inhoud 1. er kan nu friet door hijs het zeil! piet snot ben jij nou een boef! je bent een held!...

Transcriptie

1 inhoud 1. er kan nu friet door hijs het zeil! piet snot ben jij nou een boef! je bent een held!...37

2 1. er kan nu friet door kas rent de klas in. hee juf! roept hij. mijn tand zit los. trek je hem er uit? mag dat? zegt juf fiep. ha, leuk! wooo, zegt roos. durf je dat, kas? doet dat niet pijn? maakt mij niks uit, zegt kas. toe maar juf. juf fiep voelt aan de tand van kas. hij zit wel heel los, zeg. moet ik het echt doen? je kunt het ook zelf doen, met je tong. kas schudt zijn hoofd. nee, juf, zegt hij. ik wil dat jij het doet. ik weet wat, roept tom. kijk, hier, een touw. juf, bind maar om de tand van kas. dan maak ik dit eind vast aan de kruk van de deur. 7

3 en dan gooi jij de deur dicht, juf. en dan floept de tand er zo uit. nou nee', zegt juf. dat lijkt me geen goed plan. als je dat wilt, doe je het thuis zelf maar. ik wil het niet zien! roept roos. ze draait zich om. ik vind het veel te vies. mijn tand is niet vies', zegt kas. toe maar, juf. juf pakt de tand vast. 8

4 één zegt ze. twee drie! floep! is hij er al uit? vraagt kas. ja hoor, zegt juf. kijk maar. ze houdt de tand op. dat deed niet eens pijn, zegt kas trots. ieee! zegt roos. er zit bloed aan die tand. en op je lip zit ook bloed. spoel je mond maar bij de kraan, zegt juf. dan is het weg. kas spoelt zijn mond. dan stopt hij zijn tong in het gat waar zijn tand zat. ik vind het koel, zegt hij. er kan nu friet door heen. of snoep. of een tong. het ziet er niet uit, kas, zegt eef. dat gat in je mond. het lijkt wel een rek waar een fiets in moet. juf wast de tand af bij de kraan. ze geeft hem aan kas. neem maar mee naar huis, zegt ze. en leg hem in je bed. 9

5 wie weet komt de fee langs als je slaapt. ja! roept saar. dat had ik ook toen mijn tand er uit was. ik nam hem mee naar bed. en toen ik op stond, was hij weg. en er lag tien cent in mijn bed. gek hè? pfff', zegt eef. dat is echt geen fee die dat doet, hoor. ik wed dat het je pa was. saar kijkt sip. dat wist ik heus wel hoor', zegt ze zacht. eef', zegt juf fiep. dat is niet leuk. pfff', zegt eef. ze steekt haar neus in de lucht. juf', zegt kas. stuur je een app naar mijn mam? dan kan ze het zien. doe ik', zegt juf. ga maar voor het bord staan en steek je duim op, kas. heel mooi. ziet er goed uit, man. zo. 10

6 ik stuur hem naar je mam. gaan we dan nu aan het werk? zegt eef. nog niet, zegt juf. ze haalt een doos uit de kast. 11

7 eerst mag kas iets uit de doos. dat doen we als een tand er uit is. o ja! roept roos. ik kreeg een pen, he juf? ik had een bal! zegt tom. en ik een ster die licht geeft in de nacht, zegt rik. zit er ook snoep in de doos? vraagt kas. juf lacht. ze zet de doos voor kas neer. de doos is rood. er zit een gat in. je kunt niet zien wat er in zit. pak maar iets, kas, zegt ze. kas steekt zijn hand in het gat van de doos. hij trekt er iets uit. het is geen pen. het is geen bal. het is geen snoep. het is plat en dun. een ster die licht geeft? nee. het is een brief. wat staat er, kas? roept tom. wat staat er in? kas leest voor. 12

8 waaa! roept roos. een tocht op zee? dat wordt leuk! tom geeft kas een boks met zijn vuist. eef kijkt boos voor zich uit. een tocht op zee, zucht ze. nee he. daar gaan we weer. als ik maar niet mee hoef. ik blijf wel hier, juf. 13

9