Zuren en basen. Hoofdstuk 1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Zuren en basen. Hoofdstuk 1"

Transcriptie

1 Hoofdstuk 1 Zuren en basen 1.1 Inleiding Elektrolyten Oplosbare en onoplosbare stoffen HCl en de Wet van Henry Vriespuntsverlagingen bij NaCl en MgSO Electrolyse van PbCl Elektrische geleidbaarheid vs. concentratie bij zouten Zuur-base theorieën Arrhenius definitie Brønsted-Lowry definitie Geconjugeerde zuur-base paren Het hydronium-ion Zuur-base evenwichten in water Lewis zuren en basen De eigendissociatie van water Geleidbaarheidsmetingen Protonenconcentratie in zuiver water De ph-schaal Sterke en zwakke zuren en basen Competitie voor protonen Aciditeits- en basiciteitsconstanten 1.21 Zuren en basen 1.1

2 1.7 Verband tussen zuursterkte en structuur Factoren die de zuursterkte beïnvloeden Polariteit van de binding in binaire zuren Polariseerbaarheid en sterkte van de binding Relatieve sterkte van oxozuren Eigenschappen van sterke zuren Eigenschappen van sterke basen Arrhenius basen Amfotere stoffen Basiciteit van Brønsted-Lowry basen Verband tussen de sterkte van geconjugeerde zuur/base koppels ph berekeningen Belang van ph afschattingen en berekeningen Analytische concentratie De verdunningswet van Ostwald ph van een sterk zuur ph van een sterke base ph van een zwak zuur ph van een zeer zwak zuur ph van een zwakke base ph van een zeer zwakke base Polyfunctionele zuren en basen De zuurconstanten van fosforzuur De aciditeit van carbonzuren De ph van amfolieten 1.45 Zuren en basen 1.2

3 1.12 Het zuur-base gedrag van zouten Hydrolyse-reacties Hydrolyse van het zout van een sterk zuur en een sterke base Hydrolyse van het zout van een sterk zuur en een zwakke base of omgekeerd Zuur-base gedrag van gehydrateerde metaal-ionen Buffersystemen Definitie Gedrag van een buffersysteem Bereiding en ph van een buffer Buffersystemen Zuur-base titraties Volumetrische bepalingsmethoden Definitie Verloop van de ph-curve tijdens een titratie van een sterk zuur met een sterke base ph-verloop bij titratie van zwakke zuren met een sterke base Zuur-base indicatoren Methylrood Omslaggebied van een indicator Indicator papier 1.67 Zuren en basen 1.3

4 1.1 Inleiding Zuren en basen behoren tot de best bekende chemische verbindingen. Azijnzuur in azijn, citroenzuur in citroensap en in dat van andere citrusvruchten, magnesium hydroxide in maag-tabletten, ammoniak in huishoudelijke schoonmaakproducten zijn voorbeelden van zuren en basen die we dagelijks tegenkomen. Zoutzuur (HCl) komt voor in maagsap en is onontbeerlijk voor de voedselvertering; de maagwand produceert iedere dag ca 1,2-1,5 L ervan. De eigenschappen van zuren en basen zijn reeds sinds eeuwen bekend. Zuren reageren met metalen zoals ijzer en zink met vrijstelling van H 2 -gas en ze veranderen de kleur van de plantaardige indicator-kleurstof lakmoes van blauw naar rood. Oplossingen van basen voelen zeep-achtig aan en doen lakmoes van rood naar blauw omslaan. Aan de hand van een meetinstrument, een phmeter, kan worden nagegaan of een oplossing zure of basische eigenschappen heeft: ph-waarden beneden de 7 komen overeen met zure oplossingen; bij basische oplossingen worden ph-waarden groter dan 7 opgetekend. Wanneer zuren en basen in de juiste verhoudingen worden gemengd, verdwijnen hun specifieke eigenschappen en worden nieuwe verbindingen, zouten genaamd, bekomen. In dit hoofdstuk wordt besproken wat zuren en basen juist zijn, waarom sommige zuren sterker zijn dan andere en waarom zuur-base reacties belangrijk zijn. Door gebruik te maken van evenwichtsconstanten kunnen de evenwichtsconcentraties van alle verbindingen in oplossing worden berekend. Zuren en basen 1.4

5 1.2 Elektrolyten Oplosbare en onoplosbare stoffen. Een oplosbare verbinding is er één die in belangrijke mate in een bepaald solvent oplost. Wanneer de oplosbaarheid wordt besproken zonder specificatie van een solvent, wordt meestal de oplosbaarheid in water bedoeld. Onoplosbare stoffen lossen niet in belangrijke mate op in een specifiek solvens; meestal wordt als norm gehanteerd dat minder dan 0.1 mol/l in oplossing gaat. Meestal wordt met de term onoplosbaar eigenlijk onoplosbaar in water bedoeld. Verbindingen die, wanneer ze oplossen in een solvens, aanleiding geven tot een oplossing die de elektrische stroom geleidt, worden elektrolyten genoemd. Een sterk elektrolyt is een verbinding die bij het oplossen bijna geheel in ionen splitst zodat de resulterende oplossing een hoge geleidbaarheid vertoont; zwakke elektrolyten dissociëren slechts ten dele. Bij het oplossen van sommige chemische stoffen in water, zoals zuren, basen en zouten, wordt dikwijls een gedrag opgemerkt dat afwijkt van wat een aantal fysico-chemische wetmatigheden voorspellen HCl en de Wet van Henry. Volgens de Wet van Henry bestaat er een linear verband tussen de oplosbaarheid s van een bepaalde verbinding (bvb. zuurstofgas, O 2 ) in een oplosmiddel (zoals water, H 2 O) en de partieeldruk p van deze verbinding boven de vloeistof: s = k.p waarbij de k de constante van Henry voorstelt. Indien we de oplosbaarheid van het gas HCl in water beschouwen, dan valt op dat onder geen enkele omstandigheid, ook niet bij zeer grote verdunning, aan de Zuren en basen 1.5

6 Wet van Henry voldaan wordt. De waargenomen partieeldruk p HCl boven de vloeistof is steeds aanmerkelijk lager dan wat zou verwacht worden bij een bepaalde oplosbaarheid s HCl : p HCl < s HCl /k hetgeen kan worden verklaard door het gedeeltelijk weg-reageren van het HCl bij het oplossen Vriespuntsverlagingen bij NaCl en MgSO 4. De mate van vriespuntsverlaging ΔT V is recht evenredig met de molaliteit m van de verbinding die het effect veroorzaakt: ΔT V = K V.m waarbij K V de vriespuntsverlagingsconstante van de betrokken verbinding voorstelt. Bij het oplossen van zouten in water worden er meestal grotere vriespuntsdalingen opgetekend dan voorspeld door bovenstaande betrekking. Hiervoor werd de Van t Hoff factor i ingevoerd: ΔT V = i.k V.m Enkele typische waarden voor i zijn hieronder weergegeven voor de zouten NaCl en MgSO 4 : i i C NaCl MgSO 4 0,001 M 1,97 1,82 0,1 M 1,89 1,21 Zuren en basen 1.6

7 Aangezien vriespuntsverlaging een colligatieve eigenschap is, wijzen de i- waarden tussen 1 en 2 erop dat in de zout-oplossingen het aantal opgeloste deeltjes groter is dan berekend uit de concentratie. Uit deze experimenten blijkt dus dat bij het oplossen van zouten in water, de moleculen zich splitsen. Over de aard van de gevormde deeltjes wordt echter geen informatie bekomen Electrolyse van PbCl 2. Wanneer een elektrische stroom door een oplossing van loodchloride wordt gevoerd, zoals in onderstaande electrolyse-opstelling, dan slaat op de kathode metallisch lood (Pb) neer, terwijl er aan de anode chloorgas (Cl 2 ) vrijkomt. Bij oplossen van PbCl 2 in water onstaan er dus deeltjes met tegengestelde ladingen, waarbij één soort deeltjes (met positieve lading, want aangetrokken naar de negatieve elektrode) Pb-atomen of -ionen bevatten en een andere (negatief geladen) soort Cl-atomen of ionen bevat. Cl - Pb Elektrische geleidbaarheid vs. concentratie bij zouten. Arrhenius stelde vast dat de geleidbaarheid van waterige oplossingen van een zout AB afnam met stijgende concentratie. Dit fenomeen kan ook worden vastgesteld bij azijnzuur. Zuren en basen 1.7

8 Daar waar zuiver azijnzuur de elektrische stroom niet geleidt, neemt de geleidbaarheid toe bij toevoegen van water. Om dit fenomeen te kunnen verklaren, stelde Arrhenius voorop dat zuren, basen en zouten in water gedeeltelijk dissociëren tot ionen, en dat de fractie gedissocieerde moleculen stijgt met de graad van verdunning. Immers, de verhoogde geleidbaarheid bij lagere concentraties wijst in het geval van een zout AB op het voorkomen van een evenwichtreactie van het type: AB A + + B - met als evenwichtsconstante (cfr. thermodynamica): a A a K = a AB B waarbij a i de activiteit van het i-de species voorstelt. In verdunde oplossingen, dewelke naar ideaal gedrag streven is het mogelijk de evenwichtsvoorwaarde uit te drukken met behulp van concentraties, in dit geval molariteiten: K c + [A ][B ] = [AB] Deze evenwichtsconstante kunnen we ook schrijven in functie van het aantal deeltjes n i : K c + [A ][B ] n = = [AB] V n n V V n = + + A B A AB n n AB B 1 V Zuren en basen 1.8

9 waarbij V het totale volume is van de oplossing. Naarmate V stijgt, zal de waarde van de breuk n A+.n B- /n AB stijgen, aangezien K c een constante is. Dit kan slechts gebeuren wanneer het bovenstaande dissociatie-evenwicht meer naar rechts verschuift. Zuren en basen liggen aan de basis van de elektrolyten: ofwel wordt het elektrolyt gevormd door reactie van een zuur met een base, ofwel gaat het over een zuur of een base zelf. 1.3 Zuur-base theorieën Arrhenius definitie. De eerste nuttige theorie over zuren en basen werd vooropgesteld door Svante Arrhenius (Zweden, ) in 1884: - een zuur is een verbinding die waterstof bevat en die reageert met water met vorming van waterstof-ionen (H + ) HA (aq) H + (aq) + A - (aq) - een base is een verbinding die aanleiding geeft tot de vorming van hydroxideionen (OH - ) in water MOH (aq) M + (aq) + OH - (aq) Zoutzuur (HCl) is een Arrhenius-zuur aangezien het een proton (H + ) vrijstelt wanneer het oplost in water. Methaan (CH 4 ) is geen Arrhenius-zuur aangezien het geen protonen vrijstelt in water. Natriumhydroxide (NaOH) is een Arrhenius-base omdat er OH - ionen in oplossing gaan wanneer het oplost. Ammoniak (NH 3 ) is ook een Arrhenius-base, aangezien er OH - ionen vrijkomen bij de reactie met water: Zuren en basen 1.9

10 NH 3 (aq) + H 2 O (l) NH 4 + (aq) + OH - (aq) Natrium metaal (Na), hoewel het ook aanleiding geeft tot OH - ionen bij contact met water, wordt niet als Arrhenius-base beschouwd omdat het een zuiver element is en geen verbinding. De Arrhenius definitie is beperkt tot één oplosmiddel, nl. water. Anderzijds kan een gelijkaardig patroon van zuur-base eigenschappen worden vastgesteld wanneer men het gedrag van bepaalde verbindingen in andere oplosmiddelen, zoals vloeibaar NH 3, bestudeert Brønsted-Lowry definitie. In 1923 stelden Thomas Lowry (Groot Britannië, ) en Johannes Brønsted (Denemarken, ), onafhankelijk van elkaar, een meer algemene zuur-base theorie op. De Brønsted-Lowry definitie van zuren en basen is als volgt: - een zuur is een protondonor; - een base is een protonacceptor. Deze verbindingen worden Brønsted-zuren en basen genoemd of kortweg zuren en basen omdat de Brønsted-Lowry definitie de meest algemeen gebruikte is tegenwoordig. Wanneer een molecule zuur in water oplost, zal het een waterstof ion (H + ) afstaan aan een watermolecule, waardoor er een hydronium-ion ontstaat (H 3 O + ). Bijvoorbeeld, bij het oplossen van zoutzuur (HCl) in water krijgen we de reactie: HCl (aq) + H 2 O (l) H 3 O + (aq) + Cl - (aq) Zuren en basen 1.10

11 Zoutzuur (HCl) en salpeterzuur (HNO 3 ) zijn Brønsted-zuren. In beide soorten moleculen komen waterstofatomen voor die kunnen worden afgestaan, zodat hydronium-ionen wordt gevormd in water. Anderzijds is methaan (CH 4 ) geen Brønsted-zuur aangezien het niet gemakkelijk waterstof-ionen afstaat aan andere verbindingen. Azijnzuur (CH 3 COOH) kan één proton (hetgene dat voorkomt in de carboxyl-groep, COOH) afstaan aan water of andere verbindingen. Het is, net zoals HCl en HNO 3 een monoprotisch zuur. Zwavelzuur (H 2 SO 4 ) kan allebei zijn waterstof-ionen afstaan en is een voorbeeld van een polyprotisch zuur. Polyprotische zuren kunnen per molecule meer dan één proton vrijstellen. De waterstofatomen in een verbinding die als proton kunnen worden afgestaan worden zure H-atomen of waterstofatomen met zuur karakter genoemd. Ze worden meestal als eerste element van de molecuulformule geschreven, zoals in HCl en HNO 3. Dit is echter niet altijd het geval. Bij organische zuren is het duidelijker om de carboxyl-group, -COOH, expliciet als geheel te schrijven, om aan te duiden dat het H-atoom van deze functionele groep gemakkelijk kan worden afgestaan. Op deze wijze volgt onmiddellijk uit de schrijfwijze van de molecuulformule dat HCl, H 2 CO 3 (koolzuur), H 2 SO 4 (zwavelzuur) en C 6 H 6 COOH (benzoëzuur) verbindingen zijn met een zuur karakter, terwijl CH 4 (methaan), NH 3 (ammoniak) en CH 3 CO - 2 (het acetaat-ion) dat niet zijn. Zuren en basen 1.11

12 Brønsted-basen zijn verbindingen die protonen kunnen opnemen. Het hydroxideion is een base, aangezien bij opname van een proton, een watermolecule gevormd wordt: OH - (aq) + CH 3 COOH (aq) H 2 O (l) + CH 3 CO 2 - (aq) Hieruit volgt dat natriumhydroxide (NaOH) aangezien het aanleiding geeft tot het vrijstellen van OH- ionen in water, ook een Brønsted-base is. Ammoniak (NH 3 ) is evenzeer een Brønsted-base, aangezien het protonen kan opnemen: NH 3 + H 3 O + NH H 2 O Indien we bovenstaand evenwicht lichtjes anders schrijven, nl. onder de vorm: NH 3 + H 2 O NH OH - dan is het ook duidelijk dat ammoniak ook volgens de definitie van Arrhenius als base kan beschouwd worden. Oefening 1.1 Welke van de volgende verbindingen zijn Brønsted-zuren of -basen in water: (a) HNO 3, (b) C 6 H 6, (c) KOH, (d) C 3 H 5 COOH, (e) KCl, (f) HClO, (g) HF, (h) Ca(OH) 2? Oefening 1.2 Geef drie voorbeelden van species die Brønsted-basen zijn, maar geen Arrhenius-basen. Oefening 1.3 Geef een voorbeeld van een anion dat zich zowel als Brønsted-zuur en als Brønsted-base kan gedragen. Zuren en basen 1.12

13 1.3.3 Geconjugeerde zuur-base paren. Indien we een zuur-base evenwicht in zijn meest algemene vorm schrijven, nl. als: Z B + H + waarbij Z het betrokken zuur voorstelt, dan noemen we B de geconjugeerde base van dit zuur, en vormen Z en B tesamen het geconjugeerde zuur-base paar. De geconjugeerde base B wordt gevormd uit het zuur Z door afsplitsing van een proton. Bij opname door een base B van een proton ontstaat het geconjugeerde zuur Z. In bovenstaande algemene uitdrukking werden de ladingen van Z en B niet aangegeven. Er komen in de praktijk verschillende mogelijkheden voor: (a) Z is een neutrale molecule, zoals in: HCl H + + Cl - (b) Z is een negatief ion: H 2 PO 4 - H + + HPO 4 2- (c) Z is een positief ion: NH 4 + H + + NH 3 Oefening 1.4 Wat is de geconjugeerde base van de volgende Brønsted zuren? (a) HSO 4 -, (b) H 2 SO 3, (c) H 2 PO 4 -, (d) NH 4 +, (e) H 2 O, (f) NH 3. Oefening 1.5 Wat is het geconjugeerde zuur van de volgende Brønsted basen? (a) SO 3 2-, (b) H 2 O, (c) CH 3 NH 2, (d) OH -, (e) HCO 3 -, (f) H Het hydronium-ion. Een proton is een atoomkern zonder elektronenmantel en heeft in vergelijking met alle andere atomen een zeer kleine afmeting. Aangezien de moleculen van het oplosmiddel waarin we bovenstaande zuurbase evenwichten beschouwen, een zuurstofatoom bevatten dat - twee vrije elektronenparen heeft - partieel negatief geladen is Zuren en basen 1.13

14 zal dit O-atoom een grote aantrekkingskracht uitoefenen op het proton, waardoor de levensduur ervan in vrije toestand verwaarloosbaar klein wordt. In feite kunnen we vrije protonen in water als niet bestaand beschouwen. Aldus worden zuur-base evenwichten in water bij voorkeur onder de volgende vorm voorgesteld (bvb. voor een zuur HX): HX + H 2 O H 3 O + + X Zuur-base evenwichten in water. De evenwichtconstante van bovenstaande reactie kan als volgt geschreven worden: + [H3O ][X ] K = [HX][H O] 2 In verdunde oplossingen van elektrolyten (i.e., waarbij alle concentraties kleiner of gelijk aan 0.1 M zijn) is de molariteit van het bestanddeel H 2 O in het solvens water nagenoeg constant en gelijk aan (1000 g/l)/(18 g/mol) = 55.5 mol/l. We introduceren daarom een andere constante, genaamd aciditeitsconstante of zuurconstante K a : K a + [H3O ][X ] K [H 2O] = [HX] Lewis zuren en basen. In 1924 werd de theorie van Brønsted en Lowry verder uitgebreid door Gilbert Lewis. Uitgaande van het feit dat een base over een vrij elektronenpaar moet beschikken om een proton te kunnen opnemen, definieerde Lewis een base als een elektronpaardonor, terwijl een zuur als een elektronpaaracceptor werd gedefinieerd. Lewis-basen zijn dus alle stoffen waarin één of meerdere vrije elektronenparen aanwezig zijn. Zuren en basen 1.14

15 Wanneer we het heroplossen van een zilverhalogenide (AgX) neerslag door toevoeging van ammoniak aan de oplossing beschouwen, dan merken we dat de volgende reactie plaatsgrijpt: Ag NH 3 Ag(NH 3 ) 2 + Hierbij gaan de ammoniakmoleculen een binding aan het zilver-ion aan de hand van hun vrije elektronenpaar. Het Ag + ion is in deze reactie het Lewis-zuur, NH 3 is de Lewis-base. Andere voorbeelden van Lewis-zuren zijn BF 3, BCl 3, AlCl 3, en AlBr 3 ; het gaat hier over elektron-deficiënte moleculen, i.e., moleculen met atomen die niet aan de octet-regel voldoen. Deze stoffen reageren met moleculen of ionen waarin vrije elektronenparen beschikbaar zijn, bvb.: AlCl 3 + Cl - AlCl 4 - BF 3 + NH 3 F 3 B-NH 3 Zuren en basen 1.15

16 Oefening 1.6 Geef in elk van de onderstaande reacties aan welke de Lewis-zuren en - basen zijn. Teken de elektronische structuur van de reactiepartners en geef zoals hierboven aan welke vrije elektronenparen aanvallen op het zuur. (a) SiF F - SiF 2-6 (b) 4 NH 3 + Zn 2+ Zn(NH 3 ) 2+ 4 (c) 2 Cl - + HgCl 2 HgCl 2-4 (d) CO 2 + H 2 O H 2 CO 3 (e) 2 Cl - + BeCl 2 BeCl 2-4 (f) Mg H 2 O Mg(H 2 O) 2+ 6 (g) SO 3 + OH - HSO - 4 (h) F - + BF 3 BF - 4 Oefening 1.7 Geef aan of de volgende verbindingen Lewis-zuren of -basen zijn. (a) CN -, (b) H +, (c) H 2 O, (d) Fe 3+, (e) OH -, (f) CO 2, (g) P(CH 3 ) 3, (h) B(CH 3 ) 3. Oefening 1.8 Welk van beide verbindingen is het sterkste Lewis-zuur? Waarom? (a) BF 3 en BH 3, (b) SO 2 en SO 3, (c) Sn 2+ en Sn 4+, (d) CH + 3 en CH De eigendissociatie van water Geleidbaarheidsmetingen. Wanneer de geleidbaarheid van (a) zuiver water, van water waarin (b) zwakke en (c) sterke elektrolyten zijn opgelost wordt vergeleken, dan kan worden waargenomen dat de geleidbaarheid daalt van (c) naar (b) naar (a). Echter, de geleidbaarheid van hoogzuiver water is niet gelijk aan nul. De aanwezigheid van ionen in het water wordt verklaard door de eigendissociatie of autoprotolyse van water: H 2 O + H 2 O H 3 O + + OH - De bijbehorende evenwichtsconstante kan worden geschreven als: + [H3O ][OH ] K = 2 [H O] 2 Zuren en basen 1.16

17 Deze evenwichtsconstante kan worden gebruikt in waterig milieu maar ook in andere solventia. Gezien [H 2 O] nagenoeg constant is in verdunde waterige oplossingen, kunnen we ook schrijven: + K [ H O] 2 2 = [H3O ][OH ] = K w Dit wordt het ionenproduct van water genoemd. Bij kamertemperatuur (25 o C of 298 K) bedraagt de waarde van K w : K w = 1, M 2 De bovenstaande uitdrukking impliceert dat, geheel onafhankelijk van de verbindingen die in een oplossing aanwezig zijn, bij 298 K steeds geldt dat: + [H O ][OH ] = M Protonenconcentratie in zuiver water. In zuiver water zijn alle H 3 O + ionen afkomstig van de eigendissociatie van water; dit wil zeggen dat er evenveel OH - als H 3 O + ionen per eenheid van volume zullen aanwezig zijn: [H 3 O + ] = [OH-] zodat we het ionenproduct (steeds bij 298 K) kunnen herschrijven als: [H 3 O + ] 2 = 1, M 2 of [H 3 O + ] = 1, M In zuiver water is de concentratie aan hydronium ionen (en aan hydroxide ionen) steeds gelijk 1,0 x 10-7 mol/l bij 298 K. Oplossingen die een grotere H 3 O + concentratie vertonen dan 1,0 x 10-7 M noemt men zure oplossingen. Ze Zuren en basen 1.17

18 vertonen een OH - concentratie die lager is dan 1,0 x 10-7 M. Basische oplossingen vertonen een H 3 O + concentratie lager dan 1,0 x 10-7 M en een OH - concentratie groter dan 1,0 x 10-7 M. 1.5 De ph-schaal Aangezien de concentratiewaarden van H 3 O + (en OH - ) over vele grootte-orden kunnen variëren (typisch in het gebied M), gebruikt men een negatieve logaritmische schaal van weergave. Het negatieve tiendelige logaritme van het ionenproduct, van evenwichtsconstanten en van evenwichtsconcentraties wordt aangeduid met het voorvoegsel p. Aldus krijgen we: pkw = -log (K w ) = -log(1, ) = 14 pk = -log(k); pk a = -log(k a ) ph = -log([h 3 O + ]) poh = -log([oh - ]) Zuren en basen 1.18

19 zodat pk w = -log([h 3 O + ][OH - ]) = (-log([h 3 O + ])) + (-log([oh - ])) = ph + poh ph = 14 poh (bij 298 K) poh = 14 ph (bij 298 K) Oefening 1.9 Bereken voor ieder van de volgende oplossingen (25 o C) [H 3 O + ] of [OH - ] en geef aan of de oplossing zuur, neutraal of basisch is: (a) [H 3 O + ] = 3, M, (b) [OH - ] = M, (c) [OH - ] = 1, M, (d) [H 3 O + ] = 1, M, (e) [H 3 O + ] = 8, M, (f) [H 3 O + ] = 2, M, (g) [H 3 O + ] = 2,0 M, (h) [OH - ] = 5, M, (i) [OH - ] = 1, M (j) [OH - ] = 1, M. Oefening 1.10 Bereken de ph van ieder van de volgende oplossingen (25 o C): (a) [H 3 O + ] = 2, M, (b) [OH - ] = M, (c) [H 3 O + ] = 3, M, (d) [H 3 O + ] = 10-3 M, (e) [OH - ] = 12 M, (f) [H 3 O + ] = 7, M, (g) [H 3 O + ] = 10-8 M, (h) [H 3 O + ] = 5,0 M, (i) [OH - ] = 1, M (j) [H 3 O + ] = 2, M. Oefening 1.11 Indien de ph van een 0,25 M HF-oplossing gelijk is aan 2,036, wat is dan de aciditeitsconstante van HF? 1.6 Sterke en zwakke zuren en basen Competitie voor protonen. Een nuttige manier om inzicht te verwerven in de relatieve sterkte van zuren (en basen) is de dissociatie van een zuur HA te beschouwen als een competitie tussen twee basen, H 2 O en A - : HA (aq) + H 2 O (l) H 3 O + (aq) + A - (aq) zuur base zuur base Zuren en basen 1.19

20 Als H 2 O een sterkere base (i.e., een sterkere proton-acceptor) is dan A -, dan zullen de meeste protonen aan H 2 O moleculen gebonden worden, zodat in de oplossing hoge H 3 O + en A - concentraties zullen voorkomen. In dit geval is de dissociatiegraad van het zuur HA hoog. Als A - de sterkere base is, dan zal er vooral HA (en H 2 O) in de oplossing voorkomen; in dit geval is de dissociatiegraad van het zuur HA laag. Wanneer uitgegaan wordt van een equimolair mengsel van reagentia en reactieproducten, dan zal het evenwicht zodanig verschuiven dat de protonen overgaan van de zwakste naar de sterkste base. Het sterkere zuur zal reageren met de sterkere base tot het zwakkere zuur en de zwakkere base. De verschillende zuren verschillen in de mate waarmee ze protonen kunnen afgeven. Dit is weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 1.1 Rangschikking van zuren en hun geconjugeerde basen Zuren en basen 1.20

21 1.6.2 Aciditeits- en basiciteitsconstanten. In het algemeen kan de dissociatie van een zuur HA in water HA (aq) + H 2 O (l) H 3 O + (aq) + A - (aq) worden beschreven aan de hand van een evenwichtsconstante K of de aciditeitsconstante K a van zuur HA: + [H3O ][A ] K = [HA][H O] 2 + [H O ][A ] = [HA] 3 Ka Indien het bovenstaande evenwicht sterk verschoven is naar rechts, m.a.w. wanneer het zuur in sterke mate gedissocieerd is, dan spreekt men van sterke zuren. In zulke omstandigheden zijn [H 3 O + ] en [A - ] veel groter dan [HA]. Hieruit volgt dat sterke zure een grote zuurconstante hebben. Indien het evenwicht eerder naar links verschoven is, m.a.w. wanneer het zuur slechts gedeeltelijk gedissocieerd is, dan spreekt men van zwakke zuren. Deze hebben een lage K a -waarde. Enkele voorbeelden zijn weergegeven in onderstaande tabel. Wanneer het volgende evenwicht beschouwd wordt: MOH M + + OH - kan op analoge wijze een onderscheid gemaakt worden tussen sterke basen (nagenoeg volledig gedissocieerd in water) en zwakke basen (weinig gedissocieerd). Zuren en basen 1.21

22 Tabel 1.2 Eigenschappen van enkele zuren van verschillende sterkte Bovenstaand evenwicht kan aan de hand van een basiciteitsconstante K b beschreven worden: K b + [M ][OH ] = [MOH] Zuren en basen 1.22

23 Bij sterke basen zijn de concentraties van de dissociatieproducten [M + ] en [OH - ] veel groter dan [MOH] (ongedissocieerde base); dit wijst erop dat sterke basen een hoge basiciteitsconstante hebben. Bij zwakke basen worden lagere waarden voor K b opgetekend, zoals weergegeven in onderstaande tabel. Ook de aciditeitsconstanten van de corresponderende geconjugeerde zuren zijn hier weergegeven. Tabel 1.3. Eigenschappen van enkele zwakke basen en hun geconjugeerd zuur. 1.7 Verband tussen zuursterkte en structuur Factoren die de zuursterkte beïnvloeden. De aciditeitsconstante van een zuur is een kwantitatieve maat voor de sterkte van dat zuur in een bepaald oplosmiddel. Om de relatieve sterke van een reeks zuren, bvb. de reeks binaire zuren HF, HCl, HBr en HI of de reeks oxozuren HOCl, HOClO 2, HOClO 3 kwalitatief te verklaren, moet er rekening gehouden worden met diverse factoren. Immers, bij de dissociatie van één molecule zuur HA Zuren en basen 1.23

24 (a) moet de binding tussen het proton en de zuur-rest A - worden verbroken, hetgeen een zekere hoeveelheid energie vergt, al naargelang zijn sterkte en polariteit, (b) moet ook de solvatatie-energie van de ongedissocieerde zuur-molecule worden overwonnen terwijl (c) de dissociatieproducten door solvatatie gestabiliseerd worden, hetgeen een zekere hoeveelheid energie oplevert. Wanneer de relatieve sterkte binnen een reeks analoge zuren onderzocht wordt, dan is het vooral de solvatatie-energieën die moeilijk te voorspellen zijn aan de hand van eenvoudige modellen. Bovendien is het mogelijk dat de solvatatieenergie in tegengestelde zin evolueert als de dissociatie-energie, zodat niet altijd zinvolle voorspellingen kunnen gemaakt worden Polariteit van de binding in binaire zuren. Er een direct verband te leggen tussen de elektronegativiteit van het centraal atoom en de zuursterkte in de reeks CH 4, NH 3, H 2 O, HF. Terwijl het zure karakter van CH 4 nagenoeg onbespeurbaar is, zal NH 3 enkel in sterk basische omstandigheden een proton afstaan aan een base B volgens de reactie: NH 3 + B NH BH + Naast het neutrale H 2 O staat enkel HF bekend als een (zwak) zuur met K a (HF) = 3,5.10-4, i.e., pka(hf) = 3,46. Naarmate de elektronendichtheid in de molecule sterker geconcentreerd is op het centrale atoom, zal het dissociëren van de molecule gemakkelijker verlopen. Immers, naarmate de binding H-A polairder wordt, zodat de positieve lading op het H-atoom groter wordt, vergroot ook de sterkte van de waterstofbrug H 2 O --- H-A, hetgeen de overdracht van het proton vergemakkelijkt. Zuren en basen 1.24

25 In het algemeen kan de elektronegativiteit worden gebruikt om de relatieve sterkte te voorspellen van binaire zuren van elementen uit dezelfde periode van het periodiek systeem Polariseerbaarheid en sterkte van de binding. Hoewel in de reeks HF, HCl, HBr, HI de polariteit toeneemt van HI naar HF, neemt de zuursterkte af. Binnen deze reeks binaire zuren van elementen uit dezelfde groep van het periodiek systeem, is er dus een andere factor die de zuursterkte beinvloedt. In dit geval gaat het over de bindingssterkte: naarmate deze daalt van HF (567 kj/mol) naar HI (299 kj/mol), o.a. ten gevolge van de grotere afmetingen van het I atoom en de grotere polariseerbaarheid van zijn elektronenwolk, wordt het gemakkelijker voor de zuur-moleculen om te dissociëren. Zuren en basen 1.25

26 Naast de reeks binaire zuren HF-HI (groep 17/VII-A), wordt eenzelfde trend vastgesteld als binnen de reeks H 2 O-H 2 S-H 2 Se-H 2 Te (groep 16/6A) Relatieve sterkte van oxozuren. Oxozuren hebben als algemene formule H m XO n en bestaan uit een centraal atoom X, meestal een niet-metaal, waarop een aantal O-atomen (en soms ook H-atomen) gebonden zijn. De zure H-atomen zijn steeds aan de O-atomen gebonden. Voorbeelden zijn: HO-Cl waterstofhypochloriet HOCl hypochloorzuur HO-NO 2 waterstofnitraat HNO 3 salpeterzuur HO-N=O waterstofnitriet HNO 2 salpeterigzuur (HO) 2 SO diwaterstofsulfiet H 2 SO 3 zwaveligzuur (HO) 2 SO 2 diwaterstofsulfaat H 2 SO 4 zwavelzuur (HO) 3 PO triwaterstoffosfaat H 3 PO 4 fosforzuur Wanneer atoom X sterk elektronegatief is, dan worden de bindende elektronen in de X-O bindingen sterk aangetrokken door het centrale atoom. De O-atomen, die hierdoor zelf elektronen-deficiënt dreigen te worden, zullen op hun beurt hun overige valentie-elektronen sterker naar zich toe trekken, waaronder de bindende elektronen van de O-H bindingen. Deze worden daardoor zwakker. Wanneer we de reeks HO-Cl HO-Br HO-I Elektronegativiteit 3,2 3,0 2,7 pk a 7,53 8,69 10,64 beschouwen, dan kan inderdaad worden opgemerkt dat naarmate de elektronegativiteit van het centrale atoom daalt (van Cl naar I), de zuursterke (en Zuren en basen 1.26

27 de zuurconstante) ook daalt. Deze tendens is dus omgekeerd als bij de binaire zuren HCl, HBr, HI. Beschouwen we anderzijds de reeks HO-Cl HO-ClO HO-ClO 2 HO-ClO 3 Formele lading Cl Oxidatietoestand Cl pk a 7, zuursterkte zwak gemiddeld gemiddeld sterk n-m waar het aantal zuurstofatomen dat op het centrale atoom gebonden is, stijgt. Dit aantal bepaalt de formele lading en de oxidatietoestand van het centrale atoom. Naarmate de oxidatietoestand van X (Cl in dit geval) verhoogt, worden de bindende elektronenparen in de X-O bindingen sterker naar X aangetrokken, zodat, op analoge wijze als hierboven is aangegeven, de O-H bindingen verzwakken. Het zure proton in HO-ClO 3 zal dus gemakkelijker afgesplitst worden dan dat in HO-ClO 2 etc. zoals blijkt uit bovenstaande pk a -waarden. De relatieve sterke van de oxozuren kan op eenvoudige wijze worden geschat door het verschil n-m te berekenen van het aantal O-atomen en het aantal zure H-atomen. Bvb. in het geval van perchloorzuur, HClO 4 is n-m = 3, een groot getal, wat overeenkomt naar een sterk zuur (pk a < -5). Bij fosforzuur (H 3 PO 4 ) is n-m = 1, een veel kleiner getal hetgeen overeenkomt met een relatieve beperkte zuursterke [pk a = 2 (1 e dissociatiestap)]. Bij hypochloorzuur (HOCl) is n-m = 0, overeenkomend met een zeer zwak zuur (pk a = 7.5). Men noemt dit de n-m regel. Oefening 1.12 Voorspel welke van de twee zuren het sterkste is. (a) H 2 S en H 2 Se; (b) H 2 SO 4 en H 2 SO 3 ; (c) H 2 SO 4 en H 3 PO 4, (d) H 2 S en HCl, (e) HNO 2 en HNO 3, (f) H 2 SO 3 en HClO 3. Zuren en basen 1.27

28 1.8 Eigenschappen van sterke zuren Sterke zuren zoals HCl, HNO 3 en HClO 4 zijn in water nagenoeg volledig gedissocieerd. De eigenschappen (bvb. de corrosiviteit) van zulke oplossingen wordt dan niet langer bepaald door het type van zuur, maar wordt gedomineerd door de (concentratie) van de hydronium-ionen [H 3 O + ]. Bij eenzelfde concentratie gedragen al deze zuren zich dus hetzelfde. Dit wordt het nivellerend effect ( leveling effect ) van het solvens genoemd. Een andere manier van hetzelfde uit te drukken is dat H 3 O + het sterkste zuur is dat kan voorkomen in water. Wanneer een poging wordt ondernomen om een sterker zuur dan H 3 O + op te lossen in water, zal het onmiddellijk zijn proton(en) overdragen op één of meerdere H 2 O-moleculen en daarbij zelf verdwijnen, met aanmaak van hydronium-ionen. Om toch een onderscheid te kunnen waarnemen tussen de zuursterkte van bvb. HNO 3 en HClO 4 kan overgeschakeld worden op een ander solvens, zoals bvb. methanol. Net zoals water vertoont dit solvens een autoprotolysegedrag en kan het dus protonen van sterkere zuren opnemen: CH 3 OH + H + CH 3 OH 2 + waardoor de dissociatie van salpeterzuur en perchloorzuur als volgt kan geschreven worden: HNO 3 + CH 3 OH NO CH 3 OH 2 + HClO 4 + CH 3 OH ClO CH 3 OH 2 + Experimenteel kan men waarnemen dat in het geval van salpeterzuur in methanol, het evenwicht niet helemaal naar rechts is verschoven, terwijl dit wel Zuren en basen 1.28

29 het geval is voor perchloorzuur. Er kan dus geconcludeerd worden dat in methanol, HClO 4 een sterker zuur is dan HNO 3 ; in water zijn ze echter even sterk. De sterkte van een zuur (en ook de corresponderende pk a -waarde) is dus steeds in een welbepaald solvens te beschouwen. 1.9 Eigenschappen van sterke basen Arrhenius basen. Typische Arrhenius basen bestaan uit een metaalion M waarop één of meerdere OH groepen gebonden zijn (bvb. NaOH, Mg(OH) 2,...). De meeste verbindingen van het type M(OH) n reageren als base, maar niet alle. Terwijl Mg(OH) 2 basische eigenschappen heeft, gedraagt B(OH) 3 zich als een zuur (H 3 BO 3 ). Het geobserveerde gedrag wordt bepaald door de sterkte van de chemische binding(en) M-O. Bij vele metalen is deze binding overwegend van het ionaire type en dus relatief zwak. Het bindend elektronenpaar in de M-O binding is dan overwegend naar het O-atoom verschoven, waardoor de elektronen van de O-H binding naar het H-atoom verschuiven. Het covalent karakter van deze binding wordt hierdoor verhoogd zodat het moeilijker wordt om een proton af te splitsen. In waterig milieu zal dus eerder een hydroxyl-ion worden vrijgesteld bij oplossen van een metaalhydroxide. Naarmate het covalent karakter van de M-O binding toeneemt (zoals in boorzuur tussen de B en O-atomen), zal het bindend elektronenpaar verder naar het metaal worden aangetrokken waardoor de elektronendichtheid op de O-atomen daalt. Hierdoor wordt de O-H binding op zijn beurt meer gepolariseerd en verzwakt ze. Bij oplossen in water zal dan eerder een proton dan een hydroxyl-ion worden afgesplitst, waardoor het zure karakter overweegt Amfotere stoffen. Sommige atoomsoorten M gaan bindingen aan met zuurstof die zich tussen de hierboven aangegeven uitersten bevinden. De overeenkomstige hydroxiden vertonen dan ook een overgangsgedrag. Deze Zuren en basen 1.29

30 amfotere stoffen kunnen zich als base gedragen in sterk zuur milieu en als zuur in sterk basisch midden. Een voorbeeld is loodhydroxide, Pb(OH) 2, dat de volgende reacties kan ondergaan (a) in zuur milieu Pb(OH) 2 Pb OH - (b) in basisch milieu H 2 PbO H 2 O 2 H 3 O + + PbO Basiciteit van Brønsted-Lowry basen. Net zoals bij de zuren kan men zich afvragen welke factoren de basiciteit van een verbinding beïnvloeden. Aangezien bij Brønsted-basen, een vrij elektronenpaar moet beschikbaar zijn om extra protonen te kunnen binden, zal de basiciteit van een verbinding toenemen naarmate dit elektronenpaar meer beschikbaar is hiervoor. NH 3 is bijvoorbeeld een sterkere base dan NF 3 dat bijna geen basisch gedrag vertoont. Hierdoor wordt het evenwicht NF 3 + H 3 O + H-NF H 2 O sterk naar links verschoven, terwijl het in geval van NH 3 + H 3 O + H-NH H 2 O overwegend naar rechts ligt. De oorzaak voor dit verschil is dat de sterk elektronegatieve F-atomen de elektronen-dichtheid op het N-atoom sterk doen verminderen, waardoor het een sterke aantrekkingskracht op zijn eigen vrije elektronenpaar gaan uitoefenen. Aldus is het minder beschikbaar voor het aangaan van een binding met een proton. In NH 3 is het vrije elektronenpaar minder sterk gebonden, waardoor het meer beschikbaar is voor het aangaan van een binding met een proton. Zuren en basen 1.30

31 Verband tussen de sterkte van geconjugeerde zuur/base koppels. Het gedrag van een base kan in het algemeen afgeleid worden uit de eigenschappen van het geconjugeerde zuur. Bij een zwak zuur vertoont de geconjugeerde base een grote neiging om protonen op te nemen (sterke base) en op deze wijze de nietgedissocieerde vorm van het zuur te vormen. Bij een sterk zuur vertoont de geconjugeerde base weinig de neiging om protonen op te nemen en is dus zelf een zwakke base. Het verband tussen de aciditeit/basiciteit van geconjugeerde zuur/base koppels komt op meer kwantitatieve wijze tot uiting wanneer we het verband tussen de aciditeitsconstante K a van een algemeen zuur HA en de basiciteitsconstante van de geconjugeerde base A - beschouwen: Reactie van zuur met water: HA + H 2 O H 3 O + + A - + [H O ][A ] = [HA] 3 Ka Reactie van gec. base met water: A - + H 2 O HA + OH - - [OH ][HA] [A ] K b = - Wanneer we de twee constanten K a en K b met elkaar vermenigvuldigen, dan bekomen we: [H O ][A ] [OH ][HA] [HA] [A ] K ak b = = [H - 3O ][OH ] = K W pk a + pk b = pk w Dit verband tussen K a en K b geeft duidelijk aan dat sterke zuren (met grote waarde voor K a ) geconjugeerde basen hebben met kleine K b, i.e., met beperkte sterkte. Wanneer de K a van een zuur klein is (zoals in het geval van het zwakke zuur hypocloorzuur (HOCl), met K a = 3,5.10-8, pk a = 7,46) dan heeft de geconjugeerde base een basiciteitsconstante die in grootte-orde niet erg afwijkt van de aciditeitsconstante van het zuur (de K b van het OCl - ion is /3, = 2, ; pk b = = 6.54 bij 298 K). Zuren en basen 1.31

32 Oefening 1.13 Gegeven de waarde van K b voor de volgende basen, geef de molecuulformule van de corresponderende geconjugeerde zuren en bereken hun aciditeitsconstante by 25 o C. (a) propylamine, C 3 H 7 NH 2 K b = 5, ; (b) hydroxylamine, NH 2 OH K b = 9, ; (c) aniline, C 6 H 5 NH 2 K b = 4, ; (d) pyridine, C 5 H 5 N K b = 4, Oefening 1.14 Gegeven de waarde van K a voor de volgende zuren, geef de molecuulformule van de corresponderende geconjugeerde basen en bereken hun basiciteitsconstante by 25 o C. (a) fluorzuur, HF K a = 3, ; (b) hypobroomzuur, HOBr K a = 2, ; (c) waterstofsulfide, H 2 S K a = 1, ; (d) koolzuur, H 2 CO 3 K a = 4, ph berekeningen Belang van ph afschattingen en berekeningen. De chemische eigenschappen van allerlei verbindingen, en in het bijzonder van biomoleculen zoals eiwitten, nucleosiden etc. worden sterk bepaald door de ph van het milieu waarin ze zich bevinden. Het is daarom van groot belang om (althans benaderend) de ph van een oplossing van een zuur, een base of een zout te kunnen voorspellen. Om zulke berekeningen volledig correct te kunnen uitvoeren, moet gebruik gemaakt worden van de activiteiten van alle bestanddelen van de oplossing en de corresponderende evenwichtsconstanten. In hetgeen volgt benaderen we de activiteiten steeds door middel van concentraties zodat de berekeningen slechts benaderend juist zijn. Bovendien worden er waar nodig nog bijkomende benaderingen ingevoerd om het rekenwerk te vergemakkelijken Analytische concentratie. Indien we een elektrolyt, zoals een zwak zuur HA, in water oplossen, dan zal een gedeelte ervan dissocieren volgens: HA + H 2 O H 3 O + + A - Zuren en basen 1.32

33 terwijl een gedeelte in de oorspronkelijk, ongedissocieerde vorm, in oplossing blijft voorkomen. Aldus worden bij evenwichtsinstelling twee concentraties [HA] en [A - ] bekomen. De som van de concentraties van alle vormen waarin een elektrolyt voorkomt in oplossing, wordt de analytische concentratie C A van dit bestanddeel genoemd: C A = [HA] + [A - ] Deze concentratie kan men berekenen door het aantal mol elektrolyt te delen door het volume van de oplossing: C n A = V A = aantal mol electrolyt volume oplossing De verdunningswet van Ostwald. De mate waarin een zwak zuur HA dissocieert in water, kunnen we kwantitatief uitdrukken door middel van de dissociatiegraad α: [A ] α = = C A aantal gedissocieerde moleculen A totaal aantal moleculen A Aangezien er per ion A-, er ook een hydronium-ion (H 3 O + ) gevormd wordt, geldt (indien we de autoprotolyse van water kunnen verwaarlozen): + [A ] = [H3O ] = α.c A Hieruit kunnen we ook de concentratie aan ongedissocieerd zuur [HA] berekenen: Zuren en basen 1.33

34 [HA] = (1 α).c A Als we beide bovenstaande vergelijkingen invullen in de uitdrukking voor K a van dit zuur, dan bekomen we: K a + [H3O ][A = [HA] 2 ] α = C 1 α A Deze vergelijking kunnen we herschrijven als een vierkantsvergelijking in de dissociatiegraad α: 2 α C A + K α K a a = 0 met als oplossing K α = a + K 2 a 2C + 4K C A a A 1 C A i.e., een uitdrukking die evenredig is met de inverse van de vierkantswortel uit C A. Hieruit volgt dat bij stijgende analytische concentratie C A, de dissociatiegraad α afneemt. Omgekeerd neemt bij toenemende verdunning (m.a.w. bij dalende C A ) de dissociatiegraad toe. Bij voldoende hoge graad van verdunning zullen alle elektrolyten volledig gedissocieerd zijn. Dit noemt men de verdunningswet van Ostwald, dewelke de dissociatie-hypothese van Arrhenius (zie hoger) bevestigt. Oefening 1.15 Bereken de dissociatiegraad van azijnzuur (K a = 1, ) voor analytische concentraties tussen 0.01 en 1.0 M. Zuren en basen 1.34

35 ph van een sterk zuur. Bij sterke zuren van het type HCl, ligt het dissociatieevenwicht HCl + H 2 O H 3 O + + Cl - volledig naar rechts, d.w.z. de dissociatiegraad benadert 100%. Aldus geldt: [H 3 O + ] = C A zodat we de ph van een dergelijke oplossing kunnen berekenen als ph = -log C A. Oefening 1.16 Bereken de ph van (a) een 0.1 M HNO 3 oplossing, (b) een M HCl oplossing, (c) een 1, M HClO 4 oplossing ph van een sterke base. Voor een sterke base van het type NaOH geldt op analoge wijze dat het dissociatie-evenwicht NaOH Na + + OH - Zuren en basen 1.35

36 volledig naar rechts verschoven is. Dus geldt hier [OH - ] = C A zodat poh = -log([oh - ]) = -log C A Tevens is het zo dat [H 3 O + ][OH - ] = K w ph + poh = pk w zodat we als uitdrukkingen voor [H 3 O + ] en de ph van de oplossing bekomen [H 3 O + ] = K w /[OH - ] = / C A ph = pk w poh = pkw + log C A Oefening 1.17 Bereken de ph van (a) een 0,01 M NaOH oplossing, (b) een 0,2 M KOH oplossing, (c) een 2, M Ca(OH) 2 oplossing. Oefening 1.18 Bereken de ph van de volgende oplossingen. (a) 0.4 M HBr; (b) 3, M KOH; (c) 5,0x10-5 M Ca(OH) 2 ; (d) 1.8 M HClO 4 ; (e) 1.2 M LiOH; (f) 5, M Ba(OH) 2. Oefening 1.19 Welke ph wordt bekomen door (a) oplossen van 4,8 g LiOH in een volume van 250 ml; (b) oplossen van 0,93 g HCl in water tot een volume van 0.40 L oplossing; (c) verdunnen van 50,0 ml van een 0,10 M HCl oplossing tot een volume van 1,00 L; Zuren en basen 1.36

37 (d) vermengen van 100,0 ml van een 2, M HCl oplossing met 400,0 ml van een 1, M HClO 4 oplossing (neem aan dat het mengen geen verandering in totaal volume met zich meebrengt); (e) oplossen van 0,20 g Na 2 O in water tot een volume van 100,0 ml; (f) oplossen van 1,26 g zuiver salpeterzuur (HNO 3 ) in water tot een volume van 0,5 L wordt bekomen; (g) verdunnen van 40,0 ml van 0,075 M Ba(OH) 2 tot een volume van 300,0 ml; (h) het mengen van gelijke volumes van 0,20 M HCl en 0,50 M HNO 3 oplossingen (neem opnieuw aan dat het mengen geen verandering in totaal volume met zich meebrengt) ph van een zwak zuur. In het geval van een zwak zuur, van het type azijnzuur (HAc), ligt het dissocatie-evenwicht HAc + H 2 O H 3 O + + Ac - niet volledig naar rechts, maar is de totale hoeveelheid azijnzuur (C A ) aanwezig zowel in geprotoneerde (HAc) of in ongeprotoneerde form (Ac - ). Indien we de autoprotolyse van water kunnen verwaarlozen, dan wordt samen met de vorming van iedere acetaat-ion, ook een hydronium ion gevormd, zodat [Ac ] = [H O ] = α + 3 C A terwijl ook geldt: [HAc] = (1 α).c A Hierbij is de dissociatiegraad α een onbekende, die afhangt van C A en de ph. Zuren en basen 1.37

38 Invullen van deze betrekkingen in de uitdrukking voor de zuurconstante K a levert op : K a + [H3O ][Ac = [HAc] 2 ] α = C 1 α A hetgeen ook onder de vorm 2 α C A + K α K a a = 0 kan worden geschreven. Uit deze vierkantsvergelijking kan α berekend worden (zie hoger), zodat voor de ph volgt: ph = - log(α C 2 Ka + Ka + 4KaC ) = log 2 A A Oefening 1.20 Bereken de ph en de concentratie van alle bestanddelen in oplossing (i.e., H 3 O +, F -, HF en OH - ) in een 0,050 M HF-oplossing (K a = 3, ) ph van een zeer zwak zuur. Om deze formule verder te vereenvoudigen, kan in het geval van een zeer zwak zuur (bvb. blauwzuur (HCN), met pka = 4, ) worden aangenomen dat de dissociatiegraad α steeds zeer klein is. In dit geval, kunnen we benaderend aannemen dat [HCN] C A, zodat de uitdrukking voor K a kan geschreven worden als: [H O ][CN α C A K a = = [HCN] CA ] 2 α C A Zuren en basen 1.38

39 Hieruit volgt dat [H O + 3 ] = Ka C A en 1 ph = - log( α CA) = log( KaCA ) = 1 2 pk a 2 logc A Oefening 1.21 Een HCN oplossing bevat een analytische concentratie van 0,1 M. Wat is de ph en wat is de CN - -concentratie bij evenwicht? K a = 4, Oefening 1.22 Bereken de ph en alle bestanddelen in oplossing van de volgende azijnzuur (CH 3 COOH) oplossing: (a) 1,00 M; (b) 0,01 M. K a = 1, Oefening 1.23 Een tablet vitamine C (250 mg ascorbinezuur C 6 H 8 O 6 ) wordt opgelost in 250 ml water. Wat is de ph van de oplossing? ph van een zwakke base. Een lijst van zwakke basen is te vinden in Tabel 1.3. Het gaat hier dikwijls om organische verbindingen met amine-functie (-NH 2 ), waarin zich een N-atoom met vrij elektronenpaar bevindt. Een typische protoneringsreactie van een base als methylamine (CH 3 NH 2 ) is als volgt: CH 3 NH 2 + H 2 O CH 3 NH OH - hetgeen we algemeen als B + H 2 O BH + + OH - kunnen schrijven. Zuren en basen 1.39

40 B Aangezien zwakke basen slecht in beperkte mate protonen opnemen, is het nuttig om, in analogie met de dissociategraad α, hier de protoneringsgraad β in te voeren: [BH β = C B + ] aantal geprotoneerde moleculen B = totaal aantal moleculen B waarbij C B de analytische concentratie aan base voorstelt, zodat (indien we opnieuw de autoprotolyse van water verwaarlozen) + [BH ] = [OH ] = β [B] = (1 β).c B C B Substitutie van deze betrekkingen in de uitdrukking voor de basiciteitsconstante van base B levert dan op: K b + [BH ][OH = [B] 2 ] β = C 1 β B hetgeen kan worden herschreven tot 2 β C B + K β K b b = 0 Aan de hand van de positieve wortel van deze vierkantsvergelijking in β kan de poh van de oplossing worden berekend: poh = log(β C 2 Kb + Kb + 4KbC ) = log 2 B zodat voor de ph van een oplossing van een zwakke base volgt: B Zuren en basen 1.40

41 ph = pkw poh = pk w + log( β C B ) = pk w 2 Kb + K b + 4KbC + log 2 B Oefening 1.24 (a) Codeïne (C 18 H 21 NO 3 ), een pijnstiller en anti-hoest middel is een zwakke base met K b = 1, Wat is de ph van een oplossing die 0,0012 M codeïne bevat? (b) Bereken de ph van een verzadigde oplossing van strychnine (rattengif). De oplosbaarheid van strychnine (C 21 H 22 N 2 O 2 ) bedraagt 16 mg/100 ml). K b = 1, ph van een zeer zwakke base. Op volledig analoge wijze als bij de zeer zwakke zuren, kunnen we voor zeer zwakke basen veronderstellen dat de protoneringsgraad zeer laag is (β << 1), m.a.w. dat [B] C B, B zodat we benaderend kunnen schrijven [BH ][OH ] β CB 2 K b = = β C [B] C B B of Zuren en basen 1.41

42 β = K b /C B Uit de resulterende uitdrukking voor [OH - ], volgt dan een meer eenvoudige betrekking voor de poh en de ph van de oplossing: [OH ] = β C B = K b /C B C B = K b C B 1 poh = - log( β CB) = log( KbCB ) = 1 pk 2 b 2 ph = pk 2 - poh pk 1 1 w = w pkb + logc 2 B logc B 1.11 Polyfunctionele zuren en basen De zuurconstanten van fosforzuur. Een aantal anorganische zuren en basen zijn opgebouwd uit een centraal atoom waaraan één of meerdere OH groepen (en/of O-atomen) gebonden zijn. Voorbeelden zijn H 2 SO 4 en Sr(OH) 2. Deze verbindingen kunnen gewoonlijk meer dan één proton of hydroxyl-ion afsplitsen. Men noemt ze polyfunctionele zuren en basen. Een voorbeeld is fosforzuur, H 3 PO 4. Na afsplitsing van één proton, zal de rest van het molecule eenmaal negatief geladen worden. De netto lading zal, via het verschuiven van elektronenwolken, over de gehele molecule worden uitgesmeerd. Hierdoor worden de overblijvende afsplitsbare protonen sterker gebonden. Naast dit fenomeen wordt het afsplitsen van een volgende proton bijkomend bemoeilijkt door het feit dat het positieve deeltje uit een reeds negatief geladen moleculen moet vertrekken, en dus een hoge elektrostatische barrière moet overwinnen. Op deze wijze, verlaagd het zure karakter van deze protonen. Dit komt duidelijk tot uiting in de waarden Zuren en basen 1.42

43 voor de opeenvolgende K a waarden van fosforzuur, welke overeenkomen met de volgende dissociatie-evenwichten: H 3 PO 4 + H 2 O H 2 PO H 3 O + H 2 PO H 2 O HPO 4 = + H 3 O + HPO 4 = + H 2 O PO 4 + H 3 O + K a 1 K a 2 + [H2PO4 ][H3O ] = [H PO ] [HPO = [H = 4 PO 4 ][H O [PO4 3 K a 3 = = [H2PO4 3-4 ][H O ] ] + ] + ] Zoals kan worden afgeleid uit waarden van de aciditeitsconstanten, zal bij oplossing van fosforzuur in water, vooral de 1 e dissociatiestap bijdragen tot de hydronium-ionen concentratie. Gezien het grote verschil in K a -waarden zullen de 2 e en 3 e stappen slechts in zeer geringe mate bijdragen. In zulke situaties is het mogelijk om de ph-berekeningen sterk te vereenvoudigen: er wordt enkel met de 1 e dissociatiestap rekening gehouden en de ph-berekeningswijze wordt volledig analoog aan die van een éénwaardig (zwak) zuur. Een dergelijke benadering is ook van toepassing op andere polyfunctionele zuren, zoals bvb. koolzuur (H 2 CO 3, met K a1 = 4, en K a2 = 5, ), waterstofsulfide (H 2 S, met K a1 = 1, en K a2 1, ) en paraperjoodzuur (H 5 IO 6, met K a1 = 2, en K a2 = 4, ). Oefening 1.25 Bereken de ph en de concentratie van alle bestanddelen in een 0,020 M H 2 CO 3 -oplossing. K a1 = 4, ; K a2 = 5, Oefening 1.26 Bereken de ph en de concentratie van alle bestanddelen in een 0,10 M H 2 SO 3 -oplossing. K a1 = 1, ; K a2 = 6, Oefening 1.27 Bereken de ph en de concentratie van alle bestanddelen in een 0,50 M H 2 SO 4 -oplossing. K a1 >> 1; K a2 = 1, Zuren en basen 1.43

44 De aciditeit van carbonzuren. Carbonzuren zijn een klasse van organische verbindingen die één of meerdere COOH (carboxyl) groepen bevatten. De protonen (gebonden op een zuurstofatoom) in deze carboxyl groepen zijn afsplitsbaar in water, via het evenwicht: R-COOH + H 2 O R-COO - + H 3 O + waarbij R een organische keten van uiteenlopende aard voorstelt. Wanneer we een reeks dicarbonzuren van het type HOOC-(CH 2 ) n -COOH beschouwen, dan merken we dat de aciditeit van deze zure-groepen mee bepaald wordt door naburige carboxyl groepen. n zuur naam pk a1 pk a2 0 HOOC-COOH Oxaalzuur 1,24 5,17 1 HOOC(CH 2 )COOH Malonzuur 2,82 5,96 2 HOOC(CH 2 ) 2 COOH Barnsteenzuur 4,14 5,35 4 HOOC(CH 2 ) 4 COOH Adipinezuur 4,41 5,28 Bij n = 0 (oxaalzuur), waarbij de ioniseerbare groepen zeer dicht bij elkaar liggen, is de aciditeit van het 1 e proton aanmerkelijk groter dan die van het 2 e. Naarmate het C-skelet dat beide carboxyl-groepen verbindt langer wordt, gaat de zuursterkte van beide COOH meer en meer op elkaar lijken. In het geval ph-berekeningen moeten worden uitgevoerd op systemen waarvan de opeenvolgende dissociatiestappen vergelijkbare zuursterkten vertonen, dan is het noodzakelijk om dit zonder verwaarlozingen te doen. De (aanzienlijk) meer complexe berekeningen die hiervoor nodig zijn worden in deze cursus verder niet beschouwd, met uitzondering van het zuur-base gedrag van amfolieten. Zuren en basen 1.44

Zelfs zuiver water geleidt in zeer kleine mate elektrische stroom en dus wijst dit op de aanwezigheid van geladen deeltjes.

Zelfs zuiver water geleidt in zeer kleine mate elektrische stroom en dus wijst dit op de aanwezigheid van geladen deeltjes. Cursus Chemie 4-1 Hoofdstuk 4: CHEMISCH EVENWICHT 1. DE STERKTE VAN ZUREN EN BASEN Als HCl in water opgelost wordt dan bekomen we een oplossing die bijna geen enkele covalente HCl meer bevat. In de reactievergelijking

Nadere informatie

EVENWICHTEN VOOR ZUREN EN BASEN

EVENWICHTEN VOOR ZUREN EN BASEN EVENWICHTEN VOOR ZUREN EN BASEN Een zuur is een chemisch bestanddeel dat waterstofionen afsplitst bij oplossen in water H zuurrest water H zuurrest Een base is een chemisch bestanddeel dat hydroxide-ionen

Nadere informatie

2 H 2 O(vl) H 3 O + (aq) + OH - (aq) Deze evenwichtsreactie wordt meestal eenvoudiger als volgt geschreven:

2 H 2 O(vl) H 3 O + (aq) + OH - (aq) Deze evenwichtsreactie wordt meestal eenvoudiger als volgt geschreven: Zuren en basen 1. Autoionisatie van water Op het eerste gezicht geleidt water de elektrische stroom niet. Bij gebruik van meer gevoelige meetapparatuur blijkt water toch de elektrische stroom te geleiden,

Nadere informatie

5.4 ph van oplossingen van zwakke zuren of zwakke basen

5.4 ph van oplossingen van zwakke zuren of zwakke basen Opmerking: We gaan ervan uit, dat bij het mengen van oplossingen geen volumecontractie optreedt. Bij verdunde oplossingen is die veronderstelling gerechtvaardigd. 5.4 ph van oplossingen van zwakke zuren

Nadere informatie

Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph

Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph 6.1 Herhaling: zure en basische oplossingen Arrhenius definieerde zuren als volgt: zuren zijn polaire covalente verbindingen die bij het oplossen in water H +

Nadere informatie

5 Water, het begrip ph

5 Water, het begrip ph 5 Water, het begrip ph 5.1 Water Waterstofchloride is een sterk zuur, het reageert als volgt met water: HCI(g) + H 2 0(I) Cl (aq) + H 3 O + (aq) z b Hierbij reageert water als base. Ammoniak is een zwakke

Nadere informatie

5 VWO. H8 zuren en basen

5 VWO. H8 zuren en basen 5 VWO H8 zuren en basen Inleiding Opdracht 1, 20 min in tweetallen Nakijken; eventueel vragen stellen 8.2 Zure, neutrale en basische oplossingen 8.2 Zure, neutrale en Indicator (tabel 52A) Zuurgraad 0-14?

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten Samenvatting door een scholier 1087 woorden 22 januari 2009 6 42 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Scheikunde

Nadere informatie

De waterconstante en de ph

De waterconstante en de ph EVENWICHTEN BIJ PROTOLYSEREACTIES De waterconstante en de ph Water is een amfotere stof, dat wil zeggen dat het zowel zure als basische eigenschappen heeft. In zuiver water treedt daarom een reactie van

Nadere informatie

ZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het HAVO. versie mei 2013

ZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het HAVO. versie mei 2013 ZUREN EN BASEN Samenvatting voor het HAVO versie mei 2013 INHOUDSOPGAVE 1. Vooraf 2. Algemeen 3. Zuren 4. Basen 5. Het waterevenwicht 6. Definities ph en poh 7. ph BEREKENINGEN 7.1. Algemeen 7.2. Water

Nadere informatie

Hoofdstuk 12 Zuren en basen

Hoofdstuk 12 Zuren en basen Hoofdstuk 12 Zuren en basen bladzijde 1 Opgave 1 Reactie van de volgende zuren met water: HNO 3 HNO 3 H 2O H 3O NO 3 C 2H 5NH 3 C 2H 5NH 3 H 2O H 3O C 2H 5NH 2 HCN HCN H 2O H 3O CN HClO 4 HClO 4 H 2O H

Nadere informatie

Hoofdstuk 3: Zuren en basen

Hoofdstuk 3: Zuren en basen Hoofdstuk 3: Zuren en basen Scheikunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 2012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken Koolstofchemie

Nadere informatie

ßCalciumChloride oplossing

ßCalciumChloride oplossing Samenvatting door R. 1673 woorden 17 februari 2013 8 1 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Additiereactie Bij een reactie tussen hexeen en broom springt de C=C binding open. Aan het molecuul

Nadere informatie

ZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het VWO. versie mei 2013

ZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het VWO. versie mei 2013 ZUREN EN BASEN Samenvatting voor het VWO versie mei 2013 INHOUDSOPGAVE 1. Vooraf 2. Algemeen 3. Zuren 4. Basen 5. Het waterevenwicht 6. Definities ph en poh 7. ph BEREKENINGEN 7.1. Algemeen 7.2. Water

Nadere informatie

vrijdag 15 juni 2012 15:26:05 Midden-Europese zomertijd H6 Zuren en basen 4havo voorjaar 2012

vrijdag 15 juni 2012 15:26:05 Midden-Europese zomertijd H6 Zuren en basen 4havo voorjaar 2012 H6 Zuren en basen 4havo voorjaar 2012 Toetsing in periode 4! 6 juni! DTM-T zuur/base t/m 6.6! Tabel 6.10,6.13,6.17 en ph-berekeningen (zoals in vragen 14,15,26 en 27)! Toetsweek einde periode! TW441 H1

Nadere informatie

Scheikunde hoofdstuk 8 en 9 VWO 5 SE 2 Hoofdstuk 8

Scheikunde hoofdstuk 8 en 9 VWO 5 SE 2 Hoofdstuk 8 Scheikunde hoofdstuk 8 en 9 VWO 5 SE 2 Hoofdstuk 8 2 Een oplossing kan zuur, basisch of neutraal zijn. Om het verschil in zuurgraad in een getal te kunnen uitdrukken gebruik je de ph. Is de ph < 7 is de

Nadere informatie

Cursus Chemie 3-1. Hoofdstuk 3: Zuren, basen en zouten 1. INLEIDING

Cursus Chemie 3-1. Hoofdstuk 3: Zuren, basen en zouten 1. INLEIDING Cursus Chemie 3-1 Hoofdstuk 3: Zuren, basen en zouten 1. INLEIDING Gedurende de geschiedenis van de scheikunde is er gepoogd om op allerlei manieren een classificatie van de verbindingen op te stellen.

Nadere informatie

Hoofdstuk 6. Zuren en basen. Chemie 5 (2u)

Hoofdstuk 6. Zuren en basen. Chemie 5 (2u) Hoofdstuk 6 Zuren en basen Chemie 5 (2u) Deze slides voor de lesbegeleiding worden ter beschikking gesteld, maar ze zijn te beperkt om als samenvatting van de cursus te kunnen dienen. Dissociatie van ionverbindingen

Nadere informatie

BUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding

BUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding BUFFEROPLOSSINGEN Inleiding Zowel in de analytische chemie als in de biochemie is het van belang de ph van een oplossing te regelen. Denk bijvoorbeeld aan een complexometrische titratie met behulp van

Nadere informatie

7.0 Enkele belangrijke groepen van verbindingen

7.0 Enkele belangrijke groepen van verbindingen 7.0 Enkele belangrijke groepen van verbindingen 7.1 Oxiden Vrijwel alle elementen kunnen, min of meer heftig reageren met zuurstof. De gevormde verbindingen worden oxiden genoemd. In een van de voorafgaande

Nadere informatie

25/02/2017. [H 2 S] = K b,2 [OH ] = 1,

25/02/2017. [H 2 S] = K b,2 [OH ] = 1, 25/02/207 Meerstapshydrolyse van anionen Sommige anionen, afkomstig van meerbasische zuren hydrolyseren in meerdere stappen. De mate waarin elk van die hydrolysestappen doorgaat is afhankelijk van de desbetreffende

Nadere informatie

Hoofdstuk 10: Zuren, Basen en Zuurbase reacties

Hoofdstuk 10: Zuren, Basen en Zuurbase reacties Hoofdstuk 10: Zuren, Basen en Zuurbase reacties 1. Zuren en basen: historische theorieën 1. Theorie van ArrheniusOstwald 2. Zuren en basen in de theorie van BrönstedLowry 3. Zuren en basen in de theorie

Nadere informatie

ZUUR-BASE BUFFERS Samenvatting voor het VWO

ZUUR-BASE BUFFERS Samenvatting voor het VWO ZUUR-BASE BUFFERS Samenvatting voor het VWO versie december 2014 INHOUDSOPGAVE 1. Vooraf 2. Wat is een buffer? 3. Hoe werkt een buffer? 4. Geconjugeerd zuur/base-paar 5. De ph van een buffer De volgende

Nadere informatie

Scheikunde SE2. Hoofdstuk 8

Scheikunde SE2. Hoofdstuk 8 Scheikunde SE2 Hoofdstuk 8 Paragraaf 2 Indicatoren: stoffen waarmee je kunt bepalen of een oplossing zuur of basisch is. Zuur: als een oplossing een ph heeft van minder dan 7. Basisch: als een oplossing

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstukken 8&9: zuren en basen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstukken 8&9: zuren en basen Samenvatting Scheikunde Hoofdstukken 8&9: zuren en basen Samenvatting door een scholier 1810 woorden 4 december 2017 4,8 9 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Scheikunde hoofdstuk 8 Zuren

Nadere informatie

Hoofdstuk 14: Zuur-Base

Hoofdstuk 14: Zuur-Base Hoofdstuk : uur-ase Wat is een zuur? -het bevat H-atomen -het splitst H af bij oplossen in water HO H zelfde energie als covalente binding H-rest H rest H-rest HO HO rest HO permanent Hl H l Sp² hybridisatie

Nadere informatie

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO Gesloten vragen 1. Carolien wil de zuurgraad van een oplossing onderzoeken met twee verschillende zuur-baseindicatoren en neemt hierbij het volgende waar: I de oplossing

Nadere informatie

ANTWOORDEN Herhaling zuren, basen en buffers

ANTWOORDEN Herhaling zuren, basen en buffers ANTWOORDEN Herhaling zuren, basen en buffers 1) Wat geeft de onderstaande afbeelding weer? Je ziet deze deeltjes afgebeeld: het zwakke zuur HA (want veel deeltjes zijn niet geïoniseerd), de zwakke base

Nadere informatie

Mens erger je niet: chemistry edition

Mens erger je niet: chemistry edition Mens erger je niet: chemistry edition Behandelde leerstof: Het spel gaat over het thema: gedrag van stoffen in water. Inhoud: Het spel Mens erger je niet: chemistry edition bevat: - 1 spelbord - 1 dobbelsteen

Nadere informatie

OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen

OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen OPGAVE 1 01 Bereken hoeveel mmol HCOOH is opgelost in 40 ml HCOOH oplossing met ph = 3,60. 02 Bereken ph van 0,300 M NaF oplossing. 03 Bereken hoeveel

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

Chemie (ph) bij het inkuilen Scheikunde klas V41a en V41b door Erik Held

Chemie (ph) bij het inkuilen Scheikunde klas V41a en V41b door Erik Held Chemie (ph) bij het inkuilen Scheikunde klas V41a en V41b door Erik Held Inkuilproces Proces bij het inkuilen: In de kuil ondergaat het gewas een biochemisch proces onder invloed van micro-organismen Een

Nadere informatie

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14 Opgaven zuurgraad (ph) berekenen Met behulp van deze formules dien je berekeningen te kunnen uitvoeren. Deze hoef je niet uit je hoofd te leren, maar je moet ze wel kunnen toepassen. Bij een toets zullen

Nadere informatie

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van woensdag 5 januari 01 tot en met woensdag 1 februari 01 Deze voorronde bestaat uit 4 meerkeuzevragen verdeeld over

Nadere informatie

Je kunt de ph van een oplossing meten met een ph-meter, met universeelindicatorpapier of met behulp van zuur-base-indicatoren.

Je kunt de ph van een oplossing meten met een ph-meter, met universeelindicatorpapier of met behulp van zuur-base-indicatoren. Boekverslag door Merel 797 woorden 22 januari 2017 6.9 14 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Zie de bijlage voor de grafiek en alle tabellen. H8 Zuren en en Basen Chemie Overal 8.2 De

Nadere informatie

10.2. Kwantitatieve aspecten van zuurbase-reacties

10.2. Kwantitatieve aspecten van zuurbase-reacties 10.2. Kwantitatieve aspecten van zuurbase-reacties 1. ph-berekeningen van oplossingen van zuren en basen De zuurgraad ph = weergave van de zuurgraad van een oplossing ( zuurconcentratie) ph = - log a(h

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers.

6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers. 6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers. Opgave I. 1 Je wilt een buffermengsel maken met ph = 4,20. Welke stoffen kun je het beste als uitgangsstoffen nemen? Opgave II. 2 In 1,00 liter water is opgelost

Nadere informatie

Hoofdstuk 6. De ph/zuurgraad is een getal waarin de hoeveelheid zuur of base wordt uitgedrukt. Dit getal ligt meestal tussen de 0 en 14.

Hoofdstuk 6. De ph/zuurgraad is een getal waarin de hoeveelheid zuur of base wordt uitgedrukt. Dit getal ligt meestal tussen de 0 en 14. Samenvatting door W. 879 woorden 15 oktober 2012 5,8 52 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Hoofdstuk 6 2 De PH van een oplossing De ph/zuurgraad is een getal waarin de hoeveelheid zuur

Nadere informatie

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,. PARATE KENNIS CHEMIE 4 e JAAR SCHEMA ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,. MENGSEL bestaat uit meerdere zuivere stoffen, de kooktemperatuur,

Nadere informatie

Oefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11. Opgave 1 [HCO ] [H O ] x x. = 4,5 10 [CO ] 1,00 x 10

Oefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11. Opgave 1 [HCO ] [H O ] x x. = 4,5 10 [CO ] 1,00 x 10 Oefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11 Zuren en basen Opgave 1 1 Ga na of de volgende zuren en basen met elkaar kunnen reageren. Zo ja, geef de reactievergelijking. Zo nee, leg duidelijk uit waarom niet.

Nadere informatie

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden Vraag 1 Welke van volgende formules stemt overeen met magnesiumchloriet? MgCl Mg(ClO 2 ) 2 Mg(ClO 3 ) 2 Mg3(ClO 3 ) 2 Optie A: Hier is wat kennis over het periodiek systeem der elementen

Nadere informatie

Chemisch rekenen, zo doe je dat!

Chemisch rekenen, zo doe je dat! 1 Chemisch rekenen, zo doe je dat! GOE Opmerkingen vooraf: 1. Belangrijke schrijfwijzen: 100 = 10 2 ; 1000 = 10 3, enz. 0,1 = 1/10 = 10-1 ; 0,001 = 1/1000 = 10-3 ; 0,000.000.1 = 10-7, enz. gram/kg = gram

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

Wat zijn anorganische of minerale stoffen? In hoeveel stofklassen zijn de anorganische stoffen in te delen?

Wat zijn anorganische of minerale stoffen? In hoeveel stofklassen zijn de anorganische stoffen in te delen? Wat zijn anorganische of minerale stoffen? A. Deze stoffen komen hoofdzakelijk voor in de niet-levende natuur. In hoeveel stofklassen zijn de anorganische stoffen in te delen? B. 4 Welk van deze stofklassen

Nadere informatie

ZUUR-BASE BUFFERS Samenvatting voor het VWO

ZUUR-BASE BUFFERS Samenvatting voor het VWO ZUUR-BASE BUFFERS Samenvatting voor het VWO versie december 2017 INHOUDSOPGAVE 1. Vooraf 2. Wat is een buffer? 3. Hoe werkt een buffer? 4. Geconjugeerd zuur/base-paar 5. De ph van een buffer De volgende

Nadere informatie

XII. Zuur-base evenwichten

XII. Zuur-base evenwichten 1 XII. Zuur-base evenwihten aiditeitsonstanten: zie bijlage 4 GEEN examenstof: moleulaire strutuur en zuursterkte (p XII-20 t.e.m. XII-26) WEL examenstof: opmerking onderaan op p XII-22 Zuur/basetitratie

Nadere informatie

ph-berekeningen aan tweewaardige zuren

ph-berekeningen aan tweewaardige zuren ph-berekeningen aan tweewaardige zuren Een korte beschouwing over zwavelzuur en oxaalzuur door dr.ir. R.C.M. Jakobs versie 16 december 2017 Dit document is samengesteld ter ondersteuning en verdieping

Nadere informatie

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 april 2018

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 april 2018 l UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 april 2018 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking

Nadere informatie

WATER. Krachten tussen deeltjes. Intramoleculaire en intermoleculaire krachten

WATER. Krachten tussen deeltjes. Intramoleculaire en intermoleculaire krachten WATER Krachten tussen deeltjes Intramoleculaire en intermoleculaire krachten Intramoleculaire en intermoleculaire krachten De atomen in een molecuul blijven samen door intramoleculaire krachten (atoombinding)

Nadere informatie

Verbetering Chemie 1997 juli

Verbetering Chemie 1997 juli www. Verbetering Chemie 1997 juli Vraag 1 Reactievergelijking: Fe 2 O 3 + 2 Al Al 2 O 3 + 2 Fe Molaire massa s: Fe 2 O 3 : ( 2 x 55,9) + (3 x 16,0) = 159,8 g mol -1 Al: 27 g mol -1 Hoeveelheid stof: Fe

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 Samenvatting door W. 1173 woorden 23 juni 2016 6,9 16 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Nova Scheikunde Samenvatting H1 1 t/m 7 1 Atoombouw: Atoom: Opgebouwd uit

Nadere informatie

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl Hoofdstuk 11 Chemische reacties bladzijde 1 Opgave 1 De ionen die in water ontstaan: a NaCl Na Cl - b AgNO 3 Ag - NO 3 c (NH 4) 2SO 4 2 NH 4 SO 4 d KOH K OH - e NiSO 4 Ni 2 SO 4 Opgave 2 Schrijf de volgende

Nadere informatie

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch. Chemie Vraag 1 Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch. Wat is de juiste formule van dit dubbelzout? KAlSO4 KAl(SO4)2 K3Al(SO4)2

Nadere informatie

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch. Chemie Vraag 1 Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch. Wat is de juiste formule van dit dubbelzout? K3AlSO4 K3Al(SO4)2 KAl(SO4)2

Nadere informatie

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019 l UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking

Nadere informatie

Module 4 Zuren en Basen Antwoorden

Module 4 Zuren en Basen Antwoorden 1 ph en indicatoren Opmerking: informatie over zuurbase indicatoren vind je in tabel 52A. 1 Een H + ion is eigenlijk gewoon een proton (zonder elektronenwolk). 2 Er moet een elektron worden verwijderd.

Nadere informatie

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN OPGAVE 1 OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN In een ruimte van 5,00 liter brengt men 9,50 mol HCl(g) en 2,60 mol O 2 (g). Na evenwichtsinstelling is 40,0% van de beginstoffen omgezet en is er Cl 2 (g) en H 2

Nadere informatie

Protolyse van zwakke zuren en basen

Protolyse van zwakke zuren en basen Protolyse van zwakke zuren en basen Zwakke protolyten protolyseren in oplossing slechts gedeeltelijk. Waterstoffluoride bv. is een zwak zuur: HF + H 2 O H 3 O + + F De evenwichtsvoorwaarde is: K = [H 3

Nadere informatie

WATER. Krachten tussen deeltjes

WATER. Krachten tussen deeltjes WATER Krachten tussen deeltjes Krachten tussen deeltjes (1) Atoombinding en molecuulbinding De atomen in een molecuul blijven samen door het gemeenschappelijk gebruik van één of meer elektronenparen (=

Nadere informatie

Hoofdstuk 8. Redoxreacties. Chemie 6 (2u)

Hoofdstuk 8. Redoxreacties. Chemie 6 (2u) Hoofdstuk 8 Redoxreacties Chemie 6 (2u) Deze slides voor de lesbegeleiding worden ter beschikking gesteld, maar ze zijn te beperkt om als samenvatting van de cursus te kunnen dienen. Oxidatie / Reductie

Nadere informatie

Chemie: oefeningen zuren, hydroxiden en zouten

Chemie: oefeningen zuren, hydroxiden en zouten Chemie: oefeningen zuren, hydroxiden en zouten Teken de structuurformule van salpeterigzuur HNO 2 en van salpeterzuur HNO 3 : Doevoor jezelf telkens ook de controles! Controles HNO 2 : - 2x6 e - (2 O)

Nadere informatie

Stoffen, structuur en bindingen

Stoffen, structuur en bindingen Hoofdstuk 1: Stoffen, structuur en bindingen Scheikunde vwo 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 2012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken

Nadere informatie

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie Onderstaand overzicht geeft in grote lijnen weer welke kennis er van je verwacht wordt bij aanvang van een studie bachelor Geografie. Klik op een onderdeel om een meer gedetailleerde inhoud te krijgen

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN MAVO-4 I EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 MAVO-4 Woensdag 8 mei, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Nadere informatie

OEFENOPGAVEN VWO6sk1 TENTAMEN H1-11

OEFENOPGAVEN VWO6sk1 TENTAMEN H1-11 OEFENOPGAVEN VWO6sk1 TENTAMEN H1-11 06-07, HU, oktober 2006 1. POLARITEIT, WATERSTOFBRUGGEN Zie het apart uitgedeelde stencil voor extra theorie (is tentamenstof!) en een oefenopgave. 2. CHEMISCH REKENEN

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Oplossingen van 2018 Arts Geel 29 september 2018 Brenda Casteleyn, PhD Vraag 1 Welke waarden moeten worden toegekend aan x en y in de onderstaande reactievergelijking

Nadere informatie

8 - in een gegeven zuur-base-evenwicht de betrokken deeltjes, op basis van de protonenoverdracht, identificeren als zuur of als base.

8 - in een gegeven zuur-base-evenwicht de betrokken deeltjes, op basis van de protonenoverdracht, identificeren als zuur of als base. Leergebied: base Leerplannen LP Chemie 2e gr KSO GO 7 - Zuren en basen 7.3.4 - basen voorstellen als stoffen die in water OH--ionen vrijmaken; LP Chemie 3e gr KSO GO 8 - in een gegeven zuur-base-evenwicht

Nadere informatie

Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten

Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten 4.1 Deeltjesmassa 4.1.1 Atoommassa De SI-eenheid van massa is het kilogram (kg). De massa van een H-atoom is gelijk aan 1,66 10 27 kg. m(h) = 0,000 000 000 000 000 000

Nadere informatie

In de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor.

In de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor. Chemie Vraag 1 In de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor. Nuclide Nuclidemassa (u) 63 Cu 62,93 65 Cu 64,93 35 Cl 34,97 37 Cl 36,95 Wat is de verhouding

Nadere informatie

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media Hoofstuk 8 Zuren en basen blazije 1 Opgave 1 Reactie van e volgene zuren met water: a HNO 3 HNO 3 + H 2O H 3O + + NO 3 b C 2H 5NH + 3 C 2H 5NH + 3 + H 2O H 3O + + C 2H 5NH 2 c HCN HCN + H 2O H 3O + + CN

Nadere informatie

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1982 EERSTE TIJDVAK uitwerkingen

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1982 EERSTE TIJDVAK uitwerkingen EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1982 EERSTE TIJDVAK uitwerkingen Oxonium 1982-I(I) Opmerking: Het ruimtelijk verloop (zie onder) van de substitutiereactie (S N2) was bij de beantwoording niet noodzakelijk: Uit (methoxyethaan)

Nadere informatie

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 27 november OPGAVE 1 zeven stoffen. Frank Povel

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 27 november OPGAVE 1 zeven stoffen. Frank Povel l UITWERKING CCVS-TENTAMEN 27 november 2018 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2.4, 4, 5.1 t/m 5.3

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2.4, 4, 5.1 t/m 5.3 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2.4, 4, 5.1 t/m 5.3 Samenvatting door een scholier 1619 woorden 9 oktober 2005 7,2 12 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Scheikunde, hoofstuk 1, 2.4,

Nadere informatie

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat? Chemie Vraag 1 Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat? 1 : 1 : 4 2 : 1 : 4 2 : 3 : 12 3 : 2 : 8 Chemie: vraag 1 Chemie Vraag 2 Welke

Nadere informatie

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat? Chemie Vraag 1 Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat? 3 : 2 : 8 2 : 3 : 12 2 : 1 : 4 1 : 1 : 4 Chemie: vraag 1 Chemie Vraag 2 Welke

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

namen formules ionogene stoffen van Als je de negatieve ionen (behalve OH - ) koppelt aan H + - ionen ontstaan verbindingen die men zuren noemt.

namen formules ionogene stoffen van Als je de negatieve ionen (behalve OH - ) koppelt aan H + - ionen ontstaan verbindingen die men zuren noemt. namen en formules van ionogene stoffen CH 3 COO - acetaat afkomstig van azijnzuur (ethaanzuur) C 2 O 4 samengestelde ionen HC 2 O 4 - oxalaat beide afkomstig van oxaalzuur (ethaandizuur) waterstofoxalaat

Nadere informatie

Een reactie blijkt bij verdubbeling van alle concentraties 8 maal zo snel te verlopen. Van welke orde zou deze reactie zijn?

Een reactie blijkt bij verdubbeling van alle concentraties 8 maal zo snel te verlopen. Van welke orde zou deze reactie zijn? Hoofdstuk 19 Reactiesnelheid en evenwicht bladzijde 1 Opgave 1 Voor de volgende reactie: 4 NH 3(g) + 5 O 2(g) 4 NO(g) + 6 H 2O(g) blijkt onder bepaalde omstandigheden: S = 2,5 mol/l s. Hoe groot zijn:

Nadere informatie

13 Evenwichten. Hoofdstuk 13 Evenwichten. 13.1 Omkeerbare reacties. 13.2 Dynamisch evenwicht

13 Evenwichten. Hoofdstuk 13 Evenwichten. 13.1 Omkeerbare reacties. 13.2 Dynamisch evenwicht 13 Evenwichten 13.1 Omkeerbare reacties Hoofdstuk 13 Evenwichten Het is in de praktijk vrijwel onmogelijk om beide reacties tegelijk te laten verlopen. 7 a Roze + n H 2 O Blauw.n H 2 O 3 1 a Schrijf beide

Nadere informatie

H4SK-H7. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/67689

H4SK-H7. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/67689 Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Willem de Zwijgerteam 28 juli 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/67689 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs

Nadere informatie

ph-berekeningen aan tweewaardige zuren

ph-berekeningen aan tweewaardige zuren ph-berekeningen aan tweewaardige zuren Een korte beschouwing over zwavelzuur en oxaalzuur door dr.ir. R.C.M. Jakobs versie januari 2015 Dit document is samengesteld ter ondersteuning en verdieping van

Nadere informatie

Reacties en stroom 1

Reacties en stroom 1 Reacties en stroom 1 Elektronenoverdracht (1) Een bekende reactie is: 2 Na(s) + Cl 2 (g) 2 NaCl(s) (oude notatie: Na + Cl - ) Hierbij is sprake van elektronenoverdracht. Dit kan als volgt worden voorgesteld:

Nadere informatie

Niet-metalen + metalen. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water.

Niet-metalen + metalen. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Niet-metalen + metalen. Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water. H2O. Wat is de structuur van een metaalbinding? Metaalrooster. Geef een

Nadere informatie

MILIEUCHEMIE: OEFENINGEN

MILIEUCHEMIE: OEFENINGEN MILIEUCHEMIE: OEFENINGEN OEFENZITTING 1 1. De reactie tussen calciet (vaste stof; alkalisch) en (gas; zuur) is: Waarvoor bij en totale druk; is de in de atmosfeer die in evenwicht staat met de oplossing,

Nadere informatie

7.4.3 - de ph-schaal van 0 tot 14 in verband brengen met zure, neutrale en basische oplossingen en met de concentratie van H+-ionen en OH--ionen;

7.4.3 - de ph-schaal van 0 tot 14 in verband brengen met zure, neutrale en basische oplossingen en met de concentratie van H+-ionen en OH--ionen; Leergebied: concentratie Leerplannen LP Chemie 2e gr KSO GO 5.5.2 - de massaconcentratie van een oplossing definiëren als het aantal gram opgeloste stof per 100 ml oplossing; de oplosbaarheid van een stof

Nadere informatie

Extra oefenopgaven. Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008

Extra oefenopgaven. Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008 Extra oefenopgaven Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008 1. Geef van de volgende stoffen de chemische formule; geef ook aan tot welke categorie

Nadere informatie

Sk-12 Zuren en basen. Jan Lutgerink ; Dick Naafs. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/45856

Sk-12 Zuren en basen. Jan Lutgerink ; Dick Naafs. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/45856 Auteurs Laatst gewijzigd Licentie Webadres Jan Lutgerink ; Dick Naafs 03 februari 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/45856 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting door een scholier 918 woorden 13 januari 2005 6,3 193 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Hoofdstuk 1 1.2: De bouw van een atoom.

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Chemie: zuren en basen 6/27/2013. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Chemie: zuren en basen 6/27/2013. dr. Brenda Casteleyn Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Chemie: zuren en basen 6/27/2013 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Atheneum van Veurne (http://www.natuurdigitaal.be/geneeskunde/fysica/wiskunde/wiskunde.htm),

Nadere informatie

Het spel: Rad van Fortuin

Het spel: Rad van Fortuin Het spel: Rad van Fortuin Spelregels: - iedereen draait om beurt aan het rad. - als het rad stopt, moeten ze een vraag beantwoorden. Goed antwoord: krijgen ze de punten waar het rad is gestopt en mogen

Nadere informatie

Oplossingen oefeningenreeks 1

Oplossingen oefeningenreeks 1 Oplossingen oefeningenreeks 1 4. Door diffractie van X-stralen in natriumchloride-kristallen stelt men vast dat de eenheidscel van dit zout een kubus is waarvan de ribbe een lengte heeft van 5.64 10-10

Nadere informatie

Wat is elektrische stroom? Geleiden samengestelde stoffen in vaste toestand de elektrische stroom wel of niet?

Wat is elektrische stroom? Geleiden samengestelde stoffen in vaste toestand de elektrische stroom wel of niet? Hoe komt het dat de sporter elektrolyten uit zijn lichaam verliest tijdens het sporten? Wat is elektrische stroom? Wanneer is een stof geleidend voor de stroom? Waarom zijn metalen geleidend in vaste toestand?

Nadere informatie

Prof. dr. J. Yperman Prof. dr. W. Guedens Lic. M. Reynders

Prof. dr. J. Yperman Prof. dr. W. Guedens Lic. M. Reynders Prof. dr. J. Yperman Prof. dr. W. Guedens Lic. M. Reynders 007 Universiteit Hasselt 1 Inhoudsopgave POTENTIOMETRIE... EEN GEUTOMTISEERDE ZUUR-BSE TITRTIE... Doelstellingen... Bepaling van de waarden van

Nadere informatie

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof. 1 Een oplossing van zwavelzuur en een oplossing van bariumhydroxide geladen beide elektriciteit. Wordt bij de zwavelzuuroplossing een oplossing van bariumhydroxide gedruppeld, dan neemt het elektrisch

Nadere informatie

Uitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN 9789077423875, 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 10 Concentratie bladzijde 1

Uitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN 9789077423875, 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 10 Concentratie bladzijde 1 Hoofdstuk 10 Concentratie bladzijde 1 Opgave 1 rekenformule: c(b) = ------- toepassen: n B V opl. Bereken de analytische concentratie (mol/l) in elk van de volgende oplossingen: a 5,00 mol NaCl in 5,00

Nadere informatie

Toets02 Algemene en Anorganische Chemie. 30 oktober 2015 13:00-15:30 uur Holiday Inn Hotel, Leiden

Toets02 Algemene en Anorganische Chemie. 30 oktober 2015 13:00-15:30 uur Holiday Inn Hotel, Leiden Toets02 Algemene en Anorganische Chemie 30 oktober 2015 13:00-15:30 uur Holiday Inn Hotel, Leiden Naam: Studentnummer Universiteit Leiden: Dit is de enige originele versie van jouw tentamen. Het bevat

Nadere informatie

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 5 Argentometrie bladzijde 1

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 5 Argentometrie bladzijde 1 Hoofdstuk 5 Argentometrie bladzijde 1 Opgave 1 Bereken met behulp van het oplosbaarheidsproduct de oplosbaarheid (g/l) in zuiver water bij kamertemperatuur, van: a CuBr K s = 5,2 x 10-9 CuBr Cu + + Br

Nadere informatie

Chemische reacties. Henk Jonker en Tom Sniekers

Chemische reacties. Henk Jonker en Tom Sniekers Chemische reacties Henk Jonker en Tom Sniekers 23 oktober 29 Inleiding Op 3 september hebben wij met u gesproken U heeft aan ons gevraagd om twee problemen op te lossen Het eerste probleem ging over het

Nadere informatie

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt? Chemie Vraag 1 5,0.10-4 mol van een metaalchloride wordt opgelost in water. Er is 60 ml van een 2,5.10-2 mol.l -1 zilvernitraatoplossing nodig om alle chlorideionen neer te slaan onder de vorm van zilverchloride.

Nadere informatie