Bijlagen bij Van profielwerkstuk naar meesterproef

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bijlagen bij Van profielwerkstuk naar meesterproef"

Transcriptie

1 Bijlagen bij Van profielwerkstuk naar meesterproef Lessen uit vijf SLO-profielmeesterstukwedstrijden SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling

2

3 Bijlagen bij Van profielwerkstuk naar meesterproef Lessen uit vijf SLO-profielmeesterstukwedstrijden

4

5 Inhoud Bijlage 1: de voorschriften met betrekking tot het profielwerkstuk 3 Bijlage 2: overzicht van de vaardigheden-eindtermen havo van de exacte vakken, de maatschappij- en de kunstvakken De vaardigheden-eindtermen havo van de exacte vakken 4 Bijlage 3: de competenties van het KBB-competentiemodel Powered by SHL 25 Bijlage 4: competentielijst gebruikt bij de profielmeesterstukwedstrijd 28 Bijlage 5: groslijst van PWS-relevante competenties 30 Bijlage 6: analyse van de samenvattingen van de havo-finalisten van de profielmeesterstukwedstrijden Bijlage 7: analyse van de samenvattingen van de vwo-finalisten van de profielmeesterstukwedstrijden

6 Bijlage 1: de voorschriften met betrekking tot het profielwerkstuk Het schoolexamen vwo en havo omvat mede een profielwerkstuk. Het profielwerkstuk is een werkstuk, een presentatie daaronder begrepen, waarin op geïntegreerde wijze kennis, inzicht en vaardigheden aan de orde komen die van betekenis zijn in het desbetreffende profiel. Het profielwerkstuk heeft betrekking op één of meer vakken van het eindexamen. Ten minste één van deze vakken heeft een omvang van 400 uur of meer voor vwo en 320 uur of meer voor havo. Bron: het Eindexamenbesluit vwo-havo-mavo-vbo - Artikel 4. Indeling eindexamen; profielwerkstuk en sectorwerkstuk en maatschappelijke stage. 3

7 Bijlage 2: overzicht van de vaardigheden-eindtermen havo van de exacte vakken, de maatschappij- en de kunstvakken 2.1 De vaardigheden-eindtermen havo van de exacte vakken Biologie, Natuurkunde, Scheikunde, NLT en ANW Biologie havo Natuurkunde havo Scheikunde havo NLT havo ANW vwo A Vaardigheden Domein A: Vaardigheden Algemene vaardigheden profieloverstijgend niveau A 1 Informatievaardigheden gebruiken 1. De kandidaat kan doelgericht informatie zoeken, beoordelen, selecteren en verwerken. 1. De kandidaat kan doelgericht informatie zoeken, beoordelen, selecteren en verwerken. 1. De kandidaat kan doelgericht informatie zoeken, beoordelen, selecteren en verwerken. 1. De kandidaat kan doelgericht informatie zoeken, beoordelen, selecteren en verwerken. A3: Informatievaardigheden 3. De kandidaat kan, mede met behulp van ICT, informatie selecteren, verwerken, beoordelen en presenteren. A 2 Communiceren A1: Taalvaardigheden A 3 Reflecteren op leren A 4 Studie en beroep 2. De kandidaat kan adequaat schriftelijk, mondeling en digitaal in het publieke domein communiceren over onderwerpen uit het desbetreffende vakgebied. 3. De kandidaat kan bij het verwerven van vakkennis en vakvaardigheden reflecteren op eigen belangstelling, motivatie en leerproces. 4. De kandidaat kan aangeven op welke wijze natuurwetenschappelijke kennis in studie en beroep wordt gebruikt en kan mede op basis daarvan zijn belangstelling voor studies en beroepen onder woorden brengen. 2. De kandidaat kan adequaat schriftelijk, mondeling en digitaal in het publieke domein communiceren over onderwerpen uit het desbetreffende vakgebied. 3. De kandidaat kan bij het verwerven van vakkennis en vakvaardigheden reflecteren op eigen belangstelling, motivatie en leerproces. 4. De kandidaat kan aangeven op welke wijze natuurwetenschappelijke kennis in studie en beroep wordt gebruikt en kan mede op basis daarvan zijn belangstelling voor studies en beroepen onder woorden brengen. 2. De kandidaat kan adequaat schriftelijk, mondeling en digitaal in het publieke domein communiceren over onderwerpen uit het desbetreffende vakgebied. 3. De kandidaat kan bij het verwerven van vakkennis en vakvaardigheden reflecteren op eigen belangstelling, motivatie en leerproces. 4. De kandidaat kan aangeven op welke wijze natuurwetenschappelijke kennis in studie en beroep wordt gebruikt en kan mede op basis daarvan zijn belangstelling voor studies en beroepen onder woorden brengen. 2. De kandidaat kan adequaat schriftelijk, mondeling en digitaal in het publieke domein communiceren over onderwerpen uit het desbetreffende vakgebied. 3. De kandidaat kan bij het verwerven van vakkennis en vakvaardigheden reflecteren op eigen belangstelling, motivatie en leerproces. 4. De kandidaat kan aangeven op welke wijze natuurwetenschappelijke kennis in studie en beroep wordt gebruikt en kan mede op basis daarvan zijn belangstelling voor studies en beroepen onder woorden brengen. 1. De kandidaat kan adequaat schriftelijk en mondeling communiceren over natuurwetenschappelijke onderwerpen. Natuurwetenschappelijke, wiskundige en technische vaardigheden bètaprofielniveau A 5 Onderzoeken A6: Onderzoeksvaardigheden 4

8 Biologie havo Natuurkunde havo Scheikunde havo NLT havo ANW vwo 5. De kandidaat kan in contexten instructies voor onderzoek op basis van vraagstellingen uitvoeren en conclusies trekken uit de onderzoeksresultaten. De kandidaat maakt daarbij gebruik van 5. De kandidaat kan in contexten instructies voor onderzoek op basis van vraagstellingen uitvoeren en conclusies trekken uit de onderzoeksresultaten. De kandidaat maakt daarbij gebruik van 5. De kandidaat kan in contexten vraagstellingen analyseren, gebruik makend van relevante begrippen en theorie, vertalen in een vakspecifiek onderzoek, dat onderzoek uitvoeren, en 5. De kandidaat kan in contexten instructies voor onderzoek op basis van vraagstellingen uitvoeren en conclusies trekken uit de onderzoeksresultaten. De kandidaat maakt daarbij gebruik van 6. De kandidaat kan een natuurwetenschappelijk onderzoek voorbereiden, uitvoeren, de verzamelde onderzoeksresultaten verwerken en hieruit een conclusie trekken. consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden. consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden. uit de onderzoeksresultaten conclusies trekken. De kandidaat maakt daarbij gebruik van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden. consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden. A 6 Ontwerpen A5: Ontwerpvaardigheden A 7 Modelvorming A 8 Natuurwetenschappelijk instrumentarium 6. De kandidaat kan in contexten op basis van een gesteld probleem een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren en daarbij relevante begrippen, theorie en vaardigheden en valide en consistente redeneringen hanteren 7. De kandidaat kan in contexten een probleem analyseren, een adequaat model selecteren, en modeluitkomsten genereren en interpreteren. De kandidaat maakt daarbij gebruik van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden. 8. De kandidaat kan in contexten een voor de natuurwetenschappen relevant instrumentarium hanteren, waar nodig met aandacht voor risico s en veiligheid; daarbij gaat het om instrumenten voor dataverzameling en -bewerking, vaktaal, vakconventies, symbolen, formuletaal en rekenkundige bewerkingen. 6. De kandidaat kan in contexten op basis van een gesteld probleem een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren en daarbij relevante begrippen, theorie en vaardigheden en valide en consistente redeneringen hanteren. 7. De kandidaat kan in contexten een probleem analyseren, een adequaat model selecteren, en modeluitkomsten genereren en interpreteren. De kandidaat maakt daarbij gebruik van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden. 8. De kandidaat kan in contexten een voor de natuurwetenschappen relevant instrumentarium hanteren, waar nodig met aandacht voor risico s en veiligheid; daarbij gaat het om instrumenten voor dataverzameling en -bewerking, vaktaal, vakconventies, symbolen, formuletaal en rekenkundige bewerkingen. 6. De kandidaat kan in contexten op basis van een gesteld probleem een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren en daarbij relevante begrippen, theorie en vaardigheden en valide en consistente redeneringen hanteren. 7. De kandidaat kan in contexten een relevant probleem analyseren, inperken tot een hanteerbaar probleem, vertalen naar een model, modeluitkomsten genereren en interpreteren, en het model toetsen en beoordelen. De kandidaat maakt daarbij gebruik van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden. 8. De kandidaat kan in contexten een voor de natuurwetenschappen relevant instrumentarium hanteren, waar nodig met aandacht voor risico s en veiligheid; daarbij gaat het om instrumenten voor dataverzameling en -bewerking, vaktaal, vakconventies, symbolen, formuletaal en rekenkundige bewerkingen. 6. De kandidaat kan in contexten op basis van een gesteld probleem een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren en daarbij relevante begrippen, theorie en vaardigheden en valide en consistente redeneringen hanteren. 7. De kandidaat kan in contexten met name een gesloten probleem analyseren, een adequaat model selecteren en modeluitkomsten genereren en interpreteren. De kandidaat maakt daarbij gebruik van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden. 8. De kandidaat kan in contexten een voor de natuurwetenschappen relevant instrumentarium hanteren, waar nodig met aandacht voor risico s en veiligheid; daarbij gaat het om instrumenten voor dataverzameling en -bewerking, vaktaal, vakconventies, symbolen en formuletaal. 5. De kandidaat kan een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren. A4: Technisch-instrumentele vaardigheden 4. De kandidaat kan op een verantwoorde manier omgaan met voor het vak relevante organismen en stoffen, instrumenten, apparaten en ICTtoepassingen. A 9 Waarderen en oordelen A7: Maatschappelijke situaties 9. De kandidaat kan in contexten een beargumenteerd oordeel geven over een situatie in de natuur of een technische toepassing, en daarin onderscheid maken tussen wetenschappelijke argumenten, normatieve maatschappelijke overwegingen en persoonlijke opvattingen. 9. De kandidaat kan in contexten een beargumenteerd oordeel geven over een situatie in de natuur of een technische toepassing, en daarin onderscheid maken tussen wetenschappelijke argumenten, normatieve maatschappelijke overwegingen en persoonlijke opvattingen. 9. De kandidaat kan in contexten een beargumenteerd oordeel geven over een situatie in de natuur of een technische toepassing, en daarin onderscheid maken tussen wetenschappelijke argumenten, normatieve maatschappelijke overwegingen en persoonlijke opvattingen. 9. De kandidaat kan in contexten een beargumenteerd oordeel over een situatie in de natuur of een technische toepassing geven en daarin onderscheid maken tussen wetenschappelijke argumenten, normatieve maatschappelijke overwegingen en persoonlijke opvattingen. 7. De kandidaat kan toepassingen en effecten van natuurwetenschappen en techniek in verschillende maatschappelijke situaties herkennen en benoemen. 5

9 Biologische vakvaardigheden Natuurkundige vakvaardigheden Chemische vakvaardigheden NLT-specifieke vaardigheden A 10 Beleven Kennisontwikkeling en -toepassing Toepassen van chemische concepten Interdisciplinaire vraagstukken in studie- en beroepspraktijk 10. De kandidaat kan in contexten gevoelens en betekenissen expliciteren die worden opgeroepen door het omgaan met de natuur of in de natuur voorkomende objecten en daarbij aandacht schenken aan de gevoelens en betekenissen van anderen. 10. De kandidaat kan in contexten analyseren op welke wijze natuurkundige en technologische kennis wordt ontwikkeld en toegepast 10. De kandidaat kan chemische concepten en in de chemie gebruikte fysische en biologische concepten herkennen en met elkaar in verband brengen. 10.De kandidaat kan van een breed spectrum aan bètatechnische studies en beroepen voorbeelden geven van interdisciplinaire vraagstukken die daarbinnen een rol spelen. Daarnaast kan de kandidaat een verband leggen tussen de praktijk van deze studies en beroepen en de eigen kennis, vaardigheden en belangstelling. A 11 Vormfunctiedenken Technisch-instrumentele vaardigheden Redeneren in termen van contextconcept Redeneren 11. De kandidaat kan in contexten redeneringen hanteren waarbij van biologische objecten op verschillende organisatieniveaus vanuit een gegeven vorm naar een bijbehorende functie wordt gezocht en andersom. 11. De kandidaat kan op een verantwoorde wijze omgaan met voor de natuurkunde relevante materialen, instrumenten, apparaten en ICTtoepassingen 11. De kandidaat kan in leefwereld-, beroeps- en wetenschapscontexten chemische concepten herkennen en gebruiken en kan op basis daarvan voorspellingen doen, berekeningen en schattingen maken en daarbij een argumentatie geven. A 12 Ecologisch denken Redeneren in termen van structuureigenschappen 12. De kandidaat kan in contexten op het gebied van duurzaamheid redeneringen hanteren waarbij uitgewerkt wordt wat de gevolgen van interne of externe veranderingen in een levensgemeenschap of ecosysteem zijn. 12. De kandidaat kan macroscopische eigenschappen in relatie brengen met structuren op meso- en (sub)microniveau, en daarin aspecten van schaal herkennen en kan omgekeerd vanuit structuren voorspellingen doen over die macroscopische eigenschappen. A 12 Rekenkundige en wiskundige vaardigheden 12. De kandidaat kan een aantal voor de natuurkunde relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden correct en geroutineerd toepassen bij voor de natuurkunde specifieke probleemsituaties. A 13 Evolutionair denken Vaktaal Redeneren over systemen, verandering en energie 13. De kandidaat kan in contexten redeneringen hanteren waarmee biologische verschijnselen op verschillende organisatieniveaus verklaard worden met behulp van theorie over evolutiemechanismen. 13. De kandidaat kan de specifieke vaktaal en vakterminologie interpreteren en produceren, waaronder formuletaal, conventies en notaties. 13. De kandidaat kan chemische processen beschrijven in termen van systemen met kennis van stoffen, deeltjes, reactiviteit en energie. 11.De kandidaat kan met gegevens van wiskundige en natuurwetenschappelijke aard consistente redeneringen opzetten van zowel inductief als deductief karakter. Rekenkundige en wiskundige vaardigheden 12.De kandidaat kan een aantal relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden correct en geroutineerd toepassen bij vakspecifieke probleemsituaties. Samenwerken 13.De kandidaat kan bij het werken aan interdisciplinaire vraagstukken samenwerken met anderen, daarbij actief de inbreng van groepsgenoten stimuleren, deze op waarde schatten en gebruiken en een herkenbare eigen inbreng hebben bij het tot stand komen van het eindresultaat A2: Reken-/wiskundige vaardigheden 2. De kandidaat kan een aantal voor het vak relevante reken-/wiskundigevaardigheden toepassen om natuurwetenschappelijke problemen op te lossen. 6

10 A 14 Systeemdenken Vakspecifiek gebruik van de computer Redeneren in termen van duurzaamheid 14. De kandidaat kan in contexten een onderscheid maken tussen verschillende organisatieniveaus, relaties binnen en tussen organisatieniveaus uitwerken en uiteenzetten hoe biologische eenheden op verschillende organisatieniveaus zichzelf in stand houden en ontwikkelen. 14. De kandidaat kan de computer gebruiken bij modelleren en visualiseren van verschijnselen en processen, en voor het verwerken van gegevens. 14. De kandidaat kan in maatschappelijke, beroeps- en wetenschapscontexten aspecten van duurzaamheid aangeven en beschrijven, daarmee samenhangende problemen analyseren en voorstellen formuleren voor een mogelijke oplossing daarvan. A 15 Contexten Kwantificeren en interpreteren Redeneren over ontwikkelen van chemische kennis 15. De kandidaat kan de in domein A genoemde vaardigheden en de in domeinen B tot en met F genoemde concepten ten minste gebruiken in beroepscontexten en in leefwereldcontexten. A 16 Kennisontwikkeling en toepassing 16. De kandidaat kan in contexten analyseren op welke wijze natuurwetenschappelijke en technologische kennis wordt ontwikkeld en toegepast. 15. De kandidaat kan fysische grootheden kwantificeren en mathematische uitdrukkingen in verband brengen met relaties tussen fysische begrippen. 15. De kandidaat kan analyseren op welke wijze natuurwetenschappelijke, technologische en chemische kennis wordt ontwikkeld en toegepast. B: Exacte wetenschappen en B: Analyse van en reflectie op technologie natuurwetenschap en techniek B1: Interdisciplinariteit B1: Kennisvorming 14.De kandidaat kan voor de context relevante conceptuele kennis en benaderingen uit in ieder geval de aardwetenschappen, de biologie, de natuurkunde, de scheikunde en de wiskunde toepassen op interdisciplinaire vraagstukken die betrekking hebben op de domeinen C t/m E. De kandidaat kan daarbij: de rol van de verschillende disciplines bij de aanpak van het vraagstuk aan de hand van voorbeelden toelichten; situaties beschrijven in termen van modelvorming, systeem, schaal en verandering; experimenteel onderzoek en/of simulaties uitvoeren dan wel resultaten van experimenten en/of simulaties interpreteren; technologische oplossingen ontwerpen dan wel ontworpen technologische oplossingen toelichten. 8. De kandidaat kan weergeven hoe natuurwetenschappelijke kennis ontstaat, welke vragen natuurwetenschappelijke onderzoekers kunnen stellen en hoe ze aan betrouwbare antwoorden komen. 7

11 B2: Wisselwerking tussen B2: Toepassing van kennis natuurwetenschap en technologie 15.De kandidaat kan de wisselwerking 9. De kandidaat kan analyseren hoe tussen de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke en technische natuurwetenschappelijke kennis en kennis wordt toegepast en kan reflecteren technologie beschrijven en toelichten aan op de wisselwerking tussen de hand van voorbeelden uit de domeinen natuurwetenschap, techniek en C t/m E. samenleving. B3: De invloed van natuurwetenschap en techniek 10. De kandidaat kan oordelen over de betrouwbaarheid van toegepaste natuurwetenschappelijke kennis en een eigen mening over maatschappelijk natuurwetenschappelijke vraagstukken vormen. Bronnen: Examenprogramma biologie havo. Advies OCW, juli Examenprogramma natuurkunde havo. Advies OCW, juli Examenprogramma scheikunde havo. Advies OCW, augustus Examenprogramma NLT havo, in: Staatscourant Nr mei Bijlage 1 Examenprogramma algemene natuurwetenschappen vwo (tevens havo) Wiskunde A Vaardigheden A 1 Algemene vaardigheden De eindterm in dit subdomein heeft betrekking op vaardigheden die van belang zijn voor alle examenvakken, de wiskunde in het bijzonder. A 2 Profielspecifieke vaardigheden De eindterm in dit subdomein heeft betrekking op vaardigheden die van belang zijn voor de profielvakken waarin de kandidaat examen doet, de wiskunde in het bijzonder. Wiskunde A havo 1 De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen. Wiskunde B havo 1 De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen. 1.1 De kandidaat kan doelgericht informatie zoeken, beoordelen, selecteren en verwerken. 1.1 De kandidaat kan doelgericht informatie zoeken, beoordelen, selecteren en verwerken. 1.2 De kandidaat kan adequaat schriftelijk, mondeling en digitaal communiceren over 1.2 De kandidaat kan adequaat schriftelijk, mondeling en digitaal communiceren over onderwerpen uit de wiskunde. onderwerpen uit de wiskunde. 1.3 De kandidaat kan bij het verwerven van vakkennis en vakvaardigheden reflecteren op 1.3 De kandidaat kan bij het verwerven van vakkennis en vakvaardigheden reflecteren op eigen belangstelling, motivatie en leerproces. eigen belangstelling, motivatie en leerproces. 1.4 De kandidaat kan toepassingen en effecten van wiskunde in het dagelijks leven en in 1.4 De kandidaat kan toepassingen en effecten van wiskunde in het dagelijks leven en in verschillende vervolgopleidingen en beroepssituaties herkennen en benoemen. verschillende vervolgopleidingen en beroepssituaties herkennen en benoemen. 2 De kandidaat kan een profielspecifieke probleemsituatie in wiskundige termen analyseren, oplossen en het resultaat naar de betrokken context terugvertalen. 2.1 De kandidaat kan een profielspecifieke probleemsituatie interpreteren, structureren en vertalen naar een model waarin wiskundig gereedschap kan worden ingezet. 2.2 De kandidaat kan wiskundige methoden en modellen toepassen op profielspecifieke probleemsituaties. 2 De kandidaat kan profielspecifieke probleemsituaties in wiskundige termen analyseren, oplossen en het resultaat naar de betrokken context terugvertalen. 2.1 De kandidaat kan een probleemsituatie in een wiskundige, natuurwetenschappelijke of economische context analyseren, gebruik makend van relevante begrippen en theorie vertalen in een vakspecifiek onderzoek, dat onderzoek uitvoeren, en uit de onderzoeksresultaten conclusies trekken. 2.2 De kandidaat kan een realistisch probleem in een context analyseren, inperken tot een hanteerbaar probleem, vertalen naar een wiskundig model, modeluitkomsten genereren en interpreteren en het model toetsen en beoordelen. 8

12 Wiskunde A havo Wiskunde B havo 2.3 De kandidaat kan de resultaten van de wiskundige behandeling terugvertalen naar de context. 2.3 De kandidaat kan met gegevens van wiskundige en natuurwetenschappelijke aard consistente redeneringen opzetten. 2.4 De kandidaat kan een beargumenteerd oordeel over een situatie in de natuur of een technische toepassing geven, en daarin onderscheid maken tussen wetenschappelijke argumenten en persoonlijke uitgangspunten. A 3 Wiskundige vaardigheden De eindterm in dit subdomein heeft betrekking op vaardigheden die specifiek van belang zijn voor het programma wiskunde havo A. De eindterm in dit subdomein heeft betrekking op vaardigheden die specifiek van belang zijn voor het programma wiskunde havo B 3 De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende rekenkundige, algebraïsche en deductieve vaardigheden en kan de bewerkingen uitvoeren zonder ICT en waar nodig met ICT-hulpmiddelen. 3 De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende rekenkundige, algebraïsche en deductieve vaardigheden en kan de bewerkingen uitvoeren zonder ICT en waar nodig met ICT-hulpmiddelen. 3.1 De kandidaat beheerst de regels van de rekenkunde en algebra zonder ICT-middelen. 3.1 De kandidaat beheerst de regels van de rekenkunde en algebra zonder ICT-middelen. 3.2 De kandidaat kan waar nodig ICT-middelen inzetten om omvangrijke of rekenintensieve problemen aan te pakken. 3.2 De kandidaat heeft inzicht in wiskundige notaties en formules en kan daarmee kwalitatief redeneren. 3.3 De kandidaat kan de correctheid van redeneringen verifiëren. 3.3 De kandidaat kan wiskundige begrippen vatten in abstracties en de bijbehorende correcte vakspecifieke taal en terminologie interpreteren en produceren, inclusief formuletaal, conventies en notaties. 3.4 De kandidaat heeft inzicht in wiskundige notaties en formules en kan daarmee kwalitatief redeneren. 3.4 De kandidaat kan bij het raadplegen van wiskundige informatie, bij het verkennen van wiskundige situaties, bij wiskundige redeneringen en bij het uitvoeren van wiskundige berekeningen gebruik maken van geschikte ICT-middelen waaronder de grafische rekenmachine. 3.5 De kandidaat kan een oplossingsstrategie kiezen, deze correct toepassen en de gevonden oplossing controleren op wiskundige juistheid. 3.5 De kandidaat kan de correctheid van redeneringen verifiëren. 3.6 De kandidaat kan een oplossingsstrategie kiezen, deze correct toepassen en de gevonden oplossing controleren op wiskundige juistheid. Bronnen: ctwo. Experimenteel examenprogramma 2014 havo wiskunde A. definitieve versie. 20 februari ctwo. Experimenteel examenprogramma 2014 havo wiskunde B. definitieve versie. 20 februari

13 De vaardigheden-eindtermen havo van de maatschappijvakkenvakken A Vaardigheden A 1 Geografische benadering A 2 Geografisch onderzoek F Oriëntatie op studie en beroep Aardrijkskunde havo (*) gespecificeerd(**): 1. De kandidaat kan de geografische benadering adequaat hanteren. Hij kan in dit verband: a. geografische informatie selecteren, verwerken en weergeven; 1a. De kandidaat kan geografische informatie selecteren, verwerken en weergeven Het betreft: 1a 1. kaarten selecteren, lezen, analyseren, interpreteren en produceren bij het beantwoorden van geografische vragen 1a 2. beelden die verkregen zijn via aardobservatietechnieken selecteren, analyseren, combineren, bewerken en interpreteren bij het beantwoorden van geografische vragen 1a 3. de waarneembare werkelijkheid5 en informatie in teksten, beelden en cijfers hanteren bij het beantwoorden van geografische vragen b. geografische vragen herkennen en zelf formuleren; 1b. De kandidaat kan geografische vragen herkennen, formuleren en beantwoorden In dit verband kan hij: 1. Aangeven waarover geografische vragen gaan. 2. De volgende typen geografische vragen herkennen en formuleren beschrijvende vragen verklarende vragen voorspellende vragen waarderende vragen vragen gericht op het maken van keuzes en het oplossen van problemen. c. de geografische werkwijzen toepassen bij het formuleren en beantwoorden van geografische vragen. 1c. De kandidaat kan de geografische werkwijzen toepassen bij het formuleren en beantwoorden van geografische vragen In dat verband kan hij: 1. Verschijnselen en gebieden vergelijken in ruimte en tijd. 2. Relaties leggen binnen een gebied en tussen gebieden. 3. Verschijnselen en gebieden vanuit meerdere dimensies beschrijven en analyseren (natuur, economie, politiek, cultuur). 4. Verschijnselen en gebieden in hun geografische context plaatsen. 5. Verschijnselen en gebieden op verschillende ruimtelijke schalen beschrijven en analyseren. 6. Verschijnselen en gebieden beschrijven en analyseren door relaties te leggen tussen het bijzondere en het algemene. (***) 2. De kandidaat kan een geografisch onderzoek opzetten, uitvoeren, presenteren en evalueren: In dat verband kan hij, in het kader van het schoolexamen: a. op basis van een geografische onderzoeksvraag en een gestructureerd plan van aanpak; 1. Een plan van aanpak maken voor een aardrijkskundig onderzoek in de eigen regio. b. met gebruikmaking van de geografische werkwijzen en primaire data; 2. Op basis van een plan van aanpak een aardrijkskundig onderzoek in de eigen regio uitvoeren, gebruik makend van geografische werkwijzen (voor werkwijzen zie 1c en de toelichting). c. aansluitend op onderdelen van het examenprogramma, met name de domeinen B, C en E. 3. Rapporteren over een zelf uitgevoerd aardrijkskundig onderzoek in de eigen regio. Bronnen: (*) CvE. Aardrijkskunde HAVO. Concept syllabus centraal examen 2013 vernieuwd. Utrecht juni 2011; Bijlage 2. Examenprogramma, pp (**) bron: CvE. Aardrijkskunde HAVO. Concept syllabus centraal examen 2013 vernieuwd. Utrecht juni 2011; hfdst. 3 Specificatie van de globale eindtermen voor het CE, pp (***) Schematische toelichting: 10

14 Geografische werkwijze: Wat doe je? Functie: Waarom doe je dit? Denkvaardigheden: Hoe doe je dit? Aspecten /inhoud: Waar let je op? Mogelijke aanpak: 1. Vergelijken van verschijnselen en gebieden in ruimte en tijd Je zoekt antwoord op de vraag: Waar hoort dit bij? Door onderscheid te maken tussen soorten verschijnselen en gebieden Overeenkomsten en verschillen 1. relevante kenmerken noemen 2. verschillen en overeenkomsten zoeken 3. verschijnselen en gebieden indelen in categorieën 2. Relaties leggen binnen een gebied en tussen gebieden Je zoekt antwoord op de vraag: Wat beïnvloedt elkaar? 3. Verschijnselen en gebieden vanuit meer dimensies beschrijven en analyseren 4. Verschijnselen en gebieden in hun geografische context plaatsen 5. Verschijnselen en gebieden op verschillende ruimtelijke schaal beschrijven en analyseren 6. Verschijnselen en gebieden beschrijven en analyseren door relaties te leggen tussen het bijzondere en het algemene Je zoekt antwoord op de vraag: Welke aspecten spelen een rol? Je zoekt antwoord op de vraag: In welke ruimtelijke context functioneert dit? Je zoekt antwoord op de vraag: Wat is de grote lijn en wat is detail? Je zoekt antwoord op de vraag: Hoe werken algemene processen uit in een specifieke regionale context? Door verbanden te leggen tussen verschijnselen binnen en tussen gebieden Door onderscheid te maken en verbanden te leggen tussen verschijnselen Door onderscheid te maken tussen deelgebieden en verbanden te leggen met een groter geheel Door onderscheid te maken tussen patronen en processen op verschillende schaal Door onderscheid te maken en verbanden te leggen tussen het bijzondere en het algemene Interne, respectievelijk externe factoren 1. relevante verschijnselen noemen 2. verticale en horizontale associaties inventariseren 3. interne en externe samenhangen beschrijven Dimensies: natuur, economie, politiek, cultuur 1 relevante dimensies beschrijven 2. wederzijdse invloed van dimensies beschrijven Onderdeel en geheel 1. relevante onderdelen noemen 2. relevant groter geheel noemen 3. positie in geografische context beschrijven Overzicht en detail 1. relevante ruimtelijke schalen noemen 2 belangrijke details beschrijven 3 hoofdzaak / ruimtelijk overzicht schetsen 4. ruimtelijk patroon beschrijven Algemene processen en bijzondere regionale omstandigheden 1 het algemene proces benoemen 2. beschrijven hoe dit proces in een concreet gebied uitwerkt 3 beschrijven hoe er in het gebied op de gevolgen van het algemene proces gereageerd wordt 11

15 A Vaardigheden Economie havo (*) gespecificeerd (****): De kandidaat kan economische concepten herkennen en toepassen in uiteenlopende contexten. A 1 Informatievaardigheden A 2 Rekenkundig en/of grafisch onderbouwen A 3 Standpuntbepaling A 4 Strategisch inzicht de benodigde informatie halen uit digitale en niet-digitale bronnen zoals tabellen, grafieken, cartoons en/of film- en televisiebeelden; de aangeboden bronnen beoordelen op bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit; met voorbeelden toelichten; feiten van meningen onderscheiden; gegeven bronnen interpreteren en in combinatie met economische kennis komen tot een oplossing van economische vraagstukken. basisrekenvaardigheden toepassen op economische relaties - rekenregels optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, - positieve en negatieve getallen/breuken/decimalen - procenten en promillen - onderscheid procentuele mutatie en procentpunt verandering - verhoudingen en schatting lineaire vergelijkingen, beschrijvende statistiek en grafieken toepassen op economische relaties - werken met eerstegraadsvergelijkingen - oplossen van een stelsel van vergelijkingen via substitutie - werken met assenstelsels (X en Y) en kwadranten - indexcijfers: partieel, samengesteld (gewogen), basisjaar verleggen diagrammen: lijn, staaf, cirkel; enkelvoudig en samengesteld - tabellen: rijen/kolommen, indeling in klassen (decielen e.d.), cumuleren - gemiddeldes: gewogen en ongewogen de rol van de verschillende actoren beschrijven; een eventuele botsing van belangen beschrijven; oplossingen voor mogelijk ongewenste gedrag bepalen; een standpunt bepalen en onderbouwen of een gegeven standpunt onderbouwen afwegingsvraagstukken beschrijven met behulp van een schrijfopdracht A 5 Experimenten Bronnen: (*) CvE. Economie HAVO. Syllabus centraal examen Utrecht november 2010; hoofdstuk 3 Specificatie van de globale eindtermen voor het CE, pp (**) CvE. Economie HAVO. Syllabus centraal examen Utrecht september 2009; Bijlage 1. Examenprogramma economie havo, pp

16 Geschiedenis havo (*) gespecificeerd (**): Maatschappijleer havo (***) A Historisch besef A Vaardigheden A Vaardigheden 1. De kandidaat kan: - gebeurtenissen uit zijn eigen leven alsmede verschijnselen, gebeurtenissen en personen uit de geschiedenis met behulp van een tijdbalk of een andere vorm van chronologische schematisering ordenen en daarbij de volgende aanduidingen van tijd en tijdsindeling gebruiken: jaren, eeuwen, tijdvakken, perioden en jaartellingen; - met gebruik van voorbeelden uit de perioden- en tijdvakkenindeling van eindterm 2, de westerschristelijke jaartelling en een ander voorbeeld van een jaartelling of periodisering /meerdere andere voorbeelden van jaartellingen of periodiseringen uitleggen dat chronologische indelingen interpretatief van aard zijn en (mede) afhangen van de standplaats die men inneemt en/of de vraag die men wil beantwoorden. Maatschappijwetenschappen havo (****) gespecificeerd (*****): 13

17 Geschiedenis havo (*) gespecificeerd (**): Maatschappijleer havo (***) 2. De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken: - tijdvak 1: van jagers en boeren (3000 voor Christus) / Prehistorie; - tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen (3000 voor Christus-500 na Christus) / Oudheid; - tijdvak 3: tijd van monniken en ridders ( ) / vroege Middeleeuwen; - tijdvak 4: tijd van steden en staten ( ) / hoge en late Middeleeuwen; - tijdvak 5: tijd van ontdekkers en hervormers ( ) / Renaissancetijd / 16 e eeuw; - tijdvak 6: tijd van regenten en vorsten ( ) / Gouden Eeuw / 17e eeuw; - tijdvak 7: tijd van pruiken en revoluties ( ) / eeuw van de Verlichting/ 18e eeuw; - tijdvak 8: tijd van burgers en stoommachines ( ) / industrialisatietijd / 19e eeuw; - tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen ( ) / eerste helft 20e eeuw; - tijdvak 10: tijd van televisie en computer (vanaf 1950) / tweede helft 20e eeuw. Maatschappijwetenschappen havo (****) gespecificeerd (*****): 14

18 Geschiedenis havo (*) gespecificeerd (**): Maatschappijleer havo (***) Maatschappijwetenschappen havo (****) 3 De kandidaat kan: - de tijdvakken van eindterm 2 plaatsen in de periodes Prehistorie, Oudheid, Middeleeuwen, Vroegmoderne Tijd en Moderne Tijd; - uitleggen dat de indeling in perioden en tijdvakken een westers perspectief op de geschiedenis vertegenwoordigt en wat de beperkingen en bezwaren daarvan kunnen zijn. 7. De kandidaat kan: - in historische processen de samenhang tussen veranderingen en continuïteit beschrijven; - de betekenis van historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen voor het heden aangeven; - verschillende soorten historische verandering onderscheiden; - door het onderscheiden van continuïteiten van langere en kortere duur onderkennen hoe elementen afkomstig uit verschillende tijdvakken zich gelijktijdig in één tijdvak kunnen manifesteren (de gelijktijdigheid van het ongelijktijdige). A 1 Informatievaardighedevaardigheden A 1 Informatie- 8. De kandidaat kan: 1. De kandidaat kan: 1. De kandidaat kan: gespecificeerd (*****): 15

19 Geschiedenis havo (*) gespecificeerd (**): Maatschappijleer havo (***) - een vraag en een daarop aansluitende hypothese formuleren; - voor een vraag bruikbaar bronnenmateriaal verwerven en gegevens eruit selecteren. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen historisch redeneren met en over bronnen. Bij het redeneren met bronnen gaat het om de inhoud van de bronnen. Het gaat om het verwerven van bronnenmateriaal en het selecteren van gegevens daaruit in relatie tot een vraagstelling. Bij de inhoud van de bron gaat het om vragen als: Wat voor (historische) feiten /meningen/interpretaties bevat de bron Wat voor informatie bevat de bron juist niet (terwijl die wellicht verwacht mocht worden). a. voor een vraag bruikbaar bronnenmateriaal verwerven en er gegevens uit selecteren; Maatschappijwetenschappen havo (****) - met betrekking tot een concreet maatschappelijk vraagstuk verschillende typen vragen herkennen en zelfstandig vragen formuleren; - uit bronnenmateriaal over een concreet maatschappelijk vraagstuk, op basis van gegeven of zelf geformuleerde vragen, bruikbare gegevens selecteren; gespecificeerd (*****): De verschillende typen vragen zijn: - beschrijvende vragen; - verklarende vragen; - evaluatieve vragen. De kandidaat kan een onderscheid maken tussen een vraagstelling en een hypothese. De kandidaat kan op basis van vakinhoudelijke kennis gericht informatie c.q. gegevens selecteren uit een overmaat aan informatie. [ ] De kandidaat kan vakinhoudelijke kennis inzetten bij het begrijpen van de informatie en/ of het interpreteren van gegevens. [ ] 16

20 Geschiedenis havo (*) gespecificeerd (**): Maatschappijleer havo (***) Bij het redeneren over bronnen gaat het om de aard van de bronnen en het analyseren van de bron. Bij de aard van de bron gaat het om vragen als: onder welke omstandigheden is de bron tot stand gekomen wie is de auteur (tijd- en plaatsgebondenheid) wat is het doel voor welk publiek is de bron bedoeld. Voor zowel redeneren met als over bronnen moet rekening gehouden worden met de bruikbaarheid. Deze is: groter naarmate de informatie uit de bron betrouwbaarder (of verifieerbaar) is in relatie tot een vraagstelling; groter naarmate de informatie uit de bron representatiever is in relatie tot een vraagstelling. Maatschappijwetenschappen havo (****) gespecificeerd (*****): Tevens kan de kandidaat: - de betrouwbaarheid van informatiebronnen vaststellen door na te gaan waar deze vandaan komt (denk aan bijv. wie is de schrijver?, met welk doel is het geschreven?, de identiteit of formule van het medium) op welke wijze zij is verzameld (denk bijv. aan selectiecriteria, referentiekader) en hoe zij is weergegeven (denk aan bijv. journalistieke principes toepassen als hoor wederhoor, scheiding feiten en commentaar, streven naar objectiviteit, juiste weergave van feiten, citaten, checken van bronnen) [ ]. - de representativiteit van informatie vaststellen door meerdere bronnen met elkaar te vergelijken [ ]. - de mate van objectiviteit / subjectiviteit van informatie vaststellen [ ]. 17

21 Geschiedenis havo (*) gespecificeerd (**): Maatschappijleer havo (***) b. (verworven) informatie verwerken o.a. met behulp van ICT en daaruit beredeneerde conclusies trekken; Maatschappijwetenschappen havo (****) - (verworven) informatie over een concreet maatschappelijk vraagstuk vanuit gegeven of zelf geformuleerde vragen mede met behulp van ICT verwerken en daaruit beredeneerde conclusies trekken; gespecificeerd (*****): - feiten onderscheiden van meningen, van vooroordelen en van stereotypen [ ]. - aan de hand van de begrippen selectieve perceptie en referentiekader beargumenteren welke factoren een objectieve weergave van de maatschappelijke werkelijkheid in de weg kunnen staan [ ]. - maatstaven aanleggen voor het zo objectief mogelijk omgaan met informatie: juiste weergave van feiten, citaten e.d. ; meerdere bronnen gebruiken; onbevooroordeeld: onderzoek met open vizier; hoor en wederhoor toepassen / belichting van verschillende kanten; scheiden van feiten en meningen; het feitenmateriaal controleren en bronnen checken; toegankelijk voor doelgroep qua taal, stijl, vorm; herkenbaar als genre (nieuws, achtergrond, analyse, commentaar). - elementaire statistische informatie interpreteren. - met betrekking tot een concreet maatschappelijk vraagstuk een beargumenteerd standpunt formuleren. 18

22 Geschiedenis havo (*) gespecificeerd (**): Maatschappijleer havo (***) c. een stelling, zowel mondeling als schriftelijk, nuanceren, verdedigen en bestrijden en daarbij gebruikmaken van argumentatievaardigheden. A 2 Onderzoeksvaardigheden A 2 Benaderingswijzen A 3 Benaderingswijzen Maatschappijwetenschappen havo (****) - de resultaten van een leeractiviteit overdragen naar anderen; - bij raadplegen, verwerken en presenteren van informatie gebruikmaken van toepassingen van ICT. 2. De kandidaat kan een eenvoudig sociaalwetenschappelijk onderzoek opzetten en uitvoeren over een concreet maatschappelijk vraagstuk en daarbij de benaderingswijzen van maatschappijleer toepassen. gespecificeerd (*****): 19

23 Geschiedenis havo (*) gespecificeerd (**): Maatschappijleer havo (***) 9. De kandidaat kan: - in het kader van een historische vraagstelling verklaringen geven voor historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen; - onderscheid maken tussen verschillende soorten oorzaken. Het gaat om causale (oorzaak/gevolg) verbanden tussen verschijnselen of gebeurtenissen, waarbij rekening gehouden moet worden met motieven van mensen. Het aangeven van oorzaken, motieven en gevolgen is een interpretatie die (mede) afhangt van eigen tijd- en plaatsgebondenheid (zie ook 7). - voorbeelden van oorzaken zijn: structurele (indirecte) en incidentele (directe) oorzaken. Een incidentele of directe oorzaak die onmiddellijk aan een gebeurtenis voorafgaat, wordt ook vaak 'aanleiding' genoemd. politieke, economische, sociale en culturele oorzaken - voorbeelden van gevolgen zijn: direct optredende gevolgen en gevolgen op langere termijn bedoelde en onbedoelde gevolgen politieke, economische, sociale en culturele gevolgen belangrijke en minder belangrijke gevolgen, denk hierbij aan: o de schaal van de gevolgen (hoeveel mensen/landen waren erbij betrokken) o de intensiteit (hoe diep werd het leven van mensen er door beïnvloed ) o de duur 2. De kandidaat kan concrete maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen analyseren en daarbij: a. aannemelijk maken wat de relatie is tussen het vraagstuk/probleem en de rechtsstaat, parlementaire democratie, verzorgingsstaat en pluriforme samenleving; b. beargumenteren of door het vraagstuk/probleem belangrijke waarden van de rechtsstaat, parlementaire democratie, verzorgingsstaat en pluriforme samenleving in het geding zijn; c. beschrijven wat de relatie is tussen het maatschappelijke vraagstuk/probleem en sociale ongelijkheid in de samenleving. Maatschappijwetenschappen havo (****) 3. De kandidaat kan concrete maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen analyseren en daarbij gebruikmaken van de benaderingswijzen van maatschappijleer: - de politiek-juridische benaderingswijze; - de sociaal-economische benaderingswijze; - de sociaal-culturele benaderingswijze; - de veranderings- en vergelijkende benaderingswijze. gespecificeerd (*****): 3.1 De politiek-juridische benaderingswijze - een korte beschrijving geven van aard, omvang en ontstaansgeschiedenis van een maatschappelijk vraagstuk en uitleggen waarom het vraagstuk een sociaal en politiek probleem is; - beschrijven welk beleid c.q. welke regelgeving door de overheid is ontwikkeld; - in het overheidsbeleid politiek-ideologische visies en belangen herkennen; - van betrokken groeperingen aangeven welke mogelijkheden zij hebben om het beleid te beïnvloeden en herkennen welke mogelijkheden zij daadwerkelijk benutten; - ten aanzien van een maatschappelijk vraagstuk [ ] [basis]begrippen kunnen toepassen. 20

24 Geschiedenis havo (*) gespecificeerd (**): Maatschappijleer havo (***) Maatschappijwetenschappen havo (****) gespecificeerd (*****): 3.2 De sociaaleconomische benaderingswijze - van de betrokken groeperingen aangeven welke belangen zij hebben, c.q. nastreven; - herkennen in hoeverre de nagestreefde belangen en ideologische oriëntaties samenhangen met de - sociale en economische posities van de betrokken groeperingen; - de sociaaleconomische/ maatschappelijke oorzaken aangeven van het maatschappelijke vraagstuk; - financieel-economische belangen of financiële aspecten erbij betrekken/ herkennen; - ten aanzien van een maatschappelijk vraagstuk [ ][basis]begrippen kunnen toepassen. 3.3 De sociaal-culturele benaderingswijze - van de betrokken groeperingen aangeven welke opvattingen zij hebben over de aard, de oorzaken - van het maatschappelijk vraagstuk en het gewenste beleid; - in de opvattingen van betrokken groeperingen normatieve uitgangspunten herkennen en deze in - verband brengen met ideologische en levensbeschouwelijke oriëntaties. - ten aanzien van een maatschappelijk vraagstuk [ ] [basis]begrippen kunnen toepassen. 21

25 Geschiedenis havo (*) gespecificeerd (**): Maatschappijleer havo (***) 10. De kandidaat kan bij het geven van oordelen over het verleden rekening houden met: - het onderscheid tussen feiten en meningen; - tijden plaatsgebondenheid van interpretaties en oordelen afkomstig van personen uit het verleden en afkomstig van hedendaagse personen, onder wie hij zelf; - de rol van waardepatronen in heden en verleden; - het ondersteunen van uitspraken met behulp van argumenten. Maatschappijwetenschappen havo (****) gespecificeerd (*****): 3.4 De veranderings- en vergelijkende benaderingswijze - maatschappelijke ontwikkelingen / veranderingen in verband brengen met het maatschappelijk - vraagstuk, overheidsbeleid en in opvattingen van betrokken groeperingen; - verschillende aspecten van het vraagstuk vergelijken met die in andere samenlevingen. - ten aanzien van een maatschappelijk vraagstuk [ ] [basis]begrippen kunnen toepassen. Bronnen: (*) CvE. Geschiedenis HAVO. Concept syllabus centraal examen Met de thema s: De Verenigde Staten en hun federale overheid Republiek in een tijd van vorsten. Utrecht oktober 2011; Bijlage 1: Examenprogramma geschiedenis havo/vwo, pp Cursiveringen gelden voor het vwo. (**) CvE. Geschiedenis HAVO. Concept syllabus centraal examen Met de thema s: De Verenigde Staten en hun federale overheid Republiek in een tijd van vorsten. Utrecht oktober 2011; Bijlage 2 Explicitering van domein A, waar relevant voor domein C (uit de werkversie syllabus geschiedenis voor de pilotexamens), pp (***) Examenprogramma maatschappijleer havo. Cursiveringen gelden voor het vwo. (****) CvE. Maatschappijwetenschappen HAVO. Syllabus centraal examen Utrecht november 2010; Bijlage: examenprogramma maatschappijwetenschappen, pp (*****) CvE. Maatschappijwetenschappen HAVO. Syllabus centraal examen Utrecht november 2010; 3. Specificatie van de globale eindtermen voor het CE, pp

26 2.1.3 De eindtermen havo van de kunstvakken A B 23 Culturele activiteiten Kennis van kunst en cultuur CKV(*) kunst (algemeen) havo/vwo (**) 1. De kandidaat heeft actief deelgenomen aan tenminste 6 (havo), respectievelijk 8 (vwo) culturele activiteiten. De culturele activiteiten zijn gespreid naar de verschillende kunstdisciplines in beeldende vormgeving, dans, drama, literatuur en muziek. 2. De kandidaat kan vorm, inhoud, functie en historische achtergronden aangeven van kunstuitingen en daarbij ingaan op: - onderlinge relaties tussen deze aspecten; - relaties tussen kunstdisciplines; - invloeden die (sub)culturen op elkaar kunnen hebben. C Praktische activiteiten 3. De kandidaat heeft actief deelgenomen aan praktische activiteiten gericht op het maken van een eigen werkstuk of productie binnen een of meer kunstdisciplines. D Reflectie. B Invalshoeken voor reflectie 4. De kandidaat kan met betrekking tot de culturele activiteiten: - verslag doen van zijn ervaringen, interpretaties en waarderingen; - deze toelichten onder verwijzing naar vorm, inhoud, functie en historische achtergronden; - deze koppelen aan ervaringen met praktische activiteiten; - aan de hand daarvan reflecteren op zijn keuzen en zijn ervaringen. B 1 Kunst en religie, levensbeschouwing A Vaardigheden 1. De kandidaat kan: - de belangrijkste termen en begrippen hanteren uit de kunstdisciplines beeldende vormgeving, - dans, drama en muziek die voorwaardelijk zijn voor adequate receptie en reflectie, en noodzakelijk voor begrip van verbanden tussen kunst en cultuur; - informatie over kunst en cultuur herkennen, benoemen en toepassen om verbanden aan te geven; - bij het reflecteren bronnenmateriaal op een adequate wijze hanteren; - overeenkomsten en verschillen noemen en beargumenteren met betrekking tot het beschouwingsapparaat bij de vier kunstdisciplines (alleen vwo). B 2 Kunst en esthetica B 3 Kunstenaar en opdrachtgever; politieke en economische macht B 4 Kunst en vermaak 2. De kandidaat kan aangeven met welke visies, doelen, middelen en inhouden de kunsten religieuze en/of levensbeschouwelijke uitgangspunten vertolken. 3. De kandidaat kan aangeven welke ideeën over schoonheid in kunst en kunstwaardering een rol spelen. 4. De kandidaat kan aangeven welke invloed opdrachtgevers en politieke ideeën hebben op de rol en de inhoud van kunst en op de positie van de kunstenaar. 5. De kandidaat kan aangeven hoe vorm en inhoud bepaald worden door de vermaaksfuncties van kunst in relatie tot het daarbij betrokken publiek.

27 CKV(*) kunst (algemeen) havo/vwo (**) B 5 Kunst, wetenschap en techniek 6. De kandidaat kan aangeven hoe kunst en wetenschap/techniek op elkaar inwerken. B 6 Kunst intercultureel 7. De kandidaat kan aangeven hoe Westerse en niet-westerse kunst en cultuur elkaar wederzijds beïnvloeden. C Onderwerpen 8. De kandidaat kan de eindtermen van domein A en B toepassen op voorbeelden uit de volgende onderwerpen: - de cultuur van de kerk in de elfde tot en met veertiende eeuw; - de hofcultuur in de zestiende en zeventiende eeuw; - de burgerlijke cultuur van Nederland in de zeventiende eeuw; - de cultuur van Romantiek en realisme in de negentiende eeuw; - de cultuur van het moderne in de eerste helft van de twintigste eeuw; - de massacultuur vanaf Bronnen: (*) Examenprogramma culturele en kunstzinnige vorming havo/vwo. (**) CvE. Kunst (beeldende vormgeving/dans/drama/muziek/algemeen HAVO. Syllabus centraal examen Utrecht november 2010; BIJLAGE 1. EXAMENPROGRAMMA KUNST (ALGEMEEN) HAVO/VWO, pp

28 Bijlage 3: de competenties van het KBB-competentiemodel Powered by SHL Cluster: Competentie: Deelcompetentie: I leiden en beslissen A beslissen en activiteiten initiëren II III IV 25 ondersteunen en samenwerken interacteren, beïnvloeden, presenteren analyseren en interpreteren 1 beslissingen durven nemen 2 afgewogen risico's nemen 3 op eigen initiatief handelen 4 acties en activiteiten initiëren 5 zelfvertrouwen tonen 6 verantwoordelijkheid nemen voor eigen beslissingen en initiatieven B aansturen 1 richting geven 2 functioneren van mensen controleren 3 instructies en aanwijzingen geven 4 uitoefenen van gezag 5 taken delegeren 6 anderen bevoegdheden en verantwoordelijkheden geven 7 diversiteit benutten C begeleiden 1 adviseren 2 motiveren 3 coachen 4 anderen ontwikkelen D E F G H aandacht en begrip tonen samenwerken en overleggen ethisch en integer handelen relaties bouwen en netwerken overtuigen en beïnvloeden 1 interesse tonen 2 begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen 3 je inleven in andermans gevoelens 4 luisteren 5 verdraagzaamheid en welwillendheid tonen 6 bezorgdheid tonen voor anderen 7 anderen steunen 8 zichzelf kennen en laten zien 1 anderen raadplegen en betrekken 2 afstemmen 3 proactief informeren 4 openhartig en oprecht communiceren 5 bijdrage van anderen waarderen 6 bevorderen van teamgeest 7 aanpassen aan de groep 1 integer handelen 2 ethisch handelen 3 (omgevings)verantwoord handelen 4 verschillen tussen mensen respecteren 1 relaties opbouwen met mensen 2 relaties opbouwen op verschillende niveaus 3 relatienetwerk onderhouden en benutten 4 goede relatie behouden bij moeilijkheden 5 bemiddelen bij onenigheid 1 indruk maken op anderen 2 ideeën en meningen naar voren brengen en onderbouwen 3 emoties aanspreken 4 gesprekken richting geven 5 onderhandelen 6 overeenstemming nastreven I presenteren 1 duidelijk uitleggen en toelichten 2 onderhoudend communiceren 3 kernachtig communiceren 4 betrouwbaarheid en deskundigheid uitstralen 5 enthousiasme uitstralen 6 humor gebruiken 7 op de toehoorder(s) / toeschouwer(s) inspelen J formuleren en rapporteren 1 nauwkeurig en volledig rapporteren 2 structuur aanbrengen 3 vlot en bondig formuleren 4 correct formuleren

29 Cluster: Competentie: Deelcompetentie: 5 communicatie op de ontvanger(s) richten 6 aantrekkelijk en boeiend formuleren K L vakdeskundigheid toepassen materialen en middelen inzetten 1 vakspecifieke fysieke kwaliteiten tonen 2 vakspecifieke manuele vaardigheden aanwenden 3 vakspecifieke mentale vermogens aanwenden 4 gevoel voor ruimte en richting tonen 5 expertise delen 6 kwaliteiten tonen en aanwenden 1 geschikte materialen en middelen kiezen 2 materialen en middelen efficiënt gebruiken 3 materialen en middelen doeltreffend gebruiken 4 goed zorgdragen voor materialen en middelen M analyseren 1 gegevens controleren en aannames toetsen 2 informatie uiteenrafelen 3 conclusies trekken 4 verbanden leggen 5 informatie genereren uit gegevens 6 oplossingen voor problemen bedenken V creëren en leren N onderzoeken 1 informatie achterhalen 2 vanuit meerdere invalshoeken kijken 3 openstaan voor nieuwe informatie O creëren en innoveren 1 vernieuwend en creatief handelen 2 verandering zoeken en introduceren 3 toekomstvisie laten zien 4 toekomstgerichte strategieën ontwikkelen P leren 1 vakkennis en -vaardigheden bijhouden 2 zichzelf verder willen ontwikkelen 3 leren van feedback en fouten VI VII VIII organiseren en uitvoeren aanpassen en aankunnen ondernemen en presteren Q R organiseren en uitvoeren op de behoeften en verwachtingen van de "klant" richten 1 doelen en prioriteiten stellen 2 tijd indelen 3 activiteiten plannen 4 mensen en middelen organiseren 5 voortgang bewaken 1 behoeften en verwachtingen achterhalen 2 aansluiten bij behoeften en verwachtingen 3 klanttevredenheid in de gaten houden S kwaliteit leveren 1 kwaliteits- en productiviteitsnormen formuleren 2 productiviteitsniveaus halen 3 kwaliteitsniveaus halen 4 systematisch werken 5 kwaliteits- en productiviteitsniveaus bewaken T U V W instructies en procedures opvolgen omgaan met verandering en aanpas sen met druk en tegenslag omgaan gedrevenheid en ambitie tonen 1 instructies opvolgen 2 werken conform voorgeschreven procedures 3 discipline tonen 4 werken conform veiligheidsvoorschriften 5 werken overeenkomstig de wettelijke richtlijnen 1 aanpassen aan veranderde omstandigheden 2 nieuwe ideeën accepteren 3 omgaan met onduidelijkheid en onzekerheid 4 met diversiteit (tussen mensen) omgaan 1 effectief blijven presteren onder druk 2 gevoelens onder controle houden 3 een positieve kijk houden 4 constructief omgaan met kritiek 5 grenzen stellen 6 werk en privé in evenwicht brengen 1 uitdagingen aanvaarden 2 taken en verantwoordelijkheden naar je toe trekken 3 zichzelf actief beschikbaar stellen 4 geestdrift tonen 5 successen willen boeken 6 vooruit willen komen in de organisatie 26

30 Cluster: Competentie: Deelcompetentie: X ondernemend en 1 kansen en mogelijkheden identificeren en creëren commercieel 2 kansen en mogelijkheden benutten handelen 3 de markt en de spelers daarin kennen 4 uitbouwen van de commerciële positie van de organisatie Y bedrijfsmatig handelen 1 kostenbewust handelen 2 financieel bewustzijn tonen 3 inzicht tonen in de dynamiek van de organisatie 27

31 Bijlage 4: competentielijst gebruikt bij de profielmeesterstukwedstrijd 1. Methodisch handelen De volgende gedragskenmerken tonen de competentie aan: Maakt een plan van aanpak. Werkt systematisch volgens het plan van aanpak. Benoemt oorzaken van problemen die zich bij de uitvoering voordoen. Stelt zo nodig het plan van aanpak bij. Houdt overzicht over het werk. Werkt doelgericht. Is zelfstandig in de uitvoering van het werk. 2. Informatie verzamelen De volgende gedragskenmerken tonen de competentie aan: Stelt de informatievragen. Hanteert zoekmethodieken en de juiste informatiebronnen. Legt verbanden tussen verschillende soorten informatie. Signaleert waar informatie ontbreekt om de oorzaak van het probleem vast te kunnen stellen. Maakt systematisch aantekeningen van gevonden informatie. Selecteert de informatie die aansluit op de informatievraag. Is niet snel tevreden met gevonden informatie. Is kritisch t.a.v. de betrouwbaarheid van de gevonden informatie. 3. Onderzoeken De volgende gedragskenmerken tonen de competentie aan: Formuleert een heldere probleemstelling. Formuleert bij de probleemstelling onderzoeksvragen (deelvragen). Maakt onderscheid tussen hoofd- en bijzaken. Past kennis en inzicht toe bij de oplossing van een probleem(stelling). Benadert een probleemstelling vanuit verschillende invalshoeken. Vormt een eigen oordeel op basis van beschikbare gegevens. Heeft een analytische instelling en redeneert logisch. Houdt de eisen waaraan het resultaat moet voldoen in de gaten. 4. Ontwerpen Analyseert de wensen van de gebruikers van het te ontwikkelen product. Analyseert de zwakke kanten van bestaande oplossingen. Kan als resultaat van deze analyses het probleem precies formuleren. Kan op basis van de probleemanalyse een programma van eisen opstellen waaraan het ontwerp moet voldoen. Kan op creatieve wijze meerdere oplossingen bedenken. Zoek naar nieuwe toepassingen van bestaande kennis, zo nodig uit meerdere vakgebieden. Kan, rekening houdend met het programma van eisen, een ontwerpvoorstel doen. Kan het ontwerpvoorstel uitwerken tot een prototype van het eindproduct. Kan het prototype testen en nagaan in hoeverre het aan het programma van eisen voldoet. Kan, indien nodig, voorstellen tot verbetering van het prototype doen en deze uitvoeren. Is in staat het ontwerpproces kritisch te volgen en het zonodig bij te stellen. 5. Samenwerken De volgende gedragskenmerken tonen de competentie aan: Levert een bijdrage aan de resultaten van de groep. Zorgt voor een taakverdeling tussen de groepsleden. Informeert groepsleden over eigen acties en houdt zich op de hoogte van acties van anderen. Spreekt indien nodig anderen op respectvolle wijze aan op hun prestaties en/of gedrag. Doet wat hij zegt. Komt beloften na. Is bereid anderen te helpen en is ook bereid zelf hulp te vragen. Houdt rekening met de kwaliteiten en gevoelens van anderen. 28

32 Neemt de leiding op zich en zet mensen en middelen effectief in. Nodigt groepsleden uit om inbreng te geven. Geeft feedback aan groepsleden. Geeft argumenten voor eigen stellingname en is bereid die te geven. Heeft aandacht voor de argumenten van anderen en stelt zo nodig zijn eigen mening bij. 6. Communiceren De volgende gedragskenmerken tonen de competentie aan: Schrijft correct en in begrijpelijke taal (schriftelijk communiceren). Houdt bij schrijven rekening met de kenmerken en de mogelijke reacties van het publiek (schriftelijk communiceren). Besteedt aandacht aan de vormgeving van het schrijfproduct (schriftelijk communiceren). Spreekt verstaanbaar en gebruikt daarbij correcte en begrijpelijke taal (mondeling communiceren). Houdt bij spreken rekening met de kenmerken en de (mogelijke) reacties van het publiek (mondeling communiceren). Geeft samenvattingen van wat gezegd is (mondeling communiceren, discussie of debat). Vraagt door op gegeven informatie (mondeling communiceren, discussie of debat). Toetst of hij begrijpt wat anderen hebben willen zeggen (mondeling communiceren, discussie of debat). Geeft anderen de ruimte om een mening of idee in te brengen (mondeling communiceren, discussie of debat). Besteedt aandacht aan kleding, persoonlijke verzorging en aan de verzorging van het materiaal dat bij de voordracht wordt gebruikt (mondeling communiceren, voordracht). Kan omgaan met moderne technische hulpmiddelen (mondeling communiceren, voordracht). Is in staat een gesproken of geschreven tekst helder te structureren (mondeling en schriftelijk communiceren). Brengt de bedoeling van de boodschap goed over (mondeling en schriftelijk communiceren). 7. Reflecteren De volgende gedragskenmerken tonen de competentie aan: Is in staat op eigen handelen terug te blikken. Vraagt anderen om een oordeel over het eigen functioneren. Past wat in eerdere situaties geleerd is vlot toe. Vraagt feedback op eigen bijdrage, werkwijze en houding. Is bereid van anderen te leren. 8. 'Willen' en 'zijn' De volgende kenmerken tonen de competentie aan: Is enthousiast Is gemotiveerd. Is nieuwsgierig Is scherpzinnig. Is open Is creatief Is zelfbewust. Is ondernemend. Geeft niet op. 29

33 Bijlage 5: groslijst van PWS-relevante competenties Cluster: Competentie: Deelcompetentie: specificatie: I leiden en A beslissen en 1 beslissingen durven nemen beslissen activiteiten initiëren 2 afgewogen risico's nemen 3 op eigen initiatief handelen 4 acties en activiteiten initiëren 5 zelfvertrouwen tonen 6 verantwoordelijkheid nemen voor eigen beslissingen en initiatieven B aansturen 1 richting geven 3 instructies en aanwijzingen geven 5 taken delegeren 7 diversiteit benutten C begeleiden 1 adviseren 3 coachen II III IV 30 ondersteunen en samenwerken interacteren, beïnvloeden, presenteren analyseren en interpreteren D E F G H aandacht en begrip tonen samenwerken en overleggen ethisch en integer handelen relaties bouwen en netwerken overtuigen en beïnvloeden 1 interesse tonen 2 begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen 3 je inleven in andermans gevoelens 4 luisteren 5 verdraagzaamheid en welwillendheid tonen 7 anderen steunen 8 zichzelf kennen en laten zien 1 anderen raadplegen en betrekken 2 afstemmen 3 proactief informeren 4 openhartig en oprecht communiceren 5 bijdrage van anderen waarderen 6 bevorderen van teamgeest 7 aanpassen aan de groep 1 integer handelen 2 ethisch handelen 3 (omgevings)verantwoord handelen 4 verschillen tussen mensen respecteren 2 relaties opbouwen op verschillende niveaus 5 bemiddelen bij onenigheid 1 indruk maken op anderen 2 ideeën en meningen naar voren brengen en onderbouwen 4 gesprekken richting geven 5 onderhandelen I presenteren 1 duidelijk uitleggen en toelichten 2 onderhoudend communiceren 3 kernachtig communiceren 4 betrouwbaarheid en deskundigheid uitstralen 7 op de toehoorder(s) / toeschouwer(s) inspelen J formuleren en rapporteren 1 nauwkeurig en volledig rapporteren 2 structuur aanbrengen 3 vlot en bondig formuleren 4 correct formuleren

34 Cluster: Competentie: Deelcompetentie: specificatie: 5 communicatie op de ontvanger(s) richten 6 aantrekkelijk en boeiend formuleren V VI creëren en leren organiseren en uitvoeren K L vakdeskundigheid toepassen materialen en middelen inzetten 3 vakspecifieke mentale vermogens aanwenden 5 expertise delen 6 kwaliteiten tonen en aanwenden 2 materialen en middelen efficiënt gebruiken 3 materialen en middelen doeltreffend gebruiken 4 goed zorgdragen voor materialen en middelen M analyseren 1 gegevens controleren en aannames toetsen 2 informatie uiteenrafelen 3 conclusies trekken 4 verbanden leggen 5 informatie genereren uit gegevens 6 oplossingen voor problemen bedenken N onderzoeken 1 informatie achterhalen 2 vanuit meerdere invalshoeken kijken 3 openstaan voor nieuwe informatie O creëren en innoveren 1 vernieuwend en creatief handelen 4 toekomstgerichte strategieën ontwikkelen P leren 1 vakkennis en -vaardigheden bijhouden 2 zichzelf verder willen ontwikkelen 3a leren van feedback en fouten m.b.t. het eigen handelen/functioneren en/of de resultaten daarvan 3b leren van feedback en fouten m.b.t. het eigen leren 4 transfer Q R organiseren en uitvoeren op de behoeften en verwachtingen van de "klant" richten 1 doelen en prioriteiten stellen 2 tijd indelen 3 activiteiten plannen 4 mensen en middelen organiseren 5 voortgang bewaken 1 behoeften en verwachtingen achterhalen 2 aansluiten bij behoeften en verwachtingen S kwaliteit leveren 1 kwaliteits- en productiviteitsnormen formuleren 3 kwaliteitsniveaus halen 4 systematisch werken a b c d e f snel en/of veel informatie in zich opnemen vlot en accuraat rekenen gegevens nauwkeurig lezen en begrijpen abstractievermogen tonen parate know what en know how activeren en toepassen gebruik maken van ICT 31

35 Cluster: Competentie: Deelcompetentie: specificatie: 5 kwaliteits- en productiviteitsniveaus bewaken VII VIII aanpassen en aankunnen ondernemen en presteren T U V W X Y instructies en procedures opvolgen omgaan met verandering en aanpas sen met druk en tegenslag omgaan gedrevenheid en ambitie tonen ondernemend en commercieel handelen bedrijfsmatig handelen 1 instructies opvolgen 2 werken conform voorgeschreven procedures 3 discipline tonen 1 aanpassen aan veranderde omstandigheden 2 nieuwe ideeën accepteren 3 omgaan met onduidelijkheid en onzekerheid 4 met diversiteit (tussen mensen) omgaan 1 effectief blijven presteren onder druk 3 een positieve kijk houden 4 constructief omgaan met kritiek 5 grenzen stellen 1 uitdagingen aanvaarden 3 zichzelf actief beschikbaar stellen 4 geestdrift tonen 5 successen willen boeken 2 kansen en mogelijkheden benutten 1 kostenbewust handelen 3 inzicht tonen in de dynamiek van de wetenschap Cursiveringen zijn aanvullingen op of wijzigingen in de competenties van het KBB-competentiemodel Powered by SHL 32

36 Bijlage 6: analyse van de samenvattingen van de havo-finalisten van de profielmeesterstukwedstrijden e prijs Overzicht van de in de samenvatting weergegeven, dan wel daarin te herkennen, ontwerpen 1. het ontwerp initiëren a. een onderwerp, probleemsituatie en/of opdrachtgever kiezen 2. het ontwerp voorbereiden 3. een ontwerpvoorstel formuleren 4. het ontwerpvoorstel uitvoeren c. een prototype van het ontwerp vervaardigen 5. het ontwerp testen a. het prototype testen en evalueren aan de hand van het programma van eisen en wensen en in het licht van de beschikbare mogelijkheden en randvoorwaarden 6. het ontwerp opleveren a. een ontwerpverslag maken en inleveren b. ontwerpresultaten presenteren i ontwerpresultaten beoordelen op relevantie, consistentie en bruikbaarheid i aan het begin van het ontwerpproces persoonlijke leerdoelen verbinden aan het uit te voeren ontwerp titel: Winglets auteur(s): Liset Geijselaers en Maaike Maas profiel/vak(ken): school: Bonhoeffer college Van der Waalslaan Enschede (leer)jaar: H Wij hebben een profielmeesterstuk over winglets gemaakt. Wij hebben uit ons hoofd een eigen winglet gemaakt zonder eerst te berekenen hoe lang en dik de winglet zou moeten zijn. Deze hebben wij gemonteerd op een bestaand model van een vleugel en hebben we op de Universiteit Twente in een windtunnel getest. Toen we gingen meten in de windtunnel hebben wij eerst metingen gedaan zonder de winglet en daarna met de winglet. Liset was op de computer bezig met het invoeren van gegevens en Maaike stond bij de vleugel, zij moest steeds de vleugel een paar graden draaien zodat we de vleugel op verschillende hoeken hebben gemeten. We moesten gehoorbeschermers op omdat de windtunnel teveel lawaai maakte. Daarom ging onze samenwerking door middel van gebaren, wat trouwens heel goed werkte. Onze winglet werkt niet perfect, wat wij ook niet hadden verwacht. Onze winglet werkt goed tot een invalshoek van 12 graden, daarna is onze winglet nadelig. De lift is bij onze winglet tot 12 graden beter dan een vleugel zonder winglet, maar de drag [weerstand] neemt dan ook toe. Deze winglet is alleen verstandig te gebruiken als je net dat extra beetje lift nodig hebt. Omdat de drag ook wordt verhoogd zal deze winglet geen brandstof besparen. Dit onderwerp hebben wij gekozen omdat wij beide iets met vliegtuigen hebben; Liset wil graag piloot worden en Maaike wordt vliegtuigonderhoudstechnicus. 33

37 beslissingen durven nemen afgewogen risico's nemen op eigen initiatief handelen acties en activiteiten initiëren anderen raadplegen en betrekken bevorderen van teamgeest indruk maken op anderen duidelijk uitleggen en toelichten onderhoudend communiceren kernachtig communiceren betrouwbaarheid en deskundigheid uitstralen enthousiasme uitstralen humor gebruiken op de toehoorder(s) / toeschouwer(s) inspelen nauwkeurig en volledig rapporteren structuur aanbrengen vlot en bondig formuleren correct formuleren communicatie op de ontvanger(s) richten aantrekkelijk en boeiend formuleren snel en/of veel informatie in zich opnemen vlot en accuraat rekenen gegevens nauwkeurig lezen en begrijpen abstractievermogen tonen parate know what en know how activeren gebruik maken van ICT materialen en middelen efficiënt gebruiken materialen en middelen doeltreffend gebruiken goed zorgdragen voor materialen en middelen gegevens controleren en aannames toetsen conclusies trekken informatie genereren uit gegevens informatie achterhalen vanuit meerdere invalshoeken kijken leren van feedback en fouten m.b.t. het eigen doelen en prioriteiten stellen aansluiten bij behoeften en verwacht kwaliteitsniveaus halen systematisch werken kwaliteits- en productiviteitsniveaus bewaken instructies opvolgen werken conform voorgeschreven procedures discipline tonen aanpassen aan veranderde omstandigheden nieuwe ideeën accepteren omgaan met onduidelijkheid en onzekerheid Aan de samengevatte werkprocessen te relateren competenties (X), dan wel in de samenvatting te herkennen competenties (H): SHL-competenties: I II III IV V VI VII A E H I J K L M N P Q R S T U a b c d e f a 1. het ontwerp initiëren a. een onderwerp, probleemsituatie en/of opdrachtgever kiezen X X X X X X X X X 2. het ontwerp voorbereiden 3. een ontwerpvoorstel formuleren 4. het ontwerpvoorstel uitvoeren c. een prototype van het ontwerp vervaardigen X X X X X X X X X X X X 5. het ontwerp testen a. het prototype testen en evalueren aan de hand van het X X X X X X X X X X X X X X X X X 6. het ontwerp opleveren a. een ontwerpverslag maken en inleveren X X X X X X X X X X b. ontwerpresultaten presenteren X X X X X X X X X X X X i ontwerpresultaten beoordelen op relevantie, consistentie en X X X X X i aan het begin van het ontwerpproces persoonlijke leerdoelen X X X X X X 34

38 e prijs Overzicht van de in de samenvatting weergegeven, dan wel daarin te herkennen, proefondervindelijk onderzoeken 1. het onderzoek initiëren c. de onderzoeksvraag (hoofd- en deelvragen) formuleren 2. het onderzoek voorbereiden b. een planning maken d. (laten) voorzien in benodigde materialen en middelen 3. het onderzoek uitvoeren b. een of meer experimenten uitvoeren c. gegevens verzamelen 4. gegevens verwerken titel: Invloed van eetstoornissen op het gebit auteur(s): Eileen Bader, Karin Steenvoorden, Deborah Zorn, Joyce Baffour en Joyce van Wees profiel/vak(ken): school: Northgo College Noordwijk (leer)jaar: H Op welke manieren tasten de eetstoornissen boulimie, anorexia en Binge eating disorder het gebit aan? Om het antwoord op onze hoofdvraag te formuleren hebben we eerst een onderzoek uitgevoerd en een aantal deelvragen beantwoord. Eerst hebben we een enquête gehouden onder Havo-5 leerlingen om te onderzoeken welke voedingsmiddelen het meeste worden genuttigd. Vervolgens hebben we bij kaakchirurgen en tandartsen echte) gebitselementen gehaald. Er zat nog wat tandvlees aan, dus moesten we de gebitselementen eerst zorgvuldig schoonmaken. We hebben ze in verschillende voedingsmiddelen gelegd zoals Bullit, water, sinaasappelsap, appelsap, koffie, thee en cola. Ook hebben we maagzuur nagebootst (een zoutzuuroplossing met een ph-waarde van 1,5). Vervolgens hebben we de potjes met tanden en voedingsmiddelen zeven dagen in een stoof geplaatst, onder een temperatuur van 37 Celsius. Zo hebben we de omstandigheden van het menselijk lichaam kunnen nabootsen. Na drie dagen hebben we de gebitselementen uit de stoof gehaald en onder een binoculair onderzocht. Vervolgens hebben we onze waarnemingen genoteerd en de gebitelementen weer terug gezet in de stoof. Vier dagen later hebben we de tanden gepoetst en met behulp van het binoculair de veranderingen waargenomen. Bij dit onderzoek zijn wij tot de conclusie gekomen dat maagzuur, koffie en thee de tand het meest aantasten. Anorexiepatiënten vinden zich altijd dik en zullen er alles aan doen om meer af te slanken. Hierbij moet gedacht worden aan (bijna) niets meer eten, laxeermiddelen innemen, voedsel weer uitbraken, etc. Eén van de effecten op het gebit is erosie van de tanden, dit komt door het vele braken waardoor de tanden in contact komen met maagzuur [...]. Het glazuur slijt af, de tanden worden kleiner, gevoeliger en soms transparant. Ook geven anorexiepatiënten minder speeksel af dan anderen, hierdoor krijgen bacteriën in de mond een kans om veel schade aan te richten aan het gebit. Boulimia Nervosa is een stoornis rondom het denken en de omgang met voedsel. [...] Voor het gebit heeft Boulimia Nervosa gevolgen. Zo hebben de meeste Boulimia Nervosa patiënten een zwelling van de oorspeekselklier en erosies op de gebitselementen. Dit komt onder andere door het vele braken. 5. het onderzoek afronden a. conclusies trekken 6. het eindproduct opleveren a. het onderzoeksverslag maken en inleveren b. onderzoeksresultaten presenteren BED patiënten eten veel, maar doen verder geen extreme dingen. Als men het gebit goed onderhoudt door regelmatig de tanden te poetsen en/of te flossen heeft het vrijwel geen gevolgen. Anorexia Nervosa en Boulimia Nervosa zijn eetstoornissen waarbij er langdurige tijden niet wordt gegeten, mocht dit wel gebeuren dan wordt er vrijwel altijd gebraakt. Binge Eating Disorder is een eetstoornis waarbij de patiënten hun eetgedrag niet onder controle hebben, hierdoor nuttigen zij vaak grote hoeveelheden voedsel in een korte tijd. [...] Door middel van literatuuronderzoek en het uitvoeren van een proef zijn we er achter gekomen dat Anorexia Nervosa en Boulimia Nervosa een nadelig effect hebben op het gebit. Binge Eating Disorder heeft een minder nadelig effect op het gebit. Dit komt door de zuuraanvallen die het gebit te verduren krijgt na een eetbui, deze zijn echter goed te bestrijden. 35

39 beslissingen durven nemen afgewogen risico's nemen op eigen initiatief handelen acties en activiteiten initiëren anderen raadplegen en betrekken bevorderen van teamgeest indruk maken op anderen duidelijk uitleggen en toelichten onderhoudend communiceren kernachtig communiceren betrouwbaarheid en deskundigheid uitstralen enthousiasme uitstralen humor gebruiken op de toehoorder(s) / toeschouwer(s) inspelen nauwkeurig en volledig rapporteren structuur aanbrengen vlot en bondig formuleren correct formuleren communicatie op de ontvanger(s) richten aantrekkelijk en boeiend formuleren snel en/of veel informatie in zich opnemen vlot en accuraat rekenen gegevens nauwkeurig lezen en begrijpen abstractievermogen tonen parate know what en know how activeren gebruik maken van ICT materialen en middelen efficiënt gebruiken materialen en middelen doeltreffend gebruiken goed zorgdragen voor materialen en middelen gegevens controleren en aannames toetsen informatie uiteenrafelen conclusies trekken verbanden leggen informatie genereren uit gegevens oplossingen voor problemen bedenken informatie achterhalen vanuit meerdere invalshoeken kijken openstaan voor nieuwe informatie doelen en prioriteiten stellen tijd indelen activiteiten plannen mensen en middelen organiseren systematisch werken werken conform voorgeschreven procedures discipline tonen kostenbewust handelen Aan de samengevatte werkprocessen te relateren competenties (X), dan wel in de samenvatting te herkennen competenties (H): SHL-competenties: I II III IV V VI VIII A E H I J K L M N Q S T Y a b c d e f 1. het onderzoek initiëren c. de onderzoeksvraag (hoofd- en deelvragen) formuleren X X X X X X X X X X 2. het onderzoek voorbereiden b. een planning maken X X X X X X X d. (laten) voorzien in benodigde materialen en middelen X X X X H X X X X 3. het onderzoek uitvoeren b. een of meer experimenten uitvoeren X X X X X X X X X X X c. gegevens verzamelen X X X X X X X X X X X 4. gegevens verwerken X X X X X X X X X X X X X X X 5. het onderzoek afronden a. conclusies trekken X X X X X 6. het eindproduct opleveren a. het onderzoeksverslag maken en inleveren X X X X X X X X X b. onderzoeksresultaten presenteren X X X X X X X X X X X 36

40 e prijs Overzicht van de in de samenvatting weergegeven, dan wel daarin te herkennen, bronnenonderzoek doen 1. het onderzoek initiëren c. de onderzoeksvraag (hoofd- en deelvragen) formuleren 2. het onderzoek voorbereiden b. een planning maken 3. het onderzoek uitvoeren b. bronnen raadplegen; informatie verzamelen c. verzamelde informatie op relevantie en betrouwbaarheid analyseren 4. informatie verwerken 5. het onderzoek afronden 6. het eindproduct opleveren a. het onderzoeksverslag maken en inleveren b. onderzoeksresultaten presenteren i onderzoeksresultaten beoordelen op relevantie, consistentie en bruikbaarheid ii onderzoeksresultaten borgen titel: Aanslag in Nederland? auteur(s): Stefan Vermaat en Milan van der Velden profiel/vak(ken): school: Mill-Hillcollege Goirle (leer)jaar: Onze hoofdvraag was: Is het mogelijk voor ons, om met behulp van Internet, zelf een aanslag te plegen? Als eerste hebben wij geprobeerd om recepten voor explosieven te zoeken op het Internet en die zoveel mogelijk te verifiëren, zodat we konden weten dat onze informatie klopt. We hebben manieren bedacht om aan de benodigde stoffen te komen, het explosief te maken en de daadwerkelijke aanslag te plegen. We hebben dit goed gedaan, en hoe we dat weten? Omdat de AIVD en de politie het voor echt aanzag. Nadat ons profielwerkstuk al bijna af was, leek het ons een leuk idee om met de politie over onze bevindingen te gaan praten, we wilden dus een interview. We werden met onze vraag doorverwezen naar een explosievenexpert, die ons naar het politie bureau lokte onder het mom van een interview. Samen met onze vraag voor een interview, hadden we ook hoofdstuk 6 meegestuurd met daarin onze scenario s. De politieagenten waren hier blijkbaar erg van geschrokken en hebben ons duidelijk verteld hoe het in elkaar zat, wij stonden op dat moment net zo in de picture als de Hofstadgroep. Elke keer als wij iets opzochten op internet, ging er een seintje naar de AIVD. En we hebben veel opgezocht, héél veel. Voor de AIVD waren wij terrorismeverdachten. De AIVD heeft ons in de gaten gehouden, wij weten alleen niet op welke manieren.[...] In zekere zin is het eigenlijk ook wel een compliment [...] voor ons profielwerkstuk. [...] We hebben onze scenario s zo echt gemaakt dat de politie het ook zo heeft ervaren. [...] Wij hebben dit gedaan om aan te tonen hoe makkelijk is om zelf een aanslag te plegen. Of eigenlijk ook niet, want ze [de politie] weten alles gelijk.[...] Wij vinden dat er hierin iets niet klopt. Misschien is dit wel weer zo n vreemde vorm van gedoogbeleid, je mag die sites [met informatie over de vervaardiging van explosieven en de verkrijging van grondstoffen] bezoeken, maar dan ben je wel verdacht. Met de vrijheid van meningsuiting is het moeilijk om van alles te gaan verbieden en zo hoort het ook. Maar misschien kunnen we in dit geval een uitzondering maken. In Amerika zijn dit soort sites ook al verboden en in Europa begint dit ook wel wat meer te spelen. De kans op een aanslag kun je nooit helemaal wegnemen, maar je kunt het wel moeilijker maken 37

41 beslissingen durven nemen afgewogen risico's nemen op eigen initiatief handelen acties en activiteiten initiëren anderen raadplegen en betrekken bevorderen van teamgeest indruk maken op anderen duidelijk uitleggen en toelichten onderhoudend communiceren kernachtig communiceren betrouwbaarheid en deskundigheid uitstralen enthousiasme uitstralen humor gebruiken op de toehoorder(s) / toeschouwer(s) inspelen nauwkeurig en volledig rapporteren structuur aanbrengen vlot en bondig formuleren correct formuleren communicatie op de ontvanger(s) richten aantrekkelijk en boeiend formuleren snel en/of veel informatie in zich opnemen vlot en accuraat rekenen gegevens nauwkeurig lezen en begrijpen abstractievermogen tonen parate know what en know how activeren gebruik maken van ICT gegevens controleren en aannames toetsen informatie uiteenrafelen conclusies trekken verbanden leggen informatie genereren uit gegevens informatie achterhalen vanuit meerdere invalshoeken kijken openstaan voor nieuwe informatie leren van feedback en fouten m.b.t. het eigen transfer doelen en prioriteiten stellen tijd indelen activiteiten plannen mensen en middelen organiseren systematisch werken werken conform voorgeschreven procedures discipline tonen geestdrift tonen Aan de samengevatte werkprocessen te relateren competenties (X), dan wel in de samenvatting te herkennen competenties (H): SHL-competenties: I II III IV V VI VIII A E H I J K M N P Q S T W a b c d e f a 1. het onderzoek initiëren c. de onderzoeksvraag (hoofd- en deelvragen) formuleren X X X X X X X X X X 2. het onderzoek voorbereiden b. een planning maken X X X X X X X 3. het onderzoek uitvoeren b. bronnen raadplegen; informatie verzamelen X X X X X X X X X c. verzamelde informatie op relevantie en betrouwbaarheid X X X X X X X X X X X 4. informatie verwerken X X X X X X X X X X X X X X X 5. het onderzoek afronden 6. het eindproduct opleveren a. het onderzoeksverslag maken en inleveren X X X X X X X X X b. onderzoeksresultaten presenteren X X X X X X X X X X X i onderzoeksresultaten beoordelen op relevantie, consistentie H H X X X X X H ii onderzoeksresultaten borgen X X X X 38

42 e prijs Overzicht van de in de samenvatting weergegeven, dan wel daarin te herkennen, proefondervindelijk onderzoeken 1. het onderzoek initiëren a. een onderwerp en/of een probleemsituatie kiezen b. het te onderzoeken probleem bepalen 2. het onderzoek voorbereiden b. een planning maken 3. het onderzoek uitvoeren b. een of meer experimenten uitvoeren titel: Coanda effect auteur(s): Bart Velmans en Irene Snelleman profiel/vak(ken): natuurkunde school: Candea College Duiven (leer)jaar: H Het Coandă effect is het verschijnsel dat een vloeistof- of gasstroom de neiging heeft een bol oppervlak te volgen, in plaats van een rechte lijn in de oorspronkelijke richting. Henri Coandă raakte in het verschijnsel geïnteresseerd nadat het prototypevliegtuig (de Coandă-1910), dat hij had ontwikkeld, neerstortte. We hebben het Coandă effect onderzocht aan de hand van drie experimenten en hiermee ons eigen model opgesteld. Het eerste experiment ging over de factoren die het Coandă effect veroorzaken. We wilden graag weten waardoor het Coandă effect optreedt. Daarom hebben we geprobeerd wervelingen zichtbaar te maken. We hebben deze proef gefilmd. En het materiaal hebben we op de computer vertraagd afgespeeld en bekeken. Hieruit hebben we onze conclusie getrokken. De tweede proef was een proef over snelheid. We wilden graag weten wat voor invloed snelheid heeft op het Coandă effect. Daarbij hebben we de bovenstaande* opstelling gebruikt. We konden de helling van de plaat veranderen, daardoor ging het water langzamer (kleinere helling) of sneller (grotere helling) over de plaat. We hebben de hoek tussen de plaat en tafel berekend (dit geeft de helling van de plaat). Zo konden we zien bij welke snelheden het Coandă effect het meest optreedt. 4. gegevens verwerken Het Coandă effect heeft ook invloed op (bijvoorbeeld) vleugels van vliegtuigen. Om er voor te zorgen dat een vleugel daadwerkelijk lift krijgt, moet het oppervlak niet te ruw zijn. Is het oppervlak te ruw, dan kan de lucht het oppervlak niet volgen of zich er aan hechten. Om te onderzoeken wat voor invloed het oppervlak heeft op het Coandă effect, hebben wij een proef bedacht met een rookmachine. Wij hebben rook laten gaan over verschillende bolle oppervlakken, van onder andere noppenfolie, gritfolie en vlak hout. We hebben de resultaten gefilmd, bekeken en geanalyseerd. Naar aanleiding van deze drie experimenten is het volgende verklarende model opgesteld: 5. het onderzoek afronden c. een standpunt innemen en onderbouwen 6. het eindproduct opleveren a. het onderzoeksverslag maken en inleveren b. onderzoeksresultaten presenteren i aan het begin van het onderzoek persoonlijke leerdoelen verbinden aan het uit te voeren onderzoek Het Coandă effect heeft belangrijke toepassingen op diverse gebieden, onder andere de luchtvaart en de voortstuwende werking van zeilen in de zeilsport. [...] Het Coandă effect heeft [...] ook een grote invloed op het milieu en als we daar goed mee om gaan, is dit zeer energiebesparend! We hebben het Coandă effect onderzocht [...] omdat er héél weinig informatie over het Coandă effect op internet en in de boeken staat. Bovendien, weinig mensen weten van het Coandă effect, er zijn zelfs maar enkele professoren die er kennis over hebben! * Zie de onderstaande figuur: 39

Natuurwetenschappelijke, wiskundige en technische vaardigheden (bètaprofielniveau)

Natuurwetenschappelijke, wiskundige en technische vaardigheden (bètaprofielniveau) BIJLAGE 1 Examenprogramma NLT havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Exacte wetenschappen

Nadere informatie

Examenprogramma natuur, leven en technologie vwo vanaf schooljaar 2014-2015

Examenprogramma natuur, leven en technologie vwo vanaf schooljaar 2014-2015 Examenprogramma NLT vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Exacte wetenschappen en technologie

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 9161 26 mei 2011 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 april 2011, nr. VO/289008, houdende

Nadere informatie

Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Evolutie

Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Evolutie Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Evolutie kerndoelen primair onderwijs kerndoelen onderbouw havo bovenbouw exameneenheden vwo bovenbouw exameneenheden 34: De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke

Nadere informatie

Examenprogramma natuur, leven en technologie vwo

Examenprogramma natuur, leven en technologie vwo Examenprogramma natuur, leven en technologie vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Fundament

Nadere informatie

DOMEINBESCHRIJVING 27 MEI 2014 VOORLOPIG CONCEPT

DOMEINBESCHRIJVING 27 MEI 2014 VOORLOPIG CONCEPT DOMEINBESCHRIJVING 27 MEI 2014 VOORLOPIG CONCEPT 1 VOORSTEL NIEUW DOMEIN A VAARDIGHEDEN 1.1 Doel en inhoud Dit domein omvat algemene en vakspecifieke vaardigheden die verkaveld zijn in de subdomeinen A1

Nadere informatie

Examenprogramma natuurkunde havo

Examenprogramma natuurkunde havo Bijlage 1 Examenprogramma natuurkunde havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden

Nadere informatie

Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Instandhouding

Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Instandhouding Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Instandhouding kerndoelen primair onderwijs kerndoelen onderbouw havo bovenbouw exameneenheden vwo bovenbouw exameneenheden 34: De leerlingen leren zorg te dragen voor

Nadere informatie

Examenprogramma scheikunde vwo

Examenprogramma scheikunde vwo Examenprogramma scheikunde vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Stoffen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 11101 6 juni 2012 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 april 2012, nr. VO/389632, houdende

Nadere informatie

Examenprogramma natuur, leven en technologie havo

Examenprogramma natuur, leven en technologie havo Examenprogramma natuur, leven en technologie havo Het eindexamen (februari 2007) Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden

Nadere informatie

Aansluiting op het actuele curriculum (2014)

Aansluiting op het actuele curriculum (2014) Aansluiting op het actuele curriculum (2014) De verschillende modules van GLOBE lenen zich uitstekend om de leerlingen de verschillende eindtermen en kerndoelen aan te leren zoals die zijn opgesteld door

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 11699 8 juni 2012 Rectificatie Examenprogramma natuurkunde vwo van 28 april 2012, kenmerk VO2012/389632 In de regeling

Nadere informatie

Examenprogramma natuurkunde vwo

Examenprogramma natuurkunde vwo Examenprogramma natuurkunde vwo Ingangsdatum: schooljaar 2013-2014 (klas 4) Eerste examenjaar: 2016 Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma

Nadere informatie

Scheikunde inhouden (PO-havo/vwo): Schaal, verhouding en hoeveelheid

Scheikunde inhouden (PO-havo/vwo): Schaal, verhouding en hoeveelheid Scheikunde inhouden (PO-havo/vwo): Schaal, verhouding en hoeveelheid kerndoelen primair onderwijs kerndoelen onderbouw havo bovenbouw exameneenheden vwo bovenbouw exameneenheden 44: De leerlingen leren

Nadere informatie

Examenprogramma biologie vwo

Examenprogramma biologie vwo Bijlage 4 Examenprogramma biologie vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein

Nadere informatie

Examenprogramma wiskunde D havo

Examenprogramma wiskunde D havo Examenprogramma wiskunde D havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Kansrekening en statistiek

Nadere informatie

Examenprogramma biologie havo

Examenprogramma biologie havo Bijlage 3 Examenprogramma biologie havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein

Nadere informatie

Examenprogramma scheikunde havo

Examenprogramma scheikunde havo Examenprogramma scheikunde havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Kennis

Nadere informatie

Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Dynamisch evenwicht

Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Dynamisch evenwicht Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Dynamisch evenwicht kerndoelen primair onderwijs kerndoelen onderbouw havo bovenbouw exameneenheden vwo bovenbouw exameneenheden 34: De leerlingen leren zorg te dragen

Nadere informatie

WISKUNDE D HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

WISKUNDE D HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 WISKUNDE D HAVO VAKINFORMATIE STAATSEAMEN 2016 V15.7.0 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor de afname van de

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 11101 6 juni 2012 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 april 2012, nr. VO/389632, houdende

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 11109 6 juni 2012 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 april 2012, nr. VO/403948, houdende

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 11109 6 juni 2012 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 april 2012, nr. VO/403948, houdende

Nadere informatie

Examenprogramma wiskunde D vwo

Examenprogramma wiskunde D vwo Examenprogramma wiskunde D vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Kansrekening en statistiek

Nadere informatie

PTA scheikunde Belgisch park cohort 14 15-16

PTA scheikunde Belgisch park cohort 14 15-16 Het examenprogramma scheikunde is vernieuwd. In 2013 is in 4 HAVO met dat nieuwe examenprogramma scheikunde gestart. De methode Chemie Overal 4 e editie is geschreven voor dit nieuwe examenprogramma. Toegestaan

Nadere informatie

WISKUNDE D VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

WISKUNDE D VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 WISKUNDE D VWO VAKINFORMATIE STAATSEAMEN 2016 V15.7.0 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor de afname van de

Nadere informatie

PTA Kunst VWO Belgisch Park cohort

PTA Kunst VWO Belgisch Park cohort Examenprogramma Kunst Het eindexamen Kunst bestaat uit: een schoolexamen Kunst Beeldende Vormgeving en een centraal schriftelijk examen Kunst Algemeen. Domeinen Kunst Beeldende Vormgeving Domein A: Vaktheorie

Nadere informatie

Examenprogramma kunst (algemeen) (voorheen ckv2)

Examenprogramma kunst (algemeen) (voorheen ckv2) Examenprogramma kunst (algemeen) (voorheen ckv2) Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden

Nadere informatie

NATUUR, LEVEN, TECHNOLOGIE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

NATUUR, LEVEN, TECHNOLOGIE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 NATUUR, LEVEN, TECHNOLOGIE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor

Nadere informatie

PTA Kunst VWO Belgisch Park cohort

PTA Kunst VWO Belgisch Park cohort Examenprogramma Kunst Het eindexamen Kunst bestaat uit: een schoolexamen Kunst Beeldende Vormgeving en een centraal schriftelijk examen Kunst Algemeen. Domeinen Kunst Beeldende Vormgeving Domein A: Vaktheorie

Nadere informatie

Examenprogramma biologie vwo vanaf CE 2016

Examenprogramma biologie vwo vanaf CE 2016 De onderstaande lijst bevat de complete examenprogramma s voor de bovenbouw VWO (4, 5 en 6 VWO) voor de vakken Biologie, Natuurkunde en Scheikunde. Daarnaast is het hele programma van het sportsciencecamp,

Nadere informatie

Examenprogramma kunst (algemeen) havo/vwo

Examenprogramma kunst (algemeen) havo/vwo Examenprogramma kunst (algemeen) havo/vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Invalshoeken

Nadere informatie

PTA Kunst HAVO Belgisch Park cohort

PTA Kunst HAVO Belgisch Park cohort Examenprogramma Kunst Het eindexamen Kunst bestaat uit: een schoolexamen Kunst Beeldende Vormgeving en een centraal schriftelijk examen Kunst Algemeen. Domeinen Kunst Beeldende Vormgeving PTA Kunst HAVO

Nadere informatie

PTA Kunst HAVO Belgisch Park cohort

PTA Kunst HAVO Belgisch Park cohort Examenprogramma Kunst Het eindexamen Kunst bestaat uit: een schoolexamen Kunst Beeldende Vormgeving en een centraal schriftelijk examen Kunst Algemeen. Domeinen Kunst Beeldende Vormgeving PTA Kunst HAVO

Nadere informatie

Leerlijn historisch denken havo

Leerlijn historisch denken havo Leerlijn historisch denken havo Albert van der Kaap vwo Tijd en chronologie klas 1 klas 2 klas 3 vwo 6 gebeurtenissen uit zijn eigen leven alsmede verschijnselen, gebeurtenissen en personen uit de geschiedenis

Nadere informatie

Leerlijn Biologie inhouden (PO-havo/vwo)

Leerlijn Biologie inhouden (PO-havo/vwo) Leerlijn Biologie inhouden (PO-havo/vwo) Voor meer informatie zie: Kerndoelen onderbouw Vakportaal Mens & maatschappij Vakportaal Natuur & techniek kerndoelen primair onderwijs kerndoelen onderbouw havo

Nadere informatie

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo Havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Rechtsstaat

Nadere informatie

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo (gemeenschappelijk deel)

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo (gemeenschappelijk deel) Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo (gemeenschappelijk deel) Havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden

Nadere informatie

NATUUR, LEVEN, TECHNOLOGIE VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

NATUUR, LEVEN, TECHNOLOGIE VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 NATUUR, LEVEN, TECHNOLOGIE VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Examens (CvE). Het CvE is verantwoordelijk voor de afname van

Nadere informatie

Kunst en cultuur (PO-havo/vwo)

Kunst en cultuur (PO-havo/vwo) Kunst en cultuur (PO-havo/vwo) Sectoren kerndoelen primair onderwijs kerndoelen onderbouw havo/vwo onderbouw exameneenheden havo/vwo bovenbouw exameneenheden Vakkernen 1. Produceren en presenteren 54:

Nadere informatie

Examenprogramma bedrijfseconomie en ondernemerschap havo

Examenprogramma bedrijfseconomie en ondernemerschap havo Examenprogramma bedrijfseconomie en ondernemerschap havo 27 MEI 2014 CONCEPT - VOORLOPIG Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit

Nadere informatie

Examenprogramma bedrijfseconomie en ondernemerschap vwo

Examenprogramma bedrijfseconomie en ondernemerschap vwo Examenprogramma bedrijfseconomie en ondernemerschap vwo 27 MEI 2014 CONCEPT - VOORLOPIG Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit

Nadere informatie

SCHEIKUNDE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2020

SCHEIKUNDE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2020 SCHEIKUNDE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEAMEN 2020 Versie: 2 april 2019 De vakinformatie is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor de afname van de staatsexamens

Nadere informatie

STARTEN MET BESPIEGELING- KUNSTEN IN SAMENHANG

STARTEN MET BESPIEGELING- KUNSTEN IN SAMENHANG STARTEN MET BESPIEGELING- KUNSTEN IN SAMENHANG Schooljaar 2016-2017 Starten met Bespiegeling- Kunsten in samenhang Deze informatie is bedoeld voor docenten die aankomend schooljaar gaan starten met de

Nadere informatie

Examenprogramma scheikunde havo

Examenprogramma scheikunde havo Examenprogramma scheikunde havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A1 Vaardigheden Domein A2

Nadere informatie

Examenprogramma maatschappijwetenschappen vwo

Examenprogramma maatschappijwetenschappen vwo Examenprogramma maatschappijwetenschappen vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden

Nadere informatie

Examenprogramma scheikunde vwo

Examenprogramma scheikunde vwo Examenprogramma scheikunde vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Stoffen,

Nadere informatie

Examenprogramma biologie havo

Examenprogramma biologie havo Examenprogramma biologie havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A1 Vaardigheden Domein A2 Analyse

Nadere informatie

Examenprogramma maatschappijwetenschappen havo/vwo

Examenprogramma maatschappijwetenschappen havo/vwo Examenprogramma maatschappijwetenschappen havo/vwo Havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 20890-n1 9 mei 2016 Rectificatie van de Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 april

Nadere informatie

Mens en maatschappij vaardigheden (PO-vmbo)

Mens en maatschappij vaardigheden (PO-vmbo) Mens en maatschappij vaardigheden (PO-vmbo) Sectoren kerndoelen primair onderwijs kerndoelen onderbouw vmbo bovenbouw exameneenheden Vakkernen 1. Informatievaardigheden 50: De leerlingen leren omgaan met

Nadere informatie

Examenprogramma Klassieke Talen vwo

Examenprogramma Klassieke Talen vwo Examenprogramma Klassieke Talen vwo Ingangsdatum: schooljaar 2014-2015 (klas 4) Eerste examenjaar: 2017 Griekse taal en cultuur (GTC) vwo Latijnse taal en cultuur (LTC) vwo Griekse taal en cultuur (GTC)

Nadere informatie

Examenprogramma biologie havo

Examenprogramma biologie havo Examenprogramma biologie havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A1 Vaardigheden Domein A2 Analyse

Nadere informatie

Syllabus maatschappijwetenschappen havo 2014

Syllabus maatschappijwetenschappen havo 2014 examenprogramma maatschappijwetenschappen Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 7228 14 maart 2014 Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 februari 2014, nr. VO/599178,

Nadere informatie

WISKUNDIGE TAALVAARDIGHEDEN

WISKUNDIGE TAALVAARDIGHEDEN WISKUNDIGE TLVRDIGHEDEN Derde graad 1 Het begrijpen van wiskundige uitdrukkingen in eenvoudige situaties (zowel mondeling als 1V4 2V3 3V3 (a-b-c) schriftelijk) 2 het begrijpen van figuren, tekeningen,

Nadere informatie

Domein A: Vaardigheden

Domein A: Vaardigheden Examenprogramma Wiskunde A havo Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Algebra en tellen

Nadere informatie

ctwo Experimenteel examenprogramma 2014 havo wiskunde D definitieve versie

ctwo Experimenteel examenprogramma 2014 havo wiskunde D definitieve versie ctwo Experimenteel examenprogramma 2014 havo wiskunde D definitieve versie 20 februari 2009 1 ctwo CONCEPTEXAMENPROGRAMMA 2014 havo wiskunde D Wiskunde D voor havo is een profielkeuzevak binnen het profiel

Nadere informatie

2. De programma's voor havo en vwo

2. De programma's voor havo en vwo 2. De programma's voor havo en vwo 2.1 Inleiding Op de volgende bladzijden staan de examenprogramma s voor het vak onderzoek en ontwerpen. In nogal formele bewoordingen is beschreven wat leerlingen ( kandidaten

Nadere informatie

Examenprogramma's O&O voor havo en vwo

Examenprogramma's O&O voor havo en vwo Examenprogramma's O&O voor havo en vwo Inleiding Op de volgende bladzijden staan de examenprogramma s voor het vak Onderzoek en ontwerpen. In nogal formele bewoordingen is beschreven wat leerlingen ( kandidaten

Nadere informatie

Examenprogramma geschiedenis havo/vwo

Examenprogramma geschiedenis havo/vwo Examenprogramma geschiedenis havo/vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Historisch besef

Nadere informatie

Historisch denken. Historische benaderingen

Historisch denken. Historische benaderingen Historisch denken Inleiding Mensen hebben een besef van verleden, heden en toekomst. Ze hebben een bepaald beeld van wat er in hun leven is gebeurd tot op de dag van vandaag. Ze kunnen hun bestaan in het

Nadere informatie

ctwo CONCEPTEXAMENPROGRAMMA 2011 vwo wiskunde D

ctwo CONCEPTEXAMENPROGRAMMA 2011 vwo wiskunde D 3 september 2007 Dit conceptexamenprogramma bestaat uit 1. Inleiding 2. Examenprogramma 1. Inleiding Voor u ligt het examenprogramma voor wiskunde D vwo. Wiskunde D is een profielkeuzevak in het profiel

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 11101 6 juni 2012 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 april 2012, nr. VO/389632, houdende

Nadere informatie

De opbouw van het examenprogramma vwo

De opbouw van het examenprogramma vwo De opbouw van het examenprogramma vwo Het examenprogramma is als volgt opgebouwd. Het bestaat uit een vaardighedendeel en een inhoudelijk deel concepten en contexten. Dit ziet er als volgt uit: A. Vaardigheden

Nadere informatie

ALGEMENE NATUURWETENSCHAPPEN VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

ALGEMENE NATUURWETENSCHAPPEN VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 ALGEMENE NATUURWETENSCHAPPEN VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor

Nadere informatie

LANDSEXAMEN VWO Het examenprogramma Het examenprogramma voor het commissie-examen Wiskunde D bestaat uit de volgende (sub)domeinen:

LANDSEXAMEN VWO Het examenprogramma Het examenprogramma voor het commissie-examen Wiskunde D bestaat uit de volgende (sub)domeinen: LANDSEXAMEN VWO 2017-2018 Examenprogramma WISKUNDE D (V.W.O. ) ( oud examenprogramma) 1 Het eindexamen Wiskunde D kent slechts het commissie-examen. Er is voor wiskunde D dus geen centraal schriftelijk

Nadere informatie

Aansluiting met de eindtermen Aardrijkskunde PjER kan gebruikt worden als Praktische opdracht en Profielwerkstuk

Aansluiting met de eindtermen Aardrijkskunde PjER kan gebruikt worden als Praktische opdracht en Profielwerkstuk Aansluiting met de eindtermen Aardrijkskunde PjER kan gebruikt worden als Praktische opdracht en Profielwerkstuk Praktische opdracht Het uitvoeren van beperkte onderzoeksopdrachten betreffende ruimtelijke

Nadere informatie

vwo geschiedenis M.M.P.C. Bolink Y. Bouw H. van der Meiden J. Roesink Jouw beste voorbereiding op je examen in 2018

vwo geschiedenis M.M.P.C. Bolink Y. Bouw H. van der Meiden J. Roesink Jouw beste voorbereiding op je examen in 2018 2017 2018 vwo M.M.P.C. Bolink Y. Bouw H. van der Meiden J. Roesink geschiedenis Jouw beste voorbereiding op je examen in 2018 vwo geschiedenis Voorwoord Wanneer je examen gaat doen, wil je natuurlijk vertrouwd

Nadere informatie

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen Referentieniveaus uitgelegd De beschrijvingen zijn gebaseerd op het Referentiekader taal en rekenen'. In 'Referentieniveaus uitgelegd' zijn de niveaus voor de verschillende sectoren goed zichtbaar. Door

Nadere informatie

Examenprogramma geschiedenis havo

Examenprogramma geschiedenis havo Examenprogramma geschiedenis havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Domein B Domein C Domein

Nadere informatie

ctwo Experimenteel examenprogramma 2014 vwo wiskunde D definitieve versie

ctwo Experimenteel examenprogramma 2014 vwo wiskunde D definitieve versie ctwo Experimenteel examenprogramma 2014 vwo wiskunde D definitieve versie 20 februari 2009 1 ctwo CONCEPTEXAMENPROGRAMMA 2014 vwo wiskunde D Het examenprogramma voor vwo wiskunde D is gericht op de leerlingen

Nadere informatie

havo geschiedenis M.M.P.C. Bolink Y. Bouw H. van der Meiden J. Roesink Jouw beste voorbereiding op je examen in 2018

havo geschiedenis M.M.P.C. Bolink Y. Bouw H. van der Meiden J. Roesink Jouw beste voorbereiding op je examen in 2018 2017 2018 havo M.M.P.C. Bolink Y. Bouw H. van der Meiden J. Roesink geschiedenis Jouw beste voorbereiding op je examen in 2018 havo geschiedenis Voorwoord Wanneer je examen gaat doen, wil je natuurlijk

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING EXAMENPROGRAMMA S VOORTGEZET ONDERWIJS

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING EXAMENPROGRAMMA S VOORTGEZET ONDERWIJS STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 17415-n1 24 juli 2014 Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 juni 2014, nr. 559817

Nadere informatie

Examenprogramma scheikunde vwo

Examenprogramma scheikunde vwo Examenprogramma scheikunde vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Stoffen,

Nadere informatie

LANDSEXAMEN MAVO

LANDSEXAMEN MAVO LANDSEXAMEN MAVO 2017-2018 Examenprogramma GESCHIEDENIS M.A.V.O. 1 Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het commissie-examen. Het centraal examen wordt afgenomen in één zitting

Nadere informatie

De zes algemene onderwijsdoelen die voor alle vakken en sectoren in het vmbo gelden, zijn

De zes algemene onderwijsdoelen die voor alle vakken en sectoren in het vmbo gelden, zijn Examenprogramma vmbo 1. Preambule De zes algemene onderwijsdoelen die voor alle vakken en sectoren in het vmbo gelden, zijn 1 Werken aan vakoverstijgende thema's De leerling leert, in het kader van een

Nadere informatie

Voorstel van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming voor nieuwe kerndoelen onderbouw VO

Voorstel van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming voor nieuwe kerndoelen onderbouw VO Voorstel van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming voor nieuwe kerndoelen onderbouw VO Voorstel van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming voor nieuwe kerndoelen onderbouw VO Onderdeel van de eindrapportage

Nadere informatie

Examenprogramma biologie vwo

Examenprogramma biologie vwo Examenprogramma biologie vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Structuren

Nadere informatie

Examenprogramma Klassieke Talen vwo

Examenprogramma Klassieke Talen vwo Examenprogramma Klassieke Talen vwo Ingangsdatum: augustus 2014 Eerste examenjaar: 2017 Griekse taal en cultuur (GTC) vwo Latijnse taal en cultuur (LTC) vwo Griekse taal en cultuur (GTC) Het eindexamen

Nadere informatie

NATUURKUNDE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

NATUURKUNDE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V NATUURKUNDE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V17.03.2 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor de afname van

Nadere informatie

Examenprogramma beeldende vorming

Examenprogramma beeldende vorming Examenprogramma beeldende vorming Informatiewijzer Preambule 1 Leeswijzer 2 beeldende vorming 3 1. Preambule De zes algemene onderwijsdoelen die voor alle vakken en sectoren in het vmbo gelden, zijn 1

Nadere informatie

Examenprogramma geschiedenis vwo vanaf CE 2015

Examenprogramma geschiedenis vwo vanaf CE 2015 Examenprogramma geschiedenis havo/vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Historisch besef

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 10683 20 april 2015 Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 9 april 2015, nr. VO/741555,

Nadere informatie

WISKUNDE A HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

WISKUNDE A HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 WISKUNDE A HAVO VAKINFORMATIE STAATSEAMEN 2016 V15.7.0 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor de afname van de

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 18139 5 september 2012 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 juli 2012, nr. VO/419920, houdende

Nadere informatie

SCHEIKUNDE VWO - NIEUWE EXAMENPROGRAMMA VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

SCHEIKUNDE VWO - NIEUWE EXAMENPROGRAMMA VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 SCHEIKUNDE VWO - NIEUWE EAMENPROGRAMMA VAKINFORMATIE STAATSEAMEN 2016 V15.7.0 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk

Nadere informatie

Examenprograma filosofie havo/vwo

Examenprograma filosofie havo/vwo Examenprograma filosofie havo/vwo Havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein

Nadere informatie

LANDSEXAMEN VWO

LANDSEXAMEN VWO LANDSEXAMEN VWO 2018-2019 Examenprogramma I&S/MAATSCHAPPIJLEER V.W.O. 1 Het eindexamen Het vak Individu en Samenleving/maatschappijleer (I&S/maatschappijleer) kent slechts het commissie-examen. Er is voor

Nadere informatie

Examenprogramma aardrijkskunde havo

Examenprogramma aardrijkskunde havo Examenprogramma aardrijkskunde havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 39364 13 juli 2017 Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 juli 2017, nr. VO/1188661,

Nadere informatie

Examenprogramma maatschappijleer

Examenprogramma maatschappijleer Examenprogramma maatschappijleer Informatiewijzer Preambule 1 Leeswijzer 2 maatschappijleer 3 1. Preambule De zes algemene onderwijsdoelen die voor alle vakken en sectoren in het vmbo gelden, zijn 1 Werken

Nadere informatie

WISKUNDE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

WISKUNDE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 WISKUNDE VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor de afname

Nadere informatie

PTA - HAVO

PTA - HAVO - HAVO 4 2018-2019 Nederlandse taal en literatuur Engelse taal en literatuur Franse taal en literatuur Wiskunde A Wiskunde B Wiskunde D Rekenen Biologie Natuurkunde Scheikunde Aardrijkskunde Economie Profielwerkstuk-Handelingsdeel

Nadere informatie

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol? Hoe word ik beter in geschiedenis? Als je beter wilt worden in geschiedenis moet je weten wat er bij het vak geschiedenis van je wordt gevraagd, wat je bij een onderwerp precies moet kennen en kunnen.

Nadere informatie

Examenprogramma wiskunde A vwo

Examenprogramma wiskunde A vwo Examenprogramma wiskunde A vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein Bg Functies

Nadere informatie