HANDLEIDING. Installatie Gebruik Onderhoud. IDP CPXV en CPXRV. Lees deze instructies vooraleer u deze apparatuur installeert, gebruikt en onderhoudt.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HANDLEIDING. Installatie Gebruik Onderhoud. IDP CPXV en CPXRV. Lees deze instructies vooraleer u deze apparatuur installeert, gebruikt en onderhoudt."

Transcriptie

1 HANDLEIDING IDP CPXV en CPXRV Modulaire, centrifugale, verticale dompelpompen, geschikt voor hoge temperaturen Installatie Gebruik Onderhoud PCN= (N). (Op basis van C942KH001, C942KH021, en C942KH017.) Originele instructies. Lees deze instructies vooraleer u deze apparatuur installeert, gebruikt en onderhoudt.

2 INHOUD Pagina 1 INLEIDING EN VEILIGHEID Algemeen CE-markering en goedkeuringen Disclaimer Copyright Bedrijfsomstandigheden Veiligheid Typeplaatje en veiligheidsetiketten Specifieke machineprestaties Geluidsniveau TRANSPORT EN BEWARING Ontvangst en uit verpakking halen Hantering Heffen Bewaring Recyclage en versleten product POMPBESCHRIJVING Configuraties Nomenclatuur Ontwerp van de belangrijkste onderdelen Prestaties en bedrijfsgrenzen INSTALLATIE Plaats Onderdelenmontage Fundering Ondervullen Leidingen Elektrische aansluitingen Beschermingen IN BEDRIJF STELLEN, OPSTARTEN, BEDIENEN EN UITSCHAKELEN Procedure voor het in bedrijf stellen Pompsmeermiddelen Open waaierspeling Draairichting Beschermkappen Vulling en extra toevoer De pomp opstarten De pomp laten draaien Stoppen en uitschakelen Hydraulische, mechanische en elektrische werking Pagina 6 ONDERHOUD Algemeen Onderhoudsschema Reserveonderdelen Aanbevolen reserveonderdelen Vereist gereedschap Koppel behuizing, afdichtingshuis en bouten Waaierspeling instellen Spelingen bij hernieuwing Ontmanteling Inspectie van onderdelen Montage STORINGEN, OORZAKEN EN OPLOSSINGEN ONDERDELENLIJST EN TEKENINGEN CPXV CPXRV CPXV met verwarmingsmantel CPXV voor gesmolten zout CPXV en CPXRV lageropties Afdichtings- en aandrijvingsopties voor CPXV en CPXRV Compatibiliteit onderdelen Tekening algemene opstelling CERTIFICATEN ANDERE RELEVANTE DOCUMENTEN EN HANDLEIDINGEN Bijkomende handleidingen Opmerkingen betreffende aanpassingen Bijkomende informatiebronnen Pagina 2 van 48

3 INDEX Pagina Pagina Aanbevolen reserveonderdelen (6.4) Aanbevolen smeeroliën (5.2.1) Aanbevolen smeervetten (5.2.3) Aanbevolen vulhoeveelheden (zie 5.2.2) ATEX-markering ( )... 7 Bedrijfsgrenzen (3.4.1) Bedrijfsomstandigheden (1.5)... 4 Beschermingen (4.7) Beschermkappen (5.5) Bewaring, pomp (2.4) Bewaring, Reserveonderdelen (6.3.2) Bijkomende handleidingen (10.1) Bijkomende informatiebronnen (10.3) Bronnen, bijkomende informatie (10.3) CE-markering en goedkeuringen (1.2)... 4 Certificaten (9) Configuraties (3.1) Copyright (1.4)... 4 De pomp laten draaien (5.8) De pomp opstarten (5.7) Demontage (6.9, Ontmanteling) Disclaimer (1.3)... 4 Doorsnedes (zie 8) Draairichting (5.4) Einde van productleven (2.5) Elektrische aansluitingen (4.6) Fundering (4.3) Geluidsdrukniveau (1.9, Geluidsniveau) Hantering (2.2) Heffen (2.3) Hydraulische, mechanische en elektrische werking (5.10) In bedrijf stellen en bedienen (5) Inspectie (6.2.1 en 6.2.2) Inspectie van onderdelen (6.10) Installatie (4) Koppel voor bouten (6.6) Lagerafmetingen en capaciteiten (5.2.2) Leidingen (4.5) Montage (6.11) Naleving, ATEX ( )... 7 Nomenclatuur (3.2) Onderdelenlijsten (8) Onderdelenmontage (4.2) Onderhoud (6) Onderhoudsschema (6.2) Ondervullen (4.4)...15 Ontmanteling (6.9)...29 Ontvangst en uit verpakking halen (2.1)...11 Ontwerp van belangrijkste onderdelen (3.3)...12 Opmerkingen betreffende aanpassingen (10.2)...47 Opnieuw monteren (6.11, Montage)...31 Plaats (4.1)...14 Prestaties (3.4)...13 Recyclage (2.5)...12 Reserveonderdelen (6.3)...27 Reserveonderdelen bestellen (6.3.1)...27 Smeerschema (5.2.5)...20 Smering (5.1.1, 5.2 en 6.2.3) Specifieke machineprestaties (1.8)...10 Spelingen, waaier (6.7)...28 Stop/start frequentie (0)...24 Stoppen en uitschakelen (5.9)...24 Storingen oplossen (zie 7)...35 Storingen: oorzaken en oplossingen (7)...35 Tekening algemene opstelling (8.8)...47 Tekeningen algemene opstelling (zie 8)...37 Trillingen (5.8.6)...24 Typeplate (1.7.1)...10 Veiligheid, beschermingen (1.6 en 4.7) Veiligheidsacties (1.6.3)... 5 Veiligheidsetiketten (1.7.2)...10 Veiligheidsmarkeringen (1.6.1)... 5 Vereist gereedschap (6.5)...27 Vervangingsonderdelen (6.3 en 6.4)...27 Voor de inbedrijfstelling (5.1)...18 Vulling en extra toevoer (5.6)...21 Waaierspeling (5.3 en 6.7) Waaierspeling instellen (6.7)...28 Pagina 3 van 48

4 1 INLEIDING EN VEILIGHEID 1.1 Algemeen Bewaar deze instructies altijd nabij de plaats waar het product wordt gebruikt of bij het product zelf. Flowserve-producten worden ontworpen, ontwikkeld en vervaardigd met ultramoderne technologieën in hedendaagse faciliteiten. Het apparaat werd met zorg vervaardigd onder voortdurende kwaliteitscontroles, aan de hand van geavanceerde kwaliteitstechnieken en veiligheidssystemen. Flowserve engageert zich voor voortdurende kwaliteitsverbetering en staat tot uw dienst voor verdere informatie over het product, de installatie en het gebruik ervan of over de ondersteunende producten, herstellings- en diagnostische diensten. Deze instructies maken u vertrouwd met het product en het toegestane gebruik ervan. Het is belangrijk dat u het product volgens deze instructies gebruikt om de betrouwbaarheid ervan te garanderen en risico's te vermijden. De instructies houden mogelijk geen rekening met plaatselijke voorschriften; zorg ervoor dat die voorschriften te allen tijde door iedereen, ook diegenen die het product installeren, worden nageleefd. Breng het personeel dat de machine bedient, altijd op de hoogte van herstellingswerken en volg alle veiligheidsvereisten van de werkvloer en de van toepassing zijnde voorschriften en wetten betreffende de veiligheid en hygiëne. Deze gebruiksaanwijzing moet gelezen worden vooraleer de apparatuur om het even waar ter wereld geïnstalleerd, bestuurd, gebruikt of onderhouden wordt. Neem deze machine niet in gebruik vooraleer aan alle veiligheidsvoorwaarden voldaan is. U vindt deze terug in deze instructies. Het niet volgen of toepassen van deze instructies wordt als misbruik beschouwd. Lichamelijk letsel, productschade, vertragingen of storingen door misbruik worden niet gedekt door de garantie van Flowserve. 1.2 CE-markering en goedkeuringen Machines en apparatuur die in bepaalde regio's ter wereld in dienst worden genomen, moeten volgens de wet voldoen aan de van toepassing zijnde CEmarkeringrichtlijnen voor machines en, waar van toepassing, richtlijnen voor laagspanning, elektromagnetische compatibiliteit (EMC), drukapparatuur (PED) en apparaten in plaatsen met mogelijk ontploffingsgevaar (ATEX). Waar van toepassing, bepalen de richtlijnen en alle andere bijkomende goedkeuringen belangrijke veiligheidsaspecten betreffende machines en apparatuur en het afdoende aanwezig zijn van technische documenten en veiligheidsinstructies. Waar van toepassing, bevat dit document informatie betreffende deze richtlijnen en goedkeuringen. De toepasselijke goedkeuringen en CE-markering van het product kunt u controleren, op het serienummerplaatje en het certificaat. (Zie deel 9, Certificatie.) 1.3 Disclaimer De informatie in deze handleiding wordt verondersteld volledig en betrouwbaar te zijn Ondanks alle inspanningen van Flowserve Corporation om een uitgebreide handleiding op te maken, moet u toch steeds goed en veilig met het materiaal omspringen. Flowserve vervaardigt producten volgens de veeleisende internationale normen betreffende kwaliteitscontroles, wat wordt bevestigd door de certificaten en audits van externe organisaties voor kwaliteitsborging. De producten werden uitgerust met originele onderdelen die speciaal voor de producten werden ontworpen en getest om hun voortdurende kwaliteit en prestaties te waarborgen. Omdat Flowserve de onderdelen en accessoires van andere leveranciers niet kan testen, is het mogelijk dat de foute integratie van zulke onderdelen en accessoires de prestaties en veiligheid van de producten negatief beïnvloedt. Het kiezen, installeren of gebruiken van andere dan erkende Flowserve-onderdelen en accessoires wordt aanzien als misbruik. Schade of defecten veroorzaakt door misbruik, worden niet gedekt door de Flowservegarantie. Bovendien kan de aanpassing van Flowserve-producten of verwijdering van originele onderdelen deze producten minder veilig maken. 1.4 Copyright Alle rechten voorbehouden. Geen enkel deel van deze instructies mag op om het even welke manier en in om het even welke vorm worden gereproduceerd, opgeslagen in een gegevensbestand of verspreid zonder voorafgaande toelating van Flowserve. 1.5 Bedrijfsomstandigheden Dit product werd geselecteerd om te voldoen aan de specificaties van uw bestelling. De bevestiging van deze omstandigheden werd afzonderlijk naar de aankoper gestuurd. Een kopie hiervan dient bij deze handleiding bewaard te worden. Pagina 4 van 48

5 Het product mag niet worden gebruikt buiten de parameters die voor de toepassing werden gespecificeerd. Indien er enige twijfel bestaat over de geschiktheid van het product voor de toepassing waarvoor het is bestemd, raadpleeg dan Flowserve met vermelding van het serienummer. Als de gebruiksomstandigheden vermeld op uw bestelbon veranderen (bijvoorbeeld verpompte vloeistof, temperatuur of bedrijf) is het aanbevolen dat de gebruiker voor het opstarten de schriftelijke toestemming van Flowserve vraagt. 1.6 Veiligheid Samenvatting van veiligheidsmarkeringen Deze handleiding bevat specifieke veiligheidsmarkeringen. De niet-naleving ervan resulteert mogelijk in gevaar. De specifieke veiligheidsmarkeringen zijn: Dit symbool duidt op elektrische veiligheidsinstructies. Niet-naleving ervan kan de persoonlijke veiligheid in ernstig gevaar brengen en de dood tot gevolg hebben. Dit symbool duidt op veiligheidsinstructies waarbij de niet-naleving de persoonlijke veiligheid in gevaar brengt en de dood tot gevolg kan hebben. Dit symbool duidt op veiligheidsinstructies i.v.m. gevaarlijke en giftige vloeistoffen. Niet-naleving ervan brengt de persoonlijke veiligheid in gevaar en kan de dood tot gevolg hebben. Dit symbool is de ATEX-markering voor een explosieve omgeving. Het wordt gebruikt in veiligheidsinstructies waarbij de niet-naleving in de gevarenzone voor ontploffingsgevaar kan zorgen, de persoonlijke veiligheid in ernstig gevaar kan brengen en de dood tot gevolg kan hebben. Dit symbool duidt op veiligheidsinstructies waarbij de niet-naleving de veilige werking en de veiligheid van het personeel in gevaar kan brengen en de installatie of het eigendom kan beschadigen. Dit symbool wordt in veiligheidsinstructies gebruikt om personen eraan te herinneren niet met een droge doek over niet-metalen oppervlakken te wrijven maar altijd een vochtige doek te gebruiken. U vindt het vooral terug op plaatsen waar het niet volgen van de veiligheidsinstructies kan leiden tot een ontploffing. Dit teken is geen veiligheidssymbool maar duidt op een belangrijke instructie in het montageproces Kwalificatie en training van personeel Alle personeel dat betrokken is bij de bediening, installatie, inspectie en het onderhoud van het apparaat moet gekwalificeerd zijn om dat werk uit te voeren. Als het personeel in kwestie de nodige kennis en vaardigheden nog niet bezit, moet er een geschikte training en opleiding worden geboden. Indien nodig, kan de operator de fabrikant/ leverancier opdragen gepaste training te voorzien. Breng het personeel dat de machine bedient en instaat voor de veiligheid en hygiëne altijd op de hoogte van herstellingswerken en volg alle veiligheidsvereisten van de werkvloer en de van toepassing zijnde voorschriften en wetten betreffende de veiligheid en hygiëne Veiligheidsacties Dit is een overzicht van de voorwaarden en maatregelen ter voorkoming van lichamelijk letsel bij personeel en schade aan het milieu en de installatie. Voor producten gebruikt in mogelijk explosieve omgevingen, geldt ook deel VOER NOOIT ONDERHOUDSWERKEN UIT WANNEER DE UNIT AANGESLOTEN IS OP DE VOEDING VERWIJDER BESCHERMKAPPEN NOOIT WANNEER DE POMP IN BEDRIJF IS TAP DE POMP AF EN KOPPEL ZE AF VAN HET LEIDINGWERK, VOORALEER U ZE BEGINT TE ONTMANTELEN Indien de verpompte vloeistoffen gevaarlijk zijn, dienen gepaste veiligheidsmaatregelen getroffen te worden. FLUORELASTOMEREN (Indien hiermee uitgerust.) Wanneer een pomp blootgesteld werd aan temperaturen boven de 250 C (482 ºF), zullen fluorelastomeren (bijv. Viton) gedeeltelijke ontbinden. In deze toestand zijn zij uiterst gevaarlijk en dient contact met de huid vermeden te worden. THERMISCHE SCHOK Snelle temperatuurschommelingen van de vloeistof in de pomp kunnen leiden tot een thermische schok. Dit kan leiden tot schade aan of breuk van onderdelen en moeten vermeden worden. Pagina 5 van 48

6 ONDERDELEN HANTEREN Vele precisie-onderdelen hebben scherpe hoeken. Daarom is het dragen van gepaste veiligheidshandschoenen en een gepaste veiligheidsuitrusting vereist bij het hanteren van deze onderdelen. Om zware stukken van meer dan 25 kg (55 lb) te tillen, moet u een kraan gebruiken die geschikt is voor die massa en dat volgens de plaatselijke voorschriften. GEBRUIK NOOIT EEN WARMTEBRON OM DE WAAIER TE VERWIJDEREN Smeerresten of dampen kunnen een ontploffing veroorzaken. WARME (en koude) ONDERDELEN Als hete of ijskoude onderdelen of bijkomende warmtebronnen een gevaar vormen voor operators en personen die zich in de onmiddellijke omgeving bevinden, moeten er maatregelen worden getroffen om toevallig contact te vermijden. Als volledige afscherming niet mogelijk is, moet de toegang tot de machine beperkt worden tot onderhoudspersoneel met duidelijk zichtbare waarschuwingen en aanwijzingen voor diegenen die zich in de onmiddellijke omgeving ervan bevinden. Opmerking: lagerhuizen mogen niet geïsoleerd worden. Aandrijfmotoren en lagerhuizen zijn mogelijk erg warm. Als de temperatuur hoger ligt dan 80 ºC (175 ºF) of lager dan 5 C (23 ºF) in een zone met beperkte toegang of de plaatselijke voorschriften overschrijdt, moeten bovenstaande maatregelen getroffen worden. GEVAARLIJKE VLOEISTOFFEN Wanneer de pomp gevaarlijke vloeistoffen verpompt, moet de blootstelling aan deze vloeistoffen vermeden worden door de pomp op een geschikte plaats te installeren, de toegang ertoe te beperken en de operators naar behoren op te leiden in het gebruik ervan. Als de vloeistof brandbaar en/of ontplofbaar is, moeten strikte veiligheidsprocedures in acht genomen worden. Stopbuspakkingen mogen niet worden gebruikt bij het verpompen van gevaarlijke vloeistoffen. VERMIJD OVERDREVEN BELASTING VAN LEIDINGEN Gebruik de pomp niet als ondersteuning voor leidingen. Monteer, tenzij schriftelijk toegestaan door Flowserve, expansiestukken niet zodanig dat hun krachten, als gevolg van de inwendige druk, direct aan de flensaansluitingen van de pomp kunnen worden doorgegeven. LAAT DE POMP NOOIT DROOG DRAAIEN Controles van het vloeistofniveau worden aanbevolen om het risico op droog draaien te voorkomen. ZORG VOOR CORRECTE SMERING (Zie deel 5, In bedrijf stellen, opstarten, bedienen en uitschakelen.) CONTROLEER DE DRAAIRICHTING VAN DE MOTOR ALLEEN WANNEER DE KOPPELELEMENTEN/PINNEN VERWIJDERD ZIJN In de omgekeerde richting beginnen draaien, zal de pomp beschadigen. START DE POMP OP MET GEDEELTELIJK GEOPENDE UITLAATKLEP (Tenzij de gebruiksaanwijzingen van de pomp u anders opdragen.) Dit wordt aanbevolen om zoveel mogelijk te vermijden dat de pomp of motor overbelast of beschadigd zouden raken bij volledig debiet of nuldebiet. Alleen bij installaties waar deze situatie zich niet kan voordoen, mag de pomp met een verder geopende klep worden gestart. Het is mogelijk dat de instelling van de regelklep van de pompuitlaat na de opwarming aangepast moet worden aan het bedrijf. (Zie deel 5, In bedrijf stellen, opstarten, bedienen en afsluiten.) LAAT DE POMP NIET DRAAIEN MET EEN ABNORMAAL HOOG OF LAAG DEBIET Door de pomp te laten draaien met een hoger dan normaal debiet of met een debiet zonder tegendruk op de pomp, kan de motor overbelast raken en kan cavitatie ontstaan. Een laag debiet kan de levensduur van de pomp/lagers inkorten, de pomp oververhitten en voor instabiliteit en cavitatie/trillingen zorgen Producten gebruikt in mogelijk explosieve omgevingen Er zijn maatregelen vereist om: Buitensporige temperaturen te vermijden Ophoping van explosieve mengelingen te voorkomen Vonken te voorkomen Lekken te voorkomen De pomp te onderhouden om gevaar te voorkomen De volgende instructies voor pompen en pompeenheden geplaatst in mogelijk explosieve omgevingen, moeten worden gevolgd om bescherming tegen ontploffingen te verzekeren. Pagina 6 van 48

7 Voor ATEX moeten zowel elektrische als nietelektrische apparaten voldoen aan de vereisten van de Europese Richtlijn 2014/34/EU (voorheen 94/9/EG die tot 20 april 2016 blijft gelden tijdens de overgang). Respecteer altijd de regionale wettelijke vereisten in verband met explosiegevaar. Elektrische apparaten met explosiegevaar hebben buiten de EU mogelijk een ander certificaat dan ATEX (zoals IECEx of UL) nodig Toepassingsgebied Gebruik apparatuur alleen in de zone waarvoor het geschikt is. Controleer altijd dat de aandrijving, aandrijfkoppeling, afdichting en pompuitrusting van de geschikte klasse zijn en/of het geschikte certificaat hebben voor de specifieke omgeving waarin ze worden geïnstalleerd. Waar Flowserve alleen de naakte pomp heeft geleverd, heeft de explosieklasse alleen betrekking op de pomp. De partij verantwoordelijk voor de montage van de ATEX-pompset, moet die koppeling, aandrijving en bijkomende apparatuur selecteren die de nodige CE-certificaten/conformiteitverklaringen bezitten die verklaren dat ze geschikt zijn voor de omgeving waarin ze worden geïnstalleerd. Er kan voor worden gezorgd dat de motor, koppeling, druklager en afdichting van de pomp voldoen aan de 2014/34/EU ATEX-richtlijn (voorheen 94/9/EG die tot 20 april 2016 blijft gelden tijdens de overgang) voor apparatuurcategorieën 2 en 3, zoals vereist door de bedrijfsomstandigheden. De pompcategorie vindt u op het typeplaatje en de conformiteitverklaring. De pompkolom onder de bodemplaat zal meestal tot dezelfde categorie behoren. In sommige toepassingen is het deel van de pomp onder de bodemplaat en boven de vloeistof echter van categorie 1 terwijl het deel boven de bodemplaat tot categorie 2 of 3 behoort. (Zie deel ) De pomp wordt dan geleverd met een kopij van het goedkeuringscertificaat van een aangemelde instantie en beide categorieën worden erop aangeduid. Gebruikers moeten speciale aandacht besteden aan de bedienings- en onderhoudinstructies van de pomp omwille van het gevaar dat de omgeving met ontploffingsgevaar stelt. Deze speciale vereiste blijft ook van toepassing als de VFD zich op een veilige plaats bevindt Markeringen Hieronder vindt u een voorbeeld van ATEXmarkeringen. De eigenlijke pompcategorie staat op het typeplaatje gegraveerd of in het geval dat ze onder de bodemplaat tot categorie 1 behoort, op een speciale ATEX-markeerplaat II 1G/2GD cb IIC 135 ºC (T4) Uitwendige inspectie hoofddeel * Apparatuurgroep I = Mijnbouw II = Niet-mijnbouw Categorie 2 of M2 = bescherming hoog niveau 3 = bescherming normaal niveau Gas en/of stof G = Gas, D = Stof c = Constructieveiligheid (conform EN ) b = Bewaking van ontstekingsbronnen (conform EN ) Gasgroep IIA Propaan (typisch) IIB Ethyleen (typisch) IIC Waterstof (typisch) Maximale oppervlaktetemperatuur (temperatuurklasse) (zie deel ) * De referentie voor de uitwendige ATEX-inspectie van het hoofddeel is opgenomen in de markering op de pomp wanneer de categorie 1/2 of 1/3 is. In dat geval, duidt de 1 voor de /2 of /3 op het speciale geval waarbij de pomp onder de bodemplaat tot categorie 1 behoort en boven de bodemplaat tot categorie 2 of 3. Voor ATEX Groep II categorie 1 onder de bodemplaat, wordt er een speciale ATEX-markering gebruikt. Hieronder vindt u een voorbeeld daarvan. De uitgangsspanning van de frequentieregelaar (VFD) kan de temperatuur in de motor verhogen en dus moet, voor pompsets met een VFD, het ATEXcertificaat voor de motor vermelden dat het de situatie met elektrische stroom van de VFD dekt. Pagina 7 van 48

8 Te hoge oppervlaktetemperaturen vermijden ZORG ERVOOR DAT DE TEMPERATUURKLASSE VAN DE APPARATUUR GESCHIKT IS VOOR DE GEVARENZONE De temperatuurklasse van pompen is die vermeld in de ATEX-explosieklasse op het typeplaatje. De oppervlaktetemperatuur op de pomp wordt beïnvloed door de temperatuur van de verpompte vloeistof. De maximaal toegestane vloeistoftemperatuur hangt af van de ATEXtemperatuurklasse en mag de waarden in de onderstaande tabel niet overschrijden: Temperatuurklasse volgens EN T6 T5 T4 T3 T2 T1 De maximaal toegestane oppervlaktetemperatuur 85 C (185 F) 100 C (212 F) 135 C (275 F) 200 C (392 F) 300 C (572 F) 450 C (842 F) Temperatuurgrens van verpompte vloeistof 65 C (149 F) * 80 C (176 F) * 115 C (239 F) * 180 C (356 F) * 275 C (527 F) * 400 C (752 F) * * De tabel houdt alleen rekening met de temperatuurklasse van ATEX. Het pompontwerp of -materiaal en het ontwerp en materiaal van de onderdelen beperken de maximale bedrijfstemperatuur van de vloeistof mogelijk verder. Bij de opgegeven temperaturen wordt rekening gehouden met de temperatuurstijging aan de afdichtingen en lagers en die te wijten aan het minimaal toegestane debiet. De operator is verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat de opgegeven maximale vloeistoftemperatuur niet overschreden wordt. De temperatuurklasse Tx wordt gebruikt wanneer de vloeistoftemperatuur varieert of wanneer de pomp gebruikt moet worden in mogelijk explosieve omgevingen van een andere klasse. In dat geval is de gebruiker verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat de oppervlaktetemperatuur van de pomp de maximaal toegestane temperatuur voor de plaats waar ze in feite geïnstalleerd staat, niet overschrijdt. De draairichting mag niet gecontroleerd worden wanneer de koppelelementen/pinnen geplaatst zijn, omwille van het risico op hard contact tussen draaiende en stationaire onderdelen. Vermijd mechanische, hydraulische of elektrische overbelasting door het gebruik van een overbelastingsbeveiliging, temperatuurmonitor of een vermogenscontrole en door regelmatig de trillingen te controleren. In vuile of stoffige omgevingen, moet de apparatuur regelmatig worden gecontroleerd en moet vuil worden verwijderd van de ruimtes rond nauwe openingen, lagerhuizen en motoren. De afdichtingen en lageroppervlakken in de apparatuur kunnen polymeren bevatten die door contact met ongeschikte vloeistoffen of gassen aangetast kunnen worden. Deze oppervlakken zijn belangrijk voor de werking van de pomp. Neem contact op met Flowserve als u niet zeker bent over de prestaties van deze materialen m.b.t. agressieve stoffen die mogelijk aanwezig zijn in de gevaarlijke omgeving. Het pomphuis moet, telkens wanneer de pomp wordt gebruikt, worden gevuld met vloeistof tot aan het minimumniveau aangegeven op de maattekening van de algemene opstelling (AO). Op pompen van groep II categorie 1 onder de bodemplaat, is het nodig dit peil te controleren met een uitschakelbeveiliging bij een te laag peil. Wanneer aan de afdichtingen het risico op spervloeistofverlies bestaat, moet het spervloeistofsysteem gemonitord worden. Wanneer het risico bestaat dat de externe spoeling van een afdichting of lager mislukt, door bijvoorbeeld vorst, blokkering door vervuiling of verlies aan toevoerdruk, moet het debiet opgevolgd worden. Bij een productspoeling via filters, moet het debiet opgevolgd worden. Visuele indicatoren zijn geschikt wanneer het apparaat regelmatig geïnspecteerd wordt, maar indien de pomp vanop afstand draait, moeten er sensoren gebruikt worden die in verbinding staan met het besturingssysteem van de pomp. Bij installaties van categorie 2, moet het monitoringsysteem een alarmmelding geven aan de operator of de pomp stilleggen. Waar het risico bestaat dat de pomp met een gesloten klep draait waardoor de temperatuur van de vloeistof en de oppervlakte van het huis stijgt, moet een externe oppervlaktetemperatuurbescherming geplaatst worden. Pagina 8 van 48

9 Bij installaties van categorie 1/2 of 1/3 met externe spoeling of spoeling met gefilterd product, moet het debiet naar elke naaldlager afzonderlijk gemonitord worden en moeten er temperatuursensors gemonteerd worden op elke naaldlager die in verbinding staat met het besturingssysteem van de pomp. De controleapparatuur moet geschikt zijn voor de gevaarlijke omgeving. Bij installaties van categorie 1/2 of 1/3 moet er een monitoringsysteem zijn dat zowel de aanwezigheid van spervloeistof aan de afdichtingen als de temperatuur van de binnenste afdichting opvolgt en dat verbonden wordt met de pompbesturing om een alarmmelding aan de operator te veroorzaken of de pomp stil te leggen. Zie ook delen tot Ophoping van explosieve mengelingen voorkomen ZORG ERVOOR DAT DE POMP NAAR BEHOREN IS GEVULD EN VERLUCHT EN DAT ZE NIET DROOG DRAAIT Zorg ervoor dat de pomp en de relevante zuig- en afvoerleidingen tijdens het draaien van de pomp altijd volledig met vloeistof zijn gevuld zodat een explosieve omgeving wordt voorkomen Bovendien is het essentieel dat u ervoor zorgt dat de afdichtingkamers, extra asafdichtingsystemen en alle verwarmings- en koelsystemen naar behoren zijn gevuld. Als de werking van het systeem droog draaien niet kan vermijden, wordt de plaatsing van een gepaste bescherming hiertegen aanbevolen (bijv. vloeistofdetectie of een vermogenscontrole). Om de potentiële gevaren van vrijkomende vluchtige dampen of gassen te vermijden, moet de omgeving goed verlucht zijn Vonken voorkomen Om een potentieel gevaar omwille van een mechanisch contact te voorkomen, moet de koppelingskap vonkvrij en antistatisch voor categorie 2 zijn. Om het potentiële gevaar van vonken creërende fluctuerende inductiestroom te vermijden, moet de bodemplaat naar behoren geaard worden. Vermijd elektrostatische ladingen: wrijf nietmetalen oppervlakken niet met een droge doek; zorg ervoor dat de doek vochtig is. Voor ATEX moet de koppeling zo worden gekozen dat voldaan wordt aan de vereisten van de Europese richtlijn 2014/34/EU (voorheen 94/9/EG die tot 20 april 2016 blijft gelden tijdens de overgang). De koppeling moet juist uitgelijnd blijven Lekken voorkomen De pomp mag alleen worden gebruikt om vloeistoffen te verpompen waarvoor ze is goedgekeurd en waarvoor ze de gepaste corrosiebestendigheid heeft. Vermijd dat vloeistof vast blijft zitten in de pomp en de eraan verbonden leidingen door de sluiting van de inlaat- en uitlaatkleppen. Dit kan voor gevaarlijke overdruk zorgen wanneer de vloeistof opwarmt. Het kan zowel plaatsvinden als de pomp draait of stilstaat. In onderdelen die vloeistof bevatten moeten barsten omwille van vorst, worden vermeden door de pomp en eraan verbonden systemen leeg te laten of te beschermen. Als vloeistoflekken in de omgeving gevaar kunnen opleveren, moet er een vloeistofdetectiesysteem geplaatst worden Onderhoudswerken om gevaar te voorkomen CORRECT ONDERHOUD IS VEREIST OM MOGELIJKE GEVAREN TE VERMIJDEN DIE EEN RISICO OP EXPLOSIES VORMEN De exploitant van de installatie is verantwoordelijk voor de naleving van de onderhoudsinstructies. Om mogelijk ontploffingsgevaar tijdens het onderhoud te vermijden, mogen het gebruikte gereedschap en schoonmaak- en schildermateriaal geen vonken veroorzaken of de omgevingsomstandigheden negatief beïnvloeden. Waar er een risico is door zulk gereedschap of materiaal, moet het onderhoud in een veilige ruimte gebeuren. Het is aanbevolen een onderhoudsplan en - programma te volgen. (Zie deel 6, Onderhoud.) Pagina 9 van 48

10 1.7 Typeplaatje en veiligheidsetiketten Typeplaatje Meer gegevens over het typeplaatje vindt u in de Conformiteitsverklaring. Wanneer het apparaat behoort tot ATEX Groep II Categorie 1 onder de bodemplaat, is er een extra ATEX-typeplaatje. (Zie deel 0, Markeringen.) Veiligheidsetiketten Alleen voor oliegesmeerde apparaten: 1.8 Specifieke machineprestaties De prestatieparameters vindt u in deel 0, Bedrijfsomstandigheden. Wanneer de aankoper afzonderlijke prestatiegegevens ontving, moet hij deze waar nodig samen met deze handleiding bewaren. 1.9 Geluidsniveau Er moet aandacht zijn voor de blootstelling van personeel aan eventuele geluidsoverlast. De lokale wetgeving duidt aan wanneer het personeel richtlijnen moet krijgen in verband met geluidsbeperking en wanneer geluidsbeperking verplicht is. Meestal is dit vanaf 80 tot 85 dba. De gebruikelijke benaderingen zijn het beperken van de blootstellingsduur of de machine te omkapselen om de lawaaihinder ervan te beperken. Misschien heeft u bij het bestellen van het apparaat al een maximaal geluidsniveau opgegeven. Indien dat niet het geval is, kunt u in onderstaande tabel terugvinden wat het geluidsniveau van het apparaat bij benadering is zodat u de gepaste actie kunt ondernemen in uw installatie. Het geluidsniveau dat een pomp produceert, is afhankelijk van meerdere factoren zoals o.a. het debiet, het ontwerp van het leidingwerk en de akoestische eigenschappen van het gebouw waarin de eenheid is opgesteld. Daarom zijn de onderstaande cijfers onderhevig aan een tolerantie van 3 db en kunnen ze niet worden gegarandeerd. Evenzo is het geluid van de motor dat opgegeven wordt in "pomp en motor" het lawaai dat typisch verwacht wordt van standaard, zeer efficiënte motoren wanneer ze onder belasting staan en de pomp rechtstreeks aandrijven. Een motor aangedreven met een frequentieregelaar kan extra lawaai produceren bij bepaalde toerentallen. Indien u alleen een naakte pomp heeft aangekocht om uw eigen aandrijving op aan te sluiten, moet u bij de geluidswaarden uit de tabel Alleen pomp ook de door de leverancier van de aandrijving opgegeven geluidswaarden van de aandrijving tellen. Consulteer Flowserve of een geluidsspecialist wanneer u assistentie nodig mocht hebben bij het verrekenen van die waarden. Wanneer de blootstelling de voorgeschreven limiet benadert, wordt aangeraden om metingen ter plaatse uit te voeren. De waarden zijn in geluidsdrukniveau LpA op 1 m (3.3 ft) van de machine voor vrijeveldcondities boven een reflecterend oppervlak. Om het geluidsvermogen L WA (re 1 pw) te schatten, telt u 14 dba bij het geluidsdrukniveau. Pagina 10 van 48

11 Motorgrootte en toerental kw (hp) Alleen pomp Typisch geluidsdrukniveau L pa op 1 m referentie 20 μpa, dba r/min r/min r/min r/min Pomp en motor Alleen pomp Pomp en motor Alleen pomp Pomp en motor Alleen pomp <0.55 (<0.75) Pomp en motor 0.75 (1) (1.5) (2) (3) (4) (5) (7.5) (10) (15) (20) (25) (30) (40) (50) (60) (75) (100) (120) (150) (200) (270) (400) Het geluidsniveau van machines in dit bereik zal waarschijnlijk van die aard zijn dat er maatregelen tegen de blootstelling nodig zijn. Typische waarden zijn ongeschikt. Opmerking: Verminder voor en 960 r/min de r/min waarden met 2 dba. Verminder voor 880 en 720 r/min de r/min waarden met 3 dba. 2 TRANSPORT EN BEWARING 2.1 Ontvangst en uit verpakking halen De apparatuur moet onmiddellijk na ontvangst worden gecontroleerd aan de hand van de leveringsen vrachtdocumenten op volledigheid en schade tijdens het transport. Alle tekortkomingen en schade moeten onmiddellijk worden gemeld aan Flowserve en schriftelijk binnen een maand na ontvangst van de apparatuur zijn ontvangen. Latere claims worden niet aanvaard. Controleer alle kisten, dozen en verpakkingen op accessoires of reserveonderdelen die mogelijk afzonderlijk van de apparatuur zijn verpakt of zijn vastgehecht aan de zijkant van de doos of de apparatuur. Elk product heeft een uniek serienummer. Controleer dat dit nummer overeenstemt met het opgegeven nummer en vermeld het altijd in alle correspondentie en wanneer u reserveonderdelen of extra accessoires bestelt. 2.2 Hantering Dozen, kisten, paletten of kartonnen kunnen gelost worden met een vorkheftruck of hijsstrop afhankelijk van hun afmetingen en vorm 2.3 Heffen Gebruik een kraan voor alle pompsets zwaarder dan 25 kg (55 lb). Het heffen moet gebeuren door volledig opgeleid personeel en in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften. Pompen met aandrijvingen van meer dan ca. 7.5 kw, worden afzonderlijk verpakt van de aandrijving geleverd. Ze moeten ook afzonderlijk in hun installatiepositie worden geheven aan de hand van de hefpunten op de bodemplaat en de motor. Wanneer u een pomp uitgerust met aandrijving, heft, bevindt het zwaartepunt zich mogelijk boven de hefpunten. Er moet dan een hefmethode toegepast worden die voorkomt dat de machine kantelt tijdens het heffen. Pagina 11 van 48

12 Hijsstroppen, touwen en ander hefmateriaal moeten zo worden geplaatst dat ze niet kunnen wegschuiven maar voor een evenwichtige hefoperatie zorgen. De meeste installaties worden geleverd met vier hefpunten op de bodemplaat van de pomp [6140]. Bevestig D-haken op alle vier de hefpunten. Hijs de pomp naar een verticale positie door ze eerst via maar twee van de D-haken op de bodemplaat te hijsen terwijl de voet van het pomphuis op de grond blijft, tot ze bijna verticaal hangt. Vervolgens gebruikt u alle vier de hefpunten om ze volledig van de vloer te tillen. Voor meer stabiliteit ontkoppelt u de aandrijving en heft u de aandrijving en pomp afzonderlijk. Om vervorming te voorkomen, moet de pompeenheid als volgt worden geheven. Informatie over het heffen van de aandrijving, vindt u op de maattekening van de aandrijving Hefpunten van de pomp of de pomp en de aandrijving 2.5 Recyclage en versleten product Op het einde van de levensduur van het product of zijn onderdelen, moeten de relevante materialen en onderdelen worden gerecycleerd of weggeworpen volgens een milieuvriendelijke methode en de plaatselijke voorschriften. Als het product stoffen bevat die schadelijk zijn voor het milieu, moeten ze worden verwijderd en weggeworpen volgens de huidige voorschriften. Dit omvat ook de vloeistoffen of gassen die zich in het "afdichtingsysteem" of andere voorzieningen bevinden. Zorg ervoor dat u zich op een veilige manier ontdoet van gevaarlijke stoffen en dat de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt. De veiligheidsspecificaties moeten te allen tijde de huidige regelgeving volgen. 3 POMPBESCHRIJVING 3.1 Configuraties Dit is een modulaire centrifugaalpomp die kan dienen voor het verpompen van bijna alle chemische vloeistoffen. (Zie 0 en 0 hieronder.) 3.2 Nomenclatuur De pompafmetingen staan gewoonlijk zoals in het onderstaande voorbeeld op het typeplaatje gegraveerd: 80-50CPXV200 Nominale aanzuigafmetingen in mm Nominale uitlaatafmetingen in mm Configuratie zie 0 en 0 hieronder 2.4 Bewaring Berg de pomp op in een schone, droge en trilvrije plaats. Houd de afdekkingen van de leidingaansluitingen op hun plaats om vuil en andere vreemd materiaal uit het pomphuis te houden. Draai de pomp regelmatig om brinnelleren van de lagers en het plakken van de afdichtingen, indien geplaatst, te voorkomen. De pomp kan gedurende maximaal zes maanden zoals hierboven beschreven, worden opgeborgen. Raadpleeg Flowserve voor bederfwerende maatregelen wanneer u ze langer moet opbergen. Nominale maximale ISO waaierdiameter in mm De bovenstaande nomenclatuur is een algemeen voorbeeld van de beschrijving van een CPXV opstelling. De eigenlijke pompafmetingen en het serienummer vindt u terug op het typeplaatje van de pomp. Controleer dat deze overeenstemmen met het meegeleverde certificaat. 3.3 Ontwerp van de belangrijkste onderdelen Pomphuis Het pomphuis werd ontworpen voor gebruik ondergedompeld in pompvloeistof. Pagina 12 van 48

13 3.3.2 Waaier De pomp is uitgerust met een open waaier. (Op de CPXRV, is de waaier verzonken in de rug van het huis en ingesteld naar de achterste schoepen.) As De as heeft een aandrijfkoppeling met spie. Ze wordt ondersteund door rollager(s) boven de bodemplaat en glijlager(s) eronder Lagerhuis Het lagerhuis maakt de aanpassing van de speling van de waaiervoorkant op de open waaier mogelijk via de stelschroeven van de lagerdragers. Pompen voor hoge temperaturen hebben een koelventilator boven het druklagerhuis en een schijfventilator onder de druklager maar boven de asafdichting op de bodemplaat Pomplagers en smering De pomp is uitgerust met een drukkogellager die kan worden afgestemd op het gebruik. De druklager(s) kunnen worden ingevet of met olie worden gesmeerd, afhankelijk van de toepassing. De glij(naald)lagers kunnen worden gesmeerd met product of met een uitwendige bron, afhankelijk van de toepassing Asafdichting bodemplaat Door het modulaire ontwerp kunnen meerdere soorten afdichtingen gebruikt worden. Een stijve koppeling onder de druklager en boven een mechanische afdichting maakt een back-pull-out van de mechanische afdichting voor onderhoud mogelijk; door de motor te verwijderen kan het back pull out systeem ook voor de druklager gebruikt worden Aandrijving De pomp wordt gewoonlijk aangedreven door een met flenzen gemonteerde elektromotor. Ook een lucht- of hydraulische motor kan worden gebruikt. De plaats van de aansluitkast kan worden veranderd door de hele motor te draaien. Hiervoor verwijdert u de bouten uit de motorflens, draait u de motor en plaatst u de bouten opnieuw Accessoires Wanneer opgegeven door de klant, kunnen er accessoires worden geplaatst. 3.4 Prestaties en bedrijfsgrenzen Dit product werd geselecteerd om te voldoen aan de specificaties van de bestelling. Zie deel 1.5. De volgende gegevens dienen als extra informatie om u te helpen bij de installatie. Het zijn voorbeeldgegevens die kunnen worden beïnvloed door o.a. temperatuur, materiaal en afdichtingtype. Indien vereist, kunt u de precieze gegevens voor uw persoonlijke toepassing verkrijgen bij Flowserve Bedrijfsgrenzen Maximale omgevingstemperatuur: +55 ºC (131 ºF) wanneer aandrijving, flexibele koppeling en druklager ook geschikt zijn voor deze temperaturen. Controleer het typeplaatje. Maximale pompsnelheid: zie typeplaatje Energiezuinig gebruik van pompen De geleverde pomp werd speciaal geselecteerd uit het uitgebreide gamma van Flowserve omdat ze de meest energiezuinige pomp is voor de toepassing. Indien ze geleverd werd met een elektromotor, zal die motor aan de huidige wetgeving in verband met motorrendement voldoen of deze zelfs overtreffen. De manier waarop de pomp tijdens haar levensduur wordt gebruikt, heeft echter de grootste invloed op de hoeveelheid verbruikte energie en de daarmee gepaard gaande kosten. De volgende elementen zijn cruciaal om de bedrijfskosten van de apparatuur tot een minimum te beperken: Ontwerp het leidingsysteem zodat er een minimum aan wrijvingsverlies is Zorg ervoor dat het besturingssysteem de pomp uitschakelt wanneer ze niet nodig is Laat in een systeem met meerdere pompen het minimaal noodzakelijk aantal pompen draaien Probeer systemen met een doorstroombeveiliging te vermijden. Probeer het debiet zo min mogelijk met een smoorklep te beheersen Controleer bij inbedrijfstelling dat het bedrijf overeenstemt met wat Flowserve heeft opgegeven Indien u merkt dat de opvoerhoogte en het debiet de vereisten overschrijden, moet u de diameter van de waaier aanpassen Zorg ervoor dat de pomp met voldoende NPSH werkt Gebruik aandrijvingen met snelheidsregeling voor systemen met variabele debieten. Bij een inductiemotor is een VFD een zeer doeltreffende manier om de snelheid te regelen en energie/kosten te besparen Pagina 13 van 48

14 Opmerkingen over VFD-gebruik: o Zorg ervoor dat de motor compatibel is met VFD o Laat de pomp niet op een te hoog toerental draaien zonder de capaciteit ervan te controleren bij Flowserve o Bij systemen met een hoge statische opvoerhoogte, kan de snelheid maar beperkt verlaagd worden. Vermijd toerentallen die voor te weinig of nuldebiet zorgen o Laat de pomp niet met zulk een laag toerental en laag debiet draaien dat vaste deeltjes in de leidingen blijven zitten o Gebruik geen VFD voor toepassingen met een vast debiet, dat zorgt voor vermogensverlies Gebruik hoogrendementsmotoren Door een standaardmotor te vervangen door een hoogrendementsmotor, behaalt u hogere toerentallen en krijgt de pomp een groter vermogen. Gebruik een waaier met een kleinere diameter om energie te besparen Indien de leidingen of uitrusting van de pomp aangepast worden of het bedrijf verandert, moet u controleren dat de pomp nog steeds de juiste afmetingen heeft Controleer af en toe dat de leidingen niet corroderen of geblokkeerd zijn Controleer af en toe dat de pomp met het voorziene debiet, vermogen en de verwachte aanvoerhoogte werkt en dat het rendement ervan niet kleiner geworden is door erosie of corrosieschade 4 INSTALLATIE Installaties die gebruikt worden op gevaarlijke locaties, moeten voldoen aan de relevante voorschriften betreffende explosiebescherming. Zie deel 0, Producten gebruikt in mogelijk explosieve omgevingen. 4.1 Plaats De pomp moet zo geplaatst zijn dat er ruimte over blijft voor toegang ertoe, verluchting, onderhoud en inspectie met ruim voldoende ruimte erboven voor het opheffen. Ze moet zich ook zo dicht mogelijk bevinden bij de toevoer van de te verpompen vloeistof. Zie de algemene opstellingstekening voor de pompset. 4.2 Onderdelenmontage De koppelingelementen van pompsets afzonderlijk meegeleverd. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om ervoor te zorgen dat de pompset uiteindelijk wordt uitgelijnd en gecontroleerd zoals beschreven in deel 0, Laatste controles. 4.3 Fundering Er zijn vele methoden om pompeenheden op hun fundering te installeren. Welke methode de juiste is, hangt af van de afmetingen van de pomp, de plaats van de installatie en de geluids- en trillingsgrenzen. Door de voorschriften voor de correcte fundering en installatie van de pomp niet na te leven, kan de pomp defect raken. Dit zou dan bovendien niet gedekt worden door de garantie. De bevestiging van de pomp moet aan de rand met beton of metaal ondersteund worden Nivellering De bodemplaat moet waterpas liggen zodat de pompkolom verticaal hangt. Dit moet aan de hand van een inspectie gecontroleerd worden. Controleer, met verwijderde motor, dat de bovenkant van de machinaal bewerkte motorsokkel [3160] waterpas op maximum 0.05 mm (0.002 in.) of 0.2 mm/m ( in./ft) staat. De optionele grondplaat moet eerst waterpas gemaakt en ondervuld worden. Grotere motoren worden niet-geplaatst verzonden. De motor moet na de installatie van de pompfundering geplaatst worden. Draai de as met de klok mee om ervoor te zorgen dat hij vrij kan draaien Opvulstukken Wanneer het oppervlak van de bodemplaat en/of de plaat die ertegen komt niet machinaal bewerkt is, moeten er naast de verankeringsbouten gelijkmatig opvulstukken (metalen vulplaatjes) geplaatst worden om "soft-foot" te voorkomen. Draai de as manueel met de klok mee om ervoor te zorgen dat hij vrij kan draaien. Soft-footcontroles zijn gewoonlijk noodzakelijk omdat soft-foot de trillingen aanzienlijk kan verhogen en machines ernstig kan beschadigen door vervorming. Indien er sterke trillingen ontstaan wanneer de pomp draait (zie deel 5, In bedrijf stellen, opstarten, bedienen en uitschakelen) plaatst u een trillingsmeter aan de zijkant van de motor. Soft-foot wordt namelijk het best beperkt wanneer de trillingen tot een minimum herleid worden. Pagina 14 van 48

15 Algemene trillingsmetingen zijn voldoende. Een trillingsspectrumanalyse is niet nodig om soft-foot op te sporen gezien het al bij 1x rotatiesnelheid optreedt en het eerste is dat gecontroleerd moet worden. Om de soft-foot te verhelpen, zet u een meetklok op de bovenkant van de bodemplaat nabij de verankeringsbout. Stel de meetklok in op nul, noteer de trilling op de bodemplaat en draai de verankeringsbouten een voor een los. Soft-foot kan verholpen worden door opvulstukken (metalen vulplaatjes) te plaatsen die even dik of iets minder dik zijn dan de gemeten trilling aan die bout. Span de verankeringsbout weer aan. Doe dit beurtelings voor elke verankeringsbout afzonderlijk. De dikte van de opvulstukken (metalen vulplaatjes) naast een verankeringsbout mag niet groter zijn dan 3 mm (0.12 in.). M.a.w. de soft-foot mag de 3 mm (0.12 in.) nergens overschrijden. 4.4 Ondervullen Ondervul waar van toepassing de verankeringsbouten. Ondervulling zorgt ervoor dat de pompeenheid stevig in contact staat met de fundering, voorkomt laterale bewegingen van werkende apparatuur en dempt resonantietrillingen. 4.5 Leidingen De leidingaansluitingen zijn uitgerust met beschermkappen om te voorkomen dat er tijdens het vervoer en de installatie vreemde deeltjes in de pomp dringen. Vergeet deze beschermkappen niet te verwijderen voor u leidingen op de pomp aansluit. Als er zich in de pompput slibvorming kan voordoet of vuil kan verzamelen, wordt aanbevolen een filter te gebruiken met een maximale opening van 6 mm (0.024 in.) en een vrij oppervlak groter dan drie keer het pompaanzuigingsgebied. Vermijd overdadige belasting op de leidingen Trek leidingen nooit op hun plaats door kracht uit te oefenen op de pompflensaansluitingen Monteer eventuele expansiestukken niet zodanig dat hun krachten, als gevolg van de inwendige druk, op de pompflens werken Afvoerleidingen Om wrijvingsverlies en hydraulisch lawaai in de leidingen te beperken, kiest u best leidingen die één of twee maten groter zijn dan de pompuitlaat. De standaard snelheden van de hoofdleidingen mogen 3 m/s (9 ft/sec) niet overschrijden op de uitlaat. Gebruik de pomp nooit als ondersteuning voor leidingen. Zorg ervoor dat leidingen en fittingen gespoeld worden voor gebruik. Zorg ervoor dat de leidingen voor gevaarlijke vloeistoffen gespoeld kunnen worden vooraleer ze verwijderd worden van de pomp Afvoerleidingen Er moet een terugslagklep worden geplaatst in de afvoerleidingen om de pomp te beschermen tegen overtollige tegendruk en dus ook tegen draaien in de omgekeerde richting wanneer de pomp wordt gestopt. De plaatsing van een afsluitventiel maakt onderhoud gemakkelijker Maximumkrachten en momenten toegestaan op de hoofduitlaatflens van de bodemplaat De onderstaande tabel gebruikt de codes uit de tekening voor de maximale krachten en momenten op de uitlaatflens van de bodemplaat van de pomp. Deze zijn geldig voor een pompeinde tot 100 ºC (212 ºF) en de bodemplaat op een stijve fundering. Pompen van categorie 1/2 en 1/3 moeten uitgerust worden met een filter. De maximaal toegestane krachten en momenten op de pompflenzen, hangen af van de pompafmetingen en het type. Om deze krachten en ook de momenten die, indien te groot, afwijkingen in de uitlijning, warme lagers, slijtage aan de koppelingen, trillingen en een defect aan de pomp kunnen veroorzaken, te beperken, moeten de volgende punten strikt in acht worden genomen: Pagina 15 van 48

16 Afmetingen Maximale krachten (F) in kn (lbf) en momenten (M) in knm (lbf ft) uitlaatflens mm (in.) Fx Fy Fz Fr Mx My Mz Mr 40 (1.5) 0.71 (160) 0.58 (130) 0.89 (200) 1.28 (290) 0.46 (340) 0.23 (170) 0.35 (260) 0.62 (460) 50 (2.0) 0.71 (160) 0.58 (130) 0.89 (200) 1.28 (290) 0.46 (340) 0.23 (170) 0.35 (260) 0.62 (460) 80 (3.0) 1.07 (240) 0.89 (200) 1.33 (300) 1.93 (430) 0.95 (700) 0.47 (350) 0.72 (530) 1.28 (950) 100 (4.0) 1.42 (320) 1.16 (260) 1.78 (400) 2.56 (570) 1.33 (980) 0.68 (500) 1.00 (740) 1.80 (1 330) 125 (5.0) 1.95 (440) 1.58 (355) 2.45 (550) 3.50 (790) 1.93 (1 420) 0.98 (720) 1.36 (1 000) 2.56 (1 880) 150 (6.0) 2.49 (560) 2.05 (460) 3.11 (700) 4.48 (1010) 2.30 (1 700) 1.18 (870) 1.76 (1 300) 3.13 (2 310) 200 (8.0) 3.78 (850) 3.11 (700) 4.89 (1 100) 6.92 (1560) 3.53 (2 600) 1.76 (1 300) 2.58 (1 900) 4.71 (3 500) 250 (10.0) 5.34 (1 200) 4.45 (1 000) 6.67 (1 500) 9.63 (2 200) 5.02 (3 700) 2.44 (1 800) 3.80 (2 800) 6.75 (5 000) Hulpleidingen Pompen uitgerust met een stopbuspakking op de bodemplaat Zorg ervoor dat de stopbuspakking gesmeerd is. Op constructies met hoge temperaturen voor gesmolten zout, behoeven stopbuspakkingen een injectie met stikstofgas van 3.4 m 3 /h (2 ft 3 /min) telkens wanneer de pakking wordt aangepast Pompen met mechanische afdichtingen Dubbele afdichtingen behoeven een spervloeistof tussen de afdichtingen, die compatibel is met de verpompte vloeistof. Met back-to-back dubbele afdichtingen, moet de spervloeistof een druk van minstens 1 bar (15 psi) hebben boven de maximale druk aan de pompkant van de binnenste afdichting. De spervloeistofdruk mag de limieten van de afdichting aan de kant met atmosfeerdruk niet overschrijden. Voor giftige toepassingen moet de toe- en afvoer van spervloeistof veilig en in lijn met de plaatselijke wetgeving plaatsvinden. Speciale afdichtingen behoeven mogelijk de aanpassing van de hierboven beschreven hulpleidingen. Afdichtingen op pompen in een mogelijk explosieve omgevingen moeten voldoen aan deel Raadpleeg Flowserve indien u onzeker bent over de juiste opstelling Pompen uitgerust met een verwarmingsmantel Als de pomp is voorzien van een verwarmingsmantel, moet de stoom via de inlaatflens voor stoom aangevoerd worden en via de uitlaatflens voor stoom afgevoerd worden. Deze flenzen bevinden zich aan de bovenkant van de bodemplaat. Aan de inlaat en uitlaat moet er een stoomventiel met flens voorzien worden om de stoomtoevoer te kunnen beheersen Laatste controles Controleer het koppel van alle bouten in de aanzuigen afvoerleidingen. Controleer dit ook voor de verankeringsbouten. Na de aansluiting van de leidingen op de pomp, draait u de as enkele keren met de hand rond om te controleren dat hij niet stropt en dat alle onderdelen vrij bewegen. Controleer opnieuw dat de flexibele koppeling binnen de toegestane grenzen uitgelijnd is. Voor installaties die ook een stijve koppeling onder de druklager en boven de mechanische afdichting hebben: deze heeft volledig metaal-op-metaal verbinding waardoor ze niet aangepast kan worden. Gebruik voor koppelingen met smalle flenzen een meetklok zoals hieronder getoond. De uitlijnwaarden zijn maxima voor continubedrijf. P a r a l l e l H o e k Maximaal toegestane afwijkingen bij bedrijfstemperatuur: Parallelle uitlijning mm (0.010 in.) TIR maximum Hoekuitlijning mm (0.012 in.) TIR maximum voor koppelingen die een flensdiameter kleiner of gelijk aan 100 mm (4 in.) hebben mm (0.020 in.) TIR maximum voor koppelingen met een diameter groter dan 100 mm (4 in.) Pagina 16 van 48

17 Hanteer de laagste van bovenstaande waarden en van de waarden uit de handleiding van de koppeling Wanneer u de parallelle uitlijning controleert, is het getoonde totale meetklokresultaat (TIR) twee keer de waarde van de eigenlijke afwijking van de as. Indien de uitlijning aangepast moet worden, kan de motor een klein beetje aangepast worden via de pasring. Uitlijning gebeurt meestal echter automatisch bij montage. Grotere motoren moet altijd verder aangepast worden. Indien het niet lukt om uit te lijnen zoals voorgeschreven, kan dat erop wijzen dat de pomp niet correct geïnstalleerd of gehanteerd werd. 4.6 Elektrische aansluitingen Elektrische aansluitingen moeten door een gekwalificeerd elektricien gebeuren volgens de relevante plaatselijke, nationale en internationale regelgeving. Het is belangrijk dat u zich bewust bent van de EUROPESE RICHTLIJN betreffende mogelijk explosieve ruimtes waar de naleving van IEC een bijkomende vereiste is voor het maken van elektrische aansluitingen. Het is belangrijk dat u zich bewust bent van de EUROPESE RICHTLIJN betreffende elektromagnetische compatibiliteit wanneer u apparatuur ter plaatse aansluit en installeert. Er moet op gelet worden dat de gebruikte technieken voor de aansluiting/installatie de elektromagnetische emissies niet verhogen of de elektromagnetische immuniteit van de apparatuur, bedrading of aangesloten toestellen niet verminderen. Bij twijfel, neem contact op met Flowserve voor advies. De motor moet worden aangesloten volgens de instructies van de motorfabrikant (gewoonlijk meegeleverd met de aansluitkast). Alle beschermapparatuur zoals o.a. met betrekking tot temperatuur, aarding en stroom moeten correct worden geïnstalleerd en gecontroleerd. Het identificatieplaatje moet worden gecontroleerd om ervoor te zorgen dat de voeding geschikt is. Er moet een noodstop worden geplaatst. De elektrische gegevens van regelaars/starters die bij levering niet reeds aangesloten zijn op de pomp, worden samen met de regelaars/starters zelf geleverd. Elektrische gegevens over pompsets met regelaars, vindt u in het afzonderlijke bedradingschema. Raadpleeg deel 5.4, Draairichting vooraleer u de motor op de elektrische voeding aansluit. 4.7 Beschermingen De volgende beschermingssystemen worden aanbevolen maar zijn verplicht als de pomp wordt geïnstalleerd in een mogelijk explosieve ruimte of wanneer ze gevaarlijke vloeistoffen verpompt. Raadpleeg bij twijfel Flowserve. Als de mogelijkheid bestaat dat het systeem de pomp laat draaien met een gesloten klep of onder het minimale veilige continudebiet, moet er een bescherming worden geïnstalleerd om ervoor te zorgen dat de vloeistoftemperatuur niet tot een onveilig niveau stijgt. Als productlekken uit de pomp of het bijhorende afdichtingsysteem een gevaar kunnen vormen, wordt aanbevolen om een geschikt lekdetectiesysteem te installeren. Om ervoor te zorgen dat schade aan druklagers een gevaar voor de veiligheid gaan vormen, wordt aanbevolen om de trillingen te controleren. Wanneer aan de afdichtingen het risico op spervloeistofverlies bestaat, moet het spervloeistofsysteem gemonitord worden. Wanneer het risico bestaat dat de externe spoeling van een afdichting of lager mislukt, door bijvoorbeeld vorst, blokkering door vervuiling of verlies aan toevoerdruk, moet het debiet opgevolgd worden. Bij een productspoeling via filters, moet het debiet opgevolgd worden. Visuele indicatoren zijn geschikt wanneer het apparaat regelmatig geïnspecteerd wordt, maar indien de pomp vanop afstand draait, moeten er sensoren gebruikt worden die in verbinding staan met het besturingssysteem van de pomp. Bij installaties van categorie 2, moet het monitoringsysteem een alarmmelding geven aan de operator of de pomp stilleggen. Pagina 17 van 48

18 Oliepeilinstelling voor Deco oliereservoir HANDLEIDING CPXV en CPXRV NEDERLANDS Bij installaties van categorie 1/2 of 1/3 met externe spoeling of spoeling met gefilterd product, moet het debiet naar elke naaldlager afzonderlijk gemonitord worden en moeten er temperatuursensors gemonteerd worden op elke naaldlager die in verbinding staat met het besturingssysteem van de pomp. De controleapparatuur moet geschikt zijn voor de gevaarlijke omgeving. Voor oliegesmeerde pompen vult u het lagerhuis met olie van het juiste type, tot het correcte peil. X Aan koppeling Bij installaties van categorie 1/2 of 1/3 moet er een monitoringsysteem zijn dat zowel de aanwezigheid van spervloeistof aan de afdichtingen als de temperatuur van de binnenste afdichting opvolgt en dat verbonden wordt met de pompbesturing om een alarmmelding aan de operator te veroorzaken of de pomp stil te leggen. Ontluchter Zie ook delen tot De veiligheidssensoren worden meestal door Flowserve geplaatst maar de aansluiting op het besturingssysteem van de pomp wordt vaak uitgevoerd door de persoon die de pomp installeert. De installateurs moeten ervoor zorgen dat de instructies van de fabrikant van de sensoren gevolgd worden, dat alle extra onderdelen geschikt zijn voor de zone waarin ze geplaatst zullen worden en dat de alarmniveaus tijdens de inbedrijfstelling worden ingesteld en gecontroleerd. Verder moeten de veiligheidssystemen regelmatig gecontroleerd worden in overeenstemming met de instructies van de fabrikant ervan of met de normen die erop van toepassing zijn. Denco oliereservoir Afm eting As Instelling Dencooliereservoir Olieaftapplug Instelling Tricooliereservoir Dia X (mm) Y (mm) Z (mm) C (mm) Wanneer zuivere procesvloeistoffen gebruikt worden om lagers te spoelen, moet de gebruiker periodiek controleren dat er geen vervuiling de put binnendringt. 5 IN BEDRIJF STELLEN, OPSTARTEN, BEDIENEN EN UITSCHAKELEN Deze handelingen moeten door volledig gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Neem contact op met de fabrikant voor aanbevelingen in verband met het verpompen van vloeistoffen waarvoor de pomp niet speciaal ontworpen werd. 5.1 Procedure voor het in bedrijf stellen Smering Controleer eerst hoe de pompset gesmeerd moet worden, bijv. met vet, olie, product, externe spoelvloeistof, enz. Trico-oliereservoir Het niveau van een Trico-oliereservoir moet ingesteld worden volgens de Trico-instellingen in de tabel. Pompen met vetgesmeerde antifrictielagers worden normaal gezien geleverd met smeernippels en met reeds gesmeerde lagers. De vetgesmeerde lagers van elektromotoren worden gewoonlijk gesmeerd geleverd. Raadpleeg de handleiding van de motor voor het smeerschema ervan. Pagina 18 van 48

19 Oliemaatschappijen en smeermiddelen Smering centrifugaalpomp HANDLEIDING CPXV en CPXRV NEDERLANDS Pompen met vetgesmeerde druklagers en elektromotoren worden geleverd met gesmeerde lagers. In het geval van productgesmeerde lagers moet de bron van het geleverde product worden gecontroleerd a.d.h.v. de bestelling. Mogelijk zijn er vereisten voor een uitwendige zuivere toevoer, een bepaalde toevoerdruk of de start van de smering vóór de pomp opgestart wordt. De oliehoeveelheden staan bij benadering aangegeven in deel 5.2.2, Lagerafmetingen en - capaciteit. Bij lage omgevingstemperaturen zijn speciale smeermiddelen vereist. Raadpleeg bij twijfel Flowserve over aanbevolen olie- en vettypes voor deze lage temperaturen. Controleer bij oliesmeringen bij een omgevingstemperatuur lager dan -5 C (23 F) dat de omgevingstemperatuur minstens 15 C (27 F) boven het vloeipunt van de olie ligt, of gebruik SAE 5W-50 of API-SJ olie en zorg ervoor dat de maximumtemperatuur van de olie niet overschreden wordt. Het vooraf aangebrachte vet voor lage temperaturen is Shell Aeroshell Pompsmeermiddelen Aanbevolen smeeroliën Olie Spatsmering/ geforceerde smering / purge olienevelsmering / ** zuivere olienevelsmering Viscositeit 40 ºC Temperatuurbereik olie * Benoeming volgens ISO 3448 en DIN51524 deel 2-5 tot 65 ºC (23 tot 149 ºF) ISO VG HLP -5 tot 78 ºC (23 tot 172 ºF) ISO VG HLP -5 tot 80 ºC (23 tot 176 ºF) ISO VG HLP BP Castrol Energol HLP-HM 32 Energol HLP-HM 46 Energol HLP-HM 68 ESSO NUTO HP 32 NUTO HP 46 NUTO HP 68 ELFOLNA DS 32 ELFOLNA DS 46 ELFOLNA DS 68 ELF/Total Azolla ZS 32 Azolla ZS 46 Azolla ZS 68 LSC (alleen voor olienevel lange levensduur) LSO 32 (synthetische olie) LSO 46 (synthetische olie) LSO 68 (synthetische olie) ExxonMobil (minerale olie) Mobil DTE 24 Mobil DTE 25 Mobil DTE 26 ExxonMobil (alleen oliebad lange levensduur) Mobil SHC524 (synthetische olie) *** Mobil SHC525 (synthetische olie) Mobil SHC526 (synthetische olie) Q8 Q8 Haydn 32 Q8 Haydn 46 Q8 Haydn 68 Shell Shell Tellus 32 Shell Tellus 46 Shell Tellus 68 Chevron Texaco Rando HD 32 Rando HD 46 Rando HD 68 Wintershall (BASF Groep) Wiolan HS32 Wiolan HS46 Wiolan HS68 Fuchs Renolin CL 32 Renolin CL 46 Renolin CL 68 * Gewoonlijk duurt het 2 uur vooraleer de lagertemperatuur gestabiliseerd is. De uiteindelijke temperatuur hangt af van de omgevingstemperatuur, het toerental, de verpomptemperatuur en pompgrootte. Bovendien hebben sommige oliën een heel laag vloeipunt en goede viscositeitindex waardoor ze geschikt zijn voor lagere temperaturen. Controleer altijd de geschiktheid van het type olie wanneer de omgevingstemperatuur lager ligt dan -5 ºC (23 ºF). ** Bij een voorverwarmde zuivere olienevelsmering zijn LCS LSO 68 of LSO 100 synthetische oliën toegestaan. Gebruik LSC voor olienevel. Olieparameters houden een vlampunt >166 ºC (331 ºF), dichtheid >0.87@15 ºC (59 ºF) en een vloeipunt van -10 ºC (14 ºF) of lager in. *** ExxonMobil SHC 524 synthetische olie heeft een vloeipunt van - 54 ºC. Deze olie kan gebruikt worden voor lage omgevingstemperaturen tot -50 ºC Lagerafmetingen en vet/oliecapaciteit Asafmeting Medium duty dubbele druklager back-to-back AC 3306C3 3309C3 3311C3 3313C3 Heavy duty dubbele druklager back-to-back AC 7306 paar 7309 paar 7311 paar 7313 paar Oliehoeveelheid bij benadering - liter (fl.oz) 0.6 (20) 0.95 (32) 1.0 (34) 0.9 (31) Vethoeveelheid - g (oz) 14 (0.5) 25 (0.9) 35 (1.2) 46 (1.6) Opmerking: De lagerafmetingen vertegenwoordigen geen aankoopspecificatie. Pagina 19 van 48

20 5.2.3 Aanbevolen smeervetten Vet NLGI 2 * NLGI 3 Temp. bereik -20 tot +100 ºC (-4 tot +212 ºF) -20 tot +100 ºC (-4 tot +212 ºF) Benoeming volgens DIN KP2K-25 KP3K-20 BP Energrease LS-EP2 Energrease LS-EP3 Elf Multis EP2 Multis EP3 Fuchs RENOLIT EP2 RENOLIT EP3 Esso Beacon EP2 Beacon EP3 Mobil Mobilux EP2 Mobilux EP3 ** Q8 Rembrandt EP2 Rembrandt EP3 Shell Alvania EP2 Alvania EP2 Texaco Multifak EP2 Multifak EP3 SKF LGEP 2 * NLGI 2 is een alternatief vet en mag niet worden gemengd met andere soorten. ** Standaard vet voor vooraf gesmeerde antifrictielagers Food grade smeervet (waar van toepassing) NSF H1 Klubersynth UH is het food grade smeervet, het behoort tot klasse NLGI Aanbevolen vulhoeveelheden Zie deel 5.2.2, Lagerafmetingen en vet/oliecapaciteit Smeerschema Oliegesmeerde lagers De normale frequentie voor olieverversing is elke werkuren. Bij pompen die warme vloeistoffen verpompen of in een heel vochtige of corrosieve omgeving werken, moet de olie regelmatiger vervangen worden. Het analyseren van de smeermiddel- en lagertemperatuur kan helpen om de optimale verversfrequentie te bepalen. De smeerolie moet minerale olie van een hoge kwaliteit met antischuimmiddel zijn. Synthetische oliën mogen ook gebruikt worden als controles aantonen dat ze de rubberen olie-afdichtingen niet aantasten. De lagertemperatuur mag tot 50 ºC (90 ºF) boven de omgevingstemperatuur stijgen maar mag de 82 ºC (180 ºF) (API 610 grens) niet overschrijden. Een voortdurend stijgende temperatuur of een plotse stijging, duiden op een fout. De temperatuurgrenzen van temperatuurklassen T5 en T6 zijn strenger, zie Het is mogelijk dat de lagers van pompen die warme vloeistoffen verpompen afgekoeld moeten worden om ervoor te zorgen dat ze binnen de toegestane grenzen blijven. De temperatuurgrenzen van temperatuurklassen T5 en T6 zijn strenger, zie Vetgesmeerde lagers Wanneer vetnippels zijn geplaatst, is in de meeste bedrijfsomstandigheden een bijsmering tussen verversingen aan te raden, d.w.z. met een interval van uren. Normaal gezien moet vet elke werkuren of minstens elke 6 maanden ververst worden. De intervals voor het smeren met food grade vetten bedragen de helft van die voor conventionele vetten. De kenmerken van de installatie en striktheid van het onderhoud bepalen de regelmaat van de smering. De analyse van de smeermiddel- en lagertemperatuur kan handig zijn om de regelmaat van de smeringen op punt te stellen. De lagertemperatuur mag tot 55 ºC (99 ºF) boven de omgevingstemperatuur stijgen maar mag de 95 ºC (204 ºF) niet overschrijden. Voor de meeste bedrijfsomstandigheden is een vet van goede kwaliteit op basis van lithiumzeep en NLGI klasse 2 of 3 aanbevolen. Het smeltpunt moet hoger liggen dan 175 ºC (350 ºF). De temperatuurgrenzen van temperatuurklassen T5 en T6 zijn strenger, zie Meng vetten op verschillende basissen, met verschillende diktes of additieven nooit. 5.3 Open waaierspeling De waaierspeling wordt ingesteld in de fabriek. Mogelijk moet deze aangepast worden omwille van een verhoogde vloeistoftemperatuur. Indien de aansluiting van leidingen de waaierspeling verandert, moeten de leidingen aangepast worden. De instellingsinstructies vindt u in deel 6.7, Waaierspeling instellen. 5.4 Draairichting De pomp in de foute draairichting opstarten of laten draaien kan ernstige schade veroorzaken. De koppeling wordt verwijderd voor het vervoer van de pomp. Controleer dat de draairichting van de motor juist is vóór u het koppelelement plaatst. De draairichting moet overeenstemmen met de richting van de pijl. Pagina 20 van 48

21 Als er onderhoudswerken werden uitgevoerd aan de elektrische voeding, moet de draairichting opnieuw worden gecontroleerd zoals hierboven aangegeven, voor het geval dat de fase werd veranderd. 5.5 Beschermkappen De pomp wordt geleverd met geplaatste beschermkappen. In de lidstaten van de EU en EVA is het wettelijk verplicht de beschermkapbouten in de beschermkappen te verankeren volgens Machinerichtlijn 2006/42/EC. Bij het verwijderen van deze beschermkappen moeten de bouten zo losgeschroefd worden dat ze in de beschermkap verankerd blijven. Wanneer beschermkappen verwijderd of ontregeld werden, moet u ervoor zorgen dat alle beschermkappen veilig opnieuw geplaatst zijn vooraleer u de pomp weer opstart. 5.6 Vulling en extra toevoer Vullen Het pompeinde moet volledig in het product zijn ondergedompeld Extra toevoer Zorg ervoor dat alle elektrische, hydraulische, pneumatische, afdichtings- en smeersystemen (waar van toepassing) aangesloten zijn en werken Pompen uitgerust met een verwarmingsmantel of pompen voor gesmolten zwavel De pomp moet minstens een uur voordat ze met warme vloeistof gevuld wordt, via de verwarmingsmantel met stoom voorverwarmd worden. De hoeveelheid, temperatuur en druk zijn terug te vinden in de maattekening. Het voorverwarmen is belangrijk om vervorming te voorkomen en de opening tussen waaier en behuizing te behouden. Zorg ervoor dat de pomp geen stroom krijgt. Vervolgens draait u - vooraleer u de aandrijving opstart- de as verschillende keren met de hand rond (draag hierbij hittebestendige handschoenen) om te controleren dat hij nergens gehinderd wordt. De hoge temperaturen zorgen namelijk voor uitzetting en alle onderdelen zouden evenveel moeten uitzetten Pompen met een stijve koppeling die warm product verpompen uitgerust met een koelventilator en koellichaam (bijv. voor gesmolten zout) Deze instructies gaan ervan uit dat er verticale expansiebalgen geplaatst en ingesteld zijn voor de pompinstallatie geïnstalleerd wordt. Er zijn geen tijdslimieten om de pomp in de tank neer te laten maar houd er rekening mee dat het drie tot vier uur duurt om de pompunit op de gewenste temperatuur te brengen. (De opgegeven tijd die minstens nodig is, is de tijd tussen het op zijn plaats zetten van de pomp en het opstarten van de pomp.) De standaard veiligheidsprocedures moeten gevolgd worden. De pomp kan geïnstalleerd en gedemonteerd worden ongeacht het vloeistofniveau. De afstandskoppeling boven de druklager van de pomp moet echter vooraf verwijderd worden en er moet een grote waaierspeling zijn zodat de rotor axiaal vrij in beide richten kan bewegen. Wanneer de temperatuur stabiel is, kan de waaierspeling weer ingesteld worden, zie deel 6.7 Waaierspeling instellen Zorg ervoor dat de pomp geen stroom krijgt. Vervolgens draait u de as - vooraleer u de aandrijving opstart - verschillende keren met de hand rond (draag hierbij hittebestendige handschoenen) om te controleren dat hij nergens gehinderd wordt. De hoge temperaturen zorgen namelijk voor uitzetting aan de vloeistofkant en alle onderdelen zouden evenveel moeten uitzetten. 5.7 De pomp opstarten a) Zorg ervoor dat de toevoer van spoel- en/of koel-/verwarmingsvloeistof AAN staat vooraleer u de pomp opstart. b) SLUIT de uitlaatklep gedeeltelijk maar zorg ervoor dat er nog lucht uit de afvoerleiding kan ontsnappen. Dit is vooral belangrijk bij pompen met productgesmeerde naaldlagers. Pagina 21 van 48

22 c) Zorg ervoor dat het vloeistofniveau in de pompput boven het minimale onderdompelpeil voor het pomphuis ligt. d) Zorg ervoor dat alle verluchtingskleppen gesloten zijn vooraleer u opstart. e) Start de motor en controleer de persdruk. f) Bij aanvaardbare druk, opent u TRAAG de uitlaatklep. g) Laat de pomp niet draaien met volledig gesloten uitlaatklep. h) Indien GEEN druk of LAGE druk, STOPT u de pomp. Zie deel 7, Storingen: oorzaken en oplossingen om een diagnose te stellen. 5.8 De pomp laten draaien Pompen uitgerust met stopbuspakking Laat een stopbuspakking nooit droog lopen, zelfs niet kort Stikstofgesmeerde stopbuspakking (bijv. pompen voor gesmolten zout) Pompen voor gesmolten zout op hoge temperatuur gebruiken speciale metalen pakkingringen die alleen met stikstof worden gekoeld en gesmeerd. Het debiet van de stikstofinjectie moet periodiek gecontroleerd worden na de initiële instelling van de pakkingbus om ervoor te zorgen dat het blijft voldoen aan de parameters opgegeven in de maattekening van de algemene opstelling. Wanneer gesmolten zout verpompt wordt en er gebruik gemaakt wordt van metalen pakkingringen, mag de pakking niet aangepast worden wanneer de pomp in bedrijf is Vetgesmeerde stopbuspakking (bijv. pompen voor gesmolten zwavel) De drukring moet gelijkmatig worden vastgezet door beide moeren gelijkmatig in kleine stappen aan te draaien tot het smeermiddel het vereiste lekniveau bereikt. Zonder lekken zal de pakking oververhitten. Vetgesmeerde stopbuspakkingen worden gesmeerd geleverd. De moeren van de drukring mogen voor het opwarmen alleen met de vingers aangedraaid worden. Het smeermiddel moet snel nadat de pakkingbus onder druk wordt gezet beginnen lekken. Zonder lekken zal de pakking oververhitten. De pakking moet gelijkmatig worden bijgesteld om de drukring concentrisch uitgelijnd te houden en te hoge temperaturen te vermijden. Als het smeermiddel niet zichtbaar lekt, zal de pakking oververhitten wanneer de pomp draait. Bij oververhitting moet de pomp op een gecontroleerde manier worden gestopt en moet u ze laten afkoelen vooraleer u ze weer opstart. Wanneer de pomp weer wordt opgestart, moet u controleren dat de stopbuspakking lekt. Voorzichtigheid is geboden bij het bijstellen van de drukring op een werkende pomp. Veiligheidshandschoenen zijn essentieel. Losse kleding mag niet worden gedragen om verstrikking in de pompas te vermijden. Beschermingskappen moeten na de aanpassing van de drukring opnieuw worden geplaatst Productgesmeerde stopbuspakking De drukring moet gelijkmatig worden vastgezet door beide moeren gelijkmatig in kleine stappen aan te draaien tot het smeermiddel het vereiste lekniveau bereikt. Zonder lekken zal de pakking oververhitten. Vloeistoffen die op pompen die met lage temperaturen werken, toegestaan zijn als smeermiddel voor stopbuspakkingen moeten veilig zijn en zichtbaar lekken aan de drukring. De moeren van de drukring mogen voor het opwarmen alleen met de vingers aangedraaid worden. Het smeermiddel moet snel nadat de pakkingbus onder druk wordt gezet beginnen lekken. De pomp moet gedurende 30 minuten met een gestage lekkage draaien en de moeren van de drukring moeten telkens met 10 graden worden aangedraaid tot het lekken een aanvaardbaar niveau bereikt. Het vastzetten van de pakking duurt mogelijk nog eens 30 minuten. Mogelijk moeten de moeren van de drukring wat losgedraaid worden om lekkage te bekomen op dit soort niet-metalen pakkingsysteem. De pakking moet gelijkmatig worden bijgesteld om de drukring concentrisch uitgelijnd te houden en te hoge temperaturen te vermijden. Als het smeermiddel niet zichtbaar lekt, zal de pakking oververhitten wanneer de pomp draait. Bij oververhitting moet de pomp op een gecontroleerde manier worden gestopt en moet u ze laten afkoelen vooraleer u ze weer opstart. Wanneer de pomp weer wordt opgestart, moet u controleren dat de stopbuspakking lekt. Voorzichtigheid is geboden bij het bijstellen van de drukring op een werkende pomp. Veiligheidshandschoenen zijn essentieel. Losse kleding mag niet worden gedragen om verstrikking in de pompas te vermijden. Beschermingskappen moeten na de aanpassing van de drukring opnieuw worden geplaatst. Pagina 22 van 48

23 5.8.2 Pompen met mechanische afdichtingen Mechanische afdichtingen behoeven geen aanpassing. Alle minieme eerste lekken stoppen wanneer de afdichting ingelopen is. Vooraleer u vuile vloeistoffen verpompt, is het aangeraden om, indien mogelijk, de pomp te laten inlopen met zuivere vloeistof om het afdichtingsoppervlak te beschermen. Uitwendige spoeling of koeling moeten worden aangevangen vooraleer de pomp loopt en moeten nog een tijdje lopen nadat de pomp is gestopt Druklagers Als de pompen in een mogelijk explosieve omgeving draaien zonder geregelde controles, wordt het controleren van de temperatuur van de druklager aanbevolen. Bij temperatuurklassen T5 en T6 moet een monitoringsysteem voor de druklager geplaatst worden. Indien de druklagertemperaturen gemonitord moeten worden, is het essentieel dat er bij de inbedrijfstelling, en nadat de lagertemperatuur zich stabiliseert, een temperatuur wordt genoteerd die als maatstaf kan dienen. Noteer de lagertemperatuur (t) en de omgevingstemperatuur (ta) Schat de waarschijnlijke maximale omgevingstemperatuur (tb) Stel het alarm in op (t+tb-ta+5) ºC (t+tb-ta+10 ºF) en het uitschakelmechanisme op 100 ºC (212 ºF) voor oliesmering en 105 ºC (220 ºF) voor vetsmering. Zorg ervoor dat de ATEXtemperatuurlimiet niet wordt overschreden wanneer de pomp in een gevaarlijke omgeving draait. De normale lagertemperatuur T n is = t+t b - t a waarbij T n <T c. In het geval van T5 en T6, geldt dat de kritische lagertemperatuur T c = 65 o C (T6) of 80 o C (T5) Het is, vooral bij vetsmering, belangrijk de lagertemperatuur te blijven controleren. Na het opstarten moet de temperatuur geleidelijk aan stijgen en zijn maximum bereiken na ongeveer 1.5 tot 2 uur. Vervolgens moet de temperatuurstijging geleidelijk blijven of lichtjes dalen na verloop van tijd. (Zie deel 0 voor meer informatie.) Naaldlagertemperatuur Wanneer de pomp uitgerust is met een temperatuurmonitoringsysteem voor de naaldlagers, moeten de normale en uitschakelparameters als volgt ingesteld worden: De normale lagertemperatuur T n is de maximale spoelvloeistoftemperatuur +5 C (+9 F) De kritische lagertemperatuur T c is ingesteld op de toepasselijke limiet van de ATEX-klasse -10 C (-18 F). (Zie tabel in deel 0.) Indien de gemeten lagertemperatuur de T c waarde overschrijdt, moet het systeem een alarm geven aan de operator van de pomp of moet de pomp automatisch gestopt worden. De oorzaak moet onderzocht worden vooraleer de pomp opnieuw opgestart wordt Smering naaldlagers Bij pompen die uitgerust zijn met een debietmeter voor de afzonderlijke naaldlagers, moet de spoeling naar elke naaldlager gecontroleerd worden aan de hand van onderstaande tabel: Afmetingen pompframe Normaal debiet Q n l/min (USgpm) Kritiek debiet Q c l/min (USgpm (1.2) 3.6 (1.0) 2 5 (1.4) 4.3 (1.2) (1.6) 5 (1.4) (1.8) 5.7 (1.5) Voor afmetingen lagerframe, zie deel 8.7 eerste kolom. Wanneer de spoeling van een van de naaldlagers onder de Q c waarden valt, moet de pomp gestopt worden en de oorzaak onderzocht worden Normale trillingsniveaus, alarm en uitschakelmechanisme Als richtlijn, pompen vallen gewoonlijk in de klasse van machines met stijve fundering van de internationale normen betreffende roterende machines. De onderstaande aanbevolen maximumniveaus zijn dan ook op die normen gebaseerd. De regelmatige controle van de pomptrillingen wordt aanbevolen om een mindere werking van de pomp of systemen op te merken. De trillingen worden naast de druklager gemeten. Pagina 23 van 48

24 De waarden voor het alarm en het uitschakelmechanisme van geïnstalleerde pompen moeten gebaseerd zijn op de eigenlijke metingen (N) op de zopas volledig in bedrijf genomen nieuwe pomp. Voor installaties op afstand, worden een voortdurende controle, een automatisch alarm en een uitschakelmechanisme aanbevolen. Trilsnelheid ongefilterd mm/s (in./sec) r.m.s. Normaal N 7.1 (0.28) Alarm N x (0.35) Uitschakelmechanisme N x (0.56) Raadpleeg voor pompen die in een gevaarlijke omgeving draaien, deel en 4.7 voor de vereisten betreffende controle- en veiligheidssystemen Asafdichting aan bodemplaat De maximumtemperatuur voor de afdichting moet worden bepaald door de afdichtingleverancier voor de specifieke toepassing Stop/start frequentie Pompsets zijn gewoonlijk geschikt voor het aantal evenredig gespreide stop/starts per uur dat in onderstaande tabel getoond wordt. Controleer de capaciteit van de aandrijving en het besturing- /startsysteem voor u ze in bedrijf stelt. Motorvermogen kw (hp) Maximum stops/starten per uur Tot 15 (20) 15 Tussen 15 (20) en 90 (120) 10 Meer dan 90 (120) 6 Waar bedrijfs- en reservepompen zijn geïnstalleerd, wordt aanbevolen om ze om beurt een week te laten draaien. 5.9 Stoppen en uitschakelen a) Sluit de uitlaatklep maar zorg ervoor dat de pomp niet meer dan enkele seconden in deze toestand draait. b) Stop de pomp. c) Na het stoppen van een pomp met warmtemantel, moet u de stoom nog ca. 20 minuten laten circuleren. Laat bij reservepompen de stoom circuleren. d) Zet de toevoer van spoel- en/of koel- /verwarmingsvloeistof af op een geschikt moment in het proces. e) Voor langere shut-downs en vooral wanneer de omgevingstemperatuur waarschijnlijk onder het vriespunt zal zakken, moet de pomp en het koel- of spoelmechanisme leeggelaten worden of op een andere manier beschermd worden Hydraulische, mechanische en elektrische werking Dit product werd geleverd om aan de prestatiespecificaties van uw bestelling te voldoen. Het is evenwel begrijpelijk dat deze tijdens de gebruiksduur van het product kunnen veranderen. De volgende opmerkingen kunnen de gebruiker helpen te beslissen hoe de gevolgen van een verandering best te evalueren. Neem bij twijfel contact op met uw dichtstbijzijnde Flowserve-kantoor Soortelijk gewicht (SG) De pompcapaciteit en totale opvoerhoogte in meters (voet) veranderen niet met het SG. De druk op de manometer daarentegen is recht evenredig met het SG. Het opgenomen vermogen is ook recht evenredig met het SG. Daarom is het belangrijk te controleren dat een verandering in het SG de pompaandrijving niet overbelast of geen overdruk op de pomp veroorzaakt Viscositeit Voor een gegeven debiet, vermindert de opvoerhoogte met verhoogde viscositeit en verhoogt ze met een kleinere viscositeit. Ook voor een gegeven debiet, verhoogt het opgenomen vermogen met een hogere viscositeit en verlaagt het met een lagere viscositeit. Het is belangrijk advies te vragen aan het dichtstbijzijnde Flowserve-kantoor als er veranderingen in de viscositeit gepland zijn Pompsnelheid Een verandering in de pompsnelheid heeft een invloed op het debiet, de totale opvoerhoogte, het opgenomen vermogen, NPSH R, het lawaai en de trillingen. Het debiet varieert recht evenredig met de pompsnelheid, de opvoerhoogte varieert als snelheidsverhouding in het kwadraat en het vermogen als snelheidsverhouding tot de derde macht. Het nieuwe bedrijf zal echter ook afhangen van de systeemcurve. Bij het verhogen van de snelheid is het daarom belangrijk ervoor te zorgen dat de maximale bedrijfsdruk van de pomp en de kritische asdruk niet worden overschreden, dat de aandrijving niet wordt overbelast, NPSH A > NPSH R, en dat het lawaai en de trillingen binnen de plaatselijke vereisten en regelgevingen vallen. Pagina 24 van 48

25 Netto positieve zuighoogte (NPSH A ) Beschikbare NPSH (NPSH A ) is een meting van de beschikbare opvoerhoogte van de verpompte vloeistof, boven de dampdruk, aan de zuigflens. Vereiste NPSH (NPSH R ) is een meting van de vereiste opvoerhoogte van de verpompte vloeistof, boven de dampdruk, om te voorkomen dat de pomp caviteert. Het is belangrijk dat NPSHA > NPSH R. De marge tussen NPSH A > NPSH R moet zo groot mogelijk zijn. Als een verandering in NPSH A wordt voorgesteld, moet u ervoor zorgen dat deze marges niet te klein worden. Raadpleeg de vermogenscurve van de pomp om de precieze vereisten te bepalen, vooral met een veranderd debiet. Neem bij twijfel contact op met uw dichtstbijzijnde Flowserve-kantoor voor raad en de gegevens over de minimaal toegestane marge voor uw toepassing Verpompt debiet Het debiet mag niet buiten het minimale en maximale veilige continudebiet vallen dat op de vermogenscurve van de pomp en/of het gegevensblad staat. 6 ONDERHOUD 6.1 Algemeen Het is de verantwoordelijkheid van de exploitant om ervoor te zorgen dat alle onderhouds-, inspectie- en montagewerken worden uitgevoerd door bevoegd en gekwalificeerd personeel dat zich naar behoren vertrouwd heeft gemaakt met het onderwerp door deze handleiding grondig te bestuderen. (Zie ook deel 1.6.) Alle werk aan de machine mag alleen worden uitgevoerd wanneer ze stilstaat. Het is absoluut noodzakelijk dat de procedure van het uitschakelen van de machine wordt gevolgd zoals beschreven in deel 0. Beschermkapbouten moeten tijdens het demonteren in de beschermkappen verankerd blijven zoals beschreven in deel 0. Na voltooiing van het werk, moeten alle beschermkappen en veiligheidsmechanismen opnieuw worden geplaatst en operatief worden gemaakt. Vooraleer u de machine weer opstart, moet u de relevante instructies uit deel 5, In bedrijf stellen, opstarten, bedienen en uitschakelen, in acht nemen. Olie- en vetlekken maken de grond mogelijk glad. Machine-onderhoud moet altijd beginnen en eindigen met het schoonmaken van de vloer en de buitenkant van de machine. Als voor het onderhoud, platformen, trappen en veiligheidsrelingen vereist zijn, moeten ze zo geplaatst worden dat gemakkelijke toegang tot de te onderhouden of inspecteren delen van de machine gegarandeerd blijft. De plaats van deze accessoires mag de toegang niet beperken of het opheffen van het te onderhouden onderdeel niet hinderen. Wanneer lucht of samengeperst inert gas wordt gebruikt in het onderhoudsproces, moet de operator en iedereen die zich in de buurt begeeft voorzichtig zijn en de geschikte bescherming dragen. Spuit geen lucht of samengeperst inert gas op de huid. Richt een lucht- of gasstroom niet naar andere mensen. Gebruik nooit lucht of samengeperst inert gas om kleding schoon te maken. Vooraleer u aan de pomp begint te werken, moet u maatregelen nemen die toevallig opstarten voorkomen. Plaats een waarschuwingsbord op het startmechanisme met de woorden: "Machine in onderhoud: niet starten". Vergrendel bij elektrische aandrijfmechanismen de hoofdschakelaar open en verwijder zekeringen. Plaats een waarschuwingsbord op de zekeringkast met de woorden: "Machine in onderhoud: niet aansluiten". Reinig apparatuur nooit met brandbare oplosmiddelen of tetrachloorkoolstof. Bescherm uzelf tegen giftige dampen wanneer u schoonmaakmiddelen gebruikt. 6.2 Onderhoudsschema Het wordt aanbevolen een onderhoudsplan- en schema in te voeren volgens de handleiding. Dit moet het volgende omvatten: a) Alle geïnstalleerde hulpsystemen moeten worden gecontroleerd, indien nodig, om te garanderen dat ze correct functioneren. b) Stopbuspakkingen moeten correct worden bijgesteld zodat ze voor zichtbare lekken zorgen en zodat het drukstuk concentrisch uitgelijnd is om een te hoge temperatuur aan de pakking of het drukstuk te voorkomen. Pagina 25 van 48

26 c) Controleer pakkingen en afdichtingen op lekken. De correcte werking van de asafdichting moet regelmatig worden gecontroleerd. d) Controleer het smeerpeil van de lagers en of het aantal werkuren een nasmering vereist. e) Controleer dat de bedrijfsomstandigheden binnen de veilige parameters voor de pomp liggen. f) Controleer trillingen, geluidsniveau en oppervlaktetemperatuur aan de lagers om een goede werking te bevestigen. g) Controleer dat vuil en stof is verwijderd van plaatsen rond nauwe openingen, lagerhuizen en motoren. h) Controleer de uitlijning van de flexibele koppeling en lijn ze indien nodig opnieuw uit. Ons gespecialiseerd onderhoudspersoneel kan u helpen preventieve onderhoudsdocumentatie op te stellen en de temperatuur en trillingen te controleren om het begin van mogelijke problemen te identificeren. Als er problemen optreden, moeten de volgende maatregelen worden genomen: a) Zie deel 7, Storingen: oorzaken en oplossingen om een diagnose te stellen. b) Zorg ervoor dat de uitrusting voldoet aan de aanbevelingen in deze handleiding. c) Neem contact op met Flowserve als het probleem zich blijft voordoen Routine-inspectie (dagelijks/wekelijks) De volgende controles moeten worden uitgevoerd en de gepaste maatregelen moeten genomen worden om afwijkingen op te lossen: a) Controleer hoe de installatie zich gedraagt. Controleer of geluid, trillingen en lagertemperaturen normaal zijn. b) Controleer of er geen abnormale vloeistof- of smeerlekken (statische en dynamische afdichtingen) zijn en dat afdichtingsystemen (indien geplaatst) volledig zijn en normaal functioneren. c) Controleer dat lekken aan de asafdichting binnen de aanvaardbare grenzen liggen. d) Controleer het peil en de staat van de smeerolie. Controleer bij ingevette pompen het aantal werkuren sinds de laatste nasmering of verversing. e) Controleer dat mogelijke hulpsystemen zoals verwarming/koeling/smering (indien geplaatst) correct werken. f) Bekijk de handleidingen van de hulpsystemen voor de nodige routinecontroles Periodieke inspectie (halfjaarlijks) a) Controleer de verankeringsbouten op corrosie en of ze nog goed vastzitten. b) Controleer de gegevens betreffende de werkuren van de pomp om te bepalen of het lagersmeermiddel aan vervanging toe is. c) De koppeling moet gecontroleerd worden op correcte uitlijning en versleten aandrijfelementen. d) Bekijk de handleidingen van de hulpsystemen voor de nodige periodieke controles Nasmeren Algemene richtlijnen hieromtrent vindt u in deel 0, Smeerschema. De analyse van de smeermiddel- en lagertemperatuur kan handig zijn om de regelmaat van de smeringen op punt te stellen Mechanische afdichtingen Wanneer de lekken een onaanvaardbaar niveau bereiken, moet de afdichting worden vervangen Stopbuspakking De pomp moet gestopt en zonder stroom gezet worden wanneer stopbuspakkingen vervangen worden. Op alle delen waar de temperatuur hoog kan oplopen, bevindt zich nabij de pakking een ventilator. Bij het verpompen van warm gesmolten zout, worden de drie metalen pakkingringen met stikstof gekoeld dat door de pakking lekt. Af en toe is er een nieuwe pakkingring nodig om de bus vol te houden. Bij pompen voor gesmolten zwavel met verwarmingsmantel wordt de pakkingbus gewoonlijk geleverd met een lantaarnstuk om smering tot in het centrum van de pakking met het vereiste Molykote 44 Medium of equivalente vet van een Stauffer of gelijkaardige vetpot mogelijk te maken. Pagina 26 van 48

27 6.3 Reserveonderdelen Reserveonderdelen bestellen Flowserve houdt gegevens bij van alle geleverde pompen. Wanneer u reserveonderdelen bestelt, moet u de volgende informatie opgeven. 1) Serienummer van de pomp. 2) Pompafmetingen. 3) Onderdeelnaam uit deel 8. 4) Onderdeelnummer uit deel 8. 5) Aantal onderdelen nodig. De pompafmetingen en het serienummer staan op het typeplaatje van de pomp. Om te garanderen dat de pomp naar behoren blijft werken, moet u reserveonderdelen voor de originele ontwerpspecificaties aanschaffen bij Flowserve. Alle veranderingen aan de originele ontwerpspecificaties (wijziging of gebruik van niet-standaard onderdeel) maakt het veiligheidscertificaat van de pomp ongeldig Bewaren van reserveonderdelen Bewaar reserveonderdelen in een zuivere, droge en trilvrije ruimte. Er wordt aanbevolen de metalen oppervlakken elke 6 maanden te inspecteren en (indien nodig) opnieuw te behandelen met conserveringsmiddel. 6.4 Aanbevolen reserveonderdelen (Voor gebruik gedurende twee jaar - volgens VDMA 24296) Aantal pompen Ref. nr. Benaming (inclusief stand-by) /7 8/9 10(+) 2100 As % 2200 Waaier % Ashuls - pompeinde % 3013 Lager - druk % Lager - pompeinde % Lager - hoofdaandrijving* % Ashuls - tussen * % 3712 Lagermoer % 4120 Lantaarnhelften * % 4130 Stopbuspakking - volledige set * % 4200 Mechanische afdichtingen * % 2400,2 Huls - mechanische afdichting * % 4305 Lipafdichting * % 6570,9 Ashulsschroef voor * % ** Pomphuispakking % Uitlaatflenspakking % O-ring waaier % O-ring drager % O-ring mechanische afdichting * % - Aandrijfkant * Wanneer vereist omwille van plaatsing als onderdeel van de originele opbouwspecificatie. ** Opmerking: voor CPXRV, vervang door het volgende: Pomphuispakking % Extra reserveonderdelen voor optie met waaier met spie / Waaiermoer % O-ring waaier % Spie waaier % 6.5 Vereist gereedschap Hieronder vindt u een lijst met het typische gereedschap dat u nodig heeft om deze pompen te onderhouden: Maakt deel uit van de meeste standaard gereedschapskisten en is afhankelijk van de pompafmetingen: Steeksleutels (moersleutels) voor schroeven/ moeren tot M 48 Dopsleutels (moersleutels) voor schroeven tot M 48 Inbussleutels tot 10 mm (A/F) Reeks schroevendraaiers Zachte hamer Meer gespecialiseerd gereedschap: Lagertrekkers Lager inductieverwarmer Meetklok C-sleutel (moersleutel) - om de asmoer te verwijderen. (Als u moeilijkheden ondervindt om deze terug te vinden, neem dan contact op met Flowserve.) 6.6 Koppel behuizing, afdichtingshuis en bouten Bout Schroefafmeting Koppel Nm (lb ft) M8 16 (12) M10 25 (18) Alle behalve waar M12 35 (26) anders vermeld M16 80 (59) M (96) Waaiermoer M12 M16 M22 M24 16 (12) 41 (31) 106 (79) 135 (100) Bovenstaande zijn alleen van toepassing voor toepassingen onder 250 ºC en niet voor temperaturen van 250 ºC tot 600 ºC. Niet-metalen pakkingen zijn niet kruipvast - controleer daarom voor de inbedrijfname van de pomp of de bouten nog volgens het opgegeven koppel aangedraaid zijn en draai ze aan indien nodig. De lagere waarden hieronder zijn van toepassing voor toepassingen in het hoge temperatuurbereik van 250 ºC tot 600 ºC. Pagina 27 van 48

28 Koppelwaarden voor bouten met gesmeerde draad van klasse 2 Materiaalgroep Draadgegevens A 316 SS B ASTM A193 Klasse B7M 4140 Staal C ASTM A193 Klasse B8C 347H SS Vloeispanning bij benadering N/mm 2 (psi) Nominale diameter mm (in.) Draad per 25 mm (1 in.) 207 (30 000) (<400 ºC) 552 (80 000) (<400 ºC) 138 (20 000) (400 tot 600 ºC) Koppel Nm (lb ft) 6 (0.25) 20 4 (3) 9 (7) 3 (2) 8 (0.31) 18 7 (5) 17 (13) 5 (3) 10 (0.37) 16 9 (7) 27 (20) 8 (6) 11 (0.43) (12) 42 (31) 15 (11) 12 (0.5) (17) 62 (46) 20 (15) 15 (0.56) (20) 89 (66) 27 (20) 16 (0.62) (30) 118 (87) 37 (27) 19 (0.74) (60) 203 (150) 60 (44) 22 (0.87) (90) 312 (250) 95 (70) 25 (1.00) (140) 488 (360) 151 (111) 29 (1.13) (200) 705 (520) 236 (174) 29 (1.13) (200) 732 (540) 218 (161) 32 (1.25) (270) 990 (730) 336 (248) 32 (1.25) (280) (750) 309 (228) 35 (1.38) (320) (840) 445 (328) 35 (1.38) (340) (900) 418 (308) 38 (1.50) (410) (1 110) 536 (395) 38 (1.50) (440) (1 170) 491 (362) 41 (1.63) (530) (1 420) 482 (355) 41 (1.63) (570) (1 530) 518 (382) 44 (1.75) (650) (1 750) 945 (697) 44 (1.75) (720) (1 910) 909 (670) 50 (2,00) (1 000) (1 005) 50 (2.00) (1 090) (985) 57 (2.25) (1 580) 63 (2.50) (2 190) Volg ook goede praktijkvoorbeelden voor de aanhaalvolgorde. Zie deel 10.3, Referentie 6, voor meer informatie. 6.7 Waaierspeling instellen Deze procedure is mogelijks nodig na het ontmantelen van de pomp of wanneer een andere speling vereist is. Bij de CPXV moet de voorste waaierspeling als in de tabel worden ingesteld. Temp. ºC (ºF) 50 (122) 100 (212) 150 (302) 200 (392) 250 (482) Waaiers tot 210 mm 0.3 (0.012) 0.4 (0.016) 0.5 (0.020) 0.6 (0.024) 0.7 (0.028) CPXV voorste waaierspeling: mm (in.) Waaiers Waaiers 211 mm tot groter dan 260 mm 260 mm* 0.4 (0.016) 0.5 (0.020) 0.6 (0.024) 0.7 (0.028) 0.8 (0.032) 0.5 (0.020) 0.6 (0.024) 0.7 (0.028) 0.8 (0.032) 0.9 (0.036) *150CPXV400 *200CPXV400 *150CPXV (0.040) 1.0 (0.044) 1.1 (0.044) 1.2 (0.048) 1.3 (0.052) Gebruik voor het verpompen van gesmolten zout tussen 250 ºC en 600 ºC de waarde uit bovenstaande tabel voor 150 ºC. Merk op dat de procedure voor het aanpassen van de waaier bij het verpompen van gesmolten zout niet gestart kan worden tot de pomp de bedrijfstemperatuur heeft bereikt en dat het alleen mag gebeuren bij smelttemperatuur. Indien tijdens de levensduur van de pomp de pompomstandigheden of bedrijfstemperatuur veranderen, moet u contact opnemen met de fabrikant voor de juiste berekening van de waaierinstellingen. Voor de CPXRV is de achterste waaierspeling de instelling. Stel de achterste speling in op 2 mm (0.8 in.), zoals getoond in de volgende illustratie: a) Vooraleer u deze procedure uitvoert op de CPXV of CPXRV moet u controleren dat de geplaatste mechanische afdichting(en) een verandering in de axiale instellingen aankunnen, anders is het nodig de eenheid te ontmantelen en de axiale positie van de afdichting opnieuw in te stellen na het aanpassen van de waaierspeling. b) Bepaalde mechanische afdichtingen worden mogelijk verzwakt wanneer ze meer dan 0.5 mm (0.02 in.) van hun normale instelling afwijken. c) Ontkoppel de koppeling als ze een beperkte axiale flexibiliteit heeft. d) Meet de opening tussen de lagerdrager [3240.1] en de motorsokkel [3160.1] met een voelmaat Alleen voor CPXV pompen e) Draai de lagerdragerschroeven [6570.3] los en trek de lagerdrager 2 mm (0.08 in.) achteruit aan de hand van schroeven [6570.4]. Pagina 28 van 48

29 f) Draai de lagerdragerschroeven [6570.3] gelijkmatig aan waardoor de lagerdrager naar de bodemplaat getrokken wordt, tot de waaier in contact komt met het pomphuis. Draai de as [2100], tijdens deze procedure, tot er een waarneembare wrijving wordt verkregen. Dit is de positie met nulspeling. De as moet worden gedraaid in de richting die op het huis en de bodemplaat staat. g) Stel een meetklok in op nul op het aseinde of meet de opening van de lagerdrager [3240.1] tot de motorsokkel [3160.1] en noteer het resultaat. h) Draai de lagerdragerschroeven los [6570.3]. i) Draai de schroeven [6570.4] gelijkmatig aan (ongeveer een draai per keer) tot de meetklok of voelmaat de juiste waaierspeling van de nulspelingpositie aangeeft. Deze speling moet tussen 0.3 en 2 mm (0.008 en in.) liggen, afhankelijk van de aard van de verpompte vloeistof Alleen CPXRV (verzonken waaier) e) De speling van de waaier vooraan moet niet fijn ingesteld worden en gewoonlijk is de aanpassing van de waaier niet nodig. f) Draai de lagerdragermoeren en -schroeven los en trek de stelschroeven van de lagerdrager met 2 mm (0.08 in) achteruit. g) Draai de lagerdragerschroeven [6570.4] gelijkmatig aan waardoor de lagerdrager weggetrokken wordt van de bodemplaat, tot de waaier in contact komt met het deksel. Draai de as [2100], tijdens deze procedure, tot er een waarneembare wrijving wordt verkregen. Dit is de positie met nulspeling. De as moet worden gedraaid in de richting die op het huis en de bodemplaat staat. h) Stel een meetklok in op nul op het aseinde of meet de opening van de lagerdrager [3240.1] tot de motorsokkel [3160.1] en noteer het resultaat. i) Draai de lagerdragerschroeven [6570.3] gelijkmatig aan (ongeveer een draai per keer) tot de meetklok of voelmaat de juiste waaierspeling van de nulspelingpositie aangeeft Voor CPXV en CPXRV j) Draai de lagerdragerschroeven [6570.3] gelijkmatig aan terwijl de meetklok of voelmaat de juiste instelling aangeeft. Draai vervolgens de zeskantmoeren [6580.1] aan om de stelschroeven op hun plaats te vergrendelen. k) Vergelijk de originele en uiteindelijke openingen tussen de lagerdrager en bodemplaat om te controleren of de beweging van de as de afdichtingcapaciteit heeft overschreden (over/ondercompressie van de afdichting). Verplaats de afdichting om dit te corrigeren. l) Controleer dat de as ongehinderd zonder wrijvingen kan draaien. m) Als er een cartridge afdichting is geplaatst, stelt u deze op dit moment weer in. n) Controleer dat de koppelafstand tussen de aseinden (DBSE) juist is. Stel opnieuw in/lijn opnieuw uit indien nodig. 6.8 Spelingen bij hernieuwing Wanneer er slijtage optreedt tussen de waaier en slijtring, zal de algemene doeltreffendheid van de pompset afnemen. Om een optimale doeltreffendheid te bewaren, wordt aanbevolen de spelingen uit deel 6.7, Waaierspeling instellen, te behouden. Er wordt aangeraden om productgesmeerde lagers te vervangen wanneer ze de diametrale speling in de geplaatste toestand uit de volgende tabel bereiken. Afmeting lagerhuls mm (in.) Fr1/2 siliciumcarbide 54 (2.125) Fr1/4 siliciumcarbide 79 (3.110) Fr1 pompeindebus in technisch polymeer 35 (1.375) Fr1 tussenbus en Fr2 pompeindebus in technisch polymeer 45 (1.770) Fr3 pompeindebus in technisch polymeer 65 (2.559) Fr2/3 tussenbussen in technisch polymeer 65 (2.559) Fr4 pompeinde- en tussenbus in technisch polymeer 70 (2.7559) 6.9 Ontmanteling Hulsdiameter/tolerantie min diam - max diam mm (in.) (2.1209) (3.1043) (1.3772) (1.7709) (2.5583) (2.5583) (2.5583) (2.1217) (3.1051) (1.3780) (1.7717) (2.5591) (2.5591) (2.7559) Lagerspeling (max/min) mm (in.) 0.13/0.085 ( ) 0.18/0.13 ( ) 0.31/0.15 ( ) 0.35/0.19 ( ) 0.41/0.25 ( ) 0.39/0.23 ( ) 0.39/0.23 ( ) Lees de informatie over Veiligheid, in deel 1.6, vooraleer u de pomp ontmantelt. Vooraleer u de pomp ontmantelt voor revisie, moet u ervoor zorgen dat u over originele Flowserve-reserveonderdelen beschikt. Raadpleeg de doorsnedes voor onderdeelnummers en - identificatie. (Zie deel 8, Onderdelenlijst en tekeningen.) Pagina 29 van 48

30 Zorg ervoor dat pompen met verwarmingsmantels eerst correct en voldoende afgekoeld zijn vooraleer u ze aanraakt. Na het afkoppelen van het reservoir en het uitschakelen van de pomp, stroomt de vloeistof door de pomp in de pompput. Na ongeveer 30 minuten moet de verwarmingsleiding met stoom gesloten worden Pompontmanteling a) Ontkoppel waar van toepassing alle hulpleidingen en buizen. b) Ontkoppel alle afvoer- en hulpleidingen. c) Verwijder de koppelingskap [7450], ontkoppel de koppeling [7000] en verwijder de motor. [8100]. d) Indien het een oliegesmeerde eenheid is, laat u de olie af. e) Verwijder de moeren die de bodemplaat op de fundering houden en hef de hele eenheid eraf. f) Noteer de opening tussen de lagerdrager [3240.1] en de bodemplaat [6140] zodat deze instelling kan worden gebruikt tijdens de montage in de werkplaats. g) Verwijder de aanzuigleiding en/of filter [6531] indien geplaatst. h) Verwijder waar nodig alle spoelleidingen, behuizingschroeven en bouten van de uitlaatflens. i) Verwijder het pomphuis [1100]. j) Verwijder de pakkingen van het pomphuis [4590.1] en de uitlaatflens [4590.2] en gooi ze weg. (Reservepakkingen zijn nodig voor de montage.) k) Reinig de raakvlakken van de pakkingen Waaier verwijderen GEBRUIK NOOIT EEN WARMTEBRON OM DE WAAIER TE VERWIJDEREN. OPGESLOTEN PRODUCT OF SMEERMIDDEL KUNNEN EEN ONTPLOFFING VEROORZAKEN Geschroefde waaier verwijderen a) Plaats een kettingsleutel of bevestig een staaf in de openingen in de koppelinghelft of plaats een assleutel met spie rechtstreeks op de as. b) Draai de as [2100s] door de waaier [2200] met de klok mee te draaien (bekeken vanuit het waaiereinde van de as) zodat de sleutel een van de steunen van de motorsokkel [3160.1] raakt. Draag hierbij veiligheidshandschoenen met metaalgaas. c) Geef de waaier een korte draai tegen de klok in zodat het handvat van de sleutel tegen de andere kant van de vensterrand van de motorsokkel [3160] komt. Enkele flinke draaien doen normaal een van de asdraadstangen lossen. Indien de waaier toch stevig vastgeschroefd blijft zitten op de as aan het pompeinde [2100.1], kijkt u in de vensters in de kolompijp boven elke tussenlager om te zien waar de schroefdraad loskomt. d) Indien de waaier los zit, schroeft u hem los en gooit u de o-ring [4610.1] weg. Gebruik voor het monteren een nieuwe o-ring. e) Indien de as aan een andere schroefdraad loskomt, draait u de schroeven en moeren [ en ] los om de afvoerleiding [1360] los te koppelen van het pomphuis [1100]. f) Zorg ervoor dat beide delen van de steunkolom goed ondersteund worden. Draai de schroef en moer [ en ] aan de losse verbinding los en koppel de smeerpijp [3840] los. Schroef de as [2100s] los. Let er goed op dat u beide aseinden goed ondersteunt wanneer ze loskomen om beschadigingen aan de naaldlagers te voorkomen. g) Verwijder het onderste deel van de steunkolom en plaats het op een stevige, vlakke ondergrond. h) Indien de steunkolom minstens één tussenlager bevat, verwijdert u het bovenste deel van de kolompijp door de schroef en moer [ en ] en de smeerleiding [3840] te verwijderen. Vervolgens schuift u de steunpijp en het naaldlagermechanisme over de as terwijl u ervoor zorgt dat de as goed ondersteund wordt. Verwijder het vrije gedeelte van de as [2100.2]. Herhaal de bovenstaande stappen tot alleen het onderste deel van de steunkolom [1350.1] overblijft. i) Bevestig het onderste deel van de steunkolom op een werkbank. Plaats een moersleutel op de platte koppen aan de bovenkant van de as en zorg ervoor dat hij goed vast blijft zitten. j) Plaats een bandsleutel rond de waaier en draai de waaier met de klok mee om de moersleutel van de werkbank te tillen. k) Draai de waaier met de sleutel snel tegen de klok in zodat de moersleutel tegen de werkbank of een houten blok stoot. De impact zal de waaier doen lossen. l) Schroef de waaier los en gooi de o-ring ervan [4610.1] weg. Gebruik voor het monteren een nieuwe o-ring Waaier met spie verwijderen a) Verwijder de borgmoer [2912] van de waaier, inclusief O-ring [4610.5]. Deze laatste gooit u weg. (Er is een nieuwe o-ring nodig voor de montage.) b) Trek de waaier [2200] van de as. c) Verwijder de waaierspie [6700.2]. d) Verwijder de afdichtingspakking [4590.4] van de waaier en gooi weg. (Er is een nieuwe afdichtingspakking nodig voor de montage.) Pagina 30 van 48

31 6.9.3 Steunkolommen, assen en lagers a) Verwijder de twee schroeven [6570.2] die de onderste lagerdrager [3240.2] op het onderste deel van de steunkolom bevestigen [1350.1]. b) Verwijder de onderste lagerdrager. Indien er lagers in siliciumcarbide, koolstof of grafietijzer gemonteerd zijn, moet u uiterst voorzichtig te werk gaan zodat u geen stukken van deze relatief broze onderdelen doet afbrokkelen of ze niet doet barsten. c) Schroef steunkolom(men) [1350.2] los en verwijder ze. d) Schroef het overhangende asdeel [2100] los vooraleer u het volgende deel van de steunkolom verwijdert. e) Alle lange asdelen moeten tijdelijk worden ondersteund om vervorming of schade te vermijden tijdens het verwijderen van de mofkoppeling(en) Lagers, afdichtingen en bovenste as a) Indien de bodemplaat is uitgerust met een afdichting, identificeert u het type en verwijdert u naargelang wat nodig is, de schroeven van de afdichtingkap en de klemschroeven die de afdichting op de as houden en waar u bij geraakt. Indien de eenheid uitgerust is met een optionele stijve koppeling onder de druklager, kan deze verwijderd worden vooraleer u de druklager verwijdert. Vervolgens kan de mechanische afdichting verwijderd worden. b) Verwijder de schroeven van het lagerhuis. c) Haal de labyrintring [4330] uit de bodemplaat (indien geplaatst). d) Trek het lagerhuis [3240.1] en het bovenste asdeel uit de bodemplaat. Zorg ervoor dat u de lange as ondersteunt om te vermijden dat deze en de aangehechte onderdelen worden verbogen of beschadigd. e) Trek de koppeling [7000] eraf en verwijder de koppelingspie [6700.1]. f) Schroef de buitenste moer van de lager los [3712] (linkse draad). g) Verwijder de kraag aan de aandrijfzijde [2540.2] en/of labyrintafdichting (indien geplaatst) van de as. h) Schuif de lagerdrager van de lager(s). i) Verwijder de lagermoer. j) Trek de lager(s) [3013] eraf. k) Maak alle resterende klemschroeven die de afdichting op de as houden, los en schuif de afdichting(en) en afdichtingkappen van de as. Alle lagers of hulzen kunnen vervolgens eruit/eraf worden geduwd, na het verwijderen van de borgschroeven Inspectie van onderdelen Gebruikte onderdelen moeten worden geïnspecteerd voor ze worden gemonteerd om te verzekeren dat de pomp naar behoren zal werken. Vooral de diagnose van storingen is belangrijk om de betrouwbaarheid van de pomp en installatie te verbeteren Behuizing, afdichtingshuis en waaier Inspecteer op overdreven slijtage, putcorrosie, corrosie, erosie of beschadigingen en onregelmatigheden op het afdichtingoppervlak. Vervang waar nodig As en huls (indien geplaatst) Koop en plaats een nieuwe as [2100] of huls [2400.1] indien gegroefd, aangetast door putcorrosie of versleten Pakkingen en o-ringen Na ontmanteling weggooien en vervangen Lagers Het is aanbevolen lagers [3013] niet opnieuw te gebruiken na hun verwijdering van de as. De gewone lagers mogen opnieuw worden gebruikt als zowel de lagerbus [3300.2] als de lagerhuls geen [3400] tekenen van slijtage, groeven of corrosie vertonen. Het wordt aanbevolen de bus en huls samen te vervangen Montage Raadpleeg de doorsnedes voor de montage van de pomp. (Zie deel 8, Onderdelenlijst en tekeningen.) Zorg ervoor dat de raakvlakken van schroefdraden, pakkingen en o-ringen zuiver zijn. Zet afdichting geschikt voor draad op de dichtingbuisfittingen met draad zonder raakvlak Mechanische afdichting of stopbuspakking Als de bodemplaat geen mechanische afdichting of stopbuspakking heeft, gaat u naar deel , Druklagerdrager en subgeheel van de as.) Waar er een mechanische afdichting is gebruikt, is uiterste reinheid vereist tijdens de montage. In vele gevallen wordt een vooraf samengestelde cartridge afdichting gebruikt. Wanneer dit niet het geval is, moeten de oppervlakken van de afdichtingen worden gecontroleerd op schrammen of andere beschadigingen. Pagina 31 van 48

32 a) Gebruik olijfolie voor het plaatsen van elastomeren. b) Waar er een antirotatiepen is geplaatst, moet u ervoor zorgen dat ze juist in de opening zit. c) Druk de stationaire mechanische afdichtingzitting(en) voorzichtig in hun behuizing zodat ze niet vervormd of beschadigd raken. Werk volgens de instructies van de fabrikant van de mechanische afdichting. Waar er een pakkingbus [4110] is geplaatst, smeert u de behuizing vooraleer u ze als volgt op de as plaatst: a) Plaats elke ring [4130] afzonderlijk, vlak en stevig in de bus. b) Controleer dat de ashuls [2400.2] ongehinderd kan blijven draaien na het plaatsen van de eerste ring. c) Plaats de 45 graden lasverbindingen 90 graden van elkaar in de bus. d) Plaats de binnenste twee pakkingringen. e) Plaats de halve lantaarnstukken [4134] (indien vereist). f) Plaats de overige pakkingringen. g) Plaats de drukring [4120] haaks op de laatste ring, draai de pakkingmoeren alleen met de hand aan en installeer op het lagerhuis. Pompen met warmtemantel hebben een stopbuspakking aan de bodemplaat Druklagerdrager en subgeheel van de as a) Reinig de binnenkant van de lagerdrager en openingen voor de lagers. b) Vul bij vetgesmeerde lagers de binnenste opening op de buitenste klemring [2530.1] van de lagerdrager met het gepaste vet. De drie dunne vetringen mogen hier nu in worden geplaatst. c) Het subgeheel van de klemring van de lagerdrager en de lagerhuls [2400.3], van toepassing op schachtgroottes 3 en 4, moeten nu over de as worden geplaatst vooraleer de druklager wordt gemonteerd. De openingen voor de C-sleutel op de klemring moeten naar het waaiereinde gericht zijn. (Opmerking 1: Op eenheden uitgerust met een mechanische afdichting op de bodemplaat van de eigenaar, moet deze en bijkomende behuizing vóór de buitenste moer van de druklager over de as worden gehaald.) (Opmerking 2: In het geval van een PTFE dampscherm van de eigenaar, wordt dit als subgeheel op de borgring geplaatst. Plaats de druklager [3013] op de as. Als er een optioneel paar druklagers moet worden geplaatst, moeten ze back-to-back worden gemonteerd, zoals hieronder beschreven.) d) Druk de druklager(s) [3013] op de as met gereedschap dat een gestage en gelijkmatige belasting op het binnenste loopvlak biedt. e) Een druklager die wordt gesmeerd via een oliebad is een optie. f) Bij standaard vetsmering gebruikt u een spatel om de zijkanten van de lagers te vullen met vet van klasse NLGI 3. Bij agressief oplosmiddel/ zuurdamp, is er mogelijk een speciaal fluorsiliconevet (Molykote FS3451) nodig. Smeer de lager helemaal met de hand gezien er geen vetnippel wordt gebruikt in het ontwerp. g) Plaats de zelfborgende druklagermoer [3712] op de as en draai aan met een C-sleutel. h) Plaats de o-ring [4610.2] op de lagerdrager [3240.1] en smeer de lagerdrageropening en o- ring met olie. i) Zorg ervoor dat de randen van de spie van de askoppeling vrij van bramen zijn. Als er optionele labyrintlagerhuisafdichtingen [4330] van de eigenaar worden gebruikt, moeten de o-ringen worden geolied om de montage te vergemakkelijken. j) Installeer de lagerdrager op de as/het lagermechanisme en schroef de borgring van de lagerdrager in de lagerdrager. k) Draai de borgring van de lagerdrager aan met een C-sleutel. Linkse draad. l) Controleer dat de as [2100] ongehinderd kan draaien. m) Eenheden met een oliegesmeerd lagerhuis kunnen uitgerust worden met vulplaatjes tussen de motorsokkel [3160.1] en het afstandsstuk van de motorsokkel [3160.2]. De vulplaatjes zijn vooraf ingesteld om een goede uitlijning tussen de pompen motorassen te verzekeren en moeten opnieuw in hun originele posities worden geplaatst. n) Om een tussenlagerashuls te plaatsen [3400], schuift u ze vanaf het waaiereinde over de as en draait u de stelschroef van de huls aan [6570.9]. o) Om de huls van het pompeinde te plaatsen [2400.1], schuift u ze over de as; aangedreven door de waaier Lagerbussen a) Indien de putdiepte en pompsnelheid het plaatsen van een tussenlagerbus [3300.2] toelaten, wordt deze op de bovenste steunkolom gedrukt. De bus op het pompeinde [3300.1] wordt in de busdrager op het pompeinde [3240.2] geplaatst. Pagina 32 van 48

33 b) Wanneer u de tussenlagerbus of lagerbus op het pompeinde plaatst, moet deze er met de afgeschuinde zijde eerst in gedrukt worden. De richting moet worden gecontroleerd zodat de borgpennen [ ] juist zijn uitgelijnd Het subgeheel van de as installeren a) Vooraleer u het subgeheel van de as in de bodemplaat monteert, moet u het op het bovenste ophangstaaf/lagerbus subgeheel aan de bodemplaat bevestigen. b) Als de pompput ondiep is, is er mogelijk alleen een onderste ophangstaaf [1350.1]. In dat geval, moeten de onderste ophangstaaf en de lagerdrager/bus van het pompeinde worden bevestigd op de bodemplaat om het subgeheel van de as te steunen. Als er een bovenste ophangstaaf [1350.2] is, mogen de onderste ophangstaaf en de busdrager van de lager aan het pompeinde alleen worden geplaatst na het subgeheel van de as. Installeer het asgeheel in de motorstoel en bodemplaat tot de opening (boven), ongeveer 4 mm (0.16 in.) is. c) Plaats de zeskantschroeven van de lagerdrager [6570.3] en de zeskantschroeven [6570.4] en zeskantmoeren [6580.1], maar draai ze niet aan. d) Druk waar van toepassing de kraag [2540.2] op de as. Deze moet zich tussen 0.5 en 2 mm (0.02 en 0.08 in.) van de lagerdrager bevinden. e) Draai aan de as [2100] om te controleren of hij nergens klemt. f) Plaats de koppeling opnieuw [7000] Waaier en behuizing monteren Geschroefde waaier monteren a) Plaats een nieuwe o-ring [4610.1] in de waaier, gebruik een klein beetje vet om hem op zijn plaats te houden. Breng anti-wrijvingcompound (zonder koper) aan op de waaierdraad om de verwijdering ervan te vergemakkelijken. b) Monteer de waaier [2200] op de as [2100]. c) Draai de waaier vast. Gebruik dezelfde methode als bij het demonteren maar draai hier in de andere richting. Enkele flinke draaien zullen hem voldoende vastzetten. d) Reinig de raakvlakken van de geleidbus en pakking van het pomphuis. e) Plaats een nieuwe pomphuispakking [4590.1]. f) Installeer het pomphuis met een nieuwe behuizing voor de uitlaatflenspakking.[4590.2]. g) Draai de zeskantschroeven [6570.2] van de behuizing aan tot het opgegeven koppel. h) Controleer de waaierspeling vooraan met de originele instelling of bedrijfsvereiste en pas aan waar nodig. (Zie deel 6.7, Waaierspeling instellen.) i) Controleer dat er nergens iets stropt in het pomphuis Waaier met spie monteren a) Plaats een nieuwe afdichtingspakking voor de waaier [4590.4] tegen de asschouder. b) Plaats de waaierspie [6700.2]. c) Monteer de waaier [2200] op de as [2100]. d) Plaats een nieuwe o-ring [4610.5] in de groef van de borgmoer van de waaier. e) Breng anti-wrijvingcompound (zonder koper) aan op de moerdraad van de waaier om de verwijdering ervan te vergemakkelijken. f) Plaats de waaiermoer [2912] op de as en draai volledig aan. g) Reinig de raakvlakken van de geleidbus en pakking van het pomphuis. h) Plaats een nieuwe pomphuispakking [4950.1]. i) Installeer het pomphuis met een nieuwe behuizing voor de uitlaatflenspakking [4950.2]. j) Draai de zeskantschroeven [6570.2] van de behuizing aan tot het opgegeven koppel. k) Controleer de waaierspeling vooraan met de originele instelling of bedrijfsvereiste en pas aan waar nodig. (Zie deel 6.7, Waaierspeling instellen.) l) Controleer dat er nergens iets stropt in het pomphuis Cartridge afdichting monteren (indien geplaatst) a) Om een cartridge afdichting met PTFE regelringregelklep en geen afzonderlijke regelklemmen te plaatsen of opnieuw te plaatsen, draait u de tapeindmoeren van de afdichtingkap met de hand aan. Vervolgens draait u de hulsschroeven volledig aan. b) Draai de tapeindmoeren van de afdichtingkap volledig aan Koppeling, motor en nevenaansluitingen a) Sluit de nevenaansluitingen van de pomp en leidingen weer aan. b) Installeer de pomp in de put en sluit de overblijvende fittingen en leidingen aan. c) Controleer de bewegingsvrijheid van de as opnieuw door er met de hand aan te draaien. Pagina 33 van 48

34 d) Als de pomp is uitgerust met een oliegesmeerde druklager, zorgt u ervoor dat de olie-ontluchter en het oliereservoir in hun correcte aftappingen worden gemonteerd zoals hieronder en vul ze met de juiste kwaliteit en hoeveelheid olie via het oliereservoir. Aftapping ontluchter Plug Aanpasbaar oliereservoir Druklagerhuis Olieaftapplug e) Plaats de motor opnieuw (controleer juiste draairichting) plaats vervolgens het koppelaandrijfelement en de beschermkappen. f) Als alles correct is, voert u de procedure uit die wordt beschreven in deel 4, Installatie, en deel 5, In bedrijf stellen, opstarten, bedienen en uitschakelen. Pagina 34 van 48

35 7 STORINGEN, OORZAKEN EN OPLOSSINGEN STORING SYMPTOOM Pomp overve rhit en stop t Lager s gaan ni et lang mee Pomp trilt of maa kt veel l aw aai M echanische afdi chting gaat ni et l ang mee M echanische afdi chting l ekt overd re ven Pomp heeft overd re ven veel st room nodig Pomp verlies t vulling na opsta rt en Onvoldoend e drukon tw ikkeling Onvoldoend e cap aci teit gelev erd Pomp levert geen vloei s t of MOGELIJKE OORZAKEN MOGELIJKE OPLOSSINGEN Onvoldoende marge tussen aanzuigdruk en stoomdruk. A. Systeemstoringen Controleer NPSH A > NPSH R, goede onderdompeling, verliezen aan filters en fittings. Te veel lucht of gas in vloeistof. Controleer en tap leidingen en systeem af. Inlaat van aanzuigleiding onvoldoende Controleer systeemontwerp. ondergedompeld. Snelheid te laag. RAADPLEEG FLOWSERVE. Snelheid te hoog. RAADPLEEG FLOWSERVE. Totale opvoerhoogte van systeem hoger dan verval van pomp. Totale opvoerhoogte van systeem lager dan opvoerhoogte van pompontwerp. Soortelijk gewicht van vloeistof verschilt van ontwerp. Viscositeit van vloeistof verschilt van die waarvoor de installatie werd ontworpen. Werkt met heel lage capaciteit. Werkt met heel hoge capaciteit. Foute uitlijning door belasting op leiding. Fout ontworpen fundering. Verbogen as. Draaiend onderdeel wrijft intern tegen stationair onderdeel. Controleer systeemverliezen. Los op of RAADPLEEG FLOWSERVE. Controleer en RAADPLEEG FLOWSERVE. Meet waarde en controleer toegestane minimum. Los op of RAADPLEEG FLOWSERVE. Meet waarde en controleer toegestane maximum. Los op of RAADPLEEG FLOWSERVE. B. Mechanische storingen Controleer de flensverbindingen en werk spanningen weg door het gebruik van elastische koppelingen of een andere toegestane methode. Controleer plaats van bodemplaat: maak vast, pas aan, ondervul zoals vereist. Controleer dat de asverbuiging binnen de aanvaarde waarden valt. RAADPLEEG FLOWSERVE. Controleer en RAADPLEEG FLOWSERVE, indien nodig. Lagers versleten Vervang lagers. Slijtringoppervlak versleten. Vervang versleten slijtring/oppervlakken. Vervang of RAADPLEEG FLOWSERVE voor een Waaier beschadigd of afgesleten. betere materiaalkeuze. Lek onder huls omwille van gebrek in verbinding. Vervang verbinding en controleer op schade. Ashuls versleten of aangevreten of niet gecentreerd. Controleer en vernieuw gebrekkige onderdelen. Mechanische afdichting fout geïnstalleerd. Controleer uitlijning van pasvlakken of beschadigde onderdelen en gebruikte montagemethode. Fout type mechanische afdichting voor bedrijfsomstandigheden. RAADPLEEG FLOWSERVE. Pagina 35 van 48

36 STORING SYMPTOOM Pomp overve rhit en stop t Lager s gaan ni et lang mee Pomp trilt of maa kt veel l aw aai M echanische afdi chting gaat ni et l ang mee M echanische afdi chting l ekt overd re ven Pomp heeft overd re ven veel st room nodig Pomp verlies t vulling na opsta rt en Onvoldoend e drukon tw ikkeling Onvoldoend e cap aci teit gelev erd Pomp levert geen vloei s t of MOGELIJKE OORZAKEN MOGELIJKE OPLOSSINGEN As loopt niet gecentreerd door versleten lagers of foute uitlijning. Waaier niet in balans wat resulteert in trillingen. Bijtende delen in verpompte vloeistof. Interne slechte uitlijning van onderdelen voorkomen dat afdichtingring en -zitting naar behoren raken. Mechanische afdichting liep droog. Interne slechte uitlijning door foute herstelling waardoor waaier schuurt. Overdreven druk door een mechanisch defect in de pomp. Controleer uitlijning en corrigeer indien nodig. Indien uitlijning goed is, controleer dan de lagers op overdreven slijtage. Controleer en RAADPLEEG FLOWSERVE. Controleer staat van mechanische afdichting en oorzaak van drooglopen en herstel. Controleer de montagemethode, mogelijke schade en zuiverheid tijdens de montage. Los op of RAADPLEEG FLOWSERVE, indien nodig. Controleer slijtage van waaier, speling en vloeistofdoorgang. Te veel vet in kogellagers. Controleer nasmeermethode. Onvoldoende smeermiddel aan lagers. Controleer aantal werkuren sinds laatste verversing, het schema en de basis. Foute installatie van lagers (schade bij montage, fout gemonteerd, fout type, enz.) Beschadigde lagers omwille van vervuiling. Controleer de montagemethode, mogelijke schade en zuiverheid tijdens de montage en ook het gebruikte lagertype. Los op of RAADPLEEG FLOWSERVE, indien nodig. Controleer bron van vervuiling en vervang beschadigde lagers. C. ELEKTRISCHE PROBLEMEN MOTOR Foute draairichting Wissel 2 fases om in aansluitkast van motor. Motor draait op maar 2 fases. Controleer voeding en zekeringen. Motor draait te traag. Controleer aansluitingen in aansluitkast van motor en spanning. Pagina 36 van 48

37 8 ONDERDELENLIJST EN TEKENINGEN 8.1 CPXV Tekening uit B736/048, blad 1, rev H CPXV onderdelenlijst Artikel Omschrijving 1100 Behuizing Kolompijp (onderste) 1360 Afvoerleiding As 2200 Waaier Huls Huls * 2530,1 Klemring Kraag (vloeistof) 3013 Drukkogellager Motorsokkel Lagerdrager Lagerdrager 3300,1 Lagerbus 3712 Lager borgmoer 3840 Smeerleiding 3853 Vetnippel 3864 Vetkeerringen Pakking Pakking 4610,1 O-ring O-ring 6140 Bodemplaat Schroef Schroef Schroef Schroef Schroef Schroef Schroef Tapbout Moer Moer Moer Spie 7000 Koppeling 7450 Koppelingskap 8100 Motor * Niet getoond. (Opmerking: huls druklager niet nodig op asafmetingen 1 en 2.) Onderdelen tussenlagers (waar nodig) Kolompijp As Klemring Lagerdrager 3300,2 Lagerbus (tussen) Lagerhuls (tussen) Schroef Schroef Schroef Moer Optioneel artikel 6531 Aanzuigfilter 6110 Voetplaat Pagina 37 van 48

38 8.2 CPXRV Tekening uit B736/105, blad 1, rev B CPXRV onderdelenlijst Artikel Omschrijving 1100 Behuizing Kolompijp (onderste) 1360 Afvoerleiding As 2200 Waaier Huls Huls * 2510 Afstandsring Klemring 2540 Kraag (vloeistof) 3013 Drukkogellager 3160 Motorsokkel Lagerdrager Lagerdrager Lagerbus 3712 Lager borgmoer Smeerleiding 3853 Vetnippel 3864 Vetkeerringen Pakking Pakking O-ring O-ring 6140 Bodemplaat Schroef Schroef Schroef Schroef Schroef Schroef Moer Spie 7000 Koppeling 7450 Koppelingskap 8100 Motor * Niet getoond. (Opmerking: huls druklager niet nodig op asafmetingen 1 en 2.) Onderdelen tussenlagers (waar nodig) Kolompijp As Lagerbus (tussen) 3400 Lagerhuls (tussen) Smeerleiding Schroef Schroef Schroef Moer Optioneel artikel 6531 Aanzuigfilter Pagina 38 van 48

39 HANDLEIDING CPXV en CPXRV NEDERLANDS CPXV met verwarmingsmantel JACKETED CPXV SUMP PUMP Detail van druklager SCRAP VIEW OF THRUST BEARING Onderdelenlijst CPXV met 3712 verwarmingsmantel 2540 Artikel Omschrijving Behuizing Kolompijp (onderste) Afvoerleiding As As 2200 Waaier SCRAP Huls VIEW OF THRUST BEARING Huls * Klemring Klemring 2540 Kraag (vloeistof) 3013 Drukkogellager Motorsokkel Motorsokkel (afstandsstuk) Lagerdrager Lagerdrager Lagerdrager Lagerbus Lagerbus 3400 Lagerhuls 3712 Lager borgmoer 3800 Smeerpot 3853 Vetnippel 3864 Vetkeerringen Pakking Pakking Pakking ** O-ring O-ring 6140 Bodemplaat 6531 Aanzuigfilter Schroef Schroef Schroef Schroef Schroef Schroef Schroef Schroef Schroef Schroef Schroef Schroef Tapbout Moer Moer Moer Moer Moer 6700 Spie 7000 Koppeling Bescherming (as) Kap (koppeling) 8100 Motor * Niet getoond. (Opmerking: huls druklager niet nodig op asafmetingen 1 en 2.) ** Vloeibare afdichting bij speciale constructies Pagina 39 van 48

40 8.4 CPXV voor gesmolten zout Doorsnede van druklager Doorsnede van pakkingbus Doorsnede van tussenlager Doorsnede van lager aan pompeinde Tekening uit Rev A Pagina 40 van 48

HANDLEIDING. Installatie Onderhoud Gebruik. CPXS, CPXNS en CPXPS

HANDLEIDING. Installatie Onderhoud Gebruik. CPXS, CPXNS en CPXPS HANDLEIDING CPXS, CPXNS en CPXPS Op een frame gemonteerde centrifugaalpomp voor chemische processen met modulair ontwerp en magnetische aandrijving PCN=85392718 09-08 (N) (Gebaseerd op C957KH025 en C957KH049.)

Nadere informatie

HANDLEIDING. Installatie Onderhoud Gebruik. WORTHINGTON LNN, LNNV en LNNC centrifugaalpompen

HANDLEIDING. Installatie Onderhoud Gebruik. WORTHINGTON LNN, LNNV en LNNC centrifugaalpompen HANDLEIDING WORTHINGTON LNN, LNNV en LNNC centrifugaalpompen Horizontaal gedeelde eentraps centrifugaalpompen met slakkenhuis en dubbelstroom PCN=71569077 08-13 (N) (bevat C953KH004). Oorspronkelijke gebruiksaanwijzing.

Nadere informatie

TECHNISCHE HANDLEIDING

TECHNISCHE HANDLEIDING Pagina 1 van 6 Pagina 2 van 6 INHOUDSOPGAVE 1. OMSCHRIJVING... 3 2. ALGEMENE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES... 3 3. TECHNISCHE GEGEVENS... 3 4. INSTALLATIE EN BEDIENING... 3 5. ONDERHOUD... 5 6. ALGEMENE VOORWAARDEN...

Nadere informatie

Inhoud. 1. Veiligheidsinstructies

Inhoud. 1. Veiligheidsinstructies 1 2 Inhoud 1. Veiligheidsinstructies... 3 2. Gebruik volgens de voorschriften... 4 3. Omschrijving... 4 4. Toepassingstabel... 4 5. Montage... 4 5.1 Omschrijving van de onderdelen... 5 5.2 Meeneemring

Nadere informatie

INHOUD. CE Verklaring van Overeenstemming 8. 2

INHOUD. CE Verklaring van Overeenstemming 8.  2 INHOUD 1. Algemene veiligheid 3 2. Kenmerken 3 3. Beperkingen 3 4. Algemene informatie 3 5. Installatie 4 6. Werking 5 7. Elektrische specificaties 6 8. Rendement 6 9. Probleemoplossing 6 10. Onderdelenlijst

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing BullDuster

Gebruiksaanwijzing BullDuster Gebruiksaanwijzing BullDuster 1 Inhoudsopgave Pagina Introductie / Algemeen 2 Bediening / Filters 3 Accessoires 4 Vervangtabel filters 4 Garantie 4 Probleemoplossing 4 Conformiteitsverklaring 4 Introductie

Nadere informatie

GEBRUIKERSHANDLEIDING KS

GEBRUIKERSHANDLEIDING KS GEBRUIKERSHANDLEIDING KS150.2450 Geachte klant, U hebt een product van KS Tools via Beneparts BVBA gekocht. Bedankt voor uw aankoop en vertrouwen. In deze gids vindt u al het nodige terug voor een veilig

Nadere informatie

INSTRUCTIEBOEKJE HG800P / HG1200R. hydrofoorgroepen

INSTRUCTIEBOEKJE HG800P / HG1200R. hydrofoorgroepen INSTRUCTIEBOEKJE HG800P / HG1200R hydrofoorgroepen 2 Hartelijk dank! Hartelijk dank dat u voor een EUROM HG hydrofoorgroep gekozen hebt. U hebt daarmee een goede keus gemaakt! Wij hopen dat hij tot uw

Nadere informatie

Gebruiks- en onderhoudsaanwijzing- NL

Gebruiks- en onderhoudsaanwijzing- NL Elektrische Infrarood Verwarming Model 93485 Gebruiks- en onderhoudsaanwijzing- NL 1 Algemene veiligheidsinstructies LEES DE GEBRUIKSAANWIJZING Alvorens de radiateur in bedrijf te nemen, moet u deze gebruiks

Nadere informatie

Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *688.107

Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *688.107 Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT Modelnr.: *688.107 GEBRUIKSAANWIJZING Om volledig gebruik te maken van de mogelijkheden en storingen tot het minimum te beperken raden wij u aan om de gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

Handleiding Harmopool Whirlpool Spa Pomp : ZFPX5200 -ZFPX ZFPX5220

Handleiding Harmopool Whirlpool Spa Pomp : ZFPX5200 -ZFPX ZFPX5220 Aangeboden door: Zwembad BVBA Industrieweg 9 3190 Boortmeerbeek België www.harmopool.eu Handleiding Harmopool Whirlpool Spa Pomp : ZFPX5200 -ZFPX5210 - ZFPX5220 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Veiligheidsinstructies...

Nadere informatie

Handleiding. AirQlean H luchtfiltersysteem voor montage aan het plafond

Handleiding. AirQlean H luchtfiltersysteem voor montage aan het plafond Handleiding AirQlean H luchtfiltersysteem voor montage aan het plafond ... Copyright 2014 QleanAir Scandinavia 2 DEEL 1 Informatie over de veiligheid 1.1. Inleiding Dit hoofdstuk bevat informatie over

Nadere informatie

Gebruiks- en onderhoudsvoorschriften. Centraal stofzuigsysteem DUO

Gebruiks- en onderhoudsvoorschriften. Centraal stofzuigsysteem DUO Gebruiks- en onderhoudsvoorschriften Centraal stofzuigsysteem DUO 1 2 2 3 3 4 4 5 6 7 5 8 Gebruik altijd een Allaway microfiber stofzak voor de DUO. 9 6 Gefeliciteerd met de aanschaf van uw Allaway centrale

Nadere informatie

Betonkabel Vloerverwarming

Betonkabel Vloerverwarming Überschrift beperkte Installatiehandleiding Warmup Betonkabel Vloerverwarming BELANGRIJK: Lees eerst deze handleiding alvorens u uw verwarming gaat installeren. Foutieve installatie kan de verwarming beschadigen

Nadere informatie

HANDLEIDING. Installatie Gebruik Onderhoud. CPXV met Mark 3 ASME hydraulica

HANDLEIDING. Installatie Gebruik Onderhoud. CPXV met Mark 3 ASME hydraulica HANDLEIDING CPXV met Mark 3 ASME hydraulica Modulaire, centrifugale, verticale dompelpomp Installatie Gebruik Onderhoud PCN=87900058 12-14 (N). Originele instructies. Lees deze instructies vooraleer u

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING EIGENSCHAPPEN VOOR HET GEBRUIK

GEBRUIKSAANWIJZING EIGENSCHAPPEN VOOR HET GEBRUIK Hartelijk dank voor de aankoop van dit product van JB Systems. Lees deze gebruiksaanwijzing zeer zorgvuldig door, om volledig van alle mogelijkheden te kunnen profiteren. EIGENSCHAPPEN Gebruikersvriendelijke

Nadere informatie

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding Bedienings- en montagehandleiding Woord vooraf Deze handleiding geeft inzicht in de werking, de montage en het onderhoud van de door Geha bv geleverde apparaten. U dient zich tijdens plaatsing en montage

Nadere informatie

INSTRUCTIES_NL. Mode d emploi

INSTRUCTIES_NL. Mode d emploi INSTRUCTIES_NL Deze handleiding verwijst naar de mixer te kiezen. Het bevat belangrijke adviezen over de werking en bediening. Houd hier rekening mee bij het aanbieden van het product aan derden. Bewaar

Nadere informatie

Let op! Zware lading. Sta niet onder de hangende lading tijdens het transport of de montage.

Let op! Zware lading. Sta niet onder de hangende lading tijdens het transport of de montage. Instructie handleiding MINIBEL Luchtgordijnen Waarschuwingsadvies symbolen Attention, Gevaar, Waarschuwing! Gevaarlijke stroom of hoge voltages! Kans op verwondingen! Gevaar! Sta niet onder de hangende

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Pneumatische haakse boormachine EG225-19R

Gebruikershandleiding Pneumatische haakse boormachine EG225-19R Gebruikershandleiding Pneumatische haakse boormachine EG225-19R Beste Klant, Hartelijk dank voor het vertrouwen dat u toont met de aankoop van uw nieuwe Eagle luchtgereedschap. Elk Eagle luchtgereedschap

Nadere informatie

ITE Vacuümpompen Gebruiksinstructie

ITE Vacuümpompen Gebruiksinstructie ITE Vacuümpompen Gebruiksinstructie Veiligheidsvoorschriften Al onze pompen werden na assemblage, getest in de fabriek op hun correcte werking. Daarna werd de olie uit de pomp afgelaten om te vermijden

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING (NL)

GEBRUIKSAANWIJZING (NL) Gebruiksaanwijzing GEBRUIKSAANWIJZING (NL) Lees de handleiding goed door vóór gebruik en bewaar hem goed voor later gebruik Mill HT5512 Gebruiksaanwijzing Belangrijke veiligheidsinformatie Wanneer u elektrische

Nadere informatie

Handleiding. Bij het installeren en / of samenbouwen van de apparatuur moet voor de ingebruikname alle veiligheidscomponenten zijn aangebracht.

Handleiding. Bij het installeren en / of samenbouwen van de apparatuur moet voor de ingebruikname alle veiligheidscomponenten zijn aangebracht. Woord vooraf Handleiding Het doel van deze handleiding is de gebruiker een inzicht te geven in de werking, montage en het onderhoud van de door Geha bv geleverde apparaten. Voordat u begint met de plaatsing

Nadere informatie

Leidingreparatie en -onderhoud

Leidingreparatie en -onderhoud Leidingreparatie en -onderhoud Uitgebreide keuze bij één leverancier. Uniek duurzaam ontwerp. Betrouwbare prestaties en snel. Type Aantal modellen Pagina Druktestpompen 2 9.2 Pijpbevriezers 2 9.3 Ontkalkingspompen

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING (NL)

GEBRUIKSAANWIJZING (NL) Gebruiksaanwijzing GEBRUIKSAANWIJZING (NL) Lees de handleiding goed door vóór gebruik en bewaar hem goed voor later gebruik. Mill HT600 Gebruiksaanwijzing Belangrijke veiligheidsinformatie Wanneer u elektrische

Nadere informatie

Adapters en verloopmoeren van metaal

Adapters en verloopmoeren van metaal Adapters en verloopmoeren van metaal Bedieningshandleiding Extra talen www.stahl-ex.com Inhoudsopgave 1 Algemene gegevens...3 1.1 Fabrikant...3 1.2 Gegevens over de bedieningshandleiding...3 1.3 Andere

Nadere informatie

Telescopische afzuigkap TEL06

Telescopische afzuigkap TEL06 Telescopische afzuigkap TEL06 2 Gelieve de volgende informatie van het typeplaatje voor een later gebruik te noteren, alsook de aankoopdatum, zoals op de rekening / factuur staat vermeld: Model... Serienummer...

Nadere informatie

Gebruiksaanwijziging. SPEED 70 AUT Bestelnr

Gebruiksaanwijziging. SPEED 70 AUT Bestelnr p r o e q u i p m e n t Gebruiksaanwijziging SPEED 70 AUT Bestelnr. 6010358 CE www.contimac.be INHOUD 1. Veiligheid 3 2. Eerste controle 3 3. Gebruiksvoorwaarden 4 4. Installatie 4 5. Elektrische verbindingen

Nadere informatie

GASTRO BUFFET - SALADEBAR GEBRUIKSAANWIJZING EN ONDERHOUDSHANDLEIDING

GASTRO BUFFET - SALADEBAR GEBRUIKSAANWIJZING EN ONDERHOUDSHANDLEIDING GASTRO BUFFET - SALADEBAR GEBRUIKSAANWIJZING EN ONDERHOUDSHANDLEIDING SBM3 / 125.505 SBM4 / 125.510 SBM6 / 125.520 INHOUDSOPGAVE 1. DOEL en BEREIK 2. AANSPRAKELIJKHEID 3. AANWIJZINGEN 4. BASISEIGENSCHAPPEN

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Pneumatische naaldbikhamer EG671CF

Gebruikershandleiding Pneumatische naaldbikhamer EG671CF Gebruikershandleiding Pneumatische naaldbikhamer EG671CF Beste Klant, Hartelijk dank voor het vertrouwen dat u toont met de aankoop van uw nieuwe Eagle luchtgereedschap. Elk Eagle luchtgereedschap is uitgebreid

Nadere informatie

Register your product and get support at SBA3010/00. Gebruiksaanwijzing

Register your product and get support at   SBA3010/00. Gebruiksaanwijzing Register your product and get support at www.philips.com/welcome SBA3010/00 Gebruiksaanwijzing 1 Belangrijk Veiligheid Belangrijke veiligheidsinstructies Let op waarschuwingen. Volg alle instructies.

Nadere informatie

VOLT POT 1K R 220. OPEN FOR 60 Hz STAB. Spanningsregelaars R 220. Installatie en onderhoud

VOLT POT 1K R 220. OPEN FOR 60 Hz STAB. Spanningsregelaars R 220. Installatie en onderhoud VOLT POT 1K 110 0V E+ E- OPEN FOR 60 Hz STAB Deze handleiding is van toepassing op de regelaar van de alternator die u aangekocht hebt. We wensen uw aandacht te vestigen op de inhoud van deze onderhoudshandleiding.

Nadere informatie

HYDRAULICA EN POMPWERKING REDENEN VOOR VERLAGING VAN HET POMPRENDEMENT

HYDRAULICA EN POMPWERKING REDENEN VOOR VERLAGING VAN HET POMPRENDEMENT HYDRAULICA EN POMPWERKING REDENEN VOOR VERLAGING VAN HET POMPRENDEMENT Redenen voor verlies van rendement Pompen kunnen een lager rendement hebben vanwege: Cavitatie Waterslag Slijtage door zand en andere

Nadere informatie

TOSTI APPARAAT GEBRUIKSAANWIJZING

TOSTI APPARAAT GEBRUIKSAANWIJZING Professional Supplies TOSTI APPARAAT GEBRUIKSAANWIJZING (*680.100 /*680.200) Lees deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig alvorens het apparaat in gebruik te nemen. -1- INDEX Hoofdstuk Omschrijving Blz 1 Inleiding...2

Nadere informatie

Innovation Protection Conseil

Innovation Protection Conseil Pagina 1 van 7 PULVERISATEUR DORSAL AUTONOME Elektrische autonome rugsproeier met continue druk KENMERKEN : o Het reservoir is uitgerust met een membraanpomp met Viton-afdichting die wordt bediend met

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding TTV4500 HP Dryfast Kreekweg 22 NL - 3133 AZ - Vlaardingen Tel: +31-(0)10-4261410 Fax: + 31-(0)104730011 Website: www.dryfast.nl E-mail: info@dryfast.nl Dryfast Klein Siberiëstraat

Nadere informatie

HANDLEIDING. NEDERLANDS Odin FB-01 Flybar Bestelcode: D3910. Highlite International B.V. Vestastraat EX Kerkrade Nederland

HANDLEIDING. NEDERLANDS Odin FB-01 Flybar Bestelcode: D3910. Highlite International B.V. Vestastraat EX Kerkrade Nederland HANDLEIDING NEDERLANDS V1 Highlite International B.V. Vestastraat 2 6468 EX Kerkrade Nederland Inhoudsopgave Waarschuwing... 2 Veiligheidsinstructies... 2 Bepalingen voor het gebruik... 3 Rigging... 3

Nadere informatie

Slangenpompen. Versie 1.0v-04/2013 Printnummer 01

Slangenpompen. Versie 1.0v-04/2013 Printnummer 01 Slangenpompen Bedieningshandleiding Verderflex Vantage 3000 B EZ Versie 1.0v-04/2013 Printnummer 01 Versie 1.0v-04/2013 Printnummer 01 De informatie in dit document is essentieel voor het veilig bedienen

Nadere informatie

Harde schijf (met montagebeugel) Gebruiksaanwijzing

Harde schijf (met montagebeugel) Gebruiksaanwijzing Harde schijf (met montagebeugel) Gebruiksaanwijzing CECH-ZHD1 7020228 Compatibele hardware PlayStation 3-systeem (CECH-400x-serie) Voorzorgsmaatregelen Lees om veilig gebruik van dit product te garanderen

Nadere informatie

MYSON. Kickspace 500, 600 & 800. Installatie-, bedienings- en onderhoudsvoorschriften. Deze instructies dienen bij het toestel bewaard te worden

MYSON. Kickspace 500, 600 & 800. Installatie-, bedienings- en onderhoudsvoorschriften. Deze instructies dienen bij het toestel bewaard te worden MYSON Kickspace 500, 600 & 800 Installatie-, bedienings- en onderhoudsvoorschriften Deze instructies dienen bij het toestel bewaard te worden 1 INHOUDSOPGAVE 1. ALGEMENE INFORMATIE 3 2. ONTWERP CV INSTALLATIE

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

CCS COMBO 2 ADAPTER. Handleiding

CCS COMBO 2 ADAPTER. Handleiding CCS COMBO 2 ADAPTER Handleiding WAARSCHUWINGEN BEWAAR DEZE BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES. Dit document bevat belangrijke instructies en waarschuwingen die bij het gebruik van de CSS Combo 2-adapter

Nadere informatie

AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATIE

AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATIE SbS_Inst_102_00286_NL 23-04-2007 10:43 Pagina 20 AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATIE ALVORENS DE KOELKAST TE INSTALLEREN WATERAANSLUITING ELEKTRISCHE AANSLUITING NIVELLEREN VAN DE KOELKAST INSTALLATIE VAN

Nadere informatie

Installatie & Onderhoudsinstructies 10-2015

Installatie & Onderhoudsinstructies 10-2015 Installatie & Onderhoudsinstructies 1 10-2015 VEILIGHEID EN CORRECT GEBRUIK Om veiligheid en een lange levensduur van dit product te garanderen, zal u de bijgesloten instructies strikt in acht moeten nemen.

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Pneumatische rechte stiftslijper EG120ST EG120K-19R

Gebruikershandleiding Pneumatische rechte stiftslijper EG120ST EG120K-19R Gebruikershandleiding Pneumatische rechte stiftslijper EG120ST EG120K-19R Beste Klant, Hartelijk dank voor het vertrouwen dat u toont met de aankoop van uw nieuwe Eagle luchtgereedschap. Elk Eagle luchtgereedschap

Nadere informatie

WHIRLPOOL AKR643GY. Gebruiksaanwijzing

WHIRLPOOL AKR643GY. Gebruiksaanwijzing WHIRLPOOL AKR643GY Gebruiksaanwijzing 3Nl33014.fm5 Page 16 Monday, August 27, 2001 4:45 PM GEBRUIKSAANWIJZING VOOR DE INGEBRUIKNEMING MILIEUTIPS ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN EN ADVIEZEN BEDIENING ONDERHOUD

Nadere informatie

AFVOER-/AANZUIGAPPARAAT RQN 1071 GEBRUIKSAANWIJZING

AFVOER-/AANZUIGAPPARAAT RQN 1071 GEBRUIKSAANWIJZING AFVOER-/AANZUIGAPPARAAT RQN 1071 GEBRUIKSAANWIJZING IN ONTVANGST NEMEN VAN HET APPARAAT INLEIDING TECHNISCHE GEGEVENS PLAATSEN VAN HET APPARAAT MONTAGE PLAATSEN VAN HET APPARAAT MONTAGE VAN DE TRANSPARANTE

Nadere informatie

DRAAITAFEL DT-1000.INOX/ALU DT-1200.INOX/ALU DT-1500.INOX/ALU HANDLEIDING

DRAAITAFEL DT-1000.INOX/ALU DT-1200.INOX/ALU DT-1500.INOX/ALU HANDLEIDING DRAAITAFEL DT-1000.INOX/ALU DT-1200.INOX/ALU DT-1500.INOX/ALU HANDLEIDING NL DRAAITAFEL DT-1000 / DT-1200 / DT-1500 INOX/ALU handleiding VOORWOORD Deze gebruiksaanwijzing is opgesteld door FT Solutions

Nadere informatie

HANDLEIDING ZONNESCHERM 4X3M MONTAGEINSTRUCTIES

HANDLEIDING ZONNESCHERM 4X3M MONTAGEINSTRUCTIES HANDLEIDING ZONNESCHERM 4X3M MONTAGEINSTRUCTIES Artikelnummer: OD 210070 Modelnummer: 328.370 LEES DE ONDERSTAANDE INSTRUCTIES VOOR ASSEMBLAGE EN BEWAAR ZE. 1. SCHEID EN IDENTIFICEER ALLE ONDERDELEN EN

Nadere informatie

Bestnr Toerentalregelaar voor ventilator

Bestnr Toerentalregelaar voor ventilator Bestnr. 53 73 73 Toerentalregelaar voor ventilator Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar

Nadere informatie

MONTAGEHANDLEIDING. Kit met 2-wegafsluiter/kit met 3-wegafsluiter voor ventilatorconvectoren EKMV2C09B7 EKMV3C09B7

MONTAGEHANDLEIDING. Kit met 2-wegafsluiter/kit met 3-wegafsluiter voor ventilatorconvectoren EKMV2C09B7 EKMV3C09B7 MONTAGEHANDLEIDING Kit met -wegafsluiter/kit met -wegafsluiter EKMVC09B7 EKMVC09B7 EKMVC09B7 EKMVC09B7 Kit met -wegafsluiter/kit met -wegafsluiter Lees grondig deze handleiding vooraleer tot de montage

Nadere informatie

HANDLEIDING. Sesame. Thermoplastic Tank Technologies

HANDLEIDING. Sesame. Thermoplastic Tank Technologies HANDLEIDING Sesame Thermoplastic Tank Technologies INSTALLATIE- EN GEBRUIKSAANWIJZING INHOUD 1. ALGEMEEN 3 2. BELANGRIJK 3 3. INSTALLATIE EXPANSIEVAT 4 4. GEBRUIK EXPANSIEVAT 5 5. VERVANGEN LUCHTCEL 5

Nadere informatie

BGR 233 GEKEURD (DE) Gebruikshandleiding Laadbrug. Bekijk de instructievideo op www.kruizinga.nl

BGR 233 GEKEURD (DE) Gebruikshandleiding Laadbrug. Bekijk de instructievideo op www.kruizinga.nl BGR 233 GEKEURD (DE) Gebruikshandleiding Laadbrug Bekijk de instructievideo op www.kruizinga.nl Lees mij eerst! 1Lees deze handleiding zorgvuldig voor de laadbrug te gebruiken. De handleiding omschrijft

Nadere informatie

INLEIDING VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN SYMBOLEN. De symbolen in deze gebruiksaanwijzing. Symbolen op het apparaat

INLEIDING VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN SYMBOLEN. De symbolen in deze gebruiksaanwijzing. Symbolen op het apparaat INLEIDING Deze gebruiksaanwijzing is bedoeld voor Rapid 100E. Lees ze eerst grondig door alvorens u het apparaat in gebruik neemt. Deze gebruiksaanwijzing bevat de veiligheidsvoorschriften, de voorschriften

Nadere informatie

Weegschaaltruck EL20W-1150-TAZPN. Capaciteit: 2t

Weegschaaltruck EL20W-1150-TAZPN. Capaciteit: 2t NL GEBRUIKSAANWIJZING Weegschaaltruck EL20W-1150-TAZPN Capaciteit: 2t N.B.: Eigenaar en gebruiker moeten deze instructies voor gebruik van de handpallettruck lezen en begrijpen. Inhoudsopgave I. Algemeen

Nadere informatie

Sulky Line Painter 1200

Sulky Line Painter 1200 Form No. 3355 9 Rev C Sulky Line Painter 00 Modelnr. 403 6000000 en hoger Gebruikershandleiding Registreer uw product op www.toro.com Vertaling van de oorspronkelijke instructies (NL) Inhoud Blz. Inleiding....................................

Nadere informatie

INSTRUCTIEBOEKJE TP800P-TP800R-TP1200R. tuinpompen

INSTRUCTIEBOEKJE TP800P-TP800R-TP1200R. tuinpompen INSTRUCTIEBOEKJE TP800P-TP800R-TP1200R tuinpompen Hartelijk dank! 2 Hartelijk dank dat u voor een EUROM TP tuinpomp gekozen hebt. U hebt daarmee een goede keus gemaakt! Wij hopen dat hij tot uw volle tevredenheid

Nadere informatie

Glijringpakking dubbelwerkend, overeenkomstig DIN EN 12756

Glijringpakking dubbelwerkend, overeenkomstig DIN EN 12756 Serie SCK MONTAGE- EN GEBRUIKSAANWIJZING Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing Glijringpakking dubbelwerkend, overeenkomstig DIN EN 12756 Bewaren voor toekomstig gebruik! Deze gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

HANDLEIDING ATEX Explosionproof

HANDLEIDING ATEX Explosionproof Nederlands Versie10/2016 Blz. 1/16 393165.00 Inhoudsopgave 1. Fabrikant 3 2. Voorwoord 3 3. Beschrijving 4 4. Certificering en Markering 4 5. Voorwaarden voor veilig gebruik 4 6. Typesleutel 5 7. Omschrijving

Nadere informatie

Documentatie. magneetventielen

Documentatie. magneetventielen magneetventielen 1. Inhoudsopgave 2. Technische specificaties 3 3. Detail tekening 4 4. Kleptypes 5 5. Functie types 5 6. Omschrijving 5 7. Waarschuwingen 6 8. Installatie 7 9. Onderhoud 7 10. Afmetingen

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Pneumatische kitspuit EG195

Gebruikershandleiding Pneumatische kitspuit EG195 Gebruikershandleiding Pneumatische kitspuit EG195 Beste Klant, Hartelijk dank voor het vertrouwen dat u toont met de aankoop van uw nieuwe Eagle luchtgereedschap. Elk Eagle luchtgereedschap is uitgebreid

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Reactieloze pneumatische ratel EG554A (3/8 ) EG554B (1/2 )

Gebruikershandleiding Reactieloze pneumatische ratel EG554A (3/8 ) EG554B (1/2 ) Gebruikershandleiding Reactieloze pneumatische ratel EG554A (3/8 ) EG554B (1/2 ) Beste Klant, Hartelijk dank voor het vertrouwen dat u toont met de aankoop van uw nieuwe Eagle luchtgereedschap. Elk Eagle

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Pneumatische pons- felsmachine EG

Gebruikershandleiding Pneumatische pons- felsmachine EG Gebruikershandleiding Pneumatische pons- felsmachine EG01-009-0009 Beste Klant, Hartelijk dank voor het vertrouwen dat u toont met de aankoop van uw nieuwe Eagle luchtgereedschap. Elk Eagle luchtgereedschap

Nadere informatie

Smoke Alarm FERION 4000 O

Smoke Alarm FERION 4000 O Smoke Alarm FERION 4000 O nl Smoke Alarm Inhoudsopgave nl 3 Inhoudsopgave 1 Graphics 4 2 Inleiding 6 3 Montage 7 4 Onderhoud 9 5 Technische specificaties 10 6 Klantenservice 12 Bosch Sicherheitssysteme

Nadere informatie

TDS 20/50/75/120 R. NL Gebruikshandleiding Elektrische warmeluchtblazer

TDS 20/50/75/120 R. NL Gebruikshandleiding Elektrische warmeluchtblazer TDS 20/50/75/120 R NL Gebruikshandleiding Elektrische warmeluchtblazer TRT-BA-TDS R -TC-001-NL TROTEC GmbH & Co. KG Grebbener Straße 7 D-52525 Heinsberg Tel.: +49 2452 962-400 Fax: +49 2452 962-200 www.trotec.com

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Pneumatische slagmoersleutel EG1662C (1")

Gebruikershandleiding Pneumatische slagmoersleutel EG1662C (1) Gebruikershandleiding Pneumatische slagmoersleutel EG1662C (1") Beste Klant, Hartelijk dank voor het vertrouwen dat u toont met de aankoop van uw nieuwe Eagle luchtgereedschap. Elk Eagle luchtgereedschap

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Pneumatische slagmoersleutel EG2460 (1/2 ) EG2480 (3/8 )

Gebruikershandleiding Pneumatische slagmoersleutel EG2460 (1/2 ) EG2480 (3/8 ) Gebruikershandleiding Pneumatische slagmoersleutel EG2460 (1/2 ) EG2480 (3/8 ) Beste Klant, Hartelijk dank voor het vertrouwen dat u toont met de aankoop van uw nieuwe Eagle luchtgereedschap. Elk Eagle

Nadere informatie

N.B.: Lees deze handleiding aandachtig door voordat u het voertuig in gebruik neemt. Bewaar deze handleiding zorgvuldig.

N.B.: Lees deze handleiding aandachtig door voordat u het voertuig in gebruik neemt. Bewaar deze handleiding zorgvuldig. N.B.: Lees deze handleiding aandachtig door voordat u het voertuig in gebruik neemt. Bewaar deze handleiding zorgvuldig. NL Inhoudsopgave GEBRUIK VOLGENS BESTEMMING... 3 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN... 3 HOUDT

Nadere informatie

2Power opslagtank. Installatie instructies

2Power opslagtank. Installatie instructies 2Power opslagtank Installatie instructies Deze installatieconstructie bevat belangrijk advies voor het hanteren, installeren en opstarten van een 2Power-zonne-installatie. Lees dit advies zorgvuldig door

Nadere informatie

Handleiding. New LaundryPure. goed voor uw kleding. goed voor uw gezondheid. goed voor uw beurs. goed voor het milieu. voor de

Handleiding. New LaundryPure. goed voor uw kleding. goed voor uw gezondheid. goed voor uw beurs. goed voor het milieu. voor de Handleiding voor de New LaundryPure goed voor uw kleding goed voor uw gezondheid goed voor uw beurs goed voor het milieu Lees goed deze gebruiksaanwijzing door voor de juiste aansluiting en werking. Juli

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Hijsframe t.b.v. trapgat Versie 1, 02-2007

Gebruikershandleiding Hijsframe t.b.v. trapgat Versie 1, 02-2007 Pagina : 1 van 5 Gebruikershandleiding Hijsframe t.b.v. trapgat Versie 1, 02-2007 Smit Polyweb Boerkensleen 23 b 4705 RL Roosendaal The Netherlands T +31 (0)165-544770 F +31 (0)165-565244 Pagina : 2 van

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING - NL. Deze gebruiksaanwijzing is van toepassing op de vloerstripper hierboven.

GEBRUIKSAANWIJZING - NL. Deze gebruiksaanwijzing is van toepassing op de vloerstripper hierboven. GEBRUIKSAANWIJZING - NL VLOERSTRIPPER BS-5 Ref. 94563 Deze gebruiksaanwijzing is van toepassing op de vloerstripper hierboven. Het document bevat belangrijke aanwijzingen omtrent het gebruik en de bediening

Nadere informatie

Keystone OM13 - EPI-2 driedraads module Handleiding voor installatie en onderhoud

Keystone OM13 - EPI-2 driedraads module Handleiding voor installatie en onderhoud Voor installatie moeten deze instructies volledig zijn gelezen en begrepen Inhoud 1 Optionele module 13: driedraads module.. 1 2 Installatie... 2 3 OM13-module instellen en configureren... 8 4 OM13-pakketten...

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Mini Salt

Gebruiksaanwijzing Mini Salt Gebruiksaanwijzing Mini Salt Informatie Elektrolyse apparaat Schrijf uw type van het elektrolyse apparaat in deze sheet Dit is belangrijk als u later vragen heeft over de werking van dit apparaat. Model

Nadere informatie

MONTAGEHANDLEIDING. 2-wegskleppenkit voor warmtepompconvector EKVKHPC

MONTAGEHANDLEIDING. 2-wegskleppenkit voor warmtepompconvector EKVKHPC MONTAGEHANDLEIDING -wegskleppenkit voor warmtepompconvector -wegskleppenkit voor warmtepompconvector Lees deze handleiding aandachtig vóór de installatie. Gooi ze niet weg. Bewaar ze voor latere naslag.

Nadere informatie

HANDLEIDING BUISMOTOREN SERIE 45, 55, 59, 64 M

HANDLEIDING BUISMOTOREN SERIE 45, 55, 59, 64 M Technische gegevens M-type buismotoren zijn bedoeld voor de geautomatiseerde werking van rolluiken buiten en rolpoorten. Ze beschikken over een kop voor noodopening en de poorten of rolluiken kunnen worden

Nadere informatie

Bedrijfsvoorschriften

Bedrijfsvoorschriften 1 Inhoud 2 Inleiding 2 2.1 Gebruiksdoel 2 2.2 Toepassingsgebied 2 2.3 Te ontraden gebruik 2 3 Veiligheid 2 4 Transport en opslag 2 5 Installatievoorschriften 2 5.1 Plaatsing 2 5.2 Inbouw in leidingwerk

Nadere informatie

INSTALLATIEHANDLEIDING

INSTALLATIEHANDLEIDING INSTALLATIEHANDLEIDING Designsierpaneel BYCQ40EP BYCQ40EPB 4PNL9-.book Page Monday, January 7, 09 :07 PM c b a e b g a 4 4 4+ d f h g g 4 ~8 mm 4 7 4 4 9 8 8 4 4 0 BYCQ40EP Designsierpaneel BYCQ40EPB Installatiehandleiding

Nadere informatie

AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATIE

AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATIE 10200177NL.fm Page 19 Wednesday, June 29, 2005 4:30 PM AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATIE ALVORENS DE KOELKAST TE INSTALLEREN...20 ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN EN ADVIEZEN...20 WATERAANSLUITING...21 ELEKTRISCHE

Nadere informatie

Viesmann. Montage- en servicehandleiding. Blusinrichting. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H

Viesmann. Montage- en servicehandleiding. Blusinrichting. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H Montage- en servicehandleiding voor de vakman Viesmann Blusinrichting voor Vitoligno 300-H Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel

Nadere informatie

Printed: 07.07.2013 Doc-Nr: PUB / 5071466 / 000 / 00

Printed: 07.07.2013 Doc-Nr: PUB / 5071466 / 000 / 00 OORSPRONKELIJKE GEBRUIKSAANWIJZING DD-ST-150/160-CCS Kruisrails Lees de handleiding beslist voordat u de machine de eerste keer gebruikt. Bewaar deze handleiding altijd bij het apparaat. Geef het apparaat

Nadere informatie

Uitdeukset hydraulisch 4 ton Handleiding

Uitdeukset hydraulisch 4 ton Handleiding Uitdeukset hydraulisch 4 ton 9706155 Handleiding Gebruiksaanwijzing en onderdelenlijst Lees voor uw eigen veiligheid de instructies, voor gebruik, goed door. Nummer Omschrijving Aantal 1 Kunststof kist

Nadere informatie

Technische handleiding Versie 01/11 SERVER-CONTROL

Technische handleiding Versie 01/11 SERVER-CONTROL Technische handleiding Versie 01/11 SERVER-CONTROL Deze handleiding voor het installeren en bedienen van de server-control zorgvuldig doorlezen en navolgen. Deze handleiding binnen handbereik van de airconditioner

Nadere informatie

Installatie en bedieningsvoorschriften

Installatie en bedieningsvoorschriften Installatie en bedieningsvoorschriften Luchtbehandelingskast KG / KGW in ATEX-uitvoering voor Ex-toepassing Belangrijke informatie voor de gebruiker (Vertaling van het orgineel) Wolf GmbH Postfach 1380

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding TTV/DAF2500 Dryfast Kreekweg 22 NL - 3133 AZ - Vlaardingen Tel: +31-(0)10-4261410 Fax: + 31-(0)104730011 Website: www.dryfast.nl E-mail: info@dryfast.nl Dryfast Klein Siberiëstraat

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding TTV 4500 Dryfast BV Kreekweg 22 3133AZ Vlaardingen Tel: +31-(0)10-4261410 Fax: +31- (0)104730011 www.dryfast.nl E-mail: info@dryfast.nl Inhoudsopgave 1. Algemene informatie 2. Veiligheid

Nadere informatie

Certificatie ATEX en IECEx Handleiding Stofzuigers - Gecentraliseerde zuigsystemen Stofafvoermachines

Certificatie ATEX en IECEx Handleiding Stofzuigers - Gecentraliseerde zuigsystemen Stofafvoermachines Certificatie ATEX en IECEx Handleiding Stofzuigers - Gecentraliseerde zuigsystemen Stofafvoermachines Sleutel: Aanvullende instructies voor de bediener - Supplement Gebruiks- en onderhoudshandleiding Zone

Nadere informatie

HANDLEIDING. Installatie Onderhoud Gebruik. Mark 3 metalen pompen met mechanische asafdichting

HANDLEIDING. Installatie Onderhoud Gebruik. Mark 3 metalen pompen met mechanische asafdichting HANDLEIDING ark 3 metalen pompen met mechanische asafdichting ANSI Standard, In-Line, Lo-lo, Recessed Impeller, Sealmatic en Unitized Self-Primer Installatie Onderhoud Gebruik PCN=71569105 02-10 (N) (bevat

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. Gasbranders. 057.130.7 Gasbrander zonder vlambeveiliging 057.131.7-057.146.3 Gasbranders met vlambeveiliging.

Gebruiksaanwijzing. Gasbranders. 057.130.7 Gasbrander zonder vlambeveiliging 057.131.7-057.146.3 Gasbranders met vlambeveiliging. Gasbranders Overzicht 057.130.7 gasbrander 20cm, butaan/propaan, 5 kw, zonder vlambeveiliging 057.131.5 gasbrander 30cm, butaan/propaan, 7 kw + vlambeveiliging 057.132.3 gasbrander 40cm, butaan/propaan,

Nadere informatie

Handleiding. UT 16A en UT 18A Afzuigboxen

Handleiding. UT 16A en UT 18A Afzuigboxen Handleiding UT 16A en UT 18A Afzuigboxen Inhoudsopgave Montage en ingebruikname...3 Storing en reparatie...4 Garantie...5 Conformiteitverklaring...6 Montage en ingebruikname Controleer alle onderdelen

Nadere informatie