Wiskunde van besmettelijke ziekten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Wiskunde van besmettelijke ziekten"

Transcriptie

1 Wiskunde van besmettelijke ziekten Masterclass Wiskunde 24 en 25 oktober 2014 Departement Wiskunde, Universiteit Utrecht Ka Yin Leung Martin Bootsma Serieke Kloet Steven Wepster Wilfred de Graaf

2

3 Elk jaar is het weer zover. Met het verdwijnen van het mooie zomerweer komen ook de zakdoekjes weer te voorschijn. In het begin heb je het nog niet echt in de gaten, maar op een gegeven moment merk je dat er steeds meer mensen om je heen aan het hoesten en snotteren zijn. Het griepseizoen is weer begonnen! En je weet ook dat hoe meer mensen om je heen griep hebben, hoe groter de kans is dat ook jij besmet raakt. Sommige jaren heb je pech, en word je besmet, andere jaren heb je geluk, en zal de griep aan je voorbijgaan. Waarom houdt de verspreiding van griep eigenlijk op voordat iedereen besmet is? Dit is een voorbeeld van een vraag die we met behulp van wiskunde kunnen onderzoeken. 1 Modelleren van de werkelijkheid Griep (of influenza) is een voorbeeld van een besmettelijke ziekte of infectieziekte. Andere voorbeelden zijn mazelen, rode hond, de Mexicaanse griep (wat een specifiek griepvirus is) en ebola. Wat al deze ziekten met elkaar gemeen hebben is de manier waarop ze zich door de bevolking verspreiden. Verspreiding vindt namelijk alleen plaats wanneer iemand die besmet is contact heeft met iemand die nog vatbaar is voor de ziekte. Een vatbaar persoon is dus iemand die nog niet besmet is, maar dat eventueel later nog wel zou kunnen worden. Hoe verspreidt de griep zich precies door de bevolking? Waarom worden er in het ene jaar veel meer mensen besmet dan in andere jaren? Hoe snel verspreidt de griep zich en van welke (omgevings)factoren hangt dat af? En in hoeverre kunnen we met een griepvaccin de verspreiding van de ziekte tegengaan? In theorie zouden we de verspreiding van een besmettelijke ziekte heel nauwkeurig kunnen voorspellen wanneer we precies zouden weten welke mensen contact hebben met welke andere mensen. In de praktijk weten we dit natuurlijk niet zo precies. Maar zelfs in het theoretische geval dat we over deze informatie zouden beschikken, is het nog steeds erg moeilijk om hier dan ook enige nuttige informatie uit te halen. Vooral wanneer de bevolking heel groot is wordt zo n netwerk van contacten al heel snel erg ingewikkeld en onoverzichtelijk. Opgave 1.1. Probeer in enkele zinnen te omschrijven wat een contact precies is. Geef aan wat voor factoren van belang zouden kunnen zijn bij een besmetting. (Op contacten komen we in Hoofdstuk 5 terug.) De werkelijkheid van alle dag is dus vrij ingewikkeld, en het is moeilijk om direct vragen over de verspreiding van besmettelijke ziekten te beantwoorden. Om hier toch meer inzicht in te verkrijgen gaan we wiskunde gebruiken. In plaats van op een heel precieze manier naar de werkelijkheid te kijken, versimpelen we die werkelijkheid, en proberen die te vangen in een wiskundig model. In een wiskundig model bekijken we alleen de belangrijkste eigenschappen van een verschijnsel, in 3

4 plaats van dat we proberen om alle details van het verschijnsel ook daadwerkelijk mee te nemen. Een simpel voorbeeld van een model (en dus versimpeling van de werkelijkheid) is een kaart. Stel bijvoorbeeld dat we van Utrecht naar Bunnik willen fietsen. Dan willen we bij voorkeur een kaart bekijken waarop ook de fietspaden door het bos tussen Utrecht en Bunnik staan. Een kaart met nog meer details, zoals bijvoorbeeld de locaties van tankstations en paden die enkel toegankelijk zijn voor wandelaars, is in dit geval onnodig en kan zelfs verwarrend werken om de snelste of mooiste route te vinden. Welke aspecten van de werkelijkheid we in een model meenemen hangt dus erg af van het doel dat we ermee hebben. Als fietser zijn we misschien niet geinteresseerd in wandelpaden, een wandelaar is dat natuurlijk wel, en die is juist weer niet geinteresseerd in de fietspaden! Het vereenvoudigen van de werkelijkheid middels een model heeft nog een ander voordeel. Stel dat we willen weten hoeveel mensen gevaccineerd moeten worden met het griepvaccin om de verspreiding van griep te stoppen. We kunnen niet de gebruikelijke wetenschappelijke methode toepassen: een fenomeen observeren, een hypothese opstellen, experimenten uitvoeren om deze hypothese te testen, en daaruit conclusies trekken. De meeste mensen zullen namelijk niet vrijwillig meedoen aan een experiment waarbij ze mogelijk een besmettelijke ziekte oplopen. Ook in dit geval kunnen we beter modellen gebruiken. Deze staan ons toe om gedachtenexperimenten uit te voeren zoals we verder tijdens deze masterclass zullen zien. Opgave 1.2. Het nieuwe griepseizoen is weer aangebroken. Anna is besmet met griep. Neem aan dat in haar omgeving verder iedereen vatbaar is. Neem ook aan dat ieder besmet persoon twee nieuwe mensen besmet. Anna besmet dus twee personen. We zeggen dat er in de tweede generatie twee personen besmet zijn. Hoeveel mensen zijn er besmet in de derde generatie? En in de vierde generatie, etc.? En in de n-de generatie? Hint. Teken een stamboom. 2 De eerste simpele modellen Als een eerste stap in het opstellen van een model om de verspreiding van een besmettelijke ziekte te beschrijven, delen we de bevolking op in drie categorieën. We duiden de drie categorieën aan met de hoofdletters S, I en R (zie ook de voetnoot) 1. De eerste categorie S bestaat uit alle vatbare individuen. De tweede categorie I bestaat uit alle individuen die besmet/besmettelijk zijn. De derde 1 De letters S, I en R zijn afgeleid van de Engelse benamingen van de categorieën: Susceptibles (vatbaren), Infectives (besmettelijken), Recovered (hersteld) of Removed (verwijderd). 4

5 categorie R bestaat ten slotte uit alle individuen die hersteld zijn van de ziekte en immuun zijn geworden. Als een tweede stap in het modelleren doen we enkele aannamen met betrekking tot de verspreiding van de besmettelijke ziekte. Ten eerste nemen we aan dat een vatbaar individu precies vanaf het moment dat het besmet wordt, de ziekte zelf ook verder kan verspreiden door vatbare individuen te besmetten. Ten tweede nemen we aan dat na een bepaalde periode het besmette individu weer herstelt van de ziekte, en immuun wordt. Ten slotte nemen we aan dat een hersteld individu niet nogmaals besmet kan worden (de verworven immuniteit is dus levenslang). Opgave 2.1. a. Gebruik pijlen om in een diagram/tekening de mogelijke overgangen tussen de drie verschillende categorieën S, I en R aan te geven. b. Bij een besmettelijke ziekte zoals mazelen is iemand die besmet raakt niet onmiddellijk besmettelijk. We moeten dan een onderscheid maken tussen individuen die besmet, maar níet besmettelijk zijn, en individuen die besmet en wél besmettelijk zijn. Duid die eerste categorie individuen aan met de hoofdletter E (zie voetnoot) 2, en gebruik opnieuw de hoofdletter I om de tweede categorie aan te duiden. Gebruik weer pijlen en een nieuw diagram/tekening om de overgangen tussen de verschillende categorieën aan te geven. c. Ebola is een besmettelijke ziekte die zich razendsnel middels contacten kan verspreiden. Met ebola besmette mensen hebben tevens een erg grote kans op overlijden. Hoe zou je dit laatste in een diagram kunnen meenemen? Hint. Voeg een vierde categorie D (van Death) toe aan de categorieën S, I en R. In bovenstaande opgave 2.1 hebben we de werkelijkheid versimpeld door de bevolking steeds op te delen in verschillende categorieën en aan te geven hoe iemand van de ene categorie naar de andere categorie kan overgaan. We hebben gezien dat er verschillende manieren zijn om de bevolking op te delen. In deze masterclass zullen we alleen de opdeling in S en I, en in S, I en R bekijken. Een volgende aanname die we in onze modellen maken is dat alle individuen in de bevolking steeds wisselende contacten hebben. We veronderstellen derhalve een grote bevolking waarin het mogelijk is dat een invididu een ander individu nooit meer dan één keer tegenkomt. Hoe onwaarschijnlijk dit ook klinkt: we zullen later in deze masterclass zien dat we met zulke modellen toch heel goed een besmettelijke ziekte zoals griep kunnen begrijpen! 2 De letter E is afgeleid van het Engelse Exposed (blootgesteld). 5

6 3 Het begin van een epidemie Niet elke besmettelijke ziekte die de kop opsteekt zal uitmonden in een epidemie. Waarom is dit de ene keer wel het geval en de andere keer niet? Om een antwoord te geven op deze vraag kijken we nu even alleen naar de categorie I van besmette/besmettelijke individuen. We nemen aan dat de besmettelijke ziekte in een bevolking wordt geïntroduceerd door precies één persoon, en dat dit gebeurt op tijdstip t = 0. Verder nemen we aan dat een besmet individu niet herstelt van de ziekte en voor altijd besmettelijk blijft (er is geen categorie R). Hoe zal het aantal besmette individuen vanaf het tijdstip t = 0 zich in de tijd gaan ontwikkelen? Om dit te onderzoeken duiden we allereerst het aantal individuen dat zich op tijdstip t in categorie I bevindt, aan met de functie I(t). We nemen aan dat het aantal individuen N in de bevolking zo groot is dat we I(t) als een continu functie kunnen zien, terwijl die in werkelijkheid natuurlijk discreet is. We veronderstellen dat in de beginfase van een epidemie alle contacten van een besmet individu met vatbare individuen zijn. We nemen ook aan dat één besmettelijk individu per tijdseenheid β vatbare individuen besmet. De parameter β is een constant getal waarvan we de precieze waarde voorlopig open laten (we zouden eventueel de waarde van β kunnen schatten met behulp van data betreffende het aantal ziektegevallen als gevolg van de besmettelijke ziekte). Op tijdstip t neemt het aantal besmette individuen per tijdseenheid dus toe met βi(t) individuen. De afgeleide I (t) op tijdstip t is dus gelijk aan βi(t). We vinden de volgende vergelijking: I (t) = βi(t) (1) Deze vergelijking (1) is een voorbeeld van een zogenaamde differentiaalvergelijking. Opgave 3.1. a. Neem aan dat β = 1. We kunnen de differentiaalvergelijking (1) dan schrijven als I (t) = I(t). Ga na dat wanneer I = 1 het aantal besmette individuen toeneemt met één per tijdseenheid. En dat wanneer I = 4 het aantal toeneemt met vier besmette individuen per tijdseenheid. b. Met hoeveel neemt het aantal besmette individuen per tijdseenheid toe wanneer I = 1 en I = 4, in het geval dat β = 5 en β = 1 5? We zien dat wanneer β heel klein is het aantal besmettingen per tijdseenheid weliswaar nog steeds groeit in de tijd, maar dat het zo langzaam gaat, dat het niet moeilijk is om voor te stellen dat een epidemie weleens snel over zou kunnen zijn wanneer individuen niet meer voor altijd besmettelijk zouden zijn. De precieze waarde van β zou dus weleens een cruciale parameter in de diverse modellen kunnen zijn voor het al dan niet ontstaan van een epidemie. In het volgende hoofdstuk gaan we de differentiaalvergelijking (1) eerst oplossen voor het geval dat β = 1. We gaan dan op zoek naar een functie I(t) die 6

7 voldoet aan de vergelijking I (t) = I(t). Anders gezegd, we gaan op zoek naar een functie waarvan de afgeleide gelijk is aan die functie zelf. Vervolgens lossen we de differentiaalvergelijking (1) ook op voor algemene β > 0. 4 Exponentiële groei en afname We hebben zojuist gezien dat bij het modelleren van besmettelijke ziekten een differentiaalvergelijking voorkomt van de vorm f (x) = f(x). In dit hoofdstuk gaan we op zoek naar functies die aan deze differentiaalvergelijking voldoen. In Opgave 4.1 zullen we zien dat er in ieder geval één (voor de hand liggende) oplossing bestaat. Opgave 4.1. Bekijk de functie f(x) = 0, de functie die overal gelijk aan nul is. Laat door invullen in de differentiaalvergelijking zien dat deze f(x) voldoet aan f (x) = f(x). Waarom heb je er weinig aan? Er bestaan gelukkig ook interessantere oplossingen. (Sommigen van jullie hebben wat nu komt al gehad, anderen misschien nog niet.) We zijn dus op zoek naar een functie waarvan de afgeleide gelijk is aan die functie zelf. Ken je zo n functie? Denk bijvoorbeeld aan eenvoudige veeltermen zoals f(x) = 1 + x x2, de wortelfunctie f(x) = x, goniometrische functies zoals f(x) = sin(x), f(x) = cos(x), etc. Zit hier een functie tussen die zichzelf als afgeleide heeft? De afgeleide van bijvoorbeeld de veelterm 1 + x is 1, en dat is niet wat we willen, want we missen de term x. We kunnen dat proberen te repareren door de afgeleide van de veelterm 1 + x x2 te nemen, dat levert dan wel 1 + x op, maar nu missen we weer de term 1 2 x2. En dat kunnen we vervolgens weer proberen te repareren door 1 + x x x3 te nemen, etc., maar we blijven altijd een term missen. Met de meeste andere functies gebeurt hetzelfde: wat je ook probeert, het komt nooit helemaal precies uit. Misschien heb je inmiddels al gedacht aan exponentiële functies. Ter herinnering: bij een exponentiële functie staat de variabele in de exponent. Een voorbeeld van een exponentiële functie is f(x) = 3 x. We nemen bij een exponentiële functie altijd een grondtal (hier is dat 3) dat positief is (dus groter dan 0). Exponentiële functies hebben een mooie en bijzondere eigenschap. Kijk maar wat er gebeurt wanneer we zowel f(a) als f(b) uitrekenen, voor twee willekeurige getallen a en b, en dan de uitkomsten vermenigvuldigen. Dan krijgen we dat f(a) f(b) = 3 a 3 b = 3 a+b = f(a + b) (2) Als het grondtal niet 3 is, maar een ander positief getal, dan geldt nog steeds: f(a) f(b) = f(a + b). Deze bijzondere eigenschap gaan we gebruiken om een functie te vinden die zichzelf als afgeleide heeft. 7

8 Opgave 4.2. a. Leid uit bovenstaande eigenschap (2) af dat f(2a) = (f(a)) 2. b. Leid uit diezelfde eigenschap ook af dat f(0) = 1. Het is op dit moment nog helemaal niet duidelijk hoe je zo n exponentiële functie kunt differentiëren, dus laten we daar nu eerst naar kijken. 4.1 Wat is differentiëren eigenlijk precies? Bij differentiëren kijken we naar de manier waarop f(x) verandert, wanneer we x een heel klein beetje veranderen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan snelheid: dat is de mate waarin we plaats veranderen wanneer we een klein beetje in de tijd opschuiven. Om onze instantane snelheid precies op dat ene moment te weten, moet we eigenlijk een onmogelijk klein beetje in de tijd opschuiven en kijken welk onmogelijk klein stukje plaats we in die tijd hebben afgelegd. Die twee moeten we dan delen om de snelheid te krijgen. Vanuit de natuurkunde weet je misschien dat snelheid de plaats gedifferentiëerd naar de tijd is. f(x + h) f(x + h) f(x) f f(x) h x x + h Figuur 1: De afgeleide van de functie f in het punt x. Hetzelfde principe hanteren we bij het differentiëren van functies. Laten we zeggen dat we x verschuiven naar x+h, wat gebeurt er dan met de functiewaarde? 8

9 Die verschuift van f(x) naar f(x + h). In Figuur 1 is dat getekend. Wanneer we nu de verandering in f delen door de verandering in x, dan krijgen we dat f(x + h) f(x) h Om de instantane verandering in f te weten te komen, zouden we eigenlijk h = 0 willen kiezen, maar dan hebben we een breuk waarin zowel teller als noemer gelijk aan 0 zijn, en dat kan niet. We kunnen wel h heel erg dicht bij 0 nemen, zodat de noemer ongelijk aan 0 is. De breuk die dan overblijft, noemen we de afgeleide van f in het punt x. De limietnotatie die je daar wel eens bij ziet, is f (x) = lim h 0 f(x + h) f(x) h Deze limiet heeft een heel precieze, maar ook ingewikkelde betekenis, die gelukkig ongeveer overeenkomt met het zojuist geschetste intuïtieve beeld. Let op: h 0 mag je lezen als h gaat naar 0, maar 0 zelf laten we altijd buiten beschouwing! 4.2 Toepassing op exponentiële functies De bovenstaande theorie gaan we toepassen op exponentiële functies, bijv. op de functie f(x) = 3 x. Hierbij maken we gebruik van de bijzondere eigenschap (2) die deze functies hebben. We krijgen dan dat f 3 x+h 3 x (x) = lim h 0 h = f(x) f (0) = lim h 0 3 x 3 h 3 x h = lim h 0 3 x 3h 1 h = lim h 0 f(x) 3h 3 0 h Opgave 4.3. Ga heel precies na waarom elk =-teken hierboven klopt. Dit is mooi, want we hebben nu gevonden dat, in woorden: de afgeleide van een exponentiële functie is gelijk aan de functie zelf keer de afgeleide in het punt x = 0. Dit betekent dat we een oplossing voor onze differentiaalvergelijking f (x) = f(x) hebben gevonden, wanneer we een exponentiële functie f vinden waarvoor geldt dat f (0) = 1. Dit laatste betekent dat f de y-as moet snijden met helling 1. Opgave 4.4. We hebben in Opgave 4.2 gezien dat f(0) = 1. We willen nu ook dat f (0) = 1. Ga na dat dit niet in strijd is met de eis die de differentiaalvergelijking aan f oplegt. Tot nu toe hebben we niet gekeken naar de rol van het grondtal van onze exponentiële functie. Als we het grondtal gelijk aan 1 nemen, dan krijgen we de functie f(x) = 1 x. Deze functie is gelijk aan 1 voor elke waarde van x. Het is dus een constante functie, maar één die niet aan de differentiaalvergelijking voldoet. Ook kunnen we inzien dat bij een grondtal tussen 0 en 1 de functie f dalend is, en bij een grondtal groter dan 1 stijgend. 9

10 Opgave 4.5. Ga na waarom dat zo is. In Figuur 2 staan de grafieken van de twee exponentiële functies met grondtal 2 en grondtal 3, samen met hun afgeleiden. We zien dat bij het grondtal 2 de afgeleide van 2 x in x = 0 te klein is: de grafiek loopt te vlak. Bij het grondtal 3 is de grafiek juist te steil 3. Vermoedelijk is er dus een grondtal ergens tussen 2 en 3 waarvoor de afgeleide van de exponentiële functie in x = 0 precies gelijk aan 1 is. In de presentatie bij deze masterclass zullen we zien dat er inderdaad één zo n grondtal is, en dat het ongeveer gelijk aan is. Omdat dit getal in de wiskunde heel belangrijk is, wordt het aangeduid met een specifieke letter: e. Net zoals aan de halve omtrek van de eenheidscirkel de Griekse letter π is gekoppeld Figuur 2: De grafieken van de exponentiële functies 2 x (links en doorlopende lijn) en 3 x (rechts en doorlopende lijn), en hun afgeleiden (onderbroken lijn). Conclusie. De exponentiële functie f(x) = e x heeft als afgeleide f (x) = e x. Een oplossing van de differentiaalvergelijking f (x) = f(x) is f(x) = e x. Opgave 4.6. a. Bereken de afgeleide van f(x) = 3e x en van g(x) = 4e 5x. b. Los de differentiaalvergelijking I (t) = I(t) op als je bovendien weet dat I(0) = 4. c. Los de differentiaalvergelijking I (t) = βi(t) op voor I(0) = 1, en algemene β > 0. Opgave 4.7. (extra opgave) 3 De afgeleiden van f(x) = 2 x en g(x) = 3 x zijn f (x) = 2 x ln 2 en g (x) = 3 x ln 3 (dit hoef je niet te kunnen berekenen). 10

11 a. Wat vind je wanneer je in de oneindige reeks 1+x+ 1 2 x2 + 1 het getal x = 0 invult? 2 3 x3 + 1 b. Wat vind je wanneer je de reeks term voor term differentiëert? x c. Neem nu x = 1 en reken een stukje van de reeks uit. Vergelijk je antwoord met de benadering van e Wat valt je op? Het blijkt dat de reeks 1+x+ 1 2 x x3 + = x n n=0 gelijk is aan de exponentiële n! functie e x. Hierin is n! (spreek uit: n faculteit) het product van de getallen 1 tot en met n. Dit kunnen we weer noteren als n! = n k=1 k. Dus zo gek was ons eerdere idee met de veeltermen nou ook weer niet. We gaan hier verder niet op in. 5 Een model met vatbaren en besmettelijken We breiden het model van Hoofdstuk 3 expliciet uit met een tweede categorie van individuen: de vatbaren. We geven het aantal vatbare individuen op tijdstip t aan met S(t). Het aantal besmette/besmettelijke individuen op tijdstip t geven we weer aan met I(t). Vatbare en besmette individuen kunnen elkaar besmetten. Hoe vaak dit precies gebeurt, hangt af van wat we het contactproces noemen. In het contactproces zijn kortgezegd twee dingen van belang: het verwachte aantal contacten per tijdseenheid dat een (besmet) individu heeft met andere individuen de kans dat een contact met een besmet individu ook daadwerkelijk leidt tot overdracht van de besmettelijke ziekte We werken met een constante populatie ter grootte van N individuen. We nemen weer aan dat N groot is. Ook nemen we aan dat vatbare en besmette individuen zich gelijkelijk door de populatie heen bevinden. Dan is het aannemelijk om te veronderstellen dat het aantal besmettingen per tijdseenheid rechtevenredig is met het product van het aantal vatbaren en besmette individuen. Per tijdseenheid neemt het aantal vatbaren dus af met βsi. Hierin is β de evenredigheidscontante die we ook wel de transmissiecoëfficiënt noemen. We vinden dan dat S (t) = βs(t)i(t). Omgekeerd moet het aantal besmette individuen per tijdseenheid toenemen met βs(t)i(t). Dit geeft de vergelijking I (t) = βs(t)i(t). We concluderen dat we het volgende stelsel van twee differentiaalvergelijkingen vinden: S = βsi (3) I = βsi (4) 11

12 N.B. In onze notatie hebben we de tijdsafhankelijkheid van S en I gemakshalve weggelaten. We gaan het stelsel van differentiaalvergelijkingen oplossen. Dat betekent dat we op zoek gaan naar functies S(t) en I(t) die voldoen aan vergelijkingen (3) en (4). Opgave 5.1. In ons model werken we met een constante populatie ter grootte van N individuen. Gebruik dit gegeven om de differentiaalvergelijking (4) om te schrijven naar I = β(n I)I (5) De vergelijking (5) is nu niet meer afhankelijk van S, en hangt slechts nog maar af van I, I en t. Opgave 5.2. a. Teken de grafiek van de functie f(i) = βi(n I) voor het interval 0 I N. Neem hierbij bijvoorbeeld β = 1 en N = b. Voor welke waarde van I neemt het aantal besmette individuen per tijdseenheid het snelst toe? Wanneer het aantal besmette individuen I heel klein is kunnen we differentiaalvergelijking (5) benaderen met Opgave 5.3. Ga na waarom dit zo is. I = βni (6) We nemen nu aan dat er aan het begin van een uitbraak van de besmettelijke ziekte, dus op tijdstip t = 0, er I(0) = I 0 besmette individuen zijn. Omdat de differentiaalvergelijking (6) alleen geldig is voor heel kleine I, moet ook I 0 heel klein zijn. We noteren dit als 0 < I 0 N. Opgave 5.4. Controleer door invullen dat de oplossing van de differentiaalvergelijking (6) gegeven wordt door Hint. Bereken eerst de afgeleide I (t). I(t) = I 0 e βnt Conclusie. Aan het begin van een uitbraak van de besmettelijke ziekte neemt het aantal besmette individuen exponentieel toe. In de appendix lossen we de differentiaalvergelijking (5) op met een methode die de naam scheiden van variabelen draagt. We laten zien dat de oplossing wordt gegeven door N I(t) = I 0 (7) I 0 + (N I 0 )e βnt 12

13 Figuur 3: Grafieken van de functies S(t) (onderbroken lijn) en I(t) (doorlopende lijn) voor N = 100, β = 1 50 en I 0 = 1 (en dus S 0 = 99). Opgave 5.5. Controleer door invullen dat de functie I(t) gegeven door vergelijking (7) inderdaad voldoet aan de differentiaalvergelijking (5) en dus een oplossing is van ons stelsel differentiaalvergelijkingen (3)-(4). Hint. Bereken eerst de afgeleide I (t). In Figuur 3 is de functie I(t) geschetst als een doorlopende lijn voor beginwaarden I 0 = 1 en S 0 = S(0) = 99. We hebben hier dus verondersteld dat de populatie die we bekijken bestaat uit N = 100 individuen, en dat bij aanvang van de uitbraak van de besmettelijke ziekte er één besmet individu is en 99 vatbare individuen. Merk op dat het verloop van de functie S(t) simpelweg gegeven wordt door de functie S(t) = N I(t). Het verloop van de functie I(t) is een voorbeeld van zogeheten logistische groei. We kunnen in dit geval spreken van logistische groei omdat de groei van het aantal besmette individuen op tijdstip t evenredig is met het aantal besmette individuen I(t) op tijdstip t het aantal nog voor besmetting beschikbare individuen N I(t), wat gelijk is aan het aantal vatbaren S(t) op tijdstip t Opgave 5.6. Ga na dat bovenstaande in overeenstemming is met differentiaalvergelijking (5). Beantwoord vervolgens de volgende vragen met behulp van de grafiek van I in Figuur 3. a. Waarom groeit het aantal besmette individuen zo snel in het begin van de uitbraak? 13

14 b. Waarom groeit het aantal besmette individuen daarentegen zo langzaam aan het eind van de uitbraak? c. Blijkbaar groeit het aantal besmette individuen halverwege de uitbraak het snelst. Waarom zou dat zo kunnen zijn? Voor het aantal vatbare individuen S(t) op tijdstip t kunnen we op eenzelfde manier als voor het aantal besmette individuen I(t) de volgende differentiaalvergelijking opstellen. S = βn(n S) Opgave 5.7. (extra opgave) Ga dit na. Op soortgelijke wijze kunnen we deze vergelijking ook oplossen. We vinden dan de volgende uitdrukking voor S(t): N S(t) = S 0 S 0 + (N S 0 )e βnt Opgave 5.8. (extra opgave) Controleer dat S(t) + I(t) = N voor alle t, met I(t) als in vergelijking (7). 6 Herstel van de besmettelijke ziekte Tot nu toe hebben we aangenomen dat iemand die besmet is geraakt de rest van zijn of haar leven besmettelijk blijft. Voor sommige ziekten, zoals HIV/AIDS en Hepatitis C is dit een redelijke aanname omdat er (meestal) geen spontane genezing optreedt. Voor de meeste besmettelijke ziekten geldt dat het immuunsysteem of faalt, waardoor de patiënt overlijdt, of dat het immuunsysteem uiteindelijk de ziekteverwekker overwint. Voorbeelden hiervan zijn ebola, griep (influenza), mazelen, rode hond en de pest. Opgave 6.1. Bediscussieer of het voor de verspreiding van de ziekte uitmaakt of een patiënt 10 dagen nadat hij besmet is geraakt overlijdt of dat hij na 10 dagen immuun is geworden? Omdat overledenen en immune personen de ziekte niet meer kunnen verspreiden, willen we herstel van de ziekte en sterfte in ons model verwerken. Het ligt daarom voor de hand om naast de categorieën S (vatbaren) en I (besmettelijken), een derde categorie te introduceren voor personen die niet meer besmettelijk zijn en ook niet meer besmet kunnen worden. Deze categorie wordt meestal R genoemd, 14

15 naar het Engelse Removed of Recovered. Het model met de drie categorieën S, I en R wordt in de literatuur vaak aangeduid met het SIR-model en is nog steeds een van de meest gebruikte modellen. Het SIR-model is een speciaal geval van een model dat Kermack en McKendrick in 1927 in een artikel introduceerden 4. In dit artikel berekenden ze hoeveel mensen er gedurende een epidemie besmet worden, wanneer de epidemie zijn piek bereikt, hoeveel mensen er tijdens de piek besmettelijk zijn (belangrijk voor bijvoorbeeld het aantal ziekenhuisbedden dat nodig is). Wij gaan nu kijken in hoeverre we deze vragen ook kunnen beantwoorden. 6.1 Model met drie variabelen Wanneer een persoon besmettelijk is (dus in de I-categorie is), dan kan deze zijn besmettelijkheid kwijt raken. Als er geen maatregelen zijn genomen om de uitbraak van de besmettelijke ziekte in te dammen, kan een patiënt zijn besmettelijkheid verliezen doordat het immuunsysteem de ziekte overwint of omdat hij/zij overlijdt. Als er wel maatregelen worden genomen, kun je denken aan isolatie of medicatie. Bij isolatie verliest een patiënt zijn/haar besmettelijkheid als hij/zij geen contact meer kan hebben met vatbaren. Bij medicatie verliest een patiënt zijn/haar besmettelijkheid doordat de ziekte met medicijnen wordt genezen. De vraag is nu hoe we het verlies van besmettelijkheid in ons model gaan meenemen. Wij kiezen hier voor een heel simpel model, waarbij we niet kijken naar de reden waarom een patiënt niet langer besmettelijk is. In dit model heeft elke patiënt een kans α per tijdseenheid om zijn/haar besmettelijkheid te verliezen. De patiënt heeft verder een constante besmettelijkheid gedurende zijn/haar besmettelijke periode. In de appendix gaan we iets dieper in op hoe de duur van de besmettelijk periode verdeeld is. Patiënten die hun besmettelijkheid verliezen gaan in ons model over van de I- categorie naar de R-categorie. Per tijdseenheid zijn dat αi patiënten (waarom?). Wanneer we dit herstelproces toevoegen aan het model zonder R-categorie uit Hoofdstuk 5 (zie de differentiaalvergelijkingen (3)-(4)), dan krijgen we het volgende stelsel van drie differentiaalvergelijkingen: S = βsi I = +βsi αi (8) R = +αi Opgave 6.2. Tel S, I en R bij elkaar op. Wat betekent je antwoord voor de totale populatie? 4 W.O. Kermack and A.G. McKendrick: Contributions to the mathematical theory of epidemics, part I., Proc. Roy. Soc. Lond. A, 115 (1927), Reprinted (with parts II and III) as Bull. Math. Biol., 53 (1991),

16 In de volgende opgave kijken we naar het einde van de epidemie, waarbij we het aantal nieuwe besmettingen kunnen verwaarlozen. Opgave 6.3. a. Beargumenteer dat de differentiaalvergelijking (8) voor het aantal besmettelijken er dan als volgt uit komt te zien: I = αi. b. Los deze differentiaalvergelijking op. Je moet dus een uitdrukking voor I(t) vinden die aan I = αi voldoet. Hint. Vergeet de constante niet! Je kunt verder je antwoord altijd controleren door invullen in de differentiaalvergelijking. c. (extra opgave) Als er op zeker moment nog 100 besmettelijke patiënten zijn, hoe lang duurt het dan tot er nog maar één besmettelijke patiënt over is? Neem α = 1 2. Hint. Kies het tijdstip waarop er nog 100 patiënten zijn gelijk aan t = 0. 7 Numeriek oplossen van het SIR-model We bekijken opnieuw het SIR-model met de volgende drie differentiaalvergelijkingen: S = βsi (9) I = +βsi αi (10) R = +αi (11) Dit stelsel van differentiaalvergelijkingen heeft net als het eenvoudigere stelsel in Hoofdstuk 5 beginwaarden, die we als volgt kiezen: S(0) = N 1, I(0) = 1 en R(0) = 0, met N opnieuw de populatiegrootte. We nemen dus aan dat een uitbraak op tijdstip t = 0 begint met één besmet individu, en ook dat op dat moment nog niemand immuun is voor de besmettelijke ziekte. Alle overige individuen beschouwen we vatbaar. We gaan nu proberen om de oplossingen S(t), I(t) en R(t) van de differentiaalvergelijkingen (9)-(10)-(11) in een grafiek te tekenen. Om dat te doen, benaderen we de differentiaalvergelijkingen eerst met zogeheten differentievergelijkingen. Laten we eerst de differentiaalvergelijking (9) bekijken. Met behulp van de definitie van de afgeleide vinden we dat S (t) = lim t 0 S(t + t) S(t) t Voor kleine t kunnen we nu de differentiaalvergelijking (9) benaderen met S(t + t) S(t) t 16 = βs(t)i(t)

17 om vervolgens te verkrijgen dat S(t + t) = S(t) βs(t)i(t) t Met deze formule kunnen we het aantal vatbaren op tijdstip t+ t te weten komen, wanneer we het aantal vatbaren en het aantal besmette individuen op tijdstip t weten. Opgave 7.1. Vind op soortgelijke wijze uitdrukkingen voor I(t+ t) en R(t+ t). We hebben nu de volgende drie differentievergelijkingen gevonden, als benadering voor de differentiaalvergelijkingen (9)-(10)-(11): S(t + t) = S(t) βs(t)i(t) t (12) I(t + t) = I(t) + (βs(t) α)i(t) t (13) R(t + t) = R(t) + αi(t) t (14) We gaan nu stapsgewijs de grafieken van S(t), I(t) en R(t) tekenen. Neem aan dat N = 100 en dat t = 1 (denk bijvoorbeeld aan één dag, dat is heel kort in vergelijking met de totale duur van de epidemie). Verder kiezen we α = 1 en 2 β = 1. Voor t = 1 kunnen we de vergelijkingen (12)-(13)-(14) eenvoudiger 50 opschrijven als S(t + 1) = (1 βi(t))s(t) (15) I(t + 1) = (1 α + βs(t))i(t) (16) R(t + 1) = αi(t) + R(t) (17) Op t = 0 kennen we al de beginwaarden: S(0) = 99, I(0) = 1 en R(0) = 0 (want N = 100). Dan vinden we vervolgens door invullen in de vergelijkingen (15)-(16)- (17) dat S(1) = 97.02, I(1) = 2.48 en R(1) = We hebben hier afgerond op twee cijfers achter de komma. Opgave 7.2. a. Bereken vervolgens S(2), I(2) en R(2), enz., tot aan S(10), I(10) en R(10). Teken al de punten in een assenstelsel en verbind de punten vervolgens met rechte lijnen (of schets de grafieken zoals je denkt dat die zouden moeten lopen). Maak eerst een tabel, en neem zoveel mogelijk decimalen in je berekeningen mee. b. In Figuur 4 zijn vergelijkbare grafieken van S(t), I(t) en R(t) getekend voor het geval dat t = 1 en t doorloopt tot 100. Vergelijk de door jou gevonden 10 grafieken van S(t), I(t) en R(t) voor t = 1 met de grafieken in Figuur 4. 17

18 Opgave 7.3. a. In Figuur 5 is het aantal doden (voor elke week, maar per jaar en per 1000 personen) gedurende de Spaanse griep-epidemie van weergegeven. Vergelijk de duidelijk zichtbare pieken in Figuur 4 met de grafiek van het aantal besmette individuen I(t) in Figuur 4. b. Waarom denk je dat het moeilijker is om grafieken, gebaseerd op echte data, van het aantal vatbare individuen S(t) en het aantal herstelde individuen R(t) te vinden? 8 Evenwichten We gaan nu de zogeheten evenwichten van het stelsel differentiaalvergelijkingen (9)-(10)-(11) onderzoeken. Het geheel van vatbare, besmette en immune individuen bevindt zich in een evenwichtstoestand wanneer het aantal individuen in de drie afzonderlijke groepen S, I en R niet meer verandert in de tijd. Wiskundig gezien betekent dit dat S (t) = 0 en I (t) = 0 en R (t) = 0 (18) Opgave 8.1. Het aantal individuen in de evenwichtstoestand noteren we met S, Ī en R. a. Waarom behoeven we slechts twee van de drie vergelijkingen in (18) op te lossen om S, Ī en R te vinden? Hint. Bedenk dat de populatie van constante grootte is. b. We kiezen ervoor om naar de vergelijkingen S = 0 en I = 0 te kijken om de evenwichten te berekenen. Laat zien dat dit betekent dat we dan het stelsel van de twee vergelijkingen β SĪ = 0 en β SĪ αī = 0 moeten oplossen. c. Laat zien dat oplossen geeft dat Ī = 0 en S willekeurig te kiezen is (en R volgt dan via R = N S Ī). Is er nog een ander evenwicht? 9 Verspreiding van de besmettelijke ziekte en R 0 In dit hoofdstuk komen we terug op een vraag die we ons al in Hoofdstuk 3 stelden: wanneer zal de introductie van een besmettelijke ziekte in een populatie tot een epidemie leiden, en wanneer niet? Om hier meer inzicht in te verkrijgen maken we eerst een analogie met de groei van een bevolking. Stel dat we een populatie ter grootte van N individuen bekijken met evenveel mannen als vrouwen. We nemen aan dat de kans dat een vrouw een dochter krijgt 18

19 Figuur 4: Het verloop van de functies S(t), I(t) en R(t) getekend met behulp van de differentievergelijkingen (12)-(13)-(14). De parameters van het model zijn: 1 1 N = 100, t = 10, α = 12 en β = 50. De beginwaarden zijn S(0) = 99, I(0) = 1 en R(0) = 0. Figuur 5: Het aantal doden gedurende de Spaanse griep-epidemie in

20 gelijk is aan de kans dat ze een zoon krijgt. Stel dat een vrouw gemiddeld R 0 dochters krijgt in haar leven. Als deze dochters in de volgende generatie zelf ook gemiddeld R 0 dochters krijgen, vormen de dochters van deze dochters de derde generatie. We nemen in het vervolg aan dat in iedere generatie een vrouw gemiddeld R 0 dochters krijgt. 5 Opgave 9.1. Hoe groot is de derde generatie? Druk je antwoord uit in N en R 0. En hoe groot is de vierde generatie? En de n-de? (Deze vragen moeten je doen denken aan Opgave 1.2.) Wanneer R 0 bijvoorbeeld gelijk is aan drie (dat wil zeggen dat elke moeder gemiddeld zes kinderen krijgt (drie zoons en drie dochters)), dan zal een vel papier al snel te klein zijn om de stamboom voor enkele generaties te tekenen. De bevolking neemt in dit geval heel snel in omvang toe. Opgave 9.2. Hoe zit het wanneer R 0 gelijk is aan een 1? (hoeveel kinderen krijgt 2 een moeder in dit geval gemiddeld?) En wanneer R 0 = 1? Het verband tussen bevolkingsgroei en de verspreiding van een besmettelijke ziekte ligt voor de hand. Denk maar weer aan Opgave 1.2 met de besmettelijke Anna. Wanneer we aannemen dat Anna vijf nieuwe mensen besmet, en we deze besmette mensen beschouwen als de kinderen van Anna, dan kunnen we de personen die die kinderen besmetten beschouwen als de kleinkinderen van Anna, enzovoorts. De familie van Anna zal in het geval van telkens vijf besmettingen per persoon per generatie snel heel groot worden. In het begin van de uitbraak van een besmettelijke ziekte zal bijna iedereen vatbaar zijn. En hoe groter de bevolking, des te onwaarschijnlijker het is dat een besmet individu een persoon zal treffen dat niet-vatbaar is. Om te weten of de introductie van de besmettelijke ziekte zal uitmonden in een epidemie, willen we weten of de familie van besmette personen in de beginfase van de uitbraak exponentieel zal toenemen of juist zal afnemen. Anders gezegd, we willen weten wat het gemiddeld aantal individuen is dat door één besmet persoon wordt besmet. Dit getal is gelijk aan R 0. Zoals je je misschien wel kunt indenken, hangt R 0 sterk af van de ziekte die we beschouwen. Wanneer iemand tien dagen besmettelijk is, zal die persoon mogelijk meer mensen besmetten dan wanneer hij slechts twee dagen besmettelijk is. Opgave 9.3. Stel dat Anna net besmet is (Anna bevindt zich op dat moment dus in categorie I) en voor een periode 1 besmettelijk blijft voordat zij immuun wordt α 5 De aanduiding R 0 wordt veel gebruikt in de wiskunde van besmettelijke ziekten. Het is echter gewoon een getal, en we hadden bijvoorbeeld net zo goed de letters a, K of Ξ kunnen gebruiken. 20

21 (en in categorie R terechtkomt). Beargumenteer dat Anna in het SIR-model nieuwe personen zal besmetten. R 0 = 1 α βn De gemiddelde duur van 1 hebben we niet toevallig zo uitgekozen. Intuitief α is het logisch dat er een omgekeerde relatie bestaat tussen de periode dat iemand besmettelijk is en de parameter α. Hoe sneller iemand van I naar R gaat, hoe korter zo iemand besmettelijk zal zijn. Dit volgt ook uit ons model. Helaas past het niet binnen de stof van deze masterclass om dit precies uit te leggen. Als je in de toekomst met het vak kansrekening te maken krijgt, en daarin de verwachtingswaarde van de exponentiele verdeling tegenkomt, denk dan maar terug aan deze masterclass. Opgave 9.4. Stel de bevolking is N = We gaan R 0 als een functie van de parameters β en α onderzoeken. Stel α = 1 2, hoe verwacht je dat R 0 verandert als β groter wordt? Stel β = 3, hoe verwacht je nu dat R 0 verandert als α groter wordt? Maak grafieken met je grafische rekenmachine om te controleren of je antwoorden kloppen. 9.1 Relatie tussen R 0 en exponentiële groei van het aantal besmettingen We hebben de groei van het aantal besmettingen in het begin van een uitbraak in generatietijd uitgedrukt in het getal R 0. De exponentiele groei van het aantal besmettingen in kloktijd kunnen we middels de exponentiële groeiparameter r weergeven als voor een constante C > 0. Ce rt Opgave 9.5. Laat zien dat r als volgt in termen van de parameters van het SIRmodel kan worden uitgedrukt: r = βn α Hint. Bekijk de differentiaalvergelijking (10) voor I en bedenk dat in het begin van de uitbraak het aantal vatbaren S benaderd kan worden met de grootte N van de populatie. Er is een heel mooi verband tussen r en R 0 voor het SIR-model. 21

22 Opgave 9.6. Vind de relatie tussen r en R 0. Hint. Bekijk de uitdrukkingen voor R 0 en r gevonden in Opgave 9.3 respectievelijk Opgave 9.5. Bekijk vervolgens r = 0 en schrijf dit om naar een uitdrukking voor R 0. Voor het SIR-model vinden we dus dat als r < 0 dan R 0 < 1 en als r > 0 dan R 0 > 1 (en ook andersom: als we weten dat R 0 groter of kleiner dan 1 is, dan weten we ook dat r groter of kleiner dan 0 is). We vinden deze relatie tussen de groei in kloktijd en groei in generatietijd voor epidemiemodellen in het algemeen. R 0 is een belangrijk begrip in de wereld van besmettelijke ziekten. Vaak wordt het getal gebruikt om bijvoorbeeld in te schatten of een epidemie zal plaatsvinden of niet. Voor bijvoorbeeld mazelen wordt R 0 rond de 15 geschat, terwijl voor de Spaanse griep-epidemie de schattingen voor R 0 rond de 1,8 liggen. 9.2 Het hoogtepunt van een epidemie Het hoogtepunt van een epidemie wordt bereikt wanneer het aantal besmette individuen op z n grootst is. We kunnen dat tijdstip in principe berekenen door I (t) = 0 op te lossen voor t. In het SIR-model wordt de differentiaalvergelijking voor I gegeven door vergelijking (8): I = βsi αi. Opgave 9.7. Los de vergelijking I = 0 op. Wat gebeurt er met I? Voor welke waarde van het aantal vatbaren S bereikt de epidemie zijn hoogepunt? Kun je dit begrijpen als je aan de uitdrukking van R 0 denkt? 10 Vaccinatie Stel dat we voor de besmettelijke ziekte een vaccin tot onze beschikking hebben. We gaan er voor het gemak vanuit dat het een perfect vaccin is. Dat betekent dat wanneer vatbare individuen gevaccineerd worden, ze direct immuun zijn en de ziekte niet meer kunnen krijgen of verspreiden. Ook gaan we er vanuit dat het vaccin zijn volledige werking levenslang behoudt. Opgave a. Bediscussieer welke personen je in een populatie zou willen vaccineren en op welk moment. In hoeverre voldoet het SIR-model om naar het effect van je keuzes te kijken? b. Stel dat een fractie v van de populatie met grootte N immuun is als gevolg van vaccinatie en dat daarna één vatbaar persoon besmettelijk wordt. Wat zijn dan de beginwaarden S(0), I(0) en R(0) op tijdstip t = 0? c. Hoe ziet de differentiaalvergelijking voor I eruit in het begin van de uitbraak, wanneer we veronderstellen dat S gelijk is aan S(0)? 22

23 d. Bepaal de exponentiële groeiparameter r in het begin van de uitbraak. e. Bepaal R v, waarbij R v het groeigetal (of ook wel het reproductiegetal) op generatiebasis is in een populatie waarin een fractie v is gevaccineerd. Je kunt je antwoord uitdrukken in R 0. Als R v = 1 besmet één besmettelijk individu in het begin van de uitbraak gemiddeld één persoon gedurende zijn of haar besmettelijke periode. Opgave Hoe groot moet de fractie gevaccineerden v minstens zijn om ervoor te zorgen dat er geen epidemie kan optreden? Deze v wordt de kritische vaccinatiegraad genoemd. Opgave Schets de kritische vaccinatiegraad als functie van R 0 in een grafiek. Open vragen a. Wat is de kans op een zogeheten kleine uitbraak als R 0 > 1? (zie ook de appendix) b. Hoe kunnen we geboorten en sterften in het model verwerken? c. En hoe de latente periode? De latente periode bestrijkt de tijd dat individuen weliswaar besmet zijn met de ziekte, maar zelf nog niet besmettelijk zijn. Deze categorie individuen werd in Opgave 2.1 aangeduid met de hoofdletter E. A Oplossing van de logistische vergelijking In deze appendix gaan we de differentiaalvergelijking (5), die ook wel de logistische vergelijking wordt genoemd, en die we tegenkwamen in Hoofdstuk 5, oplossen met de methode scheiden van variabelen. De differentiaalvergelijking (5) wordt gegeven door di dt = β(n I)I We hebben hier de notatie di dt = I geïntroduceerd. Het komt er op neer dat we de variabelen I en t op de volgende manier scheiden : om vervolgens te verkrijgen dat di = β(n I)Idt 1 di = βdt (19) (N I)I We kunnen nu beide kanten van vergelijking (19) integreren. 23

24 Opgave A.1. Bereken de integralen aan beide kanten van de vergelijking: 1 (N I)I di = βdt (20) Hint. Laat eerst zien dat 1 ( 1 + 1) = 1, gebruik dit, en vergeet bij het N N I I (N I)I daadwerkelijke integreren de constante niet! N.B. Wanneer we een functie f(x) integreren wil dat zeggen dat we een functie F (x) zoeken waarvoor geldt dat F (x) = f(x). De functie F heet een primitieve van de functie f. Wanneer de integralen goed zijn uitgerekend, vinden we voor de linkerintegraal dat 1 (N I)I di = 1 ( ) I N ln + C 1 N I en voor de rechterintegraal dat βdt = βt + C 2 Hierbij zijn C 1 en C 2 willekeurige (integratie)constanten. Opgave A.2. a. Ga na dat we vervolgens vinden dat ( ) I ln = βnt + C 3 (21) N I waarbij voor de constante C 3 geldt dat C 3 = N(C 2 C 1 ). b. Ga na dat deze vergelijking (21) met behulp van de bekende rekenregel voor logaritmen, dat is ln(a b ) = b ln a voor alle a > 0 en alle b, verder kan worden omgeschreven tot ( ) N I ln = βnt C 3 (22) I Het is deze vergelijking (22) die ons in staat stelt om een expliciete uitdrukking te vinden voor het aantal besmette individuen I(t) op tijdstip t. We verheffen nu eerst aan beide kanten van vergelijking (22) met de e-macht. Opgave A.3. Ga na dat we dan de volgende uitdrukking vinden: N I 1 = C 4e βnt (23) Maak gebruik van het feit dat voor de e-macht en de logaritme geldt dat e ln x = x voor alle x > 0. Verder is de constante C 4 zodanig dat C 4 = e C 3. 24

25 We gaan nu eerst de waarde van de constante C 4 bepalen. Daarvoor gebruiken we de aanname dat aan het begin van een uitbraak van de besmettelijke ziekte, dus op tijdstip t = 0, er S 0 vatbare individuen en I 0 besmette individuen zijn. Opgave A.4. a. Vul t = 0 in vergelijking (23) in, en maak gebruik van de beginwaarden om de waarde van C 4 te vinden. b. Laat zien dat we uiteindelijk de volgende uitdrukking vinden voor I(t): Hint. Gebruik dat S 0 + I 0 = N. N I(t) = I 0 I 0 + (N I 0 )e βnt B Kans op een kleine uitbraak Er is in de wiskunde een wet van de grote aantallen. Deze wet zegt dat wanneer je een experiment maar vaak genoeg op identieke wijze herhaalt, het gemiddelde van de uitkomsten van deze experimenten met steeds grotere kans bij de verwachting komt te liggen. Een voorbeeld hiervan is het gooien met een dobbelsteen. De kans dat je 1 gooit, weergegeven met de notatie P (1), is 1. De kans dat je 1 gooit is 6 hetzelfde als de kans dat je 2 gooit, enz., dus P (2) = 1, enz. 6 Het gemiddelde aantal ogen dat je gooit met een dobbelsteen kun je uitrekenen door de kans dat je i ogen gooit te vermenigvuldigen met de kans P (i) dat je i ogen gooit en vervolgens al deze getallen bij elkaar op te tellen. Het verwachte aantal ogen is: = 3.5 De wet van de grote aantallen zegt nu dat wanneer je 1000 keer met een dobbelsteen gooit, je waarschijnlijk ongeveer = 3500 ogen zult gooien. Als je maar twee keer gooit is de kans dat je gemiddeld ongeveer 3.5 oog gooit veel kleiner; met andere woorden, toeval is veel belangrijker als je een experiment niet vaak herhaalt. Dit zien we ook bij de verspreiding van besmettelijke ziekten. Als er al veel mensen besmet zijn kunnen we vrij goed voorspellen (bijvoorbeeld met het SIRmodel) hoe de epidemie zich verder zal ontwikkelen. Als er maar één besmettelijk individu is, is dat moeilijker. Er kan een epidemie uitbreken, maar het kan ook zo zijn dat deze eerste patiënt niemand anders besmet en dan stopt de uitbraak onmiddellijk. Wij kijken naar het begin van de epidemie wanneer bijna alle mensen vatbaar zijn voor de ziekte. Met andere woorden, vrijwel alle contacten van een besmettelijk individu zijn met vatbare individuen. 25

26 We gaan nu eerst een voorbeeld behandelen en daarna het algemene geval. Stel nu dat in deze situatie een patiënt 20% kans heeft om geen mensen te besmetten, 30% kans om één persoon te besmetten en 50% kans om twee mensen te besmetten. Gemiddeld besmet één patiënt dan = 1.3 nieuwe patiënten. In dit model geldt dus: R 0 = 1.3. Als we één besmet individu in een grote vatbare populatie introduceren is er 20% kans dat er helemaal geen besmettingen zullen plaatsvinden. Het kan echter ook zo zijn dat het eerste besmettelijk individu wel mensen besmet, maar dat die mensen verder niemand besmetten. We noemen de patiënt die de ziekte introduceerde generatie 0, de individuen die door generatie 0 zijn besmet generatie 1, de individuen die door generatie 1 zijn besmet generatie 2, enz. Als we de kans op een kleine uitbraak in het geval dat we beginnen met één besmettelijk individu z noemen, dan kunnen we een wiskundige vergelijking voor z opstellen. Dit doen we door te kijken naar wat alle mogelijkheden na generatie 1 zijn. De uitbraak kan ook al uitsterven vóór generatie 1, wanneer generatie 0 niemand besmet. Deze kans noteren we met P (0). Als het individu uit generatie 0 precies één persoon besmet (met kans P (1)), dan is er alleen een kleine uitbraak als dit individu in generatie 1 geen grote uitbraak veroorzaakt. De kans op een kleine uitbraak wanneer we begonnen met één besmettelijk individu hadden we z genoemd. De uitbraak kan dus ook klein blijven wanneer er één persoon in generatie 1 is. De kans dat dit gebeurt is: P (1) z. Als het individu uit generatie 0 precies twee personen besmet (met kans P (2)), dan moeten beide individuen in generatie 1 geen grote uitbraak veroorzaken. De kans dat dit gebeurt is z voor het eerste individu en z voor het tweede individu. De kans dat beide individuen geen grote uitbraak veroorzaken is daarom z 2. De uitbraak kan dus ook klein blijven wanneer er 2 personen in generatie 1 zijn. De kans dat dit gebeurt is: P (2) z 2. Dit zijn alle mogelijkheden omdat in ons voorbeeld een persoon slechts 0, 1 of 2 mensen kon besmetten. Deze analyse geeft ons een vergelijkingen voor z: z = P (0) + P (1) z + P (2) z 2 = z + 0.5z 2 Als we deze kwadratische vergelijking met 10 vermenigvuldigen vinden we: 10z = 2 + 3z + 5z 2 5z 2 7z + 2 = 0 5(z 1)(z 2/5) = 0 Deze vergelijking heeft 2 oplossingen: z = 0.4 en z = 1. De kleinste oplossing is de oplossing waarin we geïnteresseerd zijn. Dit kun je wiskundig laten zien, maar hier 26

27 volstaan we met de opmerking dat als R 0 > 1, de ziekte voldoende besmettelijk is om een grote uitbraak te veroorzaken. De kans z op een kleine uitbraak zal dan kleiner zijn dan 1. In dit voorbeeld is de kans 40% dat de ziekte uitdooft voordat er sprake is van een grote uitbraak, wanneer we beginnen met één besmettelijk individu. We beschouwen nu het algemene geval. Stel P (i) is de kans dat een besmettelijk individu i mensen besmet als al zijn/haar contacten vatbaar zijn (zoals het geval is in het begin van de epidemie). De kans z op een kleine uitbraak voldoet dan aan de vergelijking: z = P (0) + P (1) z + P (2) z 2 + P (3) z = P (i)z i De rechterkant van de vergelijking wordt wel de genererende functie van de kansen P (0), P (1), P (2),... genoemd. Deze genererende functie wordt vaak weergegeven als g(z). De kans z op een kleine uitbraak voldoet dan aan de vergelijking: z = g(z) Je kunt nu laten zien dat deze vergelijking alleen een oplossing tussen 0 en 1 heeft als R 0 > 1. Als R 0 1, dan is z = 1 de enige oplossing 6 waarvoor de oplossing een kans is, d.w.z., dat de oplossing minstens 0 is en maximaal 1. i=0 C Duur van de besmettelijke periode In de hoofdtekst hebben we aangenomen dat elke patiënt een kans α per tijdseenheid heeft om zijn/haar besmettelijkheid te verliezen en dat de patiënt een constante besmettelijkheid gedurende zijn of haar besmettelijke periode heeft. Door deze aannamen kunnen we uitrekenen wat de kans P (τ) is dat een besmette patiënt een tijdstip τ na besmetting nog steeds besmettelijk is. Opgave C.1. Wat is P (0)? De differentiaalvergelijking voor P (τ) wordt gegeven door: d P (τ) = αp (τ) dτ Opgave C.2. a. Waarom staat P (τ) aan de rechterkant van de differentiaalvergelijking? 6 Details zijn te vinden in het boek: Mathematical Tools for Understanding Infectious Disease Dynamics. Odo Diekmann, Hans Heesterbeek, Tom Britton. 27

Compex wiskunde A1-2 vwo 2003-I

Compex wiskunde A1-2 vwo 2003-I Epidemie Men spreekt van een epidemie als in korte tijd minstens 2% van de bevolking een besmettelijke ziekte oploopt. Een voorbeeld van zo n ziekte is griep. Rond 930 hebben twee Schotse wiskundigen,

Nadere informatie

Het SIR-model voor griep in Nederland

Het SIR-model voor griep in Nederland Het SIR-model voor griep in Nederland S.P. van Noort Universiteit Utrecht Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu 5 november 2003 Via wiskundige modellen kan de verspreiding van een besmettelijke

Nadere informatie

1. Een van mijn collega s, liet een mooi verhaal zien: De opgave was: Los op ln(x + 2) ln(x + 1) = 1.

1. Een van mijn collega s, liet een mooi verhaal zien: De opgave was: Los op ln(x + 2) ln(x + 1) = 1. Tentamen-wiskunde?. De basiswiskunde. Een van mijn collega s, liet een mooi verhaal zien: De opgave was: Los op ln(x + 2) ln(x + ) =. Oplossing : ln(x + 2) = + ln(x + ) x + 2 = ln + x + 3 = ln dus x =

Nadere informatie

Machten, exponenten en logaritmen

Machten, exponenten en logaritmen Machten, eponenten en logaritmen Machten, eponenten en logaritmen Macht, eponent en grondtal Eponenten en logaritmen hebben alles met machtsverheffen te maken. Een macht als 4 is niets anders dan de herhaalde

Nadere informatie

Griepepidemie. Modelleren B. Javiér Sijen. Janine Sinke

Griepepidemie. Modelleren B. Javiér Sijen. Janine Sinke Javiér Sijen Janine Sinke Griepepidemie Modelleren B Om de uitbraak van een epidemie te voorspellen, wordt de verspreiding van een griepvirus gemodelleerd. Hierbij wordt zowel een detailbenadering als

Nadere informatie

EPIDEMIOLOGIE - LEERLING. SuccesformulesVoorkant_Opmaak :08 Pagina 1 EPIDEMIOLOGIE. Naam: Klas: Datum:

EPIDEMIOLOGIE - LEERLING. SuccesformulesVoorkant_Opmaak :08 Pagina 1 EPIDEMIOLOGIE. Naam: Klas: Datum: EPIDEMIOLOGIE - LEERLING SuccesformulesVoorkant_Opmaak 1 06-10-14 10:08 Pagina 1 EPIDEMIOLOGIE 1 anigap 80:01 41-01-60 1 kaampo_tnakroovselumrofseccus Naam: Klas: Datum: INLEIDING Wiskunde speelt een belangrijk

Nadere informatie

Examencursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter

Examencursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter Voorbereidende opgaven VWO Examencursus wiskunde A Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in een van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk hem dan

Nadere informatie

Stoomcursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO ( ) = = ( ) ( ) ( ) = ( ) ( ) = ( ) = = ( )

Stoomcursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO ( ) = = ( ) ( ) ( ) = ( ) ( ) = ( ) = = ( ) Voorbereidende opgaven VWO Stoomcursus wiskunde A Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in een van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk hem dan

Nadere informatie

1. Orthogonale Hyperbolen

1. Orthogonale Hyperbolen . Orthogonale Hyperbolen a + b In dit hoofdstuk wordt de grafiek van functies van de vorm y besproken. Functies c + d van deze vorm noemen we gebroken lineaire functies. De grafieken van dit soort functies

Nadere informatie

12.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: l:y = ax + b gaat door de punten A(5, 3) en B(8, 12). Stel de functie van l op.

12.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: l:y = ax + b gaat door de punten A(5, 3) en B(8, 12). Stel de functie van l op. 12.0 Voorkennis Voorbeeld 1: l:y = ax + b gaat door de punten A(5, 3) en B(8, 12). Stel de functie van l op. Stap 1: Bepaal de richtingscoëfficiënt van l:y = ax + b : y yb ya 123 9 a 3 x x x 8 5 3 Hieruit

Nadere informatie

Trillingen en geluid wiskundig. 1 De sinus van een hoek 2 Uitwijking van een trilling berekenen 3 Macht en logaritme 4 Geluidsniveau en amplitude

Trillingen en geluid wiskundig. 1 De sinus van een hoek 2 Uitwijking van een trilling berekenen 3 Macht en logaritme 4 Geluidsniveau en amplitude Trillingen en geluid wiskundig 1 De sinus van een hoek 2 Uitwijking van een trilling berekenen 3 Macht en logaritme 4 Geluidsniveau en amplitude 1 De sinus van een hoek Eenheidscirkel In de figuur hiernaast

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Grafieken en formules

Hoofdstuk 2: Grafieken en formules Hoofdstuk 2: Grafieken en formules Wiskunde VMBO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 2: Grafieken en formules Wiskunde 1. Basisvaardigheden 2. Grafieken en formules 3. Algebraïsche verbanden 4. Meetkunde

Nadere informatie

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12 Katern 2 Getaltheorie Inhoudsopgave 1 Delers 1 2 Deelbaarheid door 2, 3, 5, 9 en 11 6 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12 1 Delers In Katern 1 heb je geleerd wat een deler van een getal

Nadere informatie

Docentenversie. Hoofdstuk A9 Hellinggrafieken - alternatief. snelheid (m/s)

Docentenversie. Hoofdstuk A9 Hellinggrafieken - alternatief. snelheid (m/s) Docentenversie Vooraf Dit hoofdstuk bestaat uit drie delen: Wat zijn hellinggrafieken en hoe maak je ze? Met het differentiequotient voor alle punten van de grafiek de helling uitrekenen. Die waarden kun

Nadere informatie

Wiskundige Technieken 1 Uitwerkingen Hertentamen 23 december 2014

Wiskundige Technieken 1 Uitwerkingen Hertentamen 23 december 2014 Wiskundige Technieken Uitwerkingen Hertentamen 3 december 04 Normering voor 4 pt vragen andere vragen naar rato: 4pt 3pt pt pt 0pt goed begrepen én goed uitgevoerd, eventueel met enkele onbelangrijke rekenfoutjes

Nadere informatie

VOOR HET SECUNDAIR ONDERWIJS

VOOR HET SECUNDAIR ONDERWIJS VOOR HET SECUNDAIR ONDERWIJS Steekproefmodellen en normaal verdeelde steekproefgrootheden 5. Werktekst voor de leerling Prof. dr. Herman Callaert Hans Bekaert Cecile Goethals Lies Provoost Marc Vancaudenberg

Nadere informatie

Kerstvakantiecursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter

Kerstvakantiecursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter Voorbereidende opgaven VWO Kerstvakantiecursus wiskunde A Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in een van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk

Nadere informatie

Nu een leuk stukje wiskunde ter vermaak (hoop ik dan maar). Optellen van oneindig veel getallen

Nu een leuk stukje wiskunde ter vermaak (hoop ik dan maar). Optellen van oneindig veel getallen Nu een leuk stukje wiskunde ter vermaak (hoop ik dan maar). Optellen van oneindig veel getallen Ter inleiding: tellen Turven, maar: onhandig bij grote aantallen. Romeinse cijfers: speciale symbolen voor

Nadere informatie

Trillingen en geluid wiskundig

Trillingen en geluid wiskundig Trillingen en geluid wiskundig 1 De sinus van een hoek 2 Radialen 3 Uitwijking van een harmonische trilling 4 Macht en logaritme 5 Geluidsniveau en amplitude 1 De sinus van een hoek Sinus van een hoek

Nadere informatie

1.1.2. Wiskundige taal. Symbolen om mee te rekenen + optelling - aftrekking. vermenigvuldiging : deling

1.1.2. Wiskundige taal. Symbolen om mee te rekenen + optelling - aftrekking. vermenigvuldiging : deling Examen Wiskunde: Hoofdstuk 1: Reële getallen: 1.1 Rationale getallen: 1.1.1 Soorten getallen. Een natuurlijk getal is het resultaat van een tellg van een edig aantal dgen. Een geheel getal is het verschil

Nadere informatie

Bijlage bij Eindverslag van de Nomenclatuurcommissie Wiskunde september 2007

Bijlage bij Eindverslag van de Nomenclatuurcommissie Wiskunde september 2007 Bijlage bij Eindverslag van de Nomenclatuurcommissie Wiskunde september 2007 zie havo vwo aantonen 1 aanzicht absolute waarde afgeleide (functie) notatie met accent: bijvoorbeeld f'(x), f' notatie met

Nadere informatie

De dynamica van een hertenpopulatie. Verslag 1 Modellen en Simulatie

De dynamica van een hertenpopulatie. Verslag 1 Modellen en Simulatie De dynamica van een hertenpopulatie Verslag Modellen en Simulatie 8 februari 04 Inleiding Om de groei van een populatie te beschrijven, kunnen vele verschillende modellen worden gebruikt, en welke meer

Nadere informatie

Hoofdstuk A9 Hellinggrafieken - alternatief

Hoofdstuk A9 Hellinggrafieken - alternatief Hoofdstuk A9 Hellinggrafieken - alternatief Hellinggrafieken a. Maak instap opgaven I-a en I-b (zonder de formules van instap opgave I- te gebruiken). snelheid (m/s) tijd (seconden) b. Hoe kun je met de

Nadere informatie

(g 0 en n een heel getal) Voor het rekenen met machten geldt ook - (p q) a = p a q a

(g 0 en n een heel getal) Voor het rekenen met machten geldt ook - (p q) a = p a q a Samenvatting wiskunde h4 hoofdstuk 3 en 6, h5 hoofdstuk 4 en 6 Hoofdstuk 3 Voorkennis Bij het rekenen met machten gelden de volgende rekenregels: - Bij een vermenigvuldiging van twee machten met hetzelfde

Nadere informatie

Samenvatting Wiskunde B

Samenvatting Wiskunde B Bereken: Bereken algebraisch: Bereken eact: De opgave mag berekend worden met de hand of met de GR. Geef bij GR gebruik de ingevoerde formules en gebruikte opties. Kies op een eamen in dit geval voor berekenen

Nadere informatie

Examen VWO. wiskunde A1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni 13.30-16.30 uur

Examen VWO. wiskunde A1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni 13.30-16.30 uur Examen VWO 2008 tijdvak 2 woensdag 18 juni 13.30-16.30 uur wiskunde A1,2 Dit examen bestaat uit 21 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 82 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten

Nadere informatie

Basisvaardigheden algebra. Willem van Ravenstein. 2012 Den Haag

Basisvaardigheden algebra. Willem van Ravenstein. 2012 Den Haag Basisvaardigheden algebra Willem van Ravenstein 2012 Den Haag 1. Variabelen Rekenenis het werken met getallen. Er zijn vier hoofdbewerkingen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Verder ken

Nadere informatie

Gaap, ja, nog een keer. In één variabele hebben we deze formule nu al een paar keer gezien:

Gaap, ja, nog een keer. In één variabele hebben we deze formule nu al een paar keer gezien: Van de opgaven met een letter en dus zonder nummer staat het antwoord achterin. De vragen met een nummer behoren tot het huiswerk. Spieken achterin helpt je niets in het beter snappen... 1 Stelling van

Nadere informatie

(Assistenten zijn Sofie Burggraeve, Bart Jacobs, Annelies Jaspers, Nele Lejon, Daan Michiels, Michael Moreels, Berdien Peeters en Pieter Segaert).

(Assistenten zijn Sofie Burggraeve, Bart Jacobs, Annelies Jaspers, Nele Lejon, Daan Michiels, Michael Moreels, Berdien Peeters en Pieter Segaert). Tussentijdse Toets Wiskunde I 1ste bachelor Biochemie & Biotechnologie, Chemie, Geografie, Geologie, Informatica, Schakelprogramma Master Toegepaste Informatica, donderdag 17 november 011, 8:30 10:00 uur

Nadere informatie

Kerstvakantiecursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven HAVO kan niet korter

Kerstvakantiecursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven HAVO kan niet korter Voorbereidende opgaven HAVO Kerstvakantiecursus wiskunde A Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in een van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk

Nadere informatie

Zomercursus Wiskunde. Katholieke Universiteit Leuven Groep Wetenschap & Technologie. September 2008

Zomercursus Wiskunde. Katholieke Universiteit Leuven Groep Wetenschap & Technologie. September 2008 Katholieke Universiteit Leuven September 2008 Limieten en asymptoten van rationale functies (versie juli 2008) Rationale functies. Inleiding Functies als f : 5 5, f 2 : 2 3 + 2 f 3 : 32 + 7 4 en f 4 :

Nadere informatie

Opgaven bij het vormen van ruimte: van Poincaré tot Perelman

Opgaven bij het vormen van ruimte: van Poincaré tot Perelman Opgaven bij het vormen van ruimte: van Poincaré tot Perelman Roland van der Veen Inleiding Deze reeks opgaven is bedoeld voor de werkcolleges van de vakantiecursus Wiskunde in Wording, Augustus 2013. 1

Nadere informatie

Wiskundige vaardigheden

Wiskundige vaardigheden Inleiding Bij het vak natuurkunde ga je veel rekenstappen zetten. Het is noodzakelijk dat je deze rekenstappen goed en snel kunt uitvoeren. In deze presentatie behandelen we de belangrijkste wiskundige

Nadere informatie

Kettingbreuken. 20 april 2010 1 K + 1 E + 1 T + 1 T + 1 I + 1 N + 1 G + 1 B + 1 R + 1 E + 1 U + 1 K + E + 1 N 1 2 + 1 0 + 1 A + 1 P + 1 R + 1 I + 1

Kettingbreuken. 20 april 2010 1 K + 1 E + 1 T + 1 T + 1 I + 1 N + 1 G + 1 B + 1 R + 1 E + 1 U + 1 K + E + 1 N 1 2 + 1 0 + 1 A + 1 P + 1 R + 1 I + 1 Kettingbreuken Frédéric Guffens 0 april 00 K + E + T + T + I + N + G + B + R + E + U + K + E + N 0 + A + P + R + I + L + 0 + + 0 Wat zijn Kettingbreuken? Een kettingbreuk is een wiskundige uitdrukking

Nadere informatie

2.0 Voorkennis. Herhaling merkwaardige producten: (A + B) 2 = A 2 + 2AB + B 2 (A B) 2 = A 2 2AB + B 2 (A + B)(A B) = A 2 B 2

2.0 Voorkennis. Herhaling merkwaardige producten: (A + B) 2 = A 2 + 2AB + B 2 (A B) 2 = A 2 2AB + B 2 (A + B)(A B) = A 2 B 2 .0 Voorkennis Herhaling merkwaardige producten: (A + B) = A + AB + B (A B) = A AB + B (A + B)(A B) = A B Voorbeeld 1: (5a) (a -3b) = 5a (4a 1ab + 9b ) = 5a 4a + 1ab 9b = 1a + 1ab 9b Voorbeeld : 4(x 7)

Nadere informatie

10.0 Voorkennis. Herhaling van rekenregels voor machten: a als a a 1 0[5] [6] Voorbeeld 1: Schrijf als macht van a:

10.0 Voorkennis. Herhaling van rekenregels voor machten: a als a a 1 0[5] [6] Voorbeeld 1: Schrijf als macht van a: 10.0 Voorkennis Herhaling van rekenregels voor machten: p p q pq a pq a a a [1] a [2] q a q p pq p p p a a [3] ( ab) a b [4] Voorbeeld 1: Schrijf als macht van a: 1 8 : a a : a a a a 3 8 3 83 5 Voorbeeld

Nadere informatie

. noemer noemer Voorbeelden: 1 Breuken vereenvoudigen Schrijf de volgende breuken als één breuk en zo eenvoudig mogelijk: 4 1 x e.

. noemer noemer Voorbeelden: 1 Breuken vereenvoudigen Schrijf de volgende breuken als één breuk en zo eenvoudig mogelijk: 4 1 x e. Tips: Maak de volgende opgaven het liefst voorin in één van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een som niet lukt, werk hem dan uit tot waar je kunt en ga verder met de volgende

Nadere informatie

Functievergelijkingen

Functievergelijkingen Functievergelijkingen Trainingsweek juni 2008 Basistechnieken Je mag alle getallen in het domein invullen in je functievergelijking. Wat er precies handig is, hangt af van het domein en van de functievergelijking.

Nadere informatie

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus. Rekenregels voor vereenvoudigen ( ) = = ( ) ( ) ( ) = ( ) ( ) = ( ) = = ( )

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus. Rekenregels voor vereenvoudigen ( ) = = ( ) ( ) ( ) = ( ) ( ) = ( ) = = ( ) Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in één van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk hem dan uit tot

Nadere informatie

11.0 Voorkennis. Optellen alleen bij gelijknamige termen: 3a 3 + 4a 3 = 7a 3. Bij macht van een macht exponenten vermenigvuldigen: (a 5 ) 4 = a 20

11.0 Voorkennis. Optellen alleen bij gelijknamige termen: 3a 3 + 4a 3 = 7a 3. Bij macht van een macht exponenten vermenigvuldigen: (a 5 ) 4 = a 20 .0 Voorkennis Herhaling rekenregels voor machten: Vermenigvuldigen is exponenten optellen: a 3 a 5 = a 8 Optellen alleen bij gelijknamige termen: 3a 3 + a 3 = 7a 3 Bij macht van een macht exponenten vermenigvuldigen:

Nadere informatie

Willem van Ravenstein 2007

Willem van Ravenstein 2007 Inhoud van ruimtelijke figuren Inhoud van omwentelingslichamen Lengte van een kromme Differentiaalvergelijkingen Richtingsvelden Standaardtypen differentiaalvergelijkingen Losse eindjes, tips & truuks

Nadere informatie

Monitoraatssessie Wiskunde

Monitoraatssessie Wiskunde Monitoraatssessie Wiskunde 1 Overzicht van de cursus Er zijn drie grote blokken, telkens voorafgegaan door de rekentechnieken die voor dat deel nodig zullen zijn. Exponentiële en logaritmische functies;

Nadere informatie

Examen VWO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Examen VWO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl) Wiskunde B,2 (nieuwe stijl) Eamen VW Voorbereidend Wetenschappelijk nderwijs Tijdvak 2 Woensdag 9 juni 3.30 6.30 uur 20 02 Voor dit eamen zijn maimaal 84 punten te behalen; het eamen bestaat uit 6 vragen.

Nadere informatie

3.0 Voorkennis. y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x.

3.0 Voorkennis. y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x. 3.0 Voorkennis y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x. y = -4x + 8 kan herschreven worden als y + 4x = 8 Dit is een lineaire vergelijking met twee variabelen. Als je

Nadere informatie

d. Met de dy/dx knop vind je dat op tijdstip t =2π 6,28 het water daalt met snelheid van 0,55 m/uur. Dat is hetzelfde als 0,917 cm per minuut.

d. Met de dy/dx knop vind je dat op tijdstip t =2π 6,28 het water daalt met snelheid van 0,55 m/uur. Dat is hetzelfde als 0,917 cm per minuut. Hoofdstuk A: Goniometrische functies. I-. a. De grafiek staat hiernaast. De periode is ongeveer,6 uur. b. De grafiek snijden met y = levert bijvoorbeeld x,00 en x,8. Het verschil is ongeveer,7 uur en dat

Nadere informatie

Zomercursus Wiskunde. Module 4 Limieten en asymptoten van rationale functies (versie 22 augustus 2011)

Zomercursus Wiskunde. Module 4 Limieten en asymptoten van rationale functies (versie 22 augustus 2011) Katholieke Universiteit Leuven September 20 Module 4 Limieten en asymptoten van rationale functies (versie 22 augustus 20) Inhoudsopgave Rationale functies. Inleiding....................................2

Nadere informatie

Uitwerkingen Mei Eindexamen VWO Wiskunde A. Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek

Uitwerkingen Mei Eindexamen VWO Wiskunde A. Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek Uitwerkingen Mei 2012 Eindexamen VWO Wiskunde A Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek Schroefas Opgave 1. In de figuur trekken we een lijn tussen 2600 tpm op de linkerschaal en

Nadere informatie

Netwerkdiagram voor een project. AON: Activities On Nodes - activiteiten op knooppunten

Netwerkdiagram voor een project. AON: Activities On Nodes - activiteiten op knooppunten Netwerkdiagram voor een project. AON: Activities On Nodes - activiteiten op knooppunten Opmerking vooraf. Een netwerk is een structuur die is opgebouwd met pijlen en knooppunten. Bij het opstellen van

Nadere informatie

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica Uitwerking Proeftentamen 3 Functies van één veranderlijke (15126 De uitwerkingen van de opgaven dienen duidelijk geformuleerd en overzichtelijk

Nadere informatie

V.2 Limieten van functies

V.2 Limieten van functies V.2 Limieten van functies Beschouw een deelverzameling D R, een functie f: D R en zij c R. We willen het gedrag van f in de buurt van c bestuderen. De functiewaarde in c is daarvoor niet belangrijk, de

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 1 Beweging in beeld Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 1.1 Beweging vastleggen Het verschil tussen afstand en verplaatsing De verplaatsing (x) is de netto verplaatsing en de

Nadere informatie

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica Uitwerking tentamen Functies van één veranderlijke (5260) op dinsdag 6 januari 2009, 9.00 2.00 uur. De uitwerkingen van de opgaven

Nadere informatie

Statistiek voor Natuurkunde Opgavenserie 1: Kansrekening

Statistiek voor Natuurkunde Opgavenserie 1: Kansrekening Statistiek voor Natuurkunde Opgavenserie 1: Kansrekening Inleveren: 12 januari 2011, VOOR het college Afspraken Serie 1 mag gemaakt en ingeleverd worden in tweetallen. Schrijf duidelijk je naam, e-mail

Nadere informatie

exponentiële standaardfunctie

exponentiële standaardfunctie 9.0 Voorkennis In de grafiek is de eponentiële standaardfunctie f() = getekend; D f = R, B f = (0, ) met de -as als asymptoot (Dit volgt uit: lim 0 ); Elke functie g met g > heeft deze vorm; Voor g > is

Nadere informatie

VOOR HET SECUNDAIR ONDERWIJS. Kansmodellen. 3. Populatie en steekproef. Werktekst voor de leerling. Prof. dr. Herman Callaert

VOOR HET SECUNDAIR ONDERWIJS. Kansmodellen. 3. Populatie en steekproef. Werktekst voor de leerling. Prof. dr. Herman Callaert VOOR HET SECUNDAIR ONDERWIJS Kansmodellen. Werktekst voor de leerling Prof. dr. Herman Callaert Hans Bekaert Cecile Goethals Lies Provoost Marc Vancaudenberg . Populatie: een intuïtieve definitie.... Een

Nadere informatie

Korte handleiding Maple, bestemd voor gebruik bij de cursus Wiskunde

Korte handleiding Maple, bestemd voor gebruik bij de cursus Wiskunde Korte handleiding Maple, bestemd voor gebruik bij de cursus Wiskunde voor B. 1 Eenvoudige operaties en functies. 1. De bewerkingen optellen aftrekken, vermenigvuldigen, delen en machtsverheffen worden

Nadere informatie

3. Bepaal de convergentie-eigenschappen (absoluut convergent, voorwaardelijk convergent, divergent) van de volgende reeksen: n=1. ( 1) n (n + 1)x 2n.

3. Bepaal de convergentie-eigenschappen (absoluut convergent, voorwaardelijk convergent, divergent) van de volgende reeksen: n=1. ( 1) n (n + 1)x 2n. Radboud Universiteit Tentamen Calculus A NWI-WP025 25 januari 208, 8.30.30 Het gebruik van een rekenmachine/gr, telefoon, boek, aantekeningen e.d. is niet toegestaan. Geef precieze argumenten en antwoorden.

Nadere informatie

Uitwerkingen Rekenen met cijfers en letters

Uitwerkingen Rekenen met cijfers en letters Uitwerkingen Rekenen met cijfers en letters Maerlant College Brielle 5 oktober 2009 c Swier Garst - RGO Middelharnis 2 Inhoudsopgave Rekenen met gehele getallen 7. De gehele getallen.....................................

Nadere informatie

Exponentiële vergelijkingen en groei

Exponentiële vergelijkingen en groei Exponentiële vergelijkingen en groei De gelijkheid 10 2 = 100 bevat drie getallen: 10, 2 en 100. Als we van die drie getallen er één niet weten moeten we hem kunnen berekenen. We kunnen dus drie gevallen

Nadere informatie

Tentamen Functies en Reeksen

Tentamen Functies en Reeksen Tentamen Functies en Reeksen 6 november 204, 3:30 6:30 uur Schrijf op ieder vel je naam en bovendien op het eerste vel je studentnummer, de naam van je practicumleider (Arjen Baarsma, KaYin Leung, Roy

Nadere informatie

Rekenen aan wortels Werkblad =

Rekenen aan wortels Werkblad = Rekenen aan wortels Werkblad 546121 = Vooraf De vragen en opdrachten in dit werkblad die vooraf gegaan worden door, moeten schriftelijk worden beantwoord. Daarbij moet altijd duidelijk zijn hoe de antwoorden

Nadere informatie

13.0 Voorkennis. Links is de grafiek van de functie f(x) = 5x 4 + 2x 3 6x 2 5 getekend op het interval [-2, 2]; Deze grafiek heeft drie toppen.

13.0 Voorkennis. Links is de grafiek van de functie f(x) = 5x 4 + 2x 3 6x 2 5 getekend op het interval [-2, 2]; Deze grafiek heeft drie toppen. 13.0 Voorkennis Links is de grafiek van de functie f(x) = 5x 4 + 2x 3 6x 2 5 getekend op het interval [-2, 2]; Deze grafiek heeft drie toppen. Op het interval [-2; -0,94) is de grafiek dalend; Bij x =

Nadere informatie

1.3 Rekenen met pijlen

1.3 Rekenen met pijlen 14 Getallen 1.3 Rekenen met pijlen 1.3.1 Het optellen van pijlen Jeweetnuwatdegetallenlijnisendat0nochpositiefnochnegatiefis. Wezullen nu een soort rekenen met pijlen gaan invoeren. We spreken af dat bij

Nadere informatie

Inhoud college 5 Basiswiskunde Taylorpolynomen

Inhoud college 5 Basiswiskunde Taylorpolynomen Inhoud college 5 Basiswiskunde 4.10 Taylorpolynomen 2 Basiswiskunde_College_5.nb 4.10 Inleiding Gegeven is een functie f met punt a in domein D f. Gezocht een eenvoudige functie, die rond punt a op f lijkt

Nadere informatie

Breuken met letters WISNET-HBO. update juli 2013

Breuken met letters WISNET-HBO. update juli 2013 Breuken met letters WISNET-HBO update juli 2013 De bedoeling van deze les is het repeteren met pen en papier van het werken met breuken. Steeds wordt bij gebruik van letters verondersteld dat de noemers

Nadere informatie

Een model voor een lift

Een model voor een lift Een model voor een lift 2 de Leergang Wiskunde schooljaar 213/14 2 Inhoudsopgave Achtergrondinformatie... 4 Inleiding... 5 Model 1, oriëntatie... 7 Model 1... 9 Model 2, oriëntatie... 11 Model 2... 13

Nadere informatie

8. Differentiaal- en integraalrekening

8. Differentiaal- en integraalrekening Computeralgebra met Maxima 8. Differentiaal- en integraalrekening 8.1. Sommeren Voor de berekening van sommen kent Maxima de opdracht: sum (expr, index, laag, hoog) Hierbij is expr een Maxima-expressie,

Nadere informatie

Inhoud college 4 Basiswiskunde. 2.6 Hogere afgeleiden 2.8 Middelwaardestelling 2.9 Impliciet differentiëren 4.9 Linearisatie

Inhoud college 4 Basiswiskunde. 2.6 Hogere afgeleiden 2.8 Middelwaardestelling 2.9 Impliciet differentiëren 4.9 Linearisatie Inhoud college 4 Basiswiskunde 2.6 Hogere afgeleiden 2.8 Middelwaardestelling 2.9 Impliciet differentiëren 4.9 Linearisatie 2 Basiswiskunde_College_4.nb 2.6 Hogere afgeleiden De afgeleide f beschrijft

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2002-II

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2002-II ppervlakte Gegeven is de functie f ( x) x. De lijn k raakt aan de grafiek van f in het punt (0, 3). Zie figuur. figuur y k f x 5p Stel met behulp van differentiëren een vergelijking op van k. De grafiek

Nadere informatie

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën. Beste leerling, Dit document bevat het examenverslag voor leerlingen van het vak wiskunde A vwo, tweede tijdvak (2018). In dit examenverslag proberen we een zo goed mogelijk antwoord te geven op de volgende

Nadere informatie

Examen VWO. wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Examen VWO. wiskunde B1,2 (nieuwe stijl) wiskunde B, (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak Woensdag 3 juni 3.30 6.30 uur 0 04 Voor dit examen zijn maximaal 87 punten te behalen; het examen bestaat uit 9 vragen.

Nadere informatie

7,7. Samenvatting door Manon 1834 woorden 3 mei keer beoordeeld. Wiskunde C theorie CE.

7,7. Samenvatting door Manon 1834 woorden 3 mei keer beoordeeld. Wiskunde C theorie CE. Samenvatting door Manon 1834 woorden 3 mei 2016 7,7 13 keer beoordeeld Vak Wiskunde Wiskunde C theorie CE. Permutaties: -Het aantal permutaties van drie dingen die je kiest uit acht dingen is: 8*7*6= 336.

Nadere informatie

REKENVAARDIGHEID BRUGKLAS

REKENVAARDIGHEID BRUGKLAS REKENVAARDIGHEID BRUGKLAS Schooljaar 008/009 Inhoud Uitleg bij het boekje Weektaak voor e week: optellen en aftrekken Weektaak voor e week: vermenigvuldigen Weektaak voor e week: delen en de staartdeling

Nadere informatie

6.0 Voorkennis AD BC. Kruislings vermenigvuldigen: Voorbeeld: 50 10x. 50 10( x 1) Willem-Jan van der Zanden

6.0 Voorkennis AD BC. Kruislings vermenigvuldigen: Voorbeeld: 50 10x. 50 10( x 1) Willem-Jan van der Zanden 6.0 Voorkennis Kruislings vermenigvuldigen: A C AD BC B D Voorbeeld: 50 0 x 50 0( x ) 50 0x 0 0x 60 x 6 6.0 Voorkennis Herhaling van rekenregels voor machten: p p q pq a pq a a a [] a [2] q a q p pq p

Nadere informatie

Ook de volledige spiraal van de stroken van lengte 1, 3, 5,, 99 past precies in een rechthoek.

Ook de volledige spiraal van de stroken van lengte 1, 3, 5,, 99 past precies in een rechthoek. Een spiraal In deze opgave bekijken we rechthoekige stroken van breedte en oneven lengte:, 3, 5,..., 99. Door deze stroken op een bepaalde manier aan elkaar te leggen, maken we een spiraal. In figuur is

Nadere informatie

META-kaart vwo5 wiskunde A - domein Afgeleide functies

META-kaart vwo5 wiskunde A - domein Afgeleide functies META-kaart vwo5 wiskunde A - domein Afgeleide functies Wat heb ik nodig: GR of afgeleide? Hoe ziet de grafiek eruit? Moet ik de afgeleide berekenen? Kan ik bij deze functie de afgeleide berekenen? Welke

Nadere informatie

Transformaties van grafieken HAVO wiskunde B deel 1

Transformaties van grafieken HAVO wiskunde B deel 1 Transformaties van grafieken HAVO wiskunde B deel Willem van Ravenstein 500765005 Haags Montessori Lyceum (c) 06 Inleiding In de leerroute transformaties van grafieken gaat het om de karakteristieke eigenschappen

Nadere informatie

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica Uitwerking tentamen Functies van één veranderlijke (5260) op donderdag 25 oktober 2007, 9.00 2.00 uur. De uitwerkingen van de opgaven

Nadere informatie

Wortels met getallen en letters. 2 Voorbeeldenen met de (vierkants)wortel (Tweedemachts wortel)

Wortels met getallen en letters. 2 Voorbeeldenen met de (vierkants)wortel (Tweedemachts wortel) 1 Inleiding Wortels met getallen en letters WISNET-HBO update sept 2009 Voorkennis voor deze les over Wortelvormen is de les over Machten. Voor de volledigheid staat aan het eind van deze les een overzicht

Nadere informatie

wiskunde A vwo 2018-II

wiskunde A vwo 2018-II OVERZICHT FORMULES Differentiëren naam van de regel functie afgeleide somregel s( x) f( x) g( x) s' ( x) f'x ( ) g'x ( ) verschilregel s( x) f( x) g( x) s' ( x) f'x ( ) g'x ( ) productregel px ( ) f( x)

Nadere informatie

Transformaties van grafieken HAVO wiskunde B deel 2. Willem van Ravenstein Haags Montessori Lyceum (c) 2016

Transformaties van grafieken HAVO wiskunde B deel 2. Willem van Ravenstein Haags Montessori Lyceum (c) 2016 Transformaties van grafieken HAVO wiskunde B deel Willem van Ravenstein 50075005 Haags Montessori Lyceum (c) 0 Inleiding In deze leerroute gaan we kijken naar goniometrische functies: De eenheidscirkel

Nadere informatie

Uitwerkingen van de opgaven bij het vormen van ruimte: van Poincaré tot Perelman

Uitwerkingen van de opgaven bij het vormen van ruimte: van Poincaré tot Perelman Uitwerkingen van de opgaven bij het vormen van ruimte: van Poincaré tot Perelman Roland van der Veen Inleiding Deze reeks opgaven is bedoeld voor de werkcolleges van de vakantiecursus Wiskunde in Wording,

Nadere informatie

Het oplossen van vergelijkingen Voor het benaderen van oplossingen van vergelijkingen van de vorm F(x)=0 bespreken we een aantal methoden:

Het oplossen van vergelijkingen Voor het benaderen van oplossingen van vergelijkingen van de vorm F(x)=0 bespreken we een aantal methoden: Hoofdstuk 4 Programmeren met de GR Toevoegen: een inleiding op het programmeren met de GR Hoofdstuk 5 - Numerieke methoden Numerieke wiskunde is een deelgebied van de wiskunde waarin algoritmes voor problemen

Nadere informatie

Opdrachtenblad COACH - UITWERKINGEN

Opdrachtenblad COACH - UITWERKINGEN Opdrachtenblad COACH - UITWERKINGEN 1 Introductie In deze activiteit leer je hoe je de verspreiding van een virus kunt analyseren met een grafisch Coach model. We beginnen met een eenvoudig versie van

Nadere informatie

en-splitsingen: een aantal alternatieven worden parallel toegepast, of-splitsingen: van een aantal alternatieven wordt er één toegepast,

en-splitsingen: een aantal alternatieven worden parallel toegepast, of-splitsingen: van een aantal alternatieven wordt er één toegepast, Kansrekening voor Informatiekunde, 25 Les 8 Proces analyse Veel processen laten zich door netwerken beschrijven, waarin knopen acties aangeven en opdrachten langs verbindingen tussen de knopen verwerkt

Nadere informatie

Examen VWO. wiskunde B1

Examen VWO. wiskunde B1 wiskunde B Eamen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak Dinsdag 3 mei 3.3 6.3 uur 5 Voor dit eamen zijn maimaal 87 punten te behalen; het eamen bestaat uit vragen. Voor elk vraagnummer is

Nadere informatie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Uitwerking Tentamen Calculus, 2DM10, maandag 22 januari 2007

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Uitwerking Tentamen Calculus, 2DM10, maandag 22 januari 2007 TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica Uitwerking Tentamen Calculus, DM, maandag januari 7. (a) Gevraagd is het polynoom f() + f () (x ) + f (x ). Een eenvoudige rekenpartij

Nadere informatie

Kerstvakantiecursus. wiskunde B. Voorbereidende opgaven VWO. Haakjes. Machten

Kerstvakantiecursus. wiskunde B. Voorbereidende opgaven VWO. Haakjes. Machten Voorbereidende opgaven VWO Kerstvakantiecursus wiskunde B Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in een van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk

Nadere informatie

Wiskunde klas 3. Vaardigheden. Inhoudsopgave. 1. Breuken 2. 2. Gelijksoortige termen samennemen 3. 3. Rekenen met machten 3. 4. Rekenen met wortels 4

Wiskunde klas 3. Vaardigheden. Inhoudsopgave. 1. Breuken 2. 2. Gelijksoortige termen samennemen 3. 3. Rekenen met machten 3. 4. Rekenen met wortels 4 Vaardigheden Wiskunde klas Inhoudsopgave. Breuken. Gelijksoortige termen samennemen. Rekenen met machten. Rekenen met wortels. Algebraïsche producten 6. Ontbinden in factoren 6 7. Eerstegraads vergelijkingen

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 1 Beweging in beeld Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 1.4/1.5 Significantie en wiskundige vaardigheden Omrekenen van grootheden moet je kunnen. Onderstaande schema moet je

Nadere informatie

4. Exponentiële vergelijkingen

4. Exponentiële vergelijkingen 4. Exponentiële vergelijkingen De gelijkheid 10 3 = 1000 bevat drie getallen: 10, 3 en 1000. Als we van die drie getallen er één niet weten moeten we hem kunnen berekenen. We kunnen dus drie gevallen onderscheiden:

Nadere informatie

Logaritmen. Het tijdstip t waarop S(t) = is op de t-as aangegeven. Dat tijdstip komt niet mooi uit. Dat tijdstip noemen 5,3

Logaritmen. Het tijdstip t waarop S(t) = is op de t-as aangegeven. Dat tijdstip komt niet mooi uit. Dat tijdstip noemen 5,3 5 Logaritmen 1 We bekijken de Shigella-bacterie uit opgave 1 van de vorige paragraaf. Hieronder staat een stukje van de grat fiek van de functie S(t) = 5,. Het tijdstip t waarop S(t) = 100.000 is op de

Nadere informatie

Notatieafspraken bovenbouw, wiskunde A

Notatieafspraken bovenbouw, wiskunde A Notatieafspraken bovenbouw, wiskunde A Bewaar dit document zorgvuldig Het wordt slechts éénmaal verstrekt Dit document bevat afspraken voor de correcte notatie volgens de gehele sectie wiskunde van het

Nadere informatie

Zomercursus Wiskunde. Katholieke Universiteit Leuven Groep Wetenschap & Technologie. September 2008

Zomercursus Wiskunde. Katholieke Universiteit Leuven Groep Wetenschap & Technologie. September 2008 Katholieke Universiteit Leuven September 008 Algebraïsch rekenen (versie 7 juni 008) Inleiding In deze module worden een aantal basisrekentechnieken herhaald. De nadruk ligt vooral op het symbolisch rekenen.

Nadere informatie

Compex wiskunde A1-2 vwo 2003-I

Compex wiskunde A1-2 vwo 2003-I Levensduur van koffiezetapparaten Enkele jaren geleden is onderzocht hoe lang nieuw aangeschafte koffiezetapparaten meegaan. Op basis daarvan is een kansmodel gemaakt zoals weergegeven in figuur 1. Hierin

Nadere informatie

Uitwerkingen Mei 2012. Eindexamen VWO Wiskunde C. Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek

Uitwerkingen Mei 2012. Eindexamen VWO Wiskunde C. Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek Uitwerkingen Mei 2012 Eindexamen VWO Wiskunde C Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek I Tjing Opgave 1. Het aantal hoofdstukken in de I Tjing correspondeert met het totale aantal

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2004-II

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2004-II Voedselbehoefte In een zeker gebied wordt een grote toename van de bevolking voorzien. Om de daarmee gepaard gaande problemen het hoofd te kunnen bieden, heeft men een schatting nodig van de grootte van

Nadere informatie

14.1 Vergelijkingen en herleidingen [1]

14.1 Vergelijkingen en herleidingen [1] 4. Vergelijkingen en herleidingen [] Er zijn vier soorten bijzondere vergelijkingen: : AB = 0 => A = 0 of B = 0 ( - 5)( + 7) = 0-5 = 0 of + 7 = 0 = 5 of = -7 : A = B geeft A = B of A = - B ( ) = 5 ( )

Nadere informatie

Willem van Ravenstein

Willem van Ravenstein Willem van Ravenstein 1. Variabelen Rekenen is het werken met getallen. Er zijn vier hoofdbewerkingen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Verder ken je de bewerkingen machtsverheffen en worteltrekken.

Nadere informatie

Netwerkdiagram voor een project. AOA: Activities On Arrows - activiteiten op de pijlen.

Netwerkdiagram voor een project. AOA: Activities On Arrows - activiteiten op de pijlen. Netwerkdiagram voor een project. AOA: Activities On Arrows - activiteiten op de pijlen. Opmerking vooraf. Een netwerk is een structuur die is opgebouwd met pijlen en knooppunten. Bij het opstellen van

Nadere informatie