REGLEMENT KAPVERGUNNING MET BETREKKING TOT BEPLANTINGEN

Transcriptie

1 REGLEMENT KAPVERGUNNING MET BETREKKING TOT BEPLANTINGEN

2 COLOFON Uitgave stadsbestuur Halen, Markt 14, 3545 Halen Ontwerp & realisatie Tekst - stadsbestuur Halen Ontwerp - dienst Communicatie stad Halen Beelden - Contactgegevens Milieudienst Markt 14, 3545 Halen T E milieudienst@halen.be E duurzaamheidsambtenaar@halen.be Copyright [stad Halen], goedgekeurd door de gemeenteraad van de stad Halen, d.d REGLEMENT KAPVERGUNNING MET BETREKKING TOT BEPLANTINGEN 1

3 ARTIKEL 1 Onverminderd de bepalingen van artikel 44 1 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedenbouw, gewijzigd bij de wet van 22 december 1970 en bij het decreet van 29 juni 1984, en onverminderd de bepalingen van het besluit tot instelling van een vergunningsplicht voor de wijziging van vegetatie en van lijn- en puntvormige elementen van 4 december 1991, is deze bouwverordening van toepassing op de beplantingen die bijdragen tot de fraaiheid van de bouwwerken, de installaties en hun omgeving, en van de wegen, hun toegangen en hun omgeving. ARTIKEL 2 Voor de toepassing van deze bouwverordening wordt onder volgende begrippen verstaan: 1. Weg: elke openbare weg met inbegrip van de bevaarbare en onbevaarbare waterwegen en spoorwegen, met uitzondering van de autosnelwegen; 2. Toegang: de ruimte nodig ter ontsluiting van een aan een weg aansluitend of achterliggend perceel en/of bouwwerken en/of installaties; 3. Omgeving: de omgeving wordt gevormd door de ruimte gelegen binnen een afstand van 150 m uit de as van de wegen en toegangen; 4. Solitaire boom: alleenstaande boom met vrij uitgroeiende kroon, eventueel meerstammig. De boom heeft een omtrek van 30 cm of meer aan de stambasis; 5. Solitaire bomengroep: meerdere bomen dicht bij elkaar staand, waarbij de tussenafstand maximaal gelijk is aan de boomhoogte. De bomen hebben een omtrek groter dan 30 cm aan de stambasis; 6. Haag: oudere streekeigen één- of meersoortige onderhouden aanplant van struiken, aangeplant als perceelscheiding en door periodieke snoei in vorm gehouden. De haag heeft een ononderbroken lengte van minstens 25 m; 7. Haagkant: niet gesnoeide, verwilderde hagen met een ononderbroken lengte van minstens 25 m; 8. Bomenrij: rij van meerdere, al of niet op regelmatige afstand staande, bomen met een ononderbroken lengte van minstens 25 m; 9. Laanaanplant: minstens een enkele bomenrij gelegen langs wegen en/of toegangswegen met een ononderbroken lengte van minstens 25 m; 10. Heidekant: natuurlijke lijnvormige begroeiing waarvan de breedte kleiner is dan de hoogte (max. 5 m hoog) en met een ononderbroken lengte van minstens 25 m. Het bepalend aspect wordt uitgemaakt door de begroeiing van dwergstruiken; 11. Struweelkant: natuurlijke lijnvormige begroeiing waarvan de breedte meestal kleiner is dan de hoogte (max. 5 m hoog) en de minimum aaneengesloten lengte 25 m bedraagt. Het bepalend aspect wordt uitgemaakt door struiken bramen, brein, gagel of wilgen; 12. Houtkant: Lineaire, minimum 25 m aaneengesloten begroeiing, opgebouwd uit 2 vegetatielagen (kruidlaag en struiklaag), waarbij de breedte kleiner is dan de hoogte (hakhout) of 3 vegetatielagen (kruid-, struik- en boomlaag) (in middelhout of drooghout) of kaalslagen hiervan; 13. Houtwal: als houtkant, doch gelegen op een wal van minstens 0,5 m hoogte; 14. Heide: droge struikheidevegetatie; deze vlakvormige elementen vallen niet onder de toepassing van het bosdecreet van 13 juni 1990; 15. Struweel: natuurlijke, houtachtige opslag met een maximum hoogte van 5 m, meestal grotendeels met niet-boomvormende houtsoorten. Door hun beperkte oppervlakte en doordat ze niet REGLEMENT KAPVERGUNNING MET BETREKKING TOT BEPLANTINGEN 2

4 zijn opgenomen in het bosbedrijf, vallen ze buiten het toepassingsgebied van het Bosdecreet van 13 juni 1990; 16. Bomengroep: meerdere niet op een rij staande visueel bij elkaar horende, meestal gelijksoortige bomen met een gemiddelde tussenafstand van maximaal 5 m hoogte, inbegrepen kleinere boomaanplanten en bosjes. Door de beperkte oppervlakte en doordat ze niet zijn opgenomen in het bosbedrijf, vallen ze niet onder de toepassing van het bosdecreet van 13 juni 1990; 17. Parkaanplant: aangeplante bomengroep(en) met veelal niet streekeigen bomen, bedoeld ter verfraaiing van privaatdomeinen, groengebieden en pleinen. Door hun beperkte oppervlakte er doordat ze niet zijn opgenomen in het bosbedrijf, vallen ze niet onder de toepassing van het bosdecreet van 13 juni 1990; 18. Hoogstamboomgaard: groep van hoogstammige vruchtbomen geplant op regelmatige afstand, al dan niet omgeven door een haag; 19. Laagstamboomgaard: oppervlakte met rijen van laag- of halfstammige bomen, bestemd voor de fruitproductie; 20. Beheersplan: een document dat de toestand van een welbepaald gebied of bos beschrijft op het ogenblik dat het plan wordt opgesteld en de handelingen voorziet die in de loop van een beperkt tijdsbestek zullen plaatsvinden uitgaande van de vooruitzichten en de nagestreefde doelstellingen; 21. Landbouwgebied: agrarische gebieden zoals aangeduid op het gewestplan, met uitsluiting van de landschappelijke waardevolle gebieden; 22. Boomkwekerij: tuinbouwexploitatie bestemd voor de teelt van heesters en bomen; 23. Heraanplanten: het opnieuw aanplanten. ARTIKEL 3 1. Niemand mag in de omgeving, zoals bepaald in artikel 2, zonder voorafgaande en uitdrukkelijke vergunning van het college van burgemeester en schepenen: a) bomen welke een stamomtrek groter dan 30 cm aan de stambasis hebben, vellen of rooien, ongeacht of ze alleen staan, dan wel behoren tot een rij of groep; b) solitaire bomen, solitaire bomengroepen, hagen, haagkanten, bomenrijen, laanaanplanten, heidekanten, struweelkanten, houtkanten, houtwallen, heide, struwelen, bomengroepen, parkaanplanten en boomgaarden, al dan niet bestemd voor houtproductie, definitief verwijderen en, behoudens voor normale houtexploitatie, overgaan tot het geheel of gedeeltelijk rooien of omhakken. 2. Vallen niet onder de bepalingen van deze verordening: a) boomkwekerijen; b) laagstamboomgaarden; c) bossen waarop het bosdecreet van toepassing is; d) gebieden waarvoor een beheersplan werd goedgekeurd in uitvoering van de wet van op het natuurbehoud: e) militaire domeinen; f) gebieden waarvoor het college van burgemeester en schepenen een beheersplan, dat de beplanting regelt, heeft goedgekeurd en goedgekeurd door de bevoegde minister. REGLEMENT KAPVERGUNNING MET BETREKKING TOT BEPLANTINGEN 3

5 ARTIKEL 4 1. Met vellen of rooien wordt gelijkgesteld: a) bomen en beplantingen bedoeld in artikel 3 1 beschadigen, verminken of vernietigen door onder meer ringen, ontschorsen, verschroeien, gebruik van scheikundige middelen, inkervingen en benagelingen; b) het onoordeelkundig snoeien en het verwijderen van levende takken hoger dan de werkhoogte van landbouwmachines die deel uitmaken van de uitbating van het betrokken perceel. 2. Met vellen en rooien wordt niet gelijkgesteld: a) het langs weiden en akkers bevestigen van afsluitdraden aan beplantingen door middel van kranen en dergelijke voor zover deze beplantingen effectief deel uitmaken van de afsluiting; b) de normale snoei. ARTIKEL 5 De vergunningsaanvraag betreffende beplantingen gebeurt volgens de modaliteiten bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december Een weigering wordt met redenen omkleed. De vergunning is één jaar geldig. ARTIKEL 6 Aan een vergunning kunnen voorschriften en voorwaarden worden verbonden met het doel de beplanting te herstellen, inzonderheid wat de modaliteiten van het kappen of het rooien betreft, zowel wat het heraanplanten betreft: de keuze van de boom- en/of struiksoorten, de hoeveelheid, de kwaliteit, de afmetingen en de aanlegtrant. Het college van burgemeester en schepenen kan de afgifte van de vergunning afhankelijk stellen van een uitvoerbare overeenkomst tussen de gemeente en de aanvrager waarbij de herstelling van de beplantingen waarvoor een kap- of rooivergunning werd afgeleverd, formeel verzekerd wordt conform de voorschriften die in de vergunning werden opgenomen. Deze overeenkomsten kunnen het vestigen van financiële waarborgen inhouden. ARTIKEL 7 De inbreuken op de bepalingen van onderhavige bouwverordening worden bestraft zoals bepaald in artikel 64 en volgende van de wet van 29 maart 1962 op de ruimtelijke ordening en stedenbouw. ARTIKEL 8 Deze bouwverordening wordt van kracht nadat zij haar goedkeuring overeenkomstig artikel 61 van de wet van 29 maart 1962, is bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen 112 en 114 van de nieuwe gemeentewet. REGLEMENT KAPVERGUNNING MET BETREKKING TOT BEPLANTINGEN 4

6 ARTIKEL 9 Zowel de aanvrager als het college van burgemeester en schepenen kunnen voor het behandelen van de aanvraag door het college het advies van de Milieuraad vragen. Deze zal bij de eerst volgende adviesraad advies uitbrengen over de vergunningsaanvraag. Het college van burgemeester en schepenen zal bij zijn beslissing dit advies in overweging nemen. Dit advies is echter niet bindend. REGLEMENT KAPVERGUNNING MET BETREKKING TOT BEPLANTINGEN 5

7 stad HALEN Markt Halen Wij behandelen jouw gegevens in overeenstemming met onze privacyverklaring.