GRAMMATICA KLAS 3 VRAGEN MAKEN 1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "GRAMMATICA KLAS 3 VRAGEN MAKEN 1"

Transcriptie

1 GRAMMATICA KLAS 3 VRAGEN MAKEN 1 Tel het AANTAL WERKWOORDEN dat bij het 1 e Onderwerp van de zin hoort. (Tel het aantal werkwoorden van het 1 e GEZEGDE) You can feel the love tonight. He travels fast. He always smiles when she makes a joke. 2 werkwoorden 1 werkwoord 1 werkwoord 2 WERKWOORDEN (of meer) = Makkelijk Verander alleen de volgorde. Verder niets. Zet het 1 e werkwoord voor het onderwerp. You can feel the love tonight. Can you feel the love tonight? 1 WERKWOORD = Regels leren Regel 1: Er komt DO / DOES / DID bij. DID Verleden Tijd Alle personen DOES Tegenwoordige Tijd He / she / it DO Tegenwoordige Tijd Alles behalve he / she / it Regel 2: Na DO / DOES / DID komt het HELE WERKWOORD. He travels fast. Teg. Tijd / He / Hele Ww = travel. Does he travel fast? Does he travels fast? He broke her heart. Verl. Tijd / Hele Ww = break Did he break her heart? Did he broke her heart? They go on holiday. Teg. Tijd / They Do they go on holiday? UITZONDERING: TO BE (is / am / are / was / were) Bij to be komt nooit do/does/did. Het is veel simpeler. He is nice. They were fine. Is he nice? Were they fine? Werkwoorden met TO ervoor moet je niet meetellen in de zin. They want to see you. = 1 ww Do they want to see you? She hoped to beat them. = 1 ww Did she hope to beat them? 1

2 Eigenlijk gelden hier dezelfde regels als bij vragen: 2 WERKWOORDEN (of meer) = Makkelijk Je zet gewoon not (n t) achter het 1 e werkwoord. ONTKENNEN 2 I will try to help you I have seen him. I can play hockey. I will not try to help you I have not seen him. I cannot play hockey. I won t try to help you I haven t seen him. I can t play hockey. 1 WERKWOORD = Er komt DON T / DOESN T / DIDN T bij. Na DON T / DOESN'T / DIDN'T komt: het HELE WERKWOORD. They try very hard. She runs fast. They followed the car. They don t try very hard. She doesn t run fast. They didn t follow the car. UITZONDERING: TO BE (is / am / are / was / were) Bij to be komt nooit do/does/did. Het is veel simpeler. He is nice. He is not (isn t) nice. They were fine. They were not (weren t) fine. Werkwoorden met TO ervoor moet je niet meetellen in de zin. They want to see you. = 1 ww I don t want to see you. She hoped to beat them. = 1 ww She didn t hope to beat them. KORTE ANTWOORDEN 3 Engelsen zijn meestal redelijk beleefd en geven op een 'ja/nee-vraag' meestal niet alleen het antwoord: Ja! of Nee! Ze herhalen een klein stukje van jouw zin. Do you like tea? Is he angry? Can Donna come? Yes, I do. No, he isn't. No, she can't Hoe werkt dit? Na YES of NO komt het passende ONDERWERP (Pers. Vnw.) Daarna HERHAAL je het 1e WERKWOORD.

3 OEFENING 1A: VRAGEN Maak vragen van de volgende zinnen. 1. Peter cleaned the floor. 2. Mary believes in Santa Claus. 3. He puts the car in the garage. 4. I will come home at 12 o clock. 5. He saw her. 6. She watches tv every day. 7. He would like to meet you. 8. He went home early. 9. They visit her evey week. 10. She s leaving tonight. OEFENING 1B: VRAGEN Maak de logische vraag bij het antwoord. Where? When? How? He lives in London. She came yesterday. He went to London by plane.

4 OEFENING 2: ONTKENNEN Ontken de volgende zinnen. 1. Peter saw the car. 2. Mary believes in Santa Claus. 3. John must stay away. 4. They departed at 2 o clock. 5. We could go now. 6. She goes there once a week. 7. My friends live in London. 8. John takes her home every Friday. 9. He asked us a question. 10. He s lived here before. OEFENING 3: KORTE ANTWOORDEN Geef korte antwoorden op de volgende vragen. 1. Did Peter see the car? 2. Does Mary believe in Santa Claus? 3. Must John stay away? 4. Did they depart at 2 o'clock? 5. Can you drive a car? 6. Should William help her? No, Yes, Yes, No, Yes, No,

5 QUESTION TAGS 4 Alweer een beleefdheidskwestie. Wij kunnen zeggen: Hij is aardig, hè?. In het Engels zou He is nice, huh? nogal onbeleefd klinken. Om het wat beleefder te maken is de Question Tag uitgevonden. You can feel the love tonight, can't you? He travels fast, doesn't he? They don't mean that, do they? Als de zin positief is wordt de TAG negatief en andersom. (zie hierboven) 2 WERKWOORDEN (of meer) = Makkelijk Gebruik het 1e werkwoord in de tag. You should help her, shouldn't you? They could work harder, couldn't they? 1 WERKWOORD: Gebruik DO(N'T) / DOES(N'T) / DID(N'T) Peter worked very hard, didn't he? Susan walks very fast, doesn't she? Opletten: In een Negatieve Zin hoeft geen NOT (N'T) te staan. HARDLY / SCARCELY / NEVER / NOBODY zijn ook negatief. Harry never helped you, did he? Sherry hardly knows you, does she? UITZONDERINGEN: TO BE / LET'S / BEVEL He is nice, isn't he? I am funny, aren't I? Let's go home, shall we? Open the door, will you? Wanneer is het nou TO en wanneer TOO? TO /TOO? 5 TO naar He always goes to England staat gewoon voor een werkwoord I'd like to see you TOO ook te (als in: te groot / te mooi) I love her too. He is too heavy. TOO = OOK / TOO = TE (gevolgd door een BIJV. NW.) 2

6 Er zijn maar 5 vormen van ieder werkwoord. Tegenwoordige Tijd: 1: WALK / 2: WALKS Verleden Tijd: 3: WALKED Dan is er nog: 4: WALKING (+ED) (Ing-vorm) WERKWOORDSVORMEN 6 (Het Hele werkwoord en de he-she-it vorm (+S)) En het VOLTOOID DEELWOORD: (Vaak is het Volt.Dw. hetzelfde als de Verl.tijd. Alleen bij een aantal ONR.WW niet, volgend jaar ga je die leren) 5: WALKED REGEL 1: Na alle HULPWERKWOORDEN komt het HELE WERKWOORD. Voorbeelden van hulpwerkwoorden: do can will shall would could must need to have to should did does (Als het gezegde uit 2 (of meer) werkwoorden bestaat is het 1 e ww (zijn de 1e werkwoorden) een hulpwerkwoord.) We can follow them. We don t follow them. We should follow them. Telkens het HELE WERKWOORD. 2 UITZONDERINGEN LEREN: Na alle vormen van HAVE (HAVE / HAS / HAD): VOLTOOID DEELWOORD. He has walked a lot She had never seen him. Na alle vormen van BE (AM / IS / ARE / WAS / WERE / BEEN): zijn er 2 mogelijkheden. IN GEWONE ZINNEN: Na TO BE komt de ING-VORM He is walking. They were shouting. IN LIJDENDE ZINNEN (komt later dit jaar): Na TO BE komt de VOLTOOID DEELWOORD He was seen. (= Hij werd gezien) They have been caught. (= Zij zijn gevangen)

7 OEFENING 4: QUESTION TAGS Geef de question tags. 1.You like tea,? 2.Kelly doesn't like Theo,? 3.They can see him,? 4.She can hardly see you,? 5.He wanted more,? 6.He was angry,? 7.Let's play a game,? 8.Be quiet,? OEFENING 5: TOO Vul in: to / too. 1.I like teaching, but I like singing. 2.He has be more careful. 3.That book is boring. 4.We always go England. 5.I'd really like help you. 6.He drank much alcohol. 7.I'm poor buy that car. OEFENING 6: WERKWOORDSVORMEN Vul iedere vorm in die mogelijk is van het werkwoord WORK. 1. Peter. 2. Mary has. 3. John must. 4. They are. 5. They will. 6. The trainer. 7. Her friends should have been. 8. My parents.

8

9 TIJDEN (O.V.T. - V.T.T) 7 Waarom hebben Nederlanders moeite met (sommige) Engelse tijden? NEDERLANDS FOUT ENGELS I heb gisteren een heel eind gewandeld. I have walked quite a distance yesterday. GOED ENGELS I walked quite a distance yesterday NEDERLANDS FOUT ENGELS Ik speel al 5 jaar piano. I play the piano for 5 years (already). GOED ENGELS I have played the piano for 5 years (already). Ik heb 10 jaar gevoetbald = Ik doe het nu niet meer. I have played football for 10 years = Ik doe het nu nog steeds. Regel 1 Als iets echt afgesloten is gebruik je nooit have of has Je gebruikt dan gewoon de verleden tijd van het werkwoord. 1 woord dus maar: Ww + ED / 2e uit rijtje Onr. Ww Regel 2 Als iets in het verleden begonnen is en nog steeds bezig is: gebruik je altijd have of has (met daarna het voltooid deelwoord) Volt. Dw. = Ww + ED / 3e uit rijtje Onr. Ww. Hier leer je wanneer je verbindingsstreepjes moet gebruiken. In gewone zinnen is er niets aan de hand: That boy is 6 years old. Die jongen is 6 jaar. VERBINDEN (streepjes) 8 In het Nederlands en in het Engels zijn 6 jaar en 6 years old aparte woorden. Dat kun je horen. Maar als we van dit soort woorden één woord maken, moet je kunnen zien dat het één woord is. Hij is een zesjarige jongen. Het is een boek met 200 bladzijden. Dat zijn allemaal twaalfjarigen. He is a six-year-old boy. It is a 200-page book. Those are all twelve-year-olds. Als je 2 of 3 woorden samevoegt tot 1 Bijv Nw of 1 ZNW: Zet een streepje / streepjes tussen de woorden die één woord vormen. 3

10 VOLGORDE 9 In het Nederlands en het Engels is de basisvolgorde altijd: Eerst het ONDERWERP Daarna het GEZEGDE (alle werkwoorden) OND GEZ DE REST Hij vertelde mij... He told me... Als er in het Nederlands iets voor komt te staan (zoals "zachtjes" of "gisteren") dan wordt in het Nederlands de volgorde anders: IETS ERVOOR GEZ OND DE REST Zachtjes vertelde hij mij... In het Engels blijft de volgorde hetzelfde: IETS ERVOOR OND GEZ DE REST Softly he told me... VOLGORDE REGEL 1: IN HET ENGELS BLIJFT DE VOLGORDE ALTIJD: Eerst het ONDERWERP Daarna het GEZEGDE (Alleen in Engelse vragen is het anders.) De andere regels hebben te maken met BEPALINGEN van PLAATS en TIJD In het Nederlands kunnen de plaats en tijd op veel plaatsen in de zin staan. Deel van de zin TIJD PLAATS Rest van de zin Hij vertelde mij dat hij volgend jaar naar Londen zou gaan In het Engels staan ze meestal bij elkaar aan het einde van de zin. Zin PLAATS TIJD He told me that he would go to London next year VOLGORDE REGEL 2: PLAATS en TIJD altijd aan het EINDE van de zin. (de TIJD kan ook wel eens helemaal vooraan in de zin staan) VOLGORDE REGEL 3: Eerst de PLAATS Daarna de TIJD REGEL 1 REGEL 2 REGEL 3 Altijd eerst ONDERWERP - dan GEZEGDE PLAATS en TIJD aan het EINDE van de zin PLAATS voor TIJD

11 OEFENING 7A: TIJDEN 1 Vertaal de volgende zinnen. 1.Ik heb gisteren een heel eind gewandeld. 2.Ik speel al 5 jaar piano. 3.Ik heb 10 jaar gevoetbald. 4.Ik heb gisteren je sleutels gevonden. 5.Ze speelt al volleybal sinds haar 7e. 6.Ik heb je al heel lang niet gezien. 7.Mijn oma is in 1980 gestorven. OEFENING 7B: TIJDEN 2 Vul de goede vorm van het werkwoord in. Kies tussen Past Simple & Present Perfect. (OVT & VTT) 1. How long he (know) you now? 2. he (live) in De Bilt 2 years ago? 3. He (have) this car for a month now. 4. I not (know) that yesterday. OEFENING 8: VERBINDEN Vertaal de volgende zinnen. 1.Hij is een zesjarige jongen. He is boy. 2.Dit boek is geschikt voor alle 12 jarigen. This book is suitable for all. 3.Het is een boek van 300 bladzijden. It is a book. 4.Het is een reisje van 3 dagen. It is a trip.

12 OEFENING 9A: VOLGORDE Vertaal de volgende zinnen. Gebruik alleen de woorden die gegeven zijn. Begin met het onderstreepte gedeelte. 1. Columbus heeft in 1492 Amerika ontdekt. Columbus / discovered / in 1492 / America. 2. De leerlingen stonden tijdens de eerste les voor in het lokaal. The pupils / were standing / during the first lesson / in front of the classroom. 3. Hij dronk gisteren een cola in het café. He / drank / yesterday / a coke / in the pub. 4. Als het avond wordt drinken we veel. When the evening comes / drink / we / a lot 5. Als je heel goed kijkt, kun je de Tower Bridge zien. If you look very well, / can / you / Tower Bridge / see OEFENING 9B: VOLGORDE Zet de volgende woorden in de goede volgorde. Begin met het onderstreepte deel. 1. Tonight / going to / a good movie / watch /are / we 2. They / us / will /us / in front of the station / meet / tomorrow. 3. My mum / going to / to London / next month / is / try to / send / a present 4. He / tells / always / me / everything

13 VAN IEMAND = S 10 (Genitive) Als je wil zeggen dat iets bezit van een persoon is (van John bv.): dan gebruik je s De fiets van John John s bike Dus niet: The bike of John. De vader van mijn vriend My friend's father De zus van haar moeder Her mother's sister THIS / THAT / THESE / THOSE 11 (Aanwijzend voornaamwoord) Dichtbij & Enkv. This Dichtbij & Meerv. These Ver weg & Enkv. That Ver weg & meerv. Those Dichtbij Ver weg Enkelvoud THIS THAT Meervoud THESE THOSE Let op zinnen als: DAT zijn mijn vrienden. Dat = ver weg / Vrienden = Meervoud Dus: THOSE THOSE are my friends. Je kunt dus DAT niet zomaar vertalen met THAT. A / AN 12 (Lidwoorden) A: Het woord erachter start met een medeklinker in de uitspraak. (p,t,k ) AN: Het woord erachter start met een klinker in de uitspraak. (a,e,o..) A a house a boy a lovely car a tennisball AN an apple an idiot an old man an aunt Gemene woorden: Er zijn woorden die op papier met een andere letter beginnen dan in de uitspraak. Spell Uitspak Dus: honest onest an honest man hour our an hour late F-16 ef-16 an F-16 university joeni... a university Europe joeroop a European car 4

14 MEERVOUD 13 Hoofdregel: In het Engels nooit s gebruiken. (Anders gezegd: s in het meervoud is altijd fout) Wat moet je dan wel doen? Normaal gesproken: een s eraan vastplakken photo piano gun day CD photos pianos guns days CDs Bij sis-klanken : es eraan vastplakken box bus boxes buses Woorden die eindigen op: medeklinker + y: Het wordt ies party parties baby babies Uitzondering hierop: Familienamen Kennedy the Kennedys Woorden die eindigen op: f Meestal ves wolf wolves shelf shelves Utzonderingen: dwarf dwarfs chief chiefs roof roofs belief beliefs Sommige woorden die eindigen op: o Het wordt oes hero potato tomato cargo heroes potatoes tomatoes cargoes Onregelmatige vormen (Gewoon uit je hoofd leren dus): man men foot feet child children woman women goose geese sheep sheep tooth teeth aircraft aircraft mouse mice deer deer louse lice

15 OEFENING 10: 'S BIJ PERSONEN (GENITIVE) Vertaal de volgende zinnen. Hij is de vader van mijn vriend. Dat is de zus van haar moeder. Dat is het huis van Cathy. De auto van Peter is veel beter. OEFENING 11: THIS THAT THESE THOSE Kijk steeds goed: enkelvoud of meervoud? dichtbij of ver weg? 1. Come to room here. 2. Can you see computer over there? 3. There is dirt on tables here. 4. windows there are broken 5. children here are very dirty. 6. car over here is very expensive. 7. cloud over there is very dark. 8. He smashed walls over there. 9. paint here is too light. 10. Buy some of discs over there. 11. I would like to have (deze) cellphone. 12. Take some of (deze) cups. 13. I want to taste some of (die) cakes over there. 14. (Dit) are my shoes!. 15. (Die) man is my uncle Come to (deze) corner.

16 OEFENING 12: A / AN Vul de goede vorm in: a of an 1. new idea is what we need! 2. teacher I once saw told me secret 3. Americans love to drive in European car. 4. Look! That s F-16! 5. We only had hour left to find house. OEFENING 13: MEERVOUD GEEF HET MEERVOUD VAN DE VOLGENDE WOORDEN: 1. story 2. play 3. wolf 4. roof 5. cargo 6. piano 7. aircraft 8. valley 9. partens (onzinwoord) 10. I.E.D. (afkorting)

17 OF / OFF 14 meestal: van OF soms: aan heel vaak: niets OFF weg / uit / (van)af The door of the car. I think of her a lot. Lots of cars Jump off a building / Turn off the TV. OFF = WEG / UIT / AF Uit je hoofd leren: (gaat vaak fout) Of course Out of THEN TIJD: TOEN / DAN THEN / THAN 15 He walked away and then he came back again. THAN VERGELIJKING: DAN My father is stronger than yours. THAN = VERGELIJKENG ER STAAT EEN VERGROTENDE TRAP (BIGGER) VOOR LIVE / LIFE / LIVES 16 Het woord LIFES bestaat niet. WW LIVE He lives / She lived enkelvoud Meervoud ZNW life lives BIJV NW LIVE It's a live show WW LIVE ZNW LIFE (EV) LIVES (MV) BIJV NW LIVE 5

18 MUCH / MANY 17 MUCH MANY ENKELVOUD MEERVOUD ALGEMEEN much money much work much energy I love you very much many calories many people many books FEW / LITTLE 18 LITTLE FEW ENKELVOUD MEERVOUD ALGEMEEN little money little faith little sleep He ate very little few calories few people few books THEIR THERE THEY'RE HUN DAAR ZIJ ZIJN BEZITTELIJK PLAATS They drove away in their car. I found the keys over there. They're very tired. THERE / THEIR / THEY'RE 19

19 OEFENING 14: OFF Kies tussen of / off. 1.He jumped the building. 2.He drank a glass wine. 3.He is the owner that car. 4.He took his hat. 5. course, he is a nice man! 6.They ran out the store. 7.He almost cut his finger. OEFENING 15: THAN Kies tussen then / than. 1.He is stronger your brother. 2.And my sister came in. 3.First I go to school and I go shopping. 4.Tom works harder Peter. 5.I'd rather go to England to France. OEFENING 16: LIFE Kies tussen live / life (of een vorm ervan) 1.He in London. 2.She has a good. 3.A cat has 9. 4.He saw a show. 5.You shouldn't try to tell me how to. 6.We would like to more adventurously.

20 OEFENING 17: MUCH of MANY 1. There are people who think that 10 euros is money. 2. children love to go to Burger King to eat food. 3. You hear about the few bad policemen and there is not you can do about that. 4. He gave her presents because he loved her so. OEFENING 18: LITTLE / FEW 1. people really know a lot about Holland. 2. They say that he has patience for drunk people. 3. I have money but still I am happy with the things I can buy. 4. I have heard about him in the days that I was in England. 5. I always had (weinig) problems with those (weinige) kids who are naughty. OEFENING 19: THEIR Kies tussen their / there / they're. 1.This is car. 2.I live right over. 3. two very good friends. 4. are times when I hate them. 5. gone! 6. sure that they gave money to a man who stood. D

21 BIJWOORD / BIJVOEGLIJK NAAMWOORD 20 Is het nou: A: Leave quick! of B: Leave quickly! (Antwoord: B: Leave quickly!) Waarom?? Bijv. Nw.? Het zegt iets van een Zelfstandig Naamwoord Bijwoord? Het zegt iets van alle andere delen in de zin (Vooral van het Werkwoord) Bijwoord = Bijv. Nw. + LY Bijv.Nw. Nice Wonderful Bijwoord Nicely Wonderfully Als eerste moet je dus leren zien waar een woord iets van zegt. The expensive car was driven carelessly by a young man. Wat is in deze zin duur? Wat is in deze zin onvoorzichtig? Wat is in deze zin jong? expensive zegt iets van car carelessly zegt iets van was driven young zegt iets van man Her handsome boyfriend works very efficiently when he wants to help his old father. handsome zegt iets van boyfriend efficiently zegt iets van works old zegt iets van father REGEL: Stel jezelf de volgende vraag: Zegt het iets van het Zelfst.Nw.? Als je ja zegt is het een Bijv.Nw. Als je nee zegt is het een Bijwoord. (Dan zet je er dus ly achter) En dan moet je nog een heel stel uitzonderingen en opvallende dingen leren. Voor UITZONDERINGEN: Z.O.Z. 6

22 BIJWOORD / BIJVOEGLIJK NAAMWOORD (Deel 2) UITZONDERINGEN UITZONDERING 1: Sommige Bijwoorden eindigen niet op ly Bijv.Nw. Bijwoord Fast Fast Hard Hard Straight Straight Good Well UITZONDERING 2: Bij sommige werkwoorden komt geen Bijwoord. Koppelwerkwoorden (be, become, seem, appear) He is nice / nicely. They appear helpless / helplessly. 5 zintuigwerkwoorden (look, feel, sound, taste, smell) The cake tasted nice / nicely I feel wonderful / wonderfully tonight. UITZONDERING 3: Soms is de spelling misschien anders dan je verwacht. Bijv.Nw. Bijwoord easy easily terrible terribly

23 OEFENING 20: BIJWOORD Vul in: een bijwoord of een bijv. nw. 1.The (expensive) car was driven (careless) by a (young) man. 2.Her (handsome) boyfriend works (efficient) with his (old) father. 3.This is a very (fast) car. 4.He plays tennis very (good). 5.That cake smells (wonderful). 6.She sings (beautiful). 7. Get out!, he replied (angry).

24

25 TRAPPEN VAN VERGELIJKING 21 (big bigger biggest) 1 lettergreep woorden tall taller tallest lang nice nicer nicest aardig Verdubbelen big bigger biggest groot thin thinner thinnest dun 2 lettergrepen of meer beautiful more beautiful most beautiful mooi terrible more terrible most terrible verschrikkelijk UITZONDERINGEN easy easier easiest clever cleverer cleverest narrow narrower narrowest simple simpler simplest Met klemtoon op laatste lettergreep polite politer politest severe severer severest (Hier is more polite etc. ook mogelijk) Hoe weet je het verschil tussen er en est? Vaak komt achter er het woord THAN. Vaak komt voor est het woord THE Uit je hoofd leren: good better best goed beter best bad worse worst slecht slechter slechtst little less least weinig minder minst few fewer fewest weinig minder minst much more most veel meer meest many more most veel meer meest 7

26 LIJDENDE VORM / THE PASSIVE 22 Ik maak het raam schoon. Het raam wordt schoongemaakt. (door mij) Lee Harvey schoot JFK neer. JFK werd neergeschoten door Lee Harvey. ACTIEF LIJDEND / PASSIEF ACTIEF LIJDEND / PASSIEF I clean the window. ACTIEF The window is cleaned. (by me) LIJDEND / PASSIEF Lee Harvey shot JFK. ACTIEF JFK was shot by Lee Harvey. LIJDEND / PASSIEF WAT IS EEN LIJDENDE ZIN? Het onderwerp van de zin doet niets. (Het onderwerp is niet actief) Het onderwerp van de zin overkomt iets. (Het onderwerp is dus passief) HOE MAAK JE EEN LIJDENDE ZIN? Zet altijd het LIJDEND VOORWERP vooraan. VORM 1: Zinnen met meer werkwoorden (met een hulpwerkwoord) Hulperkwoord in de goede vorm laten staan. Passende vorm van TO BE erachter. Daarachter het voltooid deelwoord van het werkwoord. Voorbeeld: She can clean the window. THE WINDOW CAN BE CLEANED. (by her) VORM 2: Zinnen met 1 werkwoord. Gebruik een vorm van TO BE. (In de tijd van de originele zin) Daarachter het voltooid deelwoord van het werkwoord. bv: LHO shot JFK.Lijd.Vw. = JFK (naar voren) Verleden tijd van TO BE = WAS. Volt.Dw. van shot = SHOT JFK was shot by LHO.

27 OEFENING 21: VERGELIJKEN Verander het woord tussen haakjes zodat het past in de zin. 1. I ll do this for you. It s the (little) I could do. 2. Is coke really (sweet) than orange juice? 3. That is the (big) mistake I ve ever made. 4. The weather was even (bad) than the day before. 5. This test is much (easy) than I expected. OEFENING 22: LIJDEND Maak de volgende zinnen lijdend. 1.I clean the window. 2.Lee Harvey Oswald shot John F Kennedy. 3.She can clean the car. 4.We congratulated Uncle Ben. 5.The teacher should speak English in class. 6.We have sold the car. 7.Peter cut down the tree.

28

29 WHO / WHICH / THAT 23 (Betrekkelijk Voornaamwoorden) Dit is de man. Deze zin is nog niet af. Je moet je echt afvragen: Welke man? Er moet dus een bijzin bij om dat duidelijk te maken. In zo n geval zet je geen komma achter de zin en ga je vertellen welke man je bedoelt: Dit is de man die ik gisteren zag. Dit is Brian. Deze zin is af. Het is helemaal duidelijk. Als je er iets bij vertelt is dat gewoon extra (onnodige) informatie. Dat doe je wel met een komma. Dit is Brian, die ik aardig vind. Die = Betrekkelijk Vnw. In het Engels is de keuze tussen THAT / WHICH / WHO. WHICH hoort bij dingen en dieren. WHO hoort bij mensen. THAT kan op alles en iedereen slaan. REGEL 1 Als er geen komma staat: THAT altijd goed. Ook mogelijk: WHICH (bij dieren en dingen) / WHO ( bij mensen) OEFENZINNEN This is the car I bought yesterday. THAT of WHICH That is the girl he loves. THAT of WHO REGEL 2 Als er wel een komma staat: Alleen de keuze tussen WHICH en WHO. Dus na een komma: NOOIT THAT OEFENZINNEN This is my car, I bought yesterday. WHICH That is my girl, lives in London. WHO LASTIG VOOR NEDERLANDERS Dit is de fiets waar ik altijd op rijd. WHERE mag je alleen maar gebruiken bij een PLEK / een PLAATS. Hier niet dus This is the bike THAT / WHICH I always ride. WEGLATEN Als er geen komma staat en er staat een onderwerp achter, mag je THAT / WHICH / WHO weglaten. That is the car Peter bought. THAT / WHICH / X 8

30 MYSELF / THEMSELVES 24 I Myself You Yourself He Himself She Herself It Itself We Ourselves You Yourselves They Themselves Vaak gemaakte fouten: They did it themself. They did it theirself. Themself / Theirself / Theirselves bestaan gewoon niet. Zoals bij zoveel woorden (shelf / wolf) wordt SELF in het meervoud SELVES SOME & ANY 25 SOME = WAT Give me some more time, please! SOME = DE ÉÉN OF ANDERE I saw some woman trying to climb that tree. ANY in ONTKENNINGEN SOME wordt ANY in ONTKENNINGEN I didn't see anyone. LET OP! There was hardly any time left! hardly, never, rarely, seldom, zijn voorbeelden van ontkennende woorden. Hier komt dus any bij ANY in VRAGEN Did you see anyone? UITZONDERING Would you like some tea? In vragen gebruik je vaak ANY Als je het antwoord JA op je vraag verwacht: gebruik dan SOME ANY = WIE DAN OOK / WAT DAN OOK / WAAR DAN OOK / HOE DAN OOK! Anyone can do this! You can find this plant anywhere! Do it any way you like! Anything is better than this.

31 OEFENING 23: BETREKKELIJK VNW (THAT / WHICH / WHO) Kies uit: that / which / who / X (weglaten) Geef telkens alle mogelijkheden (maximaal 3) 1.This is the car I bought yesterday. 2.That is the girl he loves. 3.That is my new house, I bought yesterday. 4.That is Peter's girlfriend, lives in London. 5.He loves animals, I think is weird. 6.The lady is kissing him is very poor. 7.That is the dog bit my friend. OEFENING 24: MYSELF Vul het passende woord in. 1.You two must stop complaining and do the job (you). 2.She hates (she) and feels depressed. 3.We will clean (we) before we come into the house. 4.I asked them to control (they).

32 OEFENING 25: SOME & ANY Gebruik some / any / someone / anyone / something / anything / somewhere / anywhere: 1. He didn t give me money, but I could find thing else. 2. You saw people, but did you recognize (herkennen) of them? 3. This is too difficult. can see that! 4. There isn t teacher who can tell us what to do. 5. Pease pick card that you want! 6. I heard horrible sound, although (hoewel) I couldn t see. 7. of these girls live close to you. The others live in another town Where should I go? - You can go you like! 9. - You can go you like! 10. He s in that building. 11. He hardly does homework.

33 I / ME / MY / MINE 26 (Persoonlijk & Bezittelijk Voornaamwoord) De meeste van deze woorden kun je uit je hoofd leren. Het gaat om de volgende woorden. Je hebt alles in de 1e en 2e klas al moeten leren. Ik jij, u hij het wij, we mij jou, je hem haar hen mijn = I = you = he = it = we = me = you = him = her = them = my jouw, uw = your zijn = his onze = our (die) van mij = mine (die) van jou/u = yours (die) van hem = his (die) van haar = hers (die) van ons = ours (die) van jullie = yours (die) van hun = theirs De volgende woorden blijven over. Hier moet je iets aan snappen. Ook deze woorden heb je al in de brugklas moeten leren: jullie / ons / hun / zij, ze Jullie = your als het om bezit gaat: Jullie = you als het niet om bezit gaat: ons = our als het om bezit gaat: ons = us als het niet om bezit gaat: hun = their als het om bezit gaat: hun = them als het niet om bezit gaat: jullie bal = your ball Ik zag jullie = I saw you ons boek = our book Hij gaf ons een boek = He gave us a book hun huis = their house Ik gaf hun meer tijd = I gave them more time zij, ze = she als het enkelvoud is (dus 1 vrouw of meisje) zij, ze = they als het meervoud is (dus meer mensen of dingen) Ze is erg laat = She is very late Ze zijn erg laat = They are very late Let op: Wij zeggen vaak hij / zij / haar / zijn tegen beesten en dingen. De Engelsen niet: dat beest of dat ding is een it. Dus: De hond likt zijn poot. = The dog licks its paw. 9

34 AFKORTINGEN VAN WERKWOORDEN 27 De Engelsen korten veel korte werkwoorden af. Soms is het lastig om te zien welk werkwoord het is. Makkelijk: 're = are 'll = will 've = have Lastig: 's = is / has 'd = had / would Je kunt dit leren door het onderwerp hiervoor. (WERKWOORDSVORMEN) Je moet kijken naar het werkwoord dat er achter staat. Achter IS (een vorm van TO BE) komt een -ING VORM. Achter HAS / HAD (vormen van HAVE) komt een VOLTOOID DEELWOORD. Achter WOULD (een gewoon HULPWERKWOORD) komt het HELE WERKWOORD. He's going away. He's walked really far. He'd like to see you. He'd found a nice house. IS HAS WOULD HAD He'd always listen to the radio. WOULD

35 OEFENING 26: BEZITTELIJK VNW. 1. This is your cat. (Die van mij) is over there. 2. I think this pen is (van jou). 3. Is (zij) (jouw) sister? 4. This car is beautiful, but have you seen (die van hem)? 5. Are (zij) in London this week? 6. These suitcases are (van jou). 7. Are (jullie) parents very nice? 8. These books are (van jullie). 9. Where is (die van hem)? 10. I m sure that this clock is (van ons). 11. (Hij) came to (mij) the next day. 12. Here s your chair. (Die van haar) is over there. 13. (Haar) father came to (ons) and told (ons) that (wij) should stay in (ons) house. 14. (Het) is certainly (mijn) money. OEFENING 27: AFKORTINGEN VAN WERKWOORDEN Maak van iedere afkorting een werkwoord. 1. He'll help you. 2. We'd never do that! 3. They're very tired. 4. She's coming tomorrow. 5. He'd just finished his lunch. 6. He's opened the door.

36

37 HOOFDLETTERS 28 In het Engels krijg je overal hoofdletters waar ze in het Nederlands ook staan. Bijvoorbeeld: NAMEN My name is John Smith. LANDEN I live in England. De Engelsen gebruiken op een paar plekken hoofdletters waar wij dat niet doen: ik = I (altijd hoofdletter) We went to England and I had a great time! Nationaliteiten en Talen: I speak English. I am Dutch. Dagen Monday Friday Tuesday Saturday Wednesday Sunday Thursday Maanden January May September February June October March July November April August December 10

38

39 OEFENING 28: HOOFDLETTERS Vertaal de volgende zinnen. 1.Hij werkt op zaterdag en ik werk op donderdag. 2.Die engelse vrouw spreekt nederlands. 3.In juli en oktober is de winkel dicht.

40

41 TIJDEN (TEG.TIJD DUURVORM & O.T.T.) 29 Waarom hebben Nederlanders moeite met (sommige) Engelse tijden? NEDERLANDS: Hij logeert elke zaterdag bij zijn oom. NEDERLANDS: Waar logeert hij elke zaterdag? FOUT ENGELS: He is staying with his uncle every Saturday. FOUT ENGELS: Where is he staying every Saturday? GOED ENGELS: He stays with his uncle every Saturday. GOED ENGELS: Where does he stay every Saturday? He stays at home every Saturday / Where does he stay every Saturday: Het is een gewoonte. He is staying with his uncle now / He is staying with his uncle tomorrow: Het gebeurt nu of het gaat gebeuren (volgens afspraak) REGEL 1: Als iets een gewoonte is gebruik je nooit ING Je gebruikt dan gewoon de stam van het werkwoord. Na he/she/it volgt (E)S REGEL 2: Als iets nu gebeurt, of er is een afspraak gebruik je is/are/am + ING Z.O.Z. 11

42 NEDERLANDS: TIJDEN (VERL.TIJD DUURVORM & O.V.T.) 30 Hij was nog bezig toen ik hem vanmorgen zag. Hij deed de afwas (was de afwas aan het doen) toen ik binnen kwam FOUT ENGELS: He was still busy when I saw him this morning. He did the washing-up when I came in. GOED ENGELS: He was still busy when I saw him this morning. He was doing the washingup when I came in. He was still very busy when I saw him this morning. He (do) the washing-up when I (come) in. REGEL: Duurvorm verleden tijd = I was walking / She was hoping / He was flying / We were working Wanneer gebruik je deze tijd? Meestal in combinatie met de Past Simple (OVT) om aan te geven dat iets aan de gang was op een bepaald moment in het verleden TIP 1: Je kunt werkwoorden in deze tijd vaak vertalen met de woorden AAN HET. erbij. TIP 2: Wat in de ING-vorm staat duurt langer dan wat in de gewone verleden tijd staat. Voorbeeld: He was still very busy when I saw him this morning. He was doing the washing-up when I came in. Uitleg: Hij was bezig met de afwas (was de afwas aan het doen) op het moment dat ik hem zag.

43 OEFENING 29: TIJDEN (TEG.TIJD DUURVORM & O.T.T.) Vertaal de volgende zinnen. Hij vertelt me elke avond een verhaal. Vertelt hij je elke avond een verhaal? Waar gaan ze elke dag naar toe? OEFENING 30: TIJDEN (VERL.TIJD DUURVORM & O.V.T.) Vertaal de volgende zinnen. 1 Las hij de krant toen je hem ontmoette? 2 Ze rende toen ik haar zag. 3 Jij was je computer aan het maken (=fix) 4 Hij schrok (startled)toen hij zijn vriendin ontdekte (=to discover). 5 Hij huilde (was aan het huilen) toen ze hem riep (=call). 6 Onderbraken (=interrupt) ze jou toen je aan het spelen was? 7 Ik checkte net mijn mail toen het ongeluk gebeurde.

44

45 DE ANTWOORDEN OEFENING 1A: VRAGEN 1.Did Peter clean the floor? 2.Does Mary believe in Santa Claus? 3.Does he put the car in the garage? 4.Will I (you) come home? 5.Did he see her? 6.Does she watch tv every day? 7.Would he like to meet you? 8.Did he go home early? 9.Do they visit her every week? 10.Is she leaving tonight? OEFENING 1B: VRAGEN 1. Where does he live? 2. When did he come to London? 3. How did he go to London? OEFENING 2: ONTKENNEN 1. Peter didn't see the car. 2. Mary doesn't believe in Santa Claus. 3. John must not (mustn't) stay away. 4. They didn't depart at 2 o clock. 5. We couldn't go now. 6. She doesn't go there once a week. 7. My friends don't live in London. 8. John doesn't take her home every Friday. 9. He didn't ask us a question. 10. He hasn't lived here before. OEFENING 3: KORTE ANTWOORDEN 1. No, he didn't. 2. Yes, she does. 3. Yes, he must. 4. No, they didn't. 5. Yes, I can. 6. No, he shouldn't. OEFENING 4: QUESTION TAGS 1.don't you? 2.does she? 3.can't they? 4.can she? (hardly = negatief) 5.didn't he? 6.wasn't he? 7.shall we? 8.will you? OEFENING 5: TOO 1.too 2.to 3.too 4.to 5.to 6.too 7.too / to

46 OEFENING 6: WERKWOORDSVORMEN 1.works / worked 2.worked 3.work OEFENING 7A: TIJDEN 1 4.working 5.work 6.works / worked 7.working 8.work / worked 1.I walked quite a distance yesterday. (afgesloten) 2.I have played the piano for 5 years. (nog bezig) 3.I played football for 10 years. (afgesloten) 4.I found your keys yesterday. (afgesloten) 5.She has played volleyball since she was seven. (nog bezig) 6.I haven't seen you for a very long time. (nog bezig) 7.My grandma died in (afgesloten) OEFENING 7B: TIJDEN 2 1. has. known 2. Did live 3. has had 4. did. know OEFENING 8: VERBINDEN 1.He is a 6-year-old boy. 2.This book is suitable for all 12-year-olds. 3.It is a 300-page book. 4.It is a 2-day trip. OEFENING 9A: VOLGORDE 1. Columbus discovered America in (Plaats & tijd aan het einde. Plaats voor tijd) 2. The pupils were standing in front of the classroom during the first lesson. (Plaats & tijd aan het einde. Plaats voor tijd) 3. He drank a coke in the pub yesterday. (Plaats & tijd aan het einde. Plaats voor tijd) 4. When the evening comes we drink a lot. (Eerst Onderwerp dan Gezegde) 5. If you look very well, you can see Tower Bridge. (Eerst Onderwerp dan Gezegde) OEFENING 9B: VOLGORDE 1. Tonight we are going to watch a good movie. 2. They will meet us in front of the station tomorrow. 3. My mum is going to try to send a present to London next month. 4. He always tells me everything.

47 OEFENING 10: 'S BIJ PERSONEN (GENITIVE) 1. He is my friend s father. 2. That is her mother s sister. 3. That is Cathy s house. 4. Peter s car is much better. OEFENING 11: THIS THAT THESE THOSE 1.this (enkelvoud + dichtbij) 2.that (enkelvoud + ver weg) 3.these (meervoud + dichtbij) 4.those (meervoud + ver weg) 5.these (meervoud + dichtbij) 6.this (enkelvoud + dichtbij) 7.that (enkelvoud + ver weg) 8.those (meervoud + ver weg) 9.this (enkelvoud + dichtbij) 10.those (meervoud + ver weg) 11.this (enkelvoud + dichtbij) 12.these (meervoud + dichtbij) 13.those (meervoud + ver weg) 14.these (meervoud + dichtbij) 15.that (enkelvoud + ver weg) 16.this (enkelvoud + dichtbij) OEFENING 12: A / AN 1. a (new klinkt als medeklinker) 2. a a (teacher klinkt als medeklinker - secret klinkt als medeklinker) 3. a ( Joe ropean klinkt als medeklinker) 4. an( EF -16 klinkt als klinker) 5. an a (OUr klinkt als klinker - house klinkt als medeklinker)) OEFENING 13: MEERVOUD 1.stories 2.plays 3.wolves 4.roofs OEFENING 14: OFF 5.cargoes 6.pianos 7.aircraft 8.valleys 9.partenses (onzinwoord) 10.IEDs 1. off 2. of 3. of 4. off 5. of 6. of 7. off OEFENING 15: THAN 1. than 2. then 3. then 4. than 5. than OEFENING 16: LIFE 1. lives (lived) 2. life 3. lives 4. live 5. live 6. live

48 OEFENING 17: MUCH of MANY 1. many / much (people = mv / money = ev) 2. many / much (children = mv / food = ev) 3. much / much (verwijst naar niets / verwijst naar niets) 4. many / much (presents = mv / verwijst naar niets) OEFENING 18: LITTLE / FEW 1. few (people = mv) 2. little (patience = geduld = ev) 3. little / few (money = ev / things = mv) 4. little / few (verwijst naar niets (algemeen) / days = mv) 5. few / few (problems = mv / kids = mv) OEFENING 19: THEIR 1. their 2. there 3. They're 4. There 5. They're 6. They're / their / there OEFENING 20: BIJWOORD 1. expensive / carelessly / young 2. handsome / efficiently / old 3. fast 4. well 5. wonderful 6. beautifully 7. angrily OEFENING 21: VERGELIJKEN 1. least (the... little/less/least) 2. sweeter (than) 3. biggest (the) 4. worse (than... bad/worse/worst) 5. easier (than... y wordt ie) OEFENING 22: LIJDEND 1. The window is cleaned (by me). 2. JFK was shot by LHO. 3. The car can be cleaned (by her). 4. Uncle Ben was congratulated (by us). 5. English should be spoken in class (by the teacher). 6. The car has been sold (by us). 7. The tree was cut down by Peter. OEFENING 23: BETREKKELIJK VNW (THAT / WHICH / WHO) 1. that / which / X 2. that / who / X 3. which 4. who 5. which 6. that / who 7. that / which

49 OEFENING 24: MYSELF 1. yourselves 2. herself 3. ourselves 4. themselves OEFENING 25: SOME & ANY 1. any / some(thing) 2. some / any 3. Anyone 4. any 5. any 6. some / anything 7. Some 8. anywhere 9. somewhere 10. any OEFENING 26: BEZITTELIJK VNW. 1. Mine 2. yours 3. she / your 4. his 5. they 6. yours 7. your 8. yours 9. his 10. ours 11. He / me 12. Hers 13. Her / us / us / we / our 14. It / my OEFENING 27: AFKORTINGEN VAN WERKWOORDEN 1. will 2. would (do = hele werkwoord) 3. are 4. is (coming = ing vorm) 5. had (finished = voltooid deelwoord) 6. has (opened = voltooid deelwoord) OEFENING 28: HOOFDLETTERS 1. He works on Saturday(s) and I work on Thursday(s). 2. That English woman speaks Dutch. 3. In July and October the shop is closed. OEFENING 29: TIJDEN (TEG.TIJD DUURVORM & O.T.T.) Vertaal de volgende zinnen. 1. He tells me a story every night. 2. Does he tell you a story every night? 3. Where do they go every day? OEFENING 30: TIJDEN (VERL.TIJD DUURVORM & O.V.T.) 1 Was he reading the paper when you met him? 2 She was running when I saw her. 3 You were fixing your computer. 4 He startled when he discovered his girlfriend. 5 He was crying when she called him. 6 Did they interrupt you when you were playing? 7 I was just checking my mail when the accident happened.

irregular verbs onregelmatige werkwoorden

irregular verbs onregelmatige werkwoorden SirPalsrok @meestergijs Wanneer je een zin maakt, zul je iets moeten doen met een werkwoord. Je kan tenslotte niet het hele werkwoord gebruiken bij elk onderwerp. Bijvoorbeeld: spelen Wij spelen volleybal.

Nadere informatie

voltooid tegenwoordige tijd

voltooid tegenwoordige tijd SirPalsrok @meestergijs It has taken me a while to make this grammar explanation. My life has been quite busy and for that reason I had little time. My week was full of highs and lows. This past weekend

Nadere informatie

Grammatica uitleg voor de toets van Hoofdstuk 1

Grammatica uitleg voor de toets van Hoofdstuk 1 Grammatica uitleg voor de toets van Hoofdstuk 1 Vraagzinnen: Je kunt in het Engels vraagzinnen maken door vaak het werkwoord vooraan de zin te zetten. Bijv. She is nice. Bijv. I am late. Bijv. They are

Nadere informatie

1. will + hele werkwoord (Future Simple) 2. shall + hele werkwoord 3. to be (am/is/are) going to + hele werkwoord

1. will + hele werkwoord (Future Simple) 2. shall + hele werkwoord 3. to be (am/is/are) going to + hele werkwoord FUTURE TENSE ( TOEKOMENDE TIJD ) Hoe? 1. will + hele werkwoord (Future Simple) 2. shall + hele werkwoord 3. to be (am/is/are) going to + hele werkwoord Wanneer? Ad 1. Als iets in de toekomst zal gebeuren

Nadere informatie

DE VOLTOOID TEGENWOORDIGE TOEKOMENDE TIJD

DE VOLTOOID TEGENWOORDIGE TOEKOMENDE TIJD 1 Grammatica les 11 THE FUTURE PERFECT TENSE DE VOLTOOID TEGENWOORDIGE TOEKOMENDE TIJD 11.1 FUTURE PERFECT The Future Perfect oftewel de Voltooid Tegenwoordig Toekomende Tijd bestaat uit "will" of "shall"

Nadere informatie

possessive determiners

possessive determiners personal pronouns possessive determiners SirPalsrok @meestergijs Ik = I (altijd met een hoofdletter schrijven) I am William. I have no brothers or sisters. I play tennis and love to play videogames. I

Nadere informatie

> hele werkwoord > werkwoord +s, als het onderwerp he, she of it is. bevestigend vragend ontkennend

> hele werkwoord > werkwoord +s, als het onderwerp he, she of it is. bevestigend vragend ontkennend PRESENT SIMPLE TENSE ( onvoltooid tegenwoordige tijd ) Hoe? > hele werkwoord > werkwoord +s, als het onderwerp he, she of it is!! als een werkwoord eindigt op een s-klank ( s,ch x) werkw. + es!! als een

Nadere informatie

Grammatica overzicht Theme 5+6

Grammatica overzicht Theme 5+6 Past simple vs. Present perfect simple Past simple: Ww + ed OF 2 e rijtje van onregelmatige ww. I walked I went Ontkenningen past simple: Did not + hele ww He did not walk. Present perfect: Have/has +

Nadere informatie

3 I always love to do the shopping. A Yes I do! B No! I hate supermarkets. C Sometimes. When my mother lets me buy chocolate.

3 I always love to do the shopping. A Yes I do! B No! I hate supermarkets. C Sometimes. When my mother lets me buy chocolate. 1 Test yourself read a Lees de vragen van de test. Waar gaat deze test over? Flash info 1 In the morning I always make my bed. A Yes. B No. C Sometimes, when I feel like it. 2 When I see an old lady with

Nadere informatie

word order woordvolgorde

word order woordvolgorde SirPalsrok @meestergijs Learn you shall word order. Attention therefore you must pay. Exercise 1: Zet de volgende zinsdelen in de juiste volgorde. 1. the first roller coaster in Russia was built in the

Nadere informatie

Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City!

Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City! 1 Meet and greet read Lees de tekst. Wat is de prijs die je kunt winnen? early too late on time vroeg te laat op tijd Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City! Do you have a special

Nadere informatie

Aantekening Engels Engels Grammatica

Aantekening Engels Engels Grammatica Aantekening Engels Engels Grammatica Aantekening door M. 1022 woorden 26 juni 2014 5,6 25 keer beoordeeld Vak Methode Engels New interface Samenvatting grammatica engels. Present simple. Gebruik: bij een

Nadere informatie

onvoltooid verleden tijd

onvoltooid verleden tijd onvoltooid SirPalsrok @meestergijs What did you do yesterday? Past Simple I went to the movies yesterday. We had to do some homework yesterday. Yesterday I visited my niece and nephew. Yesterday I fell

Nadere informatie

DE VERLEDEN TOEKOMENDE TIJD

DE VERLEDEN TOEKOMENDE TIJD 1 Grammatica les 12 THE FUTURE PAST TENSE DE VERLEDEN TOEKOMENDE TIJD 12.1 FUTURE PAST Als je over het verleden praat, maar iets wilt vertellen over wat toen in de toekomst was, gebruik je ook de Future,

Nadere informatie

- werkwoord + ed ( bij regelmatige werkwoorden ) - bij onregelmatige werkwoorden de 2 e rij ( deze moet je dus uit je hoofd leren )

- werkwoord + ed ( bij regelmatige werkwoorden ) - bij onregelmatige werkwoorden de 2 e rij ( deze moet je dus uit je hoofd leren ) PAST SIMPLE TENSE ( onvoltooid verleden tijd ) Hoe? vervoeging - werkwoord + ed ( bij regelmatige werkwoorden ) - bij onregelmatige werkwoorden de 2 e rij ( deze moet je dus uit je hoofd leren ) van bijv,

Nadere informatie

THE LANGUAGE SURVIVAL GUIDE

THE LANGUAGE SURVIVAL GUIDE DUTCH THE LANGUAGE SURVIVAL GUIDE 4 0 0 W O R D S T O G E T S T A R T E D I N A N Y L A N G U A G E BY THE FOREIGN LANGUAGE COLLECTIVE Verbs Werkwoorden To be zijn I ik ben You jij bent He/She/It hij/zij/het

Nadere informatie

Vergelijken in het Engels

Vergelijken in het Engels Vergelijken in het Engels Om te vergelijken in het Engels, moet je de verschillende trappen van vergelijking kennen. Er bestaat een stellende trap (de basis: bijvoeglijk naamwoord), een vergrotende trap

Nadere informatie

Bijwoorden: meer informatie geven over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord een hele zin of een ander bijwoord - uitleg

Bijwoorden: meer informatie geven over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord een hele zin of een ander bijwoord - uitleg Je ziet hier een plaatje van een man die aan het lopen is. Over de manier van lopen kun je aanvullende informatie geven. The man is walking fast. The man is walking slowly. De man loopt snel. De man loopt

Nadere informatie

Buy Me FILE 5 BUY ME BK 2

Buy Me FILE 5 BUY ME BK 2 Buy Me FILE BUY ME BK Can you resist all those incredible products that all seem to be screaming: Buy Me! Every day we see them on TV during the commercial break: the best products in the world. How would

Nadere informatie

class book I am reading a book. close your books homework My teacher gave me a lot of homework. to read We are going to read that book.

class book I am reading a book. close your books homework My teacher gave me a lot of homework. to read We are going to read that book. classroom The students are waiting for their teacher in the classroom. class pupil / student classmate You can ask your classmate for help with your homework. please sit down please stand up look at this

Nadere informatie

adverbs & adjectives bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden

adverbs & adjectives bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden adverbs & adjectives bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden SirPalsrok @meestergijs Wat is de relatie van de woorden perfect en perfectly met de rest van de zin? That s a perfect answer. She sang perfectly.

Nadere informatie

Teksten van de liederen die gospelkoor Inspiration tijdens deze Openluchtdienst zingt.

Teksten van de liederen die gospelkoor Inspiration tijdens deze Openluchtdienst zingt. Don t you worry There s an eternity behind us And many days are yet to come, This world will turn around without us Yes all the work will still be done. Look at ever thing God has made See the birds above

Nadere informatie

En nu weer Engels! EXERCISE 1: Leer de volgende onregelmatige werkwoorden:

En nu weer Engels! EXERCISE 1: Leer de volgende onregelmatige werkwoorden: ENGLISH, WE WILL DO BETTER! LESSON FOUR Beste leerling! Nog één keer wil aandacht schenken aan de huiswerkplanning. Ik wil je aandacht vragen voor het zinnetje uit les 1: Doe nooit twee talen achter elkaar!

Nadere informatie

present perfect simple.

present perfect simple. ENGLISH, WE WILL DO BETTER! LESSON SIX Beste leerling. Toch nog één keer een tip voor het leren van Engelse woordjes en zinnetjes. Voor het studeren geldt iets heel bijzonders: bij studeren is 3 X 1 meer

Nadere informatie

Stars FILE 7 STARS BK 2

Stars FILE 7 STARS BK 2 Stars FILE 7 STARS BK 2 Of course you have seen X-Factor, The Voice or Got Talent on TV or via the Internet. What is your favourite act? Do you like the dancing performances or would you rather listen

Nadere informatie

Samenvatting Engels Boek 3 grammatica

Samenvatting Engels Boek 3 grammatica Samenvatting Engels Boek 3 grammatica Samenvatting door een scholier 1529 woorden 22 juni 2008 5,1 66 keer beoordeeld Vak Methode Engels Stepping stones H1 Lijdend voorwerp + hele werkwoord Na: to let

Nadere informatie

Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City!

Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City! 1 Meet and greet read Lees de tekst Wat is de prijs die je kunt winnen? Flash info early too late on time vroeg te laat op tijd Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City! Do you have

Nadere informatie

Puzzle. Fais ft. Afrojack Niveau 3a Song 6 Lesson A Worksheet. a Lees de omschrijvingen. Zet de Engelse woorden in de puzzel.

Puzzle. Fais ft. Afrojack Niveau 3a Song 6 Lesson A Worksheet. a Lees de omschrijvingen. Zet de Engelse woorden in de puzzel. Puzzle a Lees de omschrijvingen. Zet de Engelse woorden in de puzzel. een beloning voor de winnaar iemand die piano speelt een uitvoering 4 wat je wil gaan doen; voornemens 5 niet dezelfde 6 deze heb je

Nadere informatie

betrekkelijke voornaamwoorden

betrekkelijke voornaamwoorden betrekkelijke voornaamwoorden SirPalsrok @meestergijs I bought a house. The house has 3 bedrooms. Mr. Schultz plays tennis. He is my English teacher Een betrekkelijk voornaamwoord kan van 2 zinnen 1 zin

Nadere informatie

ENGELS GRAMMATICA BRUGKLAS

ENGELS GRAMMATICA BRUGKLAS ENGELS GRAMMATICA BRUGKLAS VOLGORDE 1 In het Nederlands en het Engels is de basisvolgorde altijd: Eerst het ONDERWERP Daarna het GEZEGDE (alle werkwoorden) OND GEZ DE REST Hij vertelde mij... He told me...

Nadere informatie

passive de lijdende vorm

passive de lijdende vorm SirPalsrok @meestergijs My dad and I are playing cricket at the moment. Cricket is being played at the moment. Het gaat er niet om wie of wat iets doet. Het gaat er niet om wie of wat iets doet...maar

Nadere informatie

Buy Me! FILE 5 BUY ME KGT 2

Buy Me! FILE 5 BUY ME KGT 2 Buy Me! FILE 5 BUY ME KGT 2 Every day we see them during the commercial break: the best products in the world. Whether they are a pair of sneakers, new mascara or the latest smartphone, they all seem to

Nadere informatie

ook (niet)

ook (niet) SirPalsrok @meestergijs Hij is gek op basketbal. Zijn buurman ook. Wij hebben twee zussen. Zij ook. Ik houd van aardappelen. Mijn moeder ook. Haar vriendin vindt winkelen leuk. Ik ook. Zij willen graag

Nadere informatie

Tip! Let op deze (of vergelijkbare) signaalwoorden: Past Simple. Wanneer gebruik je de past simple? Voorbeeld: Hele werkwoord + ed

Tip! Let op deze (of vergelijkbare) signaalwoorden: Past Simple. Wanneer gebruik je de past simple? Voorbeeld: Hele werkwoord + ed Past Simple Hele werkwoord + ed OF Onregelmatig werkwoord (2 e rijtje) I You He She It walked studied played laughed worked We went You taught They knew Wanneer gebruik je de past simple? Als iets in het

Nadere informatie

much, many, (a) little/few

much, many, (a) little/few SirPalsrok @meestergijs Als je het hebt over veel van iets, dan gebruik je: a lot of lots of loads of voorbeelden He has a lot of homework to do. She has lots of friends abroad. Als je het tijdens formeel

Nadere informatie

Choices elementary GRAMMAR

Choices elementary GRAMMAR Choices elementary GRAMMAR Module 1 present simple p.15 Vorm Hele werkwoord (zonder to) Derde persoon (he/she/it) + (e)s I eat pizza. The cat eats fish. Mom washes my dirty clothes. Module 1 present simple

Nadere informatie

Love & Like FILE 2 LOVE & LIKE BK 2

Love & Like FILE 2 LOVE & LIKE BK 2 Love & Like I Like You Come a little closer Honey, come a little closer, let me whisper in your ear. Let me tell it to you quietly, So that no one else will hear. 1 File 2 - Love & Like BK2.indd 1 22-7-2014

Nadere informatie

Comics FILE 4 COMICS BK 2

Comics FILE 4 COMICS BK 2 Comics FILE 4 COMICS BK 2 The funny characters in comic books or animation films can put smiles on people s faces all over the world. Wouldn t it be great to create your own funny character that will give

Nadere informatie

20 twenty. test. This is a list of things that you can find in a house. Circle the things that you can find in the tree house in the text.

20 twenty. test. This is a list of things that you can find in a house. Circle the things that you can find in the tree house in the text. 9006625806_boek.indd 1 31/08/16 15:26 1 6 test This is a list of things that you can find in a house. Circle the things that you can find in the tree house in the text. living room kitchen bedroom toilet

Nadere informatie

- werkwoord + ed ( bij regelmatige werkwoorden ) - bij onregelmatige werkwoorden de 2 e rij ( deze moet je dus uit je hoofd leren )

- werkwoord + ed ( bij regelmatige werkwoorden ) - bij onregelmatige werkwoorden de 2 e rij ( deze moet je dus uit je hoofd leren ) PAST SIMPLE TENSE ( onvoltooid verleden tijd ) Hoe? vervoeging - werkwoord + ed ( bij regelmatige werkwoorden ) - bij onregelmatige werkwoorden de 2 e rij ( deze moet je dus uit je hoofd leren ) van bijv,

Nadere informatie

Hulpwerkwoorden (een selectie)

Hulpwerkwoorden (een selectie) Hulpwerkwoorden (een selectie) SirPalsrok @meestergijs Ik kan... Ik moet modal verbs We zouden moeten Ik kon Ik ben in staat Ik wil heel graag Ik mag Ik kan... Ik moet modal verbs We zouden moeten Ik kon

Nadere informatie

In the classroom. Who is it? Worksheet

In the classroom. Who is it? Worksheet In the classroom 1 Lees wat de meester doet als hij s morgens op school komt. Lees ook wat een leerling doet. Wie van de twee doet het meest voordat de les begint? First, I go to my desk and take out my

Nadere informatie

should(n t) / should(n t) have to zouden moeten / hadden meestergijs.nl

should(n t) / should(n t) have to zouden moeten / hadden meestergijs.nl @meestergijs meestergijs.nl Think of three things you should do to stay healthy. You should You should... You should Think of two things you shouldn t do when at school. You shouldn t You shouldn t Think

Nadere informatie

PRESENT CONTINUOUS ( duurvorm in de tegenwoordige tijd )

PRESENT CONTINUOUS ( duurvorm in de tegenwoordige tijd ) PRESENT CONTINUOUS ( duurvorm in de tegenwoordige tijd ) Hoe? Vervoeging Vorm van het werkwoord to be + werkwoord + ing Je kiest de vorm van to be die bij het onderwerp past Achter het werkwoord plaats

Nadere informatie

3 vmbo-basis Theme 1 Grammar. Opfriscursus. 3 vmbo-basis Theme 1,2 en 3 Grammar. Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 1 van 8

3 vmbo-basis Theme 1 Grammar. Opfriscursus. 3 vmbo-basis Theme 1,2 en 3 Grammar. Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 1 van 8 Opfriscursus 3 vmbo-basis Theme 1,2 en 3 Grammar Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 1 van 8 Grammar 1: Korte ja / nee antwoorden 1 Wat wordt er in het korte ja/nee-antwoord herhaald

Nadere informatie

Vertaling Engels Gedicht / songteksten

Vertaling Engels Gedicht / songteksten Vertaling Engels Gedicht / songteksten Vertaling door een scholier 1460 woorden 23 januari 2002 5,4 399 keer beoordeeld Vak Engels Songtekst 1 Another day in paradise Artiest: Brandy & Ray J She calls

Nadere informatie

You probably know animals can have best friends too. But what do you think about these special friendships?

You probably know animals can have best friends too. But what do you think about these special friendships? 1 Animal friends read Lees de tekst. Waar gaat deze tekst over? Animal friends You probably know animals can have best friends too. But what do you think about these special friendships? Look at this mouse

Nadere informatie

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen. Lesbrief Les 2.1: My family Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen. Nouns: brother, sister, cousin, mother, father, aunt, uncle, grandmother,

Nadere informatie

Mooie Engelse zinnen vormen, hoe doe je dit?

Mooie Engelse zinnen vormen, hoe doe je dit? Engelse zinnen Mooie Engelse zinnen vormen, hoe doe je dit? Schrijven in het Engels begint met het vormen van een zin. Op deze pagina bespreken we eerst de 4 soorten Engelse zinnen, nadien komt de zinsstructuur

Nadere informatie

The secret key. Worksheet. flash info. Lees de tekst en kruis het juiste antwoord aan. Deze tekst hoort bij

The secret key. Worksheet. flash info. Lees de tekst en kruis het juiste antwoord aan. Deze tekst hoort bij 1 The secret key read Lees de tekst en kruis het juiste antwoord aan. Deze tekst hoort bij informatie over buslijnen een game een reclame flash info inside outside cross the road binnen(in) buiten steek

Nadere informatie

Het verschil met de zinnetjes uit les1 is dat deze zinnen ontkennende zinnen zijn.

Het verschil met de zinnetjes uit les1 is dat deze zinnen ontkennende zinnen zijn. ENGLISH, WE WILL DO BETTER! LESSON TWO Beste leerling! Fijn dat je aan deze tweede les begonnen bent! We hebben het nog even over de planning van het huiswerk. Leerlingen hanteren meestal de volgende regel:

Nadere informatie

A2 Workshops Grammatica Heden

A2 Workshops Grammatica Heden Bestuderen Present Simple Normaal Hoe maak je de Present Simple? Kijk eerst maar even naar het volgende rijtje. I You He She It We You see see sees sees sees see see They see Je ziet dat het heel eenvoudig

Nadere informatie

B1 Woordkennis: Spelling

B1 Woordkennis: Spelling B1 Woordkennis: Spelling Bestuderen Inleiding Op B1 niveau gaan we wat meer aandacht schenken aan spelling. Je mag niet meer zoveel fouten maken als op A1 en A2 niveau. We bespreken een aantal belangrijke

Nadere informatie

4,9. Antwoorden door een scholier 1354 woorden 25 december keer beoordeeld

4,9. Antwoorden door een scholier 1354 woorden 25 december keer beoordeeld Antwoorden door een scholier 1354 woorden 25 december 2010 4,9 210 keer beoordeeld Vak Engels 1. cybercity wheelchair computers older Holland friends Nigeria shop tea 2. 1= false 2= true 3= true 4= false

Nadere informatie

GRAMMATICA KLAS 3 VRAGEN MAKEN 1

GRAMMATICA KLAS 3 VRAGEN MAKEN 1 GRAMMATICA KLAS 3 VRAGEN MAKEN 1 Tel het AANTAL WERKWOORDEN dat bij het 1 e Onderwerp van de zin hoort. (Tel het aantal werkwoorden van het 1 e GEZEGDE) You can feel the love tonight. He travels fast.

Nadere informatie

GRAMMATICA KLAS 3 VRAGEN MAKEN 1

GRAMMATICA KLAS 3 VRAGEN MAKEN 1 GRAMMATICA KLAS 3 VRAGEN MAKEN 1 Tel het AANTAL WERKWOORDEN dat bij het 1 e Onderwerp van de zin hoort. (Tel het aantal werkwoorden van het 1 e GEZEGDE) You can feel the love tonight. He travels fast.

Nadere informatie

Help! FILE 1 HELP! BK 2

Help! FILE 1 HELP! BK 2 Help! Hello! Can you hear me? Do you know where you are? You had an accident. My name is Reep. I m a paramedic. I will examine you and see if we need to get you to the hospital. Can you move your arms?

Nadere informatie

possessive s,,..of.. bezitsvorm

possessive s,,..of.. bezitsvorm possessive s,,..of.. SirPalsrok @meestergijs In het Nederlands gebruik je vaak het woord van om aan te geven dat iets van iemand is of om relaties aan te geven. Dit is de. In het Engels gebruik je s of.

Nadere informatie

Introduced: Unit Word Kindergarten 1 and Kindergarten 1 I Kindergarten 1 like Kindergarten 1 the Kindergarten 2 a Kindergarten 2 see Kindergarten 2

Introduced: Unit Word Kindergarten 1 and Kindergarten 1 I Kindergarten 1 like Kindergarten 1 the Kindergarten 2 a Kindergarten 2 see Kindergarten 2 Kindergarten 1 and Kindergarten 1 I Kindergarten 1 like Kindergarten 1 the Kindergarten 2 a Kindergarten 2 see Kindergarten 2 to Kindergarten 2 we Kindergarten 3 are Kindergarten 3 come Kindergarten 3

Nadere informatie

Malala Ken je Malala? Wat weet je al van haar?

Malala Ken je Malala? Wat weet je al van haar? 1 Malala Ken je Malala? Wat weet je al van haar? About Malala Malala Yousafzai comes from Pakistan. She was born on the 12th of July in 1997. When she was 14 years old she started a blog on the Internet.

Nadere informatie

Toetsonderdeel R T1 T2 I Totaal aantal items Totaal aantal punten. Totaal percentage (%)

Toetsonderdeel R T1 T2 I Totaal aantal items Totaal aantal punten. Totaal percentage (%) Toetsonderdeel R T1 T2 I Totaal aantal items Totaal aantal punten A Vocabulary 2 6 8 8 B Vocabulary 2 4 2 8 8 C Grammar 2 5 1 8 8 D Grammar 1 8 1 10 10 E Grammar 3 7 10 10 F Grammar 1 7 8 8 G Grammar 7

Nadere informatie

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen. Lesbrief Les 1.1: On my way Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen. Nouns: train, tram, bus, car, bike, plane, boat, underground, stop,

Nadere informatie

Animal friends. Animal friends

Animal friends. Animal friends 1 Animal friends read Lees de tekst. Waar gaat deze tekst over? Animal friends Momi the African elephant and Otto the Labrador both live at the Greenwood Animal Park in California. They are very good friends

Nadere informatie

Night news. Fact sheets. Worksheet

Night news. Fact sheets. Worksheet 1 Night news read Het liedje van Caro Emerald speelt zich s nachts af. Lees twee nieuwsberichten die met nacht te maken hebben. Nieuwsbericht 1 Nieuwsbericht 2 Clouds block view for meteor watchers Do

Nadere informatie

Vergaderen in het Engels

Vergaderen in het Engels Vergaderen in het Engels In dit artikel beschrijven we verschillende situaties die zich kunnen voordoen tijdens een business meeting. Na het doorlopen van deze zinnen zal je genoeg kennis hebben om je

Nadere informatie

read beroepen in de toekomst. beroepen van vroeger.

read beroepen in de toekomst. beroepen van vroeger. 1 What do you want to be? Lees de tekst. Kruis daarna één van de zinnen aan. De tekst gaat over beroepen in de toekomst. beroepen van vroeger. grow up job future choose space groot worden baan toekomst

Nadere informatie

You were living (enkelvoud + meervoud)

You were living (enkelvoud + meervoud) Past Continuous Was / were + hele werkwoord + ing I was You were He was She was It was We were You were They were Wanneer gebruik je de past continuous? 1. Als iets op een moment in het verleden aan de

Nadere informatie

Als je zo'n zinnetje moet leren dan weet je best al wat woorden van dit zinnetje.

Als je zo'n zinnetje moet leren dan weet je best al wat woorden van dit zinnetje. ENGLISH, WE WILL DO BETTER! LESSON FIVE Beste leerling! Fijn dat je er nog steeds aan werkt om je kennis van de Engelse taal te verbeteren! Daar zul je straks in de brugklas veel voordeel van hebben! HOE

Nadere informatie

Things to do before you re 11 3/4

Things to do before you re 11 3/4 Counting Crows 1 Things to do before you re 11 3/4 Lees de tekst en beantwoord de vragen. - Maak deze zin af: De schrijver van de tekst vindt dat kinderen - Welke dingen heb jij wel eens gedaan? Kruis

Nadere informatie

We gaan het hebben over de woordvolgorde in Engelse zinnen.

We gaan het hebben over de woordvolgorde in Engelse zinnen. Wordorder. We gaan het hebben over de woordvolgorde in Engelse zinnen. 2. SVO In de taalkunde wordt Engels als een SVO-taal beschouwd, vanwege de volgorde van woorden in een zin. SVO staat voor Subject,

Nadere informatie

Zet de volgende zinnen in de passive. Waar wenselijk geef je aan wie het gedaan heeft(". by".).

Zet de volgende zinnen in de passive. Waar wenselijk geef je aan wie het gedaan heeft(. by.). Zet de volgende zinnen in de passive. Waar wenselijk geef je aan wie het gedaan heeft(". by".). 1 Boys of sixteen to eighteen are to drive this tank. 2 Somebody had smashed the window with a brick. 3 When

Nadere informatie

ENGELS GRAMMATICA 2 e KLAS

ENGELS GRAMMATICA 2 e KLAS ENGELS GRAMMATICA 2 e KLAS VRAGEN MAKEN 1 Tel het AANTAL WERKWOORDEN dat bij het 1 e Onderwerp van de zin hoort. (Tel het aantal werkwoorden van het 1 e GEZEGDE) You can feel the love tonight. He travels

Nadere informatie

Het liedje van Jessie J gaat over wat je kunt kopen. Lees het informatiebord van het winkelcentrum. Hoe heet dit winkelcentrum?

Het liedje van Jessie J gaat over wat je kunt kopen. Lees het informatiebord van het winkelcentrum. Hoe heet dit winkelcentrum? 1 Shopping mall Het liedje van Jessie J gaat over wat je kunt kopen. Lees het informatiebord van het winkelcentrum. Hoe heet dit winkelcentrum? The Tower - Shopping mall 1 Bookshop Blackwell s Waterstones

Nadere informatie

Samenvatting Engels Informele brief maken, grammatica

Samenvatting Engels Informele brief maken, grammatica Samenvatting Engels Informele brief maken, gr Samenvatting door L. 1156 woorden 25 juni 2013 10 2 keer beoordeeld Vak Engels Own adress, without your name. if you send it abroad, also write the name of

Nadere informatie

6,3. Samenvatting door Lotte 1816 woorden 19 juni keer beoordeeld. Engels grammatica. Simple Past (onvoltooid verleden tijd)

6,3. Samenvatting door Lotte 1816 woorden 19 juni keer beoordeeld. Engels grammatica. Simple Past (onvoltooid verleden tijd) Samenvatting door Lotte 1816 woorden 19 juni 2017 6,3 3 keer beoordeeld Vak Methode Engels Of course! Engels grammatica Simple Past (onvoltooid verleden tijd) Vorm: werkwoord eindigt op ed (gebruik je

Nadere informatie

trappen van vergelijking

trappen van vergelijking SirPalsrok @meestergijs Mr. A. is tall Mr. A. is taller than Mr. B. Mr. B is taller than Mr. C. Mr. A is the tallest. Mr. C. is small Mr A. Mr. B Mr. C Mr. C. is smaller than Mr. B. Mr. B. is smaller

Nadere informatie

Dear teacher. Kygo Niveau 3a Song 4 Lesson B Worksheet

Dear teacher. Kygo Niveau 3a Song 4 Lesson B Worksheet 1 Dear teacher Lees de briefjes en e-mails die meester Allan verzameld heeft. Schrijf onder elk briefje en e-mail wat de reden is dat het kind niet naar school komt vandaag. I can t come to school because

Nadere informatie

Fans talking about Martin

Fans talking about Martin Fans about Martin Wat vind jij van Martin Garrix? 1 read Fans talking about Martin Martin Garrix is a world famous DJ from Holland. Yesterday we interviewed two of Martin s fans. This is what they said.

Nadere informatie

De strijkende man: De man die het strijkwerk van Marina deed en haar wensen in vervulling liet gaan.

De strijkende man: De man die het strijkwerk van Marina deed en haar wensen in vervulling liet gaan. Boekverslag door een scholier 1893 woorden 25 mei 2007 7,6 133 keer beoordeeld Auteur Colin Campbell Eerste uitgave 1999 Vak Engels Het gedicht, verhaal of boek Titel: The ironing man Schrijver: Colin

Nadere informatie

VOORZETSELS. EXERCISE 1 Bestudeer de bovenstaande voorzetsels en zinnen goed!

VOORZETSELS. EXERCISE 1 Bestudeer de bovenstaande voorzetsels en zinnen goed! ENGLISH, WE WILL DO BETTER! LESSON EIGHT VOORZETSELS at three o'clock = om drie uur around three o'clock = rond drie uur by three o'clock = tegen drie uur before Saturday = voor zaterdag for a week = voor

Nadere informatie

Dutch survival kit. Vragen hoe het gaat en reactie Asking how it s going and reaction. Met elkaar kennismaken Getting to know each other

Dutch survival kit. Vragen hoe het gaat en reactie Asking how it s going and reaction. Met elkaar kennismaken Getting to know each other Dutch survival kit This Dutch survival kit contains phrases that can be helpful when living and working in the Netherlands. There is an overview of useful sentences and phrases in Dutch with an English

Nadere informatie

Martin Garrix and his fans

Martin Garrix and his fans Fans about Martin Wat vind jij van Martin Garrix? 1 read Martin Garrix and his fans Martin Garrix is more than a young star and producer. He s also a super nice guy! If there are fans who want his autograph,

Nadere informatie

doet huiswerk om 3-4 (14-15) 3.00 (15) Als het donker is.

doet huiswerk om 3-4 (14-15) 3.00 (15) Als het donker is. t;n'apter one 1= Ais is my life... This is my life! Comment Bij deze opdracht is geen. Je schrijft zelf op hoe jouw dag eruitziet. Vond je dit een moeilijke opdracht? Kijk dan nog eens naar de Stones uit

Nadere informatie

Handleiding The very hungry caterpillar. Eric Carle

Handleiding The very hungry caterpillar. Eric Carle Handleiding The very hungry caterpillar Eric Carle In the light of the moon a little egg lay on a leaf. One Sunday morning the warm sun came up and pop! - out of the egg came a tiny and very hungry caterpillar.

Nadere informatie

Read this story in English. My personal story

Read this story in English. My personal story My personal story Netherlands 32 Female Primary Topic: SOCIETAL CONTEXT Topics: CHILDHOOD / FAMILY LIFE / RELATIONSHIPS IDENTITY Year: 1990 2010 marriage/co-habitation name/naming court/justice/legal rights

Nadere informatie

Listen. Twenty One Pilots Niveau 3a Song 4 Lesson B Worksheet. a Luister naar wat Leo, Tina en Martin vertellen. Omcirkel het juiste antwoord.

Listen. Twenty One Pilots Niveau 3a Song 4 Lesson B Worksheet. a Luister naar wat Leo, Tina en Martin vertellen. Omcirkel het juiste antwoord. 1 Listen a Luister naar wat Leo, Tina en Martin vertellen. Omcirkel het juiste antwoord. 1 Leo is a kid / a teenager / a grown-up. 2 Tina is a kid / a teenager / a grown-up. 3 Martin is a kid / a teenager

Nadere informatie

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen. Lesbrief Les 5.1: Shopping, culture, friends Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen. Nouns: restaurant, cinema, book shop, music shop,

Nadere informatie

Deze tekst gaat over Engelse en Amerikaanse feesten. Ken je deze feesten?

Deze tekst gaat over Engelse en Amerikaanse feesten. Ken je deze feesten? 1 Let s celebrate! read Deze tekst gaat over Engelse en Amerikaanse feesten. Ken je deze feesten? Let s celebrate! Guy Fawkes Night People in Britain celebrate Guy Fawkes Night. It s on the 5th of November.

Nadere informatie

k ga naar school go to school

k ga naar school go to school Nederlandstalig onderwijs k ga naar school go to school Nederlands English k ga naar school go to school Wat heb ik goed geslapen. Mama helpt me bij het wassen en aankleden. Ze vertelt me dat ik mijn knuffel

Nadere informatie

Stonesvertalingen VMBO-TL klas 3. Chapter 1. Stone 1. Zo toon je interesse in iemand. Zo vertel je wat er aan de hand is. Zo leef je met iemand mee

Stonesvertalingen VMBO-TL klas 3. Chapter 1. Stone 1. Zo toon je interesse in iemand. Zo vertel je wat er aan de hand is. Zo leef je met iemand mee Stonesvertalingen VMBO-TL klas 3 Chapter 1 Stone 1 Zo toon je interesse in iemand How do you feel? How is life? What's wrong with you? What's bothering them? You look happy. You seem worried. Hoe voel

Nadere informatie

Interactive Grammar leert de belangrijkste regels van de Engelste spelling en grammatica aan.

Interactive Grammar leert de belangrijkste regels van de Engelste spelling en grammatica aan. Interactive Grammar Interactive Grammar leert de belangrijkste regels van de Engelste spelling en grammatica aan. Doelgroep Interactive Grammar Het programma is bedoeld voor leerlingen in de brugklas van

Nadere informatie

gerund or to+infinitive

gerund or to+infinitive SirPalsrok @meestergijs Wat is de vertaling van onderstaande zinnen? Zingen is mijn hobby. Ik houd van surfen. Maak af: We give (to run) all of our time. I m not very good at (to play) hockey. Wat is de

Nadere informatie

Je gebruikt de present continuous wanneer iets nu bezig of aan de gang is. Vaak staat er een woord als now of at the moment in de zin.

Je gebruikt de present continuous wanneer iets nu bezig of aan de gang is. Vaak staat er een woord als now of at the moment in de zin. Samenvatting door Charley 1336 woorden 24 juni 2016 7 3 keer beoordeeld Vak Methode Engels New interface Engels grammatica H1 t/m 7 + werkwoorden Present simple (tegenwoordige tijd) In de present simple

Nadere informatie

Festival. Questions. Worksheet. Flash info. Bekijk de poster. Het is een aankondiging voor een muziekfestival. Welke bands die komen vind jij leuk?

Festival. Questions. Worksheet. Flash info. Bekijk de poster. Het is een aankondiging voor een muziekfestival. Welke bands die komen vind jij leuk? 1 Festival Bekijk de poster. Het is een aankondiging voor een muziekfestival. Welke bands die komen vind jij leuk? for the first time reach voor de eerste keer bereiken 2 Questions Lees de tekst. Beantwoord

Nadere informatie

Dr. P.J. van der Voort BACKBONE GRAMMAR. Basisgrammatica Engels. Walvaboek

Dr. P.J. van der Voort BACKBONE GRAMMAR. Basisgrammatica Engels. Walvaboek Dr. P.J. van der Voort BACKBONE GRAMMAR Basisgrammatica Engels Walvaboek VOORWOORD Het belang van grammatica Wat is taal? Taal is een communicatiemiddel waarmee je kunt lezen, luisteren, spreken en schrijven.

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE READER GRAMMATICA P.Verberne

INHOUDSOPGAVE READER GRAMMATICA P.Verberne INHOUDSOPGAVE READER GRAMMATICA P.Verberne pag.: 1. to be 1 2. persoonlijk voornaamwoord 2 3. kunnen 2 4. lidwoord 2 5. aanwijzend voornaamwoord 2 6. getallen 3 7. rangtelwoorden 3 8. have got 4 9. van

Nadere informatie

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen. Lesbrief Les 4.1: Sports and weather Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen. Nouns: tennis, football, goal, swimming pool, field, sun,

Nadere informatie

Shopping. Questions. Worksheet. 1 read Bekijk goed wat er te koop is in de webwinkel van Ed Sheeran. Wat zou jij wel willen hebben?

Shopping. Questions. Worksheet. 1 read Bekijk goed wat er te koop is in de webwinkel van Ed Sheeran. Wat zou jij wel willen hebben? Shopping 1 Bekijk goed wat er te koop is in de webwinkel van Ed Sheeran. Wat zou jij wel willen hebben? I would like to have Ed Sheeran webshop Lego House hoody Jacket Cap Necklace This grey men s hooded

Nadere informatie

Understanding and being understood begins with speaking Dutch

Understanding and being understood begins with speaking Dutch Understanding and being understood begins with speaking Dutch Begrijpen en begrepen worden begint met het spreken van de Nederlandse taal The Dutch language links us all Wat leest u in deze folder? 1.

Nadere informatie

Animals 1 - Describe your Pet

Animals 1 - Describe your Pet Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Gonnie de Vries 27 October 2015 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/67811 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie