MINISTERIE VAN ONDERWIJS WETENSCHAP EN CULTUUR

Transcriptie

1 MINISTERIE VAN ONDERWIJS WETENSCHAP EN CULTUUR CORRECTIEMODEL UNIFORM EXAMEN HAVO VAK : ECONOMIE -1 DATUM : TIJD : uur Aantal opgaven : 3 Aantal pagina s : 5 Opmerking: bij vragen die aan elkaar gerelateerd zijn, wordt bij eventuele fouten van de student, doorgewerkt met de fout. Opdracht 1 Macro Economie [30p] 1. Een gesloten economie zonder overheid omdat de effectieve vraag slechts uit twee componenten bestaat t.w.; gezinnen en bedrijven. [2p] 2. Investeringen zijn in werkelijkheid afhankelijk van zaken zoals: investeringswetgeving, nationaal inkomen en afzetverwachting van de ondernemers. [2p] 3. NNI = BNP afschrijving = = geldeenheden. [2p] 4. a. Welk deel van het extra nationaal inkomen, extra geconsumeerd wordt. [1p] b. C = NNI I = =.000 geldeenheden. [1p] 8 C = cy Co.000 c c c [2p] 8 5. C= Y 400. [1p] I = 2000 Y = C + I 6. EV (C+I) [0,5p] [0,5p] * EV =Y EV = 0,8Y Evenwichtslijn: [1p] Bestedingslijn: [1p] 4000 Evenwichtspunt (gestippeld) : [1p] Y 1

2 7. Een arbeidstekort [0,5p]; want er was sprake van overbesteding (evenwichtsinkomen ligt hoger dan inkomen bij volledige werkgelegenheid m.a.w. de productiecapaciteit was overbenut). [1p] 8. Nationaal inkomen bij bestedingsevenwicht (fullemployment inkomen) = = geldeenheden. [2p] 1 9. K = 1 1 Y 3000 c 8 5. Io 600. De autonome investeringen zouden 1 k 5 moeten afnemen met 600 geldeenheden om bestedingsevenwicht te bereiken. [3p] Let wel: ook goed rekenen indien de student de vergelijking Y = C + I uitwerkt om de verandering van de autonome investeringen te berekenen.. Vm = Iu = In Vm = 2000 (-) 400 = 2400 L = 3 /8 x = geldeenheden P = 2 /8 x = geldeenheden I = 2 /8 x = geldeenheden W = 1 /8 x = geldeenheden GH [2,4p] BH [3,3p] C.000 L L C.000 S P P Vm I I Iu W W Iv 500 A NNI BNP VR [1,8p] In S A 500 Iv 500 Ib Let wel: elk goed antwoord 0,3p. Totaal 25 x 0,3p = 7,5p 11. Met behulp van het Keynesiaanse model kunnen er macro economische voorspellingen gedaan worden maar met de nationale rekeningen niet omdat deze achteraf vaststellen wat er in een jaar is bereikt. [1p] 2

3 Opdracht 2 Buitenland [30p] 1. Voordeel: kennis en deviezen genereren die van belang zijn om het land tot ontwikkeling te brengen, import van goederen die in het eigen land niet geproduceerd kunnen worden, import van goederen die anders in eigen land tegen hogere productiekosten geproduceerd zouden worden. [1p] Nadeel: economische afhankelijkheid van eigen productie wordt geremd; importflatie, indien er sprake is van prijsinflatie in het buitenland. Overspoeling van de locale markt door buitenlandse producten. [1p] 2. Bij de betalingsbalans op transactiebasis worden de gegevens geboekt op het moment dat de goederen en diensten de grenzen van het land passeren terwijl bij de betalingsbalans op kasbasis de gegevens worden geboekt op het moment van de betaling voor de geleverde goederen en diensten / De betalingsbalans op kasbasis wordt opgesteld uit gegevens van de handelsbanken, maar de betalingsbalans op transactiebasis wordt opgesteld uit gegevens van de douane / Stichting ABS stelt de betalingsbalans op transactiebasis op en CBvS de betalingsbalans op kasbasis. [1p] 0% 3. Export = 1 x 00 mln mln. [2p] 83 % 3 4. Betalingsbalans [GB t/m TR = 24 x 0,25 =6 p en de rest 2 punten] Deel balans Ontv Uitg Saldo GB/HB DB KOB Lop Rek SKV BB IKV Tot Rek G & D Formeel Saldo Omdat men via deze rekening de verandering in de monetaire reserve van een land kan weergeven / via deze rekening wordt de betalingsbalans formeel in evenwicht gebracht. [2p] 6. Formeel evenwicht: ja [0,5p] ; want het formeel S 0 = 0 [1p] Materieel evenwicht; nee [0,5p] ; want S 0 TR 0 [1p] 3

4 7. Ontwikkelingslanden importeren over het algemeen meer dan ze exporteren. Bovendien lenen ze relatief vaak geld van het buitenland, waardoor ze veel rente moeten betalen. Dit maakt dat ze meer uitgaven hebben aan het buitenland dan inkomsten. De relatief hoge prijsinflatie heeft te maken met o.a. de dure eindproducten die zij importeren en de hoogte van de wisselkoers. [3p] 8. De concurrentiepositie van het land kan verslechteren, indien prijsinflatie in het land hoger is dan in het buitenland. De export kan afnemen en de import toenemen. [2p] 9. Het vaste wisselkoerssysteem. [1p]. Het flexibele of zwevende wisselkoerssysteem [1p] ; de wisselkoers is afhankelijk van de vraag naar en het aanbod van vreemd geld. [ 1p] 11. Bij een stijging van de vraag naar vreemd geld, stijgt de wisselkoers en omgekeerd / Een positieve relatie. [2p] 12. De Centrale Bank van Suriname en het Ministerie van Financiёn. [ 2p ] Opdracht 3 Markt en marktvormen [30p] 1. Technische monopolie [1p], want comfy is door jarenlange reseach geproduceerd [1p]. 2. a. en b. Overheidsmonopolie bijvoorbeeld NV EBS, NV SWM Wettelijke monopolie bijvoorbeeld CBvS Natuurlijke monopolie bijvoorbeeld Staatsolie Feitelijke monopolie bijvooreeld CIC, Fernandes (Coca-cola). Monopoliesoort [2 x1p] voorbeeld [2 x 0,5p] = a => a = 1 [1p] = ( 1 80) + b => b = 60 [1p] => Qv = 1 p + 60 [1p] p = 4q [1p] TK = gvk x q + TCK ( ) q q [1,5p] MK = TK = 40 [0,5p] 5. MO = 0 => -8q = 0 [1p] => q = 30 [1p] p = SRD 120 [1p] 6. Tw = TO TK = (120 x 30) ((40x30) +1200) = = SRD 1200 (winst) TO [0,5p] ; TK [1p] ; TW [0,5p] 7. MO = MK => -8q = 40 [1p] => q = 25 [1p] p = SRD 140 [1p] 8. Tw = TO TK = (140 x 25) ((40 x 25) ) = = SRD 1300 (winst) TO [0,5p] ; TK [1p] ; TW [0,5]. 4

5 9. P, MO, MK, GTK 280 P [1p]; MO [0,5p]; MK [0,5 p]; GTK [1,5p] 240 winstarcering [1p]; punt van cournot [0,5p] 200 MO 160 PvC (140, 25) P 80 GTK 40 MK Q. De prijs van gerelateerde goederen is afgenomen, behoefte van de consument is afgenomen, het budget van de consumenten is beperkt, het aantal consumenten is afgenomen. [2p] 11. P = GVK => 4q = 40 [1p] => q = 50 [1p]. 5