l BOEK 3 ZITTING Vaststelling van Boek 3 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek ONTWERP VAN WET TITEL 1 Algemene Bepalingen No.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "l BOEK 3 ZITTING Vaststelling van Boek 3 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek ONTWERP VAN WET TITEL 1 Algemene Bepalingen No."

Transcriptie

1 ZITTING l Vaststelling van Boek 3 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek ONTWERP VAN WET No. 2 BOEK 3 VERMOGENSRECHT IN TITEL 1 HETALGEMEEN Algemene Bepalingen AFDELING 1 WIJ JULIANA, PIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDER- LANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAU, ENZ., ENZ., ENZ. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is Boek 3 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek vast te stellen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: Artikel I Boek 3 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld als volgt: Begripsbepalingen Artikel 1. Zaken zijn stoffelijke voorwerpen, die voor bezit vatbaar zijn. Artikel Onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de door hun wortels met de grond verbonden bomen en planten, alsmede de opstallen met hun hulpzaken. 2. Roerend zijn alle zaken, die niet onroerend zijn. Artikel Bestanddeel van een zaak is al wat daarvan volgens verkeersopvatting een wezenlijk onderdeel uitmaakt. 2. Een zaak, die met een hoofdzaak zodanig verbonden is, dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder de hoofdzaak te beschadigen of te breken, is een bijzaak en vormt een bestanddeel van die hoofdzaak. 3. De verkoper van een roerende zaak, die zich bij akte ondanks de levering de eigendom heeft voorbehouden totdat de koopprijs volledig is voldaan, kan, door de akte in de openbare registers te doen inschrijven, voorkomen dat de verkochte zaak vóór de betaling tot een bestanddeel van een bepaalde onroerende zaak wordt gemaakt. Artikel Hulpzaken zijn zaken, die volgens verkeersopvatting bestemd zijn om een bepaalde hoofdzaak duurzaam te dienen zonder daarvan bestanddeel te zijn, en die door hun vorm als zodanig zijn te herkennen. Het laatste vereiste geldt niet voor machinerieën en werktuigen, die bestemd zijn in een voor een bepaald bedrijf ingerichte fabriek of werkplaats ter uitoefening van dat bedrijf te worden gebruikt. 2. Om aan een zaak de bestemming van hulpzaak te kunnen geven, moet men eigenaar van die zaak zijn en tevens eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter van de hoofdzaak. 3. Een zaak houdt op hulpzaak te zijn, wanneer zij ten gevolge van een vervorming of verplaatsing hetzij van haarzelf, hetzij van de hoofdzaak, aan haar bestemming de hoofdzaak te dienen, wordt onttrokken. Artikel Als vermogensrechten worden beschouwd alle rechten, die hetzij afzonderlijk, hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of die strekken om de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen. 2. Vorderingsrechten, die verkregen zijn door de toezegging van een stoffelijk voordeel aan de schuldenaar, gelden als vermogensrechten, ook al strekken zij zelf niet tot de verkrijging van stoffelijk voordeel. Artikel 6. Een afhankelijk recht is een recht, dat aan een ander recht zodanig verbonden is, dat het niet zonder dat andere recht kan bestaan. Artikel 7. Een beperkt recht is een recht, dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het beperkte recht is bezwaard. Artikel 8. Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten. Artikel Natuurlijke vruchten zijn zaken, die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken worden aangemerkt. 2. Burgerlijke vruchten zijn rechten, die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen worden aangemerkt.

2 De afzonderlijke termijnen van een lijfrente gelden als de vruchten van het recht op een lijfrente. 4. Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak door haar afscheiding, een burgerlijke vrucht door haar opeisbaar worden. 5. Het recht op toekomstige vruchten kan los van het goed dat hen voortbrengt, worden overgedragen; ten nadele van latere verkrijgers onder bijzondere titel van het goed werkt deze overdracht eerst nadat is voldaan aan de vereisten, die de wet voor de vestiging van een recht van vruchtgebruik op dat goed stelt, een en ander onverminderd hetgeen omtrent huur en pacht is bepaald. Artikel Registergoederen zijn goederen, voor wier overdracht of vestiging een inschrijving in daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is. 2. Een registerpandrecht wordt niet als een registergoed aangemerkt. Artikel Als algemeenheid van goederen worden erkend de nalatenschap, de huwelijksgemeenschap, de onderneming, het vennootschappelijk vermogen en het door giften voor een bepaald, tijdelijk doel bijeengebracht vermogen. 2. Een algemeenheid van goederen blijft dezelfde, ook al vindt een verandering in haar bestanddelen plaats. Artikel Indien voor het intreden van een rechtsgevolg de goede trouw van een persoon wordt vereist, wordt hij die omtrent de feiten of het recht dwaalt, maar die de feiten of het recht behoorde te kennen, gelijkgesteld met hem, die de feiten of het recht kende. 2. Dij de vaststelling van hetgeen iemand behoorde te kennen, wordt rekening gehouden met de oplettendheid en het onderzoek, die van een normaal persoon in verband met de omstandigheden van het gegeven geval kunnen worden gevergd. AFDELING 2 Openbare registers Artikel Er worden openbare registers gehouden, waarin feiten, die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn, worden ingeschreven. 2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt nader geregeld, welke stukken aan de bewaarder der registers worden ter hand gesteld om een inschrijving te verkrijgen, wat deze stukken moeten inhouden, hoe de registers worden ingericht, hoe daarin de inschrijvingen geschieden, hoe de registers kunnen worden geraadpleegd, en al hetgeen verder tot uitvoering van de wettelijke bepalingen betreffende de registers dient. Artikel Behalve die feiten, waarvan inschrijving krachtens andere wetsbepalingen mogelijk is, kunnen in deze registers de navolgende feiten worden ingeschreven: a. rechtshandelingen, die een verandering in de rechtstoestand van registergoederen brengen of in enig ander opzicht voor die rechtstoestand van belang zijn; b. erfopvolgingen, die registergoederen betreffen; c. vervulling der voorwaarde van ingeschreven voorwaardelijke rechtshandelingen; d. reglementen en andere regelingen, die tussen medegerechtigden in registergoederen zijn vastgesteld; e. voor tenuitvoerlegging vatbare rechterlijke uitspraken, die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn, en de rechtsmiddelen, die daartegen worden aangewend; ƒ. instelling van rechtsvorderingen, die registergoederen betreffen, en indiening van verzoekschriften, die registergoederen betreffen; g. executoriale en gerechtelijke conservatoire maatregelen, die registergoederen betreffen. 2. Huur- en pachtovereenkomsten en andere feiten, die slechts persoonlijke rechten geven of opheffen, kunnen slechts worden ingeschreven, indien een bijzondere wetsbepaling dit toestaat. Artikel Bestaat bij de bewaarder der registers tegen een inschrijving geen bezwaar, dan geschiedt deze onmiddellijk na de aanbieding van de desbetreffende stukken. 2. Aan de aanbieder van de stukken wordt een bewijs van ontvangst ter hand gesteld, dat behalve de aard van de aangeboden stukken de dag en het uur van hun aanbieding vermeldt. Artikel De bewaarder der registers weigert een inschrijving te doen, wanneer de voor een inschrijving nodige stukken niet worden overgelegd, of wanneer de overgelegde stukken niet aan de wettelijke eisen voldoen. Wordt een akte betreffende een onroerend goed ter inschrijving aangeboden, dan weigert hij de inschrijving wanneer het goed niet is aangeduid met kadastrale kenmerken. 2. De president van de rechtbank kan in kort geding op vordering van de belanghebbende bevelen, dat een inschrijving alsnog geschiedt, wanneer hij oordeelt, dat een inschrijving ten onrechte geweigerd is. De uitspraak in kort geding laat de bevoegdheid van de gewone rechter om een inschrijving of de doorhaling van een inschrijving te bevelen, onverkort. Artikel 5. Wanneer een feit in de registers ingeschreven is, kan daarna de geldigheid van de inschrijving niet meer worden betwist op grond, dat de formaliteiten die voor de inschrijving worden vereist, niet zijn in acht genomen. Artikel 6. Het beroep van een verkrijger van een registergoed op goede trouw wordt niet toegelaten, wanneer deze zou voortkomen uit onbekendheid met feilen, die door raadpleging van de registers zouden worden gekend. Artikel 7. Niemand kan een feit, dat hij in de registers had kunnen doen inschrijven, maar dat niet ingeschreven is, tegenwerpen aan derden die daarvan onkundig zijn, en die dit feit ook niet uit andere bij de wet ingestelde openbare registers of uit wettelijk voorgeschreven openbare bekendmakingen hadden kunnen kennen. Artikel 8. Asn derden, die te goeder trouw zijn afgegaan op een feit, dat door een ambtenaar in een authentieke akte met kracht van authenticiteit is vastgesteld en dat op grond van die akte in de registers is ingeschreven, kan niet daarna de onjuistheid van dit feit worden tegengeworpen. Artikel Hij, die beweert enig recht op een registergoed te hebben, kan desgewenst alle belanghebbenden bij openbare oproeping en daarnaast hen, die als rechthebbenden op dat goed ingeschreven staan, bij afzonderlijk exploit dagvaarden, om te horen verklaren dat hem het recht, waarop hij aanspraak maakt, toekomt. Alvorens een zodanige eis toe te wijzen, kan de rechter die maatregelen treffen en die bewijsopdrachten doen, welke hij in het belang van mogelijke nietverschenen rechthebbenden nuttig oordeelt. Een krachtens dit artikel verkregen verklaring wordt niet in de registers ingeschreven, voordat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. 2. De krachtens het voorgaande lid ingeschreven verklaring wordt ten aanzien van niet-verschenen belanghebbenden die niet bij afzonderlijk exploit zijn gedagvaard, vermoed juist te zijn, zolang het tegendeel niet bewezen is. Op de onjuistheid kan echter geen beroep worden gedaan ten nadele van hen die, daarmede onbekend, de verkrijger van het vonnis onder bijzondere titel zijn opgevolgd. Artikel Is een inschrijving van de aanvang af waardeloos, of is zij later waardeloos geworden, dan kan de onmiddellijk belanghebbende van hem, die de inschrijving verkregen heeft, vorderen, dat hij de bewaarder der registers schriftelijk machtigt de inschrijving door te halen. II

3 Wordt deze machtiging niet verleend, dan beveelt de rechter op vordering van de belanghebbende de doorhaling. Het vonnis, dat het bevel bevat, kan niet worden ten uitvoer gelegd voordat het in kracht van gewijsde is gegaan. 3. Wordt ter verkrijging van dit rechterlijk bevel of van een rechterlijke verklaring, dat een ingeschreven recht nimmer bestaan heeft of niet meer bestaat, iemand aan de door hem bij zijn inschrijving gekozen woonplaats gedagvaard, dan zijn daarmee tevens gedagvaard al zijn rechtverkrijgenden, die geen nieuwe inschrijving hebben genomen. Betekening van het daarna verkregen vonnis aan de gekozen woonplaats heeft dezelfde kracht als een betekening in persoon. Artikel De Staat is jegens belanghebbenden aansprakelijk voor de schade die zij lijden, doordat in strijd met de wet een inschrijving is geweigerd of toegestaan. 2. De Staat is eveneens aansprakelijk voor alle verdere vergissingen, verzuimen, vertragingen of onregelmatigheden van zijn ambtenaren, gepleegd bij het bijhouden van de registers, of bij het opmaken of afgeven van afschriften, uittreksels en getuigschriften. 3. Hij is ook aansprakelijk, wanneer iemand buiten zijn schuld door toepassing van een der artikelen 7, 8 of 9 van deze afdeling zijn recht verliest. TITEL 2 Rechtshandelingen 3.2 Artikel Iedere natuurlijke persoon is bekwaam tot het verrichten van rechtshandelingen, voor zover de wet niet het tegendeel bepaalt op grond dat hij minderjarig is of onder curatele is gesteld. 2. Tenzij de wet anders bepaalt, is een eenzijdige rechtshandeling van een onbekwaam persoon nietig, een meerzijdige rechtshandeling vernietigbaar. Artikel Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil, die zich door een verklaring heeft geopenbaard. 2. Heeft iemand, wiens geestvermogens blijvend of tijdelijk zijn gestoord, iets verklaard, dan wordt een met de verklaring overeenstemmende wil geacht te ontbreken, indien de stoornis een redelijke waardering der bij de handeling betrokken belangen belet, of indien de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan; een verklaring wordt vermoed onder invloed van de stoornis te zijn gedaan, wanneer zij de geestelijk gestoorde nadeel heeft berokkend. 3. Gemis aan wil maakt een eenzijdige rechtshandeling nietig, een meerzijdige rechtshandeling vernietigbaar. Artikel Tegen hem, die een verklaring of een gedraging heeft opgevat in de zin, waarin een redelijk oordelend mens haar onder de gegeven omstandigheden mocht opvatten, en voor wie het niet duidelijk kenbaar was, dat een daarmede overeenstemmende wil ontbrak, kan geen beroep op gemis van die wil worden gedaan. Evenmin kan op de onvolledigheid van een verklaring een beroep worden gedaan tegenover hem, die deze onvolledigheid niet kende, noch behoorde te kennen. 2. Het in het vorige lid bepaalde is niet op uiterste wilsbeschikkingen van toepassing. Artikel Tenzij de wet anders bepaalt, kan een verklaring in iedere vorm geschieden, en kan zij in een of meer gedragingen besloten liggen. 2. Een tot een andere persoon gerichte verklaring moet om gevolg te hebben die andere persoon hebben bereikt. Nochtans heeft de verklaring haar gevolg, niettegenstaande de verklaring hem tot wie zij was gericht niet of niet tijdig heeft bereikt, wanneer dit niet of niet tijdig bereiken het gevolg is van diens eigen handeling, van de handeling van personen voor wie hij aansprakelijk is, of van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt. 3. Wanneer een door de afzender daartoe aangewezen persoon of middel een tot een ander gerichte verklaring onjuist heeft overgebracht, geldt het ter kennis van de ontvanger gekomene als de verklaring van de afzender, tenzij de gevolgde wijze van overbrenging door de ontvanger was bepaald. Artikel Tenzij uit de wet of uit de aard van de rechtshandeling het tegendeel voortvloeit, kan een rechtshandeling onder een tijdsbepaling, een voorwaarde of een last worden verricht. 2. De vervulling van een voorwaarde of de niet-vervulling van een last heeft geen terugwerkende kracht. Artikel 6. Tenzij de wet anders bepaalt, zijn rechtshandelingen, die niet in de voorgeschreven vorm zijn verricht, nietig. Artikel Een rechtshandeling, die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde, is nietig. 2. Rechtshandelingen, die in strijd zijn met een dwingende wetsbepaling, zijn nietig. Strekt echter de dwingende wetsbepaling uitsluitend tot bescherming van de belangen van een der partijen bij een meerzijdige rechtshandeling, dan is deze rechtshandeling slechts vernietigbaar.

4 Het in het vorige lid bepaalde heeft geen betrekking op wetsbepalingen, die niet beogen de geldigheid van daarmede strijdige rechtshandelingen aan te tasten. Artikel 8. Is een rechtshandeling nietig wegens haar inhoud, maar bevat zij in zich de bestanddelen van een andere geldige rechtshandeling, dan wordt haar de werking van die andere rechtshandeling toegekend, mits het buiten twijfel is, dat dienovereenkomstig zou zijn verklaard, wanneer met de nietigheid was rekening gehouden. Artikel 9. Betreft een grond van nietigheid slechts een deel van een rechtshandeling, dan blijft deze voor het overige deel in stand, voor zover dit, gelet op inhoud en strekking van de handeling, niet in onverbrekelijk verband met het nietige deel staat. Artikel Een rechtshandeling is vernietigbaar, wanneer zij door bedreiging, door bedrog of door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen. 2. Bedreiging is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door onrechtmatig deze of een derde met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen. De bedreiging moet zodanig zijn, dat een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed. 3. Bedrog is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededelingen, of door het opzettelijk daartoe verzwijgen van feiten die de verzwijger verplicht was mede te delen. Aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, leveren op zichzelf geen bedrog op. 4. Misbruik van omstandigheden leidt tot vernietigbaarheid, wanneer iemand daardoor een ander tot een bepaalde, voor hem nadelige rechtshandeling heeft bewogen. Is de benadeling onevenredig groot en is noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid van de benadeelde bewezen, dan wordt misbruik van omstandigheden vermoed. 5. Tegen een wederpartij of een derde, die geen reden had te veronderstellen, dat een verklaring van een partij dóór bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen, kan geen beroep op deze invloed worden gedaan. Artikel Wanneer een schuldenaar bij het verrichten van een onverplichte rechtshandeling wist of behoorde te weten, dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers het gevolg zou zijn, kan iedere daardoor benadeelde schuldeiser deze rechtshandeling vernietigen, onverschillig of zijn vordering vóór of na de handeling is ontstaan. 2. In geval van benadeling door een meerzijdige rechtshandeling om baat, moet de wetenschap der benadeling ook hebben bestaan bij hen, met wie de schuldenaar de rechtshandeling voltrok, wil een schuldeiser deze kunnen vernietigen. 3. Een schuldeiser, die wegens benadeling tegen een rechtshandeling opkomt, vernietigt deze slechts te zijnen behoeve, en niet verder dan nodig is ter opheffing van de door hem ondervonden benadeling. Artikel 12. Een door dwaling tot stand gekomen rechtshandeling is alleen vernietigbaar in de door de wet genoemde gevallen. Artikel 13. Een vernietigbare rechtshandeling kan hetzij door een buitengerechtelijke verklaring, hetzij door een vonnis worden vernietigd. Artikel Een verklaring die een rechtshandeling vernietigt, wordt door hem in wiens belang de vernietigbaarheid is vastgesteld, gericht tot hen die tot de rechtshandeling als partij hebben medegewerkt, of bij een eenzijdige rechtshandeling tot hen, tot wie de handeling zich richtte; is de handeling niet tot een of meer bepaalde personen gericht, dan wordt de verklaring gedaan aan hen, die onmiddellijk belanghebbenden zijn bij de instandhouding van de rechtshandeling. 2. Indien een rechtshandeling reeds geheel of ten dele is ten uitvoer gelegd, heeft een verklaring slechts dan vernietigende werking, wanneer degenen tot wie zij was gericht, in de vernietiging berusten. Artikel Een vordering tot vernietiging van een rechtshandeling wordt door hem, in wiens belang de vernietigbaarheid is vastgesteld, ingesteld tegen dezelfde persoon of personen, tot wie volgens het vorige artikel de aldaar genoemde verklaring moet worden gericht. 2. Indien de reeds ingetreden gevolgen van een rechtshandeling bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden, kan de rechter aan een vernietiging geheel of ten dele terugwerkende kracht ontzeggen. Artikel 16. De bevoegdheid tot vernietiging van een meerzijdige rechtshandeling op grond van misbruik van omstandigheden vervalt, wanneer de wederpartij tijdig een wijziging in de rechtshandeling voorstelt, die het nadeel op afdoende wijze opheft. Bovendien is de rechter op vordering van een der partijen bevoegd, in plaats van een vernietiging uit te spreken, de inhoud van de rechtshandeling te wijzigen. Artikel De bevoegdheid om in rechte een vernietiging te vorderen, verjaart: a. in geval van onbekwaamheid, één jaar nadat de onbekwaamheid heeft opgehouden of, indien de onbekwame een wettelijke vertegenwoordiger heeft, één jaar nadat de handeling ter kennis van de wettelijke vertegenwoordiger is gekomen; b. in geval van bedreiging of misbruik van omstandigheden, één jaar nadat deze invloed heeft opgehouden te werken; c. in geval van bedrog, dwaling of benadeling, één jaar nadat het bedrog, de dwaling of de benadeling is ontdekt; d. in geval van andere oorzaken van vernietigbaarheid, één jaar nadat de omstandigheid, die de oorzaak van de vernietigbaarheid opleverde, heeft opgehouden te bestaan. 2. Overlijdt hij die de vernietiging kan vragen, voordat de termijn is verstreken, dan eindigt voor de erfgenamen de termijn in geen geval voordat zes maanden na het overlijden van de erflater zijn verstreken. 3. In afwijking van het bovenstaande kan te allen tijde een beroep op de vernietigbaarheid worden gedaan ter afwering van een op de rechtshandeling steunende vordering. Door het vonnis dat dit verweer aanvaardt, wordt de rechtshandeling vernietigd. Artikel De bevoegdheid om een rechtshandeling te vernietigen vervalt, wanneer hij die de vernietiging kan tot stand brengen, haar heeft bevestigd, nadat de in het vorige artikel vermelde termijn een aanvang heeft genomen. 2. Eveneens vervalt de bevoegdheid om de rechtshandeling te vernietigen, wanneer een onmiddellijk belanghebbende, nadat de termijn een aanvang heeft genomen, aan hem die de vernietiging kan tot stand brengen, heeft gevraagd om binnen een redelijke, hem gestelde termijn te kiezen tussen een bevestiging en een vernietiging, en deze binnen die termijn geen keuze heeft gedaan. Artikel 19. Behoeft een rechtshandeling om het beoogde gevolg te hebben goedkeuring of machtiging van een overheidsorgaan of een ander persoon, die geen partij bij de rechtshandeling is, dan kan iedere onmiddellijk belanghebbende aan hen, die partij bij de rechtshandeling zijn geweest, kennis geven dat, bij gebreke van goedkeuring of machtiging binnen een redelijke door de belanghebbende te stellen termijn, de handeling te zijnen aanzien zonder gevolg zal blijven, ook al mocht daarna nog goedkeuring of machtiging volgen.

5 3.2 Artikel 20. Wanneer eerst na het verrichten van een rechtshandeling een voor haar geldigheid gesteld wettelijk vereiste wordt vervuld, maar alle onmiddellijk belanghebbenden, die zich op dit gebrek hadden kunnen beroepen, handelingsbekwaam zijn en in de tussen de handeling en de vervulling van het vereiste liggende tijdruimte de handeling als geldig hebben aangemerkt, is daarmede de handeling bekrachtigd. Artikel 21. Het in deze en de volgende titel bepaalde vindt in het pcrsonen- en familierecht overeenkomstige toepassing voor zover de aard van de rechtshandeling of rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet TITEL 3 Volmacht Artikel 1. Volmacht is een bevoegdheid, die een volmachtgever aan een ander, de gemachtigde, verleent, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten of verklaringen in ontvangst te nemen. Artikel Een volmacht kan uitdrukkelijk of stilzwijgend worden verleend. 2. Een volmacht, aan meerdere personen tezamen verleend, maakt, behoudens afwijkende bepaling, ieder van hen bevoegd de handelingen te verrichten, waartoe zij tezamen gerechtigd zijn. 3. Bij de vaststelling of een volmacht is verleend en waartoe deze zich uitstrekt, kunnen derden zich houden aan hetgeen zij redelijkerwijs op grond van verklaringen of gedragingen van hem, in wiens naam gehandeld wordt, als diens bedoeling mochten aannemen. 4. Wanneer een volmacht op een door wet of gebruik bepaalde wijze is openbaar gemaakt, kan een derde zich niet op onbekendheid met het aldus bekend gemaakte beroepen. Artikel Een volmacht, die niet tot het verrichten van een of meer met name genoemde rechtshandelingen is beperkt, is algemeen of voor een bepaald doel. 2. Een algemene volmacht moet schriftelijk worden verleend en duidelijk doen uitkomen, dat zij bedoeld is voor alle daden, zowel van beheer als van beschikking, die niet uitdrukkelijk zijn uitgezonderd. De enkele verklaring dat de volmacht algemeen is, is daartoe niet voldoende. 3. Een mondelinge algemene volmacht is niet verder geldig dan tot daden van beheer. 4. Een volmacht, die voor een bepaald doel is gegeven, strekt zich uit tot alle daden van beheer en beschikking, die dienstig kunnen zijn ter bereiking van dat doel. Artikel De omstandigheid, dat iemand onbekwaam is om voor zichzelf rechtshandelingen te verrichten, maakt hem niet onbekwaam voor een ander als gemachtigde op te treden. 2. Wanneer een volmacht door een onbekwaam persoon is verleend, is een krachtens die volmacht door de gemachtigde verrichte handeling op gelijke wijze geldig, nietig of vernietigbaar, alsof zij door de onbekwame zelf was verricht. Artikel 5. Een gemachtigde kan zonder toestemming van de volmachtgever slechts in de drie navolgende gevallen een ander in zijn plaats stellen: a. indien de bevoegdheid tot indeplaatsstelling uit de aard der te verrichten handeling noodzakelijk voortvloeit, of in overeenstemming is met het toepasselijke gebruik; b. indien een handeling in het belang van de volmachtgever zonder uitstel moet worden verricht, en de gemachtigde daartoe niet in staat is; c. wanneer aan de gemachtigde het beheer is opgedragen van goederen, die buiten Nederland zijn gelegen. Artikel Een door een gemachtigde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid in naam van de volmachtgever verrichte handeling heeft dezelfde gevolgen, alsof die handeling door de volmachtgever was verricht. 2. Voor zover het al of niet aanwezig zijn van een wil of van wilsgebreken, alsmede kennis of onkunde van feiten van belang zijn voor de geldigheid of de gevolgen van een door een gemachtigde verrichte rechtshandeling, komen daarvoor de gemachtigde, de volmachtgever of beiden in aanmerking, al naar gelang het aandeel dat ieder van hen heeft gehad in de totstandkoming van de rechtshandeling en in de bepaling van haar inhoud. Artikel Wanneer een gemachtigde een overeenkomüi in naam van een ander heeft aangegaan, wiens naam hij zich

6 heeft voorbehouden later aan degene met wie hij heeft gehan* deld, bekend te maken, moet hij die naam noemen binnen de gebruikelijke termijn of, bij gebreke van een gebruik dienaangaande, binnen een redelijke termijn. 2. Wanneer de gemachtigde de naam van de volmachtgever niet tijdig heeft bekend gemaakt, wordt hij geacht de overeenkomst voor zichzelf te hebben aangegaan. Artikel 8, 1. Wanneer iemand onbevoegd in naam van een ander heeft gehandeld, kan laatstgenoemde de handeling bekrachtigen en haar daardoor hetzelfde gevolg verschaffen alsof zij bevoegd in zijn naam was verricht. De bevoegdheid tot bekrachtiging gaat over op de rechtverkrijgenden onder algemene titel. 2. Wanneer voor het verlenen van een volmacht tot een rechtshandeling een bepaalde vorm is voorgeschreven, moet de bekrachtiging van die handeling in dezelfde vorm geschieden. 3. Een bekrachtiging heeft geen gevolg, indien op het tijdstip dat zij geschiedt de handeling niet meer geldig kan worden verricht, of een onmiddellijk belanghebbende reeds heeft te kennen gegeven, dat hij de handeling wegens het ontbreken van volmacht als ongeldig beschouwt. 4. Een onmiddellijk belanghebbende kan ook degene, in wiens naam gehandeld is, een redelijke termijn voor bekrachtiging stellen. Hij behoeft niet met een gedeeltelijke of voorwaardelijke bekrachtiging genoegen te nemen. 5. Rechten door de volmachtgever vóór de bekrachtiging aan derden verleend, blijven gehandhaafd. Artikel 9. Hij die namens een ander handelt, staat jegens derden er voor in, d^t hij bevoegd is die ander te vertegenwoordigen, tenzij de derden wisten of behoorden te weten, dat een volmacht ontbrak of dat de bestaande volmacht onvoldoende was. Geen verplichting tot schadevergoeding bestaat jegens een derde, die door de gemachtigde met de inhoud van de volmacht volledig in kennis was gesteld. Artikel Indien een gemachtigde in naam van een volmachtgever een verklaring tot een derde richt, kan deze aan de gemachtigde vragen dat hem de akte, waarbij de volmacht is verleend, wordt overgelegd of, in geval de volmacht mondeling is gegeven, dat de volmachtgever hem de volmacht bevestigt. Bij gebreke van een tijdige overlegging of bevestiging kan de verklaring niet tegen de derde worden ingeroepen. 2. Overlegging of bevestiging van de volmacht kan niet worden gevraagd, indien deze behoorlijk is openbaar gemaakt, indien zij voortvloeit uit een aanstelling waarmede de derde bekend was, of indien de derde de persoon, die de verklaring tot hem heeft gericht, reeds vroeger heeft erkend als door de volmachtgever tot de verklaring te zijn gemachtigd. Artikel 13. Een bepaling in een volmacht, volgens welke deze niet op een in artikel 11 van deze titel aangegeven wijze zou eindigen, is slechts geldig, voor zover de bepaling inhoudt dat de volmacht niet door de dood van de volmachtgever eindigt, of verband houdt met een krachtens de zesde titel van dit Boek aan de gemachtigde opgedragen bewind. Artikel Is een schriftelijk verleende volmacht geeindigd, doch geeft de gemachtigde desniettemin de akte niet terug, dan kan de volmachtgever de akte bij vonnis waardeloos laten verklaren. 2. Het in kracht van gewijsde gegane vonnis werkt tegen derden slechts nadat het op de in het vonnis aan te geven wijze is openbaar gemaakt. Artikel 15. Was een derde met wie de gemachtigde handelde, op het ogenblik der handeling onbekend met de dood van de volmachtgever, dan worden de erfgenamen en die derde door de handeling gebonden, alsof de volmachtgever nog in leven was. Artikel Een herroeping of opzegging heeft tegenover derden geen gevolg dan van het ogenblik, dat zij daarvan kennis dragen. 2. Nochtans heeft een herroeping of opzegging tegen derden, die daarvan geen kennis dragen, gevolg: a. indien de derde van de volmacht op geen andere wijze heeft kennis gekregen dan door een enkele verklaring van de gemachtigde; b. indien de akte, waarbij de volmacht is verleend, aan de volmachtgever is teruggegeven of bij behoorlijk openbaar gemaakt vonnis is waardeloos verklaard; c. indien een volmacht door bekendmakingen of door haar opneming in openbare registers ter kennis van derden is gekomen en de herroeping of opzegging op dezelfde wijze is geschied; d. indien een volmacht uit een aanstelling of een tewerkstelling voortvloeit en deze aanstelling of tewerkstelling op voor derden kenbare wijze is beëindigd. 3. In de gevallen hierboven onder a d opgenomen, is de gemachtigde, die voortgaat op naam van de volmachtgever te handelen, jegens derden die de herroeping of opzegging niet gekend hebben, tot schadevergoeding gehouden. Artikel 11. Een volmacht eindigt door: a. de dood, de ondercuratelestelling of het faillissement van de volmachtgever. Het hier bepaalde vindt geen toepassing wanneer de volmacht in een onderneming is verleend, en deze onderneming ondanks de dood, de ondercuratelestelling of het faillissement van de ondernemer wordt voortgezet; b. de dood, de ondercuratelestelling of het faillissement van de gemachtigde; c. de herroeping door de volmachtgever; d. de opzegging door de gemachtigde. Artikel 12. Niettegenstaande de dood, de curatele of het faillissement van de volmachtgever blijft de gemachtigde bevoegd om die handelingen namens de volmachtgever of diens rechtverkrijgenden te verrichten, die zonder nadeel voor de volmachtgever of diens rechtverkrijgenden niet kunnen worden uitgesteld. Hetzelfde geldt, indien de gemachtigde de volmacht door opzegging doet eindigen. II

7 TITEL 4 Verkrijging en verlies van goederen AFDELING 1 Algemene bepalingen Artikel Men kan goederen onder algemene en onder bijzondere titel verkrijgen. 2. Men verkrijgt goederen onder algemene titel door erfopvolging, door boedelmenging en door opvolging in het vermogen van een rechtspersoon die heeft opgehouden te bestaan. 3. Men verkrijgt goederen onder bijzondere titel door overdracht, verjaring en onteigening, en voorts door de overige in de wet voor iedere soort aangegeven wijzen van rechtsverkrijging. 4. Men verliest goederen op de voor iedere soort in de wet aangegeven wijzen. Artikel Hij, aan wie een zelfstandig en overdraagbaar recht toekomt, kan binnen de grenzen van dat recht de in de wet genoemde beperkte rechten vestigen. 2. Beperkte rechten gaan te niet door: a. het te niet gaan van het recht, waaruit het beperkte recht is afgeleid; b. verloop van de tijd waarvoor, of de vervulling van de ontbindende voorwaarde waaronder het beperkte recht is gevestigd; c. afstand; d. vermenging; en voorts door de overige in de wet voor iedere soort aangegeven wijzen van tenietgaan. 3. Afstand en vermenging werken niet ten nadele van hen die op het tenietgegane beperkte recht op hun beurt een beperkt recht hebben. AFDELING 2 Overdracht van goederen en afstand van beperkte rechten artikel Alle zakelijke rechten en vorderingsrechten ^jn overdraagbaar, tenzij de wet of de aard van het recht zich tegen een overdracht verzet. 2. De overdraagbaarheid van vorderingsrechten kan ook door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar worden uitgesloten. 3. Alle andere rechten zijn slechts overdraagbaar, wanneer de wet dit bepaalt. Artikel Voor overdracht van een goed wordt vereist een levering krachtens geldige titel, verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken. 2. Bij de titel moet het goed met voldoende bepaaldheid omschreven zijn. 3. Een rechtshandeling, die de overdracht van een recht tot zekerheid van een schuld of tot uitoefening van het over te dragen recht in het belang van de vervreemder of van een derde ten doel heeft, is geen geldige titel van overdracht van dat recht. 4. Wordt ter uitvoering van een voorwaardelijke verbintenis geleverd, dan wordt slechts een recht verkregen, dat aan dezelfde voorwaarde als die verbintenis is onderworpen. Artikel 3a. 1. Ondanks onbevoegdheid van de vervreemder is een overdracht van een roerende zaak die niet een registergocd is, of van een recht aan toonder of order geldig, indien de overdracht om baat geschiedt en de verkrijger te goeder trouw is. Beperkte rechten die de verkrijger niet kende noch behoefde te kennen, vervallen. 2. Wanneer de rechthebbende zonder goedvinden of onachtzaamheid van hemzelf en, voor het geval een ander het goed voor hem hield, ook zonder goedvinden of onachtzaamheid van die ander, het bezit van het goed heeft verloren, lijdt het in het vorige lid bepaalde uitzondering, tenzij de rechthebbende drie jaren na het bezitsverlies nog niet afgifte van het goed heeft gevorderd. Hij die het goed te goeder trouw op een markt heeft gekocht, kan afgifte weigeren, zolang hem niet, ter keuze van de rechthebbende, de betaalde koopprijs of de schade die hij door de afgifte lijdt, wordt vergoed; zijn rechtsopvolger onder bijzondere titel kan afgifte weigeren, zolang hem niet de schade die hij daardoor lijdt, wordt vergoed. 3. Degene die tengevolge van het in de eerste zin van het eerste lid bepaalde zijn recht heeft verloren, kan binnen drie jaren nadien overdracht van het goed vorderen van hem aan wie het toebehoort, tegen vergoeding van de schade die deze door teruggave van het goed lijdt. Hij aan wie het goed toebehoort, is bevoegd een redelijke termijn te stellen voor het vorderen van teruggave. Artikel 3b. 1. Ondanks onbevoegdheid van de vervreemder is een overdracht van een registergoed, van een recht op naam of van een ander niet in het vorige artikel genoemd goed geldig, indien de overdracht om baat geschiedt, de verkrijger te goeder trouw is en de onbevoegdheid voortvloeit uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht, welke niet het gevolg was van onbevoegdheid van de toenmalige vervreemder. 2. Degene die tengevolge van het in het vorige lid bepaalde zijn recht heeft verloren, kan binnen vijf jaren nadien overdracht van het goed vorderen van hem aan wie het toebehoort, tegen vergoeding van de schade die deze door teruggave van het goed lijdt. Hij aan wie het goed toebehoort, is bevoegd een redelijke termijn te stellen voor het vorderen van teruggave. Artikel Eigendom en andere zakelijke rechten op onroerende zaken worden geleverd door een daartoe bestemde, tussen partijen opgemaakte notariële akte, gevolgd door haar inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers. Zowel de verkrijger als de vervreemder kan de akte doen inschrijven. 2. Met een onderhandse akte in plaats van een notariële kan worden volstaan, indien partij bij de akte is de Staat of een provincie. Eveneens kan met een onderhandse akte in plaats van een notariële worden volstaan, indien partij bij de akte is een ander publiekrechtelijk lichaam dan wel een rechtspersoon, die uitsluitend of mede is opgericht door een publiekrechtelijk lichaam, mits het lichaam of de rechtspersoon is aangewezen door Onze Minister van Justitie. Deze houdt daarbij rekening met het belang van het rechtsverkeer. Uit hoofde van dat belang kan hij bij de aanwijzing voorwaarden en beperkingen stellen alsmede de aanwijzing schorsen of intrekken. Aanwijzingen, daarbij gestelde voorwaarden en beperkingen, alsmede schorsingen en intrekkingen worden bekend gemaakt in de Nederlandse Staatscourant. 3. Is van de titel van overdracht een akte opgemaakt, dan wordt deze als de tot de levering bestemde akte aangemerkt, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Wordt een zakelijk recht op onroerende zaken bij een zelfstandige, naast de titel staande akte geleverd, dan moet die akte nauwkeurig de titel van overdracht vermelden; bijkomstige bedingen uit de titel, die niet de overdracht betreffen, kunnen in de akte van levering worden weggelaten. 4. Treedt bij een akte van levering iemand als gemachtigde van een der partijen op, dan moet in de akte de volmacht nauwkeurig worden vermeld. 5. Het in dit artikel bepaalde vindt overeenkomstige toepassing op de levering van andere registergoederen. Artikel Eigendom van roerende zaken wordt geleverd door aan de verkrijger het bezit der zaak te verschaffen. 2. Blijft echter een geleverde roerende zaak na de levering in handen van de vervreemder, dan kan tegenover een derde, die een ouder recht op die zaak heeft, en tegenover een schuld-

8 eiser van de vervreemder geen beroep op de levering worden gedaan. Deze bepaling lijdt uitzondering, wanneer naar buiten van de levering blijkt, wanneer de vervreemder zijn bedrijf er van maakt zaken van gelijke soort als de geleverde voor derden te houden, of wanneer aan de rechthebbende of de schuldeiser de levering is betekend of deze uit anderen hoofde daarvan kennis draagt. Een schuldeiser kan de bepaling evenmin inroepen, wanneer de verkrijger hem andere goederen van de vervreemder aanwijst, die voldoende zijn om daarop zijn vordering te verhalen. 3. Het in dit artikel bepaalde vindt overeenkomstige toepassing op de levering van de mede-eigendom van roerende zaken en van beperkte zakelijke rechten op die zaken. Artikel 6. Levering van een recht aan toonder, waarvan het toonderpapier in het bezit van de vervreemder is, geschiedt door levering van dit papier op de wijze als in het vorige artikel is bepaald. Voor levering van een recht aan order is, behalve levering van het orderpapier, een endossement vereist. Artikel Buiten de in de drie vorige artikelen geregelde gevallen worden goederen bij akte geleverd. 2. Voor de overdracht van een tegen een bepaalde persoon uit te oefenen recht is bovendien vereist, dat de vervreemder of de verkrijger die persoon van de levering in kennis heeft gesteld, of aan hem de levering heeft doen betekenen. De betrokken persoon kan vorderen, dat hem een door de vervreemder gewaarmerkt afschrift van de akte van levering en haar titel wordt ter hand gesteld. 3. Bedingen die voor de personen, tegen wie het recht wordt uitgeoefend, van geen belang zijn, behoeven in het afschrift niet te worden opgenomen. Is van een titel geen akte opgemaakt, dan moet hem de inhoud, voor zover deze voor hem van belang is, worden medegedeeld. Artikel 8. Bestanddelen en hulpzaken volgen bij een overdracht de hoofdzaak, afhankelijke rechten het recht, waaraan zij verbonden zijn. Artikel Voor de levering van een algemeenheid van goederen wordt een akte vereist. 2. De afzonderlijke tot de algemeenheid behorende goederen gaan niet op de verkrijger der algemeenheid over, zolang zij niet op de voor ieder van die goederen bepaalde wijze zijn geleverd. 3. De omstandigheid, dat enige onderdelen der algemeenheid van goederen niet zijn geleverd, belet de overgang der algemeenheid niet, mits slechts haar hoofdbestanddelen zijn geleverd. 2. Ten aanzien van het bezit van registergoederen bestaat geen goede trouw zonder inschrijving van een aan dat bezit beantwoordende titel van rechtsverkrijging in de daartoe bestemde openbare registers. Artikel 2. Hij die een algemeenheid van goederen in bezit heeft genomen, kan die algemeenheid en de daartoe behorende goederen niet eerder door verjaring ten nadele van de rechthebbende verkrijgen dan nadat diens vordering tot opeising van die algemeenheid is verjaard. Artikel 3. Een verjaring begint te lopen te middernacht na de aanvang van het bezit. Artikel Hij die een ander onder algemene titel in het bezit opvolgt, zet een lopende verjaring voort. 2. Hetzelfde doet hij die te goeder trouw het bezit van een ander onder bijzondere titel verkrijgt. Artikel 5. Wanneer de verjaring der rechtsvordering tot opeising van een goed tegen de bezitter wordt gestuit of verlengd, wordt daarmede tevens de verkrijgende verjaring gestuit of verlengd. Artikel 6. Onvrijwillig bezitsverlies onderbreekt de loop der verjaring niet, mits het goed binnen het jaar wordt terugverkregen of een binnen het jaar ingestelde rechtsvordering tot terugverkrijging van het goed leidt. Artikel Afstand van verjaring geschiedt uitdrukkelijk of stilzwijgend. Een eenzijdige verklaring is daartoe voldoende. 2. Voordat een verjaring voltooid is, kan geen afstand van verjaring worden gedaan. Artikel Hij die een goed bezit op het tijdstip, dat de vordering van de rechthebbende tot de opvordering van dat goed verjaart, verkrijgt dat goed, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw. 2. Heeft iemand vóór de voltooiing van deze verjaring het bezit van een goed onvrijwillig verloren, maar na de voltooiing dat goed door een bezitsvordering terugverkregen, dan wordt deze persoon als de bezitter op het in het vorige lid aangegeven tijdstip aangemerkt. Artikel 10. Toekomstige goederen kunnen bij voorbaat worden geleverd, tenzij het verboden is deze tot onderwerp van een overeenkomst te maken of het registergoederen zijn..artikel Tenzij de wet anders bepaalt, vindt al hetgeen in deze afdeling omtrent de overdracht van rechten is bepaald, overeenkomstige toepassing op de vestiging en de afstand van beperkte rechten. 2. Nochtans kan in geval van een afstand, die uit hoofde van de aan het beperkte recht verbonden lasten geschiedt, de afstand door een eenzijdige in plaats van een tweezijdige verklaring geschieden. AFDELING 3 Verkrijging door verjaring Artikel Rechten op roerende zaken en rechten aan toonder worden door een bezitter te goeder trouw verkregen door een onafgebroken bezit van drie jaar, andere goederen door een onafgebroken bezit van tien jaar. Goede trouw wordt alleen bij de aanvang van het bezit vereist.

9 TITEL 5 Bezit Artikel Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. 2. Bezit is onmiddellijk, wanneer iemand voor zichzelf een goed zonder tussenpersoon houdt. 3. Bezit is middellijk, wanneer iemand bezit door middel van een ander, die het goed voor hem houdt. Artikel 2. Of iemand een goed houdt en of hij dit voor zichzelf of voor een ander doet, wordt op grond van uiterlijke feiten naar verkeersopvatting beoordeeld. Bij deze beoordeling worden de navolgende regels in acht genomen. Artikel 3. Een houder wordt vermoed voor zichzelf te houden. Artikel 4. Bestaat tussen twee personen een rechtsverhouding, die de strekking heeft dat hetgeen de ene op bepaalde wijze zal verkrijgen, door hem voor de ander zal wordan gehouden, dan houdt de ene het daarna aldus door hem verkregene voor de ander. Artikel 5. Wanneer men heeft aangevangen krachtens een rechtsverhouding voor een ander te houden, gaat men daarmede onder dezelfde titel voort, zolang niet blijkt, dat hierin verandering is gebracht, hetzij ten gevolge van een handeling van hem voor wie men houdt, hetzij ten gevolge van een tegenspraak van diens recht. Artikel 6. Bezit wordt verkregen door inbezitneming, door overdracht of door opvolging onder algemene titel. Artikel Men neemt een goed in bezit door zich daarover de feitelijke macht te verschaffen. 2. Wanneer een goed in het bezit van een ander is, zijn enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen voor een inbezitneming onvoldoende. Artikel 8. Een bezitter draagt zijn bezit over door de verkrijger in staat te stellen die macht uit te oefenen, die hij zelf over het goed kon uitoefenen. Artikel 9. Uitsluitend door een tweezijdige verklaring zonder feitelijke handeling wordt het bezit van een zaak overgedragen: a. wanneer de vervreemder de zaak bezit en hij haar krachtens een bij de levering gemaakt beding voortaan voor de verkrijger houdt; b. wanneer de verkrijger houder van de zaak voor de vervreemder was; c. wanneer een derde voor de vervreemder de zaak hield, en haar na de overdracht voor de ontvanger houdt. In dit geval gaat het bezit niet over voordat de derde de overdracht heeft erkend, dan wel de vervreemder of de verkrijger de overdracht aan hem heeft doen betekenen of hem daarvan in kennis heeft gesteld. Artikel 10. Hij die onder een algemene titel een ander opvolgt, volgt daarmede die ander op in diens bezit en houderschap van de tot de algemeenheid behorende goederen, met alle hoedanigheden en gebreken van dat bezit of houderschap. Artikel Een bezitter van een goed verliest het bezit, wanneer hij het goed kennelijk prijsgeeft, of wanneer een ander het bezit van het goed verkrijgt. 2. Zolang niet een der in het vorige lid genoemde gronden van bezitsverlies zich heeft voorgedaan, duurt een aangevangen bezit voort. Artikel Een bezitter is te goeder trouw, wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijze als zodanig mocht beschouwen. 2. Wie eenmaal het bezit te goeder trouw heeft verkregen, blijft bezitter te goeder trouw, ook al zou hij later ontdekken dat hij niet de rechthebbende is. 3. Bij het ontbreken van goede trouw is een bezitter te kwader trouw. 4. Goede trouw wordt vermoed aanwezig te zijn; kwade trouw moet worden bewezen. Artikel 13. De bezitter van een goed wordt vermoed rechthebbende te zijn. Artikel Een bezitter te goeder trouw heeft recht op de afgescheiden natuurlijke en de opeisbaar geworden burgerlijke vruchten van het goed. 2. De rechthebbende op een goed, die dit opvordert van een bezitter te goeder trouw of die het van deze heeft terug ontvangen, is verplicht de tot behoud of ten nutte van het goed gemaakte kosten aan hem te vergoeden, voor zover de bezitter niet door de vruchten en de overige voordelen, die hij van het goed heeft genoten, voor die kosten is schadeloos gesteld. Andere ten behoeve van het goed gemaakte kosten worden slechts vergoed, voor zover de rechthebbende zonder die vergoeding ongerechtvaardigd zou worden verrijkt. 3. Zolang een bezitter te goeder trouw de hem verschuu digde vergoeding niet heeft ontvangen, is hij gerechtigd in het bezit van het goed te blijven. 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt hij, die meent en mocht menen dat hij het bezit rechtmatig heeft verkregen, als bezitter te goeder trouw aangemerkt, ook al weet hij, dat de handelingen, die voor de levering van het recht nodig zijn, niet hebben plaats gevonden. Artikel Een bezitter te kwader trouw is jegens de rechthebbende, behalve tot afgifte van het goed en de afgescheiden natuurlijke en de opeisbaar geworden burgerlijke vruchten, tot volledige schadevergoeding gehouden. 2. Hij heeft tegen de rechthebbende alleen een vordering tot vergoeding van de kosten, die hij ten behoeve van het goed of tot inning van vruchten heeft gemaakt, voor zover zonder die vergoeding de rechthebbende ongerechtvaardigd zou worden verrijkt. In plaats van een vergoeding voor een verbetering van een goed te betalen, kan de rechthebbende, indien dit nog mogelijk is, vorderen dat de bezitter te kwader trouw de verbetering op eigen kosten wegneemt. 3. Het in dit artikel omtrent de kosten en vruchten bepaalde is ook op de bezitter te goeder trouw van toepassing van het tijdstip, waarop hij ontdekt dat hij niet tot het bezit gerechtigd is, of waarop hij door de rechthebbende tot afgifte van het goed is aangemaand. Artikel 16. Wanneer iemand een goed voor een ander houdt en dit door een derde als rechthebbende van hem wordt opgeëist, vindt hetgeen in de twee voorgaande artikelen omtrent de bezitter is bepaald, te zijnen aanzien toepassing met inachtneming van de rechtsverhouding, waarin hij tot die ander stond. Artikel Hij die het bezit van een goed heeft verkregen, kan op grond van een daarna ingetreden bezitsverlies of bezitsstoornis tegen derden dezelfde rechtsvorderingen instellen tot terugverkrijging van het goed en tot opheffing van de stoornis, die de rechthebbende op het goed toekomen. Nochtans moeten deze rechtsvorderingen binnen het jaar na het verlies of de stoornis worden ingesteld. 2. De vordering wordt afgewezen, indien de gedaagde een beter recht dan de eiser tot het houden van het goed of tot het verrichten van de storende handeling heeft, tenzij de gedaagde met geweld of op heimelijke wijze aan de eiser het bezit heeft ontnomen of diens bezit heeft gestoord. 3. Het in dit artikel bepaalde laat het recht van een houder of bezitter onverlet om, indien daartoe gronden zijn, ook meer dan een jaar na het bezitsverlies een vordering uit onrechtmatige daad in te stellen, of in kort geding als voorziening bij voorraad opheffing van een stoornis of herstel van een vorige toestand te eisen.

10 Algemene TITEL 6 Bewind AFDELING 1 bepalingen Artikel 1. Een bewind kan alleen in de door de wet genoemde gevallen worden ingesteld, onverminderd de bevoegdheid van de rechter in kort geding een bewind als conservatoire maatregel te gelasten. Artikel Een onderbewindstelling heeft tot gevolg, dat het bewind over de onder bewind gestelde goederen aan een of meer bewindvoerders in plaats van aan de rechthebbende toekomt. 2. Tenzij bij de instelling van het bewind anders is bepaald, omvat het bewind ook de goederen die in de plaats van de oorspronkelijke aan bewind onderworpen goederen treden, benevens de voordelen die de onder bewind staande goederen opleveren, met uitzondering van de vruchten. Artikel Bewindvoerders worden, voor zover de wijze van hun benoeming niet door de wet of bij de instelling van het bewind anders is geregeld, door de boedelrechter benoemd. Wanneer de behoefte daartoe bestaat, kan de boedelrechter ook een tijdelijke bewindvoerder benoemen. 2. Hij die handelingsonbekwaam is, geestelijk gestoord is, of in staat van faillissement verkeert, kan niet bewindvoerder zijn. Bij de instelling van het bewind kunnen nog andere vereisten, waaraan een bewindvoerder moet voldoen, worden gesteld. 3. Niemand is gehouden een benoeming tot bewindvoerder te aanvaarden. De benoemde wordt geacht aanvaard te hebben, wanneer hij niet binnen een maand nadat de benoeming te zijner kennis is gekomen haar uitdrukkelijk heeft geweigerd. Artikel Een bewindvoerder is op gelijke wijze als een voogd gehouden, bij de aanvang van zijn bewind een beschrijving van de aan zijn bewind onderworpen goederen op te maken. Tot het stellen van zekerheid is hij slechts verplicht, indien dit bij de instelling van het bewind is bepaald. 2. Indien tot het bewind registergoederen behoren, is de bewindvoerder verplicht het bewind en zijn benoeming in de openbare registers te doen inschrijven, tenzij bij de instelling van het bewind anders is bepaald. Artikel Een bewindvoerder heeft alle bevoegdheden, die voor een behoorlijk bewind nodig zijn. Tot beschikkingshandelingen is hij bevoegd, indien goederen met tenietgaan of bederf worden bedreigd, of indien de handeling als een gewone beheersdaad kan worden beschouwd. 2. Hij is ook bevoegd de verdeling te eisen van goederen, waarvan een onverdeeld aandeel tot zijn bewind behoort. Tot de verdeling dient naast hem de rechthebbende mede te werken. Is deze door afwezigheid of andere oorzaken niet daartoe in staat of is hij weigerachtig, dan behoeft de verdeling de goedkeuring van de boedelrechter. 3. Een bewindvoerder behoeft op overeenkomstige wijze de medewerking van de rechthebbende of het verlof van de boedelrechter tot het vervreemden van goederen buiten de in het eerste lid genoemde gevallen, tot het opnemen van gelden, en tot het aangaan van dadingen. Artikel 6. Een bewindvoerder kan alvorens in rechte op te treden zich te zijner verantwoording doen machtigen door de rechthebbende of, bij diens afwezigheid, onmacht of weigering, door de boedelrechter. Artikel 7. De bewindvoerder is jegens de rechthebbende aansprakelijk, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder te kort schiet. Artikel De bewindvoerder legt, tenzij andere tijdstippen zijn bepaald, jaarlijks en aan het einde van het bewind rekening en verantwoording af aan de rechthebbende, alsmede aan het einde van zijn bewind aan zijn opvolger. De rekening en verantwoording wordt afgelegd ten overstaan van de boedelrechter. Bij het afleggen der jaarlijkse rekening en verantwoording wordt tevens de netto-opbrengst, onder aftrek van de verschuldigde beloning, aan de rechthebbende uitgekeerd. 2. De rekening en verantwoording wordt aan de boedelrechter afgelegd, indien door afwezigheid of andere oorzaken de rechthebbende niet in staat is de rekening op te nemen; in dat geval blijft de netto-opbrengst onder het bewind van de bewindvoerder en kan zij door hem tot bekostiging van het levensonderhoud van de rechthebbende worden besteed. 3. Bij de eind-rekening en verantwoording draagt hij alle goederen over aan hem, die na hem tot het bewind der goederen gerechtigd is. 4. Bij het opnemen van een rekening en verantwoording kan de rechthebbende zich door een deskundige doen bijstaan. 5. De boedelrechter kan de bewindvoerder hetzij op diens verzoek, hetzij ambtshalve vrijstellen van de verplichting om de periodieke rekening en verantwoording te zijnen overstaan af te leggen; hij kan ook bepalen, dat deze wijze van aflegging der rekening en verantwoording slechts om een door hem te bepalen aantal jaren zal geschieden. Voor het overige vindt hetgeen dienaangaande voor de voogdijrekening is bepaald overeenkomstige toepassing. Artikel 9. Tenzij de beloning van de bewindvoerder bij de instelling van het bewind anders is geregeld, komt de bewindvoerder vijf ten honderd der zuivere opbrengst van de door hem beheerde goederen toe. Op grond van bijzondere omstandigheden kan de boedelrechter, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de bewindvoerder of van de rechthebbende, voor bepaalde of onbepaalde tijd een ander bedrag vaststellen dan bij de instelling of door de wet is aangegeven. Artikel Indien er meerdere bewindvoerders zijn, kan, tenzij anders is bepaald, ieder van hen alle werkzaamheden, die tot het bewind behoren, alleen verrichten. 2. Het loon, dat hun gezamenlijk toekomt, wordt tussen hen verdeeld in evenredigheid met de betekenis van de door ieder van hen verrichte werkzaamheden. Artikel 11. Een instelling of beëindiging van een bewind, alsmede de voor het bewind vastgestelde regels, werken tegen derden slechts van het tijdstip dat zij de instelling, de beëindiging of de vastgestelde regels hebben gekend of behoorden te kennen. Artikel Heeft iemand als bewindvoerder een rechtshandeling verricht, dan richten de rechten en verplichtingen van derden zich naar hetgeen dienaangaande in de titel Volmacht is bepaald. 2. Voor daden, door de bewindvoerder ter vervulling van zijn taak verricht, is de rechthebbende niet verder dan met de onder bewind staande goederen aansprakelijk. Artikel Behalve bij het einde van het gehele bewind eindigt het bewind van een bepaalde bewindvoerder: a. door zijn dood; b. door ontslag, hem op zijn verzoek of wegens verlies van een der vereisten om als bewindvoerder te kunnen optreden, door de boedelrechter verleend; c. door ontzetting, door de rechtbank op verzoek van een medebewindvoerder of een rechthebbende of op vordering van het openbaar ministerie uitgesproken, wanneer de bewindvoerder in ernstige mate in de nakoming van zijn verplichtingen te kort schiet of ongeschikt wordt om het bewind te voeren; bij de ontzetting benoemt de rechtbank zo nodig een nieuwe bewindvoerder

11 \ De bewindvoerder die onbekend is met een feit. dat een einde aan zijn bewind maakt, blijft verplicht het bewind als een goed bewindvoerder te voeren. 3. Niettegenstaande een bewindvoerder bekend is met het einde van zijn bewind, is hij, totdat een opvolger het bewind heeft aanvaard, verplicht al datgene te doen wat in het belang van een goed bewind geen uitstel gedoogt. Gelijke verplichting rust op de erfgenamen van een overleden bewindvoerder. Artikel Wanneer op een onder bewind gesteld goed een vruchtgebruik of een recht van pand of hypotheek is gevestigd, wordt zowel hij wie dat goed als hij wie het daarop gevestigde recht toekomt, als rechthebbende in de zin van deze titel aangemerkt, tenzij uit hun rechtsverhouding het tegendeel voortvloeit. 2. Het in het vorige lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing, wanneer over een onder bewind gesteld goed onder voorwaarde is beschikt of wanneer het goed aan onderscheiden deelgenoten toebehoort. 3. Wanneer bij een beschikking onder opschortende voorwaarde nog niet vaststaat welke personen bij haar vervulling tot het goed zullen zijn gerechtigd, worden deze aangemerkt als niet in staat te zijn hun wil te verklaren. 4. Moet een uitkering aan de rechthebbende geschieden en is het onzeker wie de rechthebbende is, dan is de bewindvoerder met machtiging van de boedelrechter bevoegd de uitkering onder zich te houden totdat geen onzekerheid meer bestaat. AFDELING 2 Bijzondere bepalingen voor het bij rechtshandeling ingestelde bewind Artikel 1. Behalve in de elders in de wet genoemde gevallen, kan een bewind bij rechtshandeling worden ingesteld: a. door de rechthebbende over goederen, die hem blijven toebehoren; b. bij de uitgifte van een obligatielening. Artikel De rechtbank van de woonplaats van de bewindvoerder kan de regels krachtens welke een bij rechtshandeling ingesteld bewind moet worden gevoerd, op verzoek van de bewindvoerder of van de rechthebbende aanvullen. 2. Zij kan ook de bij de instelling gegeven regels van bewind wijzigen of zelfs het bewind geheel of ten dele opheffen, doch een en ander slechts op grond van bijzondere omstandigheden die bij de instelling van het bewind niet te voorzien zijn geweest. Artikel 3. De rechthebbende kan niet zonder medewerking van de bewindvoerder over de onder bewind gestelde goederen onder de levenden beschikken en daarop kunnen slechts die schulden worden verhaald, welke deze goederen betreffen. Artikel Instelling van een bewind door de rechthebbende over goederen, die daarna aan hem blijven toebehoren, geschiedt bij notariële of onderhandse akte. 2. Dit bewind kan niet worden ingesteld over goederen die aan de insteller nog niet toebehoren ten tijde van de instelling. 3. Indien niet anders is bepaald, geschiedt de benoeming van de bewindvoerder door de rechthebbende; zijn er onderscheidene rechthebbenden, die onderling van mening verschillen, dan geschiedt de benoeming op verzoek van de meest gerede partij door de boedelrechter. 4. Het bewind vangt eerst aan, wanneer de bewindvoerder zijn benoeming heeft aanvaard. 5. Hij die op het tijdstip dat het bewind aanvangt, schuldeiser van de rechthebbende is, kan op grond van benadeling de vernietiging van de instelling vorderen, zonder dat hij enig opzet om te benadelen behoeft te bewijzen. 6. Het bewind eindigt, behalve door het verloop van de tijd waarvoor het is ingesteld, door de dood of het faillissement van de rechthebbende en door een gemeenschappelijk besluit van de rechthebbende en de bewindvoerder. Is geen tijdsduur bepaald, dan kan de rechthebbende te allen tijde het bewind met inachtneming van een termijn van drie maanden door opzegging aan de bewindvoerder doen eindigen. Artikel 5. Is een bewind in het gemeenschappelijk belang van meerdere rechthebbenden ingesteld, dan- gelden daarvoor de volgende bijzondere regels: a. de dood of het faillissement van een der rechthebbenden maakt geen einde aan het bewind; b. is geen tijdsduur bepaald, dan duurt het bewind voort, zolang het gemeenschappelijk belang aanwezig is; c. tenzij het tegendeel bij de instelling van het bewind is bepaald, kunnen de onder bewind staande goederen onder de last van het bewind worden vervreemd, bezwaard of uitgewonnen. Artikel Een bij de uitgifte van een obligatielening ingesteld bewind is voor obligatiehouders bindend, wanneer de voorwaarden van dit bewind bij een schriftelijke, tussen de schuldenaar en de bewindvoerder aangegane overeenkomst zijn geregeld, en deze overeenkomst en haar inhoud op de gebruikelijke wijze zijn bekend gemaakt. 2. Aanvulling of wijziging der voorwaarden van het bewind kan behalve door de bewindvoerder en de schuldenaar ook door obligatiehouders aan de rechter worden gevraagd, mits zij ten minste een tiende deel van het onder bewind staande kapitaal vertegenwoordigen. 3. De bewindvoerder brengt jaarlijks in plaats van een rekening en verantwoording een schriftelijk verslag van zijn bewind uit, waarvan iedere obligatiehouder desgevraagd op zijn kosten een exemplaar zal ontvangen. Heeft het bewind uit niets anders dan de ontvangst en de uitkering van de door de schuldenaar verschuldigde rente bestaan, dan kan het verslag achterwege blijven. 4. De bewindvoerder kan obligatiehouders tot een algemene vergadering oproepen. Hij is daartoe gehouden, indien obligatiehouders die ten minste een tiende deel van het onder bewind staand kapitaal vertegenwoordigen, schriftelijk een vergadering aanvragen. 5. Obligatiehouders kunnen over hun obligatie slechts onder de last van het bewind beschikken, en de obligaties kunnen slechts met instandhouding van het bewind door schuldeisers worden uitgewonnen. Artikel 7. Wanneer iemand door het uitgeven van certificaten derden doet delen in de opbrengst van aandelen of schuldvorderingen, die door hem op eigen naam zijn verkregen, ontstaat daardoor geen bewind, maar hebben de certificaathouders een vordering tot uitkering van het hun toegezegde tegen de uitgever der certificaten. Zijn de oorspronkelijke aandelen of schuldvorderingen op naam gesteld, dan verkrijgen de certificaathouders tevens gezamenlijk een pandrecht op die aandelen of schuldvorderingen, wanneer de uitgever van de certificaten of een of meer van de certificaathouders de uitgever van de oorspronkelijke aandelen of schuldvorderingen in kennis stellen van de uitgifte der certificaten of hem deze uitgifte betekenen. Dit pandrecht geeft aan de certificaathouders alleen de bevoegdheid om in geval van niet-uitbetaling van het hun verschuldigde het pand te verkopen en zich bij voorrang uit de opbrengst te voldoen.

12 TITEL 7 Gemeenschap AFDELING 1 Algemene bepalingen Artikel Gemeenschap is aanwezig, wanneer een goed aan onderscheiden deelgenoten toekomt. 2. Deelgenoten worden vermoed voor gelijke delen gerechtigd te zijn. Artikel Deelgenoten kunnen het genot, het gebruik ei' het beheer van gemeenschappelijke goederen regelen bij een overeenkomst die voor opvolgers in hun aandeel, zowel onder algemene als onder bijzondere titel, bindend is; onder beheer zijn begrepen daden van beschikking die door de normale exploitatie der goederen worden gevorderd. 2. Bij gebreke van een overeenkomst treft de boedelrechter, op verzoek van de meest gerede partij, een regeling; bij het treffen van deze regeling houdt hij zowel met het belang der partijen als met het algemeen belang rekening. 3. Bij verandering van omstandigheden kan wijziging van een bestaande regeling worden verzocht. 4. Tegen hen die geen deelgenoot zijn, kan een regeling slechts worden ingeroepen, wanneer dezen haar kenden of behoorden te kennen. Artikel Tenzij de wet of een door de deelgenoten of de rechter vastgestelde regeling anders bepaalt, is iedere deelgenoot bevoegd tot het gebruik van het gemeenschappelijke goed, mits dit gebruik geen beletsel is voor een gelijk gebruik, dat de overige deelgenoten van het goed wensen te maken. 2. Tenzij wet of regeling het tegendeel bepaalt, geschiedt het beheer van een gemeenschappelijk goed door alle deelgenoten gemeenschappelijk. Echter kunnen daden tot het gewone onderhoud en tot het behoud van het goed, en in het algemeen daden die geen uitstel kunnen lijden, door iedere deelgenoot zo nodig zelfstandig worden verricht. Artikel 4. Tenzij de wet of een regeling het tegendeel bepaalt, moet ieder der deelgenoten in evenredigheid van zijn aandeel bijdragen tot de rechtmatig in het belang der gemeenschap gedane uitgaven en gemaakte schulden, en deelt hij in dezelfde evenredigheid in de vruchten van het goed. Artikel Ieder der deelgenoten kan van degene onder hen, die voor de overigen beheer heeft gevoerd, jaarlijks en in ieder geval bij het einde van het beheer rekening en verantwoording vorderen. 2. Heeft een deelgenoot door zijn schuld schade aan de gemeenschap berokkend, dan moet hij die schade vergoeden. Artikel 6. Tegenover een derde is, voor zover niet de wet of een regeling anders bepaalt, ieder der deelgenoten bevoegd ten behoeve van de gemeenschap in of buiten rechte nakoming te eisen van rechtsvorderingen die de' deelgenoten gemeenschappelijk toekomen. Artikel Daden van beschikking die niet zijn daden van beheer, kunnen slechts door alle deelgenoten tezamen worden verricht. 2. De boedelrechter kan op verzoek van de meest gerede partij in het belang van een behoorlijke verdeling, tot voldoening van schulden, of om andere gewichtige redenen de verkoop van een gemeenschappelijk goed bevelen. Indien een deelgenoot, voor wie het goed een bijzondere waarde heeft, bereid is het goed tegen vergoeding der geschatte waarde over te nemen, kan de rechter slechts deze overneming bevelen. Artikel Een deelgenoot kan over zijn onverdeeld aandeel beschikken en zijn schuldeisers kunnen dit aandeel uitwinnen. 2. Heeft een deelgenoot een beperkt recht op zijn onverdeeld aandeel gevestigd, dan blijft dit daarop na de verdeling slechts dan rusten, wanneer de overige deelgenoten hun toestemming tot de vestiging van dat recht hebben gegeven. Bij gebreke van deze toestemming rust na de verdeling het recht op dat deel van het goed, hetwelk aan de deelgenoot die het recht heeft gevestigd, is toebedeeld. 3. Voor de levering van een aandeel wordt een overeenkomstige handeling vereist als voor de levering van het gemeenschappelijke goed. De verkrijger moet aan de overige deelgenoten onverwijld de levering betekenen of hun daarvan kennis geven. Is een der deelgenoten of een derde door de overigen of door de rechter met het beheer belast, dan kan de betekening of de kennisgeving aan deze deelgenoot of deze derde geschieden. 4. Het aandeel wordt verkregen onder de last aan de gemeenschap te vergoeden hetgeen de vervreemder daaraan verschuldigd was. Vervreemder en verkrijger zijn hoofdelijk voor deze vergoeding aansprakelijk. De verkrijger kan zich aan deze verplichting onttrekken door zijn aandeel aan de overige deelgenoten af te staan. Artikel Behoudens het in de volgende leden bepaalde, kan ieder der deelgenoten te allen tijde de verdeling van een gemeenschappelijk goed vorderen. 2. Indien een onmiddellijke verdeling de belangen van de overige deelgenoten belangrijk schaadt, kan de boedelrechter één of meer malen een uitstel van telkens ten hoogste drie jaar toestaan. 3. Een verdeling kan door de deelgenoten bij overeenkomst voor ten hoogste vijf jaar worden uitgesloten. Op een zodanige overeenkomst is het in artikel bepaalde van overeenkomstige toepassing. 4. Een verdeling kan door de bijzondere aard van de gemeenschap zijn uitgesloten. 5. Bovendien is een vordering tot verdeling uitgesloten, wanneer dit goed gemeen is tussen eigenaren van erven, gebouwen of gedeelten van gebouwen, tot welker gemeenschappelijk nut het goed is bestemd. Artikel Indien deelgenoten weigeren of nalatig zijn om tot een verdeling mede te werken nadat die bij rechterlijk vonnis is bevolen, benoemt de boedelrechter, indien deze benoeming niet reeds bij het vonnis heeft plaats gehad, op verzoek van de meest gerede partij voor de weigerachtigen of nalatigen een onzijdig persoon, om hen bij de verdeling te vertegenwoordigen en het ontvangene voor hen te beheren. Hebben de weigerachtigen of nalatigen tegenstrijdige belangen, dan wordt voor ieder van hen een onzijdig persoon benoemd. 2. Een onzijdig persoon is verplicht de goederen die aan de door hem vertegenwoordigde persoon worden toebedeeld, voor deze in ontvangst te nemen en daarover tot hun afgifte aan de rechthebbende het bewind te voeren. Artikel 11. Als een verdeling wordt beschouwd iedere rechtshandeling waartoe alle deelgenoten, hetzij in persoon hetzij vertegenwoordigd, medewerken, en waardoor een of meer van hen een of meer van de goederen der gemeenschap met uitsluiting van de overige deelgenoten verkrijgen. Artikel Indien alle deelgenoten het vrije beheer over hun goederen hebben en in persoon of bij een door hen aangewezen vertegenwoordiger verschijnen, kan de verdeling geschieden op de wijze en in de vorm, die partijen goedvinden. 2. In andere gevallen moet de verdeling geschieden met inachtneming van de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering daaromtrent gegeven voorschriften. Artikel 13. Ieder der deelgenoten kan bij de verdeling vorderen, dat zijn opeisbare vorderingen op de gemeenschap daaruit worden voldaan, en dat op het aandeel van een andere deelgenoot wordt toegerekend hetgeen deze aan de gemeenschap schuldig is. De toerekening geschiedt voor de contante

13 waarde van de schuld, ongeacht de gegoedheid van de schuldenaar. Artikel Wanneer een gemeenschappelijk goed moet worden verdeeld, kan dit geschieden door aan ieder der deelgenoten een deel daarvan toe te delen, door een of meer van hen tegen vergoeding van de overwaarde over te bedelen, of door een verkoop van het goed gevolgd door een verdeling van de opbrengst. 2. De boedelrechter gelast de wijzen van verdeling, wanneer partijen het daaromirent onderling oneens zijn. Hij houdt daarbij niet alleen met de belangen van partijen, maar ook met het algemeen belang rekening. De rechter kan bevelen, dat degene die wordt overbedeeld, de overwaarde geheel of ten dele in termijnen voldoet, en zo nodig dat daarvoor voldoende zekerheid wordt gesteld. 3. De overdracht van het aan een ieder der deelgenoten toebedeelde dient te geschieden op de wijze als voor overdracht van goederen in het algemeen is voorgeschreven. 4. Hetgeen een deelgenoot verkrijgt, houdt hij onder dezelfde titel als waaronder de deelgenoten dit tezamen vóór de verdeling hielden. 5. Voor het overige vinden op een verdeling de voor wederkerige overeenkomsten gegeven voorschriften toepassing. Artikel De papieren en bewijzen van eigendom, tot de toebedeelde goederen behorende, worden overgegeven aan hem, aan wie de goederen zijn toebedeeld. 2. Indien die stukken betrekking hebben op een aan meer dan één deelgenoot toebedeeld goed, verblijven zij bij hem, aan wie het voornaamste gedeelte van zodanig goed is toegescheiden, onder verplichting daarvan aan de overige dcelgenoten inzage, en zo iemand van hen dat begeert, afschriften of uittreksels op diens kosten te geven. Artikel Tenzij anders is overeengekomen, zijn deelgenoten verplicht, ieder in evenredigheid van zijn aandeel, elkander de schade te vergoeden, die het gevolg is van een uitwinning of stoornis, voortgekomen uit een voor de verdeling ontstane oorzaak, alsmede, wanneer een vordering voor het volle bedrag is toebedeeld, de schade die voortvloeit uit onvoldoende gegoedheid van de schuldenaar op het ogenblik van de verdeling. 2. De verplichting tot vergoeding van schade houdt op in het geval dat een deelgenoot door zijn eigen schuld wordt uitgewonnen of gestoord. Die tot vergoeding van schade, voortvloeiende uit onvoldoende gegoedheid van de schuldenaar, vervalt na verloop van drie jaren na de verdeling. Gemeenschap AFDELING 2 van een algemeenheid van goederen Artikel Behoort een algemeenheid van goederen aan meerdere personen gezamenlijk toe, dan kan geen van hen beschikken over zijn aandeel in een bepaald, tot dat vermogen behorend goed. Evenmin kunnen zijn schuldeisers een zodanig aandeel uitwinnen. 2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op een aandeel in een goed, dat tot een vennootschap of een onderneming behoort, die niet onder gemeenschappelijke naam naar buiten optreedt. Artikel Ieder der deelgenoten in een algemeenheid van goederen kan over zijn aandeel in de algemeenheid beschikken. Eveneens kunnen zijn schuldeisers een zodanig aandeel uitwinnen. Op de levering van een aandeel is het in artikel lid 3 bepaalde van overeenkomstige toepassing. 2. Het in dit artikel bepaalde geldt niet ten aanzien van een niet-ontbonden huwelijksgemeenschap of vennootschap, noch ten aanzien van het door giften voor een tijdelijk doel bijeengebracht vermogen. Artikel Indien een algemeenheid van goederen wordt verdeeld, kan ieder der deelgenoten vorderen, dat de verdeling aanvangt met een boedelbeschrijving, die beëdigd wordt door hen die de tot de algemeenheid behorende goederen voor de gezamenlijke deelgenoten onder zich hebben. 2. Een deelgenoot die tot de algemeenheid behorende goederen opzettelijk verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, verliest zijn recht op die goederen. Artikel Ieder der deelgenoten in een algemeenheid van goederen kan vorderen, dat alle daartoe behorende goederen en schulden in de verdeling worden begrepen. Van de verdeling worden die goederen uitgezonderd, die wegens een der in artikel genoemde gronden onverdeeld moeten blijven. 2. De omstandigheid, dat bij een verdeling een of meer goederen zijn overgeslagen, heeft alleen ten gevolge dat daarvan een nadere verdeling kan worden gevorderd. 3. De toebedeling van een tot de algemeenheid behorende schuld heeft ten aanzien van de schuldeiser geen gevolg, dan van het ogenblik dat hij daarin heeft toegestemd, of dat hem voldoende zekerheid voor de voldoening van zijn vordering is gegeven. Artikel 5. Heeft een deelgenoot afzonderlijke goederen van de algemeenheid van goederen door verjaring verkregen, dan heeft hij de keuze tussen het buiten de gemeenschap blijven met behoud der aldus verkregen goederen, en het uitoefenen van zijn rechten als deelgenoot onder prijsgeving van zijn door verjaring verkregen rechten of onder schadeloosstelling aan de gemeenschap voor het door deze geleden verlies. Artikel 6. Na een verdeling van een algemeenheid van goederen blijven de algemene boedelpapieren in bewaring van hem die de meerderheid der deelgenoten of, bij gebreke van een meerderheid, de boedelrechter daartoe heeft benoemd, onder gelijke verplichting om daarvan inzage, afschriften of uittreksels te geven als bij artikel is bepaald. AFDELING 3 Nietige en vernietigbare verdelingen Artikel Een verdeling die niet tussen alle deelgenoten is voltrokken, is nietig. 2. Heeft aan een verdeling iemand deelgenomen, die niet tot de gemeenschap was gerechtigd, of slechts voor een kleiner deel dan waarvoor hij opkwam, dan kan het ten onrechte uitgekeerde door de overige deelgenoten worden teruggevorderd; voor het overige blijft de verdeling van kracht. Artikel Behalve wegens de algemene voor rechtshandelingen geldende gronden, kan een deelgenoot ook vernietiging van de verdeling vorderen, wanneer hij omtrent de waarde der te verdelen goederen heeft gedwaald en daardoor voor meer dan een vierde gedeelte is benadeeld. Gelijke benadeling moet aanwezig zijn, wil een verdeling uit hoofde van misbruik van omstandigheden vernietigbaar zijn. 2. Wanneer een benadeling voor meer dan een vierde gedeelte is bewezen, wordt de benadeelde vermoed omtrent de waarde der te verdelen goederen gedwaald te hebben. 3. Om te beoordelen of er benadeling heeft plaats gehad, worden de goederen haar hun waarde op het tijdstip der verdeling geschat. 4. Een vordering tot vernietiging op grond van dwaling omtrent de waarde der te verdelen goederen wordt niet toegelaten, indien een aandeel door een of meer der deelgenoten te hunnen bate of schade is gekocht. 5. De vordering wordt evenmin toegelaten tegen een dading, die getroffen is om de zwarigheden die uit een voorafgegane verdeling voortvloeien, uit de weg te ruimen. Artikel 3. De deelgenoten tegen wie uit hoofde van benadeling een eis tot vernietiging is gedaan, kunnen de herverdeling beletten door aan de eiser hetzij in geld, hetzjj in natura op te leggen hetgeen aan diens aandeel ontbrak. Artikel 4. Een rechtsvordering tot vernietiging vervalt, indien drie jaar na de verdeling zijn verlopen.

14 TITEL 8 Vruchtgebruik Artikel 1. Vruchtgebruik geeft het recht om goederen die aan een ander toebehoren, te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten. Artikel 2. Vruchtgebruik ontstaat door vestiging of door verjaring. Artikel Vruchtgebruik kan worden gevestigd ten behocve van één persoon, ofwel ten behoeve van meerdere personen hetzij gezamenlijk hetzij bij opvolging. In het laatste geval moeten ook de later geroepenen op het ogenblik van de vestiging bestaan. 2. Vruchtgebruik kan niet worden gevestigd voor langer dan het leven van de vruchtgebruiker. Vruchtgebruik voor het leven van onderscheiden personen gezamenlijk gevestigd, houdt eerst op met de dood van de langstlevende. 3. Is de vruchtgebruiker een rechtspersoon, dan eindigt het vruchtgebruik door ontbinding van de rechtspersoon, en in ieder geval na verloop van dertig jaren na de dag van vestiging. Artikel Tenzij de goederen onder bewind zijn gesteld, moet de vruchtgebruiker in tegenwoordigheid of na behoorlijke oproeping van de hoofdgerechtigde, een beschrijving van de goederen opmaken. Komen tijdens de duur van het vruchtgebruik goederen onder het vruchtgebruik, die niet in de beschrijving zijn vermeld, dan moet deze dienovereenkomstig worden gewijzigd. 2. Zowel de vruchtgebruiker als de hoofdgerechtigde hebben het recht om in de beschrijving alle bijzonderheden te doen opnemen, die dienstig zijn om de toestand waarin de zaak zich bevindt, te doen kennen. 3. De kosten komen ten. laste van de vruchtgebruiker, tenzij uitdrukkelijk bij de vestiging is bepaald, dat zij ten laste van de hoofdgerechtigde komen. 4. De beschrijving kan ondershands worden opgemaakt, indien de hoofdgerechtigde tegenwoordig is en zich met de vruchtgebruiker omtrent de bewaring van de beschrijving heeft verstaan. 5. De vruchtgebruiker kan van de in dit artikel omschreven verplichting niet worden vrijgesteld. 6. Hij kan slechts onder aanbod om terzelfder tijd deze verplichting na te komen, levering van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen vragen. Artikel Tenzij de vruchtgebruiker daarvan is vrijgesteld of de goederen onder bewind zijn gesteld, is de vruchtgebruiker verplicht persoonlijke of zakelijke zekerheid te stellen, dat hij zijn verplichtingen jegens de hoofdgerechtigde zal nakomen. 2. Is de vruchtgebruiker van het stellen van zekerheid vrijgesteld, dan kan de hoofdgerechtigde jaarlijks vorderen, dat hem de aan vruchtgebruik onderworpen zaken worden getoond. Ten aanzien van waardepapieren en gelden kan, behoudens bijzondere omstandigheden, met overlegging van een verklaring van een bank of een commissionnair in effecten worden volstaan. Geschillen dienaangaande worden door de boedelrechter in hoogste ressort beslist. Artikel Een vruchtgebruiker is verplicht als een goed vruchtgebruiker voor de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen zorg te dragen. 2. Een vruchtgebruiker mag de goederen overeenkomstig de bij de instelling van het vruchtgebruik gestelde regels, en bij gebreke van zodanige regels overeenkomstig de aard van de goederen gebruiken of verbruiken. 3. Zijn zaken aan een recht van vruchtgebruik onderworpen, dan mag de vruchtgebruiker de bestemming, die de zaken bij de aanvang van het vruchtgebruik hadden, niet veranderen dan met toestemming van de eigenaar of verlof van de boedelrechter. 4. Voor het overige neemt de vruchtgebruiker de ten aanzien van het gebruik of verbruik bestaande plaatselijke gewoonten in acht. Artikel 7. De vruchtgebruiker is verplicht het voorwerp van zijn vruchtgebruik ten behoeve van de hoofdgerechtigde te verzekeren tegen die gevaren waartegen het gebruikelijk is een verzekering te sluiten. In ieder geval is de vruchtgebruiker van een gebouw of van roerende zaken verplicht deze zaken tegen brand te verzekeren. Deze verplichting geldt niet ten aanzien van geld en waardepapieren. Artikel Tenzij bij de instelling anders is bepaald, is de vruchtgebruiker bevoegd en verplicht nakoming van de aan het vruchtgebruik onderworpen opeisbare vorderingen te eisen. Blijft hij daarmede in gebreke, dan kan de hoofdgerechtigde nakoming eisen. 2. Ontbinding of opzegging van overeenkomsten, alsmede opzegging van niet-opeisbare vorderingen kan door hem alleen geschieden, voor zover dit door een goed beheer wordt geëist. Artikel Ook wanneer bij de beschrijving een of meer van de in vruchtgebruik gegeven goederen slechts naar hun soort zijn aangeduid, behoudt de hoofdgerechtigde daarop zijn recht. 2. De vruchtgebruiker is verplicht zodanige goederen afgescheiden van zijn overig vermogen te houden. Artikel Voor zover een vruchtgebruik gevestigd is op goederen die bestemd zijn vervreemd te worden, is de vruchtgebruiker tot vervreemding overeenkomstig hun bestemming bevoegd. 2. Bij de instelling van het vruchtgebruik kan aan de vruchtgebruiker de bevoegdheid worden gegeven ook andere dan de in het vorige lid genoemde goederen te vervreemden. Op deze goederen vinden de artikelen 6 lid 3, 8 lid 2 en 16 lid 3 van deze titel geen toepassing. 3. In andere gevallen mag een vruchtgebruiker slechts vervreemden met toestemming van de hoofdgerechtigde of verlof van de boedelrechter. Het verlof wordt alleen gegeven, wanneer het belang van de vruchtgebruiker of de hoofdgerechtigde daardoor wordt gediend en mits het belang van de ander daardoor niet wordt geschaad. Artikel 11. Hetgeen door vervreemding in de plaats van de aan vruchtgebruik onderworpen goederen treedt, is evcneens aan vruchtgebruik onderworpen. Hetzelfde is het geval met hetgeen de vruchtgebruiker ontvangt door inning van aan vruchtgebruik onderworpen vorderingen of van vorderingen tot vergoeding en met voordelen die een goed tijdens het vruchtgebruik oplevert, en die geen vruchten zijn. Artikel Tenzij bij de instelling anders is bepaald, moeten gelden die tot het vruchtgebruik behoren, in overleg met de hoofdgerechtigde rentcgevend belegd of in het belang van de overige aan vruchtgebruik onderworpen goederen besteed worden. 2. In geval van geschil omtrent de wijze van belegging of besteding beslist daaromtrent de persoon die bij de instelling van het vruchtgebruik daartoe is aangewezen, of bij gebreke van een zodanige aanwijzing, de boedelrechter of een door deze te benoemen persoon. Artikel Is bij de instelling van een vruchtgebruik aan de vruchtgebruiker de bevoegdheid gegeven de goederen die tot het vruchtgebruik behoren geheel of ten dele te vervreemden en te verteren, dan kan de hoofdgerechtigde bij het einde van het vruchtgebruik afgifte vorderen van de in vruchtgebruik gegeven goederen of van hetgeen daarvoor in de plaats getreden is, voor zover de vruchtgebruiker of zijn rechtverknjgenden niet bewijzen, dat die goederen verteerd of door toeval teniet zijn gegaan.

15 Bij de vestiging van het vruchtgebruik kunnen een of meer personen worden aangewezen, wier toestemming voor de vervreemding en voor de vertering nodig is. Staan de goederen onder bewind, dan is de vervreemding en de vertering van de medewerking van de bewindvoerder afhankelijk. 3. Is aan de vruchtgebruiker de bevoegdheid tot vervreemding en vertering verleend, dan mag hij de goederen ook voor de gebruikelijke kleine geschenken bestemmen. Artikel 14. De vruchtgebruiker komen alle vruchten toe, die tijdens het vruchtgebruik afgescheiden of opeisbaar worden. Bij de instelling van het vruchtgebruik kan nader worden bepaald, wat met betrekking tot het vruchtgebruik als vrucht moet worden beschouwd. Artikel 15. De vruchtgebruiker kan zijn recht overdragen of bezwaren, zonder dat daardoor de duur van het recht gewijzigd wordt. Naast de verkrijger is de oorspronkelijke vruchtgebruiker hoofdelijk voor alle uit het vruchtgebruik voortspruitende verplichtingen jegens de hoofdgerechtigde aansprakelijk. Is aan de oorspronkelijke vruchtgebruiker bij de instelling van het vruchtgebruik een grotere bevoegdheid tot vervreemding of vertering gegeven dan de wet aan de vruchtgebruiker toekent, dan komt deze bevoegdheid tot vervreemding of vertering niet aan de latere verkrijgers van het vruchtgebruik toe. Artikel De vruchtgebruiker is bevoegd de aan vruchtgebruik onderworpen zaken te verhuren of te verpachten. 2. Na het einde van het vruchtgebruik is de eigenaar verplicht de verhuur of de verpachting gestand te doen, mils de tijd van de verhuur in overeenstemming is met het plaatselijk gcbruik en de verhuur of de verpachting niet op ongewone, voor de eigenaar bezwarende voorwaarden is geschied. 3. Indien bij de vestiging van het vruchtgebruik een onroerende zaak niet verhuurd of verpacht was, kan de vruchtgebruiker niet verhuren of verpachten zonder toestemming van de eigenaar of verlof van de bo:delrechter. Artikel Rechtsvorderingen die zowel het recht van de vruchtgebruiker als dat van de hoofdgerechtigde betreffen, kunnen door ieder van beiden worden ingesteld, mits tijdig de ander in het geding wordt geroepen. In de kosten van gezamenlijk gevoerde gedingen dragen zij in evenredigheid van ieders belang bij. 2. Is een vruchtgebruik cp een onverdeeld aandeel gevestigd, dan kan de vruchtgebruiker evenals de hoofdgerechtigde verdeling vorderen. Tot de verdeling moeten hoofdgerechtigde en vruchtgebruiker beiden medewerken. 3. Tenzij bij de instelling van het vruchtgebruik anders bepaa'd is, wordt het aan een aandeel in een naamloze vennootschap verbonden stemrecht door de vruchtgebruiker uitgeocfend. Artikel Gewone lasten en herstellingen worden door de vruchtgebruiker verricht en gedragen. De vruchtgebruiker is verplicht, wanneer buitengewone herstellingen nodig zijn, aan de hoofdgerechtigde van deze noodzakelijkheid kennis te geven, en hem gelegenheid te verschaffen tot het doen van deze herstellingen. De hoofdgerechtigde is niet tot het doen van enige herstelling verplicht. 2. Nochtans is een hoofdgerechtigde, aan wie ten gevolge van een beperking in het genot van de vruchtgebruiker een deel van de vruchten toekomt, verplicht naar evenredigheid bij te dragen in de lasten en kosten, die volgens het voorgaande lid ten laste van de vruchtgebruiker komen. Artikel Indien de vruchtgebruiker grof verzuim pleegt in de nakoming van zijn verplichtingen, kan de hoofdgerechtigde vorderen dat hem het beheer wordt toegekend, of dat de goederen onder bewind van een of meer derden worden gesteld. 2. De rechtbank kan hangende het geding de goederen bij voorraad onder bewind stellen. 3. De rechtbank kan aan de onderbewindstelling zodanige voorschriften verbinden als hij dienstig acht. Artikel Wanneer een algemeenheid van goederen in vruchtgebruik is gegeven, kan de hoofdgerechtigde van de vruchtgebruiker vorderen, dat de tot die algemeenheid behorende schulden uit de tot het vruchtgebruik behorende goederen worden voldaan of, voor zover de hoofdgerechtigde deze schulden uit eigen middelen heeft voldaan, dat hem uit het vruchtgebruik het betaalde, vermeerderd met rente van de dag der betaling, wordt teruggegeven. Voldoet de vruchtgebruiker de schuld uit eigen vermogen, dan behoeft de hoofdgerechtigde hem het voorgeschotene eerst bij het einde van het vruchtgebruik terug te geven. 2. Het in het voorgaande lid bepaalde vindt overeenkomstige toepassing, wanneer bepaalde goederen in vruchtgebruik zijn gegeven en daarop buitengewone lasten drukken. Artikel 21. Behalve op de voor beperkte rechten in het algemeen geldende wijzen van tenietgaan, gaat een vruchtgebruik teniet, wanneer het gedurende twintig jaar niet is uitgeoefend. Artikel 22. Na het eindigen van het vruchtgebruik rust op de vruchtgebruiker of zijn rechtverkrijgenden de verplichting de goederen ter beschikking van de hoofdgerechtigde te stellen. Artikel 23. Geschillen tussen de vruchtgebruiker en de hoofdgerechtigde omtrent hun wederzijdse rechten en verplichtingen worden door de boedelrechter beslist. Artikel Op een recht van gebruik van een zaak en een recht van bewoning van een huis of een appartement vinden de voorgaande artikelen overeenkomstige toepassing behoudens de navolgende bepalingen. 2. Indien enkel het recht van gebruik van een zaak is verleend, heeft de rechthebbende de bevoegdheid om haar te gebruiken en er de vruchten van te genieten, die hij voor zich en zijn gezin behoeft. 3. Indien enkel het recht van bewoning van een huis of een appartement is verleend, heeft de rechthebbende de bevoegdheid om het huis of het appartement met zijn gezin te bewonen. 4. Hij die een der in dit artikel omschreven rechten heeft, kan zijn recht niet vervreemden of bezwaren, noch de zaak door een ander laten gebruiken, of het huis of het appartement door een ander laten bewonen.

16 TITEL 9 Rechten van pand en hypotheek Algemene AFDELING 1 bepalingen Artikel Het recht van pand en het recht van liypotheek zijn beperkte rechten, strekkende cm op de daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen. Is het recht op een registergoed gevestigd, dan is het een recht van hypotheek; is het recht op een ander goed gevestigd, dan is het een recht van pand. 2. Is een zaak het voorwerp van het recht van pand of hypotheek, dan strekt dit recht zich uit over alle bestanddelen en hulpzaken van die zaak, onverschillig of deze aan de zaak voor of na het vestigen van het recht zijn toegevoegd. Artikel 2. Op alle goederen die voor overdracht vatbaar zijn, kan een recht van pand of hypotheek worden gevestigd. Artikel 3. Het recht van pand of hypotheek brengt mede een recht van pand op alle vorderingen tot vergoeding, die in de plaats van het verbonden goed treden of zullen treden. Dit pandrecht ontstaat op het tijdstip, dat de pand- of hypotheekhouder zijn recht van pand of hypotheek betekent of mededeelt aan hem die tot de vergoeding gehouden is. Artikel 4. Een recht van pand of hypotheek is ondeelbaar, zelfs dan wanneer de verbintenis waarvoor het recht is gevestigd, meerdere schuldeisers of schuldenaars heeft, en de verbintenis tussen hen wordt verdeeld. Artikel De verbintenis waarvoor op een goed een recht van pand of hypotheek wordt gevestigd, kan zowel een bestaande als een toekomstige schuld zijn, en deze kan op naam, aan order of aan toonder luiden. Het kan zowel een schuld van de hypotheek, of pandgever als van een ander persoon zijn. 2. De schuld moet met voldoende bepaaldheid bij de pandof hypotheekgeving zijn omschreven. Artikel Een recht van pand of hypotheek strekt mede tot zekerheid voor de voldoening van de kosten van behoud, onderhoud en verkoop, die door de pand- of hypotheekhouder zijn gemaakt en van de pand- of hypotheekgever kunnen worden teruggevorderd. 2. Een recht van pand of hypotheek strekt eveneens tot zekerheid van verschuldigde renten, ook indien deze niet bedongen zijn. Artikel 7. Elk beding waarbij de pand- of hypotheekhouder de bevoegdheid wordt gegeven zich het verbonden goed toe te eigenen, is nietig. AFDELING 2 Pandrecht Artikel Een pandrecht op een roerende zaak of op <>en recht aan toonder of order wordt gevestigd dooi de zaak of het toonder- of orderpapier te brengen in de macht van de pandhouder, of van een derde omtrent wie partijen zijn overeengekomen. De vestiging van een pandrecht op een recht aan order vereist daarnaast nog endossernent. 2. Op andere goederen wordt pandrecht gevestigd op dezelfde wijze als voor de levering van het in pand gegeven goed is bepaald. Artikel Pandrecht kan ook worden gevestigd op de tot een onderneming behorende roerende zaken, die in de macht van de pandgever blijven, voor vorderingen wegens aan de pandgever ten behoeve van zijn bedrijf geleverde goederen of verstrekte geldsommen. 2. Dit pandrecht wordt gevestigd bij authentieke of bij onderhandse, geregistreerde akie. 3. Op dit pandrecht zijn de artikelen 5 en 6 van deze afdeling niet van toepassing. 4. Dit pandrecht staat in rang achter bij een later, overeenkomstig net vorige artikel gevestigd pandrecht en bij een later :ht, wanneer bij de vestiging van deze latere pandrechten de pandhouder het vroegere pandrecht niet ' oorde te kennen. Dit pandrecht staat eveneens hij vorderingen, die bepaaldelijk op de verpande cht. 5. De pandhouder is bevoegd de afgifte van de verpande zaak te vorderen, wanneer de schuldenaar met de nakoming van de verbintenis waarvoor de zaak in pand is gegeven, in gebreke is. Artikel 3. Wanneer een op naam staande bedrijfsvordering door een credietinsteiling in pand wordt genomen, tot zekerheid van een aan de pandgever verstrekt of te verstrekken bedrijfscredict, wordt het pandrecht door de enkele pandovereenkomst gevestigd. Het pandrecht werkt niet ten nadele van hen die door een betekening of een kennisgeving te goeder trouw en om baat een recht op de vordering hebben gekregen; het werkt evenmin ten nadele van de schuldenaar van de in pand gegeven vordering, die te goeder trouw aan de pandgever heeft betaald. Artikel 4. Een pandhouder is niet bevoegd het goed dat hij in pand heeft te herverpanden, wanneer hem deze bevoegdheid niet bij uitdrukkelijk beding is gegeven. Artikel 5. Hij die een zaak in pand heeft, moet als een goed pandhouder voor de zaak zorg dragen. Door hem betaalde kosten tot onderhoud, met inbegrip van de betaling van de aan de zaak verbonden lasten, moeten hem door de pandgever worden terugbetaald. De door hem tot behoud gemaakte kosten kan bij slechts terugvorderen voor zover de pandgever tot die kosten zijn toestemming heeft gegeven of, bij gebreke van toestemming, voor zover de pandhouder volgens de regelen van de zaakwaarneming of van de ongerechtvaardigde verrijking een daartoe strekkend vorderingsrecht heeft. Artikel 6. Rechten en rechtsvorderingen die de pandgever tot bescherming van zijn goed tegen derden ten dienste staan, worden tijdens de duur van het pandrecht door de pandhouder uitgeoefend. Artikïl Een pandhouder die een opeisbare vordering in pand heeft, kan met uitsluiting van de pandgever, nakoming eisen. 2. Is de vordering van de pandhouder zelf nog niet opeisbaar, dan komt het pandrecht op het geïnde te rusten. 3. Is op een vordering me r dan één pandrecht gevestigd, dan heeft alleen de eerste pandhouder het recht om nakoming te eisen. 4. Is een niet opeisbare vordering in pand gegeven, die door opzegging opeisbaar gemaakt kan worden, dan komt de bevoegdheid tot opzegging aan de pandhouder toe. Deze is jegens de pandgever tot schadevergoeding gehouden, wanneer hij van die bevoegdheid nodeloos ten nadele van de pandgever gebruik heeft gemaakt. Artikel 8. I. Tenzij anders is bedongen, kan een pandhouder die een aandeel in een naamloze vennootschap in pand heeft, niet het aan het aandeel verbonden stemrecht uitoefenen. 2. De pandhouder die een onverdeeld aandeel in enig goed in pand heeft, kan geen verdeling vorderen. Hij moet echter tot de verdeling worden opgeroepen; aan hem moet worden uitgekeerd hetgeen aan de pandgever als diens deel wordt toegescheiden.

17 Artikel Wanneer de schuldenaar met de voldoening van de verbintenis in gebreke is, is de pandhouder bevoegd het verpande goed te verkopen en het hem verschuldigde op de opbrengst te verhalen. 2. Partijen kunnen bedingen dat eerst tot verkoop kan worden overgegaan, nadat de rechter op vordering van de pandhouder heeft vastgesteld dat de schuldenaar in gebreke is. 3. Een tweede of latere pandhouder, of een schuldeiser wiens vordering niet boven pand is bevoorrecht en die executoriaal beslag heeft gelegd, kan het verpande goed slechts verkopen met handhaving van de oudere pandrechten. Artikel Tenzij anders is bedongen, moet de pandhouder die tot de verkoop wil overgaan de schuldenaar, en zo het pand door een derde gesteld werd, ook deze ten minste twee dagen tevoren bij exploit aanzegging doen van de voorgenomen verkoop met vermelding van tijd en plaats. 2. De aanzegging moet zo nauwkeurig mogelijk de som aangeven, waarvoor het pand kan worden gelost. Artikel De verkoop geschiedt in het openbaar naar plaatselijke gewoonten en op de gebruikelijke voorwaarden. 2. Bestaat het pand uit koopmansgoederen, effecten, handelspapier, Nederlandse ncgotiepenningen, of vreemde muntspecié'n, munt- of bankbiljetten, die ter markt of beurze verhandelbaar zijn, dan kan de verkoop aldaar geschieden door tussenkomst van twee makelaars in het vak. 3. De pandhouder is bevoegd mede te bieden. Artikel De pandhouder kan, tenzij anders is bedongen, de rechtbank verzoeken te bepalen, dat het pand op een wijze die afwijkt van die in het voorgaande artikel is aangegeven, zal worden verkocht ofwel dat het pand voor een door de rechter vast te stellen bedrag aan hem als koper zal verblijven. De rechter beslist na verhoor of behoorlijke oproeping van de pandgever. 2. Nadat de pandhouder bevoegd is geworden tot verkoop over te gaan, kunnen pandhouder en pandgever een wijze van verkoop, die afwijkt van die in het voorgaande artikel is aangegeven, overeenkomen. Artikel 13. Tenzij anders is overeengekomen, moet de pandhouder aan de schuldenaar, en zo het pand door een derde is gesteld, ook aan deze uiterlijk op de dag, volgende op die van de verkoop, daarvan per telegraaf of aangetekende brief kennisgeven. Artikel 14. De pandhouder houdt van de koopprijs af het bedrag van de vordering, waarvoor hij pandrecht heeft. Het overschot wordt aan de pandgever uitgekeerd, tenzij op het pand nog andere pandrechten bestaan of een schuldeiser daarop beslag heeft gelegd. Artikel Bestaat het pand uit Nederlandse muntspeciën, muntbiljetten, of bankbiljetten van de Nederlandse Bank N.V., welke de hoedanigheid van wettig betaalmiddel bezitten, dan is de pandhouder, zodra de schuld opeisbaar is geworden, zonder voorafgaande aanzegging bevoegd, en zo de pandgever het vordert verplicht, zich uit het pand te voldoen overeenkomstig het voorgaande artikel. 2. De bepaling van artikel vindt overeenkomstige toepassing. Artikel Na het tenietgaan van de schuld waarvoor een zaak was in pand gegeven, is de pandhouder verplicht de zaak aan de pandgever terug te geven. 2. Indien echter het pand door de schuldenaar zelf gesteld was en er na de verpanding tussen hem en de schuldeiser een nieuwe schuld is aangegaan, die opeisbaar was op het ogenblik waarop de door het pand verzekerde schuld tenietging, is de schuldeiser niet tot teruggave verplicht zolang niet ook de nieuwe schuld betaald of tenietgegaan is. Artikel 17. Indien de pandhouder grof verzuim pleegt in de nakoming van zijn verplichtingen, kan hij ook buiten het geval van het voorgaand artikel tot teruggave worden genoodzaakt of kan op bevel van de rechtbank de zaak in bewaring van een derde worden gesteld. Artikel 18. Wanneer een in pand gegeven zaak in de macht van de pandgever komt, eindigt het pandrecht, tenzij artikel 2 van deze afdeling van toepassing is. AFDELING 3 R eg is terpan drech t Artikel Met uitzondering van geld en geldswaardige papieren kunnen roerende zaken, die tot een onderneming van de pandgever behoren, in pand worden gegeven door inschrijving van een onderhandse of authentieke akte in de daartoe bestemde openbare registers (registerpandrecht). 2. De akte moet op straffe van nietigheid inhouden de naam en woonplaats van de schuldenaar, van de pandgever en van de schuldeiser, een aanduiding van de verpande zaak en een nauwkeurige omschrijving van de verbintenis, waarvoor het registerpandrecht gevestigd wordt, alsmede indien het beloop van de verbintenis onbepaald is, het maximumbedrag, waarvoor dit pandrecht wordt verleend. 3. Dit pandrecht kan zowel worden gevestigd op zaken, die op het ogenblik van de vestiging het eigendom van de pandgever zijn, als die dit later zullen worden. Zijn zonder nadere omschrijving alle daarvoor vatbare roerende zaken van een onderneming, of is de bedrijfsvoorraad in pand gegeven, dan I rust het registerpandrecht, zonder dat daartoe een uitdrukkelijk beding nodig is, ook op hetgeen na de vestiging van dit pandrecht aan die zaken of aan die voorraad wordt toegevoegd. 4. Met inachtneming van het in de vorige leden bepaalde kan ook op een onderneming of een aandeel in een onderneming een registerpandrecht worden gevestigd. Nochtans omvat dit registerpandrecht niet de tot de onderneming behorende registergoederen; het omvat de overige tot de onderneming behorende goederen die niet onder het bepaalde in de vorige leden vallen, slechts voor zover die goederen op de daarvoor in de vorige afdeling bepaalde wijzen in pand zijn gegeven. Artikel 2. Het registerpandrecht eindigt, behalve op de voor pandrecht in het algemeen aangegeven wijzen, door verloop van vijf jaren sinds de dag van de inschrijving, tenzij vóór het verloop van die termijn de schuldeiser een nieuwe inschrijving deed plaatsvinden. Artikel Wordt de in pand gegeven zaak vervreemd, dan blijft het registerpandrecht bestaan, tenzij iemand om baat en te goeder trouw de zaak verkrijgt of de vervreemding als een normale bedrijfshandeling beschouwd kan worden. Het registerpandrecht blijft eveneens bestaan, wanneer de pandgever de in pand gegeven zaak tezamen met zijn onderneming vervreemdt. In dat geval moet van de vervreemding door een aantekening in het pandregister blijken. Wanneer deze aantekening niet heeft plaatsgevonden, zijn de vervreemder en de verkrijger hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die de schuldeisers van de verkrijger door onbekendheid met het registerpandrecht lijden. 2. Wordt een zaak waarop een registerpandrecht is gevestigd, daarna op de in artikel aangegeven wijze in pand gegeven, dan heeft het registerpand voorrang, tenzij bij de vestiging van het latere pandrecht de pandhouder het vroegere registerpandrecht niet kende noch behoorde te kennen. Artikel De pandhouder is bevoegd afgifte van de verpande zaak te vorderen, wanneer de schuldenaar met de nakoming van de verbintenis, waarvoor de zaak in pand is gegeven, in gebreke is.

18 Eveneens is de pandhouder bevoegd afgifte van de verpande zaak te vorderen, wanneer die zaak aan de onderneming is onttrokken zonder dat het registerpandrecht daarop is tenictgegaan. Artikel Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld, waar de registers ter inschrijving van dit pandrecht worden gehouden, welke stukken aan de bewaarder van een register ter hand worden gesteld om een inschrijving te verkrijgen, wat deze stukken moeten inhouden, hoe de registers worden ingericht, hoe daarin de inschrijvingen geschieden, hoe de registers geraadpleegd kunnen worden, en al hetgeen verder ter uitvoering van de wettelijke bepalingen betreffende deze registers dient. 2. Op de inschrijvingen vinden de artikelen overeenkomstige toepassing. AFDELING 4 Recht van hypotheek Artikel 1. Hypotheek kan alleen op tegenwoordige goederen worden gevestigd. Een hypotheek op toekomstige goederen is nietig. Artikel Hypotheek wordt gevestigd door de inschrijving van een notariële akte, waarbij de hypotheekgever aan de hypotheeknemer hypotheek op een registergoed verleent. De akte moet het bedrag van de schuld waarvoor de hypotheek wordt gevestigd vermelden, of wanneer dit bedrag nog niet vaststaat, het maximumbedrag dat voor de schuld op het goed kan worden verhaald. Bovendien moeten in de akte beide partijen woonplaats kiezen binnen de kring van het kantoor alwaar de inschrijving der akte moet geschieden. 2. Tenzij het tegendeel is bedongen, komen de kosten van verlening en vestiging ten laste van de hypotheekgever. 3. Voor het overige vinden de algemene voorschriften die voor vestiging van beperkte rechten op registergoederen gegeven zijn, ook op de vestiging van een hypotheek toepassing. Artikel Een hypotheek kan worden gevestigd ten behoeve van houders van obligaties op naam of aan toonder in een geldlening, mits in de akte een of meer bepaalde personen genoemd worden, die als bewindvoerders deze houders vertegenwoordigen. 2. Voor zover de bevoegdheid van deze bewindvoerders bij de akte niet is beperkt, oefenen zij volledig de rechten van schuldeisers uit. Artikel 4. Behoudens de in de twee volgende artikelen vermelde uitzonderingen wordt de rang van een hypotheek bepaald door de dag en het uur van haar inschrijving. Artikel Indien bij een koopakte tot waarborg van onbetaalde kooppenningen hypotheek op het verkochte goed is bedongen en de inschrijving van de hypotheek is geschied binnen acht vrije dagen na de inschrijving van de koopakte, heeft deze hypotheek voorrang boven de hypotheken, die de koper binnen dat tijdsverloop op het goed mocht hebben gevestigd. 2. Het in dit artikel bepaalde vindt overeenkomstige toepassing op een bij scheidingsakte bedongen hypotheek op een toebedeeld goed tot waarborg van hetgeen hij aan wie het goed is toebedeeld, aan de andere deelgenoten ten gevolge van de verdeling schuldig is of mocht worden. Artikel 6. Een vordering kan in een hypotheekakte een hogere rang worden toegekend dan haar volgens de dag der inschrijving toekomt, mits uit die akte of uit een aan de voet daarvan gestelde afzonderlijke notariële akte blijkt dat zij wier schuldvorderingen dientengevolge in rang wijziging ondergaan, daarin toestemmen. i Artikel 7. Hypotheek tot waarborg voor een hoofdsom strekt tevens tot zekerheid voor drie jaren rente. Een beding volgens hetwelk de hypotheek naast de hoofdsom rente o ei een langer tijdsverloop zou waarborgen, is nietig. Artikel 8. Indien de hypotheekakte een uitdrukkelijk beding bevat, waarbij de hypotheckgever in zijn bevoegdheid is beperkt, hetzij om het bezwaarde goed buiten toestemming van de hypotheekhouder te verhuren of te verpachten, hetzij ten aanzien van de wijze waarop, of van de tijd gedurende welke het goed zal kunnen worden verhuurd cf verp:icht, het/ij ten aanzien van de vooruitbetaling van huur- of pachtpenningen, hetzij om het recht op de huur" of pachtpenningen te vervreemden of ie bezwaren, kan dit beding, na te zijn ingcschreven, niet alleen tegen latere verkrijgers van het bezwaarde goed, maar ook tegen de huurder of pachter worden ingeroepen, zowel door de hypotheekhouder, als na uitwinning van het bezwaarde goed, door de koper. Artikel 9. Tenzij uitdrukkelijk anders is bedongen, mist een hypotheekhouder de bevoegdheid CC il zn;.k die het voorwerp van de hypotheek is, onder zich te houden en om de vruchten van het verhypothekeerde goed te innen. Artikel 10. De hypotheekhouder vervolgt zijn recht op het verbonden goed, in wiens handen zich dat ook bevindt. Artikel Indien c!e schuldenaar in gebreke is de schuld te voldoen, is de hypotheekhouder bevoegd het verbonden goed in het openbaar voigens de plaatselijke gebruiken ten overstaan van een bevoegde notaris te doen verkopen. Bij deze verkoop neemt de hypotheekhouder de formaliteiten in acht, die in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor een parate executie door een hypotheekhouder zijn voorgeschreven. 2. De hypotheekhouder kan niet op andere wijze zijn verhaal op het verbonden goed uitoefenen. Een daartoe strekkend beding is nietig. Artikel Een ander beperkt recht dan hypotheek, na de vestiging van de hypotheek op het verbonden goed gevestigd, kan niet tegen de hypotheekhouder worden ingeroepen, tenzij deze tot de vestiging van dat recht uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven. 2. Vervolgt een hypotheekhouder of een schuldeiser, die beslag heeft gelegd zijn recht op het verbonden goed en vervalt dientengevolge het beperkte recht, dan komt hem wiens recht vervalt, een vordering tot schadevergoeding toe, die op de opbrengst van het verkochte goed bevoorrecht is, en rang neemt naar de dag van vestiging van dit beperkte recht. Artikel Indien voor een zelfde schuld meerdere goederen hypothecair verbonden zijn, waarvan een of meer de schuldenaar en een of meer een derde toebehoren, kan, in geval van verkoop door de hypotheekhouder, de derde vorderen dat de verbonden goederen die de schuldenaar toebehoren, mede in de verkoop worden begrepen en het eerste in veiling worden gebracht. 2. Hij die op een van meerdere tezamen hypothecair verbonden goederen een jonger beperkt recht dan dat van de eerste hypotheekhouder heeft verkregen, heeft een gelijke bevoegdheid als in het eerste lid is vermeld ten aanzien van de mede-verbonden goederen. 3. Indien tegen de vordering bezwaar wordt gemaakt, kunnen partijen benevens de notaris zich onverwijld vervoegen voor de president van de rechtbank, binnen welker gebied de veiling geschiedt, om over dit bezwaar te doen beslissen. De uitwinning blijft zolang geschorst. Tegen de beslissing van de president is generlei voorziening toegelaten. Artikel 14. Hij wie het verbonden goed toebehoort, is bcvoegd tot op het tijdstip der «toewijzing de verkoop te voorkomen door de voldoening van de schuld waarvoor de hypotheek is verleend, met de renten overeenkomstig artikel en de kosten.

19 Artikel 15. Beperkte rechten ten tijde van de vestiging van de hypotheek ten laste of ten bate van het verbonden goed bestaande maar later door vermenging tenictgcgaan, herleven indien het goed aan een ander dan de oorspronkelijke rechthebbende wordt toegewezen. Artikel De koper is gehouden de koopprijs te voldoen in handen van de notaris te wiens overstaan de verkoop heeft plaatsgevonden. 2. Indien geen andere hypotheek, noch een jonger ander beperkt recht is ingeschreven en geen schuldeiser beslag op het goed of de koopprijs heeft gelegd, draagt de notaris aan de verkoper uit de koopprijs af, al wat deze aan hem opgeeft krachtens zijn recht van hypotheek te vorderen te hebben; het overschot keert de notaris uit aan hem wiens goed is verkocht. 3. Is meer dan één hypotheek, is een jonger ander beperkt recht ingeschreven, of heeft een schuldeiser beslag op het goed of de koopprijs gelegd, dan stort de notaris de koopprijs zonder verwijl in de consignatiekas. De notaris voldoet nochtans aan de verkoper het aan deze volgens zijn recht van hypotheek toekomende en stort slechts het restant van de koopprijs in de consignatiekas, wanneer het goed door een eerste hypotheekhouder is verkocht en deze vóór of op de betaaldag aan de notaris heeft overgelegd een verklaring van hetgeen hij krachtens zijn hypotheekrecht heeft te vorderen. Deze verklaring moet voorzien zijn van een aantekening van de president van de rechtbank binnen welker gebied het verbonden goed geheel of grotendeels is gelegen, inhoudende dat hij de verklaring heeft goedgekeurd nadat hem summierlijk de juistheid daarvan is gebleken. 4. Een storting in de consignatiekas blijft achterwege, wanneer de hypotheekhouders, de genoemde schuldeisers, de hypotheekgever en, zo deze niet tevens de schuldenaar is, ook deze laatste het vóór de betaaldag omtrent de verdeling van de te storten som zijn eens geworden. 5. Van het in dit artikel bepaalde kan in de veilconditiën niet worden afgeweken. Artikel Na de betaling van de koopprijs zijn zowel de schuldenaar en hij, wiens goed verkocht is, als de hypotheekhouders en de in het derde lid van het vorige artikel genoemde schuldeisers, bevoegd een gerechtelijke rangregeling te vorderen om tot verdeling van de koopprijs te komen overeenkomstig de formaliteiten, die in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn voorgeschreven. 2. Indien de genoemde belanghebbenden zich alsnog verstaan over de verdeling van de kooppenningen en daarvan door een notariële verklaring doen blijken aan de ambtenaar te wiens kantore de consignatie is gedaan, dan worden door deze die penningen uitgekeerd aan de in die verklaring aangewezen personen. Artikel Een verkoper die van de notaris betaling heeft ontvangen, is verplicht binnen één maand na die betaling, rekening en verantwoording te doen aan degene wiens goed is verkocht, en zo deze niet tevens de schuldenaar is, ook aan deze laatste. 2. Een hypotheekhouder of schuldeiser die in de rangregeling is begrepen, kan vóór de sluiting daarvan gelijke rekening en verantwoording vragen, indien hij daarbij een rechtstreeks belang heeft. Artikel 19. Behalve op de wijze, waarop ieder beperkt recht kan tenietgaan, gaat hypotheek nog teniet door het tenietgaan van de schuld waarvoor de hypotheek gevestigd is, en door voldoening van de koopprijs na een executoriale verkoop van het verbonden goed. Artikel Wanneer een hypotheek door het tenietgaan van de schuld of door afstand van de hypotheek is tenictgegaan, is de schuldeiser verplicht aan de rechthebbende op het bezwaarde goed op diens verzoek en op diens kosten bij authentieke akte een verklaring te geven dat de hypotheek is vervallen. Is de vordering in pand gegeven, dan is de pandhouder tot het afgeven van een gelijke verklaring gehouden. 2. De in het vorige lid bedoelde verklaringen van de schuldeiser en de pandhouder kunnen in de registers worden ingeschreven. 3. Gelijke inschrijving kan geschieden van een bij authentieke akte te geven verklaring van hem aan wie het verbonden goed toebehoort, wanneer de hypotheek door vermenging is tcnietgegaan. Artikel Wanneer na een executoriale verkoop aan de president van de rechtbank binnen welker gebied de verkoop heeft plaats gehad, door de koper de bewijsstukken worden overgelegd dat de verkoop met inachtneming van de wettelijke voorschriften heeft plaats gevonden en dat de koopprijs in handen van de notaris is gestort, verstrekt hij de koper een verklaring dat de op het goed tot de dag van de levering gevestigde hypotheken en andere beperkte rechten die jonger waren dan de eerste hypotheek, alsmede de ingeschreven beslagen zijn vervallen. 2. De verklaring kan in de registers worden ingeschreven. Zij machtigt de bewaarder der registers tot doorhaling van de betrokken inschrijvingen.

20 » TITEL 10 Verhaalsrecht op goederen AFDELING 1 Algemene bepalingen Artikel 1. Tenzij do wet of een overeenkomst anders bepaalt, kan een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen. Artikel 2. Schuldeisers hebben onderling een gelijk recht om uit de netto-opbrengst van de goederen van hun schuldenaar, naar evenredigheid vnn ieders vordering, te worden voldaan, behoudens de door de wet erkende redenen van voorrang. Artikel Wettige redenen van voorrang zijn pand, hypotheek en voorrecht. 2. Pand en hypotheek gaan boven voorrecht, tenzij de wet anders bepaalt. AFDELING 2 Bevoorrechte vorderingen in het algemeen Artikel 1. Voorrechten ontstaan alleen uit de wet. Zij rusten of op bepaalde goederen of op alle tot een vermogen behorende goederen. Tenzij de wet anders bepaalt, hebben de eerste voorrang boven de laatste. Artikel Tenzij de wet anders bepaalt, hebben onderscheiden voorrechten die op hetzelfde bepaalde goed rusten, gelijke rang. 2. De voorrechten op alle goederen worden uitgeoefend in de volgorde waarin de wet hen plaatst. Bevoorrechte AFDELING 3 vorderingen op bepaalde goederen Artikel Aan een schuldeiser die aanspraak maakt op een voorrecht op een bepaalde roerende zaak die zich onder zijn schuldenaar bevindt, kan niet worden tegengeworpen, dat die zaak op het tijdstip dat het voorrecht is ontstaan, aan een ander dan de schuldenaar toebehoorde, tenzij de schuldeiser dit op dat tijdstip wist of behoorde te weten. 2. Tenzij de wet anders bepaalt, kan een schuldeiser zijn voorrecht niet uitoefenen ten nadele van hen die na het ontstaan van het voorrecht enig recht op het goed, waarop het voorrecht rust, hebben verkregen. Artikel 2. Een voorrecht op een bepaald goed strekt zich mede uit over de vordering tot betaling van een vergoeding of van een koopprijs, die in de plaats van dat goed is getreden. Artikel Een vordering tot voldoening van kosten tot behoud van een goed gemaakt, is bevoorrecht op het goed dat aldus is behouden, onverschillig wie ten tijde dat de kosten tot behoud zijn gemaakt, eigenaar van dat goed was. 2. De vordering wordt uit de opbrengst van het behouden goed boven alle andere bevoorrechte vorderingen en zelfs boven pand en hypotheek voldaan, mits de kosten tot behoud zijn gemaakt na het ontstaan van deze andere vorderingen en rechten. Artikel Een verkoper van een roerende zaak is daarop bevoorrecht voor alles wat hij uit hoofde van de koopovereenkomst van de koper te vorderen heeft. 2. Wanneer een gekochte zaak door bestemming onroerend is geworden, blijft het voorrecht van de verkoper daarop rusten, mits de verkoper zijn vordering in de openbare registers heeft doen inschrijven voordat door de koper over de onroerende zaak is beschikt of de uitwinning daarvan is aangevangen.

21 Wanneer een gekochte zaak een bestanddeel van een onroerende zaak is geworden, vindt het in het vorige lid bepaalde overeenkomstige toepassing, mits de gekochte zaak nog onbeschadigd kan worden afgescheiden en de verkoper de schade die door de afscheiding aan de overblijvende onroerende zaak wordt toegebracht, ten volle vergoedt. Artikel 5. Hij die buiten dienstbetrekking krachtens overeenkomst een roerende of een onroerende zaak heeft bearbeid, is op deze zaak bevoorrecht voor hetgeen hij voor die arbeid te vorderen heeft, voor zover zijn vordering niet ouder is dan twee jaren. Artikel Een vereniging van eigenaren van appartementen en bij gebreke van deze de gezamenlijke eigenaren van een in appartementen verdeeld gebouw, zijn voor hetgeen zij als bijdrage in de gemeenschappelijke kosten van een eigenaar van een appartement kunnen vorderen, bevoorrecht op het aan die eigenaar toebehorende appartement. 2. In geval van bearbeiding van een gebouw dat in appartementen is verdeeld, rust het voorrecht van de bearbeider op ieder appartement voor het bedrag, waarvoor de eigenaar van dat appartement aansprakelijk is. 3. Bij samenloop van het voorrecht van het eerste lid en dat van de bearbeider heeft het laatstgenoemde voorrang. Artikel De verkoper van zaden, mest en andere zaken ter verkrijging van de oogst van het lopende jaar, is op die oogst bevoorrecht voor alles, wat hij uit hoofde van de koopovereenkomst van de koper te vorderen heeft. 2. Op gelijke wijze is hij die jegens een grondgebruiker een vordering heeft uit hoofde van zijn bewerking van de grond ter verkrijging van de oogst, op die oogst bevoorrecht. Artikel Een verhuurder van een onroerende zaak of een gedeelte daarvan is voor hetgeen hij uit hoofde van de huurovereenkomst te vorderen heeft, voor zover zijn vordering niet ouder is dan één jaar, bevoorrecht op al hetgeen zich tot gebruik van die zaak op of in het verhuurde bevindt en dient om het verhuurde aan zijn bestemming te doen beantwoorden. 2. Het in het vorige lid bepaalde vindt overeenkomstige toepassing op de vordering van de verpachter. Deze is bevoorrecht op het vee, de vruchten en al hetgeen zich verder tot bebouwing of tot gebruik van het land op het verpachte bevindt. Ten aanzien van de vruchten maakt het geen verschil of deze geoogst of niet geoogst, afgescheiden dan wel nog tak- of wortelvast zijn. 3. Op de zaken die aan een onderhuurder of onderpachter toebehoren en die zich op het in onderhuur of in onderpacht genomen deel bevinden, heeft de verhuurder of verpachter een voorrecht, voor zover hij tegen de onderhuurder of onderpachter een vordering uit de onderhuur of de onderpacht heeft. 4. De verhuurder of verpachter behoudt zijn voorrecht op de genoemde zaken, ook indien zij buiten zijn toestemming en zonder dat dit door een normaal gebruik van de verhuurde of verpachte zaak wordt gerechtvaardigd, zijn weggevoerd, mits de verhuurder die zaken binnen veertien dagen en de verpachter binnen veertig dagen na het wegvoeren heeft opgeëist. Wordt een zodanige eis toegewezen zonder dat de huurder of pachter in gebreke is met de nakoming van zijn verplichtingen, dan moet de verhuurder of de verpachter de zaken naar het verhuurde of verpachte terugbrengen. De eis wordt niet toegewezen, indien een derde vóór het instellen van de vordering de weggevoerde zaken om baat en te goeder trouw, zonder van het bestaan van het voorrecht kennis te dragen, heeft verkregen. Artikel Boven het voorrecht van de verpachter gaat het voorrecht van een verkoper wegens de levering van zaden, mest en andere zaken ter verkrijging van de oogst van het lopende jaar, alsmede het voorrecht van hen, die de grond ter verkrijging van die oogst hebben bewerkt. 2. Verkopers van andere zaken dan die in het vorige lid zijn genoemd, hebben slechts een voorrecht dat boven dat van de verpachter gaat, wanneer zij vóór of onmiddellijk nadat de verkochte zaken op het verpachte zijn gebracht, de verpachter van hun vordering hebben kennis gegeven. Ditzelfde geldt ook voor het voorrecht van verkopers van zaken, die op of in het verhuurde zijn gebracht. Artikel 10. Een registerpandrecht dat vóór het ingaan van een huur of een pacht is gevestigd, heeft voorrang boven het voorrecht van de verhuurder of de verpachter; is het registerpandrecht na het ingaan van de huur of de pacht gevestigd, dan heeft dit pandrecht slechts voorrang wanneer de verhuurder of de verpachter in de voorrang heeft toegestemd. Artikel 11. Een herbergier is voor al hetgeen hij als zodanig van een reiziger te vorderen heeft, bevoorrecht op de door die reiziger in zijn herberg gebrachte zaken. Artikel 12. Een vervoerder is voor de vracht en de bijkomende onkosten bevoorrecht op de door hem vervoerde zaken. Artikel Een bearbeider van roerende zaken, een herbergier en een vervoerder hebben een retentierecht op de zaken, waarop hun voorrecht rust. 2. Het voorrecht bestaat in ieder geval zolang het retentierecht bestaat. 3. Met het verlies van het retentierecht gaat het voorrecht van de herbergier en de vervoerder teniet. Artikel Hij die voor de vervaardiging van een zaak aan een aannemer materialen heeft geleverd of in opdracht van deze in of buiten dienstverband arbeid heeft verricht, is voor de koopprijs of hei arbeidsloon bevoorrecht op de vordering die de aannemer wegens de vervaardiging van die zaak op de aanbestedcr heeft. 2. Het voorrecht blijft bestaan ondanks overgang van de vordering waarop het voorrecht rust, op een ander. Het voorrecht heeft voorrang boven een op die vordering gevestigd pandrecht. Artikel Hij die een door hem geleden schade op een ander kan verhalen, is bevoorrecht op de vordering die zijn schuldenaar uit hoofde van een deze aansprakelijkheid dekkende verzekering tegen een verzekeraar mocht hebben. 2. Het tweede lid van het vorige artikel vindt op dit voorrecht overeenkomstige toepassing. AFDELING 4» Bevoorrechte vorderingen op alle goederen Artikel 1. De bevoorrechte vorderingen op alle goederen zijn de vorderingen wegens: a. de kosten van de aanvraag tot faillietverklaring, doch alleen in het faillissement dat op de aanvraag is uitgesproken; b. de begrafeniskosten die ten laste van de nalatenschap worden gebracht; c. al hetgeen een arbeider in geld op grond van de arbeidsovereenkomst van zijn werkgever te vorderen heeft, voor zover die vordering niet ouder is dan één jaar; d. de levering van levensmiddelen, voor zover de vordering niet ouder is dan zes maanden.

22 TITEL 11 Rechtsvorderingen Artikel Tenzij de wet of een beding van partijen anders bepaalt, wordt hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten, daartoe door de rechter, op vordering van de gerechtigde, veroordeeld. 2. Hij die onder een voorwaarde of een tijdsbepaling tot iets is gehouden, kan onder die voorwaarde of tijdsbepaling worden veroordeeld. Artikel Een veroordeling tot de afgifte van een bepaalde zaak, van een algemeenheid van goederen of van een geldsom, geeft de eiser de bevoegdheid het vonnis met de sterke arm tegen de veroordeelde ten uitvoer te leggen. 2. De tenuitvoerlegging met de sterke arm heeft hetzelfde rechtsgevolg als een vrijwillige nakoming van de verplichting tot afgifte. Artikel Wanneer iemand niet verricht, waartoe hij rechtens is gehouden, kan de rechter hem jegens wie de verplichting bestaat, machtigen om zelf datgene te doen, wat nodig is om zich het verschuldigde te verschaffen. 2. Op gelijke wijze kan hij jegens wie een ander tot een nalaten is gehouden, worden gemachtigd om hetgeen in strijd met die verplichting is verricht, teniet te doen. 3. De kosten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering der machtiging, komen ten laste van hem die zijn verplichting niet is nagekomen. Het vonnis dat tot uitvoering machtigt, kan tevens de voldoening van deze kosten op vertoon van de daartoe nodige bescheiden gelasten. Artikel Is iemand jegens een ander gehouden een rechtshandeling te verrichten, dan kan de rechter op vordering van de gerechtigde bepalen, dat het vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van hem, die tot die rechtshandeling gehouden is, of dat een door de rechter aan te wijzen vertegenwoordiger de handeling zal verrichten. 2. Is de gedaagde gehouden om tezamen met de eiser een akte op te maken, dan kan de rechter bepalen, dat zijn vonnis in de plaats van die akte zal treden. Artikel Wanneer iemand bij vonnis tot iets anders veroordeeld wordt, dan tot betaling van een geldsom, kan de rechter op vordering van de eiser bepalen, dat de veroordeelde ten behoeve van de eiser een bij vonnis vast te stellen geldsom, dwangsom genaamd, zal verbeuren, in geval de veroordeelde aan een op eisers verzoek uitgebracht bevel tot nakoming van de veroordeling niet voldoet. 2. Het verbeuren der dwangsom kan geheel of ten dele afhankelijk gesteld worden van de duur van het verzuim of van het aantal der overtredingen. 3. Heeft de rechter een dwangsom bepaald, en gaat daarna de verplichting op welker niet-nakoming de dwangsom is vastgesteld teniet, of wordt haar nakoming onmogelijk, dan wordt daarna een dwangsom alleen opeisbaar, wanneer het tenietgaan van de verplichting of de onmogelijkheid van de nakoming aan de schuld van de verplichte is te wijten. De op het tijdstip van het vervallen der verplichting of van het onmogelijk worden van de nakoming reeds opeisbare bedragen blijven in ieder geval verschuldigd. 4. Voor zover een vastgestelde dwangsom nog niet opeisbaar is, kan de rechter haar, op verzoek van de veroordeelde, op grond van na de vaststelling opgekomen omstandigheden wijzigen. Artikel 6. Lijfsdwang wegens het niet voldoen aan een vonnis, is slechts toegestaan in de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vermelde gevallen. Artikel 7. Op vordering van een bij een rechtsverhouding onmiddellijk betrokken persoon spreekt de rechter omtrent die rechtsverhouding een verklaring van recht uit. Artikel 8. Zonder voldoende belang komt niemand een rechtsvordering toe. Artikel 9. Een rechtsvordering kan niet van het recht tot welks bescherming zij dient, worden gescheiden. Artikel 10. Alle rechtsvorderingen verjaren door verloop van twintig jaren. Artikel Een rechtsvordering tegen rechters, advocaten en procureurs tot afgifte van stukken verjaart door verloop van vijf jaren na beëindiging van hun bemoeiingen. 2. Een zelfde rechtsvordering tegen deurwaarders verjaart door verloop van twee jaren na beëindiging van hun bemoeiingen. Artikel 12. Door verloop van vijf jaren verjaren rechtsvorderingen tot betaling van huur- en pachtprijzen, renten van geldsommen, dividenden en voorts al hetgeen bij het jaar of een kortere termijn betaalbaar is. Artikel Een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van drie jaren, nadat de benadeelde met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon bekend was, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de handeling die de schade heeft veroorzaakt. 2. Levert de handeling een strafbaar feit op, dan vindt geen verjaring plaats, zolang de strafvordering niet is verjaard of vervallen. 3. De rechtsvordering ter zake van belediging of onredelijke mededinging verjaart door verloop van één jaar. Artikel Afstand van verjaring geschiedt uitdrukkelijk of stilzwijgend. 2. Voordat de verjaring voltooid is, kan geen afstand van verjaring worden gedaan. 3. De rechter mag niet ambtshalve het middel van verjaring toepassen. Artikel De termijn van verjaring van een verplichting om te geven óf te doen, begint met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de onmiddellijke nakoming kan worden gevorderd. 2. Nochtans begint ten aanzien van een vordering tot opeising van een nalatenschap de termijn te lopen met de aanvang van de dag volgende op die van het overlijden van de erflater. 3. De termijn van verjaring van een verplichting om niet te doen, begint met de aanvang van de dag, volgende op die waarop inbreuk op de verplichting heeft plaats gevonden. Artikel Een verjaring wordt gestuit door een dagvaarding, of iedere andere daad van rechtsvervolging die in de vereiste vorm geschied is. 2. De verjaring is niet gestuit, indien de daad van rechtsvervolging wordt ingetrokken of de ingestelde eis niet tot toewijzing leidt. 3. Nochtans stuit een eis die voor een onbevoegde rechter is aanhangig gemaakt de verjaring, mits na de onbevoegdverklaring met bekwame spoed de vordering voor een andere rechter wordt ingesteld en deze nieuwe vordering wordt toegewezen. Artikel De verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door iedere aanmaning die de schuldenaar in gebreke stelt. 2. De verjaring van andere rechtsvorderingen wordt slechts door een zodanige aanmaning gestuit, wanneer deze met bekwame spoed door een gerechtelijke daad van rechtsvervolging, als in het vorige artikel omschreven, wordt gevolgd.

23 3.11 iy ZITTING Artikel 18. Erkenning van het recht tot welks bescherming een rechtsvordering dient, stuit de verjaring van de rechtsvordering tegen hem die het recht erkent. Artikel 19. Wanneer een verjaringstermijn zou aflopen tijdens het bestaan van een verlengingsgrond of binnen zes maanden na het verdwijnen van een zodanige grond, loopt de termijn voort totdat zes maanden na het verdwijnen van die grond zijn verstreken. Artikel Een grond voor verlenging van de verjaring bestaat: a. tussen niet van tafel en bed gescheiden echtgenoten; b. tussen een wettelijke vertegenwoordiger en de onbekwame, die hij vertegenwoordigt; c. tussen een bewindvoerder en degene, voor wie hij dit bewind voert, terzake van vorderingen die dit bewind betreffen; d. tussen rechtspersonen en haar bestuurders; e. tussen een beneficiair aanvaarde nalatenschap en een erfgenaam; ƒ. tussen de schuldeiser en zijn schuldenaar die opzettelijk het bestaan van de schuld verborgen houdt. 2. De onder b en c genoemde gronden voor verlenging duren voort totdat de eindrekening van de wettelijke vertegen- Woordiger of de bewindvoerder is gesloten. Artikel 21. De bepalingen van deze titel vinden in het personen- en familierecht overeenkomstige toepassing, voor zover de aard der betrokken verhouding zich niet tegen die toepassing verzet. Artikel II De inwerkingtreding van deze wet wordt nader bij de wet geregeld. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven De Minister van Justitie, Vaststelling van Boek 3 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek MEMORIE VAN TOELICHTING No. 3 Van het door prof. Meijers opgestelde ontwerp met toelichting is op de volgende punten afgeweken. Artikel De formulering van dit artikel is in zoverre gelijk gemaakt aan die van artikel lid 1 dat de woorden boven hetgeen in de wet is bepaald" in lid 2 van het onderhavige artikel zijn geschrapt. Het zou immers ongewenst zijn als bij algemene maatregel van bestuur kon worden bepaald, dat de stukken zekere vereisten moeten inhouden die met de rechtstoestand van registergoederen geen verband houden. Artikel In overeenstemming met de gebruikelijke terminologie is in het eerste lid onder e het woord aangevoerd", dat op een misstelling berustte, vervangen door aangewend". Zoals prof. Meijers reeds vermeldt (toelichting p. 175, derde alinea, slot), heeft de onderhavige bepaling sub e ook op declaratoire rechterlijke uitspraken betrekking. Men leide niet het tegendeel af uit de bijstelling voor tenuitvoerlegging vatbare"; ook een declaratoir is in beginsel voor tenuitvoerlegging vatbaar, aangezien de tenuitvoerlegging hier juist bestaat uit de door dit artikel mogelijk gemaakte inschrijving in de registers. Overigens heeft de bijstelling voor tenuitvoerlegging vatbare" t.a.v. declaratoire vonnissen dezelfde betekenis als t.a.v. andere vonnisssen, dus dat het vonnis hetzij in kracht van gewijsde moet zijn gegaan, hetzij uitvoerbaar bij voorraad moet zijn verklaard. In deze beide gevallen is dus ieder vonnis voor tenuitvoerlegging vatbaar, en tussen declaratoire en b.v. veroordelendc vonnissen is er slechts in zoverre verschil, dat de tenuitvoerlegging bij de declaratoire vonnissen slechts bestaat in de inschrijving in de registers, en bij de veroordelende vonnissen mede in andere maatregelen, b.v. een executoriaal beslag. Artikel Volgens het tweede lid van dit artikel moet de bewaarder der registers op het bewijs van ontvangst o.m. dag en uur van de aanbieding van de stukken vermelden. Ter voorkoming van misverstand moge de ondergetekende doen opmerken, dat de vermelding van het uur betekent dat vermeld wordt hoe laat" de aanbieding heeft plaats gehad; de bewaarder zal dus als tijdstip van aanbieding moeten vermelden b.v of uur. Met uur is niet bedoeld een heel uur. Hetzelfde geldt uiteraard voor de gelijke term in artikel Artikel Thans staat de verplichting om onroerende goederen met de kenmerken van het kadaster aan te duiden alleen in artikel 37 van de Notariswet en is het twijfelachtig, of de bewaarder van de openbare registers inschrijving van een akte kan weigeren wanneer de bedoelde vermelding ontbreekt. Daar aan de vermelding in de akte van de kadastrale kenmerken grote waarde moet worden gehecht, is in het eerste lid de in het ontwerp-meijers niet met zoveel woorden voorkomende verplichting van de bewaarder der registers opgenomen om een inschrijving te weigeren, wanneer er geen kadastrale kenmerken in de akte voorkomen. Artikel In de door prof. Meijers ontworpen redactie van het tweede lid zouden de woorden niet-verschenen en niet in persoon gedagvaarde belanghebbenden" tot enig misverstand aanleiding kunnen geven. Ten eerste is het wellicht niet terstond duidelijk dat de niet in persoon gedagvaarde belanghebbenden" dezelfden zijn als de niet bij afzonderlijk exploit, dus slechts bij openbare oproeping, gedagvaarde belanghebbenden, als bedoeld in het eerste lid; en ten tweede komt in deze formulering niet duidelijk genoeg tot uiting dat niet-verschenen" en niet in persoon gedagvaarde" twee cumu-

Intitulé : LANDSVERORDENING bevattende de tekst van afdeling en de titels 3.4 en 3.5 voor een nieuw Burgerlijk Wetboek

Intitulé : LANDSVERORDENING bevattende de tekst van afdeling en de titels 3.4 en 3.5 voor een nieuw Burgerlijk Wetboek Intitulé : LANDSVERORDENING bevattende de tekst van afdeling 3.1.2 en de titels 3.4 en 3.5 voor een nieuw Burgerlijk Wetboek van Aruba Citeertitel: Geen Vindplaats : AB 2000 no. 61 (inwtr. AB 2001 no.

Nadere informatie

Zitting

Zitting Zitting - 1976-1977-3770 Vaststelling van Boek 3 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek NADER GEWIJZIGD ONTWERP VAN WET Nr. 13 Wu JULIANA, HIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDER- I.ANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAU,

Nadere informatie

: LANDSVERORDENING bevattende de tekst van de afdelingen en 3.1.1A en de titels 3.2 en 3.3 voor een nieuw Burgerlijk Wetboek van Aruba

: LANDSVERORDENING bevattende de tekst van de afdelingen en 3.1.1A en de titels 3.2 en 3.3 voor een nieuw Burgerlijk Wetboek van Aruba Intitulé : LANDSVERORDENING bevattende de tekst van de afdelingen 3.1.1 en 3.1.1A en de titels 3.2 en 3.3 voor een nieuw Burgerlijk Wetboek van Aruba Citeertitel: Geen Vindplaats : AB 2000 no. 60 (inwtr.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 70 Wet van 25 februari 2008, houdende regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten,

Nadere informatie

BOEK 3 NIEUW BURGERLIJK WETBOEK VAN SURINAME. Boek 3 Vermogensrecht in het algemeen. Titel 1 Algemene bepalingen. Afdeling 1 Begripsbepalingen

BOEK 3 NIEUW BURGERLIJK WETBOEK VAN SURINAME. Boek 3 Vermogensrecht in het algemeen. Titel 1 Algemene bepalingen. Afdeling 1 Begripsbepalingen BOEK 3 NIEUW BURGERLIJK WETBOEK VAN SURINAME Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten. Boek 3 Vermogensrecht in het algemeen Titel 1 Algemene bepalingen Afdeling 1 Begripsbepalingen Artikel 1

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 876 Regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten, aandelen en giraal

Nadere informatie

De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed.

De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed. Korte handleiding bijeenkomst 5. Overdracht van goederen. 3:83 en volgende BW Definitie overdracht: rechtsovergang van het ene rechtssubject naar het andere op basis van een een levering. Overdracht is

Nadere informatie

Burgerlijk Wetboek Boek 3

Burgerlijk Wetboek Boek 3 Zoek regelingen op overheid.nl Koninkrijksdeel Curaçao Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! Burgerlijk Wetboek Boek 3 Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 867 Wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : Landsverordening grensregeling Citeertitel: Landsverordening grensregeling Vindplaats : AB 1990 no. GT 23 Wijzigingen: Geen Artikel 1 1. Grensregeling wordt onderscheiden in: a. de geïsoleerde

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 152 Wet van 14 maart 2002 tot wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 809 Aanpassing van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 285 Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix,

Nadere informatie

Wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht

Wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht Wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht VOORONTWERP enz. enz. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 297 26 822 Invoering Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, derde gedeelte (Overgangsrecht) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 554 Wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Doorlopende tekst van Titel 7 van Boek I per

Doorlopende tekst van Titel 7 van Boek I per Doorlopende tekst van Titel 7 van Boek I per 1-1-2018 Artikel 1:93 BW Bij huwelijkse voorwaarden kan uitdrukkelijk of door de aard der bedingen worden afgeweken van bepalingen van deze titel, behalve voor

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE KOOPOVEREENKOMST GROND VOOR EENGEZINSHUIZEN, VERSIE

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE KOOPOVEREENKOMST GROND VOOR EENGEZINSHUIZEN, VERSIE ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE KOOPOVEREENKOMST GROND VOOR EENGEZINSHUIZEN, VERSIE 1-1-2010 Bij deze algemene voorwaarden horen: - Koopovereenkomst Grond voor eengezinshuizen, versie 1-1-2010 Definities

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 229 Wet van 18 april 2002 tot vaststelling van de Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, derde gedeelte

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 21 155 Wijziging van de regeling van de overdracht van aandelen op naam in naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.

Nadere informatie

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen Artikel 750 1. Aanneming van werk is de overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens

Nadere informatie

Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.

Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten. Burgerlijk Wetboek Boek 3, Vermogensrecht Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen Titel 1. Algemene bepalingen Afdeling 1. Begripsbepalingen Artikel 1 Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten.

Nadere informatie

Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83

Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83 Doorlopende tekst van de gewijzigde artikelen van de titels 1.6, 1.7 en 1.8 BW (nieuw), alsmede van artikel V (overgangsbepaling), zoals deze luidt volgens Kamerstukken I 2008/09, 28 867, A (gewijzigd

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 333 17 213 Vaststelling van titel 7.3 (Schenking) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 28 juni 2001 Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verlangend

Nadere informatie

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Tekst geldend op: 26-08-2014) Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming (Wet op de loonvorming [Versie geldig vanaf: 17-02-1999]) Geschiedenis: Staatsblad 1997, 63;Staatsblad

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 069 Uitvoering van verordening (EG) Nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale

Nadere informatie

Wijzigingen: AB 2009 no. 75; AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no. 15) ====================================================================== Artikel 1

Wijzigingen: AB 2009 no. 75; AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no. 15) ====================================================================== Artikel 1 Intitulé : Landsverordening op stichtingen Citeertitel: Landsverordening op stichtingen Vindplaats : AB 1999 no. GT 3 Wijzigingen: AB 2009 no. 75; AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no. 15) Artikel 1 1. Een

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994±1995 24 212 Vaststelling en invoering van afdeling 7.1.12 (huurkoop onroerende zaken) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Wanneer iemand door verjaring eigenaar wordt van een stuk grond, spreken we van verkrijgende verjaring.

Wanneer iemand door verjaring eigenaar wordt van een stuk grond, spreken we van verkrijgende verjaring. Bijlage 3 JURIDISCHE ASPECTEN VAN VERJARING Wanneer iemand door verjaring eigenaar wordt van een stuk grond, spreken we van verkrijgende verjaring. Het Burgerlijk Wetboek kent twee vormen van verkrijgende

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 33 987 Voorstel van wet van de leden Swinkels, Recourt en Van Oosten tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 621 Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met bepalingen over nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige overheidsdaad (Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 308 Wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de versterking van de positie van de auteur en de uitvoerende

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 110 Wet van 6 maart 2003 tot aanpassing van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van

Nadere informatie

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten pagina 1 van 5 Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren

Nadere informatie

gewijzigd j/n Koop is de overeenkomst waarbij de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor een prijs in geld te betalen.

gewijzigd j/n Koop is de overeenkomst waarbij de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor een prijs in geld te betalen. W oek 7 estaande Tekst na wijziging 28746 jo 31065 t/m NvW 5 Tekst na wijziging 28746 jo 31065 t/m amendementen Tekst na wijziging 32426 (nr. 2) urgerlijk Wetboek oek 7, ijzondere overeenkomsten urgerlijk

Nadere informatie

Echtscheiding kan nimmer door onderlinge toestemming plaats hebben.

Echtscheiding kan nimmer door onderlinge toestemming plaats hebben. DERDE AFDELING VAN ECHTSCHEIDING Artikel 260-142 De vordering tot echtscheiding wordt ingesteld bij de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de gedaagde op het ogenblik van de indiening van het in artikel

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 334 Wet van 6 juli 2004, houdende regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 822 Invoering Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, derde gedeelte (Overgangsrecht) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan

Nadere informatie

Landsverordening regeling gebruik in deeltijd van onroerende zaken enaanpassing appartementsrecht

Landsverordening regeling gebruik in deeltijd van onroerende zaken enaanpassing appartementsrecht Zoek regelingen op overheid.nl Nederlandse Antillen Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl! LANDSVERORDENING van de 27ste april 2005 tot wijziging van de Boeken 5 en

Nadere informatie

Recht P2 Auteur: Lydia Janssen

Recht P2 Auteur: Lydia Janssen Recht P2 Auteur: Lydia Janssen Ondernemingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid Eenmanszaak Maatschap VOF (CV) Ondernemingsvormen met rechtspersoonlijkheid (2:3 BW) BV NV (vereniging, coöperatie, OWM, stichting)

Nadere informatie

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst (Tekst geldend op: 18-03-2009) Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Invoeringswet Boeken 3-6 Nieuw B.W. eerste gedeelte, bevattende wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en de

Nadere informatie

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd Mandaat en delegatie mr. M.C. de Voogd Artikel 1:1 Awb 1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan: a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of b. een ander persoon of college,

Nadere informatie

Korte handleiding bijeenkomst 8. Bijzondere overdrachten.

Korte handleiding bijeenkomst 8. Bijzondere overdrachten. Korte handleiding bijeenkomst 8. Bijzondere overdrachten. Situaties: 1. Overdracht onder voorwaarde 2. Overdracht onder eigendomsvoorbehoud 3. Overdracht toekomstige goederen 4. Overdracht onder tijdsbepaling

Nadere informatie

Boek 7 Bijzondere overeenkomsten Titel 1 Koop en ruil

Boek 7 Bijzondere overeenkomsten Titel 1 Koop en ruil Afdeling 1 Koop: Algemene bepalingen Boek 7 Bijzondere overeenkomsten Titel 1 Koop en ruil Artikel 1 Koop is de overeenkomst waarbij de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor een prijs

Nadere informatie

SURINAME. WET OP DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST 1962 GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME NO. 106

SURINAME. WET OP DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST 1962 GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME NO. 106 SURINAME WET OP DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST 1962 GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME NO. 106 LANDSVERORDENING van 14 juli 1962 tot regeling van de collectieve arbeidsovereenkomst. IN NAAM DER KONINGIN!

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 205 Wet van 18 april 2011 tot wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van

Nadere informatie

1. De stichting, strijdig met de openbare orde, is verboden.

1. De stichting, strijdig met de openbare orde, is verboden. WET van 19 juli 1968, houdende wettelijke regeling van stichtingen (G.B. 1968 no. 74), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij G.B. 1970 no. 81, S.B. 1983 no. 1. HOOFDSTUK 1 ALGEMENE

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

Afdeling 2. Overeenkomst van gecombineerd goederenvervoer

Afdeling 2. Overeenkomst van gecombineerd goederenvervoer Afdeling 2. Overeenkomst van gecombineerd goederenvervoer BW. Artikel 8:40 De overeenkomst van gecombineerd goederenvervoer is de overeenkomst van goederenvervoer, waarbij de vervoerder (gecombineerd vervoerder)

Nadere informatie

ARTIKEL I Titel 13 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt vastgesteld:

ARTIKEL I Titel 13 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt vastgesteld: Ambtelijk voorontwerp Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de modernisering van de regeling omtrent personenvennootschappen (Wet modernisering personenvennootschappen)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 283 Wet van 22 juni 2000 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de herziening van het preventief toezicht bij oprichting

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 - Vermogensrechten 1 1 Vermogensrechten in het algemeen 1

Hoofdstuk 1 - Vermogensrechten 1 1 Vermogensrechten in het algemeen 1 INHOUDSOPGAVE Uitgebreide inhoudsopgave Enige Afkortingen Lijst van verkort aangehaalde werken Hoofdstuk 1 - Vermogensrechten 1 1 Vermogensrechten in het algemeen 1 Hoofdstuk 2 - Onderscheidingen van vermogensrechten

Nadere informatie

Algemene voorwaarden SpaaQ versie

Algemene voorwaarden SpaaQ versie Algemene voorwaarden SpaaQ versie 1.0 2016 Artikel 1 Definities In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: Opdrachtgever: degene die, alleen of gezamenlijk en niet in de uitoefening van een beroep

Nadere informatie

1 van 5 26-10-13 19:27

1 van 5 26-10-13 19:27 1 van 5 26-10-13 19:27 Burgerlijk Wetboek Boek 1, Titel 19 (Tekst geldend op: 24-10-2013) Titel 19. Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen Artikel 431 Indien een meerderjarige als gevolg

Nadere informatie

33 313 Voorstel van wet van de leden Sterk en Ortega-Martijn ter bevordering van het sparen door jongeren (Jongerenspaarwet)

33 313 Voorstel van wet van de leden Sterk en Ortega-Martijn ter bevordering van het sparen door jongeren (Jongerenspaarwet) T W E E D E K A M E R D E R S T A T E N - 2 G E N E R A A L Vergaderjaar 2011-2012 33 313 Voorstel van wet van de leden Sterk en Ortega-Martijn ter bevordering van het sparen door jongeren (Jongerenspaarwet)

Nadere informatie

WET van 14 april 1978, betreffende huurkoop van onroerend goed (Wet Huurkoop Onroerend Goed) (G.B. 1978 no. 32).

WET van 14 april 1978, betreffende huurkoop van onroerend goed (Wet Huurkoop Onroerend Goed) (G.B. 1978 no. 32). WET van 14 april 1978, betreffende huurkoop van onroerend goed (Wet Huurkoop Onroerend Goed) (G.B. 1978 no. 32). Artikel 1 1. Huurkoop in de zin van deze wet is de koop en verkoop van onroerend goed, waarbij

Nadere informatie

Wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht

Wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht Wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht ARTIKEL I De Auteurswet wordt als volgt gewijzigd: Tekst voorontwerp Artikel 2 1.

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

VOORSTEL VAN WET. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 32 194 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 614 Wijziging van titel 5.9 (Appartementsrechten) van het Burgerlijk Wetboek Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE VERKOOP VAN ONROERENDE ZAKEN DOOR DE GEMEENTE BEDUM

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE VERKOOP VAN ONROERENDE ZAKEN DOOR DE GEMEENTE BEDUM ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE VERKOOP VAN ONROERENDE ZAKEN DOOR DE GEMEENTE BEDUM Bedingen die van toepassing zijn op de verkoop van alle onroerende zaken. HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 :

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 137 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de wet tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet in verband met het verbeteren van de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen alsmede de uniformering van enkele bepalingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 277 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de herziening van het preventief toezicht bij oprichting en wijzigingen van

Nadere informatie

Intitulé : LANDSVERORDENING bevattende de tekst van de titels 3.10 en 3.11 voor een nieuw Burgerlijk Wetboek van Aruba

Intitulé : LANDSVERORDENING bevattende de tekst van de titels 3.10 en 3.11 voor een nieuw Burgerlijk Wetboek van Aruba Intitulé : LANDSVERORDENING bevattende de tekst van de titels 3.10 en 3.11 voor een nieuw Burgerlijk Wetboek van Aruba Citeertitel: Geen Vindplaats : AB 2000 no. 63 (inwtr. 2001 no. 138) Wijzigingen: AB

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 633 Wet van 15 december 1995, houdende wijziging van de inkomstenbelasting en de vermogensbelasting (belastingheffing in geval van tijdelijke

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden. Artikel 1: Definities

Algemene Voorwaarden. Artikel 1: Definities Algemene Voorwaarden Artikel 1: Definities 1. De NFG : De Stichting Nederlandse Federatie Gezondheidszorg (kort: NFG), gevestigd te Assen, bij de kamer van Koophandel ingeschreven onder nummer 54322553.

Nadere informatie

A 2011 N 62 PUBLICATIEBLAD IN NAAM DER KONINGIN! De Waarnemende Gouverneur van Curaçao,

A 2011 N 62 PUBLICATIEBLAD IN NAAM DER KONINGIN! De Waarnemende Gouverneur van Curaçao, A 2011 N 62 PUBLICATIEBLAD LANDSVERORDENING van de 15 de december 2011 tot aanvulling van titel 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake koop van onroerende zaken alsmede vaststelling

Nadere informatie

Actualiteiten over het retentierecht van de aannemer

Actualiteiten over het retentierecht van de aannemer Actualiteiten over het retentierecht van de aannemer 11 februari 2016 Mr. L.A. (Leonie) Dutmer Overzicht retentierecht van de aannemer Elementen retentierecht Feitelijke macht en kenbaarheid Retentierecht

Nadere informatie

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST 13 Geneeskundige behandelingsovereenkomst (P.B. 2000, no. 118) Landsverordening van de 23ste oktober 2000 houdende vaststelling van de tekst van Boek 7 van het Burgerlijk

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten betreffende het uitspreken van de echtscheiding en ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de ambtenaar van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 622 Wet van 13 december 2001 tot uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de

Nadere informatie

Burgerlijk wetboek - boek 2 - rechtspersonen

Burgerlijk wetboek - boek 2 - rechtspersonen Burgerlijk wetboek - boek 2 - rechtspersonen Arikel 30 Vereniging kan geen registergoederen verkrijgen 1.Een vereniging waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte, kan geen registergoederen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Nadere informatie

MENTORSCHAP TEN BEHOEVE VAN MEERDERJARIGEN ARTIKELEN

MENTORSCHAP TEN BEHOEVE VAN MEERDERJARIGEN ARTIKELEN TITEL 20: MENTORSCHAP TEN BEHOEVE VAN MEERDERJARIGEN ARTIKELEN 450-462 Artikel 450 Indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Eigen Huis Hypotheekservice B.V.

Algemene voorwaarden Eigen Huis Hypotheekservice B.V. Algemene voorwaarden Eigen Huis Hypotheekservice B.V. Artikel 1 Definities In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: Opdrachtgever: degene die, alleen of gezamenlijk en niet in de uitoefening

Nadere informatie

Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten

Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Tekst geldend op: 12-04-2011) Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

: LANDSVERORDENING bevattende de tekst van titel 6.5 voor een nieuw Burgerlijk Wetboek van Aruba

: LANDSVERORDENING bevattende de tekst van titel 6.5 voor een nieuw Burgerlijk Wetboek van Aruba Intitulé : LANDSVERORDENING bevattende de tekst van titel 6.5 voor een nieuw Burgerlijk Wetboek van Aruba Citeertitel: Geen Vindplaats : AB 2000 no. 69 (AB 2001 no. 138) Wijzigingen: AB 2009 no. 75; AB

Nadere informatie

3.Offerte: de door LABEL ME gedane offerte voor het leveren van Diensten.

3.Offerte: de door LABEL ME gedane offerte voor het leveren van Diensten. Algemene Voorwaarden LABEL ME Artikel 1: Definities In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. 1.LABEL

Nadere informatie

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK WETTELIJKE SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK BOEK III TITEL Vbis WETTELIJKE SAMENWONING Artikel 1475 Onder wettelijke samenwoning wordt verstaan de toestand van samenleven

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 199 Wet van 8 mei 2003 tot aanpassing van Boek 3 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden van de vereniging Nederlands Instituut van Psychologen (het NIP) Geldend vanaf 1 januari 2014

Algemene Voorwaarden van de vereniging Nederlands Instituut van Psychologen (het NIP) Geldend vanaf 1 januari 2014 Algemene Voorwaarden van de vereniging Nederlands Instituut van Psychologen (het NIP) Geldend vanaf 1 januari 2014 Definities Het NIP: de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Nederlands Instituut

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 98 Wet van 5 maart 2007 tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 580 Beschikking van de Minister van Justitie van 21 september 2010 tot plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Monumentenwet BES, zoals

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 485 Wet van 2 november 2000, houdende wijziging van de Wet giraal effectenverkeer Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

ARTIKEL 1. BEGRIPSBEPALINGEN Bart Jansen Advies: Bart Jansen Advies, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer

ARTIKEL 1. BEGRIPSBEPALINGEN Bart Jansen Advies: Bart Jansen Advies, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer ARTIKEL 1. BEGRIPSBEPALINGEN Bart Jansen Advies: Bart Jansen Advies, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 74414860 Offerte: een aanbieding (schriftelijk of per mail) van Bart Jansen Advies

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 33 Wet van 22 januari 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot verbetering van de regeling van de positie van de deskundige

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 621 Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met bepalingen over nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige overheidsdaad (Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14167 Wijziging in het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, strekkende tot invoering ten behoeve van minderjarige moeders

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1980-1981 17496 Invoeringswet Boeken 3-6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (vierde gedeelte) (wijziging van Boek 3) Regelen met betrekking tot de openbare registers

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 79 26 862 Wijziging van de regeling in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het naamrecht, de voorkoming van schijnhuwelijken

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 175 Wet van 23 maart 2005 tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de betekening

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 157 23 761 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met opneming daarin

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 339 Wijziging van de Waterleidingwet (eigendom waterleidingbedrijven) A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 9 december 2003 Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 428 Beschikking van de Minister van Justitie van 16 augustus 2002, houdende plaatsing in het Staatsblad van de vernummerde tekst van de wet van

Nadere informatie