Quick Scan beschermde flora en fauna + Landschappelijk advies. Uitbreiding Gemeentewerf te Voorhout

Transcriptie

1 Quick Scan bescherde flora en fauna + Landschappelijk advies Uitbreiding Geeentewerf te Voorhout

2 Landschapsbeheer ZuidHolland Quick Scan bescherde flora en fauna + Landschappelijk advies Uitbreiding Geeentewerf te Voorhout Gouda, 20 juli 2007 Onderzoek en rapportage: Foto s: Lay out: Opdrachtgever: Paraaf voor uitgave: Bertina Berkheij, Pieter Balkenende Bertina Berkheij Landschapsbeheer ZuidHolland De heer L. de Graaf, Geeente Teylingen

3 Inhoudsopgave 1. Inleiding Wettelijk kader Flora en faunawet Toetsingsplicht vooraf Ontheffing Werkwijze Locatie en biotooptypen Locatie Biotooptypen Geplande ingrepen Waargenoen en ogelijk voorkoende soorten Landschappelijk Inleiding Historie Ogeving Conclusies en aanbevelingen Conclusies quick scan Conclusie landschappelijk Advies Bijlagen

4 1. Inleiding Op 5 juni 2007 verzocht de heer L. de Graaf, van de Geeente Teylingen aan Landschapsbeheer ZuidHolland een quick scan uit te voeren in het kader van de Flora en faunawet voor een voorgenoen uitbreiding van de geeentewerf en ilieustraat aan de Nijverheidsweg 32 te Voorhout. Naast de quick scan is gevraagd o landschappelijk advies voor hetzelfde object. O de adviezen tot stand te laten koen is kennis genoen van verschillende docuenten en tekeningen betreffende de uitbreiding van de geeentewerf, verstrekt door de heer De Graaf. Daarnaast is een bezoek gebracht aan het object op 10 juli 2007 alwaar een gesprek werd gevoerd et de heer De Graaf en is het object bezichtigd en onderzocht. Dit rapport geeft een overzicht van waargenoen en ogelijk voorkoende soorten, het effect van de geplande werkzaaheden op deze soorten en een lijst waarvoor een vrijstelling geldt of waarvoor ontheffing dient te worden aangevraagd. 2. Wettelijk kader 2.1 Flora en faunawet Sinds 1 april 2002 is de Flora en faunawet van kracht en begin 2005 zijn bij Algeene Maatregel van Bestuur de procedure en voorwaarden verder verduidelijkt. De wet gaat uit van de beschering van inheese plant en diersoorten en hun leefgebied. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van bescherde soorten zijn in beginsel verboden. In de wet is onder eer bepaald dat bescherde dieren niet ogen worden gedood, gevangen of verontrust. Bescherde planten ogen niet worden geplukt, uitgestoken of verzaeld. Daarbij is het niet toegestaan o de directe leefogeving van deze soorten te beschadigen, te vernielen of te verstoren. Van de bescherde soorten zijn drie tabellen vastgesteld et verschillende bescheringsstatus. Bovendien geldt de algeene zorgplicht van artikel 2 van de Flora en faunawet o voldoende zorg in acht te neen voor alle in het wild levende planten en dieren, alsede voor hun directe leefogeving. De wet heeft daaree belangrijke consequenties voor reguliere werkzaaheden en werkzaaheden voor ruitelijke ingrepen en bouwplannen van particulieren, geeenten en projectontwikkelaars Toetsingsplicht vooraf Vanwege de Flora en faunawet oet bij ruitelijke ingrepen of bestendig beheer en plannen daartoe rekening worden gehouden et bescherde planten en dieren. Vooraf dient beoordeeld te worden of er ogelijk nadelige consequenties van de ingrepen zijn voor bescherde soorten en hun leefogeving. De initiatiefneer is hiervoor zelf verantwoordelijk en dient de volgende stappen te onderneen voor het betreffende plangebied: 1. Ga na of er bescherde planten en dieren (van tabel 1, 2, 3 of vogels uit de Flora en faunawet) voorkoen op de plek waar u aan het werk gaat. 2. Bepaal of uw activiteiten schadelijke effecten hebben op de aanwezige bescherde soorten. 3. Ga na of uw werkzaaheden vallen onder activiteiten waarvoor een vrijstelling geldt (werkzaaheden als bestendig beheer, onderhoud of gebruik, ruitelijke ontwikkeling en inrichting) of dat u een ontheffing dient aan te vragen. 4. Onderzoek de ogelijkheden o negatieve effecten te voorkoen en alternatieven te ontwikkelen ten aanzien van projectidee, locatie, ontwerp en uitvoering. 5. Stel indien noodzakelijk een copensatie en itigatieplan op. 6. Dien tijdig de ontheffingsaanvraag in op de verbodsbepalingen van de Flora en faunawet. 7. Maak aantoonbaar dat u volgens een goedgekeurde gedragscode werkt of laat werken voor de betreffende soorten. De verplichting tot een toets voor het plangebied in het kader van de Flora en faunawet en de eventuele ontheffingsaanvraag dient apart te worden uitgevoerd en staat los van overige wet en regelgeving op het gebied van ruitelijke ordening, bouwvergunning en dergelijke. Indien geen ontheffing behoeft te worden aangevraagd, blijft wel de algeene zorgplicht ten aanzien van inheese planten en dieren gelden. 2

5 2.2.2 Ontheffing Een aanvraagforulier voor ontheffing kunt u bestellen bij Het LNVloket ( ) of downloaden van U kunt uw aanvraag opsturen naar Dienst Regelingen, tea uitvoering Flora en faunawet, Postbus 1191, 3300 BD Dordrecht. Bij de aanvraag oet alle relevante inforatie worden eegestuurd die nodig is o de aanvraag te kunnen beoordelen. De initiatiefneer is zelf verantwoordelijk voor de aanvraag. In beginsel ontvangt u binnen acht weken een beslissing op uw aanvraag. Het is echter verstandig rekening te houden et een langere behandeltijd (46 aanden), odat vaak o aanvullende inforatie gevraagd zal worden. 3. Werkwijze De werkwijze van de quick scan is als volgt: bij de opdrachtverlening geeft de eigenaar inforatie over de geplande ingrepen en de locatie. Daarna wordt een veldbezoek afgelegd op de locatie, waarbij de situatie ter plaatse en in ruiere ogeving wordt vastgelegd, onder andere et foto s. De biotooptypen worden genoteerd en per biotooptype worden bescherde plant en diersoorten geïnventariseerd. Ook wordt tijdens het veldbezoek nagegaan waar en op welke wijze er eventuele copenserende aatregelen zijn voor te stellen op hoofdlijnen. Odat het veldbezoek slechts een oentopnae betreft, is het niet waarschijnlijk dat alle bescherde soorten die er voor kunnen koen dan ook daadwerkelijk worden waargenoen. Daarnaast wordt het Globaal Rapport verspreiding bescherde en bedreigde soorten van Het Natuurloket via internet opgevraagd. Dit betreft echter inforatie per kiloeterhok en dat is eestal niet specifiek genoeg voor de betreffende locatie. Bovendien zijn verschillende soortengroepen niet of onvoldoende onderzocht of zijn de gegevens niet van recente datu. Deze inforatie is daaro vaak slechts van beperkte betekenis. O tot een verantwoord advies tot ontheffingsaanvraag te koen is in de rapportage een lijst opgenoen van waargenoen bescherde soorten en soorten die ogelijk voor kunnen koen op grond van biotooptype, ecologische kennis en inforatie over de verspreiding van de soort. Landschapsbeheer ZuidHolland heeft op 10 juli 2007 de locatie bezocht. Tijdens dit bezoek zijn de biotooptypen vastgesteld en is geïnventariseerd of er bescherde planten en dieren op het terrein voorkoen. 4. Locatie en biotooptypen 4.1 Locatie De geeentewerf en ilieustraat bevinden zich aan de Nijverheidsweg 32 te Voorhout, in de geeente Teylingen in de Provincie ZuidHolland (zie figuur 1). De bijbehorende kiloeterhokken waar het plangebied in ligt zijn en

6 Figuur 1, deel topografische kaart. De pijl geeft de locatie van de geeentewerf en ilieustraat in Voorhout aan. (bron: Falkplan) 4

7 De volgende foto s (figuur 2 en 3) zijn luchtfoto s van de planlocatie. Figuur 2, luchtfoto van de ogeving van de planlocatie (bron: Google earth) Figuur 3, luchtfoto van de huidige geeentewerf/ ilieustraat en het deel van de voorgenoen uitbreiding (bron: Google earth) 5

8 4.2 Biotooptypen Op de planlocatie van de voorgenoen uitbreiding van de geeentewerf zijn zeven biotooptypen te onderscheiden: Hoge boen (Hoge) struikbeplanting Ruigte Moeras Riet en oeverbeplanting Kruidenvegetatie en gras Sloot In bijlage 1 is te vinden op welke locaties deze biotooptypen zich bevinden. Op de volgende foto s is goed te zien hoe de planlocatie er uit ziet. Er staat een bosje, bijna geheel oringd door de Dinsdagse wetering, waardoor het een soort eilandje vort. De bode van het bosje is op een aantal delen oerassig. De hoogste boen zijn zo n 20 á 30 jaar en bieden broed en schuilgelegenheid voor vogels. Er staat et nae wilg, els en abeel. De struiklaag, o.a. eidoorn, et daaronder ruigte is op veel plaatsen dicht begroeid, wat voor vogels en kleine zoogdieren aantrekkelijk is o te schuilen en te nestelen. Ook het riet is aantrekkelijk voor bepaalde vogelsoorten. Er zijn twee sloten te vinden, één is het gedeelte van de Dinsdagse wetering, wat rondo het bosje loopt. En de ander scheidt oenteel de huidige geeentewerf et de planlocatie. Beide sloten hebben een ander peil. De Dinsdagse Wetering heeft een boezepeil. De oeverbeplanting en de sloten bieden een goed biotoop voor diverse afibieën en vissensoorten. Verder is de oeverbeplanting en de kruidenvegetatie aantrekkelijk voor verschillende insecten, zoals libellen en vlinders. Figuur 4, het bosje Figuur 5, het bosje et aan de linkerkant de Dinsdagse wetering en aan de rechterkant een gedeelte van de geeentewerf 6

9 Figuur 6, het deel van de Dinsdagse wetering rondo het bosje Figuur 7, de sloot et aan de rechterkant de Geeentewerf Figuur 8, het bosje, de dinsdagse wetering en de spoorlijn Figuur 9, de weilanden in noordelijke richting 7

10 Figuur 10, het bosje en de spoorlijn vanaf de Oosthoutlaan gezien 5. Geplande ingrepen De geeente Teylingen is voorneens de geeentewerf en ilieustraat te Voorhout uit te breiden. Beoogd wordt het terrein in zuidwestelijke richting in te richten als geeentewerf. Op het terrein worden onder andere een zoutopslag, wasplaats en agazijnen ingericht. Daarnaast vindt een uitbreiding plaats van de ilieustraat. In bijlage 2 is een kaart te vinden waarop de voorgenoen uitbreiding is weergegeven. 6. Waargenoen en ogelijk voorkoende soorten In het bosje zijn diverse vogels gehoord. Waarschijnlijk van algeene vogelsoorten. In de sloten zijn een aantal algeene soorten waargenoen, zoals eerkoet, wilde eend en zwaan. Tevens zijn een aantal libellen en vlindersoorten, zoals koolwitje waargenoen. De belangrijkste waarneing zijn de afibieën. Er zijn tientallen juveniele rugstreeppadden op diverse plekken op de planlocatie waargenoen. Deze zijn et nae gezien langs de slootkanten. Ook waren er nog larven in de sloten aanwezig. Verder zijn er groene kikkers waargenoen. De volgende lijst geeft een overzicht van de waargenoen bescherde soorten of die ogelijk voorkoen op grond van biotooptype en het biotoopgebruik per soort. Het biotoopgebruik geeft inforatie over het relatieve belang van het biotooptype voor de betreffende soort. Voor het opstellen van deze lijst is geen gebruik geaakt van de gegevens van Het Natuurloket, odat de eeste soortgroepen onvoldoende zijn onderzocht of niet alleen over de eacte planlocatie gaat. Wel zijn in bijlage 3 gegevens van het Natuurloket uit de betreffende kiloeterhokken toegevoegd. Figuur 11 en 12, waargenoen rugstreeppadden 8

11 Tabel et waargenoen en ogelijk voorkoende bescherde soorten: uitbreiding geeentewerf Voorhout Soortgroep/soort biotoop 1 Vaatplanten Mossen Korstossen Paddenstoelen Zoogdieren egel ol bosuis huisspitsuis velduis dwerguis woelrat wezel herelijn bunzing Vogels wilde eend eerkoet waterhoen spreeuw ekster huisus koolees pipelees roodborst tjiftjaf heggenus houtduif kauw winterkoning witte kwikstaart vink Reptielen Afibieën rugstreeppad kleine watersalaander gewone pad groene kikker bruine kikker Vissen Kleine odderkruiper Vlinders koolwitje spanner Libellen diversen Sprinkhanen Overige ongewervelden 2 biotoopgebruik (Hoge) Riet/ Hoge struike Ruigt oeverbeplantin Kruidenvegetatie boen n e Moeras g / Gras Sloot habitatrichtlij n bescherde soorten bijlage 1 23 vogel s II IV w tabel w w w leefgebied leefgebied leefgebied leefgebied leefgebied leefgebied leefgebied foerageren foerageren foerageren w broeden, foerageren w broeden, foerageren broeden, foerageren foerageren broeden, foerageren broeden, foerageren broeden, foerageren broeden, foerageren broeden, foerageren broeden, foerageren broeden, foerageren broeden, foerageren foerageren broeden, foerageren broeden, foerageren foerageren w w w leefgebied overwinteren, overwinteren, overwinteren, overwinteren, foerageren foerageren foerageren foerageren w w w w = waargenoen = ogelijk voorkoend = niet waargenoen 9 leefgebied leefgebied leefgebied X

12 7. Landschappelijk 7.1 Inleiding Een onderdeel van dit advies is het vaststellen van de huidige landschappelijke waarde van het plangebied. Gekozen is voor één rapportage odat er sprake is van overlappingen tussen een quickscan en een landschappelijk advies. 7.2 Historie Uit de Historische atlas et kaarten uit 1914 is op te aken dat het eleent op dat oent in de huidige vor in het landschap aanwezig was (zie figuur 13,14). Het bosje aakte onderdeel van de Dinsdagse wetering zoals die in het verleden door het gebied stroode. De spoorlijn HaarleLeiden heeft deze Dinsdagse wetering doorkruist waardoor deze wetering niet eer volledig in originele vor in het landschap is terug te vinden. Mogelijk was het bosje in het verleden een oerasachtig gebied, wat in de loop der jaren is verland en natuurlijk ogevord tot het bosje in de huidige situatie. Hieruit blijkt dus dat het bosje historisch gezien een waardevol eleent is, het is een overblijfsel van het stroogebied van de vroegere Dinsdagse Wetering. 7.3 Ogeving Aan de noordoostkant van de planlocatie bevindt zich de geeentewerf en de ilieustraat. Naast het terrein van de geeente is er nog eer kleine industrie aanwezig. Aan de westkant bevindt zich de Dinsdagse wetering en daarnaast de spoorlijn Leiden Haarle. Aan de zuidkant liggen weilanden. De planlocatie ligt in de directe nabijheid van een ecologische zone. Het gaat hier o een geplande verbindingszone uit de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, welke aan de overkant (de westkant) van de spoorlijn ligt. De weilanden aan de zuidkant zijn aangegeven als open landelijk gebied en voren ook een verbindingszone. Een gedeelte van dit dichtbij gelegen gebied is tevens aangeerkt als waardevol weidevogelgebied. Het plangebied staat in directe verbinding et het open gebied. Dit geldt ook voor het directe contact et de geplande ecologische verbindingszone aan de andere kant van de spoorlijn. Onder de spoorlijn is een duiker aangelegd, waardoor onder andere vissen, afibieën en watervogels zich geakkelijk kunnen verplaatsen van de planlocatie naar de ecologische verbindingszone en anderso. Uiteraard kunnen alle vogels over de spoorlijn vliegen. De Oosthoutlaan is vrijwel de enige belangrijke verkeersweg vanwaar het bosje duidelijk zichtbaar is. Het bosje is duidelijk zichtbaar en ontneet daardoor voor een klein gedeelte het zicht op het spoor wat daarachter ligt. Daarnaast is het bosje het enige robuuste (hoge) groen tussen de Oosthoutlaan en de spoorlijn. Figuur 13, uitsnede historische kaart Figuur 14, uitsnede ingezood 10

13 8. Conclusies en aanbevelingen 8.1 Conclusies quick scan In het plangebied zijn biotopen aangetroffen van een aantal in eer of indere ate bescherde soorten, waarvan verwacht wordt dat de werkzaaheden invloed zouden kunnen hebben op de locale populatie. Het gaat hierbij o: 8.2 Zoogdieren uit tabel bescherde soorten 1. Voor deze soorten geldt bij de voorgenoen werkzaaheden een vrijstelling. Naast de algeene zorgplicht (zie eerder in dit rapport) hoeft in het kader van de Flora en faunawet hiervoor geen etra actie te worden ondernoen. Vogels ter plaatse. Hoewel geen broedsporen van vogels zijn aangetroffen, bestaat de ogelijkheid dat er gebroed wordt in het voorjaar. Indien de uitbreiding door gaat oet er buiten het broedseizoen gewerkt worden. Alle vogels in Nederland zijn gelijk bescherd. Werkzaaheden of gebruik van ruite waarbij vogels worden gedood of verontrust, of waardoor hun nesten of vaste rust of verblijfplaatsen worden verstoord, zijn verboden. Er geldt een vrijstelling als u handelt via de zorgplicht. Afibieën en reptielen uit tabel bescherde soorten 1. Voor deze soorten geldt bij de voorgenoen werkzaaheden een vrijstelling. Naast de algeene zorgplicht (zie eerder in dit rapport) hoeft in het kader van de Flora en faunawet hiervoor geen etra actie te worden ondernoen. Vissen uit tabel bescherde soorten 2. Deze soorten krijgen een zwaardere beschering. Voor deze soorten geldt een vrijstelling indien u handelt volgens de algeene zorgplicht. Afibieën uit tabel 3: soorten, genoed in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 van de AvB: vrijstelling et gedragscode of ontheffing/ uitgebreide toets. Op de planlocatie zijn rugstreeppadden waargenoen. Deze soort geniet de zwaarste beschering. Voor ruitelijke ontwikkeling en inrichting geldt altijd dat voor deze soorten ontheffing oet worden aangevraagd. Er geldt geen vrijstelling et gedragscode. Conclusie landschappelijk Zoals uit paragraaf 7.2 is op te aken dat het bosje historisch gezien een waardevol eleent is. Gezien de ligging en historie geeft Landschapsbeheer ZuidHolland het bosje een hoge landschappelijke waarde. 11

14 9. Advies In verband et de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarde van het bosje en de overige biotopen is ons advies het in stand houden van de huidige situatie en het zoeken naar een alternatieve oplossing o de uitbreidingsplannen van de geeentewerf te realiseren. Eén van de belangrijkste redenen o de huidige situatie te handhaven is het voorkoen van de rugstreeppad. Er is naelijk een kans dat de voorgenoen uitbreiding directe invloed heeft op de aanwezige populatie van de rugstreeppad. Dit geldt zeker als er geen copenserende aatregelen worden getroffen. Er zijn bij onderzoeksinstanties geen of weinig gegevens bekend over het voorkoen van de rugstreeppad in het genoede gebied. Dit heeft waarschijnlijk voor een deel te aken doordat er geen waarneingen worden doorgegeven. Er kan wel verwacht worden dat er in de poldergebieden in de regio rugstreeppadden voorkoen, aar dit zal niet in grote dichtheden zijn. De laatste doorgegeven waarneingen in de directe ogeving van de planlocatie staen uit Een andere belangrijke reden o de planlocatie intact te houden is de directe nabijheid van een geplande Provinciale Ecologische verbindingszone. Ondanks dat de planlocatie net buiten deze verbindingszone valt staan de biotopen wel in eer of indere ate in verbinding et de biotopen in de ecologische verbindingszones. De planlocatie vort zelfs een waardevolle aanvulling voor de ecologische verbindingszone. Als er toch wordt besloten o door te gaan et het plan zullen de volgende ecologische aatregelen oeten worden genoen per soortgroep: Zoogdieren uit tabel bescherde soorten 1. Deze soorten leven vooral in de struik en ruigtelaag. Door in de directe ogeving een gelijkwaardig bosje te realiseren kan er nieuw leefgebied worden gecreëerd. Vogels ter plaatse. Deze soorten leven en broeden vooral in de hoge boen en de struiklaag. Door een nieuw bosje te realiseren in de directe ogeving kan er nieuwe broedgelegenheid worden geboden aan de vogels. Ten alle tijden geldt dat werkzaaheden buiten het broedseizoen plaats oeten vinden. Afibieën en reptielen uit tabel bescherde soorten 1. In de uitbreidingsplannen kunnen aatregelen worden opgenoen o deze dieren gelijke of eer plaats te bieden. Afibieën zijn gebaat bij een leefogeving waarbij dicht in de buurt van open water oeras (in de vor van een natuurvriendelijke oever), en strooisel onder struiken aanwezig is. Door de bestaande sloot uit te breiden is dit gedeeltelijk te realiseren. Wat dan wat echter niet aanwezig is, is het oerassige deel van het bosje en ook dit zal gecopenseerd oeten worden. Vissen uit tabel bescherde soorten 2. Het is ogelijk dat in de sloten kleine odderkruipers voorkoen. Bij werkzaaheden is het raadzaa rekening te houden et deze soortgroep odat er een algeene zorgplicht geldt. Bij het depen van sloten oet óf deze soortgroep afgevangen worden en verplaatst óf afgedreven worden naar gedeelten van de sloot die bewaard blijven. Afibieën uit tabel 3: soorten, genoed in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 van de AvB: vrijstelling et gedragscode of ontheffing/ uitgebreide toets. Voor deze soort zal een ontheffing et uitgebreide toets oeten worden aangevraagd. Deze toets houdt onder eer in dat: 2. de werkzaaheden het voortbestaan van de soort niet in gevaar ogen brengen; 3. er geen alternatief is voor de activiteit; 4. de activiteit past binnen een van de hierna genoede belangen(niet alle genoed in verband et relevantie). bestendig gebruik uitvoering in het kader van ruitelijke inrichting of ontwikkeling Het is niet ondenkbaar dat toetsingspunt 2 als gevolg heeft dat de bouwlocatie en het proces aan de rugstreeppad aangepast dient te worden en dat er voor gezorgd oet worden dat de dieren ter plaatse niet worden gestoord (stap 4 uit 2.2.1). 12

15 Bij het doorgaan van het plan wordt ook geadviseerd de landschappelijke waarden te copenseren, de volgende aatregelen zijn van belang: Landschappelijke inpassing gebied Nijverheidsweg. Vanaf de Oosthoutlaan ligt het gebied oenteel proinent in het zicht. Dit is bij binnenkost van Voorhout geen aantrekkelijk beeld. Door langs de geeentewerf en het pand van de Fira Ba een houtsingel aan te leggen et een breedte van 5 tot 10 eter kan de kwaliteit worden verbeterd. Aan dergelijke ontwikkeling oet dan een plan voor landschappelijke inpassing ten grondslag liggen. Aanleggen natuurvriendelijke oevers. O de natuurwaarden te verhogen kunnen de oevers van nieuw aan te leggen sloten dusdanig worden geprofileerd dat sprake is van natuurvriendelijke oevers. Uiteraard is vervolgens consequent het juiste beheer toepassen van groot belang. Water. De heer de Graaf heeft aangegeven dat voor waterberging reeds elders in Voorhout copensatie is gevonden. 13

16 10. Bijlagen Bijlage 1. Biotooptypen planlocatie Bijlage 2. Kaart et voorgenoen uitbreidingsplannen Bijlage 3. Gegevens Natuurloket 14

17 10. Bijlagen Bijlage 1. Biotooptypen planlocatie Bijlage 2. Kaart et voorgenoen uitbreidingsplannen Bijlage 3. Gegevens Natuurloket 14

18 Bijlage 1 Biotooptypen planlocatie

19

20 Bijlage 2 Kaart et voorgenoen uitbreidingsplannen G

21

22 Bijlage 3 Gegevens Natuurloket

23 Het Natuurloket Globaal rapport verspreiding bescherde en bedreigde soorten pagina 1 van 6 Globaal rapport verspreiding as ^1 bescherde en bedreigde soorten Saenstelling: 11 juli 2007 li'tt NAFUURLOKEI Let op: Aan deze gegevens kunnen geen rechten worden ontleend. Lees ook de afwijzing van aansprakelijkheid op onze website. In onderstaande tabel staat het aantal bescherde en bedreigde soorten per kiloeterhok. Databanken worden regelatig geactualiseerd. Het kan dus zijn dat er eer gegevens beschikbaar zljn dan In dit overzicht vereld staat. Wanneer u gegevens bij Het Natuurloket koopt, dan krijgt u uiteraard de eest recente inforatie. Als In een kiloeterhok geen bescherde soorten zijn aangetroffen, terwijl het hok niet goed is onderzocht, dan is het veelal nodig o aanvullend veldonderzoek uit te voeren. Als een kiloeterhok goed is onderzocht, hoeft u voor de desbetreffende soortgroep geen aanvullend onderzoek te doen; de gegevens die u bij Het NatuuHoket koopt, volstaan dan. Rapportage voor kiloeterhok X:094 / Y:469 Soortgroep FFl* FF23* H/V* I Vaatplanten 4 2 Mossen Korstossen Paddestoelen Zoogdieren Broedvogels Watervogels Reptielen Afibieën Vissen Dagvlinders Nachtvlinders Libellen Sprinkhanen Overige ongewervelden Landelijke vegetatiedatabank: gegevens inzje^^^ Rapportage voor kiloeterhok X;094 / Y:470 Volledigheid* Detail* Actualiteit* goed redelijk niet niet slecht 1125% niet slecht 0% 96/9703/04 niet niet niet niet niet niet redelijk 0% niet Soortgroep FFl* FF23* H/V* RL* Volledigheid* Detail* Actualiteit* Vaatplanten goed Mossen goed Korstossen niet Paddestoelen niet * Legenda FFl = Flora en faunawet lijst 1 (vriistelling) FF23 = Flora en faunawet lijst 213 (^streng besctierd) H/V = Habitatnclitlijn (alleen bijlage 2 en 4) of Vogelrichtlijn RL = Rode Lijst (#) = tevens eetnetqegevens verzaeld^ Volledigheid onderzoek: Hieree wordt aangegeven of op basis van de gebrachte bezoeken een volledig overzicht is te verwachten van de soorten van de betreffende soortgroep. Een toeiichting op deze categorieën kunt u vinden onderaan deze rapportage. Detail: l^et dit percentage wordt aangegeven welk aandeel van alle van dit kiloeterhok beschikbare gegevens van Rode Lijstsoorten en wettelijk bescherde soorten op qedetailleerder niveau Deschil<baar is. Actualiteit: per groep is aangegeven uit welke periode de gegevens zijn opgenoen.! niet van toepassing

24 Het Natuurloket Globaal rapport verspreiding bescherde en bedreigde soorten pagina 2 van 6 Zoogdieren 3 atig 1125% Broedvogels niet Watervogels atig 0% 96/9703/04 Reptielen niet Afibieën niet Vissen niet Dagvlinders redelijk Nachtvlinders niet Libellen niet Sprinl<hanen niet Overige ongewervelden niet La ndelijke vegetatiedata ban k; g eqevens inzien van dit hok Landelijke vegetatiedatabank: gezaenlijke kiloeterhokken 0 Wat te doen als u eer inforatie wilt na het zien van hef: globaal rapport? Als u na het zien van het globaal rapport wilt weten welke soorten er zijn aangetroffen, dan kunt u die inforatie aanvragen via Het Natuurloket. Het Natuurloket richt zich bij de gegevensleveringen voornaelijk op professionele gebruikers. Particulieren raden we aan zich rechtstreeks te wenden tot de desbetreffende PGO. Voor adressen zie Procedure aanvraag vollediv : i i L U hebt nu een globaal rapport gekregen over aantallen wettelijk bescherde soorten, en bedreigde soorten van de Rode Lijst. U kunt via Het Natuurloket een volledig rapport et eer gedetailleerde gegevens krijgen. In dit rapport staat aangegeven o welke dieren of planten het precies gaat en wordt een eerste indicatie gegeven van de te verwachten effecten van de ingreep. Die gegevens heeft u nodig voor de ontheffingsaanvraag. Online prijs berekenen van een volledig rapport Als u wilt weten hoeveel het kost o een volledig rapport op te laten stellen, dan kunt u zelf de prijs berekenen. voor deze service oet u zich eerst eenalig aanelden. U ontvangt dan direct per eail uw gebruikersnaa en wachtwoord, die u nodig heeft o in te loggen. Na inloggen kunt u een offerte opstellen. De door u opgestelde offertes wordt in uw persoonlijk archief bewaard. Wanneer u aansluitend op het raadplegen van een globale rapportage een offerte opvraagt, dan worden de correcte kiloeterhokgegevens autoatisch ingevuld! Opdracht geven voor een volledig rapport Als u opdracht wilt geven voor een volledig rapport, dan kunt u dat alleen oniine doen. Klikt u op de link opdracht geven. Geef vervolgens aan welke gegevens u wilt ontvangen en klik op 'opdracht geven'. In de laatste stap bevestigt u de electronische opdracht door een schriftelijke opdrachtvehening naar Het Natuurloket te sturen of faen. Na aiaal 20 werkdagen ontvangt u de gegevens. De door u verleende opdrachten worden in uw persoonlijk archief bewaard. Op de levering van een volledig rapport zijn onze Algeene Voorwaarden van toepassing. Deze zijn bij de Kaer van Koophandel in Arnhe gedeponeerd. Opdrachtverlening (via

25 Het Natuurloket Globaal rapport verspreiding bescherde en bedreigde soorten pagina 3 van 6 onze website) l<an alleen als u zich akkoord verklaart et deze voorwaarden. Ook kunt u binnen 2,5 week gegevens ontvangen. Voor deze etra service geldt wel een prijsopslag van 40%. Voor eer inforatie kunt u bellen et Het Natuurloket: of eail naar Het Natuurloket. Toelichting op volledigheid en actualiteit van het iniépobk De gegevens die Het Natuurloket levert zijn afkostig van de Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's), die zijn verenigd in de Vereniging Qnderzoek FloAfaiina (VOFF). Kijk voor eer inforatie op de website van de VOFF of stuur een ailtje naar voifmyoflnj. De databank van Het NatuuHoket niet copleet is; naar schatting bevat de databank 90% van alle beschikbare waarneingen. Vooral op lokaal/regionaal niveau, bijvoorbeeld in Liburg, kunnen gegevens ontbreken. Er wordt voortdurend gewerkt o de databank van Het NatuuHoket verder uit te breiden. Vaatplanten (FLORON) Per regio Is het geiddelde aantal aangetroffen plantensoorten per kiloeterhok gegeven. Dit aantal is afhankelijk van o.a. bodetype, waterhuishouding, schaal van het landschap en bodegebruik. Daaro is de indeling van NedeHand in 38 ecodistricten gebruikt als regioindeling. Voor de ate van volledigheid zijn vier klassen onderscheiden: Niet onderzocht: er zijn geen waarneingen gedaan. Slecht onderzocht: het aantal soorten per kuloeterhok is kleiner dan 26, of als het aantal soorten kleiner is dan het geiddelde van het ecodistrict in twee aal de standaarddeviatie. Goed geïnventahseerd: het aantal soorten is groter dan het geiddelde van het ecodistrict inus de standaarddeviatie. Matig onderzocht: alle andere gevallen. Het geiddeld aantal aangetroffen soorten per kiloeterhok loopt van 127 (grote, recente polders) tot 306 (kalkrijke duinen). Mossen (BLWG) Gegevens van ossen zijn veelal afkostig van natuurgebieden en stedelijk gebied. De eeste bedreigde soorten ossen koen vooral voorop vochtige plaatsen en in bossen. Mossen kunnen in alle seizoenen worden gevonden. Matig onderzocht: 110 soorten Redelijk onderzocht: 1130 soorten Goed onderzocht: eer dan 30 soorten Korstossen (BLWG) Gegevens van korstossen zijn voornaelijk afkostig van bos, heide en stuifzand, laanboen en uren van oude gebouwen. Korstossen kunnen in alle seizoenen worden gevonden. De eeste bedreigde soorten zijn slechte verspreiders en langzae groeiers en sterk gebonden aan het type substraat waarop ze groeien. Copensatie van vehoren gegaan substraat of het ontzien van groeiplaatsen is in veel gevallen wenselijk. Matig onderzocht: 110 soorten Redelijk onderzocht: 1120 soorten Goed onderzocht: eer dan 20 soorten Paddestoelen (NMV) Paddestoelen koen in elk biotoop voor, aar de soortenrijkdo kan sterk verschillen. In soige biotopen kunnen ze tot de soortenrijkste groepen organisen behoren. In NedeHand zijn bijna 5000 soorten bekend. Veel soorten reageren vaak snel op veranderingen In llleuostandigheden en voren daaro belangrijke indicatoren (zie: P.J. Keizer, Paddestoelvriendelijk natuurbeheer, KNNV Uitgeverij, Utrecht 2003). Verspreidingsonderzoek wordt beoeilijkt door de specifieke levenswijze van paddestoelen. Het groeiende organise (een schiel) is voor het blote oog onzichtbaar en vort eestal kortlevende

26 Het Natuurloket Globaal rapport verspreiding bescherde en bedreigde soorten pagina 4 van 6 waarneebare vruchtlichaen (de paddestoelen), op oeilijk voorspelbare oenten en plaatsen. De eeste soorten worden gevonden in de herfst, aar er zijn bijvoorbeeld ook specifieke voorjaarspaddestoelen. Gegevens worden over het algeeen verzaeld door vrijwilligers, deels bij gerichte inventarisaties en deels als losse waarneingen, zodat de inventarisatiedichtheid erg variabel is. Het ontbreken van eldingen van bepaalde soorten kan dan ook nooit een garantie zijn dat deze soorten niet aanwezig zijn, ook niet in hokken die als "goed onderzocht" worden aangeerkt. O de volledigheid van een inventarisatie te definiëren zouden voor elk khok naast de aantallen waarneingen en soorten ook specifieke biotoopkenerken oeten worden eegewogen. Voor paddestoelen is een dergelijke weging nog niet op landelijke schaal ogelijk. Vooralsnog wordt uitgegaan van het globale (niet statistisch onderbouwde) ervaringsfeit dat een "serieus" onderzoek in een hok in een goede tijd instens een bepaald aantal verschillende soorten oet opleveren, et een eveneens globale correctie voor het feit dat dit aantal in een "goed" hok et inder waarneingen wordt bereikt dan in een "slecht" hok. De hier gehanteerde definitie luidt: Goed onderzocht: 250 of eer soorten, of 1000 of eer waarneingen. Slecht onderzocht: inder dan 50 soorten, of inder dan 100 waarneingen. Redelijk onderzocht: alle overige cobinaties van aantallen soorten en waarneingen. Niet onderzocht: geen enkele waarneing beschikbaar (ontbreken van soorten wordt niet geregistreerd; een hok et enkele losse eldingen zou ook als "niet onderzocht" oeten worden betiteld, aar odat dit oeilijk is af te bakenen wordt dan toch consequent de ter "slecht onderzocht" gebruikt). Standaard worden gegevens geleverd uit het databestand vanaf 1990 (ca. 6 5 % van de bij de Nf^V beschikbare gegevens op khok niveau). Op locaties die weinig uiterlijke veranderingen hebben ondergaan kunnen ook oudere waarneingen nog waardevolle bijdragen leveren aan de beoordeling van de (potentiële) waarde van het terrein. Zoogdieren ( V Z Z ) Van zoogdieren bestaat geen landsdekkende inforatie over het voorkoen van soorten op kiloeterhokniveau. De soortenlijst van dit kiloeterhok geeft dus niet de werkelijke situatie weer. Voor een betrouwbaar beeld dient ter plaatse een inventarisatie uitgevoerd te worden. Broedvogels (SOVQN) In de jaren is er in het kader van het Atlasproject van de Nederlandse Broedvogels in geheel Nederland gewerkt aan het vergaren van broedvogeldata op het niveau van kiloeterhokken. In besloten tot halfopen landschappen wordt % van de werkelijk in een kiloeterhok aanwezige soorten vastgesteld. In open landschappen wordt uitgegaan van iniaal %. Een kiloeterhok waar atlaswerk heeft plaatsgevonden wordt als redelijk onderzocht gekwalificeerd. Het Landelijk Soortenonderzoek Broedvogels (LSB) is in zijn huidige opzet in 1996 van start gegaan. Het richt zich op het jaarlijks verzaelen van de aantallen broedgevallen van in kolonies broedende soorten en de aantallen broedgevallen van zeldzae soorten. Van een selectie van zeldzae broedvogelsoorten wordt hierbij ook de verspreiding jaarlijks in kaart gebracht. Van de kolonievogelsoorten ag uitgegaan worden van een vrijwel landdekkende inventarisatie. Een kiloeterhok is goed onderzocht als er na 1993 drie of eer keren een kolonie en/of zeldzae soort is geeld. Het Broedvogel Monitoring Project (BMP) is in 1984 van start gegaan en heeft tot doel de aantalveranderingen van in of eer algeene vogelsoorten te volgen. In vaste proefvlakken van 15 tot 500 hectare groot verspreid over Nederland wordt jaarlijks een vaste selectie aan soorten onderzocht. De selectie van soorten kan bestaan uit alle soorten of uit een set van bijzondere soorten, bijvoorbeeld alleen weidevogels (BMPW). Als een proefvlak eerdere kiloeterhokken snijdt zijn de aanwezige soorten in het proefvlak naar elk betrokken kiloeterhok gekopieerd. Een kiloeterhok is goed onderzocht als er na 1995 twee keer een proefvlak is onderzocht. Als er BMPW proefvlak is onderzocht is het kiloeterhok redelijk onderzocht. Wintervogels (SOVON) Watervogels Vanaf seizoen 1992/93 is de coördinatie van de watervogeltellingen ondergebracht bij SOVON. Het gaat daarbij o de aandelijkse ganzen en zwanentellingen, aandelijkse tellingen van de Zoete Rijkswateren, de idwintertelling in januari en tellingen in de Waddenzee. Bij een evaluatie van deze verscheidenheid aan watervogelprojecten, bleek de genoede opzet niet geheel te voldoen. Door de

27 Het Natuurloket Cilobaal rapport verspreiding bescherde en bedreigde soorten pagina 5 van 6 projectgewijze aanpal< bleef de inforatie over het voorkoen van watervogels versnipperd. Met ingang van het winterhalfjaar 2000/01 is het netwerk aan telgebieden uitgebreid, wordt het erendeel van de belangrijke watervogelgebieden in het winterhalfjaar aandelijks geteld en worden alle projectresultaten in een gezaenlijk rapport opgenoen. Onderzoekskwaliteit: Een kiloeterhok is goed onderzocht als er >25 aanden geteld is in de laatste 5 jaar. Als er >10 en <25 aanden is geteld in de laatste 5 jaar is het hok redelijk onderzocht. >5 en <10 aanden geteld is atig onderzocht. Punt Transect Tellingen (PTT) Het Punt Transect Tellingen project (PTT) is het oudste onitoringproject van SOVON en werd in 1978 in het leven geroepen odat van veel, vooral algeeen voorkoende, wintervogels vrijwel niets bekend was over de aantalsontwikkelingen binnen Nederland. De doelstellingen van het door SOVON en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) opgezette project waren (a) het volgen van de aantalsontwikkelingen van zoveel ogelijk soorten winter en trekvogels door de jaren heen, zo ogelijk in relatie tot de achterliggende oorzaken en (b) het volgen van de veranderingen in de verspreiding van winter en trekvogels. De uitvoering van het project is op alle punten gestandaardiseerd en houdt in dat waarneers puntsgewijs op een vaste route gedurende een vaste tijd alle vogels tellen. Onderzoekskwaliteit: Als er iniaal 2 punten eerjarig zijn onderzocht is het kiloeterhok atig onderzocht. In alle andere gevallen Is het kiloeterhok slecht onderzocht. Reptielen en Afibieën (RAVON) De onderzoeksintensiteit voor reptielen en afibieën is hoofdzakelijk gebaseerd op het aantal waarneingen van de betreffende soortgroep (afibieën of reptielen) per kiloeterhok. Daarnaast is in de beoordeling eegewogen of de waarneingen voldoende goed verspreid zijn over de seizoenen en over de aangetroffen soorten. De ethodiek is toegelicht in een artikel in het RAVON tijdschrift (R. Creeers & J. van Delft, 2001, Dataverzaeling en inventarisatieactiviteit in Nederland. RAVON 12, biz ) Vissen (RAVON) De inventarisatieactiviteit voor vissen is hoofdzakelijk gebaseerd op het aantal aangetroffen soorten en het aantal bezoeken per kiloeterhok. De ethodiek dient nog nader verfijnd te worden. In de goed onderzochte hokken wordt een goed beeld verwacht van de kwalitatieve saenstelling van de visfauna in de genoede onderzoeksjaren. Aanvullingen op deze soortenlijst kunnen voornaelijk nog verwacht worden bij toepassing van andere visethodieken en/of veranderende ilieuostandigheden of uitbreiding van verspreidingsgebieden van individuele soorten. Van de redelijk onderzochte hokken wordt geen volledig beeld verwacht van de kwalitatieve saenstelling van de visfauna. Aanvullingen kunnen verwacht worden door eer veldwerk, toepassing van andere visethodieken en/of veranderende ilieuostandigheden of uitbreiding van verspreidingsgebieden van individuele soorten. Slecht of niet onderzocht zijn alle kiloeterhokken die niet in een van beide bovengenoede categorieën vallen. In deze kiloeterhokken is aanvullend onderzoek noodzakelijk. De waarneingen in het databestand van RAVON hebben hoofdzakelijk betrekking op vangsten et een steeknet. Elk vangstiddel is echter selectief: het steeknet levert vooral veel jonge vis op en kleinere vissoorten. Juist veel van deze kleinere soorten vallen onder de Flora en faunawet of de Habitatrichtlijn. Het schepnet is et nae geschikt voor kwalitatieve beonstering van kleinere watertypen als beken, sloten, weteringen en poelen. Voor eer kwantitatieve beonsteringen worden doorgaans andere ethodieken toegepast. Dagvlinders (De Vlinderstichting) Dagvlinders vliegen niet gedurende het gehele jaar. Soige soorten vliegen in een generatie, die vaak niet eer dan vier tot zes weken als vlinder aanwezig is. De waarneingen zijn gebaseerd op de waarneingen van vlinders en slechts incidenteel op die van eitjes, rupsen of poppen. De oenten in een jaar dat in een kiloeterhok naar vlinders is gekeken bepaalt dus de kans dat de aanwezige soorten alleaal gezien zijn. Voor de bepaling van de volledigheid van het onderzoek is dan ook gekeken naar de hoeveelheid waarneingen In een kiloeterhok en het aantal aanden dat er waarneingen zijn gedaan. Matig onderzocht: inder dan 10 waarneingen uit aiaal een aand Redelijk onderzocht: inder dan 10 waarneingen uit 2 of 3 aanden, inder dan 26 waarneingen uit 1 aand

28 Het Natuurloket Globaal rapport verspreiding bescherde en bedreigde soorten pagina 6 van 6 Goed onderzocht: waarneingen uit eer dan 3 aanden, eer dan 10 waarneingen uit 2 of 3 aanden of eer dan 25 waarneingen uit iniaal 1 aand Nachtvlinders (De Vlinderstichting en de Werkgroep Vlinderfaunistiek van EISNederland) De acronachtvlinders worden in Nederland op landelijk niveau onderzocht door De Vlinderstichting en de Werkgroep Vlinderfaunistiek van EISNederland. De databanken die zij beheren worden gevuld door Incidentele waarneingen en gebiedsinventarisaties door actieve leden. De gegevens die thans via Het Natuurloket worden gepresenteerd zijn op dit oent alleen nog gebaseerd op de waarneingen van De Vlinderstichting. Binnen afzienbare tijd zullen de waarneingen van de Werkgroep Vlinderfaunistiek worden betrokken bij deze dataset. Dit kan betekenen dat hokken welke thans nog niet zijn onderzocht wellicht wel onderzocht zijn door de Werkgroep Vlinderfaunistiek, en tevens dat bescherde soorten een bredere verspreiding kennen dan via de website weergegeven. De classificatie van de toelichting op de volledigheid van het onderzoek is gelijk getrokken et die van de dagvlinders. Een toelichting hierop is bij de teksten over dagvlinders te vinden. Libellen (EIS Nederland) Libellen vliegen niet gedurende het gehele jaar. De eeste soorten vliegen in een generatie, die vaak niet eer dan zes tot acht weken als libel aanwezig is. De waarneingen zijn gebaseerd op de waarneingen van libellen en slechts incidenteel op die van larven of larvenhuidjes. De oenten in een jaar dat in een kiloeterhok naar libellen is gekeken bepaalt dus de kans dat de aanwezige soorten alleaal gezien zijn. Voor de bepaling van de volledigheid van het onderzoek is dan ook gekeken naar de hoeveelheid waarneingen In een kiloeterhok en het aantal aanden dat er waarneingen zijn gedaan. Matig onderzocht: inder dan 10 waarneingen uit aiaal een aand Redelijk onderzocht: inder dan 10 waarneingen uit 2 of 3 aanden, inder dan 26 waarneingen uit 1 aand Goed onderzocht: waarneingen uit eer dan 3 aanden, eer dan 10 waarneingen uit 2 of 3 aanden of eer dan 25 waarneingen uit iniaal 1 aand Sprinkhanen (EIS Nederland) Bijna alle soorten sprinkhanen zijn In de nazoer aan te treffen. Het is daardoor ogelijk o tijdens twee bezoeken de sprinkhaanfauna van een gebied goed in kaart te brengen (onderzoeksintensiteit = goed). Als er slechts 1 bezoek aan een gebied is afgelegd kunnen er nog soorten zijn geist (onderzoeksintensiteit = atig). Overige ongewervelden (EIS NMerlanJ) Deze groep is een saenvatting van zes verschillende groepen et beleidsrelevante soorten (de Habitatrichtlijn, de Flora en faunawet en de Rode Lijst). De groepen die hierin verwerkt zijn: bijen, kevers, ieren, edicinale bloedzuiger, ollusken en rivierkreeften van de Habitatrichtlijn. Odat het groepen betreft et een ver uiteenlopende biologie en ecologie zijn de ethoden en perioden van waarneen en gegevens verzaelen niet eenduidig. Bovendien betreft het hier gepresenteerde bestand een opsoing van deze verschillende groepen. Daardoor kan een indicatie voor de bepaling van de volledigheid niet gegeven worden. Deze Indicatie zal wel per groep uitgesplitst gegeven worden in de offerte van EIS. filuit venstêtj