie) is een duidelijk positief buitenlands migratiesaldo te zien, deels veroorzaakt door de stroom asielzoekers. Het negatieve binnenlandse migratiesaldo van personen met een niet-westerse achtergrond betreft deels statushouders en asielzoekers die vanuit asielzoekerscentra in de krimpgebieden verhuizen naar een andere regio in Nederland. 10 Op basis van de gangbare CBS-definitie van (personen met) een migratieachtergrond. Een persoon heeft een westerse achtergrond als hij, zij of één van de ouders in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika of Oceanië is geboren. Ook Indonesië en Japan worden tot de westerse landen gerekend. Als een persoon of één van de ouders in een ander land is geboren, heeft deze persoon volgens de definitie van CBS een niet-westerse migratieachtergrond. 67

74 Figuur 5-2: Binnenlands, buitenlands en totaal migratiesaldo voor krimpgebieden totaal, uitgesplitst naar herkomstgroep (eerste en tweede generatie), periode 2015 t/m 2017; bron: CBS-microdata Westers Overig niet-westers Antilliaans Surinaams Marokkaans Turks Nederlands Migratiesaldo totaal Migratiesaldo buitenland Migratiesaldo Nederland 5.3 Bestemmingsregio s van vertrekkers Er vertrekken meer inwoners uit krimpgebieden dan zich er vestigen. Het binnenlands migratiesaldo is structureel negatief. Naar welke regio s verhuizen die vertrekkers? In onderstaand kaartbeeld maken we dat inzichtelijk. De vertrekkers uit krimpgebieden in de jaren 2015 t/m 2017 zijn verdeeld naar de COROP-regio s waar zij zich hebben gevestigd. Uit de regio Noordoost-Friesland zijn in die periode personen vertrokken, uit de Achterhoek waren dat er Ook voor de andere gebieden is het aantal vertrekkers in de kaart vermeld. Van alle vertrekkers uit krimpgebieden heeft 12,5% zich gevestigd in het deel van de provincie Groningen dat niet tot een krimpgebied behoort en 10% is verhuisd naar de regio Arnhem-Nijmegen. Vertrekkers uit krimpregio s vestigen zich verspreid over het hele land. Regio s die aan een krimpgebied grenzen en de grootstedelijke regio s in de Randstad ontvangen relatief veel vertrekkers (Figuur 5-3). Bij personen die zich in een aangrenzende regio vestigen gaat het meestal om verhuizingen vanwege de woning of woonomgeving. Bij uitstromers die zich verder weg gevestigd hebben is het motief meestal studie of werk of relatievorming. 68

75 Figuur 5-3: Bestemmingsregio s (COROP-regio s*) van vertrekkers uit krimpgebieden, als % van alle vertrekkers, periode 2015 t/m 2017; bron: CBS, bewerking ABF *De COROP-regio s die grenzen aan krimpgebieden zijn indien nodig aangepast 69

Woningmarkt en leefbaarheid in krimpgebieden

Woningmarkt en leefbaarheid in krimpgebieden Woningmarkt en leefbaarheid in krimpgebieden Michael Stuart-Fox en Berry Blijie (ABF Research) Jan Rademaker (Parkstad Limburg) en Bart Gorter (Oost-Groningen) Inhoud 1. Krimp als beleidsthema 2. WoON

Nadere informatie

Verhuisplannen en woonvoorkeuren

Verhuisplannen en woonvoorkeuren Verhuisplannen en woonvoorkeuren Burgerpeiling Woon- en Leefbaarheidsmonitor Eemsdelta 2015 Bevolkingsdaling ontstaat niet alleen door demografische ontwikkelingen, zoals ontgroening en vergrijzing of

Nadere informatie

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025 Persbericht PB13 062 1 oktober 2013 9:30 uur Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025 Tussen 2012 en 2025 groeit de bevolking van Nederland met rond 650 duizend tot 17,4 miljoen

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Waardering van leefbaarheid en woonomgeving

Waardering van leefbaarheid en woonomgeving Waardering van leefbaarheid en woonomgeving Burgerpeiling Woon- en Leefbaarheidsmonitor Eemsdelta 2015 In de Eemsdelta zijn verschillende ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de leefbaarheid.

Nadere informatie

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal De grijze golf Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot 23 In deze factsheet rapporteren we over de uitkomsten van de bevolkings- en huishoudensprognose en de gevolgen ervan voor de Drechtsteden. De

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-248 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

WoON 2015 Zuid-Holland. Berry Blijie

WoON 2015 Zuid-Holland. Berry Blijie WoON 2015 Zuid-Holland Berry Blijie 15233-WON Inhoud 1. Inleiding 2. Contouren van de woningmarkt 3. De woningvoorraad 4. Huishoudens in woningen 5. Inkomens en woonuitgaven 6. Verhuizingen en verhuisplannen

Nadere informatie

Beter leven voor minder mensen

Beter leven voor minder mensen 1 Beter leven voor minder mensen Het verbeteren van de leefbaarheid in de regio Eemsdelta is het centrale uitgangspunt van het Woon- en Leefbaarheidplan Eemsdelta. Om te kijken hoe de regio zich ontwikkelt

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-245 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-246 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-247 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen

Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen Mensen verhuizen om allerlei redenen. Om samen te wonen, voor werk of studie of vanwege de woning zelf. Deze verhuizingen spelen een

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

4 doelstellingen. Woon- en Leefbaarheidsmonitor 2013. Belangrijkste uitkomsten. Beter leven met minder mensen. Over het Woon- en Leefbaarheidplan

4 doelstellingen. Woon- en Leefbaarheidsmonitor 2013. Belangrijkste uitkomsten. Beter leven met minder mensen. Over het Woon- en Leefbaarheidplan Woon- en Leefbaarheidsmonitor 2013 Belangrijkste uitkomsten Beter leven met minder mensen Dat is het uitgangspunt van het Woon- en Leefbaarheidplan Eemsdelta. Om te kijken hoe de regio zich ontwikkeld

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O Research

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk

Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk Andijk Opm eer Medem blik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 2011-2025 Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O Research

Nadere informatie

Inleiding. Vervolgens worden uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor de regionale woonvisie.

Inleiding. Vervolgens worden uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor de regionale woonvisie. notitie Wonen in Molenwaard april 2012 Inleiding De woningmarkt is de laatste jaren sterk aan veranderingen onderhevig. De economische situatie heeft grote gevolgen gehad voor de woningmarkt, evenals nieuwe

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-244 Datum Augustus 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Woononderzoek Nederland 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Woononderzoek Nederland 2009 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB10-020 22 maart 2010 9.30 uur Woononderzoek Nederland 2009 Totale woonlasten stijgen in dezelfde mate als netto inkomen Aandeel en omvang aflossingsvrije

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Andijk Opmeer Medemblik Wervershoof Enkhuizen Stede Broec Koggenland Hoorn Drechterland Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland 211-225 Inhoud blz. Colofon 1. Bevolkingsontwikkeling 1 1.1 Aantal inwoners 1 1.2 Componenten van de groei 3 2. Jong en oud 6 3. Huishoudens 8 Uitgave I&O

Nadere informatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 2014 Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 214 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 229-282555 Rapportnummer 214-243 Datum Juli 214 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Beter leven voor minder mensen

Beter leven voor minder mensen 1 Beter leven voor minder mensen Om te kijken hoe de regio Eemsdelta zich ontwikkelt en te monitoren op het gebied van demografie, leefbaarheid, de woningmarkt en bijvoorbeeld woon-, zorg en andere voorzieningen

Nadere informatie

Analyse van de markt voor (bestaande) huurwoningen in de Gemeente Steenwijkerland

Analyse van de markt voor (bestaande) huurwoningen in de Gemeente Steenwijkerland Analyse van de markt voor (bestaande) huurwoningen in de Gemeente Steenwijkerland drs. J.E. den Ouden 1-11-2013 Bevolking De gemeente Steenwijkerland telt momenteel circa 43.400 inwoners. Het inwonertal

Nadere informatie

Krimp in Fryslân. Inwonertal

Krimp in Fryslân. Inwonertal Krimp in Fryslân Bevolkingsdaling, lokaal en regionaal, is een vraagstuk van nu én de komende jaren. Hoewel pas over enkele decennia de bevolking van Fryslân als geheel niet meer zal groeien, is in sommige

Nadere informatie

7. Effect crisis op de woningmarkt- dynamiek. Auteur Remco Kaashoek

7. Effect crisis op de woningmarkt- dynamiek. Auteur Remco Kaashoek 7. Effect crisis op de woningmarkt- dynamiek Auteur Remco Kaashoek De dynamiek op de koopwoningmarkt is tussen 2007 en 2011 afgenomen, terwijl die op de markt voor huurwoningen licht is gestegen. Het aantal

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Zaanstad 2017

Fact sheet Wonen in Zaanstad 2017 Fact sheet Wonen in 07 in het kort telt 69.000 huishoudens in 07. Er wonen veel gezinnen (9 stellen met kinderen, eenoudergezinnen), net als gemiddeld in Zaanstreek/Waterland. De leeftijdssamenstelling

Nadere informatie

Bevolkingsprognose Deventer 2015

Bevolkingsprognose Deventer 2015 Bevolkingsprognose Deventer 2015 Aantallen en samenstelling van bevolking en huishoudens Augustus 2015 augustus 2015 Uitgave : team Kennis en Verkenning Naam : John Stam Telefoonnummer : 0570 693298 Mail

Nadere informatie

Woningmarktonderzoek IJsselstein. 24 november 2015 Johan van Iersel en Marlies van der Vlugt

Woningmarktonderzoek IJsselstein. 24 november 2015 Johan van Iersel en Marlies van der Vlugt Woningmarktonderzoek IJsselstein 24 november 2015 Johan van Iersel en Marlies van der Vlugt de r u y t e r k a d e 1 1 2 C 1 0 1 1 a b a m s t e r d a m w w w. r i g o. n l Opbouw 1. Algemeen beeld woningmarkt

Nadere informatie

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet nummer 7 november 2005 Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking Het inwonertal van Amsterdam is in 2004 met ruim 4.000 personen tot 742.951

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Tempo vergrijzing loopt op Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB10-083 17 december 2010 9.30 uur Tempo vergrijzing loopt op Komende 5 jaar half miljoen 65-plussers erbij Babyboomers leven jaren langer dan vooroorlogse

Nadere informatie

Planbureau voor de Leefomgeving PERSBERICHT. Bevolking daalt in kwart Nederlandse gemeenten. Nieuwe regionale bevolkingsprognoses tot 2040:

Planbureau voor de Leefomgeving PERSBERICHT. Bevolking daalt in kwart Nederlandse gemeenten. Nieuwe regionale bevolkingsprognoses tot 2040: Planbureau voor de Leefomgeving PERSBERICHT Nieuwe regionale bevolkingsprognoses tot 2040: Bevolking daalt in kwart Nederlandse gemeenten De komende dertig jaar treedt in delen van Nederland, vooral in

Nadere informatie

Woonmonitor Limburg 2015 en Bevolkings- en huishoudensprognose Progneff 2016

Woonmonitor Limburg 2015 en Bevolkings- en huishoudensprognose Progneff 2016 provincie limburg!ngekomef\i Gemeente Nederweert PERSOONLIJK Gemeente Nederweert College van Burgemeester en Wethouders Postbus 2728 6030 AA NEDERWEERT 3 1 OKT. 2016 NR. -------- ----.. --- - - -- -- Cluster

Nadere informatie

Kwartaalbericht Woningmarkt

Kwartaalbericht Woningmarkt Woningmarktregio Parkstad In verschillende delen van ons land neemt de bevolkingsomvang af. Deze demografische krimp heeft grote gevolgen voor de woningmarkt. Parkstad Limburg is in ons land koploper op

Nadere informatie

PEARL: uitkomsten van de regionale bevolkings- en allochtonenprognose 2005 2025 voor provincies

PEARL: uitkomsten van de regionale bevolkings- en allochtonenprognose 2005 2025 voor provincies PEARL: uitkomsten van de regionale bevolkings- en allochtonenprognose 225 voor provincies Andries de Jong 1) In 26 hebben het Ruimtelijk Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek voor het eerst

Nadere informatie

Onderzoek kleine kernen

Onderzoek kleine kernen Gemeente Kampen Onderzoek kleine kernen 1 maart 2012 Projectnr. 166.106/G Boulevard Heuvelink 104 6828 KT Arnhem Postbus 1174 6801 BD Arnhem Telefoon (026) 3512532 Telefax (026) 4458702 E-mail Internet

Nadere informatie

Primos-model. Basisuitkomsten Primos 2013 Kleidum

Primos-model. Basisuitkomsten Primos 2013 Kleidum Primos-model Basisuitkomsten Primos 2013 Kleidum 2 Het Primos-model Werking Primos-model Het Primos-model voorspelt de bevolkingsontwikkeling als gevolg van geboorte, sterfte, buitenlandse en binnenlandse

Nadere informatie

Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: Feiten en cijfers 2016 Bevolking

Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: Feiten en cijfers 2016 Bevolking Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: h.van.eijken@dronten.nl Feiten en cijfers 2016 Bevolking Inleiding Wat is Dronten feiten en cijfers Dit document is een jaarlijks rapport met

Nadere informatie

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud 4 e editie Economische monitor Voorne PutteN Opzet en inhoud In 2010 verscheen de eerste editie van de Economische Monitor Voorne-Putten, een gezamenlijk initiatief van de vijf gemeenten Bernisse, Brielle,

Nadere informatie

Dordrecht in de Atlas 2013

Dordrecht in de Atlas 2013 in de Atlas Een aantrekkelijke stad om in te wonen, maar sociaaleconomisch kwetsbaar Inhoud:. Conclusies. Positie van. Bevolking. Wonen. De Atlas voor gemeenten wordt jaarlijks gepubliceerd. In mei is

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-073 13 december 2012 9.30 uur Potentiële beroepsbevolking blijft straks op peil dankzij 65-plussers Geen langdurige krimp potentiële beroepsbevolking

Nadere informatie

Masterclass Krimp. Presentatie Angelique vanwingerden. 16 september 2011 Kennisnetwerk Krimp Noord-Nederland (KKNN)

Masterclass Krimp. Presentatie Angelique vanwingerden. 16 september 2011 Kennisnetwerk Krimp Noord-Nederland (KKNN) Masterclass Krimp Presentatie Angelique vanwingerden 16 september 2011 Kennisnetwerk Krimp Noord-Nederland (KKNN) Bevolkingsontwikkeling Bevolkingsontwikkeling in Noord-Drenthe 2000-2010 Bevolkingsontwikkeling

Nadere informatie

Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland

Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland Wonen in Hilversum Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland De Nederlandse woningmarkt staat momenteel in het middelpunt van de belangstelling. Deze aandacht heeft vooral betrekking op de ordening

Nadere informatie

Woningmarktrapport 3e kwartaal 2015. Gemeente Rotterdam

Woningmarktrapport 3e kwartaal 2015. Gemeente Rotterdam Woningmarktrapport 3e kwartaal 215 Gemeente Rotterdam Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 9 Aantal verkocht 8 7 6 5 4 3 2 1 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement 4e kwartaal

Nadere informatie

Woningmarktanalyse Gooise Meren

Woningmarktanalyse Gooise Meren Woningmarktanalyse Gooise Meren Op basis van WOZ en BAG gegevens Versie Kerngegevens Woningmarktanalyse Gooise Meren De in dit rapport gepresenteerde analyses zijn gemaakt met behulp van gemeentelijke

Nadere informatie

Woningmarktrapport 4e kwartaal 2015. Gemeente Amsterdam

Woningmarktrapport 4e kwartaal 2015. Gemeente Amsterdam Woningmarktrapport 4e kwartaal 215 Gemeente Amsterdam Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 3 Aantal verkocht 25 2 15 1 5 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement 1e kwartaal

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Blaricum 2017

Fact sheet Wonen in Blaricum 2017 Fact sheet Wonen in 7 in het kort In wonen 4. huishoudens. is alleenwonend, stel zonder kinderen en stel met kinderen. Vergeleken met de MRA (6) en de regio () heeft relatief veel stellen zonder kinderen.

Nadere informatie

Monitor Leerdamse woningmarkt 2006

Monitor Leerdamse woningmarkt 2006 Monitor Leerdamse woningmarkt 2006 1. Inleiding Bij de vaststelling van de beleidsnota Volkshuisvesting 2005 2010 door de gemeenteraad op 14 april 2005 zijn een aantal conclusies getrokken die kenmerkend

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Diemen 2017

Fact sheet Wonen in Diemen 2017 Fact sheet Wonen in Diemen 2017 Diemen in het kort Er wonen 14.000 huishoudens in Diemen. Diemen telt relatief veel alleenwonenden: 41%, vergeleken met 31% in Amstel- Meerlanden en 39% in de Metropoolregio

Nadere informatie

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: Feiten en cijfers 2017 Bevolking

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: Feiten en cijfers 2017 Bevolking Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: h.van.eijken@dronten.nl Feiten en cijfers 2017 Bevolking Inleiding Wat is Dronten feiten en cijfers Dit document is een jaarlijks rapport met

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktprognose

Regionale arbeidsmarktprognose Provincie Zeeland Afdeling Economie Regionale arbeidsmarktprognose 2011-2012 Inleiding Begin juni 2011 verscheen de rapportage UWV WERKbedrijf Arbeidsmarktprognose 2011-2012 Met een doorkijk naar 2016".

Nadere informatie

Migratie en pendel Twente. Special bij de Twente Index 2015

Migratie en pendel Twente. Special bij de Twente Index 2015 Migratie en pendel Twente Special bij de Twente Index 2015 Inhoudsopgave Theorieën over wonen, verhuizen 3 Kenmerken Twente: Urbanisatiegraad en aantal inwoners 4 Bevolkingsgroei grensregio s, een vergelijking

Nadere informatie

Bevolkingsprognose van Amersfoort 2013-2030 Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 2013

Bevolkingsprognose van Amersfoort 2013-2030 Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 2013 Bevolkingsprognose van Amersfoort 213-23 Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 213 In april verwacht Amersfoort haar 15.ste inwoner te mogen begroeten. Ondanks de recessie in de

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Haarlemmermeer 2017

Fact sheet Wonen in Haarlemmermeer 2017 Fact sheet Wonen in Haarlemmermeer 2017 Haarlemmermeer in het kort Er wonen ruim 61.000 huishoudens in Haarlemmermeer. Haarlemmermeer telt relatief veel gezinnen met kinderen: 35%, tegenover 32% in Amstelland-Meerlanden

Nadere informatie

Leefbaarheid en bevolkingskrimp: Groningers waarderen leefbaarheid positief, al zien ze wel achteruitgang

Leefbaarheid en bevolkingskrimp: Groningers waarderen leefbaarheid positief, al zien ze wel achteruitgang Leefbaarheid en bevolkingskrimp: Groningers waarderen leefbaarheid positief, al zien ze wel achteruitgang In de provincie Groningen bevinden zich drie krimpregio s: De Eemsdelta, De Marne en Oost- Groningen.

Nadere informatie

Fricties tussen vraag en aanbod op de Nederlandse woningmarkt

Fricties tussen vraag en aanbod op de Nederlandse woningmarkt Fricties tussen vraag en aanbod op de Nederlandse woningmarkt Peter Boelhouwer 14-11-2018 Delft University of Technology Challenge the future Inhoud Demografische ontwikkelingen Waar en wat gaan we bouwen?

Nadere informatie

Woningmarktrapport - 4e kwartaal 2013. Gemeente Dordrecht

Woningmarktrapport - 4e kwartaal 2013. Gemeente Dordrecht Woningmarktrapport - 4e kwartaal 213 Gemeente Dordrecht Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 1 aantal verkocht 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement

Nadere informatie

Samen naar de gewenste woningvoorraad in Odiliapeel

Samen naar de gewenste woningvoorraad in Odiliapeel Samen naar de gewenste woningvoorraad in Odiliapeel Eindverslag April 2015 1. Inleiding In april 2014 hebben gemeente Uden, gemeente Veghel en wooncorporatie Area een woonwensenonderzoek uitgevoerd. Om

Nadere informatie

Demografische (wijk-) analyse van de woningbouwplannen Deventer 2015

Demografische (wijk-) analyse van de woningbouwplannen Deventer 2015 Demografische (wijk-) analyse van de woningbouwplannen Deventer 2015 Uitgave : team Kennis en Verkenning Naam : John Stam Telefoonnummer : 3298 Mail : gj.stam@deventer.nl 1 Inhoudsopgave pagina 1 Inleiding:

Nadere informatie

Woonwensen en Woningbehoefte. Kenneth Gopal Kathrin Becker

Woonwensen en Woningbehoefte. Kenneth Gopal Kathrin Becker 16086-ABF Woonwensen en Woningbehoefte Kenneth Gopal Kathrin Becker 16086-ABF Opbouw presentatie I. Waar komen we vandaan? Relevante ontwikkelingen in het recente verleden II. Waar gaan we naar toe? Blik

Nadere informatie

Woningmarktrapport - 1e kwartaal Gemeente Beverwijk

Woningmarktrapport - 1e kwartaal Gemeente Beverwijk Woningmarktrapport - 1e kwartaal 215 Gemeente Beverwijk Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 45 Aantal verkocht 4 35 3 25 2 15 1 5 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement

Nadere informatie

drenthe rapportage september 2016 leefbaarheid

drenthe rapportage september 2016 leefbaarheid kennis. onderzoek. advies drenthe rapportage september 2016 Hoe tevreden is het Drents panel over leven in Drenthe en hoe ervaren zij de gevolgen van bevolkingskrimp op de? vooraf Drenthe heeft te maken

Nadere informatie

Woningmarktonderzoek kleine kernen Gemeente Oirschot

Woningmarktonderzoek kleine kernen Gemeente Oirschot Woningmarktonderzoek kleine kernen Gemeente Oirschot Bureau Bestuursinformatie & Onderzoek Gemeente Eindhoven Afdeling Onderzoek en Statistiek Gemeente Helmond Juli 2006 Inhoud: Oirschot... 1 Inwoners

Nadere informatie

WoON in Vogelvlucht Uitkomsten van het WoON 2015: Woningvoorraad en bewoners

WoON in Vogelvlucht Uitkomsten van het WoON 2015: Woningvoorraad en bewoners 15233-WON WoON in Vogelvlucht Uitkomsten van het WoON 2015: Woningvoorraad en bewoners Berry Blijie (ABF) Judith Hurks (BZK) 15233-WON Inhoud 1. Inleiding 2. Contouren van de woningmarkt 3. De woningvoorraad

Nadere informatie

Demografische ontwikkelingen gemeente Utrechtse Heuvelrug Uitwerking onderzoeksvraag door Radha Parahoe (april 2010)

Demografische ontwikkelingen gemeente Utrechtse Heuvelrug Uitwerking onderzoeksvraag door Radha Parahoe (april 2010) Demografische ontwikkelingen gemeente Utrechtse Heuvelrug Uitwerking onderzoeksvraag door Radha Parahoe (april 2010) Vanuit de VNG komen diverse krimp en vergrijzingcijfers. In de woonvisie Wonen in een

Nadere informatie

Verschillend patroon in bevolkingsontwikkeling in 2014 in Limburgse regio s

Verschillend patroon in bevolkingsontwikkeling in 2014 in Limburgse regio s DECEMBER Neimed Krimpbericht Verschillend patroon in bevolkingsontwikkeling in in se regio s In nam de bevolkingsgroei in toe. In was een tegengestelde ontwikkeling: de daling nam wat toe. In is de daling

Nadere informatie

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: Feiten en cijfers 2018 Bevolking

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: Feiten en cijfers 2018 Bevolking Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: h.van.eijken@dronten.nl Feiten en cijfers 2018 Bevolking Inleiding Wat is Dronten feiten en cijfers Dit document is een jaarlijks rapport met

Nadere informatie

Woningmarktrapport - 3e kwartaal 2013. Gemeente Haarlemmermeer

Woningmarktrapport - 3e kwartaal 2013. Gemeente Haarlemmermeer Woningmarktrapport - 3e kwartaal 213 Gemeente Haarlemmermeer Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 12 aantal verkocht 1 8 6 4 2 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement 4e

Nadere informatie

Minder, ouder, bonter in de Eems Dollard Regio

Minder, ouder, bonter in de Eems Dollard Regio HANZEHOGESCHOOL GRONINGEN Algemene informatie In 2008 viert de Hanzehogeschool Groningen haar 210-jarig bestaan! Keuze uit meer dan 70 opleidingen; het grootste hbo-onderwijsaanbod in Noord-Nederland 19

Nadere informatie

Woningmarktrapport - 4e kwartaal Gemeente s-hertogenbosch

Woningmarktrapport - 4e kwartaal Gemeente s-hertogenbosch Woningmarktrapport - 4e kwartaal 214 Gemeente s-hertogenbosch Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 2 Aantal verkocht 18 16 14 12 1 8 6 4 2 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement

Nadere informatie

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de 5 e editie Economische monitor Voorne PutteN Opzet en inhoud Deze factsheet is de vijfde editie van de Economische Monitor Voorne-Putten en presenteert recente economische ontwikkelingen van Voorne-Putten

Nadere informatie

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe  Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012 Vergrijzing in Fryslân fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe In Fryslân wonen op 1 januari 2011 647.282 inwoners. De Friese bevolking groeit nog jaarlijks. Sinds 2000 is het aantal inwoners toegenomen

Nadere informatie

RESULTATEN WOONONDERZOEK PURMEREND UPDATE MAART 2015

RESULTATEN WOONONDERZOEK PURMEREND UPDATE MAART 2015 Inhoud 1. Woningvoorraad 2 2. Huishoudens 4 3. Huishoudens in woningen 5 4. Verhuizingen 8 5. Verhuiswensen doorstromers 10 6. Verhuiswensen starters 14 7. Woonruimteverdeling 15 Inleiding Er is heel veel

Nadere informatie

De huishoudens in Groningen worden steeds kleiner

De huishoudens in Groningen worden steeds kleiner De huishoudens in Groningen worden steeds kleiner In Nederland is een trend zichtbaar naar steeds kleinere families, ook wel de verdunning van huishoudens genoemd. Niet het aantal huishoudens neemt af,

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Weesp 2017

Fact sheet Wonen in Weesp 2017 Fact sheet Wonen in 01 in het kort Er wonen ruim 8.00 huishoudens in. De huishoudenssamenstelling wijkt nauwelijks af van die van Gooi en Vechtstreek. In is het aandeel alleenwonenden net wat hoger dan

Nadere informatie

Demografische ontwikkelingen

Demografische ontwikkelingen DEEL 2.4 INFORMATIE Demografische ontwikkelingen: - Ontwikkeling inwonersaantallen; - Ontwikkeling migratiestromen; - Ontwikkeling huishoudens; - Prognoses en huishoudens; - Ontgroening en vergrijzing;

Nadere informatie

Bijlage Visie Oost : Cijfers & trends bevolking en woningvoorraad Hilversum

Bijlage Visie Oost : Cijfers & trends bevolking en woningvoorraad Hilversum Bijlage Visie Oost : Cijfers & trends bevolking en woningvoorraad Hilversum 1. Ontwikkeling bevolking naar leeftijd De Primos huishoudensprognose (2011) voor de periode 2010-2040 schetst het volgend beeld:

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Amsterdam 2017

Fact sheet Wonen in Amsterdam 2017 Fact sheet Wonen in Amsterdam 2017 Amsterdam in het kort Er wonen 462.000 huishoudens in Amsterdam. Amsterdam telt relatief veel alleenwonenden, 49% van de huishoudens woont alleen. Gemiddeld ligt dit

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. In 2025 fors meer huishoudens in de Randstad

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. In 2025 fors meer huishoudens in de Randstad Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-049 8 juli 2008 9.30 uur In 2025 fors meer huishoudens in de Randstad Sterkste groei aan noordoostzijde Randstad Ook meer huishoudens in Noord-Brabant

Nadere informatie

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen Het aantal mensen met werk is in de periode februari-april met gemiddeld 2 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren en 45-plussers gingen aan de slag.

Nadere informatie

Woningmarktrapport 3e kwartaal Gemeente Alphen aan den Rijn

Woningmarktrapport 3e kwartaal Gemeente Alphen aan den Rijn Woningmarktrapport 3e kwartaal 217 Gemeente Alphen aan den Rijn Aantal verkochte woningen naar type (NVM) 12 Aantal verkocht 1 8 6 4 2 Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Appartement

Nadere informatie

DEMOGRAFIE DEMOGRAFISCHE TRENDBREUK DOOR VERMINDERDE WONINGBOUW

DEMOGRAFIE DEMOGRAFISCHE TRENDBREUK DOOR VERMINDERDE WONINGBOUW HOOFDSTUK 2 DEMOGRAFIE DEMOGRAFISCHE TRENDBREUK DOOR VERMINDERDE WONINGBOUW Van sterke bevolkingsgroei door migratie naar matige groei door geboorteoverschot De drooglegging van de Haarlemmermeerpolder

Nadere informatie

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014 in Houten Burgerpeiling 2014 Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Houten Projectnummer 598 / 2015 Samenvatting Goede score voor Sociale Kracht in Houten Houten scoort over het algemeen goed als

Nadere informatie

Woningmarktmonitor provincie Utrecht: de staat van de woningmarkt medio 2016

Woningmarktmonitor provincie Utrecht: de staat van de woningmarkt medio 2016 DATUM 16 november 2016 PROJECTNUMMER 3400.107/G OPDRACHTGEVER Woningmarktmonitor provincie : de staat van de woningmarkt medio 2016 Update woningmarktmonitor De afgelopen maand heeft er een grote update

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Beemster 2017

Fact sheet Wonen in Beemster 2017 Fact sheet Wonen in Beemster 07 Beemster in het kort Er wonen.800 huishoudens in Beemster. In Beemster wonen iets meer gezinnen met kinderen dan gemiddeld, namelijk van de huishoudens is een stel met kinderen.

Nadere informatie

Auteur: Onderzoek en statistiek gemeente Dronten Datum: 28 januari 2016 Voor vragen: Feiten en cijfers 2015 Bevolking

Auteur: Onderzoek en statistiek gemeente Dronten Datum: 28 januari 2016 Voor vragen: Feiten en cijfers 2015 Bevolking Auteur: Onderzoek en statistiek gemeente Dronten Datum: 28 januari 2016 Voor vragen: h.van.eijken@dronten.nl Feiten en cijfers 2015 Bevolking Inleiding Wat is Dronten feiten en cijfers Dit document is

Nadere informatie

Lichte toename jaar en kinderen 0-14

Lichte toename jaar en kinderen 0-14 Tabel 1 Bevolking naar leeftijd 1.1.2013 leeftijd Sliedrecht 2010 Sliedrecht 2013 % 0-14 4424 4526 18,6 15-24 2937 2951 12,1 25-44 6369 6330 26,0 45-64 6174 6137 25,2 65-74 2162 2368 9,7 75 jaar e.o. 1987

Nadere informatie

Verhuisonderzoek Drechtsteden

Verhuisonderzoek Drechtsteden Verhuisonderzoek Kenmerken van de verhuizingen en de verhuisredenen? Inhoud: 1. Conclusies 2. Verhuissaldo 3. Huishoudengroepen 4. Inkomensgroepen 5. Kenmerk en prijs woning 6. Woningvoorraad 7. Vertrekredenen

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Ouder-Amstel 2017

Fact sheet Wonen in Ouder-Amstel 2017 Fact sheet Wonen in Ouder-Amstel 2017 Ouder-Amstel in het kort Er wonen 5.900 huishoudens in Ouder- Amstel. De grootste groep is alleenwonend, al ligt hun aandeel (32%) lager dan gemiddeld in de Metropoolregio

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 33 529 Gaswinning Nr. 495 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 27 juni 2018 De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een

Nadere informatie

Woonwensenonderzoek Valkenswaard %

Woonwensenonderzoek Valkenswaard % Woonwensenonderzoek 2017 De Metropoolregio Eindhoven laat sinds de jaren 80 met enige regelmaat voor de 21 gemeenten in Zuidoost-Brabant onderzoek uitvoeren naar de woningmarkt. In 2017 werd besloten om

Nadere informatie

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 7 e editie. Opzet en inhoud

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 7 e editie. Opzet en inhoud 7 e editie Economische monitor Voorne PutteN Opzet en inhoud Deze factsheet is de zevende editie van de Economische Monitor en presenteert recente economische ontwikkelingen van als regio en de vier gemeenten.

Nadere informatie

Fact sheet Wonen in Gooise Meren 2017

Fact sheet Wonen in Gooise Meren 2017 Fact sheet Wonen in Gooise Meren 0 Gooise Meren in het kort In Gooise Meren wonen 6.000 huishoudens. De meeste () zijn alleenwonend, in Gooi en Vechtstreek is dat, in de is dat. De grootste groep is tussen

Nadere informatie