Onderzoeksplan Animal Sciences Group Wageningen UR Livestock Research. Overzicht PPE-projecten. April Contactpersoon:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Onderzoeksplan 2013. Animal Sciences Group Wageningen UR Livestock Research. Overzicht PPE-projecten. April 2013. Contactpersoon:"

Transcriptie

1 Onderzoeksplan 2013 Animal Sciences Group Wageningen UR Livestock Research Overzicht PPE-projecten April 2013 Contactpersoon: Ing. H. Ellen Accountmanager PPE Postbus AB Lelystad Tel.: Fax.:

2 Ten geleide Het onderzoeksplan 2013 van Wageningen UR Livestock Research is opgesteld ten behoeve van het Productschap Pluimvee en Eieren. Onderzoeksvragen zijn geïnventariseerd en gedefinieerd in de bijeenkomsten van de klankbordgroepen die zijn ingesteld door de Adviescommissie Praktijkonderzoek Pluimveehouderij (POP). Een aantal onderzoeken zijn al gestart in 2012 en hebben een vervolg in Voor de volledigheid zijn deze onderzoeken weer opgenomen in dit overzicht. Per onderzoek is dit aangegeven. Evenals voorgaande jaren richt het onderzoek zich sterk op vraagstukken rond het welzijn van de dieren. Onderzoeken zoals het voorkomen van pikkerij bij (opfok)leghennen en het tegengaan van voetzoolaandoeningen bij vleeskuikens. De medefinanciering van projecten vanuit de overheid vond voor het eerst in 2012 en nu ook in 2013 plaats via de zogenaamde Privaat-Publieke-Samenwerking (PPS) binnen de diverse Topsectoren. Dit geldt ook voor een aantal projecten die zijn opgenomen in dit jaarplan. Per project is dit aangegeven. Ook zijn er soms nog andere subsidieverstrekkers, bijvoorbeeld: het toeleverend bedrijfsleven, integraties, Productschap Diervoeder, EU, PVV en PZ. Wageningen UR Livestock Research hecht sterk aan goede contacten met de sector. Een belangrijk onderdeel van het jaarplan zijn daarom ook de activiteiten ten aanzien van kennisuitwisseling. In 2010 zijn opnieuw afspraken gemaakt met de sector over de invulling van dit aspect. Het jaarlijks organiseren van sectormiddagen is daarbij vervangen voor een meer doelgerichte aanpak om de kennis en informatie vanuit onderzoek te brengen bij de pluimveehouder. Via die weg is er direct contact mogelijk tussen primaire (pluim)veehouders en de medewerkers van Wageningen UR Livestock Research. Ik hoop dat dit jaarplan weer bijdraagt aan een goede samenwerking tussen de sector en het onderzoek. ing. H (Hilko) Ellen accountmanager PPE Lelystad, april

3 Overzicht van de begroting van de PPE-projecten 2013 In het overzicht is per sector of tak aangegeven welke bijdrage aan het PPE wordt gevraagd voor het uitvoeren van onderzoek en kennisoverdracht in Sector Pagina Onderzoek ( ) Kennisuitwisseling Totaal ( ) ( ) Leghennen en opfok leg Vleeskuikens Vermeerdering en opfok vlees en leg Kuikenbroeders leg+vlees, fokkers vlees, fokkers leg Kalkoenen 1) Eenden Konijnen Totaal ) De sector kalkoenhouderij heeft in het najaar 2006 besloten geen structureel onderzoek meer uit te zetten bij ASG. Als daar dringende aanleiding toe is zal onderzoek in de vorm van projecten worden gefinancierd. Op de volgende bladzijden is per sector of tak een overzicht van lopende en nieuwe projecten gegeven, waarbij tevens het gevraagde budget per project staat vermeld. Het algemene project over kennisoverdracht start bij pagina

4 Toelichting bij functieomschrijvingen In de begrotingen van de projecten worden diverse functieomschrijvingen gebruikt. Reden is de veranderingen in de tijd van de formats en interne benamingen. Onderstaand een overzicht van de gebruikte termen voor de onderlinge vergelijking. Niveau afkorting Vergelijkbare termen (afkorting) Hoger Beroeps Onderwijs HBO Onderzoeksassistent (OASS) Assistent onderzoeker Lager personeel (Laag) Wetenschappelijk Onderzoek WO Junior onderzoeker (JOND) Jr. onderzoeker Middelbaar personeel (Middel) Senior Wetenschappelijk Onderzoek SWO Onderzoeker (OND) Senior onderzoeker (SONZ) Sr. onderzoeker Hoger personeel (Hoog) 4

5 Overzicht projectaanvragen leghennenhouderij Projecten in kader onderzoek ingrepen PPE-bijdrage 2013 ( ) Bijdrage Topsectoren / derden ( ) Budget totaal 2013 ( ) Monitoring van onbehandelde leghennenkoppels en definiëren van effectief management ( best practices ) om verenpikken en kannibalisme te voorkomen Waarnemingen praktijkkoppels niet snavelbehandelde leghennen * Preventie verenpikken door verbeteren scharrelmogelijkheden in opfokperiode * Subtotaal Overige projecten Fosforbehoefte en -uitscheiding van leghennen in een volièresysteem Valideren van prototype geautomatiseerde vogelmijtenteller in kleine kooien Ontwikkelen en testen van een meetmethode voor de geautomatiseerde vogelmijtmonitor; laboratoriumtesten (uitvoering stap 6 en 7 van fase 1) * Subtotaal Totaal * Dit is een doorlopend project uit Totaal voor 2013 begroot voor onderzoek ,- Budget voor kennisuitwisseling ,- 5

6 Projectaanvraag/- voorstel, behorende bij de Verordening Subsidieverstrekking (PPE) 2010 en de Algemene voorwaarden subsidieverstrekking PPE Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock Research Lelystad Projecttitel: Monitoring van onbehandelde leghennenkoppels en definiëren van effectief management ( best practices ) om verenpikken en kannibalisme te voorkomen Projectnummer (PVE): Vervolg op: Monitoring Praktijkkoppels onbehandeld Verwachte duur/looptijd: 2 jaar Behorende bij klankbordgroep: Leg + Stuurgroep Ingrepen Projectleider: Ingrid de Jong Onderzoeker(s): Ingrid de Jong, Thea van Niekerk, Berry Reuvekamp, Henk Gunnink In samenwerking met: Eierhandel Gebr. van Beek; Bristol University (UK) mogelijkheden tot samenwerking met TIHO-Hannover (Duitsland) worden onderzocht (NB: Alleen instellingen en/of bedrijven waarmee daadwerkelijk wordt samengewerkt.) Aan het PPE gevraagde subsidie: Aan derden gevraagde subsidie (P4F): Bijdrage van bedrijven (specificeren): 2012 en eerder : 2013 : 2014 en verder : Totaal per categorie : Eigen bijdrage: Totaal per periode: Bedragen 2014 zijn indicatief 6

7 1A. PROBLEEMSTELLING / AANLEIDING In het kader van het Ingrepenbesluit staat snavelbehandelen bij leghennen ter discussie. Het achterwege laten van deze ingreep kan echter ook negatieve gevolgen hebben voor het welzijn van het dier. Er is dan immers veel kans op excessieve pikkerij, die leidt tot verwondingen en uitval. In het kader van het Plan van Aanpak Ingrepen zijn de sector en EZ een onderzoekstraject ingegaan om in de toekomst de houderij zonder snavelbehandelen mogelijk te maken. Dit plan heeft veel informatie opgeleverd omtrent verenpikkerij en de mogelijkheden om ingrepen te verminderen of zelfs geheel achterwege te laten. Er ontbreekt echter nog ervaring en kennis om ingrepen bij alle bedrijven geheel weg te laten. Op 13 juli 2011 heeft EZ daarom besloten om de ingangsdatum van het verbod op ingrepen 10 jaar uit te stellen. In de tussentijd moet de sector aan de slag, om na te gaan of het mogelijk is om leghennen te houden waarvan de snavel niet behandeld is. Verenpikkerij is een multifactorieel probleem. Vele factoren dragen ertoe bij dat pikkerij wel of niet ontstaat. Deze factoren kunnen daarbij ook nog eens elkaar beïnvloeden. Uit een inventarisatie van ASG is een lijst voortgekomen met maatregelen tegen pikkerij. Uit deze lijst komt naar voren dat de opfok een belangrijke basis legt voor het wel of niet ontstaan van overmatige verenpikkerij later in de legperiode. Daarnaast moeten maatregelen op het legbedrijf de dieren op het goede spoor houden. In 2011 is een interviewronde gehouden onder de diverse sectorgeledingen in de legpluimveehouderij. Daaruit kwam naar voren dat er duidelijk twee sporen zijn: het ene spoor denkt dat het nog te vroeg is om snavelbehandelen achterwege te laten, maar het andere spoor denkt dat er voldoende kennis is om een eerste stap te wagen. Met deze laatste groep is verder gediscussieerd om te inventariseren waar mogelijkheden liggen om een keten zonder ingrepen te realiseren. Uit deze discussie is een helder beeld verkregen wie en wat er nodig is om op verantwoorde wijze een eerste stap te zetten naar een ingrepenvrije keten. In 2012 zijn twee koppels met onbehandelde hennen gemonitord. Beide koppels bleken het goed te doen. Een verdere monitoring kan echter beter inzicht geven in de haalbaarheid van het houden van onbehandelde leghennenkoppels. 1B. DOELSTELLING Monitoren van legbedrijven bij de overgang naar het houden van onbehandelde leghennenkoppels, en daaruit destilleren van best practices voor bedrijven die in de toekomst onbehandelde hennen gaan houden. 2. MOTIVERING VAN DE ONDERZOEKSINSTELLING Wageningen UR Livestock Research heeft ruime ervaring met het doen van onderzoek naar onbehandelde leghennen en gedragsonderzoek bij leghennen. Verder heeft WUR-LR praktische kennis van de sector door projecten die de laatste jaren in de praktijk zijn uitgevoerd. 3. PROBLEEMEIGENAREN / BELANGHEBBENDEN Alle ketenpartijen in de legsector hebben belang bij dit onderzoek, omdat het de ervaringen in kaart brengt hoe op praktijkschaal op verantwoorde wijze snavelbehandelingen achterwege gelaten kunnen worden. Dit levert de noodzakelijke ervaring voor andere marktpartijen om ook naar een ingrepenvrije houderij te gaan. Het beleid van EZ is erop gericht om naar een ingrepenvrije houderij te gaan. Dit onderzoek draagt enerzijds bij aan het realiseren van dit beleid, anderzijds brengt het in kaart hoe de praktijk het implementeren van dit beleid realiseert. 4. STAND VAN ZAKEN (WIE HEEFT AL WAT GEDAAN EN WAT ONTBREEKT ER NOG) Binnen het project Kennisoverdracht Ingrepen is nagegaan wat de mogelijkheden en belemmeringen zijn met betrekking tot het houden van reguliere (niet biologische) leghennen zonder snavelbehandeling. Uit die inventarisatie bleek dat een deel van de deelnemers de verwachting had dat een ingrepen-vrije keten mogelijk is. In 2012 zijn twee koppels onbehandelde hennen in volièrehuisvesting gevolgd. Beide bleken geen grote problemen met verenpikkerij te hebben. Door deze ervaringen aangemoedigd, hebben andere pluimveehouders aangegeven dit ook te willen proberen. 5A. WERKWIJZE / PROJECTACTIVITEITEN Bij de aanpak van het project wordt nauw aangesloten bij een gelijksoortig project dat door Bristol University (prof Christine Nicol) wordt uitgevoerd bij onbehandelde leghennenkoppels in niet-kooi systemen in de UK. 7

8 Tevens wordt gekeken of aansluiting mogelijk is met een in Duitsland lopend tweejarig project, waarbij 11 onbehandelde praktijkkoppels onderzocht worden (Stiftung Tierärztliche Hochschule Hannover - Institut für Tierhygiene, Tierschutz und Nutztierethologie Dr. Birgit Spindler & Prof. Dr. Dr. H. C. J. Hartung). Omdat dit project reeds in 2011 gestart is en tot augustus 2013 loopt, en dus in afrondende fase is, is afstemming van de meetmethodiek niet meer mogelijk. Dit is nog wel mogelijk met het project dat in de UK loopt. Omdat waarnemingen zoveel mogelijk op dezelfde wijze en tijdstippen worden uitgevoerd kunnen cijfers van Nederland en de UK worden vergeleken en kan informatie-uitwisseling tussen de projecten worden geoptimaliseerd. Dit project kan profiteren van de al verzamelde kennis en advies-pakketten die in de UK zijn/worden ontwikkeld, omdat ze daar inmiddels gestart zijn met het monitoren van 11 bedrijven. Activiteiten: - Bezoek aan legbedrijf voor het moment van omschakelen en aanreiken van kennis over voorkomen van verenpikken en kannibalisme - In kaart brengen van gedrag, mortaliteit, veerbeschadigingen en productie bij onbehandelde koppels - In kaart brengen van het management op deze bedrijven en bepalen van effectieve management strategieën Om een goed beeld te krijgen van het verloop van welzijn en kengetallen van onbehandelde koppels is een minimum van 10 koppels gewenst. Koppels worden zowel gevolgd in de opfokperiode als in de legperiode (waarnemingen op 8, 20, 40, weken leeftijd en einde leg). Ook wordt voor het plaatsen van het onbehandelde koppel een onderzoek aan het legbedrijf gebracht en vastgelegd hoe het bedrijf tot dan toe met behandelde hennen geproduceerd heeft (kengetallen, uitval, problemen met pikkerij, management aanpassingen van minimaal laatste behandelde koppel). Kennis over voorkomen van verenpikken en kannibalisme wordt gedeeld met de pluimveehouder voor het moment dat het onbehandelde koppel op het bedrijf arriveert. Voor de goede uitvoering van het project is een nauwe samenwerking en open communicatie met de deelnemende keten(s) essentieel. 5B. WERKWIJZE / TIJDSPLANNING Voor 2013 is informatie bekend van 4 koppels die zonder snavelbehandeling in reguliere stallen gehouden gaan worden. Dit zijn allen koppels in niet-kooisystemen. Getracht zal worden om in 2013 nog twee kooikoppels te gaan volgen, maar dit kan alleen als er onbehandelde hennen in kooien gehouden gaan worden. Vooralsnog is uitgegaan van monitoren van 6 koppels, omdat er waarschijnlijk niet meer beschikbaar zijn. Tijdspad: - 8 maart 2013: eerste metingen aan opfok van eerste praktijkkoppel ( witte scharrelhennen, 8 weken oud) - begin mei 2013: eerste metingen aan tweede praktijkkoppel ( witte scharrel, 8 weken oud) - juli 2013: eerste metingen aan derde praktijkkoppel (aantallen en type dier nog niet bekend, waarschijnlijk bruin) - augustus 2013: eerste metingen aan vierde praktijkkoppel (aantallen en type dier nog niet bekend, waarschijnlijk bruin) - 2e helft 2013: eerste metingen aan twee kooikoppels (details nog niet bekend) Go-no-go: Eind 2013 is de volgende informatie beschikbaar: - 8, 20, 40 weken metingen van 2 koppels - 8 en 20 weken metingen van 2 koppels - informatie over vorige koppel van de te volgen koppels - indien mogelijk 8 en 20 weken metingen van 2 kooikoppels - informatie o.b.v. van resultaten uit het Duitse project en het Engelse project Begin 2014 zal een eindrapportage, dan wel tussenrapportage gepubliceerd worden in de Pluimveehouderij. Afhankelijk van de mogelijkheden van financiering zal het project wel of niet vervolgd worden: - wel vervolg: zie tijdpad geen vervolg: project wordt afgesloten 8

9 Tijdpad 2014: - 1e helft 2014: einde-leg metingen aan 2 koppels, 40 weken meting 2 koppels en 2 kooikoppels - 2e helft 2014: einde-leg metingen aan 2 koppels en 2 kooikoppels - Eind 2014: rapportage in de Pluimveehouderij - Eventueel gezamenlijke wetenschappelijke publicatie met Bristol. Als er in 2014 meer onbehandelde koppels beschikbaar komen kan het project worden uitgebreid tot de (gewenste) 10 koppels (niet begroot). 6. BEGELEIDING / PROJECTORGANISATIE Dit project wordt begeleid door de Klankbordgroep Praktijkonderzoek Leg en de Stuurgroep Ingrepen. De gedragswaarnemingen worden uitgevoerd door medewerkers van Livestock Research. Het bijhouden van de technische resultaten en de uitval wordt door de pluimveehouder uitgevoerd. 7. RESULTAATVERWACHTING Van het onderzoeksproject worden de volgende resultaten verwacht: Effect op: zeer negatief negatief n.v.t. positief zeer positief productkwaliteit + kostprijs per eenheid + flexibiliteit + arbeidsaspecten + ketenvorming + product/sector imago + milieuaspecten + concurrentiekracht + dierenwelzijn + 8. PRODUCTEN (ONDERWERPEN VOOR VERVOLG / BASIS VOOR HET RAPPORT) 2 artikelen in de Pluimveehouderij eventueel 1 wetenschappelijk artikel (niet begroot) 9. KENNISOVERDRACHT / COMMUNICATIEPLAN Leden van de klankbordgroep en de stuurgroep krijgen de concepten van de artikelen te lezen. In de klankbordgroep en de stuurgroep zal over de voortgang van het project worden gerapporteerd. 10. BEGROTING IN EURO De begroting geeft de totale kosten weer (dus zowel PPE-deel als EZ-deel), er is gewerkt met een gemiddeld tarief. De financiering van EZ is exclusief BTW. Bedragen 2014 zijn indicatief. 9

10 Personeelskosten: Aantal uren: Totaal: Functie-omschrijving: Uurtarief: Functie-omschrijving: Uur-tarief: Aantal uren: Totaal: Laag 84, Laag 86, Middelb Middelb. 109, Hoog Hoog 137, Cumulatief: Cumulatief: Reiskosten: Reden: Km. tarief: Aantal km.: Totaal: Reden: Km. tarief: Aantal km.: Totaal: Bedrijfsbezoek 0, Bedrijfsbezoek 0, Bijeenkomst 0, Bijeenkomst 0, Cumulatief: Cumulatief: Materiële en overige kosten: Kosten van materialen/apparatuur/analyses/etcetera Datum: Omschrijving: Kosten: Datum: Omschrijving: Kosten: Diverse materieel 294 Diverse materieel 250 Cumulatief: 294 Cumulatief: 250 Totale kosten per onderdeel / activiteit: Bedrag: Bedrag: Totale kosten onderzoek: Overige toelichtingen: Aldus opgemaakt op: Te: Lelystad Door: Thea van Niekerk en Ingrid de Jong 10

11 Projectaanvraag/- voorstel, behorende bij de Verordening Subsidieverstrekking (PPE) 2010 en de Regeling financiële bijdragen (2006/030/E0040 van de PVE) Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock Research Lelystad Projecttitel: Waarnemingen praktijkkoppels niet snavelbehandelde leghennen Projectnummer (PVE): Vervolg op: n.v.t. Behorende bij klankbordgroep: Leg Verwachte duur/looptijd: 18 maanden Projectleider: Th. van Niekerk Onderzoeker(s): Th. van Niekerk, B. Reuvekamp, H. Gunnink In samenwerking met: Eierhandel Gebr. van Beek (NB: Alleen instellingen en/of bedrijven waarmee daadwerkelijk wordt samengewerkt.) Aan het PPE gevraagde subsidie: Aan derden gevraagde subsidie (EL&I en P4F): 2011 en eerder : 2012 : 2013 en verder : Totaal per categorie : Bijdrage van bedrijven (specificeren): Eigen bijdrage: Totaal per periode:

12 1A. PROBLEEMSTELLING / AANLEIDING In het kader van het Ingrepenbesluit staat snavelbehandelen bij leghennen ter discussie. Het achterwege laten van deze ingreep kan echter ook negatieve gevolgen hebben voor het welzijn van het dier. Er is dan immers veel kans op excessieve pikkerij, die leidt tot verwondingen en uitval. In het kader van het Plan van Aanpak Ingrepen zijn de sector en LNV een onderzoekstraject ingegaan om in de toekomst de houderij zonder snavelbehandelen mogelijk te maken. Dit plan heeft veel informatie opgeleverd omtrent verenpikkerij en de mogelijkheden om ingrepen te verminderen of zelfs geheel achterwege te laten. Er ontbreekt echter nog ervaring en kennis om ingrepen bij alle bedrijven geheel weg te laten. Op 13 juli 2011 heeft EL&I daarom besloten om de Vrijstelling van het Ingrepenbesluit met 10 jaar te verlengen. In de tussentijd moet de sector aan de slag, om na te gaan of het mogelijk is om leghennen te houden waarvan de snavel niet behandeld is. Verenpikkerij is een multifactorieel probleem. Vele factoren dragen ertoe bij dat pikkerij wel of niet ontstaat. Deze factoren kunnen daarbij ook nog eens elkaar beïnvloeden. Uit een inventarisatie van ASG is een lijst voortgekomen met maatregelen tegen pikkerij. Uit deze lijst komt naar voren dat de opfok een belangrijke basis legt voor het wel of niet ontstaan van overmatige verenpikkerij later in de legperiode. Daarnaast moeten maatregelen op het legbedrijf de dieren op het goede spoor houden. In 2011 is een interviewronde gehouden onder de diverse sectorgeledingen in de legpluimveehouderij. Daaruit kwam naar voren dat er duidelijk twee sporen zijn: het ene spoor denkt dat het nog te vroeg is om snavelbehandelen achterwege te laten, maar het andere spoor denkt dat er voldoende kennis is om een eerste stap te wagen. Met deze laatste groep is verder gediscussieerd om te inventariseren waar mogelijkheden liggen om een keten zonder ingrepen te realiseren. Uit deze discussie is een helder beeld verkregen wie en wat er nodig is om op verantwoorde wijze een eerste stap te zetten naar een ingrepenvrije keten. 1B. DOELSTELLING De doelstelling van de ingrepenvrije keten is: het op verantwoorde wijze houden van leghennen zonder snavelbehandeling zonder dat excessieve pikkerij ontstaat. Het doel van het onderzoek is: monitoren van koppels onbehandelde leghennen in reguliere houderijsystemen om de resultaten met betrekking tot gedrag (m.n. pikkerij) en de mogelijke effecten daarvan op productie in kaart te brengen. 2. MOTIVERING VAN DE ONDERZOEKSINSTELLING Wageningen UR Livestock Research heeft ervaring met het doen van onderzoek naar onbehandelde leghennen en ruime ervaring in gedragsonderzoek. Verder heeft WUR-LR praktische kennis van de sector door projecten die de laatste jaren in de praktijk zijn uitgevoerd. 3. PROBLEEMEIGENAREN / BELANGHEBBENDEN Alle ketenpartijen in de legsector hebben belang bij dit onderzoek, omdat het de ervaringen in kaart brengt hoe op praktijkschaal op verantwoorde wijze snavelbehandelingen achterwege gelaten kunnen worden. Dit levert de noodzakelijke ervaring voor andere marktpartijen om ook naar een ingrepenvrije houderij te gaan. Het beleid van EL&I is erop gericht om naar een ingrepenvrije houderij te gaan. Dit onderzoek draagt enerzijds bij aan het realiseren van dit beleid, anderzijds brengt het in kaart hoe de praktijk het implementeren van dit beleid realiseert. 4. STAND VAN ZAKEN (WIE HEEFT AL WAT GEDAAN EN WAT ONTBREEKT ER NOG) Binnen het project Kennisoverdracht Ingrepen is nagegaan wat de mogelijkheden en belemmeringen zijn met betrekking tot het houden van reguliere (niet biologische) leghennen zonder snavelbehandeling. Uit die inventarisatie bleek dat er goede mogelijkheden zijn om een ingrepen-vrije keten op te zetten. 5A. WERKWIJZE / PROJECTACTIVITEITEN Dit project bestaat uit twee onderdelen: A. begeleiding van de koppels, verstrekking van informatie ter optimalisering van bedrijfsvoering bij onbehandelde leghennen; B. vastleggen van gedrag, exterieur en enkele technische resultaten van de koppels. 12

13 A. Begeleiding Er zullen twee bijeenkomsten worden georganiseerd ter begeleiding van de koppels: eenmaal aan het einde van de opfok en eenmaal halverwege de legperiode. B. Waarnemingen In dit project worden per koppel een aantal malen tijdens de opfok- en legperiode waarnemingen gedaan aan exterieur en pikgedrag. Tijdens de opfokperiode worden waarnemingen verricht op 16 weken leeftijd. In de legperiode worden waarnemingen verricht op 40 en 70 weken leeftijd. De waarnemingen zullen bestaan uit tellingen aan: - het pikgedrag van de hennen: mild verenpikken, mild verenpikken naar stofbadende hennen, hard verenpikken/veertrekken, agressief pikken. - overige gedragingen: eten/drinken, comfortgedrag (rekken, strekken, poetsen en stofbaden), objectpikken, bodempikken. Deze tellingen worden op 4 plaatsen gedurende 15 minuten uitgevoerd. Voorafgaand en na afloop van de 15 minuten worden tellingen verricht aan aantallen dieren in het strooisel, op de beun/roosters, in de nesten of op de zitstokken. Dit wordt vier keer herhaald: twee maal in de ochtend en twee maal in de middag. Eenmaal per waarnemingsdag zullen twee testen uitgevoerd worden om de algemene angst en de angst voor mensen te meten (Avoicance Distance test en Novel Object Test). Stress door angst kan een van de oorzaken pikkerij zijn. Deze metingen kunnen hier enige informatie over geven. Verder zijn deze metingen eenvoudig uit te voeren en is het de moeite waard om te kijken in hoeverre ze als voorspellers kunnen worden gebruikt van verenpikkerij. Op 16, 40 en 70 weken leeftijd zal per koppel een indicatieve exterieurbeoordeling worden uitgevoerd, waarbij bevedering en verwondingen beoordeeld zullen worden (visuele beoordeling van koppel zonder dieren individueel te vangen en te beoordelen). Indien hier aanleiding toe is (in geval van pikkerij), kan in overleg een extra en/of meer gedetailleerde exterieurbeoordeling plaatsvinden (niet begroot, dus hiervoor zal additionele financiering nodig zijn). De gedragswaarnemingen worden live gedaan door één persoon. De exterieurbeoordeling wordt per stalcompartiment gescoord, waarbij een score gegeven wordt voor een aantal lichaamsdelen. Deze worden gescoord op een schaal voor kwaliteit van de bevedering en/of een schaal voor huidbeschadigingen: Bevedering Deelgebieden: achterkop, rug, staart-aanzet, staartbevedering en cloacazone Huidbeschadigingen Deelgebieden: kam, achterkop, rug, staart-aanzet, en cloacazone 0 overwegend gave bevedering 0 geen huidbeschadigingen 1 overwegend ruwe bevedering 1 enkele dieren met lichte huidbeschadigingen (krasjes, wondjes kleiner dan 0.5 cm) 2 meeste dieren veerbeschadigingen, 2 enkele dieren met grote wonden (groter dan nagenoeg geen kale plekken kras of diameter van 0,5 cm) 3 meeste dieren veerbeschadigingen, 3 meerdere dieren met wonden (groter dan kras meerdere dieren met kale plekken of diameter van 0,5 cm) 4 meeste dieren veerbeschadigingen, helft van de dieren kale plekken 4 helft van de dieren met wonden (groter dan kras of diameter van 0,5 cm) 5 meer dan de helft van de dieren kale plekken, 5 meerderheid van de dieren met wonden (groter dan kras of diameter van 0,5 cm) Naast de gedragswaarnemingen en exterieurbeoordelingen zullen via de opfokker/pluimveehouder enkele technische resultaten verkregen worden: - Opfok: Uitval, uniformiteit diergewicht einde opfok. - Leg: Uitval, diergewicht eind legperiode, eventuele gezondsheidsproblemen, indicatie van productie (onder, op of boven de norm) - Specifiek management ter voorkoming van overmatige pikkerij. 13

14 De technische specificaties van de stallen worden vastgelegd (inrichting, voer(samenstelling), licht, water, bezetting etc.), alsmede het merk leghen. N.b. in geval van uitbraak van besmettelijke dierziekten kan de toegang tot het bedrijf voor waarnemingen worden ontzegd. Dan wordt de proef voortijdig afgesloten. 5B. WERKWIJZE / TIJDSPLANNING De proef start naar verwachting medio 2012 en loopt door tot eind Fase 1 (opfokperiode) - Gedragswaarnemingen pikgedrag (eenmaal) - Exterieurbeoordeling (eenmaal) - Verzamelen technische resultaten en technische specificaties stal en type dier Fase 2 (legperiode) - Gedragswaarnemingen (tweemaal) - Exterieurbeoordeling (tweemaal) - Verzamelen technische resultaten en technische specificaties stal en type dier Fase 3 (rapportage) - Schrijven van twee artikelen voor de Pluimveehouderij (momenten in overleg met projectgroep en Stuurgroep Ingrepen; indicatie eind 2012 en eind 2013) Er zullen twee koppels onbehandelde leghennen gevolgd worden, alsmede een controlekoppel, dat op één van de bedrijven aanwezig is en dezelfde leeftijd heeft. Jaarplanning: 2012: metingen opfok en eerste gedragswaarneming legperiode artikel opfok+begin leg 2013: overige gedragsmetingen en de exterieurbeoordeling legperiode artikel eind leg 6. BEGELEIDING / PROJECTORGANISATIE Dit project wordt begeleid door de Klankbordgroep Praktijkonderzoek Leg en de Stuurgroep Ingrepen. De gedragswaarnemingen worden uitgevoerd door medewerkers van Livestock Research. Het bijhouden van de technische resultaten en de uitval wordt door de pluimveehouder uitgevoerd. 14

15 7. RESULTAATVERWACHTING (LANGE TERMIJN) Van het onderzoeksproject worden de volgende resultaten verwacht: Effect op: zeer negatief Negatief n.v.t. positief zeer positief Productkwaliteit + kostprijs per eenheid + Flexibiliteit + Arbeidsaspecten + Ketenvorming + product/sector imago + Milieuaspecten + Concurrentiekracht + Dierenwelzijn + 8. PRODUCTEN (ONDERWERPEN VOOR VERVOLG / BASIS VOOR HET RAPPORT) Op te leveren producten zijn: - twee artikelen met bevindingen voor de Pluimveehouderij 9. KENNISOVERDRACHT / COMMUNICATIEPLAN Leden van de klankbordgroep en de stuurgroep krijgen de concepten van de artikelen en het rapport te lezen. In de klankbordgroep en de stuurgroep zal over de voortgang van het project worden gerapporteerd. 15

16 10. BEGROTING PPE IN EURO Personeelskosten: Aantal uren: Totaal: Functie-omschrijving: Uurtarief: Functie-omschrijving: Uurtarief: Aantal uren: Totaal: Laag 91, ,2 Laag 93, ,2 Middelb. 119, ,72 Middelb, 121, ,84 Hoog 148, ,08 Hoog 151, ,6 Cumulatief: Cumulatief: 12807,64 Reiskosten: Reden: Km. tarief: Aantal km.: Totaal: Reden: Km. tarief: Aantal km.: Totaal: Bedrijfsbezoek Bedrijfsbezoek Bijeenkomst ,08 Bijeenkomst ,08 Cumulatief: 332,08 Cumulatief: 192,08 Materiële en overige kosten: Kosten van materialen/apparatuur/analyses/etcetera Datum: Omschrijving: Kosten: Datum: Omschrijving: Kosten: Cumulatief: Cumulatief: Dieraccommodatie: Omschrijving: Kosten: Omschrijving: Kosten: Cumulatief: Cumulatief: Onvoorziene kosten (max. 5%): Subtotaal: 14000,08 Subtotaal: 12999,72 Perc.: Post onvoorz.: Perc.: Post onvoorz.:

17 Totale kosten per onderdeel / activiteit: Bedrag: 14000,08 Bedrag: 12999,72 Totale kosten onderzoek: Aldus opgemaakt op: 30 mei 2012 Te: Lelystad Door: Thea van Niekerk 17

18 Projectaanvraag/- voorstel, behorende bij de Verordening Subsidieverstrekking (PPE) 2010 en de Algemene voorwaarden subsidieverstrekking PPE Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock Research Projecttitel: Preventie verenpikken door verbeteren scharrelmogelijkheden in opfokperiode Projectnummer (PVE): Vervolg op: Verwachte duur/looptijd: 15 maanden Behorende bij klankbordgroep: Leg Projectleider: dr. Ir. Ingrid de Jong Onderzoeker(s): dr. Ir. Ingrid de Jong, Ing. Henk Gunnink, ir. Elske de Haas, dr.ir. Bas Rodenburg In samenwerking met: Departement Dierwetenschappen WUR, opfokorganisatie (NB: Alleen instellingen en/of bedrijven waarmee daadwerkelijk wordt samengewerkt.) Aan het PPE gevraagde subsidie: Aan derden gevraagde subsidie (EL&I en P4F): Bijdrage van bedrijven (specificeren): 2011 en eerder : 2012 : 2013 en Totaal per verder : categorie : Eigen bijdrage: Totaal per periode:

19 1A. PROBLEEMSTELLING / AANLEIDING Verenpikken wordt gezien als een vorm van omgericht voedselzoekgedrag. Verenpikken leidt tijdens met name de legperiode tot veerschade bij de leghennen, en kan zelfs leiden tot kannibalisme. Tijdens de opfokperiode komt verenpikken ook voor. Het is aangetoond dat wanneer verenpikken tijdens de opfok voorkomt, het risico op verenpikken tijdens de legperiode hoger is (Bestman et al., 2009). Het voorkómen van verenpikken tijdens de opfok is daarom essentieel voor het verminderen van het risico van verenpikken tijdens de legperiode. Tijdens de opfok onder commerciële omstandigheden gaan de dieren door verschillende stadia van omgevingsverandering. In grofweg de eerste vier weken worden de dieren gehouden in een volière systeem of met beperkte ruimte in een systeem met in hoogte verstelbare platforms. In beide huisvestingssystemen worden de kuikens geplaatst op kuikenpapier, met of zonder extra scharrel materiaal. Ten behoeve van de her-infectie van coccidiose (het opnemen van delen van de ontlasting en daarbij coccidiose eitjes) blijft het kuikenpapier aanwezig gedurende ten minste 3 weken. Hierna wordt het kuikenpapier ofwel verwijderd, ofwel geheel of in gesnipperde vorm aangeboden in het scharrelgedeelte van de stal en worden de kuikens, bij volière-opfok, los gelaten in het systeem (soms direct, soms na een week zonder toegang tot strooisel). Rondom de vier/vijf weken gaan de kuikens door hun eerste rui. Er treedt dus een verandering van verenkleed op. Dit kan verenpikken opwekken. Echter, wanneer de kuikens de gelegenheid hebben tot scharrelen (door ofwel aanwezigheid van kuikenpapier ofwel door houtkrullen/luzerne) wordt verwacht dat verenpikken niet zal toenemen. Uit praktijkonderzoek (lopend onderzoek in het kader van het NWO project van De Haas en Rodenburg, in samenwerking met commerciële pluimveehouders) blijkt dat de piek van verenpikken tijdens de opfok rond de vijf weken ligt. Dit kan samen hangen met het veranderen van het systeem en het mengen van kuikens rond deze leeftijd. Voor het voorkómen van verenpikken is het daarom van belang om te achterhalen of het continu aanbieden van strooisel deze piek in verenpikken kan verminderen en daarmee het risico op verenpikken op latere leeftijd kan doen afnemen. Eerder onderzoek van WUR-LR heeft aangetoond dat het verstrekken van strooisel in de opfokperiode bodempikken duidelijk stimuleert en op dat specifieke moment verenpikken reduceert (De Jong et al., 2010, 2011). Doordat er in die onderzoeken weinig verenpikken voorkwam, was het lastig conclusies te trekken over de effectiviteit m.b.t. reduceren van verenpikgedrag op latere leeftijd. Een onderzoek onder commerciële omstandigheden kan daarover wel meer duidelijkheid geven, en is tot nu toe niet uitgevoerd. Bestman, M., Koene, P., Wagenaar, J.P., Influence of farm factors on the occurrence of feather pecking in organic reared hens and their predictability for feather pecking in the laying period. Appl. Anim. Behav. Sci 121: Jong, I.C. de, Gunnink, H., Rommers, J.M., Niekerk, T.G.C.M. van, Effect van het aanbieden van strooisel in de vroege opfokperiode op het ontwikkelen van verenpikken bij leghennen. Wageningen UR Livestock Research Rapport 333, Jong, I.C. de, Reuvekamp, B.F.J., Gunnink, H., Effect van substraat in de vroege opfokperiode op het ontwikkelen van verenpikken bij leghennen: proof of principle. Wageningen UR Livestock Research Rapport 514, 1B. DOELSTELLING Het doel van dit onderzoek is om op commerciële legbedrijven te toetsen of het continu aanbieden van scharrelmateriaal op het moment waarop de piek in verenpikken optreedt (rond 5 weken leeftijd) het risico op verenpikken in de legperiode aantoonbaar doet verminderen. 2. MOTIVERING VAN DE ONDERZOEKSINSTELLING Zowel WUR-LR als WUR-DDW hebben ruime ervaring in onderzoek om verenpikken bij leghennen te voorkomen en hebben ruime ervaring bij het onderzoek op praktijkbedrijven. 3. PROBLEEMEIGENAREN / BELANGHEBBENDEN Legsector en beleid (PPE en EL&I). 19

20 4. STAND VAN ZAKEN (WIE HEEFT AL WAT GEDAAN EN WAT ONTBREEKT ER NOG) Uit praktijkonderzoek (lopend onderzoek in het kader van het NWO project van De Haas en Rodenburg, in samenwerking met commerciële pluimveehouders) blijkt dat de piek van verenpikken tijdens de opfok rond de vijf weken ligt. Dit kan samen hangen met het veranderen van het systeem en het mengen van kuikens rond deze leeftijd. Er zijn aanwijzingen gevonden voor een relatie tussen het optreden van verenpikgedrag en veerschade in de opfokperiode, en het continu verstrekken van scharrelmateriaal in de opfokperiode. Ruim 70% van de koppels met veerschade en verenpikken in de opfokperiode was rond 4 weken leeftijd ongeveer een week blootgesteld geweest aan geen of heel weinig scharrelmateriaal. Ook bleek dat er een relatie was tussen veerschade in de legperiode en veerschade in de opfokperiode (De Haas en Rodenburg, persoonlijke mededeling). Eerder onderzoek van WUR-LR heeft aangetoond dat het verstrekken van strooisel in de opfokperiode bodempikken duidelijk stimuleert en op dat specifieke moment verenpikken reduceert (De Jong et al., 2010, 2011). Doordat er in die onderzoeken weinig verenpikken voorkwam, was het lastig conclusies te trekken over de effectiviteit m.b.t. reduceren van verenpikgedrag op latere leeftijd. Een onderzoek onder commerciële omstandigheden kan daarover wel meer duidelijkheid geven, en is tot nu toe niet uitgevoerd. Voor het voorkómen van verenpikken in de legperiode is het daarom van belang om te achterhalen of het continu aanbieden van strooisel op 4-5 weken leeftijd, het moment waarin kuikens gemengd worden en losgelaten worden in het systeem, verenpikken kan verminderen en daarmee het risico op verenpikken op latere leeftijd kan doen afnemen. 5A. WERKWIJZE / PROJECTACTIVITEITEN Op een commercieel opfokbedrijf met twee systemen (volière en niveau varia) worden leghennen ofwel standaard, ofwel onder verrijkte condities opgefokt: (1) STANDAARD (ONDERBREKING SCHARRELMATERIAAL): de kuikens worden in het systeem of op de beun gehouden op kuikenpapier. Dit wordt na 3-4 weken verwijderd en in de strooiselruimte versnipperd. De kuikens blijven tot 5 weken op het systeem, dus 1 week zonder strooisel. Daarna krijgen ze de strooiselruimte, waarin alleen het versnipperde papier ligt. Dit is de gangbare procedure tijdens de opfokperiode op veel opfokbedrijfven. (2) VERRIJKT (CONTINU SCHARRELMATERIAAL): de kuikens worden in het systeem of op de beun gehouden op kuikenpapier. Op 3 weken leeftijd worden ze met kuikenpapier verdeeld over twee etages, zodat ze de helft kuikenpapier met wat strooisel (mest) en de helft rooster hebben (zo wennen de kuikens aan het rooster). Op vier weken leeftijd wordt het kuikenpapier verwijderd en in de strooiselruimte versnipperd. Daarbij wordt nog extra strooiselmateriaal toegevoegd in de vorm van houtkrullen en luzerne. Tegelijkertijd krijgen de kuikens de beschikking over de strooiselruimte. I.s.m. de opfokorganisatie is een opfokbedrijf gevonden waar twee stallen met twee systemen aanwezig zijn. In de stallen zijn vier gescheiden compartimenten aanwezig. De helft van de compartimenten krijgt de standaard behandeling, de andere helft de verrijkte behandeling. Op 17 weken leeftijd worden de kippen gevangen en in containers geplaatst die gemerkt zijn per behandeling (volière verrijkt, volière standaard, niveau varia verrijkt, niveau varia standaard). Vervolgens worden de leghennen overgebracht naar het legbedrijf en in het systeem geplaatst. Er zijn twee identieke stallen op het legbedrijf. In beide stallen zijn zes gescheiden compartimenten met 6000 leghennen. De behandelingen worden als volgt verdeeld over de stallen: Stal 1: volière standaard, niveau varia verrijkt, niveau varia standaard, volière verrijkt, volière standaard, niveau varia verrijkt; Stal 2: niveau varia standaard, volière verrijkt, volière standaard, niveau varia verrijkt, niveau varia standaard, volière verrijkt. Per opfokstrategie zijn er 6 herhalingen in de legperiode. 5B. WERKWIJZE / TIJDSPLANNING Op 1, 5, 15 en 40 weken leeftijd worden waarnemingen uitgevoerd aan verenpikken, bodempikken en veerschade. Hiervoor worden de protocollen uit voorafgaand onderzoek van De Haas en De Jong gebruikt als basis. In de opfokperiode worden in elk van de vier compartimenten op drie locaties (voor, midden, achter) waarnemingen gedaan gedurende 20 minuten. Daarnaast wordt bij 100 dieren per compartiment het 20

21 verenkleed en de lichaamsconditie beoordeeld met behulp van het Welfare Quality protocol. Deze waarnemingen worden door twee waarnemers gezamenlijk uitgevoerd. Het projectteam helpt bij het merken van de containers voor transport naar het legbedrijf. Tijdens de legperiode wordt in elk van de 12 compartimenten op drie locaties gedragswaarnemingen gedaan gedurende 20 minuten als in de opfokperiode. Daarnaast worden bij 50 dieren per compartiment het verenkleed en de lichaamsconditie beoordeeld door twee waarnemers volgens het Welfare Quality protocol. Twee waarnemers voeren gelijktijdig de waarnemingen uit. Tijdschema: Voorbereiding onderzoek Juni 2012 Uitkomen kuikens 22 juni (volière) en 25 juni (niveau varia) Waarnemingen week 1 Week 27 (begin juli 2012) Waarnemingen week 5 Week 31 (eind juli 2012) Waarnemingen week 15 Week 41(begin oktober 2012) Overplaatsen hennen week 17 Week 43 (half oktober 2012) Waarnemingen week 40 Week 15 (april 2013) Data analyse Mei 2013 Rapportage Juli 2013 (Pluimveehouderij), September 2013 (wetenschappelijk artikel) WUR-LR is op de hoogte van de onzekerheden over financiering in 2013 w.b. PPE en EL&I. We hebben er naar gestreefd dit project zoveel mogelijk in 2012 uit te voeren. Eventueel kan een go-no go moment eind 2012 worden ingelast w.b. de inzet van WUR-LR in dit onderzoek. 6. BEGELEIDING / PROJECTORGANISATIE Dit onderzoek wordt begeleid door de Stuurgroep Ingrepen en de Klankbordgroep Leg van het PPE. 7. RESULTAATVERWACHTING Van het onderzoeksproject worden de volgende resultaten verwacht: Effect op: productkwaliteit zeer negatief negatief n.v.t. positief zeer positief x kostprijs per eenheid x flexibiliteit x arbeidsaspecten x ketenvorming x product/sector imago x milieuaspecten concurrentiekracht x x dierenwelzijn x 21

22 8. PRODUCTEN (ONDERWERPEN VOOR VERVOLG / BASIS VOOR HET RAPPORT) De resultaten van dit project zullen worden gepubliceerd in een artikel in de Pluimveehouderij en een wetenschappelijke publicatie, die onderdeel wordt van het proefschrift van De Haas. Mocht er behoefte zijn aan een (Nederlandstalig) rapport, dan houdt dit in dat daar extra kosten aan verbonden zijn. Deze zijn niet meegenomen in de huidige begroting. 9. KENNISOVERDRACHT / COMMUNICATIEPLAN De kennis uit dit project is van belang voor een keten met onbehandelde leghennen. Vanwege de betrokkenheid van WUR-LR bij een dergelijke keten is kennisoverdracht gewaarborgd. Kennisoverdracht naar de sector vindt verder plaats via een publicatie in de Pluimveehouderij. Verdere communicatie, zoals via studieclubs of sectordag, in overleg met de Stuurgroep Ingrepen. 22

23 10. BEGROTING IN EURO De begroting is gemaakt op basis van 50% EL&I en 50% PPE financiering, zoals gebruikelijk bij onderzoek rondom ingrepen bij pluimvee. Personeelskosten Functie-omschrijving: Uurtarief: Aantal uren: Totaal: Functie-omschrijving: Uurtarief: Aantal uren: Totaal: Laag Laag Middelb Middelb. 86, Hoog Hoog 138, Cumulatief: Cumulatief: Reiskosten: Reden: Km. Aantal tarief: km.: Bedrijfsbezoeken& overleg Totaal: Reden: Km. Aantal tarief: km.: Totaal: Bedrijfsbezoeken en overleg Cumulatief: 1004 Cumulatief: 1000 Materiële en overige kosten: Kosten van materialen/apparatuur/analyses/etcetera Datum: Omschrijving: Kosten: Datum: Omschrijving: Kosten: Cumulatief: Cumulatief: Dieraccommodatie: Omschrijving: Kosten: Omschrijving: Kosten: Cumulatief: Cumulatief: Onvoorziene kosten (max. 5%): Subtotaal: Subtotaal: Perc.: Post onvoorz.: Perc.: Post onvoorz.: Totale kosten per onderdeel / activiteit: Bedrag: Bedrag: Totale kosten onderzoek:

24 Overige toelichtingen: In dit project zal samengewerkt worden tussen het NWO project van De Haas en Rodenburg (WUR Dierwetenschappen, WUR-DDW) en Wageningen UR Livestock Research. De begroting in dit projectvoorstel betreft alleen de arbeid die door WUR-LR wordt verricht. Alle arbeid door WUR-DDW wordt gefinancierd uit het NWO project van De Haas en Rodenburg. W.b. arbeid is de volgende verdeling gemaakt: Waarnemingen en voorbereiding: beide partijen nemen de helft voor hun rekening Data invoer: WUR Livestock Research Data analyse: WUR Dierwetenschappen Rapportage in Pluimveehouderij: WUR-LR schrijft, met ondersteuning van WUR-DDW. WUR-LR 1e auteur. Wetenschappelijke publicatie (onderdeel proefschrift De Haas): WUR-DDW schrijft, ondersteuning door WUR- LR. WUR-DDW 1e auteur. Aldus opgemaakt op: Te: Lelystad Door: I.C. de Jong 24

25 Projectaanvraag/- voorstel, behorende bij de Verordening Subsidieverstrekking (PPE) 2010 en de Algemene voorwaarden subsidieverstrekking PPE Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock Research (LR) Projecttitel: Fosforbehoefte en -uitscheiding van leghennen in een volièresysteem Projectnummer (PVE): Vervolg op: Verwachte duur/looptijd: 3 jaar Behorende bij klankbordgroep: Legpluimveehouderij Projectleider: Marinus van Krimpen Onderzoeker(s): Marinus van Krimpen (LR), Laura Star (SFR) en Jan Dirk van der Klis (SFR) In samenwerking met: Schothorst Feed Research (SFR) (NB: Alleen instellingen en/of bedrijven waarmee daadwerkelijk wordt samengewerkt.) Aan het PPE gevraagde subsidie: Aan derden gevraagde subsidie (Min. EL&I): Bijdrage Feed4Foodure: Eigen bijdrage: Totaal per periode: Totaal per categorie :

26 1A. PROBLEEMSTELLING / AANLEIDING Leghennenhouders kampen met het probleem dat de forfaitaire fosfaatafvoer via de mest wordt overschat. Het is waarschijnlijk dat de fosforaanzet in het karkas, die is gebaseerd op hennen die in batterijkooien zijn gehuisvest, wordt onderschat, aangezien hennen in volièresystemen meer bewegen en daardoor sterkere botten hebben (lees: meer fosfor in bot afzetten). Het is daarnaast mogelijk dat de afvoer via het ei te laag is ingeschat. De basisgegevens m.b.t. de inschatting van het onderhoud en de aanzet van P zijn gebaseerd op gegevens van circa 20 à 30 jaar geleden. Sindsdien zijn er nauwelijks P-balansstudies uitgevoerd. Ook een recente modelmatige benadering van het P-metabolisme (Kebreab et al., 2009) is op deze gegevens uit de WPSA Journal gebaseerd. Tenslotte is er weinig bekend over effecten van de leeftijd op de calciumabsorptie bij leghennen. Hierdoor worden de calciumgehaltes in de leghennenvoeders verhoogd met de leeftijd (op basis van een veronderstelde lagere efficiëntie van calciumabsorptie) hetgeen negatieve effecten heeft op de fosforabsorptie uit de darm. Ook optimalisatie van de calciumvoorziening is noodzakelijk voor een betere afstemming van de fosforvoorziening op de -behoefte van leghennen. De moderne leghen met een hoge productie en goede persistentie heeft waarschijnlijk een andere P- behoefte. Daarnaast hebben leghennen in alternatieve systemen een betere botontwikkeling. Zij zouden daardoor mogelijk met een lagere P-voorziening toe kunnen zonder negatieve effecten op de botkwaliteit. Vaststelling van de fosforbehoefte, -vastlegging en -uitscheiding is noodzakelijk ter onderbouwing van de forfaitaire fosfaatuitscheiding en om de fosforvoorziening mogelijk te kunnen verlagen. 1B. DOELSTELLING Vaststelling van de fosforbehoefte, -vastlegging en -uitscheiding van verschillende leghenlijnen in alternatieve huisvestingssystemen bij leghennen die tot 90 weken leeftijd gehouden worden. 2. MOTIVERING VAN DE ONDERZOEKSINSTELLING Het project is een samenwerking tussen Schothorst Feed Research en Wageningen UR Livestock Research. Beide onderzoeksinstituten hebben expertise op het gebied van fosforonderzoek bij pluimvee en kunnen de verworven kennis breed uitdragen in de pluimveesector. 3. PROBLEEMEIGENAREN / BELANGHEBBENDEN Optimalisatie van de P- en Ca-verstrekking resulteert in vermindering van de metabole belasting van de leghen en een potentiële verbetering van de schaalkwaliteit. Gezondheid en productie van de leghen worden hiermee bevorderd, waardoor leghennen in de toekomst langer gehouden kunnen worden. Tevens zal optimalisatie van P- en Ca-verstrekking bijdragen aan een verbetering van het milieu. Door de optimalisatie zal er efficiënter met de steeds schaarser wordende voederfosfaten omgegaan worden en zal met name minder P worden uitgescheiden door de leghennen, waardoor het milieu minder wordt belast. De diervoederindustrie kan de kennis toepassen in de voerconcepten. 4. STAND VAN ZAKEN (WIE HEEFT AL WAT GEDAAN EN WAT ONTBREEKT ER NOG) De basisgegevens m.b.t. de inschatting van het onderhoud en de aanzet van P zijn gebaseerd op gegevens van circa 20 à 30 jaar geleden. Sindsdien zijn er nauwelijks P-balansstudies uitgevoerd. Ook een recente modelmatige benadering van het P-metabolisme (Kebreab et al., 2009) is op deze gegevens uit de WPSA Journal gebaseerd. Tenslotte is er weinig bekend over effecten van de leeftijd op de calciumabsorptie bij leghennen. Wat wel bekend is, is dat het toevoegen van het enzym fytase aan het voer er voor zorgt dat het plantaardig gebonden-fosfor beter beschikbaar komt voor het dier. Ook leghennen hebben baat bij het gebruik van fytase. Echter, het is niet duidelijk wat de optimale dosering is. In dit onderzoek ligt de focus op het bepalen van de fosforbehoefte. Een vervolg stap zou kunnen zijn wat voor bijdrage fytase hier aan kan leveren. In 26

27 zowel de literatuurstudie als het rapport behorende bij het experiment (zie 5A) zal het gebruik van fytase wel aan de orde komen. 5A. WERKWIJZE / PROJECTACTIVITEITEN Fase 1: Literatuurstudie naar het calcium- en fosformetabolisme van leghennen. Bij leghennen speelt dit metabolisme een cruciale rol bij de vorming van de eischaal. Het vastleggen en vrijmaken van calcium en fosfor in botten is een essentieel onderdeel hiervan. Verschillende factoren zijn van invloed op het calcium en fosformetabolisme. Op basis van de literatuur zal nagegaan zal worden hoe de calcium- en forsforbenutting bij leghennen verbeterd kan worden. Fase 2: Experiment naar het effect van voer (fosfor, calcium), leghennenras en leeftijd op forfaitaire fosfaatuitscheiding. Onder semi-praktijkomstandigheden zullen 6 voeders met variabele fosforniveaus en calciumbronnen worden verstrekt aan twee leghenrassen: LSL Classic en Dekalb White. De behandelingen en rassen zijn random verdeeld over 36 proefeenheden met elk 330 leghennen. De hennen zijn gehuisvest in en volièresysteem. De productieprestaties van de leghennen worden gedurende een legperiode vastgelegd. Op 18 weken zal de karkassamenstelling van de leghennen worden bepaald (einde opfok). Op 30, 45, 60, 75 en 90 weken leeftijd zal de fosfor- en calciumbalans (op basis van opname, productie en uitscheiding), de fosfor- en calciumabsorptie op darmniveau en het gehalte in het karkas worden gemeten. Resultaten worden geëxtrapoleerd naar oude hennen van 95 weken leeftijd om daarmee een voorspelling te kunnen doen voor het langer aanhouden van leghennen. Karkassen van oude leghennen zijn bewaard in de vriezer na afloop van een proef waarbij de hennen tot 95 weken zijn aangehouden. 5B. WERKWIJZE / TIJDSPLANNING Fase 1: Juli 2012 september 2013: Literatuurstudie Fase 2: Juli 2012 november 2013: Experiment fosforbehoefte, -vastlegging en -uitscheiding van leghennen April 2014: Rapportage Fase 1 en fase 2 zullen parallel worden uitgevoerd. Indien er op basis van de literatuurstudie bijstellingen in de fosfor- en calciumvoorziening met de leeftijd kunnen worden toegepast zullen deze in de praktijkproef direct worden doorgevoerd. 6. BEGELEIDING / PROJECTORGANISATIE De onderzoekers van LR en SFR formeren een projectteam, waarin de werkzaamheden in nauw onderling overleg worden afgestemd en waarin de resultaten gezamenlijk worden geëvalueerd. De voortgang van het project wordt elk half jaar gerapporteerd aan de Klankbordgroep Leghennen van het PPE. Indien nodig kunnen zaken ook tussentijds afgestemd worden. 27

28 7. RESULTAATVERWACHTING Van het onderzoeksproject worden de volgende resultaten verwacht: Effect op: zeer negatief negatief n.v.t. positief zeer positief productkwaliteit X kostprijs per eenheid X flexibiliteit X arbeidsaspecten X ketenvorming X product/sector imago X milieuaspecten X concurrentiekracht X dierenwelzijn X 8. PRODUCTEN (ONDERWERPEN VOOR VERVOLG / BASIS VOOR HET RAPPORT) De kennis zal gebruikt worden voor het updaten van de forfaitaire excretienormen van leghennen. De mengvoederindustrie zal de resultaten verwerken in haar voerformuleringen. Daarnaast kan de kennis toegepast worden in simulatieprogramma s, waarmee de fosforbehoefte van leghennen modelmatig berekend wordt. 9. KENNISOVERDRACHT / COMMUNICATIEPLAN De resultaten van het onderzoek worden gepresenteerd via een Nederlandstalig openbaar rapport. Een samenvatting daarvan zal via een artikel in de Pluimveehouderij aan de sector beschikbaar gesteld worden. 10. BEGROTING IN EURO 28

29 Personeelskosten: Functieomschrijving: Uurtarief: Aantal uren: Totaal: Functieomschrijving: Uurtarief: Aantal uren: Totaal: Functieomschrijving: Uurtarief: Aantal uren: Totaal: Laag Laag Laag Middelb. Middelb. Middelb. Hoog Hoog Hoog Cumulatief: Cumulatief: Cumulatief: Reiskosten: Reden: Km. tarief: Aantal km.: Totaal: Reden: Km. tarief: Aantal km.: Totaal: Reden: Km. tarief: Aantal km.: Totaal: Cumulatief: Cumulatief: Cumulatief: Materiële en overige kosten: Kosten van materialen/apparatuur/analyses/etcetera Datum: Omschrijving: Kosten: Datum: Omschrijving: Kosten: Datum: Omschrijving: Kosten: Analyses Analyses Analyses Voer/karkas Karkas/darm Karkas/darm Cumulatief: Cumulatief: Cumulatief: Dieraccommodatie: Omschrijving: Kosten: Omschrijving: Kosten: Omschrijving: Kosten: Huisvesting & verzorging Cumulatief: Cumulatief: Cumulatief: Onvoorziene kosten (max. 5%): Subtotaal: Subtotaal: Subtotaal: Perc.: Post onvoorz.: Perc.: Post onvoorz.: Perc.: Post onvoorz.: Totale kosten per onderdeel / activiteit: Bedrag: Bedrag: Bedrag:

30 Overige toelichtingen: Totale kosten onderzoek: ,-. Het beschikbare PPE budget in 2013 voor dit experiment was ,-, terwijl ,- was gevraagd. Hierdoor is er een tekort ontstaan van ,. Vooralsnog is dit bedrag opgenomen als eigen bijdrage. Aldus opgemaakt op: 21 juni 2012 Gewijzigd op: 11 maart 2013 Te: Lelystad Door: Marinus van Krimpen 30

31 Projectaanvraag/- voorstel, behorende bij de Verordening Subsidieverstrekking (PPE) 2010 en de Algemene voorwaarden subsidieverstrekking PPE Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock Research Projecttitel: Valideren van prototype geautomatiseerde vogelmijtenteller in kleine kooien Projectnummer (PVE): Vervolg op: Ontwikkelen en testen van een meetmethode voor de geautomatiseerde vogelmijtmonitor; laboratoriumtesten (uitvoering stap 6 en 7 van fase 1) Verwachte duur/looptijd: 9 maanden (april 2013 t/m december 2013). Behorende bij klankbordgroep Aanpak bloedluis en Adviescommissie: Leg Projectleider: Ir. M.F. Mul Onderzoeker(s): Het onderzoek zal voornamelijk uitgevoerd worden door Monique Mul en Johan Ploegaert. In samenwerking met (in meer en mindere mate): Wageningen UR Vakgroep Bedrijfstechnologie, IBED (Amsterdam), CVI, Pluimveehouders vertegenwoordigd in de organisaties NOP, NVP. (NB: Alleen instellingen en/of bedrijven waarmee daadwerkelijk wordt samengewerkt.) Aan het PPE gevraagde subsidie 2012 *) : Aan het PPE gevraagde subsidie 2013: Bijdrage P4F: Eigen bijdrage WUR (via KB-gelden): Totaal per periode: 2012 en 2013 : 2014 : Totaal per eerder : categorie : (Bedragen zijn exclusief BTW.) *) Het onderzoek is al in 2012 gestart, waarbij budget vanuit het PPE is toegezegd. 1A. PROBLEEMSTELLING / AANLEIDING 31

32 De legpluimveehouderij ondervindt in de gehele wereld en ook in Nederland grote schade als gevolg van moeilijk te bestrijden vogelmijten (Dermanyssus gallinae) (Sparagano et al., 2009; Emous et al., 2005). Ernstige besmettingen van vogelmijt in een legpluimveestal kunnen leiden tot productieverliezen, sterfte, sterk verminderd welzijn en meer dierziekten (Mul et al., 2009). Enerzijds fungeert de vogelmijt als vector voor verschillende bacteriën en virussen (Baselga et al, 1996; Chauve, 1998; Kilpinen et al, 2005; Valiente Moro et al, 2005), anderzijds wordt de natuurlijke afweer ondermijnd door het afnemen van bloed door de vogelmijten (Mul et al., 2009). Bij de mens kan een beet van de vogelmijt een ernstige allergische huidreactie geven (Sahibi et al., 2008; Cafiero et al., 2008). Vogelmijt ontwikkelt snel resistentie tegen chemische middelen, waardoor het gebruik hiervan een beperkt en kortdurend effect heeft op de vogelmijtpopulatie (Chauve, 1998; Marangi et al., 2009). Een aantal bestrijdingsmiddelen zoals Carbaryl mogen niet meer ingezet worden vanwege de schadelijke effecten voor de mens (Mul et al., 2009). Op dit moment werken meerdere onderzoeksgroepen aan de ontwikkeling van natuurlijke beheersingsmethoden, zoals het gebruik van natuurlijke vijanden (IBED Institute for Biodiversity and Ecosystems Dynamics; Lesna et al., 2009), het lokken van vogelmijt en vervolgens lokaal bestrijden met schimmels (Wageningen UR Laboratorium voor Entomologie, Koenraadt and Dicke, 2010) en vaccins (Moredun Research Institute). De (kosten) effectieve inzet van beheersingsmethoden, waaronder ook natuurlijke, vergt een goed inzicht in de omvang en ontwikkeling van de vogelmijtpopulatie voor het tijdig en plaats-specifiek inzetten van de methoden. Een goede monitoringstool helpt tevens om de effectiviteit van elk type behandeling in pluimveestallen te bepalen en te verbeteren door tijdige inzet. Vogelmijtonderzoekers beschouwen het meten en monitoren van de vogelmijtpopulatie als het belangrijkste middel dan wel randvoorwaarden voor het beheersen van een vogelmijtpopulatie. Enerzijds kan monitoring de effecten en duur van behandelingen bepalen, maar anderzijds resulteert het ook in bewustwording bij pluimveehouders waardoor mogelijk al veel eerder en tijdig maatregelen worden genomen (Mul and Koenraadt, 2009; Mul et al., 2009; Zenner et al, 2009). Een beperkte en plaatsgerichte inzet van middelen leidt tot een betere effectiviteit van de bestrijding en beperking van de kosten en de milieubelasting (Mul et al., 2009). Op dit moment zijn pluimveehouders niet in staat om een goede inschatting te kunnen maken van de ernst, plaats en ontwikkeling van een vogelmijtbesmetting. De huidige beschikbare monitoringsmethoden zijn arbeidsintensief, zijn niet nauwkeurig genoeg om kleine veranderingen in de populatie waar te nemen, zijn vaak alleen toepasbaar voor een specifiek systeem (Mul et al, 2009; Zenner et al. 2009; Mul et al., 2010) of zijn vooral geschikt voor onderzoeksdoeleinden (Mul et al., 2010). Een combinatie van een geautomatiseerde meetmethode en een dynamisch adaptief populatiemodel voor vogelmijt voldoet aan de eis voor een geautomatiseerde monitoringstool die de ontwikkeling van een vogelmijtpopulatie in tijd en ruimte kan voorspellen en daardoor de juiste plaats en tijdstip van behandeling aan kan geven. Het Productschap Pluimvee en Eieren, geleding leghennenhouders, hebben de eerste stap voor het bouwen van het Dynamisch Adaptief model gefinancierd. In 2012 is een prototype ontwikkeld die nymfen en adulten kan registreren. De automatische teller wordt op dit moment verder ontwikkeld en aangepast onder praktijkomstandigheden en getest op robuustheid ( hoge fijnstof- en ammoniak concentraties). Vervolgens wordt op kleine en gecontroleerde schaal het getelde aantal vogelmijten bepaald ten opzichte van het werkelijke aanwezige aantal vogelmijten. Daarna zal de aangepaste teller opnieuw onder praktijkomstandigheden getest moeten worden op robuustheid om vervolgens de waarde van het getelde aantal vogelmijten te bepalen onder semi-praktijkomstandigheden (kleine kooien). 32

33 1B. DOELSTELLING Let op: Er is een einddoelstelling van het totale project (4 jaar) en een doelstelling van deze projectaanvraag Het UITEINDELIJKE DOEL is het ontwikkelen van een vogelmijtmonitor die de pluimveehouder waarschuwt bij overschrijding van een bepaalde drempel qua aantal aanwezige vogelmijten (of toename van de groei van het aantal). Deze waarschuwing adviseert de pluimveehouder om een bestrijdingsmaatregel uit te voeren op een bepaalde plaats in de stal. De vogelmijtmonitor bestaat uit een geautomatiseerde vogelmijtteller en een dynamisch adaptief model. Deze monitor kan de ontwikkeling van een vogelmijtplaag in pluimveestallen voorspellen in tijd en ruimte en geeft pluimveehouders, onderzoekers en bedrijven die beheersingsmethoden ontwikkelen, inzicht in 1) de dynamiek van de vogelmijtpopulatie, 2) de effectiviteit van de ontwikkelde beheersingsmethoden in een legpluimveestal en 3) helpt bij het tijdig en effectief inzetten van beheersingsmaatregelen. In de bijlage is het stappenplan getoond met daarin de stappen die leiden tot een vogelmijtmonitoringstool. Doel van het projectvoorstel 2013: Voortschrijdend inzicht heeft de Begeleidingscommissie Aanpak Bloedluis doen besluiten om in 2013: a) stap 6 te herhalen met een aangepast prototype van de vogelmijtteller (hiervoor is extra financiering nodig): Aangepaste prototype testen op robuustheid in een praktijkstal. b) daarna stap 7 uit te voeren: Vaststellen getelde aantal vogelmijten t.o.v. het werkelijke aantal aanwezige aantal vogelmijten in het laboratorium (reeds gefinancierd in 2012) c) stap 10 uit te voeren en gedeeltelijk stap 13: Validatie van het aangepaste prototype van de vogelmijtteller in kleine kooien. Voor de analyse van die validatie is de bouw van een model nodig. Stap 13 zal dan ook deels worden uitgevoerd. Validatie van aangepaste prototype vogelmijtteller in kleine kooien met behulp van gedeeltelijk ontwikkelde Dynamisch adaptieve vogelmijtmodel. Na het uitvoeren van deze proef onder semi-praktijkomstandigheden (kleine kooi proeven) weten we wat onder die omstandigheden de waarde is van de teller, de populatie-ontwikkeling van een mijtenpopulatie en de mogelijke neveneffecten van die groeiende vogelmijtpopulatie. Tevens is het, in de praktijk toepasbare, model verder ontwikkeld. Na het uitvoeren van deze test hebben we mogelijk een zogenaamd proof of concept in handen. Dit is noodzakelijk om het bedrijfsleven te kunnen overtuigen om in de vogelmijtmonitor te investeren. Het biedt dan ook de mogelijkheid om samen met het pluimveebedrijfsleven een STW-voorstel te schrijven. 2. MOTIVERING VAN DE ONDERZOEKSINSTELLING Dit onderzoek wordt uitgevoerd door onderzoeker Ir. Monique Mul van Wageningen UR Livestock Research, in samenwerking met de leerstoelgroep Agrarische Bedrijfstechnologie (prof. P.W.G. Groot Koerkamp), deskundigen op het vlak van modellen (bv. Geert André van Wageningen UR Livestock Research) en medewerkers van de Universiteiten van Amsterdam en Wageningen. Monique Mul is sinds 2006 betrokken bij vogelmijtonderzoek van Wageningen UR Livestock Research. Ze heeft drie wetenschappelijke artikelen gepubliceerd, heeft meerdere populaire artikelen geschreven, wordt frequent betrokken bij internationale publicaties en presentaties en is twee keer uitgenodigd op internationale congressen om de aanpak van vogelmijt te belichten. De onderzoekers die betrokken zijn bij dit voorstel hebben hun achtergrond in de techniek, biologie en praktische veehouderij. Deze combinatie van kennis zorgt ervoor dat er daadwerkelijk een oplossing komt en maakt de propositie uniek. 33

34 3. PROBLEEMEIGENAREN / BELANGHEBBENDEN Pluimveehouders, onderzoekers en bedrijven die beheersingsmethoden ontwikkelen, hebben belang bij de ontwikkeling van een goede monitoringstool omdat deze inzicht geeft in de dynamiek van de vogelmijtpopulatie en de effectiviteit van de ontwikkelde beheersingsmethoden in een legpluimveestal (Zenner et al., 2009; Mul et al., 2010). 4. STAND VAN ZAKEN (WIE HEEFT AL WAT GEDAAN EN WAT ONTBREEKT ER NOG) Meerdere onderzoeksgroepen hebben tot onlangs gewerkt aan de ontwikkeling van natuurlijke beheersingsmethoden, zoals het gebruik van natuurlijke vijanden (IBED Institute for Biodiversity and Ecosystems Dynamics; Lesna et al., 2009), het lokken van vogelmijt en vervolgens bestrijden met schimmels (Wageningen UR Laboratorium voor Entomologie, Koenraadt and Dicke, 2010) en vaccins (Moredun Research Institute). De roofmijt, een natuurlijke vijand van de vogelmijt, is inmiddels door meerdere commerciële marktpartijen in de marktgezet. Echter de effectiviteit van roofmijten om een vogelmijtplaag te onderdrukken is nog niet afdoende. De andere onderzoeken zijn, tijdelijk, gestopt als gevolg van gebrek aan financiering. Goede, praktische en nauwkeurige monitoringstechnieken voor in pluimveestallen zijn niet beschikbaar. Onderzoeksgroepen op het gebied van vogelmijt lopen vast tijdens de praktijktesten door gebrek aan een goede geautomatiseerde vogelmijtteller. Geen enkele groep richt zich op de ontwikkeling van die geautomatiseerde teller. De automatische vogelmijtmonitor is een combinatie van een geautomatiseerde meetmethode en een adaptief dynamisch populatiemodel voor vogelmijt. Dynamisch Adaptief Model Door de complexiteit van stallen is het niet mogelijk om met een deterministisch model alle interacties te bepalen. Een deterministisch model vraagt kennis over de omvang van àlle mogelijke factoren die de vogelmijtpopulatie in een stal beïnvloeden. Door de complexiteit van stallen (houderijsysteem, type kip, voeding, warmte, luchtvochtigheid, management, etc., etc.) zijn er heel veel factoren die invloed hebben op de ontwikkeling van een vogelmijtpopulatie. Een complex systeem als een pluimveestal kan wel met behulp van een dynamisch adaptief model nagebootst worden. Dit model is een zelflerend model waarmee voor iedere stal in de actuele situatie en dus voor alle voorkomende factoren inclusief interacties de ontwikkeling van een vogelmijtpopulatie kan worden gevolgd en voorspeld, zoals ook de effecten van behandelingen op die populatie bepaald kunnen worden. Binnen WUR-Livestock Research is hiermee veel ervaring op het gebied van het effect van voeding op de melkproductie, binnen het systeem, van de koe (Andre et al., 2009). Maurer (FIBL-Zwitserland) ontwikkelde een populatiemodel voor de vogelmijt bij een constante temperatuur die gevalideerd werd in een kleine experimentele pluimveestal (Maurer and Baumgartner, 1994). Huber et al. (2011) ontwikkelden een populatie dynamica model waarmee de invloed van management maatregelen voorspeld kunnen worden. Ook dit model is een algemeen model, niet toegespitst op een bepaalde bedrijfssituatie. Tot nog toe is er geen populatiemodel ontwikkeld dat 1) een advies kan geven over het tijdstip en de plaats van het toedienen van bestrijding en 2) de effecten daarvan vaststelt. De gegevens van het populatiemodel van Maurer kunnen gebruikt worden voor het dynamisch adaptief model. Het Productschap Pluimvee en Eieren, geleding leghennenhouders, hebben de eerste stap voor het bouwen van het Dynamisch Adaptief model gefinancierd. Hiermee is inzicht gekregen in de vogelmijtproblematiek en de onderlinge interacties van de belangrijkste factoren die een vogelmijtpopulatie in een legpluimveestal beïnvloeden. De eerste rekenregels voor het model zijn bepaald. Geautomatiseerde meetmethode Met behulp van methodisch ontwerpen is volgens een vast stappenplan via eisen, functies en oplossingen, een meetmethode ontworpen waarbij een teller automatisch verplaatsingen van een vogelmijt binnen een bepaald gebied kan registreren. Deze teller zou in het huisvestingssysteem geïntegreerd moeten worden om schade aan de teller te voorkomen. Testen met een experimentele teller toonde in 2011/2012 aan dat het mogelijk is om vogelmijt bewegingen automatisch te registreren. In 2012 is er gewerkt aan een prototype vogelmijtteller waar vogelmijten in lopen, zich niet ophopen en waarmee vogelmijten verzameld kunnen worden. Half februari 2013 is het huidige prototype van de 34

35 automatische vogelmijtteller in een commerciële legpluimveestal geplaatst. Deze test geeft ons inzicht in de werking van de teller in een praktijkstal en de robuustheid ervan (fase 1, stap 6). Gezien de werking van de teller in de eerste weken na plaatsing in de stal, zijn er aanpassingen nodig van het prototype. Gedurende de eerste weken hebben we enkele aanpassingen provisorisch doorgevoerd. Om de benodigde verbeteringen aan het prototype goed door te voeren en opnieuw te kunnen testen tijdens een stalproef is er additioneel budget nodig (geschat op 12 k ). Gelijktijdig met het plaatsen van de teller hebben we ook een monitoringssysteem uit de tuinbouw toegepast. Het betreft hier monitoring met behulp van plakvallen. Deze plakvallen geven ons inzicht in richtingen voor verbetering en aanpassing van het prototype. Met het budget verkregen in 2012 worden binnenkort een aantal proefjes uitgevoerd in het laboratorium waarbij de teller op robuustheid getest wordt door grote hoeveelheden fijnstof en ammoniak in de kleine ruimte te brengen. Na het bepalen van de robuustheid van de teller en aanpassingen aan de teller zal in het laboratorium bepaald worden wat het getelde aantal mijten is ten opzichte van het aanwezige aantal mijten (fase 2, stap 7). De teller wordt hiervoor in een hoge aquariumbak geplaatst waarin een vastgesteld aantal mijten wordt losgelaten. Vervolgens wordt gekeken welk percentage van het losgelaten aantal mijten door de teller gaat. Mogelijk zijn hierna weer aanpassingen nodig van het prototype. Zoals vorig jaar afgesproken vindt er na afronding van stap 7 van fase 1 een go/no-go plaats. 5A. WERKWIJZE / PROJECTACTIVITEITEN Fase 1 bestaat uit 10 stappen (zie bijlage). De eerste 5 stappen zijn reeds uitgevoerd. Stap 6 is grotendeels in 2012 uitgevoerd. 2013: Het testen op robuustheid (laatste deel van stap 6) en de validatie van de teller onder laboratorium omstandigheden (stap 7) Stap 8 en 9 van fase 1 (zie bijlage 1) worden overgeslagen. In afstemming met de BC aanpak Bloedluis wordt extra financiering gevraagd om het prototype al in stap 6 en 7 te verbeteren en te testen. Validatie van het prototype van de teller in de zogenaamde kleine kooien (stap 10, zie bijlage). + gedeeltelijke ontwikkeling van het dynamisch adaptieve vogelmijtmodel (deel stap 13) ten behoeve van de analyse van de verkregen gegevens (gedeeltelijk stap 13, zie bijlage). De stap naar de praktijk is te groot omdat daar niet het werkelijke aantal aanwezige mijten bepaald kan worden. Een proef met twee kippen in een afgesloten bak (kleine kooien) waarin een bekend aantal mijten wordt losgelaten kan inzicht geven in a) het getelde aantal mijten (teller) en het werkelijk aanwezige aantal mijten (enkele bakken eruit halen en de populatie in de bak bepalen), b) de groei-ontwikkeling van de populatie onder semipraktijk omstandigheden en c) mogelijke neveneffecten van vogelmijt aan de kip (gewicht, voeropname, wateropname, eiproductie, eigewicht). Kleine kooien 35

36 Om de gegevens uit de proef te kunnen analyseren is een model nodig. De eerste stappen van het Dynamisch adaptieve vogelmijtbedrijfsmodel zijn voltooid (2011/2012). Het is dan ook logisch om de volgende stap uit te voeren voor het bouwen van het dynamisch adaptieve vogelmijt bedrijfsmodel, namelijk de modellering van de vogelmijtpopulatie, eiproductie, hennenpopulatie, voer efficiëntie. Dit model wordt gemaakt met behulp van historische data, inbreng van kennis uit de sector en kennis van collega wetenschappers. 5B. WERKWIJZE / TIJDSPLANNING Stap 6. Robuuster maken van de teller voor een goede werking in legpluimveestallen: Testen pluimveestal bestendigheid: teller moet bestand zijn tegen stof, ammoniak, groot aantal mijten, kippen pikkerij, (vogelmijt)bestrijdingsmiddelen, interferenties met andere elektronica, ander insecten en ongedierte). Februari-maart: Plaatsing teller in pluimveestal Maart: proeven in laboratorium met hoge concentraties ammoniak en fijnstof. De teller wordt geplaatst in een gesloten bak. In de gesloten bak wordt fijnstof of ammoniak toegevoegd. Daarna wordt getest of de teller nog werkt. Februari-maart : Doorvoeren van verbeteringen aan teller. Maart-april: Plaatsing in pluimveestal en testen in laboratorium. Stap 7. Laboratoriumtesten met aangepaste vogelmijtteller om te onderzoeken of het getelde deel voldoende en evenredig is voor het aantal aanwezige vogelmijten. Zoeken naar de relatie tussen het getelde en het werkelijke aantal start voorbereiding uitvoering proeven start gegevens verwerking opleveren resultaten De tellers worden geplaatst in waterdichte metalen bakken. Met daarover heen een deksel met een opening. De bak wordt mijtdicht gehouden door het aanbrengen van Sticky Trap en het plaatsen in een waterbak met zeepoplossing. In de bak is zaagsel. Een vastgesteld aantal niet gevoede mijten wordt in de bak los gelaten. De teller zelfstandig in de bak; in het midden, in een hoek of halverwege een kant. Op de deksel worden veren en mest geplaatst. Na een dag wordt het aantal getelde mijten bepaald en wordt de bak schoongemaakt. Iedere plaats in de bak (= behandeling) wordt 10 keer herhaald. Stap 10 en deel stap 13: validatie van teller en eerste deel modelbouw en metingen effecten aan hennen Uitvoering proef: 11 juli- 12 september 2013 Er wordt gebruik gemaakt van 12 waterdichte bakken met daarin2 legkippen (vogelmijt vrij) Elke bak bevat een automatisch vogelmijtteller. In de bakken wordt een bekend aantal mijten geplaatst. Na drie, vijf, zeven en negen weken worden er steeds drie bakken uitgehaald om het aanwezige aantal mijten in de bakken te bepalen. Daarnaast worden de volgende gegevens verzameld: vogelmijttellingen via teller per 5 minuten, eiproductie, eigewicht, lichaamsgewicht, voeropname en wateropname Voor de ontwikkeling van het model worden gegevens gebruik van andere organisaties (UvA, FIBL en Proefbedrijf Geel) en gegevens uit de proef zelf. Modelleren: april oktober Resultaten uit de proef zijn (december 2013 oplevering eindresultaten in een wetenschappelijk artikel): 1. Waarde van door teller getelde aantal mijten. 2. Kennis over effecten van vogelmijten op meetbare factoren in de pluimveehouderij (voederconversie, wateropname, groei, eiproductie). 3. Dynamisch Adaptief vogelmijtbedrijfsmodel geschikt voor semipraktijk. 36

37 6. BEGELEIDING / PROJECTORGANISATIE Projectleiding: Monique Mul Begeleiding en advies wordt gevraagd aan de leden van de begeleidingscommissie Aanpak Bloedluizen (NOP, NVP en PPE). Ten behoeve van een effectieve en efficiënte uitvoering van de testen wordt aan een aantal mensen gevraagd om een adviserende rol te vervullen; Sander Koenraadt en Gilian van Duijvendijk (WUR- Entomologie), Peter Groot Koerkamp (WUR Bedrijfstechnologie), Rick van Emous (WLR) en Thea van Niekerk (WLR). Daarnaast wordt afstemming gezocht met de PPE-klankbordgroep Praktijkonderzoek Leghennenhouderij. 7. RESULTAATVERWACHTING Let op: Dit projectvoorstel omvat slechts enkele deelstappen van het geheel (zie bijlage). Fase 1 tot en met 4 heeft als eindresultaat een vogelmijtmonitor. Het hieronder beschreven effect is een resultante van de uitvoering van alle fasen leidend tot een goed werkende vogelmijtmonitor. Van het onderzoeksproject worden de volgende resultaten op de lange termijn verwacht: Effect op: productkwaliteit kostprijs per eenheid flexibiliteit arbeidsaspecten ketenvorming product/sector imago milieuaspecten concurrentiekracht dierenwelzijn zeer negatief negatief n.v.t. positief zeer positief x x x x x x x x x 8. PRODUCTEN De resultaten worden gepresenteerd in Powerpoint-vorm aan de begeleidingscommissie Aanpak Bloedluis. In overleg met de begeleidingscommissie Aanpak Bloedluisbestrijding zal worden bezien op welke wijze kennisoverdracht plaats kan vinden, zoals het schrijven van een artikel voor de Pluimveehouderij. De resultaten van stap 10 en deel stap 13 worden weergegeven in een wetenschappelijk artikel. 9. KENNISOVERDRACHT / COMMUNICATIEPLAN (HOE WORDT DE KENNIS OVERGEBRACHT NAAR DE PRAKTIJK) Zie punt 8. 37

38 10. BEGROTING IN EURO Personeelskosten: proef rapportage aanpassingen mijtenteller Aantal uren: Totaal: Aantal uren: Totaal: Laag 87, Laag 87, Laag 87, Middelb. 111, Middelb. 111, Middelb. 111, Hoog Hoog Hoog Cumulatief: Cumulatief: Cumulatief: 8424 Reiskosten: proef rapportage aanpassingen mijtenteller Reden: Km. tarief: Aantal km.: Totaal: Reden: Km. tarief: Aantal km.: Functie-omschrijving: Uurtarief: Functieomschrijving: Uurtarief: Functie-omschrijving: Uurtarief: Totaal: Reden: Km. tarief: Bedrijfsbezoeken/ overleg 450 Overleg 100 bedrijfsbezoeken 150 Cumulatief: 450 Cumulatief: 100 Cumulatief: 150 Materiële en overige kosten: Kosten van materialen/apparatuur/analyses/etcetera proef rapportage aanpassingen mijtenteller Datum: Omschrijving: Kosten: Datum: Omschrijving: Kosten: Datum: Omschrijving: Kosten: Tellers + ander benodigd materiaal + plaatsen teller 3400 DEC 750 Cumulatief: Cumulatief: Cumulatief: 3400 Aantal uren: Aantal km.: Proef - - Totaal: Totaal: 38

39 Omschrijving: Kosten: Omschrijving: Kosten: Omschrijving: Kosten: Proef 9 weken Cumulatief: Cumulatief: Cumulatief: Totale kosten per onderdeel / activiteit: proef rapportage aanpassingen mijtenteller Bedrag: Bedrag: Bedrag: Totale kosten onderzoek: ,- Overige toelichtingen: Er kan om budgettaire gekozen worden om de rapportage pas in 2014 uit te laten voeren. Aldus opgemaakt op: Te: Lelystad Door: M.F. Mul 39

40 Bijlage Voor het opleveren van een geautomatiseerde monitoringstool voor vogelmijt in pluimveestallen zijn de volgende ontwikkelfasen nodig: 1) ontwikkelen en testen van een meetmethode; resultaat: een werkende teller 2) ontwerpen, bouwen (software) en testen van een dynamisch adaptief model; resultaat: een werkend model 3) combineren en testen van de meetmethode samen met het dynamisch adaptief model; resultaat: een implementeerbaar prototype vogelmijt monitoringstool 4) Verbeteren na eerste toepassingen op praktijkbedrijven (in opdracht van de marktpartij die de monitoringstool in de markt zet. Fase 1 en 2 kunnen gelijktijdig uitgevoerd worden. Het stappenplan is in het voorjaar van 2012 opgezet. De cursief weergegeven stappen zijn reeds uitgevoerd. Kader 1 Uitwerking fase 1) ontwikkelen en testen meetmethode Uitwerking fase 1): Ontwikkelen en testen meetmethode. stap 1. Opstellen Programma van Eisen (Methodisch Ontwerpen) stap 2. Verdiepende literatuurstudie naar monitoringsmogelijkheden voor kruipende insecten stap 3. Ontwerpen van een aantal prototypen van tellers stap 4. Bouwen van een experimentele teller in drie varianten. stap 5. Laboratoriumtesten naar werking drie verschillende varianten (één meetprincipe) stap 6. Laboratoriumtesten gericht op het schoonhouden van de teller, het lokken en verzamelen mijten in de teller en het robuuster maken van de teller voor een goede werking in legpluimveestallen (meten van effect van teller op gedrag van de vogelmijt) stap 7. Laboratoriumtesten met voorkeurstype sensor om te onderzoeken of het getelde deel voldoende en evenredig voor het aantal aanwezige vogelmijten. De relatie tussen het getelde en het werkelijke aantal Go no go stap 8. Ontwerp en bouw van drie verschillende prototypes stap 9. Valideren van prototypes onder laboratoriumomstandigheden stap 10. Valideren van prototypes in kleine kooien Go no go Stap 1 tot en met 5 zijn in uitgevoerd en gefinancierd door Wageningen UR Livestock Research en Wageningen UR Agrarische Bedrijfstechnologie. Stap 6 (behalve het testen op robuustheid) is uitgevoerd in De begeleidingscommissie Aanpak Bloedluis heeft kennis van de resultaten van deze stappen. Kader 2 Uitwerking fase 2-4 Uitwerking fase 2: Ontwerpen, bouwen (software) en testen van een dynamisch adaptief model. stap 11. Bepalen verstorende en controleerbare invloedfactoren op vogelmijtpopulatie in stallen stap 12. Ontwerp en bouw conceptueel dynamisch adaptief model stap 13. Bouw van prototype dynamisch adaptief model. Modellering voor vogelmijtpopulatie, eiproductie, hennenpopulatie, voerefficientie m.b.v. van historische data en inbreng kennis uit sector en collega wetenschappers stap 14. Uitwerking optimalisatie algoritme stap 15. Validatie optimalisatie algoritme in een simulatie studie Go no go Uitwerking fase 3: Combineren en testen van de meetmethode samen met het dynamisch adaptief model stap 16. Ontwerpen & bouwen van opstelling met sensoren & model voor opstelling met kleine kooien stap 17. Valideren (en verbeteren) monitoringstool met kleine kooien stap 18. Ontwerpen & bouwen van opstelling met sensoren & model voor stal met > dieren stap 19. Valideren (en verbeteren) monitoringstool in een praktijkstal Go no go Uitwerking fase 4: Toepassing op eerste bedrijven in de praktijk stap 18. Aanpassen en verbeteren monitoringstool op basis van toepassingen in de praktijk. Stap 11 en 12 zijn in uitgevoerd door Wageningen UR Livestock Research. Pluimveehouders hebben deze stappen gefinancierd. De begeleidingscommissie Aanpak Bloedluis heeft kennis van de resultaten van deze stappen. In een artikel in de Pluimveehouderij zijn de resultaten gepresenteerd. 40

41 Projectaanvraag/-voorstel, behorende bij de Verordening Subsidieverstrekking (PPE) 2010 en de Algemene voorwaarden subsidieverstrekking PPE Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock Research Projecttitel: Ontwikkelen en testen van een meetmethode voor de geautomatiseerde vogelmijtmonitor; laboratoriumtesten (uitvoering stap 6 en 7 van fase 1) Projectnummer (PVE): Vervolg op: Verwachte duur/looptijd: 9 maanden (september 2012 juni 2013). Behorende bij klankbordgroep Aanpak bloedluis en Adviescommissie: Leg Projectleider: Ir. M.F. Mul Onderzoeker(s): Het onderzoek zal voornamelijk uitgevoerd worden door Monique Mul en Johan Ploegaert. In samenwerking met (in meer en mindere mate): Wageningen UR Vakgroep Bedrijfstechnologie, Wageningen UR Laboratorium Entomologie, IBED (Amsterdam), CVI, Pluimveehouders vertegenwoordigd in de organisaties NOP, NVP en LTO. (NB: Alleen instellingen en/of bedrijven waarmee daadwerkelijk wordt samengewerkt.) Aan het PPE gevraagde subsidie: Aan derden gevraagde subsidie: Bijdrage via PPE-Topsector 2012: Eigen bijdrage WUR (via KB-gelden): Totaal per periode: 2011 en eerder : 2012 : 2013 en Totaal per verder : categorie :

42 1A. PROBLEEMSTELLING / AANLEIDING De legpluimveehouderij ondervindt in de gehele wereld en ook in Nederland grote schade als gevolg van moeilijk te bestrijden vogelmijten (Dermanyssus gallinae) (Sparagano et al., 2009; Emous et al., 2005). Ernstige besmettingen van vogelmijt in een legpluimveestal kunnen leiden tot productieverliezen, sterfte, sterk verminderd welzijn en meer dierziekten (Mul et al., 2009). Enerzijds fungeert de vogelmijt als vector voor verschillende bacteriën en virussen (Baselga et al, 1996; Chauve, 1998; Kilpinen et al, 2005; Valiente Moro et al, 2005), anderzijds wordt de natuurlijke afweer ondermijnd door het afnemen van bloed door de vogelmijten (Mul et al., 2009). Bij de mens kan een beet van de vogelmijt een ernstige allergische huidreactie geven (Sahibi et al., 2008; Cafiero et al., 2008). Vogelmijt ontwikkelt snel resistentie tegen chemische middelen, waardoor het gebruik hiervan een beperkt en kortdurend effect heeft op de vogelmijtpopulatie (Chauve, 1998; Marangi et al., 2009). Een aantal bestrijdingsmiddelen zoals Carbaryl mogen niet meer ingezet worden vanwege de schadelijke effecten voor de mens (Mul et al., 2009). Op dit moment werken meerdere onderzoeksgroepen aan de ontwikkeling van natuurlijke beheersingsmethoden, zoals het gebruik van natuurlijke vijanden (IBED Institute for Biodiversity and Ecosystems Dynamics; Lesna et al., 2009), het lokken van vogelmijt en vervolgens lokaal bestrijden met schimmels (Wageningen UR Laboratorium voor Entomologie, Koenraadt and Dicke, 2010) en vaccins (Moredun Research Institute). De (kosten) effectieve inzet van beheersingsmethoden, waaronder ook natuurlijke, vergt een goed inzicht in de omvang en ontwikkeling van de vogelmijtpopulatie voor het tijdig en plaats-specifiek inzetten van de methoden. Een goede monitoringstool helpt tevens om de effectiviteit van elk type behandeling in pluimveestallen te bepalen en te verbeteren door tijdige inzet. Vogelmijtonderzoekers beschouwen het meten en monitoren van de vogelmijtpopulatie als het belangrijkste middel danwel randvoorwaarden voor het beheersen van een vogelmijtpopulatie. Enerzijds kan monitoring de effecten en duur van behandelingen bepalen, maar anderzijds resulteert het ook in bewustwording bij pluimveehouders waardoor mogelijk al veel eerder en tijdig maatregelen worden genomen (Mul and Koenraadt, 2009; Mul et al., 2009; Zenner et al, 2009). Een beperkte en plaatsgerichte inzet van middelen leidt tot een betere effectiviteit van de bestrijding en beperking van de kosten en de milieubelasting (Mul et al., 2009). Op dit moment zijn pluimveehouders niet in staat om een goede inschatting te kunnen maken van de ernst, plaats en ontwikkeling van een vogelmijtbesmetting. De huidige beschikbare monitoringsmethoden zijn arbeidsintensief, zijn niet nauwkeurig genoeg om kleine veranderingen in de populatie waar te nemen, zijn vaak alleen toepasbaar voor een specifiek systeem (Mul et al, 2009; Zenner et al. 2009; Mul et al., 2010) of zijn vooral geschikt voor onderzoeksdoeleinden (Mul et al., 2010). Een combinatie van een geautomatiseerde meetmethode en een dynamisch adaptief populatiemodel voor vogelmijt voldoet aan de eis voor een geautomatiseerde monitoringstool die de ontwikkeling van een vogelmijtpopulatie in tijd en ruimte kan voorspellen en daardoor de juiste plaats en tijdstip van behandeling aan kan geven. De pluimveehouders van het Productschap Pluimvee en Eieren hebben de eerste stap voor het bouwen van het Dynamisch Adaptief model gefinancierd. In 2011 is een experimentele teller ontwikkeld waarmee het mogelijk is om vogelmijt bewegingen automatisch te registreren. Deze teller moet verder ontwikkeld worden en getoetst worden in de praktijk. 1B. DOELSTELLING Let op: Er is een einddoelstelling van het project en een doelstelling van deze projectaanvraag Het UITEINDELIJKE DOEL is het ontwikkelen van een vogelmijtmonitor die de pluimveehouder waarschuwt bij overschrijding van een bepaalde drempel qua aantal aanwezige vogelmijt (of toename van de groei van het aantal). Deze waarschuwing adviseert de pluimveehouder om een bestrijdingsmaatregel uit te voeren op een bepaalde plaats in de stal. De vogelmijtmonitor bestaat uit een geautomatiseerde vogelmijtteller en een dynamisch adaptief model. Deze monitor kan de ontwikkeling van een vogelmijtplaag in pluimveestallen voorspellen in tijd en ruimte en geeft pluimveehouders, onderzoekers en bedrijven die beheersingsmethoden ontwikkelen, inzicht in 1) de dynamiek van de vogelmijtpopulatie, 42

43 2) de effectiviteit van de ontwikkelde beheersingsmethoden in een legpluimveestal en 3) helpt bij het tijdig en effectief inzetten van beheersingsmaatregelen. Dit projectvoorstel beschrijft de uitvoering van stap 6 en 7 van fase 1): Ontwikkelen en testen meetmethode. In kader 1 en 2 is het stappenplan getoond met daarin de stappen om te komen tot een vogelmijtmonitoringstool. De cursief weergegeven stappen zijn reeds uitgevoerd. Kader 1 Uitwerking fase 1) ontwikkelen en testen meetmethode Uitwerking fase 1): Ontwikkelen en testen meetmethode. stap 20. Opstellen Programma van Eisen (Methodisch Ontwerpen) stap 21. Verdiepende literatuurstudie naar monitoringsmogelijkheden voor kruipende insecten stap 22. Ontwerpen van een aantal prototypen van tellers stap 23. Bouwen van een experimentele teller in drie varianten. stap 24. Laboratoriumtesten naar werking drie verschillende varianten (één meetprincipe) stap 25. Laboratoriumtesten gericht op het schoonhouden van de teller, het lokken en verzamelen mijten in de teller en het robuuster maken van de teller voor een goede werking in legpluimveestallen (meten van effect van teller op gedrag van de vogelmijt) stap 26. Laboratoriumtesten met voorkeurstype sensor om te onderzoeken of het getelde deel voldoende en evenredig voor het aantal aanwezige vogelmijten. De relatie tussen het getelde en het werkelijke aantal Go no go stap 27. Ontwerp en bouw van drie verschillende prototypes stap 28. Valideren van prototypes onder laboratoriumomstandigheden stap 29. Valideren van prototypes in kleine kooien Go no go Stap 1 tot en met 5 zijn in uitgevoerd en gefinancierd door Wageningen UR Livestock Research en Wageningen UR Agrarische Bedrijfstechnologie. De begeleidingscommissie Aanpak Bloedluis heeft kennis van de resultaten van deze stappen. Kader 2 Uitwerking fase 2-4 Uitwerking fase 2: Ontwerpen, bouwen (software) en testen van een dynamisch adaptief model. stap 30. Bepalen verstorende en controleerbare invloedfactoren op vogelmijtpopulatie in stallen stap 31. Ontwerp en bouw conceptueel dynamisch adaptief model stap 32. Bouw van prototype dynamisch adaptief model. Modellering voor vogelmijtpopulatie, eiproductie, hennenpopulatie, voerefficientie m.b.v. van historische data en inbreng kennis uit sector en collega wetenschappers stap 33. Uitwerking optimalisatie algoritme stap 34. Validatie optimalisatie algoritme in een simulatie studie Go no go Uitwerking fase 3: Combineren en testen van de meetmethode samen met het dynamisch adaptief model stap 35. Ontwerpen & bouwen van opstelling met sensoren & model voor opstelling met kleine kooien stap 36. Valideren (en verbeteren) monitoringstool met kleine kooien stap 37. Ontwerpen & bouwen van opstelling met sensoren & model voor stal met > dieren stap 38. Valideren (en verbeteren) monitoringstool in een praktijkstal Go no go Uitwerking fase 4: Toepassing op eerste bedrijven in de praktijk stap 18. Aanpassen en verbeteren monitoringstool op basis van toepassingen in de praktijk. Stap 11 en 12 zijn in uitgevoerd door Wageningen UR Livestock Research. Pluimveehouders hebben deze stappen gefinancierd. De begeleidingscommissie Aanpak Bloedluis heeft kennis van de resultaten van deze stappen. In een artikel in een vakblad worden de resultaten gepresenteerd. Het doel van stap 6 is, om met behulp van aanpassingen aan de reeds ontwikkelde experimentele geautomatiseerde vogelmijtteller (meetmethode), een vogelmijtteller te ontwikkelen waar vogelmijten in lopen, zich niet ophopen en waarmee vogelmijten verzameld kunnen worden. De teller dient robuust genoeg te zijn om in een legpluimveestal te plaatsen zonder noemenswaardige storingen. Het doel van stap 7 is het vaststellen van de relatie tussen het getelde aantal bewegingen danwel vogelmijten en het werkelijk aanwezige aantal vogelmijten. Concreet is dit de stap waarin wordt bepaald op welke wijze je van het door de teller bepaalde aantal vogelmijten komt tot het beeld in de stal (aantal vogelmijten en verspreiding. 43

44 2. MOTIVERING VAN DE ONDERZOEKSINSTELLING Dit onderzoek wordt uitgevoerd door onderzoeker Monique Mul van Wageningen UR Livestock Research, in samenwerking met de leerstoelgroep Agrarische Bedrijfstechnologie (prof. P.W.G. Groot Koerkamp), deskundigen op het vlak van modellen (bv. Geert André van Wageningen UR Livestock Research) en medewerkers van professoren van de UvA en Wageningen UR Laboratorium voor Entomologie. Monique Mul is sinds 2006 betrokken bij vogelmijtonderzoek van Wageningen UR Livestock Research. Ze heeft drie wetenschappelijke artikelen gepubliceerd, heeft meerdere populaire artikelen geschreven, wordt frequent betrokken bij internationale publicaties en presentaties en is twee keer uitgenodigd op internationale congressen om de aanpak van vogelmijt door de pluimveehouder te belichten. De onderzoekers die betrokken zijn bij dit voorstel hebben hun achtergrond in de techniek, biologie en praktische veehouderij. Deze combinatie van kennis zorgt ervoor dat er daadwerkelijk een oplossing komt en maakt de propositie uniek. 3. PROBLEEMEIGENAREN / BELANGHEBBENDEN Pluimveehouders, onderzoekers en bedrijven die beheersingsmethoden ontwikkelen, hebben belang bij de ontwikkeling van een goede monitoringstool omdat deze inzicht geeft in de dynamiek van de vogelmijtpopulatie en de effectiviteit van de ontwikkelde beheersingsmethoden in een legpluimveestal (Zenner et al., 2009; Mul et al., 2010). 4. STAND VAN ZAKEN (WIE HEEFT AL WAT GEDAAN EN WAT ONTBREEKT ER NOG) Meerdere onderzoeksgroepen hebben tot onlangs gewerkt aan de ontwikkeling van natuurlijke beheersingsmethoden, zoals het gebruik van natuurlijke vijanden (IBED Institute for Biodiversity and Ecosystems Dynamics; Lesna et al., 2009), het lokken van vogelmijt en vervolgens bestrijden met schimmels (Wageningen UR Laboratorium voor Entomologie, Koenraadt and Dicke, 2010) en vaccins (Moredun Research Institute). De roofmijt, een natuurlijke vijand van de vogelmijt, is inmiddels door meerdere commerciële marktpartijen in de marktgezet. De andere onderzoeken zijn, tijdelijk, gestopt als gevolg van gebrek aan financiering. Goede, praktische en nauwkeurige monitoringstechnieken voor in pluimveestallen zijn niet beschikbaar. Onderzoeksgroepen op het gebied van vogelmijt lopen vast tijdens de praktijktesten door gebrek aan een goede geautomatiseerde vogelmijtteller. Geen enkele groep richt zich op de ontwikkeling van die geautomatiseerde teller. De automatische vogelmijtmonitor is een combinatie van een geautomatiseerde meetmethode en een adaptief dynamisch populatiemodel voor vogelmijt. Dynamisch Adaptief Model Door de complexiteit van stallen is het niet mogelijk om met een deterministisch model alle interacties te bepalen. Een deterministisch model vraagt kennis over de omvang van àlle mogelijke factoren die de vogelmijtpopulatie in een stal beïnvloeden. Door de complexiteit van stallen (houderijsysteem, type kip, voeding, warmte, luchtvochtigheid, management etc etc) zijn er heel veel factoren die invloed hebben op de ontwikkeling van een vogelmijtpopulatie. Een complex systeem als een pluimveestal kan wel met behulp van een dynamisch adaptief model nagebootst worden. Dit model is een zelflerend model waarmee voor iedere stal in de actuele situatie en dus voor alle voorkomende factoren inclusief interacties de ontwikkeling van een vogelmijtpopulatie kan worden gevolgd en voorspeld, zoals ook de effecten van behandelingen op die populatie bepaald kunnen worden. Binnen WUR-Livestock Research is hiermee veel ervaring op het gebied van het effect van voeding op de melkproductie, binnen het systeem, van de koe (Andre et al., 2009). Maurer (FIBL-Zwitserland) ontwikkelde een populatiemodel voor de vogelmijt bij een constante temperatuur die gevalideerd werd in een kleine experimentele pluimveestal (Maurer and Baumgartner, 1994). Huber et al. (2011) ontwikkelden een populatie dynamica model waarmee de invloed van management maatregelen voorspeld kunnen worden. Ook dit model is een algemeen model, niet toegespitst op een bepaalde bedrijfssituatie. Tot nog toe is er geen populatiemodel ontwikkeld dat 1) een advies kan geven over het tijdstip en de plaats van het toedienen van bestrijding en 2) de effecten daarvan vaststelt. De gegevens van het populatiemodel van Maurer kunnen gebruikt worden voor het dynamisch adaptief model. De pluimveehouders van het Productschap Pluimvee en Eieren hebben de eerste stap voor het bouwen van het Dynamisch Adaptief model gefinancierd. Hiermee is inzicht gekregen in de vogelmijtproblematiek en de onderlinge interacties van de belangrijkste factoren die een vogelmijtpopulatie in een legpluimveestal beïnvloeden. De eerste rekenregels voor het model zijn bepaald. 44

45 Geautomatiseerde meetmethode Met behulp van methodisch ontwerpen is volgens een vast stappenplan via eisen, functies en oplossingen, een meetmethode ontworpen waarbij een teller automatisch verplaatsingen van een vogelmijt binnen een bepaald gebied kan registreren. Deze teller zou in het huisvestingssysteem geïntegreerd moeten worden om schade aan de teller te voorkomen. Testen met een experimentele teller toonde in 2011/2012 aan dat het mogelijk is om vogelmijt bewegingen automatisch te registreren. Deze teller moet verder ontwikkeld worden en getoetst worden in de praktijk. 5A. WERKWIJZE / PROJECTACTIVITEITEN Voor het opleveren van een geautomatiseerde monitoringstool voor vogelmijt in pluimveestallen zijn de volgende ontwikkelfasen nodig: 1) ontwikkelen en testen van een meetmethode; resultaat: een werkende teller 2) ontwerpen, bouwen (software) en testen van een dynamisch adaptief model; resultaat: een werkend model 3) combineren en testen van de meetmethode samen met het dynamisch adaptief model; resultaat: een implementeerbaar prototype vogelmijt monitoringstool 4) Verbeteren na eerste toepassingen op praktijkbedrijven (in opdracht van de marktpartij die de monitoringstool in de markt zet. Fase 1 en 2 kunnen gelijktijdig uitgevoerd worden. Fase 1 bestaat uit 10 stappen (zie kader 1). De eerste 5 stappen zijn reeds uitgevoerd. Dit projectvoorstel beschrijft de uitvoering van stap 6 en 7 van fase 1): Ontwikkelen en testen meetmethode. Na stap 7 kunnen drie verschillende prototypes worden ontworpen, gebouwd en vervolgens gevalideerd. Op basis van eerder onderzoek hebben we nog geen gefundeerde keuze kunnen maken uit deze drie typen. 5B. WERKWIJZE / TIJDSPLANNING Stap 6. Laboratoriumtesten gericht op het schoonhouden van de teller, het lokken en verzamelen van mijten in de teller en het robuuster maken van de teller voor een goede werking in legpluimveestallen (meten van effect van teller op gedrag van de vogelmijt) 1. Augustus Meer uitgebreide literatuurstudie naar monitoringsmogelijkheden voor kruipende insecten 2. September-Oktober Inventarisatie naar (literatuur, ondervragen van experts, mogelijk kleine brainstorm sessies - oplossingen voor schoonhouden teller (voorkomen van ophoping van vogelmijt en eieren) - oplossingen voor lokken van mijten in de teller - oplossingen voor verzamelen van gevangen vogelmijten - plaatsingswijzen van teller in legpluimveestal - onderscheid maken tussen vogelmijten en andere kruipende insecten - pluimveestal bestendig maken (teller moet bestand zijn tegen: stof, ammoniak, groot aantal mijten, kippen pikkerij, (vogelmijt)bestrijdingsmiddelen, interferenties met andere elektronica, ander insecten en ongedierte). 3. Oktober Gesprekken met experts om te komen tot inzichten en oplossingen. 4. November- December Uitvoeren van kleinschalige laboratoriumproefjes met vogelmijten om per probleem de beste oplossingen te identificeren. Laboratoriumproefjes: Y-buis proeven, cafetariaproef, petrieschaal proefjes met vogelmijten. 5. December 2012-januari Integratie van beste oplossingen in experimentele teller. 6. Februari Verslaglegging resultaten in Powerpoint presentatie en indien zinvol en mogelijk (in verband met mogelijke IP) een update in het vakblad Pluimveehouderij. Stap 7. Laboratoriumtesten met voorkeurstype sensor om te onderzoeken of het getelde deel voldoende en evenredig is voor het aantal aanwezige vogelmijten. Zoeken naar de relatie tussen het getelde en het werkelijke aantal start voorbereiding uitvoering proeven 45

46 start gegevens verwerking opleveren resultaten 6. BEGELEIDING / PROJECTORGANISATIE Projectleiding: Monique Mul Begeleiding en advies wordt gevraagd aan de leden van de begeleidingscommissie Aanpak Bloedluizen. Ten behoeve van een effectieve en efficiënte uitvoering van stap 6 en 7 van fase 1 wordt aan een aantal mensen gevraagd om een adviserende rol te vervullen; Marcel Dicke, Sander Koenraadt en Jeroen Spitzen (WUR- Entomologie), Peter Groot Koerkamp (WUR Bedrijfstechnologie), Herman van Roermund (WUR-CVI), Rick van Emous (WLR) en Thea van Niekerk (WLR). Daarnaast wordt afstemming gezocht met de klankbordgroep Praktijkonderzoek Leghennenhouderij. 7. RESULTAATVERWACHTING Let op: Dit projectvoorstel omvat slechts twee van de 10 stappen van fase 1. Fase 1 tot en met 4 heeft als eindresultaat een vogelmijtmonitor. Het hieronder beschreven effect is een resultante van de uitvoering van alle fasen leidend tot een goed werkende vogelmijtmonitor. Van het onderzoeksproject worden de volgende resultaten op de lange termijn verwacht: Effect op: productkwaliteit kostprijs per eenheid flexibiliteit arbeidsaspecten ketenvorming product/sector imago milieuaspecten concurrentiekracht dierenwelzijn zeer negatief negatief n.v.t. positief zeer positief x x x x x x x x x 8. PRODUCTEN De resultaten worden gepresenteerd in Powerpoint-vorm aan de begeleidingscommissie Aanpak Bloedluis. In overleg met de begeleidingscommissie Aanpak Bloedluisbestrijding zal worden bezien op welke wijze kennisoverdracht plaats kan vinden. 9. KENNISOVERDRACHT / COMMUNICATIEPLAN (HOE WORDT DE KENNIS OVERGEBRACHT NAAR DE PRAKTIJK) Zie punt 8. 46

47 10. BEGROTING IN EURO Personeelskosten: Functieomschrijving: stap 6 stap 7* Uurtarief: Aantal Totaal: Uur- Aantal Totaal: uren: tarief: uren: Functieomschrijving: Laag Laag Middelb Middelb ,6 Hoog Hoog Cumulatief: Cumulatief: Reiskosten: stap 6 stap 7 Reden: Km. tarief: Aantal km.: Totaal: Reden: Km. tarief: Aantal km.: Totaal: Cumulatief: Cumulatief: Materiële en overige kosten: Kosten van materialen/apparatuur/analyses/etc. stap 6 stap 7 Datum: Omschrijving: Kosten: Datum: Omschrijving: Kosten: Materiaal, proeffaciliteit Vacatiegeld en expertkosten 2800 Kosten bijeenkomst 1500 Cumulatief: 6100 Cumulatief: 530 Dieraccommodatie: stap 6 Omschrijving: Kosten: Omschrijving: Kosten: Cumulatief: Cumulatief: Onvoorziene kosten (max. 5%): stap 6 Subtotaal: Subtotaal: Perc.: Post onvoorz.: Perc.: Post onvoorz.: Totale kosten per onderdeel / activiteit: stap 6 stap 7 Bedrag: Bedrag: Totale kosten onderzoek: ,10 47

48 *Personeelskosten voor 2013 zijn nog niet bekend, maar het ligt in de lijn der verwachting dat die kosten met 1% zullen stijgen. Overige toelichtingen: Aldus opgemaakt op: Te: Wageningen Door: M.F. Mul 48

49 Overzicht projectaanvragen vleeskuikenhouderij PPE-bijdrage 2013 ( ) Bijdrage Topsectoren / derden ( ) Budget totaal 2013 ( ) Effect voeding moederdieren (verschillende energie-eiwit verhoudingen tijdens de opfok- en legperiode) op het optreden van voetzoollaesies bij vleeskuikens Effect van grondeieren op vleeskuikenperformance Effect emissiearm huisvestingssysteem op uitval en voetzoollaesiescore bij vleeskuikens Minimumventilatiebehoefte bij vleeskuikens Praktijkimplementatie Welfare Quality* Totaal * Onderzoek loopt door van Totaal voor 2013 begroot voor onderzoek ,- Budget voor kennisuitwisseling ,- 49

50 Projectaanvraag/-voorstel, behorende bij de Verordening Subsidieverstrekking (PPE) 2010 en de Algemene voorwaarden subsidieverstrekking PPE Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock Research Projecttitel: Effect voeding moederdieren (verschillende energie-eiwit verhoudingen tijdens de opfoken legperiode) op het optreden van voetzoollaesies bij vleeskuikens Projectnummer (PVE): Vervolg op: Verwachte duur/looptijd: 0,8 jaar Behorende bij klankbordgroep: Vleeskuikens Projectleider: Jan van Harn Onderzoeker(s): Jan van Harn, Rick van Emous en Johan van Riel In samenwerking met: (NB: Alleen instellingen en/of bedrijven waarmee daadwerkelijk wordt samengewerkt.) Aan het PPE gevraagde subsidie: Aan derden gevraagde subsidie (P4F): Bijdrage van bedrijven (specificeren): 2012 en eerder : 2013 : 2014 en Totaal per verder : categorie : Eigen bijdrage: Totaal per periode:

51 1A. PROBLEEMSTELLING / AANLEIDING Met ingang van 2013 zijn ook voetzoollaesies onderdeel van de beoordelingssystematiek in het kader van de Vleeskuikenrichtlijn. Afgelopen jaren is door Wageningen UR Livestock Research al veel onderzoek gedaan naar diverse factoren die van invloed zijn op het ontstaan en voorkomen van voetzoollaesies. Uit het onderzoek van De Jong et al. (2011)* bleek dat broederij een relatief grote invloed had op het optreden van voetzoollaesies op het vleeskuikenbedrijf. De broederij was na de vleeskuikenhouder de grootste invloedfactor op het optreden van voetzoollaesies. Het effect van broederij was bijvoorbeeld, in tegenstelling wat veelal wordt gezegd, groter dan het effect van de voerfabrikant. Dit betekent overigens niet dat het effect van voer niet substantieel kan zijn, maar dat de verschillen tussen voerfabrikanten onderling kleiner zijn dan de verschillen tussen broederijen onderling. In het onderzoeksrapport van De Jong et al wordt gesproken over een broederijeffect, maar het is natuurlijk niet de broederij en het gevoerde broedmanagement (T/RV, broedmachine, e.d.) alleen. Ook de effecten van de voorschakels (het vermeerderingsbedrijf en opfokbedrijf van de vleeskuikenmoederdieren) zitten hierin verstrengeld /verweven en het is heel lastig om deze (invloed)factoren te ontrafelen. Om bijvoorbeeld het effect van de voeding van moederdieren op het optreden van voetzoollaesies bij vleeskuikens te bestuderen is heel lastig, aangezien er altijd (zeker in een veldstudie) vertroebelende invloedfactoren zijn, zoals herkomst, leeftijd moederdieren en het gevoerde management op het VB-bedrijf. Binnenkort start een vleeskuikenonderzoek waarbij het effect van de voerbehandeling (lees: verschillende energieeiwit verhoudingen tijdens de opfok- en legperiode) van vleeskuikenmoederdieren op de technische resultaten en slachtrendementen van de nakomelingen wordt bestudeerd. Binnen dit onderzoek, wat deel uit maakt van het promotie onderzoek van Rick van Emous, is niet gepland om de effecten van de voerbehandeling van de vleeskuikenmoederdieren op het optreden en ernst van voetzoollaesies (en hakdermatitis) van de nakomelingen te bestuderen. Omdat dit onderzoek al gepland is, is dit eenvoudig en tegen relatief geringe (meer)kosten te realiseren. De PPE klankbordgroep vleeskuikens heeft in de vergadering van 18 januari 2013 het belang van deze aanvulling waarnemingen aangeven. In dit projectplan wordt dit nader uiteengezet. * Jong, I.C. de; Harn, J. van; Gunnink, H.; Hindle, V.A.; Lourens, A. (2011). Ernst en voorkomen van voetzoollaesies bij reguliere vleeskuikens in Nederland. Wageningen UR Livestock Research, Rapport B. DOELSTELLING Vaststellen of de voeding van het vleeskuikenmoederdier (lees: verschillende energie-eiwit verhoudingen tijdens de opfok- en legperiode) effect heeft op het optreden van voetzoollaesies bij de nakomelingen. 2. MOTIVERING VAN DE ONDERZOEKSINSTELLING Wageningen UR Livestock Research heeft ruime ervaring in onderzoek aan diverse aspecten van de vleeskuikenhouderij. De afgelopen 3 jaar heeft het onderzoek zich vooral gericht op voetzoollaesies. 3. PROBLEEMEIGENAREN / BELANGHEBBENDEN Vleeskuikensector (zowel vleeskuikenhouders als broederijen en voerfabrikanten), beleid. 4. STAND VAN ZAKEN (WIE HEEFT AL WAT GEDAAN EN WAT ONTBREEKT ER NOG) In de periode heeft WUR-LR onderzoek uitgevoerd naar monitoringsmethoden, prevalentie en oorzakelijke factoren, en management methoden om voetzoollaesies te voorkomen. Samen met onderzoek van andere internationale groepen, heeft dit veel kennis opgeleverd over het ontstaan en voorkomen van voetzoollaesies die ook direct door de praktijk kunnen worden toegepast. Enkele aspecten zijn tot nu toe echter onvoldoende inzichtelijk geworden. Zo is wel duidelijk geworden dat voer en broederij een effect kunnen hebben op het ontstaan van voetzoollaesies, maar is meer onderbouwing gewenst. In het onderzoeksrapport van De Jong et al. (2011)wordt gesproken over een broederijeffect, maar het is natuurlijk niet de broederij en het gevoerde broedmanagement (T/RV, broedmachine, e.d.) alleen. Ook de effecten van de voorschakels (het vermeerderingsbedrijf en opfokbedrijf van de vleeskuikenmoederdieren) zitten hierin verstrengeld /verweven en het is heel lastig om deze (invloed)factoren te ontrafelen. Recentelijk is onderzocht of het gevoerde broedmanagement van invloed is op het optreden van voetzoollaesies. Hiertoe zijn broedeieren betrokken van eenzelfde herkomst (zelfde VB) en uitgebroed op twee verschillende locaties. Uit dit onderzoek bleek dat voetzoollaesies niet (significant) beïnvloed werden door de broedlocatie, hoewel er wel numerieke verschillen waren die overeenkwamen met de eerdere veldstudie. De resultaten van dit onderzoek zullen in het 1 e kwartaal van 2013 worden gepubliceerd in een artikel in de Pluimveehouderij. Mogelijk dat dus de gevonden verschillen in het onderzoek van De Jong et al. (2011) ook gezocht moet worden in de voorschakels van de broederij (opfok- en legbedrijf). Hierbij kan gedacht worden aan het gevoerde management (voersamenstelling, vaccinaties, e.d.) op de opfok- en legbedrijven van de vleeskuikenmoederdieren. 51

52 Er is weinig of geen informatie m.b.t. de relatie voeding van vleeskuikenmoederdieren op het optreden van voetzoollaesies bij vleeskuikens. In dit onderzoek zal onderzocht worden welke effect het eiwitgehalte (twee niveaus) van het voer tijdens de opfokperiode van de vleeskuikenmoederdieren en het energiegehalte tijdens de legperiode (22-45 weken: 3 niveaus (hoog / gemiddeld / laag); weken leeftijd: 2 niveaus (standaard / hoog)) heeft op het optreden van voetzoollaesies bij vleeskuikens. 5A. WERKWIJZE / PROJECTACTIVITEITEN Om te onderzoeken of er eventueel een effect is van de voeding van moederdieren op het optreden van voetzoollaesies is het mogelijk mee te liften met het project Effect van verschillende energie-eiwit verhoudingen tijdens de opfok- en legperiode op lichaamssamenstelling, reproductie, kuikenkwaliteit, nakomelingen, bevedering en gedrag bij vleeskuikenmoederdieren (projectnummer: ; Projectleider: Rick van Emous). De hypothese van dit vleeskuikenmoederdieren project is dat het verhogen van het lichaamsgewicht aan het einde van de opfokperiode en het verhogen van de energie-eiwitverhouding in opfok- en legvoer positieve effecten heeft op lichaamsontwikkeling en bevedering, en daaruit volgend op (broed)eiproductie en kwaliteit van de nakomelingen. Hiertoe wordt het (gecombineerde) effect bestudeerd van twee verschillende eiwitniveaus tijdens de opfok, drie verschillende energieniveaus tussen 22 en 45 weken leeftijd en twee energieniveaus tussen 45 en 60 weken leeftijd op lichaamssamenstelling, reproductie, kuikenkwaliteit, nakomelingen, bevedering en gedrag tijdens de opfok- en legperiode. Om te kijken welke effecten de voeding van de moederdieren heeft op de kwaliteit, performance en slachtrendementen van vleeskuikens worden op twee momenten (28 en 52 weken leeftijd van de moederdieren) eieren verzameld, uitgebroed en de vleeskuikens opgevolgd. Waarnemingen m.b.t. strooiselkwaliteit en het voorkomen van voetzoollaesies en hakdermatitis zijn niet gepland binnen dit project. Het is echter wel erg interessant om deze waarnemingen wel uit te voeren, zodat onderzocht kan worden of de voeding (lees: het effect van verschillende energie/eiwit verhoudingen tijdens opfok- en legperiode) van moederdieren effect heeft op de strooiselkwaliteit en het voorkomen en ernst van hakdermatitis en voetzoollaesies. Het onderzoek zal worden uitgevoerd met 720 kuikens (360 haan- en 360 henkuikens, gescheiden opzet) en omvat het leeftijdstraject van 0 35 dagen. De kuikens zullen worden gehuisvest in 36 grondhokken met strooisel (1,5 m 2 ) welke staan opgesteld in één afdeling van stal 4.3 van Schothorst Feed Research. De kuikens zullen gehouden worden onder dezelfde omstandigheden, het enige verschil is de voeding van de moederdieren. Binnen het project van Van Emous (project ) worden de volgende waarnemingen verricht: - Diergewichten Het begin- en eindgewicht van de kuikens wordt vastgesteld. - Voerverbruik Het voerverbruik wordt exact bepaald. - Uitval De uitval en het totale gewicht van de uitval wordt dagelijks genoteerd. - Slacht-/opdeelrendementen Op 35 dagen worden de volgende deelrendementen bepaald: inslachting / griller, vleugel, poot, rug en borstvlees. Met behulp van een subsidie vanuit de PPE sector vleeskuikens kunnen tevens de onderstaande (aanvullende) waarnemingen worden verricht: - Strooiselkwaliteit Op 35 dagen leeftijd wordt het drogestofgehalte van strooisel vastgesteld. - Ernst en voorkomen van voetzoollaesies en hakdermatitis Op 35 dagen leeftijd wordt gekeken naar het voorkomen en ernst van hakdermatitis en voetzoollaesies (zie onderstaand schema). Hakdermatitis Voetzoollaesies 0 4, waarbij 0= geen hakirritatie, 1= lichte/geringe roodverkleuring hak; 2= ernstige roodverkleuring / geringe aantasting opperhuid hak, geen wond zichtbaar en 3= aantasting opperhuid hak, zwartverkleuring, klein oppervlak, 4=ernstige aantasting opperhuid hak, zwartverkleuring, groot oppervlak, wond (Welfare Quality, 2009). 0 2, waarbij 0= geen/lichte voetzoolirritatie; 1 =matige/milde voetzoolirritatie (hyperkeratose en verkleuring van het weefsel, maar nog geen ontstekingen en nog geen aantasting van de opperhuid) en 2= ernstige voetzoolirritatie(aantasting van de opperhuid, onderhuidse ontstekingen). Beoordelingsmethodiek conform Zweedse methode (Berg, 1998). 52

53 5B. WERKWIJZE / TIJDSPLANNING Jaar Week Activiteit Voorbereiding: schrijven werkplan, bespreking proefopzet, e.d. 52 Verzameling broedeieren (lft. md: 28 weken) Inleg eieren broedmachine 4 9 Vleeskuikenproef (ronde 1) Tussentijdse resultaten 22 Verzameling broedeieren (lft. md: 50 weken) 23 Inleg eieren broedmachine Vleeskuikenproef (ronde 2) Dataverwerking + stat. Analyse Schrijven artikel 6. BEGELEIDING / PROJECTORGANISATIE Dit project wordt begeleid door de Klankbordgroep Praktijkonderzoek Vleeskuikenhouderij van het PPE. 7. RESULTAATVERWACHTING Van het onderzoeksproject worden de volgende resultaten verwacht: Effect op: Productkwaliteit kostprijs per eenheid Flexibiliteit Arbeidsaspecten Ketenvorming product/sector imago Milieuaspecten Concurrentiekracht Dierenwelzijn zeer negatief negatief n.v.t. positief zeer positief X X X X X X X X X 8. PRODUCTEN (ONDERWERPEN VOOR VERVOLG / BASIS VOOR HET RAPPORT) Op te leveren product: artikel in de Pluimveehouderij 9. KENNISOVERDRACHT / COMMUNICATIEPLAN De resultaten van dit onderzoek worden via het artikel in de Pluimveehouderij en eventueel via bezoek van studieclubs verspreid. 53

54 10. BEGROTING IN EURO Personeelskosten: Aantal uren: Totaal: Laag 84, Laag Middelb Middelb. Hoog Hoog Cumulatief: Cumulatief: Reiskosten: Reden: Km. Aantal tarief: km.: Overleg, verrichten waarnemingen 0, Functieomschrijving: Uurtarief: Functie- Uurtarief: Aantal Totaal: om- uren: schrijving: Totaal: Reden: Km. Aantal Totaal: tarief: km.: Cumulatief: 45 Cumulatief: Materiële en overige kosten: Kosten van materialen/apparatuur/analyses/etcetera Datum: Omschrijving: Kosten: Datum: Omschrijving: Kosten: febr/aug Strooiselanalyses Cumulatief: Cumulatief: Dieraccommodatie: Omschrijving: Kosten: Omschrijving: Kosten: Cumulatief: Cumulatief: Totale kosten per onderdeel / activiteit: Bedrag: Bedrag: Overige toelichtingen: -- Aldus opgemaakt op: Te: Wageningen Door: Jan van Harn 54

55 Projectaanvraag/-voorstel, behorende bij de Verordening Subsidieverstrekking (PPE) 2010 en de Algemene voorwaarden subsidieverstrekking PPE Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock Research Projecttitel: Effect van grondeieren op vleeskuikenperformance Projectnummer (PVE): Vervolg op: Verwachte duur/looptijd: 0,75 jaar Behorende bij klankbordgroep: Vleeskuikens Projectleider: Jan van Harn Onderzoeker(s): Jan van Harn en Sander Lourens In samenwerking met: (NB: Alleen instellingen en/of bedrijven waarmee daadwerkelijk wordt samengewerkt.) Aan het PPE gevraagde subsidie: Aan derden gevraagde subsidie (specificeren): 2012 en eerder : 2013 : 2014 en verder : Totaal per categorie : Bijdrage van bedrijven (specificeren): Eigen bijdrage: Totaal per periode:

56 1A. PROBLEEMSTELLING / AANLEIDING Vleeskuikenhouders die hebben aangegeven te willen produceren bij een maximale bezetting van 42 kg/m 2 dienen te voldoen aan bepaalde eisen gesteld voor uitval en voetzoollaesies. Voor uitval geldt dat de gecumuleerde dagelijkse sterfte van zeven opeenvolgende koppels van een stal mag niet hoger 1 zijn dan: 1% + 0,06% x slachtleeftijd in dagen van het koppel. Het is dus van belang dat uitval op het vleeskuikenbedrijf zo laag mogelijk is en blijft. De uitval op het vleeskuikenbedrijf wordt voor een deel bepaald door de hygiënestatus op het bedrijf, maar ook door de kwaliteit van de eendagskuikens. Een mindere kwaliteit van de eendagskuikens vergroot het risico op uitval. De hygiënestatus op het bedrijf heeft de vleeskuikenhouder grotendeels zelf in de hand, de kwaliteit van de eendagskuikens echter niet. Goede kwaliteit van de eendagskuikens begint bij een goede kwaliteit van de broedeieren. Eieren die door de hennen op de grond worden gelegd (grondeieren) bevatten meer bacteriën dan eieren die in het legnest worden gelegd (nesteieren). Op het moment van leggen is de cuticula (beschermlaagje rondom het ei) nog zacht en kunnen bacteriën makkelijker de eischaal binnendringen dan wanneer de cuticula al hard is geworden. Op het moment dat het ei gelegd wordt zijn op de eischaal al ca tot bacteriën aanwezig. Deze bacteriën komen van de hen via de cloaca of mest en via het legnest. De schaal van vuile eieren bevat ca. 10 tot 100 miljoen bacteriën. Dit is 1000 keer zoveel als op schone nesteieren. Die bacteriën zitten in eerste instantie alleen op de schaal, maar zodra het ei afkoelt, krimpt de eiinhoud en worden bacteriën mee naar binnen gezogen. De in- of op de eischaal aanwezige bacteriën kunnen zich tijdens het broeden vermeerderen in het embryo waardoor niet alleen het uitkomstpercentage van broedeieren lager wordt, maar ook de kans op klapeieren in de broedmachine groter is in vergelijking met schone (nest)eieren. Ook kunnen de kuikens bij de uitkomst besmet raken. Dooierzakontstekingen, ontstekingen van hartezakje, buikvlies en acute sterfte in de eerste levensweken van het kuiken kunnen daarvan het gevolg zijn. Ook kunnen bacteriën het kuiken besmetten en pas later problemen geven. Dit is bijvoorbeeld aangetoond voor Staphylococcus aereus infecties, die bij de uitkomst al door het kuiken ingeademd kunnen worden maar pas op latere leeftijd kreupelheid veroorzaken. Het spreekt voor zich dat vuile broedeieren (grondeieren en vieze nesteieren) een risicofactor in de broedmachine vormen. Deze vuile eieren worden op het vermeerderingsbedrijf vaak gewassen en mits onder de juiste omstandigheden uitgevoerd kan het wassen van vieze nesteieren en grondeieren klapeieren in de broederij wellicht enigszins voorkomen, maar niet volledig. Door het wassen wordt bovendien de wasachtige beschermlaag van het ei aangetast, waardoor deze eieren gevoeliger worden voor invloeden van buitenaf (bacteriën). Ook zijn de broedresultaten van waseieren altijd slechter dan die van schone niet gewassen eieren. Vandaar het van belang is dat deze vieze eieren (grond- en vieze nesteieren) en/of waseieren apart worden aangeleverd aan de broederij zodat deze ze apart kan behandelen (logistiek broeden). Echter, na uitkomst worden beide partijen weer samengevoegd zodat de potentieel mindere kuikens ook in de stal terecht komen en wanneer een deel van de kuikens van mindere kwaliteit is, zal een vleeskuikenhouder eerder geneigd zijn om een koppelbehandeling antibiotica in te zetten. Door grond- en vieze nesteieren en/of waseieren ook uit te broeden neemt het risico op een verhoogde uitval op het vleeskuikenbedrijf toe. Ook is niet bekend of de performance resultaten van de kuikens uit deze vuile eieren vergelijkbaar zijn met de resultaten van kuikens uit schone eieren. 1B. DOELSTELLING Vaststellen van de effecten van het uitbroeden van schone of gewassen grondeieren op de prestaties (groei, voerconversie en uitval) van de nakomelingen. Zo kan een objectief beeld worden verkregen van de kosten / opbrengsten van het plaatsen van kuikens geboren uit grondeieren. Dit onderzoek zou er uiteindelijk toe kunnen bijdragen dat de uitval en antibioticagebruik bij vleeskuikens (verder) omlaag gaat, doordat een betere afweging gemaakt kan worden over wat te doen met (gewassen) grondeieren. 2. MOTIVERING VAN DE ONDERZOEKSINSTELLING Wageningen UR Livestock Research is een onafhankelijke research instelling die een ruime ervaring heeft in het uitvoeren van onderzoek aan vleeskuikens en beschikt in voldoende mate over praktische kennis van de vleeskuikenhouderij. Daarnaast is ook bredere expertise op het gebied van broederij bij WUR Livestock Research aanwezig. 3. PROBLEEMEIGENAREN / BELANGHEBBENDEN Vleeskuikenkolom (vermeerderaars, broederij en vleeskuikenhouders), beleid. 1 Als er een goede verklaring is voor een hogere sterfte en men kan aantonen dat er sprake is van overmacht, dan kan de staatssecretaris besluiten in dat geval een uitzondering toe te staan. 56

57 4. STAND VAN ZAKEN (WIE HEEFT AL WAT GEDAAN EN WAT ONTBREEKT ER NOG) Vanuit de literatuur is bekend dat grondeieren en vieze nesteieren de uitval bij de nakomelingen kunnen verhogen. In ieder geval neemt het risico op verhoogde uitval bij gebruik van vuile eieren toe. In een studie door Butcher e.a. (2002) werd het volgende gerapporteerd: schone nesteieren gaven in de eerste 2 weken een uitval van 0.9%; licht bevuilde nesteieren een uitval van 2.3% en vieze nesteieren een uitval van 4.1%. Er zijn geen resultaten bekend m.b.t. eventuele verschillen in performance resultaten (groei, voerconversie en uitval) tussen kuikens uit vuile en schone eieren. 5A. WERKWIJZE / PROJECTACTIVITEITEN Het idee is om onder gecontroleerde omstandigheden het effect het uitbroeden van (gewassen) grondeieren op de performance resultaten van vleeskuikens te onderzoeken. Hiertoe zullen van twee vermeerderingsbedrijven met moederdieren van respectievelijk 28 en 50 weken zowel schone broedeieren als grondeieren worden aangeleverd. De helft van de grondeieren wordt op het vermeerderingsbedrijf gewassen, de andere helft wordt vuil aangeleverd. Op deze wijze worden er zes groepen eieren verkregen: Groep VB Leeftijd Eieren moederdieren (wk) Schone broedeieren Grondeieren Gewassen grondeieren Schone broedeieren Grondeieren Gewassen grondeieren De vuile eieren worden per locatie verzameld en volgens een vast protocol gewassen, dit om een eventueel effect van het wassen uit te sluiten. Na het wassen (en drogen) worden de eieren ingelegd in de broedmachine en uitgebroed. De schone eieren en de vuile eieren (= gewassen en ongewassen grondeieren) worden geheel gescheiden gebroed. Na uitkomst worden de kuikens per groep handmatig afgeraapt en gesekst. De kuikens zullen per groep en sekse in kratten (of dozen) worden aangeleverd aan de proefaccommodatie van WUR. Om het effect van kruisbesmetting (= het plaatsen van kuikens uit vuile grondeieren tussen kuikens uit schone nesteieren) te bestuderen worden er nog twee extra groepen gecreëerd. Hierbij worden per hok twee kuikens afkomstig van ongewassen vuile grondeieren geplaats bij 10 kuikens uit schone nesteieren. Dit resulteert uiteindelijk in 8 groepen die worden opgevolgd: Groep VB Leeftijd Kuiken afkomstig van moederdieren (wk) % schone broedeieren % grondeieren % gewassen grondeieren % schone broedeieren + 17% grondeieren % schone broedeieren % grondeieren % gewassen grondeieren % schone broedeieren + 17% grondeieren De kuikens worden gehuisvest in 112 grondkooien (0,75 m 2 ) elk met 12 kuikens (= 1344 kuikens in totaal) welke staan opgesteld in één afdeling van stal 161 van het WUR-CVI te Lelystad. Per groep hebben we 14 herhalingen (7 met hanen en 7 met hennen). Alle kuikens worden individueel gemerkt door vleugelmerkjes of SWIFTAGS, om het aantal dieren per kooitje op 10 dagen leeftijd terug kunnen te brengen naar 10 per kooitje door random selectie. Voer en water zullen gedurende de gehele proefperiode (0 35 dagen) onbeperkt beschikbaar zijn en kuikens krijgen allemaal hetzelfde vaccinatie-, temperatuur- en lichtschema. Er zal geen antibioticabehandeling worden toegepast. De volgende waarnemingen zullen worden verricht: Bacteriologisch onderzoek eendagskuikens Per groep worden 10 levende eendagskuikens ingestuurd naar de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) voor 57

58 een bacteriologisch onderzoek (incl. gevoeligheidsanalyse). Diergewichten Het begin- en eindgewicht van de kuikens wordt vastgesteld. Daarnaast worden op twee tussentijdse momenten (dag 10 en dag 28) eveneens de gewichten van de kuikens vastgesteld. Voerverbruik Het voerverbruik wordt exact bepaald op de momenten van dierweging (dag 10, 28 en 35). Uitval + reden van uitval De uitval en het gewicht van de uitval wordt dagelijks genoteerd. Daarnaast wordt de uitvaloorzaak vastgesteld door een veterinair. Strooiselkwaliteit Op 10, 28 en 35 dagen leeftijd wordt door een panel van drie personen de strooiselkwaliteit visueel beoordeeld. Hakdermatitis en voetzoollaesies Op 35 dagen leeftijd wordt bij alle nog aanwezige kuikens het voorkomen en ernst van hakdermatitis en voetzoollaesies vastgesteld. Stalklimaat (temperatuur en relatieve luchtvochtigheid) M.b.v. een logger wordt de gerealiseerde temperatuur en luchtvochtigheid vastgesteld. 5B. WERKWIJZE / TIJDSPLANNING Jaar Week Activiteit Contact zoeken met en selectie vermeerderingsbedrijven Voorbereiding (schrijven werkplan, afspraken met broederij / VB s maken 17 Werkplan voorleggen aan KBG 18 Verzamelen broedeieren 19 Inleg broedeieren (CARUS, Wageningen UR) 22 Start dierexperimenteel onderzoek 27 Einde dierexperimenteel onderzoek Dataverwerking + stat. analyse Schrijven rapport /artikel 6. BEGELEIDING / PROJECTORGANISATIE Dit project wordt begeleid door de Klankbordgroep Praktijkonderzoek Vleeskuikenhouderij van het PPE. 7. RESULTAATVERWACHTING Van het onderzoeksproject worden de volgende resultaten verwacht: Effect op: zeer negatief negatief n.v.t. positief zeer positief Productkwaliteit X Kostprijs per eenheid X 1 Flexibiliteit Arbeidsaspecten Ketenvorming Product/sector imago Milieuaspecten Concurrentiekracht X 1 Dierenwelzijn 1 Indien broederijen besluiten vuile eieren niet meer in te leggen, zou de prijs van eendagskuikens (edk) kunnen toenemen. Deze hogere prijs van het edk wordt mogelijk gecompenseerd door een betere performance en een lager antibiotica gebruik. 8. PRODUCTEN (ONDERWERPEN VOOR VERVOLG / BASIS VOOR HET RAPPORT) Op te leveren product: rapport + artikel in de Pluimveehouderij X X X X X X 58

59 9. KENNISOVERDRACHT / COMMUNICATIEPLAN De resultaten van dit onderzoek worden via een rapport, een artikel in de Pluimveehouderij en via bezoek aan studieclubs verspreid. 10. BEGROTING IN EURO Personeelskosten: Aantal uren: Totaal: Laag 92 Laag Middelb Middelb. Hoog Hoog Cumulatief: Cumulatief: Reiskosten: Reden: Km. Aantal tarief: km.: Ophalen broedeieren, transport edk, proefbegeleiding, verrichten waarnemingen, e.d. 0, Functie-omschrijving: Uurtarief: Functie- Uurtarief: Aantal Totaal: om- uren: schrijving: Totaal: Reden: Km. Aantal Totaal: tarief: km.: Cumulatief: 157 Cumulatief: Materiële en overige kosten: Kosten van materialen/apparatuur/analyses/etcetera Datum: Omschrijving: Kosten: Datum: Omschrijving: Kosten: Juni / Juli 2013 Verrichten secties Bacteriologisch Mei / Juni 2013 onderzoek (GD) 660 Cumulatief: Cumulatief: Dieraccommodatie: Omschrijving: Kosten: Omschrijving: Kosten: Kosten proefaccommodatie Kosten broeden (incl. aankoop broedeieren, arbeid halen b.e, sexkosten, arbeid wegbrengen kuikens, e.d.) Cumulatief: Cumulatief: Totale kosten per onderdeel / activiteit: Bedrag: Bedrag: Overige toelichtingen: 59

60 De broedeieren worden uitgebroed door Wageningen UR (CARUS). Aldus opgemaakt op: Te: Wageningen Door: Jan van Harn 60

61 Projectaanvraag/-voorstel, behorende bij de Verordening Subsidieverstrekking (PPE) 2010 en de Algemene voorwaarden subsidieverstrekking PPE Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock Research Projecttitel: Effect emissiearm huisvestingssysteem op uitval en voetzoollaesiescore bij vleeskuikens Projectnummer (PVE): Vervolg op: Verwachte duur/looptijd: 0,75 jaar Behorende bij klankbordgroep: Vleeskuikens Projectleider: Jan van Harn Onderzoeker(s): Jan van Harn, Hilko Ellen, Henk Gunnink In samenwerking met: (NB: Alleen instellingen en/of bedrijven waarmee daadwerkelijk wordt samengewerkt.) Aan het PPE gevraagde subsidie: * Aan derden gevraagde subsidie (P4F): Bijdrage van bedrijven (specificeren): 2012 en eerder : 2013 : 2014 en verder : Totaal per categorie : Eigen bijdrage: Totaal per periode:

62 1A. PROBLEEMSTELLING / AANLEIDING Met ingang van 2013 zijn ook voetzoollaesies onderdeel van de beoordelingssystematiek in het kader van de Vleeskuikenrichtlijn. Vleeskuikenhouders die hebben aangegeven te willen produceren bij een maximale bezetting van 42 kg/m 2 dienen te voldoen aan bepaalde eisen gesteld voor uitval en voetzoollaesies. Voor uitval geldt dat de gecumuleerde dagelijkse sterfte van zeven opeenvolgende koppels van een stal niet hoger mag 2 zijn dan: 1% + 0,06% x slachtleeftijd in dagen van het koppel. Voor voetzoollaesies geldt dat bij alle koppels met een opzetdatum na 1 januari 2013 voetzoollaesies moeten worden gemeten. Van alle scores per stal wordt een jaargemiddelde berekend. Bij een gemiddelde score lager dan 80 punten hebben de kuikens weinig last van voetzoollaesies en mag blijven worden geproduceerd bij 42 kg/m 2, mits ook wordt voldaan aan de uitvaleis. Is de score tussen 80 en de 120 punten, dan dient een verbeterplan te worden opgesteld om de situatie voor wat betreft voetzoollaesies te verbeteren. Bij een score boven de 120 is de situatie ernstig en moet de bezettingsdichtheid worden verlaagd naar 39 kg/m 2. Vleeskuikenbedrijven dienden per emissiearm zijn. Om deze reden hebben veel bedrijven geïnvesteerd in een emissiearm systeem, bijvoorbeeld: stal met mixluchtventilatie, stal met verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren, stal met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag in combinatie met een warmtewisselaar, stal met indirect gestookte warmteheaters met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag en biologische of chemische luchtwassysteem. De keuze voor een emissiearm systeem is bedrijfsafhankelijk, maar het zou een pre zijn als de keuze voor een bepaald systeem mede gebaseerd zou kunnen worden op de effecten van bepaalde systemen op de uitval en voetzoollaesiescore, twee parameters die momenteel als indicator voor welzijn (en daarmee de maximum te hanteren bezettingsdichtheid) worden gebruikt. Om deze reden zal middels een enquête (via bedrijfsbezoeken) het effect van een emissiearm systeem op de uitval en voetzoollaesiescore worden geïnventariseerd. 1B. DOELSTELLING De doelstelling van dit project is het bestuderen van het effect van een ammoniak emissiearm systeem op voetzoollaesiescore en uitval bij vleeskuikens. 2. MOTIVERING VAN DE ONDERZOEKSINSTELLING Wageningen UR Livestock Research heeft ruime ervaring in onderzoek aan diverse aspecten van de vleeskuikenhouderij. De afgelopen 3 jaar heeft het onderzoek zich vooral gericht op voetzoollaesies. Het betrof hier niet alleen dierexperimenteel onderzoek, maar ook monitoringsstudies in de praktijk. 3. PROBLEEMEIGENAREN / BELANGHEBBENDEN Vleeskuikensector (zowel vleeskuikenhouders als leveranciers / fabrikanten van emissiearme stalsystemen), beleid. 4. STAND VAN ZAKEN (WIE HEEFT AL WAT GEDAAN EN WAT ONTBREEKT ER NOG) Midden jaren negentig is er onderzoek gedaan aan de zwevende vloer met strooiseldroging (destijds ontwikkeld door Hendrix voeders). Als gevolg van de continue strooiselbeluchting bleef het strooisel droog en rul en kende dit systeem weinig contactdermatitis (borstirritaties, hakdermatitis, voetzoollaesies). Ook de uitval was (zeker in de zomer) door de continue beluchting lager in vergelijking met traditioneel gehuisveste kuikens. Dit systeem heeft geen opmars gemaakt in de Nederlandse vleeskuikensector (reinigbaarheid, korte levensduur, het feit dat de vloer niet te berijden was en stof waren hier o.a. redenen van). Ook bij veel van de huidige emissiearme stalsystemen berust het emissie reducerende principe op het snel indrogen van de mest, met dit verschil dat de lucht over het strooisel wordt geblazen en niet er doorheen. Uitzondering hierop zijn nageschakelde (end-of-pipe) technieken (wassers) en grondhuisvesting met vloerverwarming en vloerkoeling. Van de hedendaagse gangbare emissiesystemen is echter weinig informatie beschikbaar over de relatie met uitval en voetzoollaesiescore. Het zou goed zijn hier meer informatie over te verkrijgen zodat de vleeskuikenhouder bij het maken van een keuze ook deze aspecten mee kan laten wegen. 5A. WERKWIJZE / PROJECTACTIVITEITEN Middels bedrijfsbezoeken wordt via een enquête getracht de relatie tussen de toegepaste emissiearme techniek en voetzoollaesiescore enerzijds en uitval anderzijds te bepalen. Voordat de enquête wordt afgenomen zal deze worden getoetst bij de KBG-leden. De adressen van bedrijven met de verschillende systemen zijn beschikbaar via 2 Als er een goede verklaring is voor een hogere sterfte en men kan aantonen dat er sprake is van overmacht, dan kan de staatssecretaris besluiten in dat geval een uitzondering toe te staan. 62

63 de zogenaamde BVB-bestanden van de provincies. In deze bestanden staan de milieuvergunningen van de bedrijven. Op basis van de Rav-code kunnen de bedrijven worden geselecteerd. De bedrijven zullen eerst worden benaderd of ze mee willen werken aan het onderzoek. Er wordt uitgegaan van in totaal 50 te bezoeken adressen. 5B. WERKWIJZE / TIJDSPLANNING Jaar Week Activiteit Opstellen enquête / uitzoeken adressen Benaderen bedrijven Bedrijfsbezoeken Dataverwerking + stat. Analyse Schrijven rapport /artikel 6. BEGELEIDING / PROJECTORGANISATIE Dit project wordt begeleid door de Klankbordgroep Praktijkonderzoek Vleeskuikenhouderij van het PPE. 7. RESULTAATVERWACHTING Van het onderzoeksproject worden de volgende resultaten verwacht: Effect op: Productkwaliteit kostprijs per eenheid Flexibiliteit Arbeidsaspecten Ketenvorming product/sector imago Milieuaspecten Concurrentiekracht Dierenwelzijn zeer negatief negatief n.v.t. positief zeer positief X X X X X X X X X 8. PRODUCTEN (ONDERWERPEN VOOR VERVOLG / BASIS VOOR HET RAPPORT) Op te leveren product: rapport + twee artikelen in de Pluimveehouderij. 9. KENNISOVERDRACHT / COMMUNICATIEPLAN De resultaten van dit onderzoek worden via een rapport, een artikel in de Pluimveehouderij en via bezoek aan studieclubs verspreid. 63

64 10. BEGROTING IN EURO Personeelskosten: Aantal uren: Totaal: Functie-omschrijving: Uurtarief: Functie-omschrijving: Uurtarief: Aantal uren: Totaal: Laag 84, Laag Middelb Middelb. Hoog Hoog Cumulatief: Cumulatief: Reiskosten: Reden: Km. tarief: Aantal km.: Overleg, bedrijfsbezoeken e.d. 0, Totaal: Reden: Km. tarief: Aantal km.: Totaal: Cumulatief: Cumulatief: Materiële en overige kosten: Kosten van materialen/apparatuur/analyses/etcetera Datum: Omschrijving: Kosten: Datum: Omschrijving: Kosten: Portokosten e.d 240 Cumulatief: Cumulatief: Dieraccommodatie: Omschrijving: Kosten: Omschrijving: Kosten: Cumulatief: Cumulatief: Totale kosten per onderdeel / activiteit: Bedrag: Bedrag: Totale kosten onderzoek: Overige toelichtingen: Aldus opgemaakt op: Te: Wageningen Door: Jan van Harn / Hilko Ellen 64

65 Projectaanvraag/-voorstel, behorende bij de Verordening Subsidieverstrekking (PPE) 2010 en de Algemene voorwaarden subsidieverstrekking PPE Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock Research Projecttitel: Minimumventilatiebehoefte bij vleeskuikens Projectnummer (PVE): Vervolg op: Behorende bij klankbordgroep: Vleeskuikens Verwachte duur/looptijd: 0,75 jaar Projectleider: H. Ellen Onderzoeker(s): J. van Harn, A. Aarnink en H. Ellen In samenwerking met: Klimaatplatform Pluimveehouderij (NB: Alleen instellingen en/of bedrijven waarmee daadwerkelijk wordt samengewerkt.) Aan het PPE gevraagde subsidie: Aan derden gevraagde subsidie: 2012 en eerder : 2013 : 2014 en Totaal per verder : categorie : Bijdrage van bedrijven (specificeren): Eigen bijdrage: Totaal per periode:

66 1A. PROBLEEMSTELLING / AANLEIDING Zowel vanuit de eis in het vleeskuikenbesluit van een maximale concentratie aan CO 2 in de stallucht (3000 ppm) als vanwege de lagere emissie van ammoniak worden in de vleeskuikenhouderij steeds meer verwarmingssystemen toegepast waarbij de verbrandingsgassen (CO 2 en water) niet in de stal terecht komen. Bij de traditioneel toegepaste heteluchtkanonnen komen deze gassen wel in de stal terecht. Deze gassen kunnen, als er niet voldoende wordt geventileerd, zorgen voor een slecht klimaat in de stal en daardoor meer kans op gezondheidsproblemen. Een ruimere ventilatie geeft echter een toename van de verwarmingskosten. Daarom is de neiging bij veel vleeskuikenhouders om de ventilatie beperkt te houden. Als de verbrandingsgassen niet meer in de stal komen, veranderd daarmee ook de ventilatiebehoefte. Alleen de door de dieren geproduceerde hoeveelheid warmte, CO 2 en water moeten nog uit de stal worden afgevoerd. Dit vraagt om een andere instelling van de klimaatregelapparatuur. Deze moet nu worden ingesteld op de productie van de dieren. De informatie over deze waarden is echter niet of nauwelijks bekend, of gebaseerd op verouderde gegevens. Vanuit de praktijk (o.a. via het Klimaatplatform Pluimveehouderij) worden vragen gesteld of om advies gevraagd over hoe te ventileren in stallen met verwarmingssystemen waarbij de rookgassen naar buiten de stal worden afgevoerd. 1B. DOELSTELLING Doelstelling van dit project is om te komen tot een advies voor de minimumventilatiebehoefte bij vleeskuikens voor stallen met verwarmingssystemen waarbij de verbrandingsgassen niet in de dierruimte komen. Dit op basis van geactualiseerde gegevens van de vocht-, warmte- en CO 2 productie van het hedendaagse vleeskuiken. 2. MOTIVERING VAN DE ONDERZOEKSINSTELLING Wageningen UR Livestock Research heeft door de jaren heen veel expertise opgebouwd rond het houden van vleeskuikens. In de eigen onderzoekstallen werd een centraal verwarmingssysteem gebruikt, waarbij geen CO 2 of vocht in de dierruimte terecht kwam. Ook maakt Wageningen UR Livestock Research deel uit van het Klimaatplatform Pluimveehouderij. Daarmee heeft zij snel toegang tot de in de praktijk aanwezige kennis. 3. PROBLEEMEIGENAREN / BELANGHEBBENDEN Alle vleeskuikenhouders met een verwarmingssysteem waarbij geen verbrandingsgassen in de stal komen. Daarnaast ook de adviseurs die op de bedrijven komen en advies geven over het klimaat in de stal. 4. STAND VAN ZAKEN (WIE HEEFT AL WAT GEDAAN EN WAT ONTBREEKT ER NOG) Door het Klimaatplatform Pluimveehouderij zijn adviezen opgesteld over klimaatbeheersing in o.a. vleeskuikenstallen. Deze gaat nu nog uit van traditionele heteluchtkanonnen. Daarnaast is ook een overzicht opgesteld van beschikbare verwarmingssystemen met daarbij de voor- en nadelen. Binnen het Klimaatplatform wordt nu nagedacht over een advies met betrekking tot de minimumventilatie op basis van en CO 2 -, vocht- en warmteproductie van de dieren. De beschikbare informatie is echter gebaseerd op oude gegevens en formules en niet op gemeten waarden aan de in de huidige praktijk gebruikte kuikens. Voor zover bekend zijn er geen metingen in respiratiecellen verricht aan vleeskuikens tijdens de hele groeiperiode in de afgelopen 20 jaar. De CO 2 -, vocht- en warmteproductie worden nu gerelateerd aan de voeropname van de dieren. De vraag is of dat terecht is. Bij het Proefbedrijf Pluimveehouderij te Geel in België is de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar drie verwarmingssystemen: klassieke warmtekanonnen centrale verwarming met deltabuizen centrale verwarming met heater Tijdens de eerste ronden van het onderzoek is bij de heteluchtkanonnen de minimumventilatie hoger ingesteld om te hoge CO 2 -concentraties te voorkomen. Hierdoor was er een hoger energieverbruik bij dit verwarmingssysteem. De technische resultaten waren wel gelijk. Daarna is de minimumventilatie bij alle drie de systemen gelijk gehouden. Uit de waarnemingen bleek dat ook bij de systemen zonder open verbranding in de dierruimte, de CO 2 -concentraties boven de grenswaarde van 3000 ppm kunnen komen. Bij de heteluchtkanonnen speelde dit al in de eerste levensweek van de kuikens. Actualisering van de vocht-, warmte- en CO 2 productie van het hedendaagse vleeskuiken lijkt dus een pre. 5A. WERKWIJZE / PROJECTACTIVITEITEN Voor het doorrekenen van het effect op de CO 2 - en vochtconcentraties van de ventilatie zijn gegevens nodig over de CO 2 en vochtproductie door de verwarmingssystemen, de dieren en het strooisel. Voor de CO 2 en vochtproductie van de verwarmingssystemen kan gebruik worden gemaakt van gegevens over het verbranden van aardgas, propaan of olie. Om de CO 2 - en vochtproductie van de dieren en het strooisel te bepalen zijn metingen gepland in zogenaamde respiratiecellen. Hiermee kan ook de warmteproductie van de dieren worden gemeten. Om een goede afspiegeling te 66

67 krijgen van het houden van vleeskuikens in de praktijk wordt met het Klimaatplatform Pluimveehouderij overlegd over zaken als voersamenstelling, merk kuiken, ingestelde ruimtetemperatuur en -vochtigheid, enz. Met behulp van de vastgestelde waarden van de CO 2 -, vocht- en warmteproductie wordt met het rekenmodel ANIPRO het effect van de ventilatie op de concentraties van CO 2 en vocht in de stallucht berekend. Hierbij worden ook parameters als verdamping van het water uit het strooisel meegenomen. Op basis van de berekeningen kan een advies over de minimumventilatie bij verschillende verwarmingssystemen worden opgesteld. Daarnaast wordt inzichtelijk gemaakt wat het effect is van verschillen in minimumventilatie op het gasverbruik. 5B. WERKWIJZE / TIJDSPLANNING Het project wordt uitgevoerd in de periode april t/m november Globale planning is: april; overleg met Klimaatplatform Pluimveehouderij over parameters ten aanzien van het onderzoek in de respiratiecellen mei - juli; onderzoek in respiratiecellen augustus - september; modelberekeningen september - november; rapportage en opstellen advies minimumventilatie 6. BEGELEIDING / PROJECTORGANISATIE Projectleider van het project is Hilko Ellen. Het onderzoek wordt verder uitgevoerd door Jan van Harn (onderzoek in de respiratiecellen) en André Aarnink (modelberekeningen). Het project wordt begeleid door de KBG-vleeskuikens. 7. RESULTAATVERWACHTING Van het onderzoeksproject worden de volgende resultaten verwacht: Effect op: productkwaliteit kostprijs per eenheid flexibiliteit arbeidsaspecten ketenvorming product/sector imago milieuaspecten concurrentiekracht dierenwelzijn zeer negatief negatief n.v.t. positief zeer positief X X X X X X X X X 8. PRODUCTEN (ONDERWERPEN VOOR VERVOLG / BASIS VOOR HET RAPPORT) Het uiteindelijke product is een advies, gedragen door het Klimaatplatform Pluimveehouderij, over de minimumventilatie bij vleeskuikens. 9. KENNISOVERDRACHT / COMMUNICATIEPLAN Het advies wordt verspreid vanuit het Klimaatplatform Pluimveehouderij en daarnaast zal een rapport en een artikel worden geschreven. 67

68 10. BEGROTING IN EURO Personeelskosten: Functieomschrijving: Uurtarief: Aantal Totaal: Uur- Aantal Totaal: Uur- Aantal Totaal: uren: tarief: uren: tarief: uren: Functieomschrijving: Functieomschrijving: Laag 92 Laag Laag Middelb Middelb. Middelb. Hoog Hoog Hoog Cumulatief: Cumulatief: Cumulatief: Reiskosten: Reden: Km. Aantal Totaal: Reden: Km. Aantal Totaal: Reden: Km. Aantal Totaal: tarief: km.: tarief: km.: tarief: km.: Diverse overleg 0, Cumulatief: 70 Cumulatief: Cumulatief: Materiële en overige kosten: Kosten van materialen/apparatuur/analyses/etcetera Datum: Omschrijving: Kosten: Datum: Omschrijving: Kosten: Datum: Omschrijving: Kosten: overige (zaalhuur e.d.) Cumulatief: Cumulatief: Cumulatief: Dieraccommodatie: Omschrijving: Kosten: Omschrijving: Kosten: Omschrijving: Kosten: Inzet respiratiecellen Cumulatief: Cumulatief: Cumulatief: Totale kosten per onderdeel / activiteit: Bedrag: Bedrag: Bedrag: Totale kosten onderzoek: Overige toelichtingen: Aldus opgemaakt op: 13 maart 2013 Te: Lelystad Door: Hilko Ellen 68

69 Projectaanvraag/-voorstel, behorende bij de Verordening Subsidieverstrekking (PPE) 2010 en de Algemene voorwaarden subsidieverstrekking PPE Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Projecttitel: Praktijkimplementatie Welfare Quality welzijnsmonitor voor vleeskuikens Projectnummer (PVE): Vervolg op: Verwachte duur/looptijd: Behorende bij Klankbordgroep Praktijkonderzoek Vleeskuikenhouderij en Adviescommissie Onderzoek en Ontwikkeling Pluimveevlees. Projectleider: mevr. I. de Jong Onderzoeker(s): In samenwerking met: (NB: Alleen instellingen en/of bedrijven waarmee daadwerkelijk wordt samengewerkt.) Aan het PPE gevraagde subsidie (klbg vlk): Aan het PPE gevraagde subsidie (AC O&O): Aan derden gevraagde subsidie (EZ): Eigen bijdrage: Totaal per periode: 2012 en eerder : 2013 : 2014 en verder : Totaal per categorie :

70 1.1 Titel: Praktijkimplementatie Welfare Quality welzijnsmonitor voor vleeskuikens Startdatum: Einddatum: Projectleider Naam: dr. Ir. Ingrid de Jong Instituut: Wageningen UR Livestock Research Vervangend projectleider Naam: Instituut: Projectleden Wageningen UR Naam Organisatie Rol Startdatum Einddatum Ingrid de Jong WUR-LR Projectleider Thea van WUR-LR Projectmedewerker Niekerk Henk Gunnink WUR-LR Projectmedewerker Nader in te vullen WUR-LR Projectmedewerker Overige betrokkenen Naam Organisatie Rol Startdatum Einddatum J. Pleumeekers KnmvD Contactpersoon KnmvD P. Vesseur Nepluvi Contactpersoon Nepluvi H. Hulsbergen PPE Contactpersoon mede financier Contactpersoon EL&I Naam Organisatie Rol Startdatum Einddatum A. Manten Dir. DAD dossierhouder F. Divanach Dir. DAD dossierhouder

71 1.3 Budget Financier \ Jaar Totaal EL&I 194, , , Totaal exclusief BTW 194, , , Totaal inclusief BTW 235, , , N.b. Voor 1/3 van de kosten wordt een bijdrage aan het PPE gevraagd. Deze wordt d.m.v. facturering aan/van EL&I geregeld, en daarom is PPE niet opgenomen als medefinancier in de tabel. Bijdrage PPE is voor 2013: euro incl. BTW, voor 2014: euro incl. BTW, samen voor het volledige project: euro incl. BTW. 1.4 Begroting Personele kosten uren \ Jaar Totaal Schaal uren kosten uren kosten uren kosten kosten schaal schaal , , , schaal , , , schaal , , , schaal , , , schaal > Uren kosten in 163, , , Facilitaire kosten in Personele kosten anders dan uren in 15, , , Reiskosten in 13, , , Inhuur derden in Afschrijvingen in Overige materiële lasten in 1, , , TOTAAL exclusief BTW 194, , , TOTAAL inclusief BTW 235, , , Probleemstelling Binnen het Europese Welfare Quality (WQ) project is in de afgelopen jaren gewerkt aan monitoringssystemen voor het welzijn van verschillende diersoorten, waaronder vleeskuikens. Uitgangspunt van de WQ welzijnsmonitoren is dat de metingen wetenschappelijk onderbouwd zijn, en dat het welzijn zoveel mogelijk aan het dier zelf wordt gemeten (dierparameters oftewel animal based measures ) en zo min mogelijk aan de omgeving. Alleen daar waar geen geschikte dierparameters beschikbaar waren zijn omgevingskenmerken opgenomen in de protocollen. Voor vleeskuikens heeft Welfare Quality een protocol opgeleverd dat zowel metingen op het primaire bedrijf als aan de slachtlijn inhoudt, en de rekenmethode om op basis van de metingen te komen tot een eindscore voor een bedrijf. Het volledige protocol zoals opgeleverd door Welfare Quality kost ongeveer 4 uur op het primaire bedrijf en een aanvullend bezoek van ongeveer een uur per koppel op de slachterij (Welfare Quality, 2009). In 2011 heeft Wageningen UR Livestock Research in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, en in samenwerking met pluimveeslachterijen en vleeskuikenhouders, een project uitgevoerd waarin de volledige welzijnsmonitor voor vleeskuikens is toegepast op een groot aantal koppels. Doel van het project was om te bestuderen of het mogelijk was de monitor te vereenvoudigen, zodat in relatief korte tijd (< 4 uur) een beoordeling van het koppel uitgevoerd kan worden zonder dat de kwaliteit daarmee negatief wordt beïnvloed. Daarnaast was een belangrijke doelstelling om praktijkervaringen op te doen met de metingen om zo nodig het protocol te verbeteren, en om vleeskuikenhouders, slachterijen en andere stakeholders te betrekken bij de ontwikkeling van een praktisch toepasbare welzijnsmonitor. Het bleek dat er bij de vleeskuikenmonitor goede mogelijkheden waren om tot vereenvoudiging te komen. Eén mogelijkheid voor vereenvoudiging is het voorspellen van de gait score (mate waarin het kuiken zich kan voortbewegen) uit metingen aan hakdermatitis op het primaire bedrijf (tijdsbesparing van 1,5 uur op het bedrijf). De andere mogelijkheid is dat slachterijmetingen een deel van de metingen op het primaire bedrijf vervangen (tijdsbesparing van 2,5 uur op het bedrijf). Een definitieve conclusie met betrekking tot de 71

72 vereenvoudiging kon niet getrokken worden, omdat de bezochte koppels niet voldoende verspreid waren over de verschillende eindcategorieën. Aanbevolen werd om de vereenvoudiging nogmaals te toetsen bij bedrijven met een te verwachten grote spreiding in uitkomst van het protocol (De Jong et al., 2011). De resultaten van het onderzoek zijn uitgebreid bediscussieerd in een klankbordgroep met vertegenwoordigers van EL&I, PPE, NOP, NVP, Nepluvi, Dierenbescherming, KnmvD en Anevei. De klankbordgroep heeft aangegeven vooral perspectief te zien in het gebruik van de welzijnsmonitor als management sturingsinstrument voor de individuele pluimveehouder. Het inzetten van de welzijnsmonitor om te komen tot doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften in regelgeving, wordt gezien als een proces wat op de langere termijn gaat spelen. Dit projectvoorstel betreft onderzoek naar toepassing van de welzijnsmonitor voor vleeskuikens als management sturingsinstrument. De klankbordgroep heeft aangegeven meerwaarde te zien in het gebruiken van de gegevens om het management te optimaliseren, met mogelijk ook een positief gevolg voor de technische en economische resultaten van een bedrijf. Daarnaast heeft de klankbordgroep aangegeven dat het goed zou zijn als de welzijnsmonitor gekoppeld wordt aan het bedrijfsdiergezondheidsplan. Tevens biedt dit onderzoek een mogelijkheid de vereenvoudiging nogmaals te toetsen. Partijen (zowel de sector als het Ministerie van EL&I en de Europese Commissie) streven ernaar om op termijn het welzijn van dieren te waarborgen door middel van doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften. De Dierenbescherming is niet op voorhand gericht op 100% doelvoorschriften. Dit kan alleen als de doelvoorschriften voldoende robuust zijn als criterium voor dierenwelzijn. De metingen van het Welfare Quality protocol zouden van nut kunnen zijn voor het ontwikkelen van doelvoorschriften. Dit project levert daartoe een eerste inventarisatie. 1.6 Doelgroep en kennisbehoefte Vleeskuikenhouders en belanghebbenden (dierenartsen, slachterijen), omdat de uitkomsten van het WQprotocol voor hun bedrijfsvoering van belang kunnen zijn. In tweede instantie EL&I en het PPE, omdat een goed WQ-protocol kan helpen om de beleidsdoelstellingen met betrekking tot dierenwelzijn te realiseren. 1.7 Doelstelling project Doelstelling van dit project is: (1) Toepassen van de vleeskuikenmonitor als management sturingsinstrument voor vleeskuikenhouders, zodat het welzijn van vleeskuikens op individuele bedrijven verbeterd wordt. Tevens worden daarbij effecten op de technische en economische resultaten meegenomen; (2) Verdere toetsing van de vereenvoudiging zoals onder 1.5 beschreven en gebruik vereenvoudigd protocol indien perspectiefvol; (3) Advies met betrekking tot indicatoren uit het protocol die mogelijk in de toekomst gebruikt kunnen worden om daar waar mogelijk doelvoorschriften te formuleren in plaats van middelvoorschriften. 1.8 Relevantie project voor LNV Een praktijkrijp protocol voor het meten van welzijn van vleeskuikens helpt om de beleidsdoelstellingen met betrekking tot dierenwelzijn te realiseren. Het Ministerie van EL&I streeft ernaar om op termijn het welzijn van dieren te waarborgen door middel van doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften. De resultaten van dit project geven input aan de discussie hoe middelvoorschriften (deels) kunnen worden gewijzigd in doelvoorschriften voor dierenwelzijn. 1.9 Aanpak en tijdspad Uitgangspunten voor het hele project: (1) Gestreefd wordt naar het toepassen van het protocol bij 50 stallen op 50 bedrijven. Omdat in het hele project uitgegaan wordt van vier metingen, wordt in totaal bij maximaal 200 koppels gemeten. (2) Op basis van de resultaten van het voorafgaande project werd geadviseerd de vereenvoudiging nogmaals te toetsen bij koppels die naar verwachting een grote spreiding laten zien in welzijn. Op advies van de klankbordgroep wordt gekeken of bedrijven kunnen worden benaderd met behulp van pluimveedierenartsen. Pluimveedierenartsen hebben een goed beeld van het welzijnsniveau van een koppel en kunnen helpen om vleeskuikenhouders te benaderen voor deelname. Daarnaast is voor de toepassing van het protocol als management sturingsinstrument een koppeling nodig met adviseurs die al regelmatig een bedrijf bezoeken. Dit proces zou prima via de dierenartsen kunnen lopen. Het bevordert ook het opnemen van het protocol in het bedrijfsgezondheidsplan, wat naar de mening van de klankbordgroep 72

73 een goed streven zou zijn. Bij de start van het project is een overleg met dierenartspraktijken ingepland om de mogelijkheden voor samenwerking door te spreken. Daarnaast kunnen dierenartsen van deelnemende bedrijven meekijken bij een meting op een vleeskuikenbedrijf uit hun praktijk, zodat ze een beter idee krijgen wat het protocol inhoudt. (3) De medewerking van slachterijen is essentieel. Ook al kiezen we nu voor het benaderen van veehouders via de dierenartsen, voor een deel van de metingen zijn we afhankelijk van slachterijen. Het Nepluvi kan een rol spelen bij het bekend maken van het project bij slachterijen en het stimuleren van deelname. De slachterijen krijgen op deze wijze meer inzicht in de kwaliteit van de aangeleverde koppels. (4) Als we via de dierenartsenpraktijken gaan werken, worden de gezamenlijke bijeenkomsten ook gehouden per dierenartspraktijk. (5) Iedere vleeskuikenhouder wordt gevraagd of hij/zij zijn technische en economische resultaten beschikbaar wil stellen voor analyse. Deze worden anoniem verwerkt en bij voldoende deelname kunnen ze op de gezamenlijke bijeenkomsten gepresenteerd worden. Fase 1/jaar 1 (2013) Toepassen volledig protocol (t.b.v. managementsturing en doorrekenen vereenvoudiging): - Via dierenartsenpraktijken worden bedrijven benaderd voor deelname (voorafgaand daaraan is een algemene bijeenkomst voor pluimveepraktijken of wordt een individueel bezoek aan de praktijken gebracht). Ook worden de slachterijen waar deze bedrijven aan leveren benaderd met de vraag of er aan de slachtlijn gemeten mag worden. Er wordt een hertraining georganiseerd voor de assessors. Deelnemende dierenartsenpraktijken worden bekend gemaakt met het protocol. - Het volledige protocol wordt per stal twee keer toegepast, met 1 productieronde tussen deze twee bezoeken. Na de eerste ronde vindt een terugkoppeling plaats met advies. Dit zal tijdens de tweede productieronde zijn, waaraan verder geen metingen gedaan worden. In de derde productieronde volgt de tweede meting. Terugkoppeling na de eerste meting gebeurt individueel, in principe via de begeleidend dierenarts, omdat de koppels met een spreiding van 6-8 weken gemeten worden. Vleeskuikenhouders hebben dan ook de gelegenheid om hun ervaringen met het protocol te delen. Deze worden via de dierenartsen teruggekoppeld naar WUR-LR. - Na de tweede meting volgt een plenaire bijeenkomst voor de deelnemers (in principe per dierenartsenpraktijk) om de resultaten te bespreken. De resultaten worden besproken en eventuele aanpassingen aan bedrijfsvoering en de bruikbaarheid van het protocol worden bediscussieerd, zodat ook andere vleeskuikenhouders hiermee hun voordeel kunnen doen. Indien voldoende bedrijven hun technische en economische gegevens aangeleverd hebben, wordt de analyse daarvan ook gepresenteerd. - Na de tweede meting wordt de betrouwbaarheid van de vereenvoudiging doorgerekend; er is daarom een groter interval ingepland tussen de tweede meting en daarop volgende metingen in Na de analyse van de vereenvoudiging volgt een go/no go moment. De resultaten van het eerste jaar worden geëvalueerd en in overleg met de klankbordgroep wordt door de opdrachtgevers EL&I en PPE besloten of de tweede helft van het project wordt uitgevoerd, en zo ja, of daar gebruik gemaakt gaat worden van het vereenvoudigd protocol. Fase 2/jaar 2 (2014) Toepassen vereenvoudigd protocol t.b.v. managementsturing - Als de vereenvoudiging betrouwbaar lijkt, volgen er nog twee metingen met het vereenvoudigd protocol. Pluimveehouders krijgen weer feedback via de begeleidend dierenarts en hebben dan nogmaals de kans de bedrijfsvoering aan te passen. - Tussen deze metingen wordt individueel advies gegeven en worden de ervaringen met het vereenvoudigde protocol bediscussieerd. Er volgt een gezamenlijke afsluiting (per dierenartsenpraktijk) na de vierde meting, zodat de vleeskuikenhouders hun ervaringen kunnen delen. Indien de gegevens aangeleverd zijn, wordt daarbij weer een analyse van de technische en economische resultaten aangeleverd. Uiteindelijk doen de pluimveehouders ervaring op met zowel het volledige protocol als de vereenvoudiging. Aan de hand van hun ervaringen met de terugkoppeling van beiden kan inzicht verkregen worden in de bruikbaarheid van het volledige of vereenvoudigde protocol als management-tool. Dierenartsen krijgen inzicht in de bruikbaarheid van de welzijnsmetingen voor het begeleiden van bedrijven. De ervaringen met het protocol worden niet alleen met pluimveehouders en dierenartsen maar ook met andere belanghebbenden gedeeld (zoals bijvoorbeeld de NVWA) en de resultaten van deze discussies worden gebruikt als input voor de lijst met indicatoren die mogelijk kunnen worden gebruikt voor het formuleren van doelvoorschriften. Daarvoor worden indien nodig aparte gesprekken georganiseerd met de verschillende partijen. Indien na fase 1 blijkt dat het vereenvoudigd protocol niet haalbaar is, kan fase 2 met het volledig protocol worden uitgevoerd. Dat wordt bij het go/no go moment besloten. 73

74 1.10 Resultaten Een globale tijdsplanning wordt hieronder weergegeven Januari - februari Opstarten project. Bijeenkomsten met dierenartsen, benaderen van bedrijven, benaderen slachterijen, gedetailleerde projectplanning en werkplan. Maart - juni Toepassen volledig protocol eerste meting Maart - juli Terugkoppeling resultaten (individueel) mei-september toepassen volledig protocol tweede meting Oktober Terugkoppeling in gezamenlijke bijeenkomst (per dierenartsenpraktijk) Oktober -november doorrekenen vereenvoudiging, tussenrapportage, publicatie pluimveehouderij December overleg klankbordgroep, go/no go moment 2014 Januari april toepassen vereenvoudigd protocol eerste meting Januari mei terugkoppeling resultaten (individueel) Maart - juli tweede meting Augustus/September Terugkoppeling in gezamenlijke bijeenkomst (per dierenartsenpraktijk) Augustus/November Opstellen notitie voor mogelijk gebruik van WQ metingen bij formuleren doelvoorschriften op basis van gesprekken met diverse partijen, en voeren van deze gesprekken Augustus - november afronding project, eindrapportage naar klankbordgroep, publicatie pluimveehouderij 1.11 Toelichting budget Het overgrote deel van het budget zijn arbeidsuren voor coördineren en uitvoeren van de welzijnsmonitor. Reiskosten van en naar de bedrijven vormen ook een flinke kostenpost alsmede de inzet van Biometris voor het doorrekenen van de vereenvoudiging Toelichting producten Als het project geslaagd is, is het eindproduct van het project een praktijkrijp verkort en volledig protocol voor het meten van dierenwelzijn bij vleeskuikens dat kan dienen als managementsturingsinstrument ( ). Lijst met indicatoren die als basis gebruikt kan worden voor de discussie om te komen tot wetgeving mede gebaseerd op doelvoorschriften ( ) Betrokkenheid/belang derden Begeleiding vindt plaats door de klankbordgroep met vertegenwoordigers van het PPE, EL&I, NOP, NVP, KnmvD, Anevei, ZLTO, Dierenbescherming, Nepluvi. De klankbordgroep komt 2-3 keer per jaar bij elkaar. Indien nodig vindt op meer regelmatige basis overleg plaats met bijvoorbeeld KnmvD en Nepluvi Communicatie en doorwerking van de resultaten aan de doelgroep Bij aanvang van het project, na jaar 1 en na jaar 2 wordt een artikel geschreven voor de Pluimveehouderij. Ook aan het Tijdschrift voor Diergeneeskunde wordt een artikel aangeboden. In overleg met de klankbordgroep kunnen, als er behoefte is, ook korte mededelingen voor websites of nieuwsbrieven van organisaties worden gemaakt (bijvoorbeeld Nepluvi of KnmvD). De klankbordgroep wordt bij de vergadering op de hoogte gehouden van de vorderingen d.m.v. een powerpoint presentatie. Aan het eind van het project wordt de lijst met indicatoren die als basis gebruikt kan worden voor de discussie om te komen op wetgeving mede gebaseerd op doelvoorschriften opgeleverd als een notitie voor de klankbordgroep. 74

75 De resultaten van het project worden gerapporteerd in een Engelstalig rapport dat ook gebruikt kan worden als communicatie naar het Welfare Quality netwerk en de Europese Commissie Overig Samenvatting en conclusie Vrije tekst Vrije tekst Referenties De Jong, I.C., Perez Moya, T., Gunnink, H., Van den Heuvel, H., Hindle, V., Mul, M., Van Reenen, C.G., Symplifying the Welfare Quality assessment protocol for broilers, Report 533. Wageningen UR Livestock Research, Lelystad. Welfare Quality, The Welfare Quality assessment protocol for poultry (broilers, laying hens). The Welfare Quality Consortium, Lelystad Illustraties - 75

76 Overzicht projectaanvragen (opfok) ouderdieren Lopende projecten PPEbijdrage 2013 ( ) Bijdrage Top-sectoren / derden ( ) Budget totaal 2013 ( ) Effect van verschillende energie-eiwit verhoudingen en lichaamsgewicht 20 weken leeftijd op bevruchting, kuikenkwaliteit, bevedering en persistentie bij vleeskuikenouderdieren * Waarnemingen praktijkkoppel niet snavelbehandelde vleeskuikenmoederdieren * Nieuwe projectaanvragen Analyse paargedrag in kleine groepen vleeskuikenouderdieren: praktijkwaarnemingen Totaal * Dit is een doorlopend project uit Totaal voor 2013 begroot voor onderzoek ,- Budget voor kennisuitwisseling ,- 76

77 Projectaanvraag/-voorstel, behorende bij de Regeling Financiële Bijdragen van de PVE (2006/030/E0040) Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock Research Projecttitel: Effect van verschillende energie-eiwit verhoudingen en lichaamsgewicht 20 weken leeftijd op bevruchting, kuikenkwaliteit, bevedering en persistentie bij vleeskuikenouderdieren Projectnummer (PVE): (NB bij nieuwe projecten niet invullen) Vervolg op: NVT Verwachte duur/looptijd: 3 jaar (jan 2011-dec 2013) Behorende bij klankbordgroep: Reproductie Projectleider (Livestock Research): Ing. R.A. van Emous Onderzoeker(s): Ing. R.A. van Emous, Dr. Ir. R.P. Kwakkel (Leerstoelgroep Diervoeding), Dr. Ir. M.M. van Krimpen, Dr. Ing. T. Veldkamp In samenwerking met: Leerstoelgroep Diervoeding (NB: Alleen instellingen en/of bedrijven waarmee daadwerkelijk wordt samengewerkt.) Aan het PPE gevraagde subsidie: Aan PDV gevraagde subsidie: Aan derden gevraagde subsidie (Aviagen): 2011 en 2012 : 2013 en Totaal per eerder : verder : categorie : Eigen bijdrage: Totaal per periode: (Alle bedragen zijn exclusief BTW.) 77

Projectaanvraag/-voorstel, behorende

Projectaanvraag/-voorstel, behorende Projectaanvraag/-voorstel, behorende bij de Regeling Financiële Bijdragen van de PVE (26/3/E4) Onderzoeksinstelling Wageningen UR Livestock Research Projecttitel Praktijkmonitoring en oplossingen voor

Nadere informatie

Projectaanvraag/-voorstel,

Projectaanvraag/-voorstel, Projectaanvraag/-voorstel, behorende bij de Regeling Financiële Bijdragen van de PVE (2006/030/E0040) Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock Research Projecttitel: Onderzoek naar hokverrijking bij

Nadere informatie

Snavels niet of op jonge leeftijd behandelen: goede opfokresultaten bij scharrelhennen

Snavels niet of op jonge leeftijd behandelen: goede opfokresultaten bij scharrelhennen Snavels niet of op jonge leeftijd behandelen: goede opfokresultaten bij scharrelhennen B.F.J. Reuvekamp en Th.G.C.M. van Niekerk, onderzoekers legpluimveehouderij In het onderzoek naar de problematiek

Nadere informatie

Brede praktijkmonitoring effecten niet snavelbehandelen - Training opfok en leghennen

Brede praktijkmonitoring effecten niet snavelbehandelen - Training opfok en leghennen Brede praktijkmonitoring effecten niet snavelbehandelen - Training opfok en leghennen Thea van Niekerk Waarom Brede praktijkmonitoring? Afspraak tussen overheid, sector en maatschappelijke organisaties

Nadere informatie

Projectaanvraag/-voorstel, behorende

Projectaanvraag/-voorstel, behorende VEE VLEES EIEREN Projectaanvraag/-voorstel, behorende bij de Regeling Financiële Bijdragen van de PVE (2006/030/E0040) PRODUCT BOARDS FOR LIVESTOCK, MEAT AND EGGS Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock

Nadere informatie

Gedrag van de NOVOgen leghen

Gedrag van de NOVOgen leghen Gedrag van de NOVOgen leghen Tussentijdse resultaten Rick van Emous Relatiedagen Verbeek 8/9/10 oktober 2013 Doel van dit project Vergelijking van het gedrag en bevedering van de NOVOgen met merk X Materiaal

Nadere informatie

Projectaanvraag/-voorstel,

Projectaanvraag/-voorstel, Projectaanvraag/-voorstel, behorende bij de Regeling Financiële Bijdragen van de PVE (2006/030/E0040) Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock Research Projecttitel: Mono-vergisting van mest op Boerderijschaal

Nadere informatie

1. Inhoudelijke beschrijving

1. Inhoudelijke beschrijving Project voorstel/plan Wageningen UR Livestock Research Projecttitel Datum voorstel/plan Status Contactpersoon Wageningen UR Livestock Research Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Uitvoerende instellingen

Nadere informatie

Veer- en huidbeschadigingen door het achterwege laten van ingrepen bij vleeskuikenouderdieren

Veer- en huidbeschadigingen door het achterwege laten van ingrepen bij vleeskuikenouderdieren Veer- en huidbeschadigingen door het achterwege laten van ingrepen bij vleeskuikenouderdieren J. W. van der Haar, onderzoeker vermeerdering A. van Voorst, onderzoeker diergezondheidszorg Bij het Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Veel energierijke grondstoffen zijn geschikt voor 100% biologisch leghennenvoer

Veel energierijke grondstoffen zijn geschikt voor 100% biologisch leghennenvoer Veel energierijke grondstoffen zijn geschikt voor 100% biologisch leghennenvoer Berry Reuvekamp en Thea Fiks - van Niekerk Thea en Berry zijn onderzoekers bij Wageningen Livestock Research onderdeel van

Nadere informatie

Economische aspecten rondom 'ingrepen bij Pluimvee'

Economische aspecten rondom 'ingrepen bij Pluimvee' Economische aspecten rondom 'ingrepen bij Pluimvee' Peter van Horne, LEI 11 febr2013 Op basis van de concept nota 'uitfasering ingrepen bij Pluimvee' heeft het LEI een eerste inschatting gemaakt van de

Nadere informatie

9th European Poultry Conference

9th European Poultry Conference 9th European Poultry Conference Kernpunten uit de sessies Housing and management, Welfare and behaviour, Welfare and light Thea van Niekerk Housing and management Housing and Management Opfok van kooihennen

Nadere informatie

Protocol leghennen productieperiode

Protocol leghennen productieperiode Protocol monitoring leg-productie Instructies Protocol leghennen productieperiode Materialen nodig voor monitoring: Klembord Pen / potlood Fototoestel Luxmeter Rolmaat (voor evt. opmeten diverse oppervlaktes)

Nadere informatie

Welzijn, gezondheid en sanitaire status van legkippen in verrijkte kooien versus nietkooisystemen

Welzijn, gezondheid en sanitaire status van legkippen in verrijkte kooien versus nietkooisystemen Welzijn, gezondheid en sanitaire status van legkippen in verrijkte kooien versus nietkooisystemen Door Bas RODENBURG, Frank TUYTTENS, Koen DE REU, Lieve HERMAN, Johan ZOONS en Bart SONCK Traditionele batterijkooien

Nadere informatie

Soja en sesam zijn te vervangen door regionale eiwitrijke grondstoffen in 100% biologisch leghennenvoer

Soja en sesam zijn te vervangen door regionale eiwitrijke grondstoffen in 100% biologisch leghennenvoer Soja en sesam zijn te vervangen door regionale eiwitrijke grondstoffen in 100% biologisch leghennenvoer Berry Reuvekamp en Thea Fiks - van Niekerk Thea en Berry zijn onderzoekers bij Wageningen Livestock

Nadere informatie

Welzijn (opfok) vleeskuikenouderdieren

Welzijn (opfok) vleeskuikenouderdieren Bij tweemaal per dag voeren Welzijn (opfok) vleeskuikenouderdieren Jan van der Haar (PV) en Sander van Voorst (ID-Lelystad) Praktijkcentrum "Het Spelderholt" heeft in samenwerking met ID-Lelystad onderzocht

Nadere informatie

Protocol leghennen opfokperiode

Protocol leghennen opfokperiode Protocol monitoring leg-opfok Instructies Protocol leghennen opfokperiode Materialen nodig voor monitoring: Klembord Protocol Pen / potlood Fototoestel Luxmeter Rolmaat (voor evt. opmeten diverse oppervlaktes)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 31 389, nr. 129 1 kst-31389-129 's-gravenhage 2013 Vergaderjaar 2012-2013 31 389 Een integraal kader voor regels over gehouden dieren

Nadere informatie

IX European symposium on Poultry welfare

IX European symposium on Poultry welfare IX European symposium on Poultry welfare Uppsala, Sweden 17-20 Juni 2013 6 november 2013, Rick van Emous Hoofdpunten Sessies: Welfare & Nutrition Welfare assessment Transport & slaughter Welfare & Nutrition

Nadere informatie

BIJLAGE IIIb: VOORSCHRIFTEN LEGEINDBEDRIJVEN, KOOIHUISVESTING (BEHORENDE BIJ BIJLAGE 1 VOORSCHRIFTEN IKB EI)

BIJLAGE IIIb: VOORSCHRIFTEN LEGEINDBEDRIJVEN, KOOIHUISVESTING (BEHORENDE BIJ BIJLAGE 1 VOORSCHRIFTEN IKB EI) BIJLAGE IIIb: VOORSCHRIFTEN LEGEINBERIJVEN, KOOIHUISVESTING (BEHORENE BIJ BIJLAGE 1 VOORSCHRIFTEN IKB EI) Geldend voor bedrijven met kooihuisvesting Inhoud Wilt u direct naar een bepaald onderdeel van

Nadere informatie

100% biologisch legvoer zonder exotische grondstoffen leidt tot lagere voederwaarde

100% biologisch legvoer zonder exotische grondstoffen leidt tot lagere voederwaarde 100% biologisch legvoer zonder exotische grondstoffen leidt tot lagere voederwaarde Berry Reuvekamp en Thea Fiks - van Niekerk Thea en Berry zijn onderzoekers bij Wageningen Livestock Research onderdeel

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage. Datum 9 juni 2013 Betreft Ingrepen bij pluimvee

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage. Datum 9 juni 2013 Betreft Ingrepen bij pluimvee > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA 's-gravenhage Directoraat-generaal Agro Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den

Nadere informatie

Opneembaar fosforbehoefte van leghennen

Opneembaar fosforbehoefte van leghennen Opneembaar fosforbehoefte van leghennen Laura Star Marinus van Krimpen Inhoud Achtergrond Opzet van de proef Resultaten Discussie Conclusie Aanbevelingen 2004-2014 Schothorst Feed Research. All rights

Nadere informatie

Wageningen UR Livestock Research

Wageningen UR Livestock Research Wageningen UR Livestock Research Partner in livestock innovations Effect van substraat in de vroege opfokperiode op het ontwikkelen van verenpikken bij leghennen: 'proof of principle' Oktober 2011 Colofon

Nadere informatie

Wageningen UR Livestock Research

Wageningen UR Livestock Research Wageningen UR Livestock Research Partner in livestock innovations Rapport 716 Monitoring van onbehandelde vleeskuikenmoederdieren op een praktijkbedrijf Augustus 2013 Colofon Uitgever Wageningen UR Livestock

Nadere informatie

Leghennenhouderij Argentinië: eieren produceren tegen lage kostprijs

Leghennenhouderij Argentinië: eieren produceren tegen lage kostprijs Leghennenhouderij Argentinië: eieren produceren tegen lage kostprijs Auteurs: P. van Horne M.A. de Winter Argentinië telt circa 32 miljoen leghennen, zowel witte als bruine hennen, bijna uitsluitend in

Nadere informatie

Oplopend percentage kool-/raapzaadschilfers in 100% biologisch legvoer kan niet zonder meer

Oplopend percentage kool-/raapzaadschilfers in 100% biologisch legvoer kan niet zonder meer Oplopend percentage kool-/zaadschilfers in 100% biologisch legvoer kan niet zonder meer Berry Reuvekamp en Thea Fiks - van Niekerk Thea en Berry zijn onderzoekers bij Wageningen Livestock Research onderdeel

Nadere informatie

Stand van zaken achterwege laten van ingrepen bij pluimvee. Evaluatie september T.G.C.M. van Niekerk I.C. de Jong

Stand van zaken achterwege laten van ingrepen bij pluimvee. Evaluatie september T.G.C.M. van Niekerk I.C. de Jong Stand van zaken achterwege laten van ingrepen bij pluimvee Evaluatie september 2017 T.G.C.M. van Niekerk I.C. de Jong Stand van zaken achterwege laten van ingrepen bij pluimvee Evaluatie september 2017

Nadere informatie

Protocol leghennen productieperiode

Protocol leghennen productieperiode Protocol monitoring leg-productie Instructies Protocol leghennen productieperiode Materialen nodig voor monitoring: Klembord Pen / potlood Fototoestel Luxmeter Rolmaat (voor evt. opmeten diverse oppervlaktes)

Nadere informatie

Projectaanvraag (bijlage 3)

Projectaanvraag (bijlage 3) VEE VLEES EIEREN Projectaanvraag (bijlage 3) PRODUCT BOARDS FOR LIVESTOCK, MEAT AND EGGS Onderzoeksinstelling: GD en Animal Sciences Group Divisie Veehouderij (ASG) Projecttitel: Verbeteren gezondheidsstatus

Nadere informatie

Studiedag Vitale hennen Verbod op snavelbehandeling

Studiedag Vitale hennen Verbod op snavelbehandeling Studiedag Vitale hennen Verbod op snavelbehandeling Praktijkmaatregelen opfok- en leghennen Wilco van de Kuilen 11-3-2015 Inhoud Inleiding Preventieve maatregelen opfok Preventieve maatregelen leg Reactieve

Nadere informatie

Aanbieden van ruwvoer: effect op dier en gezondheid bij opfok- en leghennen. Jan-Paul Wagenaar Cynthia Verwer

Aanbieden van ruwvoer: effect op dier en gezondheid bij opfok- en leghennen. Jan-Paul Wagenaar Cynthia Verwer Aanbieden van ruwvoer: effect op dier en gezondheid bij opfok- en leghennen Jan-Paul Wagenaar Cynthia Verwer Wat is een goede leghen? vermeerdering genetische pool Pluimveehouder Entingen Gezondheid VOER

Nadere informatie

HENNEN OP LEEFTIJD VANUIT FOKTECHNISCH PERSPECTIEF

HENNEN OP LEEFTIJD VANUIT FOKTECHNISCH PERSPECTIEF HENNEN OP LEEFTIJD VANUIT FOKTECHNISCH PERSPECTIEF Frans van Sambeek Institut de Sélection animale Technisch Directeur De Schothorst seminar 25 November 2009 Ede Trend in het aanhouden van hennen Bruine

Nadere informatie

Komt er een oplossing?

Komt er een oplossing? Komt er een oplossing? Onderzoek ammoniak en fijn stof Hilko Ellen Hoe ammoniak reduceren? Hoe ammoniak reduceren? Via voer: toevoegingen lager eiwitgehalte controle / handhaving? Geen vorming in mest/

Nadere informatie

Het effect van verschillende voer strategieën tijdens de opfokperiode vkod

Het effect van verschillende voer strategieën tijdens de opfokperiode vkod Het effect van verschillende voer strategieën tijdens de opfokperiode vkod 24 september, 2013 Rick van Emous Problemen sector 1. Bevruchting te laag 2. Kwaliteit eendagskuikens (jonge maar ook oudere)

Nadere informatie

Proefbedrijf voor de Veehouderij

Proefbedrijf voor de Veehouderij Huisvesting van leghennen in verrijkte en en volière Pluimvee nr. 44 Kris De Baere INLEIDING Op 27 september jl. organiseerde het Proefbedrijf voor de Veehouderij van de Provincie Antwerpen haar jaarlijkse

Nadere informatie

Effect van uitkomen in de stal op dierenwelzijn en diergezondheid

Effect van uitkomen in de stal op dierenwelzijn en diergezondheid Effect van uitkomen in de stal op dierenwelzijn en diergezondheid Onderzoek aan het X-treck systeem Ingrid de Jong, Theo van Hattum, Ilse Poolen, Henk Gunnink Inleiding Uitkomen in de stal wordt in toenemende

Nadere informatie

Ervaringen uit Nederland: de verrijkte kooi

Ervaringen uit Nederland: de verrijkte kooi Ervaringen uit Nederland: de verrijkte kooi Studiedag Het konijn op de rooster 4 oktober 2010 Irma van Kreij LTO Vakgroep Konijnenhouderij Aan de orde komen: Konijnenhouderij in Nederland Wet- en regelgeving

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. 3 Projectbeschrijving

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. 3 Projectbeschrijving Niet-technische samenvatting 2016491-2 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Effecten van ijzer op een hormoon dat betrokken is bij het calcium- en fosfaatmetabolisme (FGF23) bij chronische nierpatiënten.

Nadere informatie

Kennisontwikkelingsplannen Ingrepen Pluimvee

Kennisontwikkelingsplannen Ingrepen Pluimvee Kennisontwikkelingsplannen Ingrepen Pluimvee Thema; Snavelbehandelen Inventarisatie en vertaling van ervaringen uit de biologische sector In de biologische leghennenhouderij is veel ervaring met het houden

Nadere informatie

Rapport 210. Het achterwege laten van ingrepen bij vleeskuikenouderdieren

Rapport 210. Het achterwege laten van ingrepen bij vleeskuikenouderdieren Rapport 210 Het achterwege laten van ingrepen bij vleeskuikenouderdieren Juni 2001 Colofon Uitgever Praktijkonderzoek Veehouderij Postbus 2176, 8203 AD Lelystad Telefoon 0320-293 211 Fax 0320-241 584 E-mail

Nadere informatie

Proefbedrijf Pluimveehouderij

Proefbedrijf Pluimveehouderij Proefbedrijf Pluimveehouderij Ronde 7-8 Pikkerij Proefbedrijf Pluimveehouderij Nathalie Sleeckx Ine Kempen - /9/8 HOOFDTHEMA PIKKERIJ drinkwater supplement Voer Voer A A3 Proeffactoren: T. Snavelbehandeling.

Nadere informatie

Houden van hennen. De aftrap Peter Groot Koerkamp

Houden van hennen. De aftrap Peter Groot Koerkamp Houden van hennen De aftrap Peter Groot Koerkamp De aanloop naar het project Houden van Hennen Maatschappelijk debat & duurzaamheid Innovatie in de NL pluimveehouderij De aanleiding voor project Onze missie

Nadere informatie

Spinfeeder laat veel stof opwaaien

Spinfeeder laat veel stof opwaaien Spinfeeder laat veel stof opwaaien Ing. H.H. Ellen, onderzoeker bedrijfsuitrusting en klimaat Tijdens de opfok van vleeskuikenouderdieren heeft het Praktijkonderzoek Pluimveehouderij (PP) Het Spelderholt

Nadere informatie

De leghen in België : Cijfers, reglementering en ethologie

De leghen in België : Cijfers, reglementering en ethologie De leghen in België : Cijfers, reglementering en ethologie 1- België : statistieken en opiniepeiling 2-2012 : dé kans om de kippen uit de kooien te krijgen 3- Kooikippen : slecht welzijn 4- Alternatieven

Nadere informatie

Van kip tot vork: veilig, duurzaam en diervriendelijk

Van kip tot vork: veilig, duurzaam en diervriendelijk Van kip tot vork: veilig, duurzaam en diervriendelijk Highlights uit het project innovatieve pluimveeproductieketen Ingrid de Jong (Wageningen Livestock Research) & Richard de Vegt (Heijs Food Products)

Nadere informatie

HealthyHens Promoting good health and welfare in European organic laying hens

HealthyHens Promoting good health and welfare in European organic laying hens HealthyHens Promoting good health and welfare in European organic laying hens Jasper Heerkens PhD student 21 Maart 2013 NOBL vergadering Institute for Agricultural and Fisheries Research Animal Sciences

Nadere informatie

nieuwe vormen van groepshuisvesting voor voedsters: ontwerpen en de visie van stakeholders

nieuwe vormen van groepshuisvesting voor voedsters: ontwerpen en de visie van stakeholders nieuwe vormen van groepshuisvesting voor voedsters: ontwerpen en de visie van stakeholders inleiding Het netwerk Innovatieve Konijnenhouderij en haar activiteiten Deze brochure gaat over een aantal activiteiten

Nadere informatie

Eindrapportage Stuurgroep Ingrepen Pluimvee

Eindrapportage Stuurgroep Ingrepen Pluimvee Eindrapportage Stuurgroep Ingrepen Pluimvee Stuurgroep Ingrepen Pluimvee Secretariaat: Productschap Pluimvee en Eieren Tel. 079 36 34 337 Mei 2011 2 Inhoudsopgave Hoofdstuk pagina 1. Inleiding 5 2. Ontwikkelingen

Nadere informatie

Het ontwapenen van kippen

Het ontwapenen van kippen Het ontwapenen van kippen Voorzorgsprincipe dierenwelzijn Wouter Wytynck Boerenbond Dierenwelzijn Dierenwelzijn wordt getoetst aan vijf vrijheden: - Vrij van honger en dorst - Vrij van ongemak - Vrij van

Nadere informatie

Noden in de biologische pluimveehouderij. Ine Kempen (Proefbedrijf Pluimveehouderij) An Jamart (Bioforum)

Noden in de biologische pluimveehouderij. Ine Kempen (Proefbedrijf Pluimveehouderij) An Jamart (Bioforum) Noden in de biologische pluimveehouderij Ine Kempen (Proefbedrijf Pluimveehouderij) An Jamart (Bioforum) 1 2 Proefbedrijf Pluimveehouderij Sector Biologische pluimveehouderij Leghennen: 47 bedrijven 500-10,000

Nadere informatie

EVALUATIE VAN DE LEGPERIODE IN COMMERCIËLE LEGHENLIJNEN

EVALUATIE VAN DE LEGPERIODE IN COMMERCIËLE LEGHENLIJNEN SFR-2009-33 Lelystad, 15 januari 2010 EVALUATIE VAN DE LEGPERIODE IN COMMERCIËLE LEGHENLIJNEN North Carolina State University in de Verenigde Staten heeft een programma opgezet ter ondersteuning van legpluimveehouders

Nadere informatie

Onderbouwing BLk: van beloftes naar prestaties. Hans Hopster Stakeholdermiddag DB, 17 Oktober 2013

Onderbouwing BLk: van beloftes naar prestaties. Hans Hopster Stakeholdermiddag DB, 17 Oktober 2013 Onderbouwing BLk: van beloftes naar prestaties Hans Hopster Stakeholdermiddag DB, 17 Oktober 2013 Opbouw presentatie Dierenwelzijn 2.0 Systeemkenmerken en/of prestatie-indicatoren Wensen van burgers Uitloop

Nadere informatie

[: gwur.nl] 17-9-2013. Kennis Online Help Desk Question Page 1 of 3. dinsdag 4 december 2012 11:25. Helpdesk VoedselDierEnConsument

[: gwur.nl] 17-9-2013. Kennis Online Help Desk Question Page 1 of 3. dinsdag 4 december 2012 11:25. Helpdesk VoedselDierEnConsument Kennis Online Help Desk Question Page 1 of 3 Van: Verzonden: Aan: [: gwur.nl] dinsdag 4 december 2012 11:25 Helpdesk VoedselDierEnConsument CC: Onderwerp: Bijlagen: RE: Kennisonline: uw kennisvraag Offerte

Nadere informatie

Bijlage 12: Beoordelingssysteem vleeskuikens

Bijlage 12: Beoordelingssysteem vleeskuikens IKB KIP Beoordelingssysteem vleeskuikens IKB Kip Bijlage 12: Beoordelingssysteem vleeskuikens Het bestuur van het Productschap Pluimvee en eieren heeft, gelet op Bijlage 1.1B Voorschriften IKB Kip slachterijen

Nadere informatie

Voorschriften IKB Ei voor pakstations, versie 3.2

Voorschriften IKB Ei voor pakstations, versie 3.2 BIJLAGE VI: VOORSCHRIFTEN PAKSTATIONS (BEHORENDE BIJ BIJLAGE 1 VOORSCHRIFTEN IKB EI) Het bestuur van de Stichting IKB Ei heeft, gelet op Artikel 12 van de Algemene Voorwaarden IKB Ei, ter zake de voorschriften

Nadere informatie

ILVO. Welkom Studiedag Bio Pluimvee

ILVO. Welkom Studiedag Bio Pluimvee Welkom Studiedag Bio Pluimvee Programma 09u30: Ontvangst 10u-11u00: Healthy Hens: Jasper Heerkens 11u00-12u05: Kansen voor meer regionaal voeder pluimveerantsoen Annelies Beeckman,Inagro & Ine Kempen,

Nadere informatie

LEGHENNEN. Dierenwelzijnsnormen voor leghennen met 3 sterren: Rondeel. Versie: 25-10-2012

LEGHENNEN. Dierenwelzijnsnormen voor leghennen met 3 sterren: Rondeel. Versie: 25-10-2012 LEGHENNEN Dierenwelzijnsnormen voor leghennen met 3 sterren: Rondeel De specifieke normen voor het kenmerk en de benodigde controle voor zover IKB daarin al niet voorziet, staan ook opgenomen. Niet voor

Nadere informatie

Standpuntbepaling inzake de duurzame aankoop van eieren

Standpuntbepaling inzake de duurzame aankoop van eieren Standpuntbepaling inzake de duurzame aankoop van eieren Inhoudstabel 1. Onze visie...3 2. Ons doel...4 3. Ons standpunt...5 3.1. Verantwoordelijke assortimentssamenstelling 5 3.2. Herkomst, transparantie

Nadere informatie

Workspace Design Onderzoeksopzet voor SOZAWE

Workspace Design Onderzoeksopzet voor SOZAWE Workspace Design Onderzoeksopzet voor SOZAWE Datum: 16 december 2010 Ir. Jan Gerard Hoendervanger Docent-onderzoeker Lectoraat Vastgoed Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte Hanzehogeschool Groningen

Nadere informatie

Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten (Tussensegmenten) 2009 t/m 2011

Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten (Tussensegmenten) 2009 t/m 2011 Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten (Tussensegmenten) 2009 t/m 2011 s-gravenhage, 19 mei 2009 Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten (Tussensegmenten) 2009

Nadere informatie

Diergezondheid en welzijn van biologische leghennen

Diergezondheid en welzijn van biologische leghennen HealthyHens Diergezondheid en welzijn van biologische leghennen Aanbevelingen naar aanleiding van Europees onderzoek Healthy Hens Inleiding In de biologische veehouderij is een hoog niveau van dierenwelzijn

Nadere informatie

INRICHTING VRIJE UITLOOP

INRICHTING VRIJE UITLOOP INRICHTING VRIJE UITLOOP OVERGANG VAN STAL NAAR UITLOOP BESCHUTTING TEGEN ZON/REGEN/WIND/ROOFDIEREN VOORZIE RECHTE LIJNEN VOORZIE VERHARDING VOORZIE AFLEIDING DIERGEDRAG SCHARRELEN VERENPIKKEN KANNIBALISME

Nadere informatie

Vergelijking van de huisvestingssystemen

Vergelijking van de huisvestingssystemen Departement Industriële en Biowetenschappen Geel Master in de Biowetenschappen Optie Landbouw Vergelijking van de huisvestingssystemen bij leghennen Aandachtspunten en welzijnsparameters CAMPUS Geel Van

Nadere informatie

Ministerie van Economische Zaken Directie Agrokennis t.a.v. de Directeur de heer ir. M.A.A.M. Berkelmans Postbus EK Den Haag

Ministerie van Economische Zaken Directie Agrokennis t.a.v. de Directeur de heer ir. M.A.A.M. Berkelmans Postbus EK Den Haag Postbus 47 6700 AA Wageningen Ministerie van Economische Zaken Directie Agrokennis t.a.v. de Directeur de heer ir. M.A.A.M. Berkelmans Postbus 20401 2500 EK Den Haag Wettelijke Onderzoekstaken Natuur &

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN SUBSIDIEVERSTREKKING PPE 2011

ALGEMENE VOORWAARDEN SUBSIDIEVERSTREKKING PPE 2011 ALGEMENE VOORWAARDEN SUBSIDIEVERSTREKKING PPE 2011 Voorwaarden inzake het verstrekken van subsidies voor projecten op het gebied waarop het Productschap Pluimvee en Eieren activiteiten ontwikkelt ten behoeve

Nadere informatie

Stichting VHAN. Reglement Wetenschapscommissie

Stichting VHAN. Reglement Wetenschapscommissie Stichting VHAN Reglement Wetenschapscommissie Aangepaste versie januari 2015 Inhoudsopgave 1. Begripsbepalingen 2. Taakopdracht 3. Samenstelling commissie, benoeming en zittingsduur 4. Werkwijze en besluitvorming

Nadere informatie

Meetlat Projectplanning, monitoring & evaluatie

Meetlat Projectplanning, monitoring & evaluatie Meetlat Projectplanning, monitoring & evaluatie Managementsamenvatting/advies: Meetlat met toetscriteria Toetscriterium 1. Kansen en bedreigingen, behoefte- en omgevingsanalyse Door een analyse te maken

Nadere informatie

Sturen op voetzoollaesies: niet eenvoudig, maar betaalt zich terug

Sturen op voetzoollaesies: niet eenvoudig, maar betaalt zich terug Sturen op voetzoollaesies: niet eenvoudig, maar betaalt zich terug Pluimvee relatiedag, 13 juni 2013, Barneveld Jan van Harn Afsprakenkader In oktober 2009 is er overeenstemming bereikt tussen de pluimveesector

Nadere informatie

NOTA VAN TOELICHTING 1. Algemeen 2. De Wet dieren en het Besluit diergeneeskundigen over ingrepen

NOTA VAN TOELICHTING 1. Algemeen 2. De Wet dieren en het Besluit diergeneeskundigen over ingrepen NOTA VAN TOELICHTING 1. Algemeen Dit besluit wijzigt het Besluit houders van dieren. Dat besluit bepaalt krachtens artikel 2.3 van de Wet dieren welke dieren kunnen worden gebruikt met het oog op productie

Nadere informatie

De ontwikkeling van een kop-verdover De impact van EU verordening 1099/2009 op het toekomstig bedwelmen van slachtkuikens

De ontwikkeling van een kop-verdover De impact van EU verordening 1099/2009 op het toekomstig bedwelmen van slachtkuikens De ontwikkeling van een kop-verdover De impact van EU verordening 1099/2009 op het toekomstig bedwelmen van slachtkuikens De ontwikkeling van een kop-verdover door Exportslachterij Clazing BV & Doelstellingen

Nadere informatie

Afweer systeem tegen ziektes, moederlijk hormoon,ontwikkeling, vogels, testosteron

Afweer systeem tegen ziektes, moederlijk hormoon,ontwikkeling, vogels, testosteron Niet-technische samenvatting 2015311 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Heeft de kwaliteit van het afweer systeem bij de vader een invloed on de kwetsbaarheid van de kinderen voor moederlijk

Nadere informatie

Welkom bij het live webinar van VarkensNET

Welkom bij het live webinar van VarkensNET Welkom bij het live webinar van VarkensNET Omgaan met beren Yvette van Wichen Mede mogelijk gemaakt door: Webinar met VarkensNET omgaan met beren Wat gaan we doen tijdens dit webinar? Presentatie Carola

Nadere informatie

ZLTO Advies Ir. Jos Commissaris Senior Adviseur ROMB. ZLTO Advies Ing. Jenny Geelen Bedrijfsadviseur pluimveehouderij

ZLTO Advies Ir. Jos Commissaris Senior Adviseur ROMB. ZLTO Advies Ing. Jenny Geelen Bedrijfsadviseur pluimveehouderij ZLTO Advies Ir. Jos Commissaris Senior Adviseur ROMB ZLTO Advies Ing. Jenny Geelen Bedrijfsadviseur pluimveehouderij Agenda Milieu en bedrijfseconomische aspecten bij de bedrijfsontwikkeling in de leghennenhouderij

Nadere informatie

LEGLANGER: Naar een hoger rendement door het verantwoord verlengen van de legperiode

LEGLANGER: Naar een hoger rendement door het verantwoord verlengen van de legperiode LEGLANGER: Naar een hoger rendement door het verantwoord verlengen van de legperiode Sarah Teerlynck, Evelyne Delezie, Tommy Van Limbergen, Johan Van Erum, Olivier Oben, Nathalie Sleeckx en Ine Kempen

Nadere informatie

Hennen gezond houden tot 100 weken en langer? Robert Pottgüter, nutritionist bij Lohmann Tierzucht

Hennen gezond houden tot 100 weken en langer? Robert Pottgüter, nutritionist bij Lohmann Tierzucht Hennen gezond houden tot 100 weken en langer? Robert Pottgüter, nutritionist bij Lohmann Tierzucht LOHMANN TIERZUCHT The specialist for layer breeding. 1111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111

Nadere informatie

1. Inleiding. Reductie van gebroken eieren in verrijkte kooien: legnesten aantrekkelijker maken of zitstokken verlagen? 1. Inleiding. 1.

1. Inleiding. Reductie van gebroken eieren in verrijkte kooien: legnesten aantrekkelijker maken of zitstokken verlagen? 1. Inleiding. 1. 1. Inleiding Reductie van gebroken eieren in verrijkte kooien: legnesten aantrekkelijker maken of zitstokken verlagen? Frank Tuyttens EU: Batterijkooien verboden vanaf 1 (bedrijven > 35 hennen) VS: United

Nadere informatie

Effectiviteit waterbad verdover bij pluimveeslachterij W. van der Meer en Zonen B.V.

Effectiviteit waterbad verdover bij pluimveeslachterij W. van der Meer en Zonen B.V. Wageningen Livestock Research Postbus 338 Wageningen Livestock Research ontwikkelt kennis voor een zorgvuldige en 6700 AH Wageningen renderende veehouderij, vertaalt deze naar praktijkgerichte oplossingen

Nadere informatie

Verklaring van Belangen

Verklaring van Belangen Verklaring van Belangen Algemeen Titel(s) Prof. Dr. Voornaam Ludo J. Tussenvoegsels Achternaam Functie Hellebrekers X voorzitter O lid Korte omschrijving huidige werkzaamheden Sinds 18 december 2014 lid

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 545 Besluit van 2 november 2001, houdende regels voor de huisvesting en verzorging van legkippen (Legkippenbesluit) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Ander type verlichting geen oplossing voor pikkerij bij onbehandelde kalkoenen

Ander type verlichting geen oplossing voor pikkerij bij onbehandelde kalkoenen Ander type verlichting geen oplossing voor pikkerij bij onbehandelde kalkoenen T. Veldkamp, onderzoeker kwaliteit en gezondheid M. Kiezebrink, onderzoeker diergedrag In de praktijk worden bovensnavels

Nadere informatie

Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector. Inleiding

Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector. Inleiding Regeling verplichte financiële bijdragen onderzoeks- en innovatieagenda voor de Nederlandse pluimveesector Inleiding Stichting OVONED, de erkende brancheorganisatie voor de sector eieren, heeft op 16 mei

Nadere informatie

ALGEMEEN... 3 INRICHTING/DIERENWELZIJN...3

ALGEMEEN... 3 INRICHTING/DIERENWELZIJN...3 Wilt u direct naar een bepaald onderdeel van de voorschriften, klik dan in de inhoudsopgave op het deel van de voorschriften waarover u meer wilt lezen. Wilt u vanuit de voorschriften weer terug naar de

Nadere informatie

Positieve ervaringen met alternatieve middelen bij biologische leghennen

Positieve ervaringen met alternatieve middelen bij biologische leghennen Positieve ervaringen met alternatieve middelen bij biologische leghennen Berry Reuvekamp, Sander Lourens, Monique Mul en Henny Reimert Berry, Sander, Monique en Henny zijn onderzoekers bij de divisie Veehouderij

Nadere informatie

Evalueren van de mestuitscheidingscijfers en de mestsamenstellingscijfers voor pluimvee

Evalueren van de mestuitscheidingscijfers en de mestsamenstellingscijfers voor pluimvee Proefbedrijf voor de Veehouderij Poiel 77-2440 Geel - tel.: 014 56 28 70 - fax: 014 56 28 71 - e-mail: info@proefbedrijf.provant.be Bodemkundige Dienst van België v.z.w. W.de Croylaan 48-3001 Heverlee

Nadere informatie

AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN LEGEINDBEDRIJVEN KOOI EN KOLONIEHUISVESTING (VOORSCHRIFT 5B)

AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN LEGEINDBEDRIJVEN KOOI EN KOLONIEHUISVESTING (VOORSCHRIFT 5B) AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN LEGEINDBEDRIJVEN KOOI EN KOLONIEHUISVESTING (VOORSCHRIFT 5B) INHOUDSOPGAVE TOELICHTING WEGING BIJ AFWIJKINGEN 2 F1. ALGEMEEN 3 F3. INRICHTING / DIERENWELZIJN 3 Aanvullende voorschriften

Nadere informatie

Green-Consultant - info@green-consultant.nl - Tel. 06-51861495 Triodos Bank NL17TRIO0254755585 - KvK 58024565 - BTW nummer NL070503849B01 1

Green-Consultant - info@green-consultant.nl - Tel. 06-51861495 Triodos Bank NL17TRIO0254755585 - KvK 58024565 - BTW nummer NL070503849B01 1 Bestemd voor: Klant t.a.v. de heer GoedOpWeg 27 3331 LA Rommeldam Digitale offerte Nummer: Datum: Betreft: CO 2 -Footprint & CO 2 -Reductie Geldigheid: Baarn, 24-08-2014 Geachte heer Klant, Met veel plezier

Nadere informatie

Sociaal- Economische Raad

Sociaal- Economische Raad Sociaal- Economische Raad Natuurlijke en rechtspersonen tot wie een ontwerpverordening van de Sociaal-Economische Raad of een bedrijfslichaam zich uitstrekt, kunnen gedurende vier weken bij de betreffende

Nadere informatie

Review forfaits vleeskuikenouderdieren Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Review forfaits vleeskuikenouderdieren Uitvoeringsregeling Meststoffenwet Review forfaits vleeskuikenouderdieren Uitvoeringsregeling Meststoffenwet DATUM 27 mei 2014 AUTEUR Dr. Ir. C.M. Groenestein Karin Groenestein, Bert Ipema, Age Jongbloed en Rick Emous Wageningen UR Livestock

Nadere informatie

NATURA60 & NATURA70. De moderne volière voor de alternatieve leghennenhouderij

NATURA60 & NATURA70. De moderne volière voor de alternatieve leghennenhouderij NATURA60 & NATURA0 De moderne volière voor de alternatieve leghennenhouderij NATURA60 & NATURA0 hoge productiezekerheid, eenvoudig management NATURA60 & NATURA0 zijn door Big Dutchman ontwikkelde volières

Nadere informatie

Offerte. Inleiding. Projectopdracht

Offerte. Inleiding. Projectopdracht Offerte aan van Directeur MEVA drs. C.E. M., Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Centrum voor Beleidsstatistiek, Centraal Bureau voor de Statistiek onderwerp Offerte Inkomenspositie Chronisch

Nadere informatie

1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Het testen van een nieuw calciumfosfaat keramiek met botgroeistimulerende eigenschappen (EpitaxOs) als botvervanger in mond- kaak en aangezichtschirugische

Nadere informatie

Wageningen UR Livestock Research

Wageningen UR Livestock Research Wageningen UR Livestock Research Partner in livestock innovations Rapport 671 Invloed van UV-licht, vezelrijk voer of strooisel in de vroege opfok op verenpikken in opfok en legperiode Februari 2013 Colofon

Nadere informatie

De haalbaarheid van groepshuisvesting voor voedsters in de praktijk - gedragsaspecten

De haalbaarheid van groepshuisvesting voor voedsters in de praktijk - gedragsaspecten De haalbaarheid van groepshuisvesting voor voedsters in de praktijk - gedragsaspecten Jorine Rommers, Monique van der Gaag, Marko Ruis Praktijkonderzoek Veehouderij, Animal Sciences Group, Lelystad Dit

Nadere informatie

Eindrapport Welzijnscommissie Dierziekten December april 2018

Eindrapport Welzijnscommissie Dierziekten December april 2018 Eindrapport Welzijnscommissie Dierziekten December 2017- april 2018 1. Inleiding Welzijnscommissie Dierziekten Het kabinet vindt bij de bestrijding van dierziekten bewaking van dierenwelzijnsaspecten van

Nadere informatie

VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING HUISHOUDELIJKE HEFFINGEN PLUIMVEESECTOR (PPE) 2014 (2014-I)

VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING HUISHOUDELIJKE HEFFINGEN PLUIMVEESECTOR (PPE) 2014 (2014-I) VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING HUISHOUDELIJKE HEFFINGEN PLUIMVEESECTOR (PPE) 2014 (2014-I) Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren van 10 april 2014 tot wijziging van de Verordening

Nadere informatie

Voorlopige lijst maatregelen stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij. Toelichting:

Voorlopige lijst maatregelen stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij. Toelichting: Voorlopige lijst maatregelen stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij Rijk-IPO-VNG-werkgroep Actieplan Ammoniak Veehouderij, 6 juli 12 Toelichting: De lijst is een voorlopige lijst, in die zin dat

Nadere informatie

PLUIMVEE HARTSLAG #26

PLUIMVEE HARTSLAG #26 Een publicatie van MSD Animal Health Juli 2018 - Jaargang 7 PLUIMVEE HARTSLAG #26 door Peter gemeten Bloedluizen bestrijden rendeert! DYNAMIC IMMUNITY Doeltreffende bestrijding van rode vogelmijt loont!

Nadere informatie

Kostprijs volière-eieren gemiddeld 1,2 cent hoger.

Kostprijs volière-eieren gemiddeld 1,2 cent hoger. Kostprijs volière-eieren gemiddeld 1,2 cent hoger. P. van Horne, LEI gedetacheerde bij het Praktijkonderzoek voor de Pluimveehouderij Op semi-praktijkschaal is gedurende meerdere ronden het etagesysteem

Nadere informatie

de Achterhoek Uw pluimvee, onze zorg!

de Achterhoek Uw pluimvee, onze zorg! Uw pluimvee, onze zorg! Pluimveepraktijk de Achterhoek Spoorstraat 88 7261 AG Ruurlo Telefoon 0573 45 11 68 Fax 0573 45 38 31 info@ppda.nl www.ppda.nl P l u i m v e e p r a k t i j k de Achterhoek Uw pluimvee,

Nadere informatie