strafzaken in de Europese Unie. Een brug te ver?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "strafzaken in de Europese Unie. Een brug te ver?"

Transcriptie

1 Faculteit rechtsgeleerdheid Wederzijdse erkenning van verstekvonnissen in strafzaken in de Europese Unie. Een brug te ver? masterproef Promotor: Prof. G. Vermeulen Charlotte Vonck Major: Burgerlijk en strafrecht Academiejaar: e Master Rechten

2 Voorwoord Geachte lezer De bedoeling van dit schrijven is een bijdrage te leveren aan het onderzoek naar de realisatie van wat in Art 67 VWEU wordt gesteld, namelijk dat de Europese Unie een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid is (moet zijn). Aanzet tot dit werk is enerzijds mijn belangstelling voor het domein van het strafrecht, zowel nationaal als internationaal, en anderzijds een aantal gesprekken met Prof. G. Vermeulen omtrent de problematiek van dit strafrecht in Europese context. Prof. Vermeulen was ook bereid om het promotorschap op zich te nemen, waarvoor uiteraard mijn dank. Tevens gaat een woord van dank naar Mw W. De Bondt, assistent op de vakgroep Strafrecht en criminologie, voor haar advies bij het schrijven van dit werkstuk. Als titel voor deze masterproef werd geopteerd voor: Wederzijdse erkenning van verstekvonnissen in strafzaken in de Europese Unie. Een brug te ver?. Dit met de bedoeling te achterhalen welke hinderpalen er bestaan zowel op Europees vlak als in de nationale wetgevingen van de betrokken lidstaten, waardoor het proces van wederzijdse erkenning zo moeizaam verloopt. Ik zou ook graag mijn ouders willen bedanken voor de steun tijdens het schrijven van deze masterproef. De lezer zal in dit werk geenszins een exhaustieve SWOT-analyse vinden noch een pasklare oplossing, maar wel de antwoorden op een zoektocht naar oorzaken van wantrouwen en onbegrip met desgevallend een afgeleide naar eventuele opportuniteiten.

3 INHOUD Voorwoord... 2 Probleemstelling en rechtsvraag... 6 Hoofdstuk 1: Inleiding... 9 Hoofdstuk 2: Terminologie Afdeling 1: Wederzijdse erkenning in strafzaken Afdeling 2: Verstekvonnissen in strafzaken Op het niveau van de lidstaten Op Europees niveau Besluit Afdeling 3: Kaderbesluiten Hoofdstuk 3: Wederzijdse erkenning: van het Verdrag van Amsterdam tot het Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel Hoofdstuk 4: Evolutie van verstekvonnissen in strafzaken binnen de Europese Unie Afdeling 1: Startpunt: het Europees uitleveringsverdrag van 1957 van de Raad van Europa : Het Europees Verdrag betreffende de uitlevering van 13 december 1957, aanvullend protocol 15 oktober 1975 en tweede aanvullend protocol 17 maart Tussentijdse verdragen Afdeling 2 : Het Europees Verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen van 28 mei 1970 ( werd door minder dan de helft van de lidstaten geratificeerd): scharnierpunt? Achtergrond Speciaal regime voor verstekvonnissen Keuzerecht voor de bij verstek veroordeelde Vergelijking met overdracht van strafvervolging Besluit Afdeling 3: Verdragen na Europees Verdrag 3 juni 1976 betreffende de internationale gevolgen van de intrekking van het recht om een motorvoertuig te besturen Het Verdrag van 21 maart 1983 inzake de overbrenging van gevonniste personen en aanvullend Protocol 18 december Overeenkomst van 8 november 1990 inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven Verdragen tot stand gekomen in het kader van de Europese Politieke Samenwerking(EPS)

4 Afdeling 4: De 5 Kaderbesluiten Kaderbesluit 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten Kaderbesluit van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties Kaderbesluit van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie Kaderbesluit van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of Tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie Kaderbesluit van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op de proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen : Synthese Afdeling 5: Het besluit Hoofdstuk 5: Het Kaderbesluit van 26 februari 2009 tot wijziging van Kaderbesluit 2002/584/JBZ; Kaderbesluit 2005/214/JBZ; Kaderbesluit 2006/783/JBZ; Kaderbesluit 2008/909/JBZ en Kaderbesluit 2008/947/JBZ, en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces Inleiding Afdeling1: Doelstellingen Afdeling 2: Hoofdpunten van het Kaderbesluit Afdeling 3: Beperkte weigeringsgrond Afdeling 4: Vergelijking met vorige Verdragen, Kaderbesluiten en Overeenkomsten Afdeling 5: Besluit Hoofdstuk 6: Art 6 Europees Verdrag van de Rechten van de Mens Hoofdstuk 7: Verstek, wederzijdse erkenning, wederzijds vertrouwen en harmonisering Afdeling 1: Harmonisering, wederzijds vertrouwen en wederzijdse erkenning Afdeling 2: Besluit Hoofdstuk 8: Wederzijdse erkenning van verstekvonnissen. Een brug te ver?

5 5

6 PROBLEEMSTELLING EN RECHTSVRAAG Het onderwerp van deze masterproef betreft: De wederzijdse erkenning van verstekvonnissen in strafzaken in de Europese Unie. Een brug te ver?. Wederzijdse erkenning houdt in dat een vonnis uitgesproken in een lidstaat zal kunnen worden ten uitvoer worden gelegd in iedere andere lidstaat als was het een eigen vonnis. Een goede toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning is onlosmakelijk verbonden met het bestaan van een wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten. Het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten hangt af van de mate waarin ze zeker kunnen zijn dat een verstekvonnis werd geveld zonder een aantasting van de fundamentele rechten van de betrokkene. Het is immers een groeiend wantrouwen tussen de lidstaten ten aanzien van het tenuitvoerleggen van verstekvonnissen geveld in een andere lidstaat, dat er een regeling met betrekking tot verstekvonnissen werd opgenomen in het Tweede Aanvullend Protocol bij het Europees Uitleveringsverdrag. Zeker op het gebied van verstekvonnissen is er altijd al een grotere voorzichtigheid geboden omtrent het waken over de eerbiediging van de rechten van verdediging van de betrokkene. Het aanwezig zijn op het proces is verankerd in art. 6 EVRM, doch dit recht is niet absoluut. In bepaalde gevallen kan er afstand worden gedaan van dit recht. Het probleem met betrekking tot de verstekvonnissen is niet nieuw. Er is niet alleen het feit dat er op nationaal niveau tussen de verscheidene lidstaten grote verschillen bestaan, ook de verschillende verdragen bevatten telkens een andere regeling. Deze inconsistente wijze van behandeling draagt bij tot rechtsonzekerheid en vormt ook een hindernis voor de nationale justitiële autoriteiten. Daaromjuist de noodzaak van een goed uitgewerkte en uniforme regeling voor verstekvonnissen. Met de invoering van het beginsel van wederzijdse erkenning als hoeksteen voor de justitiële samenleving was het de bedoeling dat rechterlijke beslissingen met een absoluut minimum aan controle ten uitvoer kunnen worden gelegd in heel Europa. Met een paar beperkingen hierop zijnde de weigeringsgronden. Eén van deze weigeringsgronden, weliswaar beperkt en facultatief, is het verstekvonnis. Maar niet alle verstekvonnissen maken een weigeringsgrond uit, als aan een bepaalde voorwaarden is voldaan dan kan de tenuitvoerlegging niet geweigerd worden omdat het gebaseerd is op een verstekvonnis. Verstekvonnissen maken een teer punt uit in het kader van de justitiële samenwerking, met name op het vlak van bv. of de betrokkene wel tijdig en effectief in kennis is gesteld, of hij de mogelijkheid gehad heeft om aanwezig te zijn op het proces, of hij hij verzet of hoger beroep kan aantekenen... In alle lidstaten worden deze elementen op een andere wijze geregeld. Dit vormt dan ook de basis van het 6

7 probleem. Niet in alle lidstaten worden de rechten van verdediging op dezelfde wijze en even goed gerespecteerd en beschermd. Het feit dat de Kaderbesluiten elke een andere regeling bevatte maakte er geen verbetering op. Het Kaderbesluit van 26 februari 2009 wijzigt de wijze waarop de verstekvonnissen zijn geregeld in de 5 Kaderbesluiten en voert een uniforme regeling in. In het Kaderbesluit gaat het om een meer uitgewerkte regeling, er wordt dus een stap terug gezet van de regelingen uitgewerkt in de 5 Kaderbesluiten. Dé vraag hierbij is echter of de verstekvonnissen nu voldoende zijn uitgewerkt of is er nood aan een nog beter uitgewerkte regeling? Zijn de problemen die men in het verleden had op dit gebied nu opgelost? Zal deze nieuwe regeling de toepassing van het principe van wederzijdse erkenning bevorderen? Wederzijdse erkenning vergt immers een zeer grote mate van wederzijds vertrouwen met als uitgangspunt dat de gerechtelijke beslissingen die zijn uitgevaardigd door rechters van andere lidstaten ook voldoen aan de vereisten van de eigen rechterlijke beslissingen en gerechtelijke instanties. En juist hier wringt het schoentje... Uit arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en studies verricht door onafhankelijke en onpartijdige organisaties zoals bvb Amnesty International blijkt dat schending van de mensenrechten nog vrij frequent voorkomen. Dit blijkt onder andere uit bv. de overbevolking in de gevangenissen, de te lange voorhechtenis, de omstandigheden tijdens die voorhechtenis, de rechtsonzekerheid, het gebrek aan rechtsbijstand,... Het lidmaatschap van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens biedt immers geen enkele garantie dat deze rechten overal op dezelfde wijze worden gerespecteerd en dat alle inbreuken systematisch worden bestraft en worden hersteld. Mede hierdoor ontbreekt het wederzijds vertrouwen, zo noodzakelijk voor de toepassing van het principe van wederzijdse erkenning. Eerdere intenties (via de 5 Kaderbesluiten 1 ) gaven aanleiding tot praktische problemen omdat ze allemaal een verschillende regeling m.b.t. verstekvonnissen omvatten. Met het laatste Kaderbesluit tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering 1 Kaderbesluit 2002/584/JBZ betreffende het Europees aanhoudingsbevel, Kaderbesluit 2005/214/JBZinzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties, Kaderbesluit 2006/783/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie, Kaderbesluit 2008/909/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in Europese Unie en Kaderbesluit 2008/947/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op de proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen en de overbrenging van gevonniste personen tussen de lidstaten van de EU. 7

8 van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces, tracht men deze problemen in verband met de weigeringsgronden op te lossen en een uniformiteit te creëren op het vlak van de regeling van verstekvonnissen in de Europese Unie. Maar het is zeer de vraag of dit recente Kaderbesluit voldoende zal zijn om eerdere problemen uit de weg te ruimen en zo aanleiding te geven tot een efficiëntere toepassing van de wederzijdse erkenning bij verstekvonnissen. Rechtsvraag: -Het nieuw Kaderbesluit van 26 februari 2009 is een correctie op de 4 vorige kaderbesluiten, omdat deze te ingrijpend waren. Men ging ervan uit dat het vertrouwen tussen de lidstaten groot genoeg was zodat er geen nood was aan een precies omschreven regeling met betrekking tot de verstekvonnissen. Vraag is of dit recente Kaderbesluit nu in voldoende mate is aangepast om doeltreffend en aanvaardbaar te zijn voor de betrokken lidstaten? 8

9 HOOFDSTUK 1: INLEIDING In dit werkstuk zal een overzicht worden geboden van de regels in verschillende verdragen en kaderbesluiten die betrekking hebben op vonnissen gewezen in afwezigheid van de beklaagde en zal er een analyse worden gemaakt van de evolutie die deze regeling heeft doorgemaakt, om dan te eindigen met het nieuw Kaderbesluit van 26 februari Eerst zal een beschrijving worden gegeven van wat dient te worden verstaan onder de begrippen wederzijdse erkenning, verstekvonnis en kaderbesluit. Vervolgens komen de evolutie van de invoering van het principe van wederzijdse erkenning aan bod. In hoofdstuk 4 zal een overzicht worden gegeven doorheen de tijd van de verschillende verdragen die betrekking hebben op de uitlevering, het erkennen en ten uitvoer leggen van rechterlijke beslissingen. De regeling, of het gebrek aan een regeling, met betrekking tot verstek vastgelegd in ieder verdrag wordt uitvoerig besproken en vergeleken met elkaar. In het voorlaatste hoofdstuk (7) kom dan het nieuwe Kaderbesluit 26 februari 2009 aan bod. De inhoud en totstandkoming zullen uitvoering worden besproken. Vervolgens wordt het Kaderbesluit vergeleken met vroegere verdragen en Kaderbesluiten. In het laatste hoofdstuk (8) komen we dan eindelijk bij de kern van de zaak. Na het bespreken en vergelijken van de regeling van verstekvonnissen in de verschillende verdragen en kaderbesluiten gaan we kijken of het nieuwe Kaderbesluit nu beter of slechter is. Is de regeling voldoende uitgewerkt of is er nood aan een striktere bepaling. Zal het nieuwe Kaderbesluit bijdragen aan een bevordering van de wederzijds erkenning of steken de oude problemen ook hier de kop op? 9

10 HOOFDSTUK 2: TERMINOLOGIE AFDELING 1: WEDERZIJDSE ERKENNING IN STRAFZAKEN Art 82 eerste lid VWEU: De justitiële samenwerking in strafzaken in de Europese Unie berust op het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen en omvat de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechterlijke bepalingen van de lidstaten op de in de lid 2 en in artikel 83 genoemde gebieden. Maar wat houdt nu de wederzijdse erkenning precies in? Volgens A.H.J. Swart houdt wederzijds erkennen in : Erkennen bestaat in de bereidheid om binnen de eigen rechtsorde rechtsgevolgen te verbinden aan rechterlijke beslissingen die in een andere rechtsorde tot stand is gekomen 2. Afgaande op het woord bereidheid dient er toch een zeker niveau van vertrouwen aanwezig te zijn als men als lidstaat bereid is om aan vreemde vonnissen dezelfde rechtsgevolgen te hechten als aan nationale vonnissen. Volgens de Commissie is het beginsel van wederzijdse erkenning gebaseerd op het algemene uitgangspunt dat een andere staat een bepaalde zaak niet op dezelfde of op een vergelijkbare manier behandelt, maar de uitkomst toch zo zal zijn dat die wordt aanvaard als gelijkwaardig aan beslissingen van de eigen staat. Hierbij, aldus de Commissie, speelt het wederzijds vertrouwen een belangrijke rol. Het vertrouwen dat zowel de partners adequaat werken als dat deze regels correct worden toegepast. Gebaseerd op dit idee van gelijkwaardigheid en vertrouwen wordt toegestaan dat een beslissing geveld in een andere lidstaat rechtskracht krijgt binnen het eigen rechtsgebied. 3 Wederzijdse erkenning gaat dus uit van het vermoeden dat de rechtstelsels van alle lidstaten van de Europese Unie gelijkwaardig zijn en dat de rechten van verdediging overal op een gelijkaardige en adequate wijze worden beschermd. Doch het is niet omdat iedere lidstaat lid is geworden van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens dat deze rechten ook in iedere lidstat op een adequate wijze worden beschermd of geëerbiedigd. Het wederzijds erkennen van verstekvonnissen blijft een moeilijk gegeven binnen de Europese Unie wat voor gevolg heeft dat heel veel arresten in verband met verstekvonnissen voor het Europees hof van de Rechten van de Mens komen. 2 A.H.J., SWART, Een ware Europese rechtsruimte, Deventer, Gouda Quint, 2001, COM(2000) 495 def., Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake wederzijdser erkenning van definitieve beslissingen in strafzaken., Brussel, 27 juli 2000, p

11 Wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen gaan hand in hand, men vertrouwt erop dat de rechtsmacht van de staat die de beslissing heeft uitgevaardigd op een correcte manier te werk is gegaan en hierbij de rechten van het individu niet met de voeten heeft getreden. Juist dit wederzijds vertrouwen ligt aan de basis van het als gelijkwaardig beschouwen van beslissingen van buitenlandse rechters met beslissingen van eigen rechters. A.H.J. Swart stelt zich echter de vraag in hoeverre het concept van de wederzijdse erkenning effectief als grondslag dienen voor alle vormen van strafrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie, in hoeverre de wederzijdse erkenning daadwerkelijk een consistent en overtuigend geheel van samenwerkingsvormen (zou) opleveren, welke voorwaarden daarvoor (zouden) moeten vervuld zijn en welke prijs daarvoor (zou) moet(en) worden betaald 4? Meestal gaat het beginsel van wederzijdse erkenning hand in hand met een zekere mate van standaardisering. Het kan het gemakkelijker maken om uitspraken geveld in een andere lidstaat te aanvaarden. Maar wederzijdse erkenning kan er ook voor zorgen dat standaardisering tot op zekere hoogte overbodig is. 5 Deze 3 elementen zijn onlosmakelijk verbonden met elkaar. Een zeker niveau van harmonisering vergroot het vertrouwen tussen de lidstaten (een lidstaat kan er met meer zekerheid op vertrouwen dat ze zelf ook tot die uitkomst zou gekomen zijn of dat de fundamentele rechten van de betrokkene niet zijn geschonden), en het vertrouwen van de lidstaten in elkaar zorgt voor de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. AFDELING 2: VERSTEKVONNISSEN IN STRAFZAKEN 1. OP HET NIVEAU VAN DE LIDSTATEN Groot probleem op het gebied van verstekvonnissen zijn de grote verschillen in regelgeving die bestaan tussen de verschillende lidstaten. In bepaalde lidstaten is het verstekvonnis omstandig behandeld, terwijl in andere lidstaten het zeer zeldzaam is dat een vonnnis zal worden geveld in afwezigheid van de betrokkene en in nog andere lidstaten kent men geen verstekvonnissen. Dit heeft tot gevolg dat er een zeker niveau van wantrouwen heerst tussen de lidstaten wanneer het aankomt op 4 Swart A.H.J., Een ware Europese rechtsruimte., Deventer, Gouda Quint, 2001, p COM(2000) 495def., Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake wederzijdse erkenning van definitieve beslissingen in strafzaken., Brussel, 26 juli 2000, p

12 het wederzijds erkennen van verstekvonnissen dit vormt een hindernis vormt bij toepassen van het principe van wederzijdse erkenning 6. Zeker in dit gebied is er nood aan een duidelijke uitgewerkte regelgeving op het Europees niveau en maatregelen en een bepaald niveau van standaardisering die de wetgeving van de verscheidene lidstaten dichter bij elkaar brengt. Naar Belgisch recht wordt een vonnis in strafzaken voor de politierechtbank en de correctionele rechtbank bij verstek gewezen indien de gedaagde of de advocaat die hem vertegenwoordigt niet verschijnt op de dag en het uur in de dagvaarding bepaald. 7 Voor het Hof van Assisen wordt de beschuldigde berecht bij verstek indien hij zich niet aanmeldt op de voor de opening van de debatten vastgestelde datum. 8 Het Verenigd Koninkrijk en Denemarken zitten met een rechtssysteem waarin verstekvonnissen zeer zelden voorkomen. Zweden erkent geen verstekvonnissen. In Nederland kan men zowel in eerste aanleg als in hoger beroep veroordeeld worden zelfs indien de dagvaarding de betrokkene niet heeft bereikt. Zo'n veroordelingen worden alleen definitief indien de betrokkene in persoon wordt veroordeeld. Slovakije kampte met hetzelfde probleem maar wijzigde zijn wetgeving om in overeenstemming te zijn met de bepaling opgenomen in het Kaderbesluit. Italië zit nog met een gebrekkige regeling op het vlak van verstekvonnissen OP EUROPEES NIVEAU Op Europees niveau bestaat geen overkoepelende definitie. Men dient in ieder verdrag afzonderlijk te kijken voor een (soms vage) omschrijving van verstekvonnissen, als er al een omschrijving in terug is te vinden. In de meeste verdragen en Kaderbesluiten heeft men ervoor gekozen om geen definitie te geven maar in het artikel zelf die de weigeringsgrond en zijn beperkingen omschrijft, in het algemeen weer te geven wat moet worden gezien als een verstekvonnis. 6 Raad 6877/09 ( Presse 51), persmededeling 2927e vergadering van de Raad Justitie en Binnenlandse zaken, Brussel, 26 en 27 februari 2009, p Art. 149 en art. 186 Wetboek van Strafvordering. 8 Art. 381 Wetboek van strafvordering. 9 R. Blekxtoon, Commentary on an article by article basis, in R. Blekxtoon en W. van Ballegooij, Handbook on the European arrest warrant, Den Haag, TCM Asser Press 2005, (p. 217) p

13 Het Europees uitleveringsverdrag maakt geen onderscheid in behandeling tussen verstekvonnissen en vonnissen gewezen op tegenspraak, het is dan ook niet echt verwonderlijk dat er in dit verdrag geen omschrijving terug te vinden is van verstekvonnissen. Evenmin in het Tweede Aanvullend Protocol van 1978 is een definitie terug te vinden, wel wordt in het rapport explicatif verwezen naar de definitie van verstekvonnissen opgenomen in het Europees verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen 10. Het Europees Verdrag inzake het toezicht op de voorwaardelijke veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen van 30 november 1964 bevat geen definitie of enige omschrijving van wat dient te worden verstaan onder verstekvonnis. Net zoals het Tweede Aanvullende Protocol en het Europees Verdrag inzake het toezicht op de voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen bevat het Europees Verdrag van 30 november 1964 betreffende het toezicht op de voorwaardelijke of in vrijheid gesteld personen geen definitie van wat dient te worden verstaan onder verstekvonnis. Dit zal de lidstaten aanzetten tot liberaal gebruik van het appreciatievermogen dat hun wordt toegekend in dit verdrag, met het gevolg dat verstekvonnissen maar zelden zullen worden uitgevoerd. Dit brengt de efficiëntie van het verdrag zelf in het gedrang omdat de meeste vonnissen die in aanmerking komen voor tenuitvoerlegging in de staat van verblijf, de staat waar het verkeersmisdrijf zich heeft voorgedaan bij verstek werden gewezen. Om die redenen moet de aanvulling in overeenstemming zijn met het internationaal verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen 11. De bepalingen in resolutie (79) 15 stellen dat de richtlijnen in resolutie (75) 11 moeten worden nageleefd bij een procedure in afwezigheid van de beklaagde, aanleiding hier is het ontbreken van een definitie van verstekvonnis en het uiterst beperkt karakter van de exequaturprocedure in het verdrag. 12 In het Europees Verdrag van 28 mei 1970 inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen wordt in afdeling 3 voor het eerst op Europees niveau een uitgewerkte definitie gegeven van een verstekvonnis: de beslissing van een strafrechter van een verdragsluitende staat naar aanleiding van een strafvervolging uitgesproken terwijl de veroordeelde niet in persoon op de terechtzitting is verschenen behalve een verstekvonnis of strafbeschikking die in staat van veroordeling na verzet van de veroordeelde is bevestigd of uitgesproken en een in hoger beroep gewezen verstekvonnis mits het beroep tegen het vonnis in eerste aanleg was ingesteld door de veroordeelde. 10 Rapport explicatif, Tittre 3 Deuxième Protocol additionel à la Convention Européenne d'extradition, STE n 098, 11 F. THOMAS, De Europese rechtshulpverdragen in strafzaken, Gent, Story-Scientia, 1980, p F. THOMAS, De Europese rechtshulpverdragen in strafzaken, Gent, Story-Scientia, 1980, p

14 Wordt niettegenstaand het voorgaande als een vonnis op tegenspraak beschouwd: verstekvonnis gewezen in de Staat van veroordeling dat na verzet van de veroordeelde is bevestigd of uitgesproken en in hoger beroep gewezen verstekvonnis mits het beroep tegen het vonnis in eerste aanleg werd ingesteld door de veroordeelde. 13 De eerste uitzondering speelt zich af op nationaal niveau van een lidstaat. Het feit dat de betrokkene al op nationaal vlak de mogelijkheid heeft gehad op een nieuw proces en wederom was hij niet aanwezig op het proces of hij heeft de termijn om verzet aan te tekenen laten verlopen. De betrokkene heeft zijn kans gehad op een nieuw proces en heeft verzet aangetekend maar is dan wederom niet aanwezig. Deze definitie is veel ruimer dan sommige definities van verstekvonnissen op nationaal niveau. In vele landen is het toegelaten dat de betrokkene niet persoonlijk verschijnt maar wel wordt vertegenwoordigd door zijn advocaat. Zelfs verder nog, sommige rechtbanken beschikken over de mogelijkheid/bevoegdheid om een beklaagde te verontschuldigen van zijn plicht om te verschijnen wanneer de betrokkene ziekte of een te grote afstand van zijn woonplaats naar de rechtbank inroept als reden. In dat geval zal de rechtbank dan verwijzen naar een verklaring die eerder door de betrokkene werd afgelegd voor het proces bij een rechter dichter bij zijn woonplaats. Maar zelfs in deze gevallen waar de betrokkene in staat was om zich te verdedigen via een raadsman of via een verklaring die hij voor de start van het proces heeft afgelegd voor een rechter dichter bij zijn woonplaats en hij op zijn verzoek was verontschuldigd van zijn plicht om te verschijnen. Zelf in die gevallen zal het vonnis die wordt geveld niet worden gezien als een vonnis op tegenspraak. De definitie legt de nadruk op de noodzaak van de persoonlijke aanwezigheid van de betrokkene op zijn proces. 14 Het effect van deze grondig uitgewerkte definitie wordt teniet gedaan door het feit dat het Europees verdrag inzake de interantionale geldigheid van verstekvonnissen voor het merendeel van de lidstaten niet in werking is getreden. Het probleem met betrekking tot de verstekvonnissen werd dan maar opgelost door het opstellen van een Tweede Aanvullend Protocol bij het Europees Uitleveringsverdrag 15. De deskundigen die op initiatief van the European Committee on Crime Problems ( ECCP) in september 1971, de Europese rechtshulpverdragen onderzochten, kwamen tot het besluit dat het 13 Art. 1 punt f en art. 21 tweede lid Europees Verdrag inzake de international geldigheid van strafvonnissen van 28 mei Rapport explicatif, art. 21 Convention européenne sur la valeur internationale des jugements répressifs, STE n 070, 15 Art. 3 Tweede Aanvullend Protocol 17 maart 1978 bij het Europees Verdrag betreffende de uitlevering; D. KRAPAC, Verdicts in absentia., in R. BLEKXTOON en W. VAN BALLEGOOIJ (eds.), Handbook on the European arrest warrant, Den Haag, TCM Asser Press 2005, (p. 119) p

15 disparate karakter van de in de verdragen opgenomen definities de zinvolle coëxistentie van de instrumenten zelf in het gedrang brengt 16. Zo ook de definities, en in de meeste gevallen een gebrek aan, van wat een vonnis gewezen in afwezigheid van de betrokkene is. Deze bevindingen hadden een weerslap op latere verdragen. De daaropvolgende verdragen tot aan het Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel bevatten geen definities meer met betrekking tot verstekvonnissen. Enige uitzondering hierop is de Overeenkomst van 8 november 1990 inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van de opbrengsten van misdrijven. Het gaat niet om een expliciete omschrijving maar een vage en ietswat negative omschrijving: Een beslissing tot confiscatie gegeven bij afwezigheid van de persoon tegen wie de beslissing is gericht, in lid 5 worden 2 gevallen bepaald waarbij de beslissing niet wordt geacht bij afwezigheid van de betrokken te zijn gegewezen 17. Het voorstel tot een kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel bevatte oorspronkelijk een definitie van verstekvonnis die deels is geïnspireerd op de omschrijving in het Europees Verdrag inzake de internationale geldigheid van 1970 en gedeeltelijk op Resolutie(75)11 van het Comite van Ministers van de Raad van Europa. Het komt overeen met art. 3 punt g van United Nations model extradition Treaty.Het houdt ook rekening met de rechtspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens 18 : Art 3 punt d: judgement in absentia. means any judgement rendered by a court after criminal proceedings at the hearing of which the sentenced person was not personally present. It shall not include a judgement given in proceedings in which it is clearly established that the person was effectively served with a summons, in time to enable him or her to appear and to prepare his or her defence, but he or she deliberately decided not to be present or represented, unless it is established that his or her absence and the fact that he or she could not inform the judge thereof were due to reasons beyond his or her control. Deze bepaling heeft het niet gehaald tot in de uiteindelijke aangenomen versie. In het Kaderbesluit in het art. 5 punt 1 Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel vinden we een veel mildere versie:...de betrokkene niet aanwezig was omdat hij niet persoonlijk gedagvaard werd of anderszins in kennis gesteld is van datum e, plaats van terechtzitting THOMAS F., De Europese rechtshulpverdragen in strafzaken, Gent, Story-Scientia, 1980, p Art. 18 lid 4 punt f en lid 5 Overeenkomst 8 november 1990 inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van midrijven. 18 COM(2001) 522 final/2, Explanatory memorandum. Proposal for a Council Framework Decision on the European arrest warrant and the surrender procedures between the Member States., Brussel 25 september 2001, p

16 In de 4 volgende Kaderbesluiten is er wederom geen duidelijk en expliciete definitie over wat dient te worden verstaan onder een verstekvonnis weer te vinden. Art. 7 lid 2 punt g, ii Kaderbesluit 2005/214/JBZ heeft het over de betrokkene die niet persoonlijk is verschenen; art. 8 lid 2 punt e Kaderbesluit 2006/783/JBZ gaat een stapje verder en heeft het over de betrokkene die niet is verschenen noch door een raadsman werd vertegenwoordigd bij de procedure die tot de beslissing heeft geleid; art. 9 lid 1 punt I Kaderbesluit 2008/909/JBZ en art. 11 lid 1 punt h Kaderbesluit 2008/947/JBZ vermelden gewoon het vonnis is bij verstek gewezen. In de eerste versie van het ontwerp-kaderbesluit van 26 feburari 2009 werd een omschrijving gegeven van wat diende te worden verstaan onder verstekvonnissen: onder een bij verstek gegeven beslissing wordt verstaan een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel, wanneer de betrokkene niet persoonlijk aanwezig was bij het proces dat tot deze beslissing heeft geleid. 19 Een definitie die veel vager en algemener is in vergelijking met de definitie in het Europees verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen (cf supra). Wel werd in het Addendum door de Raad benadrukt dat de draagwijdte van deze definitie beperkt was tot de reikwijdte van de desbetreffende Kaderbesluiten en zeker niet strekt tot de onderlinge aanpassing van nationale wetgeving voor zuiver binnenlandse zaken en laat eventuele andere of meer nauwkeurige definities van nationale verstekbeslissingen onverlet 20. Het Kaderbesluit 26 februari 2009 dient om te verhelpen aan de verschillende regimes die momenteel horizontaal bestaan 21 Toch heeft deze bepaling het niet gehaald in de definitieve versie van het Kaderbesluit betreffende de verstekvonnissen 22. In de uiteindelijke versie werd in ieder artikel het woord verstekvonnis vervangen door : de betrokkene die niet in persoon is verschenen op het proces die tot de beslissing heeft geleid. 19 Raad 5213/08 COPEN 4, Initiatief ontwerp-kaderbesluit van de Raad, Brussel 14 januari 2008, p.6, 10, 13, Raad 5213/08ADD1 COPEN 4, Initiatief-addendum bij ontwerp-kaderbesluit van de Raad, Brussel 30 januari 2008, p6. 21 Europees Parlement A6-0285/2008, verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, 2 juli 2008, p De voorgestelde bepaling werd gewist; Europees parlement A6-0285/2008, verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, 2 juli 2008, p. 14, 24, 33 en

17 3. BESLUIT Bij het overlopen van de verscheidene definities omtrent verstekvonnissen zowel op nationaal niveau als op Europees niveau is duidelijk te merken dat er grote verschillen bestaan. Dit vormt de basis die wederzijds erkennen van verstekvonnissen zo delicaat maakt. Zeker op het Europees niveau liggen inconsistentie inzake de formulering en het ontbreken van definities in vele verdragen aan de basis van de vele problemen die bestaan inzake verstekvonnissen. De vage formulering geeft aanleiding tot verschillende interpretaties en het gebrek aan definities in sommige verdragen maakt dat men dient terug te vallen op nationale wetgeving. Met betrekking tot de Kaderbesluiten tracht het Kaderbesluit van 26 febrauri hier toch een zeker consistentie in te lassen. Het valt zeker te betreuren dat de definitie die in het ontwerp-kaderbesluit werd opgesteld niet in de definitieve versie werd opgenomen. Alhoewel het belang van de definitie beperkt zou zijn gebleven door het feit dat benadrukt werd dat het niet de bedoeling was om de nationale wetgeving te veranderen en eventuele andere of meer striktere definities onverlet laat. AFDELING 3: KADERBESLUITEN Het kaderbesluit werd geïntroduceerd door het Verdrag van Amsterdam als instrument om te komen tot de verwezelijking van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. 23 Kaderbesluiten worden gebruikt als middel ter bevordering van het principe van wederzijdse erkenning van gerechtelijke beslissingen in strafzaken en harmonisering van het strafrecht tussen de lidstaten om te komen tot één ware Europese rechtsruimte. 24 Een Kaderbesluit wordt voorgesteld door de Europese Commissie of komt er op voorstel van een lidstaat. Het voorstel gaat vervolgens naar het Europees parlement waar er de mogelijkheid is tot het indienen van amendementen. Na de stemming in de plenaire vergadering gaat de tekst naar de Raad van de Europese Unie waar het voorstel met eenparigheid van stemmen moet worden goedgekeurd. Na goedkeuring moet het kaderbesluit worden geïmplementeerd in de 23 Oud art. 29, 31 punt e en 34 lid 2 punt b VEU; A. WINANTS, De doorwerking van het EU-Kaderbesluit inzake de overlevering., Nullum Crimen 2006, (p.77) p G. VERMEULEN, Wederzijdse erkenning van straffen in de Europese Unie en België. in A. MASSET, PH. TRAEST, J. BARON, M. DE REU, E. FRANCIS, P. REYNAERT, V. SERON, Y. VAN DEN BERGE, F. VERBRUGGEN en G. VERMEULEN (ed), L'exécution des peines. De strafuitvoering., Brussel, La Charte 2007, (141)

18 respectievelijke nationale wetgevingen. De lidstaten beslissen dus zelf met welke middelen en procedures ze het vooropgestelde resultaat bereiken. 18

19 HOOFDSTUK 3: WEDERZIJDSE ERKENNING: VAN HET VERDRAG VAN AMSTERDAM TOT HET KADERBESLUIT BETREFFENDE HET EUROPEES AANHOUDINGSBEVEL. Wederzijds erkenning was zeker geen innovatie toen op de Europese Raad van Tampere werd besloten dat de wederzijdse erkenning de nieuwe hoeksteen zou worden van de justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken 25. De Europese Unie paste dit principe al toe op het gebied van de interne markt (arrest Cassis de Dijon) en ook onder andere in het Verdrag 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken ( EEX-verdrag). Ook in de klassieke rechtshulpverdragen wordt gebruik gemaakt van een gelijkaardig systeem van erkennen alhoewel het begrip wederzijds erkenning niet expliciet wordt vermeld, zoals bv. in het Europees verdrag 28 mei 1970 inzake de internationale geldigheid van verstekvonnissen. Het verdrag van Amsterdam stelt dat het doel van de Unie erin bestaat de burgers in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtwaardigheid een hoog niveau van zekerheid te veschaffen door de ontwikkeling van gezamenlijk optreden van de lidstaten op het gebied van politionele en justitiële samenwerking in strafzaken 26. Deze doelstelling dient te worden verwezelijkt door een nauwere samenwerking tussen de justitiële autoriteiten en indien nodig de onderlinge aanpassing van de bepalingen betreffende strafzaken in de lidstaten door het geleidelijk aannemen van maatregelen tot de opstelling van minimumvoorschriften 27. Het verdrag van Amsterdam voerde hiervoor het kaderbesluit als nieuw rechtsinstrument in 28. Direct werden stappen ondernomen om te komen tot een betere samenwerking op het gebied van politionele en justitiële samenwerking. Op de Europese Raad van Cardiff op 15 en 16 juni 1998 werd het belang van een doeltreffende justitiële samenwerking benadrukt en verzocht de Raad en de Commissie na te gaan hoe de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen konden worden verruimd om zo te komen tot een nauwere samenwerking tussen de lidstaten 29. Het daaropvolgende actieplan ter uitvoering van het Verdrag van Amsterdam van de Raad en de Commissie stelt als maatregel dat er initiatieven dienen te 25 De Europese raad van Tampere 15 en 16 oktober 1999: conclusies van het voorzitterschap, 33, 26 Oud art. 29 eerste lid VEU. 27 Oud art 29, tweede lid VEU, art. 31 eerste lid punt e VEU. 28 Oud art 34 tweede lid punt b VEU. 29 Europese Raad van Cardiff 15 en 16 juni 1998 (SN 150/1/98 REV1), conclusies van het voorzitterschap,

20 worden genomen met het oog op het vergemakkelijken van de onderlinge erkenning van beslissingen en de tenuitvoerlegging van vonnissen in strafzaken 30. Op de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 werd beslist dat het beginsel van de wederzijdse erkenning de hoeksteen van de justitiële samenwerking zou worden om zo te komen tot een ware Europse rechtsruimte 31. Aan de Raad en de Commissie wordt gevraagd een programma van maatregelen goed te keuren om het beginsel van wederzijdse erkenning toe te passen. Voor dit programma pakt de Europese Commissie in juli 2000 met een eerste uitvoerige mededeling gericht aan de raad en het Europees parlement inzake wederzijdse erkenning van definitieve beslissingen in strafzaken, die een verkennend karakter heeft en de de verscheidene vraagpunten en mogelijke gevolgen verzameld in één bundel 32. In haar programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechterlijke beslissingen worden de doelstellingen opgesomd die door de lidstaten dienen te worden bereikt en de maatregelen die moeten worden genomen om de vooropgestelde doelstellingen te bereiken gerangschikt volgens prioriteit 33. Het bevat daarnaast een zevental parameters waarvan kan afhangen hoe ver men op deze 24 terreinen met het erkennen kan gaan. Het programma ziet zichzelf niet meer dan als een aanzet tot het nemen van maatregelen 34 Vijf jaar na de Raad van Tampere maakt de Commissie een evaluatie van de verwezenlijkingen en hoe men vandaar verder kan gaan in de totstandkoming van één ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Met die mededeling zet de Commissie de deur open voor een nieuw programma van maatregelen waarin men verder gaat op de weg die men is ingeslagen sinds de Raad van Tampere Raad, Actieplan van 3 december 1998 van de raad en de Commissie over hoe de bepalingen van het Verdrag van Amsterdam inzake de totstandbrening van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid het best kunnen worden uitgevoerd., Pb. C. 23 januari 1999, afl. 19. punt 45 f, p Europese Raad van Tampere 15 en 16 oktober 1999, conclusies van het voorzitterschap, 5 en Com( 2000) 495 def., mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: wederzijdse erkenning van definitieve beslissingen in strafzaken, G. Vermuelen, Wederzijdse erkenning van straffen in de Europese Unie en in België., in A. Masset, Ph. Traest, J. Baron, M. de Rue, e. Francis, P. Reynaert, V. seron, Y. Van Den Berge, F. Verbruggen en G. Vermeulen (ed.), L'exécution des peines. De strafuitvoering., Brussel, La Charte 2007, (141) Programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen, Pb. C. 15 januari 2001, p A.H.J., SWART, Een ware Europese rechtsruimte? Deventer,Gouda Quint, 2001,26 35 COM ( 2004) 401 def., mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid: een balans van het programma van Tampere en richtsnoeren voor de toekomst, p

21 De Commissie benadrukt de essentie van wederzijds vertrouwen enerzijds en de noodzaak aan maatregelen ter versterking van het wederzijds vertrouwen anderzijds opdat de wederzijdse erkenning een solide basis zou hebben 36. De Commissie herhaalt dat wederzijdse erkenning de hoeksteen van de justitiële samenwerking is en moet blijven, dat het noodzakelijk is om het wederzijds vertrouwen te verbeteren, een coherent strafbeleid te ontwikkelen met een centrale rol voor Eurojust. De Commissie concludeert dat de nieuwe maatregelen verder bouwen op hetgeen beslist werd op de Raad van Tampere en dat die doelstellingen zullen worden bereikt volgens de werkmethode van Tampere (omdat na evaluatie blijkt dat deze methode werkt). Er is reeds een lange weg afgelegd sinds Tampere maar we zijn nog lang niet toe aan één ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid 37. Een eerste bestaand rechtsinstrument dat gebaseerd is op het principe van de wederzijdse erkenning is het Kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten. De eerste stap in de richting van het Europees aanhoudingsbevel vond plaats op de Europese Raad van Tampere waar de Europese Raad van oordeel is dat voor personen die na een definitieve veroordeling aan de rechtspleging proberen te ontkomen, de formele uitleveringsprocedure tussen de lidstaten moet worden afgeschaft en vervangen door een overdracht zonder meer. 38.Ten gevolge van de gebeurtenissen op 11 september 2001 werd het Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van uitlevering tussen de verschillende lidstaten voor tijdschema aangenomen en hadden de gebeurtenissen ook een invloed op de inhoud van het Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel, en dit allemaal op zeer korte termijn 39. In dit Europees aanhoudingsbevel werd de klassieke procedure van de uitlevering vervangen door een systeem van vrijwel veralgemeende eenvoudige uitlevering van verdachten en veroordeelden gesteund op het basisbeginsel van wederzijdse erkenning door de lidstaten van elkaars aanhoudingsmandaten COM ( 2004) 401 def., mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid: een balans van het programma van Tampere en richtsnoeren voor de toekomst, p 6 en COM ( 2004) 401 def., mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid: een balans van het programma van Tampere en richtsnoeren voor de toekomst, p De Europese Raad van Tampere 15 en 16 oktober Conclusies van het voorzitterschap, 35, ( geraadpleegd op 26 oktober 2009). 39 P. ASP, Mutual recognition and the development of criminal law cooperation within the EU. in E. J. Husabo en A. STRANDBAKKEN (eds.), Harmonization and criminal law in Europe, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2005, (23) G. VERMEULEN, Van Tampere tot Laken. Meer veiligheid ten koste van vrijheid en rechtvaardigheid?, Panopticon, 2002, (p.1) p

22 Het Haags programma goedgekeurd op de Europese Raad van 4 en 5 november 2004, het tweede meerjarenplan, bouwt zoals hierboven gezegd verder op de verwezelijkingen van de Raad van Tampere en bevat maatregelen die het hoofd moeten bieden aan nieuwe problemen en uitdagingen. Men bedrukt de nood aan het verbeteren van het wederzijds vertrouwen en het voorzien van een evaluatiemechanisme 41. Om concreet uitvoering te geven aan het Haags programma werd een actieplan opgesteld door de Raad en de Commissie de een opsomming bevat van maatregelen 42. In haar volgende meerjarenplan, het programma van Stockholm 43, blijven wederzijds erkenning en wederzijds vertrouwen hoog op de agenda staan. Ook de Europese Raad benadrukt het belang van het verder werken aan het vergroten van het wederzijds vertrouwen en het creëren van een echte Europese rechtshandhavingcultuur is hierbij cruciaal. De Tampere richtpunten waren dus een eerste concrete stap in deze richting, die richting bleef men volgen in het Haags programma en resulteerde uiteindelijk in het ontstaan van verscheidene kaderbesluiten, waarvan sommige (althans volgens bepaalde lidstaten) duidelijk een stap te ver gingen. Vervolgens werd dan in het Europees kaderbesluit van 26 februari 2009 inzake de wederzijdse erkenning van verstekvonnissen een poging ondernomen om een meer realistische weg in te slaan. 41 Raad, The Hague programme: strengthening freedom, security and justice in the European Union, Pb. C. 3 maart 2005, afl. 53, p Raad, Actieplan van de Raad en de Commissie ter uitvoering van het Haags programma voor de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie., Pb. C. 12 augustus 2005, afl. 198, p Raad van de Europese Unie 14449/09, Het programma van Stockholm- Een open en veilig Europa ten dienste van de burger, Brussel 16 oktober 2009, 22

23 HOOFDSTUK 4: EVOLUTIE VAN VERSTEKVONNISSEN IN STRAFZAKEN BINNEN DE EUROPESE UNIE Van het Europees verdrag van 1957 betreffende de uitlevering tot het Kaderbesluit van 26 februari 2009 AFDELING 1: STARTPUNT: HET EUROPEES UITLEVERINGSVERDRAG VAN 1957 VAN DE RAAD VAN EUROPA De Raad van Europa had al verscheidene internationale verdragen op het gebied van strafrecht uitgevaardigd voordat de Europese Unie met het Verdrag van Maastricht in 1992 een aantal bescheiden bevoegheden kreeg toebedeeld 44. 1: HET EUROPEES VERDRAG BETREFFENDE DE UITLEVERING VAN 13 DECEMBER 1957, AANVULLEND PROTOCOL 15 OKTOBER 1975 EN TWEEDE AANVULLEND PROTOCOL 17 MAART 1978 A. Europees uitleveringsverdrag en het Eerste Aanvullend Protocol Dit verdrag kan worden beschouwd als het prototype van de traditionele nationale samenwerking in strafzaken, een eerste aanloop naar een mechanisme van uitleveringsverzoeken tussen volledig soevereine staten, beheerst door typische intergouvernementele kenmerken zoals discretionaire bevoegdheid, vereiste van dubbele incriminatie, specialiteitsbeginsel, wederkerigheidsprincipe, de niet uitlevering van eigen onderdanen en de niet uitlevering voor politieke misdrijven. 45 In het Europees verdrag zelf en het eerste aanvullend protocol was niets specifieks voorzien met betrekking tot de uitlevering op basis van een rechterlijke beslissing gewezen bij verstek. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen vonnissen gewezen op tegenspraak en vonnissen gewezen bij afwezigheid 44 C. JANSSENS, De burger, de Unie en het Europees aanhoudingsbevel: op zoek naar het juiste evenwicht tussen vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, in J. MEEUSEN en G. STRAETMANS (red.), Politionele en justitiële strafrechtelijke samenwerking in de Europese Unie, in Studies Europees Recht Universiteit Antwerpen, Antwerpen, Intersentia, 2007, p C. JANSSENS, De burger, de Unie en het Europees aanhoudingsbevel: op zoek naar het juiste evenwicht tussen vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid., in J. MEEUSEN en G. STRAETMANS ( red.), Politiële en justitiële strafrechtelijke samenwerking in de Europese Unie. Welk evenwicht tussen vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, in Studies Europees recht Universiteit Antwerpen, Antwerpen, Intersentia, 2007, p. 7. ; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal strafrecht., Antwerpen/Apeldoorn, Maklu 2006, p

24 van de beklaagde. Volgens het Europees uitleveringsverdrag kon een persoon worden uitgeleverd op basis van een voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling. Dus indien het ging om een uitvoerbaar verstekvonnis, dan kon de betrokkene die veroordeeld is, bij verstek worden uitgeleverd. 46 B. Totstandkoming Tweede Aanvullend Protocol Het Tweede Aanvullend Protocol van 17 maart 1978 voegde aan het Verdrag betreffende de uitlevering een artikel toe met betrekking tot verstekvonnissen, zonder een beschrijving van het begrip in het Protocol zelf. Zoals hierboven in het hoofdstuk 2 reeds werd gezegd wordt in het rapport explicatif verwezen naar de definitie in het Europees verdrag inzake de internationale geldigheid van verstekvonnissen. Het verstekvonnis als mogelijke belemmering voor de uitlevering vindt haar oorsprong in het voorbehoud dat Nederland ( Nederland was de eerste lidstaat die een voorbehoud inlastte in haar wet tot de ratificatie van het Uitleveringsverdrag) eertijds maakte bij het Europees uitleveringsverdrag, namelijk dat de uitlevering niet zou plaatsvinden indien het duidelijk werd dat de betrokkene de rechten die hem op grond van ar. 6 lid 3 puntje c EVRM ( het recht om zichzelf te verdedigen of bijstand te hebben van een raadsman naar zijn keuze) toekomen niet heeft kunnen uitoefenen 47, meer bepaald de uitlevering die gefundeerd is op een verstekvonnis wordt geweigerd indien er voor de veroordeelde geen rechtsmiddel openstaat tegen dit verstek. 48 De weigeringsgrond opgenomen in het Protocol is wijder dan het voorbehoud gemaakt door Nederland. De subcommissie was van mening dat als men dan de uitlevering kon weigeren dit niet enkel op grond van art. 6 lid 3 puntje c zou zijn maar dat de uitlevering zou kunnen geweigerd worden indien er een schending zou zijn van één van de rechten van verdediging in zijn geheel. 49 Het toevoegen van deze regeling aan het Europees uitleveringsverdrag was enerzijds een gevolg van het groeiend wantrouwen ten opzichte van verstekvonnissen omdat meer en meer was gebleken dat deze ontoereikend waren op het gebied van bewijslevering en straftoemeting, en anderzijds het gevolg 46 Art. 12 lid 2 punt a Europees Verdrag 13 december 1957 betreffende de uitlevering. 47 G. CORSTENS en J. PRADEL, Het Europees Strafrecht, Deventer, Kluwer 2003, p. 137; D. KRAPAC, Verdicts in absentia, in R. BLEKXTOON en W. VAN BALLEGOOIJ (eds.), Handbook on the European arrest warrant, Den Haag, TCM Asser Press 2005, (p. 119) p. 121 ( voetnoot 4). 48 G. CORSTENS en J. PRADEL, Het Europees Strafrecht, Deventer, Kluwer 2003, p. 137; G. VERMEULEN, T. VANDER BEKEN, P. ZANDERS en B. DE RUYVER, Internatoinale samenwerking in strafzaken en rechtsbescherming, Brussel, Politeia 1995, p Rapport explicatif, Tittre 3 Deuxième Protocol additionel à la Convention Européenne d'extradition, STE n 098, 24

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 INITIATIEF van: de Sloveense, de Franse, de Tsjechische, de Zweedse, de Slowaakse, de Britse en de Duitse delegatie d.d.:

Nadere informatie

Benelux... 121 Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom

Benelux... 121 Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom INHOUD Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 14 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 15 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van

Nadere informatie

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 16 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek

Nadere informatie

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867) 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen 16 Uitleveringswet 15 maart 1874 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4 INITIATIEF - ADDENDUM van: de Sloveense, de Franse, de Tsjechische, de Zweedse, de Slowaakse, de Britse en de Duitse

Nadere informatie

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Inhoudstafel Nationaal Strafwetboek (extracten)... 15 Artikelen 6-14 V.T. Wetboek van Strafvordering (extract)... 17 Wetboek van Strafvordering (extracten)... 23 Artikelen 11 en 873 Gerechtelijk Wetboek

Nadere informatie

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, september 2007 (2.09) (OR. en) 2494//07 REV COPEN 23 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36/het COREPER/de Raad nr. vorig doc.: 257/07 COPEN 7 Betreft:

Nadere informatie

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG L 81/24 Publicatieblad van de Europese Unie 27.3.2009 III (Besluiten op grond van het EU-Verdrag) BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG KADERBESLUIT 2009/299/JBZ VAN DE RAAD van 26 februari

Nadere informatie

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2006 (01.12) (OR. en) 15445/1/06 REV 1 COPEN 119 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 15115/06 COPEN 114 nr. Comv.: COM(2005) 91 def.

Nadere informatie

Nederlandse instrumenten van internationale rechtshulp in strafzaken

Nederlandse instrumenten van internationale rechtshulp in strafzaken Nederlandse instrumenten van internationale rechtshulp in strafzaken in verdragen, resoluties, aanbevelingen, wetten, richtlijnen en circulaires 2e bijgewerkte en herziene druk verzameld en ingeleid door

Nadere informatie

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004. Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 20 juli 2004 (23.07) (OR. en) 0369//04 REV PUBLIC LIMITE DROIPEN 24 NOTA van: het voormalige Ierse voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36 nr. vorig

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 188 Wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

Alle teksten zijn bijgewerkt tot 1 januari Gert Vermeulen

Alle teksten zijn bijgewerkt tot 1 januari Gert Vermeulen Toelichting Deze uitgave bundelt de voornaamste, voor België relevante beleidsdocumenten en nationale en multilaterale regelgeving inzake internationaal en Europees strafrecht. Bijzondere aandacht is gegeven

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 188 Wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 17 november 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0409 (COD) 15490/14 NOTA van: aan: het voorzitterschap Raad DROIPEN 129 COPEN 278 CODEC 2241 Nr. Comdoc.:

Nadere informatie

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 1 juli 2009 (03.07) (OR. en) 11457/09 DROIPE 53 COPE 120 OTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten

Nadere informatie

Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken

Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken Paul Ponsaers 1 1. De EU is niet enkel een economische, politieke en sociale gemeenschap, maar evenzeer een waardengemeenschap.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 400 Besluit van 4 september 2012, houdende regels ter uitvoering van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 APRIL 2015 P.14.0337.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0337.N V K, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Jorgen Van Laer, advocaat bij de balie te Antwerpen, met kantoor te 2018 Antwerpen,

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken ONTWERPVERSLAG

EUROPEES PARLEMENT Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken ONTWERPVERSLAG EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 20.1.2014 2014/2006(INI) ONTWERPVERSLAG over evaluatie van de rechtspleging met betrekking tot het strafrecht

Nadere informatie

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT DE RAAD Brussel, 22 januari 2010 (OR. en) 2010/0801 (COD) PE-CONS 1/10 DROIPEN 6 COPEN 22 CODEC 41 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Initiatief voor

Nadere informatie

POLITIËLE EN JUSTITIËLE STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE EUROPESE UNIE. Welk evenwicht tussen vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid?

POLITIËLE EN JUSTITIËLE STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE EUROPESE UNIE. Welk evenwicht tussen vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid? POLITIËLE EN JUSTITIËLE STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE EUROPESE UNIE Welk evenwicht tussen vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid? JOHAN MEEUSEN GERT STRAETMANS (eds.) Dit boek kwam tôt stand met

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 188 Wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

De Europese uitdaging van toenadering van procedurele rechten Een lang verhaal

De Europese uitdaging van toenadering van procedurele rechten Een lang verhaal RECHT OP BIJSTAND VAN EEN ADVOCAAT VOORSTEL VAN RICHTLIJN EU Vicky De Souter, Attaché, Directie Strafwetgeving FOD Justitie De Europese uitdaging van toenadering van procedurele rechten Een lang verhaal

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 8 april 2008 (15.04) (OR. en) 8074/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0803 (CNS) LIMITE COPEN 65 VERSLAG

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 8 april 2008 (15.04) (OR. en) 8074/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0803 (CNS) LIMITE COPEN 65 VERSLAG Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 8 april 2008 (15.04) (OR. en) PUBLIC 8074/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0803 (CNS) LIMITE COPEN 65 VERSLAG van: aan: nr. initiatief: nr. vorig doc.:

Nadere informatie

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 30 september 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0407 (COD) 13538/14 DROIPEN 112 COPEN 230 CODEC 1868 NOTA van: aan: het voorzitterschap het Comité van permanente

Nadere informatie

2. Het Europees Parlement heeft op 12 juni 2001 advies over het voorstel uitgebracht. 2

2. Het Europees Parlement heeft op 12 juni 2001 advies over het voorstel uitgebracht. 2 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 10 juli 2002 (15.07) (OR. en) 10158/02 LIMITE PUBLIC DROIPEN 41 MIGR 58 NOTA I/A-PUNT van: het secretariaat aan: het Coreper/de Raad nr. vorig doc.: 9576/02

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 18 juni 2004 (23.06) (OR. en) 10665/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0270 (C S) LIMITE COPE 74

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 18 juni 2004 (23.06) (OR. en) 10665/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0270 (C S) LIMITE COPE 74 eil UE RAAD VA DE EUROPESE U IE PUBLIC Brussel, 18 juni 2004 (23.06) (OR. en) 10665/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0270 (C S) LIMITE COPE 74 OTA van: aan: nr. Comv.: Betreft: het voorzitterschap

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462 ECLI:NL:RBAMS:2017:5462 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 01-08-2017 Datum publicatie 01-08-2017 Zaaknummer 13/751411-17 RK-nummer: 17/4077 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 17 APRIL 2012 P.11.1403.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1403.N M M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Mounir Souidi, advocaat bij de balie te Antwerpen, tegen O.V. IMEA bv, Intercommunale

Nadere informatie

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2 Raad van de Europese Unie Brussel, 21 mei 2019 (OR. en) 9116/19 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: JAI 490 COPEN 200 CYBER 153 DROIPEN 79 JAIEX 75 ENFOPOL 229 DAPIX 177 EJUSTICE 63 MI

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 juli 999 (07.09) (OR. en) 0456/99 LIMITE DROIPEN 5 RESULTAAT BESPREKINGEN van : de Groep Materieel Strafrecht d.d. : 9 juli 999 nr. vorig doc. : 9966/99 DROIPEN 4

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.10.2017 COM(2017) 606 final 2017/0265 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa

Nadere informatie

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2], ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN 26.10.2010 Publicatieblad van de Europese Unie L 280/1 I (Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN RICHTLIJN 2010/64/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking

Nadere informatie

wet aangenomen, maar ratificatie nog niet bekendgemaakt

wet aangenomen, maar ratificatie nog niet bekendgemaakt Brussel, 23 Mei 2001 Bijna zes jaar nadat de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (de BFB-overeenkomst) werd opgesteld, werkt het ontbreken van

Nadere informatie

A8-0165/ AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

A8-0165/ AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 28.9.2016 A8-0165/ 001-045 AMENDEMENTEN 001-045 ingediend door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken Verslag Dennis de Jong A8-0165/2015 Rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN...

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN... INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN... xxiii HOOFDSTUK 1. INLEIDING...1 1. Nederlandse gedetineerden in het buitenland...1 2. Buitenlandse gedetineerden in Nederland...2 3. Internationale geldigheid van

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

Brussel, 14 mei 2003 (16.05) SECRETARIAAT. het secretariaat de Conventie De rol van de nationale parlementen in de ontwerp-grondwet

Brussel, 14 mei 2003 (16.05) SECRETARIAAT. het secretariaat de Conventie De rol van de nationale parlementen in de ontwerp-grondwet EUROPESE CONVENTIE Brussel, 14 mei 2003 (16.05) SECRETARIAAT CONV 738/03 NOTA van: aan: Betreft: het secretariaat de Conventie De rol van de nationale parlementen in de ontwerp-grondwet Het secretariaat

Nadere informatie

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 september 2000 (29.09) (OR. fr) 11702/00 LIMITE CATS 58 COPEN 63 JAI 97

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 september 2000 (29.09) (OR. fr) 11702/00 LIMITE CATS 58 COPEN 63 JAI 97 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 27 september 2000 (29.09) (OR. fr) 11702/00 LIMITE CATS 58 COPEN 63 JAI 97 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36 nr. vorig doc.: 10597/00 COPEN

Nadere informatie

Antwoord van minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 7 juni 2016)

Antwoord van minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 7 juni 2016) AH 2770 2016Z09136 Antwoord van minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 7 juni 2016) Vraag 1 Heeft u kennisgenomen van de voortgangsrapportage van de 'road map visum liberalisatie Turkije',

Nadere informatie

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol P5_TA(2002)0269 Toekomstige ontwikkeling van Europol Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de toekomstige ontwikkeling van Europol en zijn volledige opneming in het institutioneel bestel

Nadere informatie

geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag (C5-0757/2000),

geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag (C5-0757/2000), P5_TA(2002)0430 Europees netwerk voor justitiële opleiding * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het initiatief van de Franse Republiek met het oog op de aanneming van het besluit van de

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ1 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Ministerie van Justitie j1 Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 NOVEMBER 2013 P.12.1784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1784.N R A C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Henry Van Burm, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2011 COM(2011) 915 definitief 2011/0450 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2016 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0127 (E) 8505/16 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: JAI 337 USA 21 DATAPROTECT 41 RELEX 330 BESLUIT

Nadere informatie

HET EUROPEES ARRESTATIEBEVEL

HET EUROPEES ARRESTATIEBEVEL HET EUROPEES ARRESTATIEBEVEL Door: mr. R. Malewicz en mr. G. P. Hamer 1 Op 1 januari 2004 is het zover, dan zal het Europees arrestatiebevel (EAB) in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd moeten zijn.

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 18 december 2009 (21.12) (OR. en) 17691/09 COPEN 249 JAI 935

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 18 december 2009 (21.12) (OR. en) 17691/09 COPEN 249 JAI 935 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 18 december 2009 (21.12) (OR. en) 17691/09 COPEN 249 JAI 935 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese

Nadere informatie

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE HOGE VERTEGENWOORDIGER VAN DE UNIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN EN VEILIGHEIDSBELEID Brussel, 28.11.2016 JOIN(2016) 54 final 2016/0366 (NLE) Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2011 COM(2011) 911 definitief 2011/0447 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese

Nadere informatie

Kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit: Hoe kan EU-wetgeving op dit terrein worden verscherpt?

Kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit: Hoe kan EU-wetgeving op dit terrein worden verscherpt? DIRECTORAAT-GENERAAL INTERN BELEID DIRECTORAAT C: RECHTEN VAN DE BURGER EN CONSTITUTIONELE ZAKEN BURGERLIJKE VRIJHEDEN, JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN Kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 13.09.2005 COM(2005) 426 definitief Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van Verdrag nr.

Nadere informatie

INHOUD. Voorwoord bij de eerste editie... v. Hoofdstuk 1. Inleiding tot het internationaal en Europees strafrecht... 1

INHOUD. Voorwoord bij de eerste editie... v. Hoofdstuk 1. Inleiding tot het internationaal en Europees strafrecht... 1 INHOUD Voorwoord bij de eerste editie............................................ v Hoofdstuk 1. Inleiding tot het internationaal en Europees strafrecht................... 1 1. Begripsomschrijving................................................

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

AANGENOMEN TEKSTEN Voorlopige uitgave

AANGENOMEN TEKSTEN Voorlopige uitgave Europees Parlement 204-209 AANGENOMEN TEKSTEN Voorlopige uitgave P8_TA-PROV(208)049 Bescherming van de financiële belangen van de EU - Terugvordering van geld en activa van derde landen in fraudegevallen

Nadere informatie

8658/15 dui/pw/mt 1 DG D 2B

8658/15 dui/pw/mt 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 8 mei 2015 (OR. en) 8658/15 COPEN 115 EUROJUST 93 EJN 42 NOTA van: d.d.: 14 april 2015 aan: Betreft: Mevrouw Anne Vibe Bengtsen, attaché Juridische Zaken, Permanente

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 oktober 2004 (07.10) 12561/04 LIMITE EUROJUST 78

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 oktober 2004 (07.10) 12561/04 LIMITE EUROJUST 78 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 oktober 2004 (07.10) PUBLIC 12561/04 LIMITE EUROJUST 78 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de delegaties Ontwerp-conclusies van de Raad over een

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 JUNI 2015 P.15.0641.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0641.N S. B., beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Fouad Marchouh, advocaat bij de balie te Tongeren. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 885 Implementatie van kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 SEPTEMBER 2014 P.13.1000.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1000.N D R C V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Anne De Clerck, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 21 oktober 2011 (24.10) (OR. en) 15812/11 Interinstitutioneel dossier: 2011/0154 (COD)

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 21 oktober 2011 (24.10) (OR. en) 15812/11 Interinstitutioneel dossier: 2011/0154 (COD) RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 2 oktober 20 (24.0) (OR. en) 582/ Interinstitutioneel dossier: 20/054 (COD) DROIPE 2 COPE 282 CODEC 748 OTA van: aan: nr. Comv.: nr. vorig doc.: Betreft: het voorzitterschap

Nadere informatie

Memorie van toelichting. 1. Inleiding

Memorie van toelichting. 1. Inleiding Uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/02/2015

Datum van inontvangstneming : 23/02/2015 Datum van inontvangstneming : 23/02/2015 Vertaling C-25/15-1 Zaak C-25/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 januari 2015 Verwijzende rechter: Budapest Környéki Törvényszék

Nadere informatie

Het Europees Parlement is verzocht advies over het voorstel uit te brengen.

Het Europees Parlement is verzocht advies over het voorstel uit te brengen. Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 2 april 2006 (2.04) (OR. en) PUBLIC 8426/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0805 (CNS) LIMITE COPEN 42 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Coreper/de

Nadere informatie

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN 4.11.2016 L 297/1 I (Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN RICHTLIJN (EU) 2016/1919 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 oktober 2016 betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures

Nadere informatie

JUSTITIËLE SAMENWERKING IN STRAFZAKEN

JUSTITIËLE SAMENWERKING IN STRAFZAKEN JUSTITIËLE SAMENWERKING IN STRAFZAKEN Justitiële samenwerking in strafzaken is gebaseerd op het beginsel van de wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen, en omvat maatregelen om

Nadere informatie

A8-0165/46. Amendement 46 Claude Moraes namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

A8-0165/46. Amendement 46 Claude Moraes namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 28.9.2016 A8-0165/46 Amendement 46 Claude Moraes namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken Verslag A8-0165/2015 Dennis de Jong Rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden

Nadere informatie

UITLEVEREN OF VERVOLGEN IN NEDERLAND?

UITLEVEREN OF VERVOLGEN IN NEDERLAND? UITLEVEREN OF VERVOLGEN IN NEDERLAND? W.R. Jonk, mr R. Malewicz en mr G.P. Hamer 1 Op 1 januari 2004 had het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel 2 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 FEBRUARI 2019 P.18.0793.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.0793.N B A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Sven De Baere, advocaat bij de balie Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 januari 2006 (28.02) (OR. en) 5467/06 LIMITE ENFOCUSTOM 8 ENFOPOL 8 CRIMORG 9 CORDROGUE 4

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 januari 2006 (28.02) (OR. en) 5467/06 LIMITE ENFOCUSTOM 8 ENFOPOL 8 CRIMORG 9 CORDROGUE 4 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 20 januari 2006 (28.02) (OR. en) 5467/06 LIMITE PUBLIC ENFOCUSTOM 8 ENFOPOL 8 CRIMORG 9 CORDROGUE 4 NOTA van: van het voorzitterschap aan: het Comité van artikel

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2009 Nr. 37

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2009 Nr. 37 41 (1997) Nr. 4 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2009 Nr. 37 A. TITEL Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen; Straatsburg,

Nadere informatie

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 7 januari 2019 (OR. en) XT 21106/18. Interinstitutioneel dossier: 2018/0426 (NLE) BXT 125

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 7 januari 2019 (OR. en) XT 21106/18. Interinstitutioneel dossier: 2018/0426 (NLE) BXT 125 Raad van de Europese Unie Brussel, 7 januari 2019 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2018/0426 (E) XT 21106/18 BXT 125 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD betreffende

Nadere informatie

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT DE RAAD Brussel, 7 oktober 2016 (OR. en) 2013/0409 (COD) PE-CONS 33/16 DROIPEN 124 COPEN 232 CODEC 1009 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: RICHTLIJN

Nadere informatie

Verzet, verstek en hoger beroep na Potpourri V

Verzet, verstek en hoger beroep na Potpourri V Verzet, verstek en hoger beroep na Potpourri V FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 37-41 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be W www.forumadvocaten.be 1 Inhoud Wetgeving Begrip

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 15.6.2015 COM(2015) 291 final 2015/0130 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het aanvullend protocol bij het

Nadere informatie

18475/11 las/gra/fb 1 DG H 2A

18475/11 las/gra/fb 1 DG H 2A RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 12 december 2011 (13.12) (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2009/0157 (COD) 18475/11 JUSTCIV 356 CODEC 2397 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.:

Nadere informatie

De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering

De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering Een vergelijking en kritische evaluatie in het licht van het beginsel van wederzijdse erkenning V.H. Hoofdstuk I Inleiding 1 Doelstelling 2 Afbakening

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers Initiatief

Nadere informatie

Rolnummer 4958. Arrest nr. 95/2011 van 31 mei 2011 A R R E S T

Rolnummer 4958. Arrest nr. 95/2011 van 31 mei 2011 A R R E S T Rolnummer 4958 Arrest nr. 95/2011 van 31 mei 2011 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 152 en 185 van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de Correctionele Rechtbank

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0367 (NLE) 14996/16 VOORSTEL van: ingekomen: 28 november 2016 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: COASI 218 ASIE 88

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 17.5.2019 COM(2019) 242 final 2019/0116 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in de Raad van Ministers in te nemen standpunt met

Nadere informatie

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE Het Hof van Justitie van de Europese Unie is een van de zeven instellingen van de EU. Zij omvat drie rechtscolleges: het Hof van Justitie, het Gerecht en het Gerecht

Nadere informatie

a) Titel voorstel Proposal for a directive of the European Parliament and of the Council on countering money laundering by criminal law.

a) Titel voorstel Proposal for a directive of the European Parliament and of the Council on countering money laundering by criminal law. Fiche 2: Richtlijnvoorstel strafbaarstelling witwassen 1. Algemene gegevens a) Titel voorstel Proposal for a directive of the European Parliament and of the Council on countering money laundering by criminal

Nadere informatie

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN 1.6.2012 Publicatieblad van de Europese Unie L 142/1 I (Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN RICHTLIJN 2012/13/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document. Raad van de Europese Unie Brussel, 10 juni 2015 (OR. en) 10817/10 DCL 1 DERUBRICERING van document: d.d.: 8 juni 2010 nieuwe status: Betreft: ST 10817/10 Publiek FREMP 27 JAI 523 COHOM 153 COSCE 17 Besluit

Nadere informatie

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE Het Hof van Justitie van de Europese Unie is een van de zeven instellingen van de EU. Zij omvat twee rechtscolleges: het Hof van Justitie en het Gerecht. Het Hof

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2010 (01.06) (OR. en) 8436/2/10 REV 2 COPEN 95 EJN 8 EUROJUST 42 NOTA

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2010 (01.06) (OR. en) 8436/2/10 REV 2 COPEN 95 EJN 8 EUROJUST 42 NOTA RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 28 mei 2010 (01.06) (OR. en) 8436/2/10 REV 2 COPEN 95 EJN 8 EUROJUST 42 NOTA van: aan: nr. vorig doc.: Betreft: het voorzitterschap het Coreper / de Raad 7361/10 COPEN

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 JANUARI 2014 P.13.1332.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1332.N J E C, beklaagde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Gert Warson, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0268(COD)

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0268(COD) EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie juridische zaken 13.12.2013 2013/0268(COD) ***I ONTWERPVERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/08/2015

Datum van inontvangstneming : 28/08/2015 Datum van inontvangstneming : 28/08/2015 Vertaling C-404/15-1 Zaak C-404/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie