Aantoonbare Effectiviteit: Onderzoek naar de residentiële jeugdzorg van Entréa
|
|
- Simon Michiels
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Aantoonbare Effectiviteit: Onderzoek naar de residentiële jeugdzorg van Entréa Resultaten eerste fase Inge Bastiaanssen Jan Willem Veerman Gert Kroes Rutger Engels
2
3 Aantoonbare Effectiviteit: Onderzoek naar de residentiële jeugdzorg van Entréa Resultaten eerste fase
4 Dit onderzoek is financieel mede mogelijk gemaakt door de Steunstichting Entréa, en in samenwerking met: Praktikon Postbus HE Nijmegen tel fax Praktikon Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Praktikon. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
5 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Inleiding Probleemstelling Doelstelling Kader voor de vraagstelling 7 Hoofdstuk 2 Doelgroep Inleiding Methode Resultaten Samenvatting en conclusies 21 Hoofdstuk 3 Interventie Inleiding Methode Resultaten Samenvatting en conclusies 34 Hoofdstuk 4 Uitkomsten Inleiding Methoden Resultaten Samenvatting en conclusies 45 Hoofdstuk 5 Conclusies en aanbevelingen Conclusies Discussie en aanbevelingen 48 Referentielijst 55 Bijlagen 59
6
7 Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1 Inleiding De jeugdzorg staat onder grote maatschappelijke druk. Naast kritiek op de alsmaar groeiende wachtlijsten, stijgende bureaucratie en het doolhof van instanties rijst de vraag wat de jeugdzorg de maatschappij oplevert. In hoeverre zijn jeugdigen en ouders geholpen na inspanningen van hulpverleners? Wat weten we van de effectiviteit van de jeugdzorg? Bij jeugdzorginstellingen stijgt het besef dat men meer zicht moet krijgen op effectiviteit met als tweeledig doel: het intern verder ontwikkelen van de zorg en het extern verantwoorden richting de maatschappij (Van Yperen en Veerman, 2008). Entréa is een multifunctionele jeugdzorginstelling in Gelderland-zuid die in de regio s Nijmegen en Rivierenland jeugdzorg, onderwijs en onderzoek combineert. Bij Entréa worden sinds 2006 gegevens verzameld over uitkomsten van diverse hulpvormen. Binnen dit project genaamd Aantoonbare Kwaliteit worden bij aanvang en einde van de zorg door ouders vragenlijsten ingevuld onder andere over probleemgedrag van de jeugdigen en de opvoedingsbelasting van de ouders. Sinds 2007 is een verdieping van het reeds lopende onderzoeksproject gestart, genaamd Aantoonbare Effectiviteit. Aantoonbare Effectiviteit is een promotieonderzoek dat inzoomt op de residentiële behandeling voor 6-12 jarigen van Entréa. In dit rapport worden de resultaten van de eerste fase van het onderzoek weergegeven (september 2007 tot juni 2009). In dit inleidende hoofdstuk komen achtereenvolgens aan bod de probleemstelling, doelstelling en kader voor de vraagstelling van het onderzoek Aantoonbare Effectiviteit. 1.2 Probleemstelling Residentiële zorg is de meest intensieve en kostbare vorm van jeugdzorg. De hulpverleningsduur is langer dan andere zorgvormen; een jeugdige verblijft gemiddeld anderhalf tot twee jaar in een residentiële setting. Daarbij maakt een jeugdige, naast het verblijf van dag en nacht, gebruik van meerdere zorgvormen zoals ambulante hulp in de thuissituatie, verschillende vormen van therapie en onderwijs. Dit alles maakt de residentiële zorg ook kostbaar. Houden we de gangbare indeling aan in de sectoren van de provinciaal georganiseerde jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen, de zorg voor de licht verstandelijk gehandicapten en de justitiële zorg, dan zijn de totale kosten voor deze zorgvorm meer dan 1,1 miljard euro per jaar. Naar schatting maken jaarlijks zo n kinderen gebruik van deze vorm van zorg, dat is ongeveer 10% van het totaal aantal jeugdigen dat in alle sectoren een beroep doet op de zorg (Loeffen, 2007; Kerntabellen jeugdzorg 1998 t/m 2004). Residentiële jeugdzorg is tevens de meest ingrijpende vorm van jeugdzorg, omdat de jeugdige niet meer in het gezin van herkomst verblijft, hetgeen gevolgen kan hebben voor de band tussen jeugdige en ouders (Rutten, 1995). Dit alles maakt dat laatste jaren de belangstelling uit is gegaan naar minder kostbare en ingrijpende vormen van jeugdzorg die bovendien korter van duur zijn. In 1988 werd de wet op de jeugdhulpverlening aangenomen. Hiermee werd het zogeheten zo-zo-zo beleid ingezet. Dit houdt in dat hulp zo kort mogelijk, zo licht mogelijk en zo dicht bij huis mogelijk moet worden uitgevoerd (Kemper, 2004). Er blijft echter een 5
8 groep jeugdigen die ondanks veelvuldige inzet van ambulante hulpvormen uiteindelijk wordt opgenomen in een residentiële setting. Bij deze groep jeugdigen wordt residentiële zorg vaak als een eindstation gezien nadat ambulante hulpverlening onvoldoende effect heeft had. In plaats van een last resort kan residentiële zorg ook gezien worden als een treatment of choice (Frensch & Cameron, 2002). Onderzoek laat zien dat een bepaalde groep jeugdigen wel degelijk baat kan hebben bij een residentiële opname (Harder, Knorth, & Zandberg, 2006). Bij deze groep jeugdigen is het veelvuldig en langdurig inzetten van ambulante hulp waarschijnlijk nog kostbaarder dan een plaatsing binnen een residentiële setting van waaruit vervolgens gericht gewerkt kan worden aan het weer thuis wonen. Wanneer eerder gekozen wordt voor een plaatsing in een residentiële setting kan een lange hulpverleningsgeschiedenis mogelijk voorkomen worden (Harder et al., 2006). Hoe graag men ook wil dat jeugdigen thuis blijven bij de ouders, residentiële jeugdzorg blijft een onmisbaar element in het continuüm van zorg voor jeugdigen en derhalve in een aantal gevallen de beste keuze. Bovenstaande maakt dat er nationaal en internationaal een hernieuwde belangstelling is ontstaan naar de residentiële zorg. Uit binnen- en buitenlands onderzoek (Hair, 2005; Harder et al, 2006) blijkt dat bij het verlaten van een residentiële setting het beter gaat met jeugdigen dan voor de plaatsing. Jeugdigen vertonen significant minder (externaliserend) probleemgedrag bij het verlaten van de residentiële jeugdzorg, blijkt uit een statistische meta-analyse uitgevoerd door Harder, Knorth en Zandberg (2006). Een ernstige beperking van het tot nu toe uitgevoerde onderzoek naar de effecten van residentiële jeugdzorg is dat er geen causaal verband gelegd kan worden tussen de inhoud van de uitgevoerde zorg en het effect ervan. De inhoud van de residentiële jeugdzorg blijft binnen diverse onderzoeken een black box, die summier omschreven wordt als combinatie van verblijf in een leefgroep en aanvullende hulpvormen. Over het verblijf wordt veelal in algemene termen gesproken, zoals werken volgens het competentiemodel en de aanvullende hulpvormen worden slechts summier beschreven. Daarbij wordt de inhoud van de residentiële zorg niet of nauwelijks theoretisch onderbouwd. Hierdoor is het niet duidelijk waarvan nu precies de effectiviteit bepaald wordt. Oftewel; wat zijn de werkzame bestanddelen die bijdragen aan een effectieve residentiële jeugdzorg? 1.3 Doelstelling Ook bij Entréa spelen genoemde vragen over de effectiviteit en werkzame bestanddelen van de residentiële zorg. Middels het onderzoek Aantoonbare Effectiviteit wil men antwoorden op deze vragen krijgen. Deze vraag is nog erg breed. Om die reden is besloten om het onderzoek te starten met een inventariserende fase. De reden om de start van het onderzoek inventariserend te laten zijn is tweeledig. Op de eerste plaats kan naar aanleiding van de ervaringen en resultaten van een inventariserende fase veel gerichter een focus gekozen worden. Op de tweede plaats is het de bedoeling om het onderzoek praktijkgestuurd te laten zijn. Door medewerkers te betrekken bij de invulling en uitwerking van het onderzoek worden ze mede-eigenaar, iets wat de dataverzameling en uiteindelijke benutting van bevindingen ten goede komt. Door het terugkoppelen van uitkomsten naar de werkvloer ontstaat betrokkenheid bij de focus voor de volgende fase van het onderzoek. 6
9 Het doel van deze eerste inventariserende fase van het onderzoek is verhelderen van de verschillende elementen van de residentiële zorg van Entréa. Met de uitkomsten en conclusies uit deze inventarisatie kan een opstap gemaakt worden naar het uiteindelijke onderzoek, die gericht zal zijn op de werkzame elementen van de residentiële zorg. De uitkomsten van deze inventarisatie kunnen als een nulmeting gezien worden. Zo wordt duidelijk hoe de procedures rondom zorg en onderzoek verlopen. Tijdens het inventariserende onderzoek komen sterke kanten en verbeterpunten aan het licht. Hieruit kunnen aanknopingspunten voor instrumentarium en procedures voor het uiteindelijke onderzoek voortkomen. 1.4 Kader voor de vraagstelling Tijdens de inventariserende start van Aantoonbare Effectiviteit vormt het zorgevaluatiemodel van Veerman (2007) het methodologische kader. Dit model specificeert vijf elementen waar zowel bij de organisatie van een zorgaanbod als de evaluatie ervan rekening gehouden moet worden. Centraal staan drie inhoudelijke elementen: doelgroep, interventies en uitkomst, deze zijn ingebed in een context van bejegening (de algemene manier van omgang van cliënten voortkomend uit een visie op zorg verlenen) en een context van randvoorwaarden om inhoud en bejegening goed over het voetlicht te laten komen (hieronder vallen opleiding en scholing, communicatie binnen de instelling en met andere instellingen in de jeugdzorgketen en de benodigde materiële en financiële middelen). Figuur 1.1 brengt dit in beeld. Figuur 1.1 Zorgevaluatiemodel (Veerman, 2007) Dit model kan voor ieder zorgaanbod gespecificeerd worden. De basisassumptie is dat in de context van benodigde randvoorwaarden en noodzakelijke bejegening de bedoelde interventies bij de beoogde doelgroep tot de gewenste uitkomsten leiden. Voor het onderzoek Aantoonbare Effectiviteit gaat de aandacht uit naar de doelgroep, de interventie residentiële zorg, en de uitkomsten hiervan. De componenten zijn het kader voor de vraagstellingen van de inventariserende fase van het onderzoek. In de komende hoofdstukken van dit rapport worden deze drie componenten verder uitgewerkt. Hoofdstuk 2 omvat de component doelgroep, hoofdstuk 3 gaat over de interventie residentiële zorg, en hoofdstuk 4 geeft een eerste inventarisatie van uitkomsten. Per hoofdstuk worden bijbehorende vraagstellingen, onderzoeksmiddelen en resultaten beschreven. Tenslotte wordt in hoofdstuk 5 afgesloten met conclusies en aanbevelingen voor het vervolg van het onderzoek Aantoonbare Effectiviteit. 7
10 8
11 Hoofdstuk 2. Doelgroep 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk komt de eerste component van het zorgevaluatiemodel van Veerman (2007) aan bod. Dit deel van het onderzoek is gericht op het in kaart brengen van de doelgroep van de residentiële behandeling van Entréa. Er zijn gegevens verzameld over de demografische kenmerken van de jeugdigen en hun ouders, het intelligentieniveau van de jeugdigen, de hulpverleningsgeschiedenis voorafgaande aan de plaatsing binnen de residentiële behandeling, en de problematiek van de jeugdige en diens ouder(s)/verzorger(s). De onderzoeksvragen zijn: Demografische kenmerken: - Van welk geslacht zijn de jeugdigen? - Welke leeftijd hebben de jeugdigen? - Wat is het geboorteland van de jeugdigen? - Wat is hun leefsituatie voor plaatsing in de residentiële behandeling? - Wat was de dagbesteding van de jeugdigen voor plaatsing in de residentiële behandeling? - Is er sprake van juridische maatregelen zoals ondertoezichtstelling, voogdij of jeugdreclassering? - Wat zijn de sociaal demografische kenmerken van de ouders (aanwezigheid in het gezin, opleiding, werk, geboorteland ouders)? Intelligentie: - Welk intelligentieniveau hebben de jeugdigen? Hulpverleningsgeschiedenis: - Wat is de hulpverleningsgeschiedenis van de jeugdige en zijn gezin? Problematiek - Welke problematiek hebben de jeugdigen? - Welke gezinsproblematiek is er? 2.2 Methode Deelnemers/setting Entréa is een multifunctionele jeugdzorginstelling in Gelderland-zuid die in de regio s Nijmegen en Rivierenland jeugdzorg, onderwijs en onderzoek combineert. Eén van de hulpvarianten is de residentiële behandeling voor jeugdigen in de leeftijd van 6-12 jaar. Er zijn zes leefgroepen verdeeld binnen twee afdelingen van Entréa waar in het totaal ongeveer 60 kinderen opgevangen en behandeld worden. In afdeling 7 worden jeugdigen geplaatst met meer externaliserend probleemgedrag, en in afdeling 8 worden jeugdigen geplaatst met meer internaliserend probleemgedrag. Totaal werken op beide afdelingen 39 pedagogisch medewerkers binnen de residentiële behandeling, 5 9
12 behandelcoördinatoren en twee managers. De onderzoeksgroep van Aantoonbare Effectiviteit zijn alle jeugdigen die vanaf april 2006 zijn geplaatst binnen de residentiële behandeling van Entréa. Dit zijn op het moment van analyseren van de gegevens voor dit rapport (mei 2009) 73 jeugdigen. Van die 73 jeugdigen zijn er 18 inmiddels vertrokken Instrumenten en procedure Om meer te weten te komen over de doelgroep van de residentiële behandeling van 6-12 jaar van Entréa is dossieronderzoek gedaan door de onderzoeker. Daarnaast is gebruik gemaakt van de vragenlijsten die ouders invullen bij aanvang van de residentiële behandeling. Dossieronderzoek Voor het onderzoek van Aantoonbare Effectiviteit vindt bij aanvang en bij einde van de zorg dossieronderzoek plaats. Het dossieronderzoek wordt uitgevoerd door de onderzoeker. Om de gegevens uit de dossiers te scoren is gebruik gemaakt van het Scoringsschema Demografische Informatie (SDI) (Kroes, Meyer, Veerman, 2003). Voor dit onderzoek is het bestaande SDI uitgebreid en aangepast voor het scoren van dossiergegevens van de jeugdigen die geplaatst zijn in de residentiële behandeling van Entréa (Bastiaanssen, 2008a). In het SDI Residentiële Behandeling Entréa worden demografische gegevens gescoord over de jeugdigen en diens ouders, problematiek van de jeugdige, hulpverleningsgeschiedenis, intelligentieniveau en problematiek van de opvoedingsomgeving. De onderzoeker heeft van 53 van de 73 jeugdigen (= 73%) uit de onderzoeksgroep de dossiers bestudeerd. Overige 20 dossiers is de onderzoeker vanwege tijdgebrek nog niet aan toegekomen. De dossiers van de jeugdigen waren in de meeste gevallen zeer omvangrijk. Deze veelheid aan informatie, met soms tegenstrijdige gegevens, maakten het lastig om inhoudelijke categorieën te scoren. Naast de onderzoeker heeft een scriptiestudent tevens 10 van de dossiers gescoord met het SDI. De overeenstemming in de scores liep uiteen van 70% tot 100% in de eenvoudige categorieën zoals dagbesteding, leefsituatie en demografische gegevens van de ouders. Er waren ook een drietal categorieën die inhoudelijk lastiger waren om te scoren. Dit zijn voorafgaande zorgvormen, aard problematiek en stabiliteit en kwaliteit opvoedingsomgeving. Met betrekking tot zorgvormen voorafgaand aan de plaatsing in de residentiële behandeling, en de daaraan gekoppelde duur van deze zorgvormen, werd een overeenstemming van 63% gehaald. De aard van de problematiek wordt gescoord met behulp van de Classificatie Aard Problematiek Jeugdzorg (CAP-J)(Konijn, Bruinsma, Lekkerkerker, De Wilde, Eijgenraam, 2009). De CAP-J is gebaseerd op de tabel Aard Problematiek van het Inter Sectoraal Informatie Systeem (ISIS). Met behulp van de CAP-J kan de problematiek van jeugdigen gescoord worden binnen een continuüm van breed gedefinieerde problematiek (bijvoorbeeld gedragsproblemen) tot zeer specifieke diagnoses (bijvoorbeeld ADHD). Op het minst gespecificeerde niveau werd een overeenstemming van 58% behaald, en op het meest gespecificeerde niveau een overeenstemming van 41%. De mate van stabiliteit en kwaliteit van de opvoedingsomgeving kon gescoord worden op respectievelijk een drie- en een vijfpuntsschaal. De overeenstemming op stabiliteit van de opvoedingsomgeving is 70%, en de overeenstemming op kwaliteit van de opvoedingsomgeving was 40%. 10
13 Vragenlijsten Bij Entréa worden sinds april 2006 vragenlijsten afgenomen om het beloop van de behandeling in kaart te brengen. Dit project heeft de naam Aantoonbare Kwaliteit (Meeuwsen, Kroes, Veerman, 2007). De vragenlijsten die bij aanvang van de behandeling worden ingevuld door de ouders zijn de Child Behavior Checklist (CBCL, verschillende versies voor verschillende leeftijden) (Achenbach & Rescorla, 2001; Verhulst, Van der Ende & Koot; 1996) en de Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSI) (De Brock, Vermulst, Gerris & Abidin, 1992). Binnen de residentiële behandeling wordt met behulp van de CBCL/6-18 (Child Behavior Checklist voor 6-18 jarigen) probleemgedrag gemeten. De vragenlijst wordt bij aanvang en bij einde van de residentiële behandeling ingevuld door de ouders van de jeugdige. Ouders kunnen op 20 vragen over vaardigheden informatie geven over activiteiten, sociale contacten en schoolwerk. De CBCL/6-18 heeft 118 specifieke vragen over emotionele en gedragsproblemen en twee open vragen over andere problemen. Ouders kunnen aangeven hoe goed een vraag nu of in de afgelopen 6 maanden past bij een kind met behulp van de volgende antwoordmogelijkheden: 0 = helemaal niet, 1 = een beetje of soms, 2 = duidelijk of vaak. De antwoorden op de vragen tellen op tot schalen. De vragen over vaardigheden vormen de competentieschalen Activiteiten, Sociaal en School, en samen vormen deze de schaal Totale Competentie. De vragen over gedrag vormen de acht probleemschalen Angstig/Depressief, Teruggetrokken, Lichamelijke Klachten, Sociale Problemen, Denkproblemen, Aandachtsproblemen, Grensoverschrijdend Gedrag en Agressief Gedrag. De eerste drie probleemschalen vormen samen de schaal Internaliseren en de laatste twee de schaal Externaliseren. Alle vragen over gedrag opgeteld vormen de schaal Totale Problemen. De CBCL is sinds 1983 uitgebreid onderzocht en heeft goede psychometrische eigenschappen. Onlangs is een multicultureel supplement gepubliceerd (Achenbach & Rescorla, 2007) waarin alle landen in categorieën van normen worden geplaatst. Uit dit recente onderzoek blijkt dat Nederlandse normen overeenkomen met de reeds bestaande Amerikaanse normen. Om de mate van problematiek van jeugdige bij aanvang van plaatsing in de residentiële behandeling te meten wordt gebruik gemaakt van de aanvangsmeting die ouders invullen bij start van de behandeling. De respons op de CBCL ingevuld door ouders bij start van de behandeling is 54,1%. Van de 73 jeugdigen hebben slechts 39 ouders de vragenlijst ingevuld. Deze respons is voor een eenmalige afname onvoldoende (Roosma & Veerman, 2008). Opvoedingsbelasting wordt gemeten met behulp van de NOSI (Nijmeegse Ouderlijke Stress Index) (De Brock, Vermulst, Gerris & Abidin, 1992). De NOSI is een bewerkte Nederlandstalige versie van een Amerikaans meetinstrument (de Parenting Stress Index; Abidin, 1983) om de mate van belasting van ouders bij de opvoeding van hun kinderen te meten. De NOSI is onderverdeeld in twee hoofddomeinen; een ouderdomein en een kinddomein. Het ouderdomein geeft aan in hoeverre de ouder zich (niet) berekend voelt op de opvoedingstaak en zich daarbij inadequaat en gespannen voelt. Dit domein is onderverdeeld in zeven schalen: Competentie, Rolrestrictie, Hechting, Depressie, Gezondheid, Sociale isolatie, Partnerrelatie. Het kinddomein geeft aan welke kindfactoren een al dan niet stresserende rol. Het kinddomein is onderverdeeld in zes schalen, te weten: Aanpassing, Stemming, Afleidbaarheid, Veeleisendheid, Positieve bekrachtiging, en Acceptatie. De vragenlijst is in 2003 geheel vernieuwd en bestaat nu uit 80 vragen (Brock, Vermulst, Gerris, Veerman & Abidin, 2003). De lijst is gericht op ouders 11
14 met kinderen in de leeftijd van 2 tot circa 13 jaar, maar kan ook voor oudere kinderen worden ingevuld. Bij de beantwoording van de vragen dient één bepaald kind voor ogen gehouden te worden. Antwoorden worden gegeven op een vierpuntsschaal die loopt van 'sterk mee oneens' tot 'sterk mee eens'. De betrouwbaarheid (interne consistentie) is voor vrijwel alle NOSI-schalen redelijk tot goed. Er zijn Nederlandse normen beschikbaar voor de NOSI. Om de mate van opvoedingsbelasting van ouders te meten bij plaatsing van hun kind in de residentiële behandeling wordt gebruik gemaakt van de aanvangsmeting die ouders invullen bij start van de behandeling. De respons op de NOSI ingevuld door ouders bij start van de behandeling is 48,6%. Van de 73 jeugdigen hebben slechts 35 ouders de vragenlijst ingevuld. Deze respons is voor een eenmalige afname onvoldoende (Veerman & Roosma, 2008). Meer over de procedure van Aantoonbare Kwaliteit en de vragenlijsten CBCL en NOSI wordt beschreven in het hoofdstuk over uitkomsten (hoofdstuk 4). In november 2008 hebben pedagogisch medewerkers van al hun mentorkinderen die op dat moment in de residentiële behandeling langer dan twee maanden geplaatst waren een CBCL (dezelfde gedragsvragenlijst als de ouders) en de Strenghts and Difficulties Questionnaire (SDQ) (Goodman, 1997; Goedhart, Treffers, & Van Widenfelt, 2003). De SDQ is een korte vragenlijst over de aanwezigheid van psychische problemen, over de gevolgen daarvan voor het dagelijks functioneren, en over sterke kanten die wijzen op psychologische aanpassing en goede kansen op herstel als zich moeilijkheden voordoen. De vragenlijst bevat 25 vragen over psychische problemen die gescoord worden op een driepuntsschaal. Deze 25 vragen vormen vijf subschalen: emotionele problemen, gedragsproblemen, aandachtstekort-hyperactiviteit, problemen met leeftijdgenoten, en prosociaal gedrag. De totale probleemscore wordt berekend door de scores van de eerste vier schalen bij elkaar op te tellen. De schaal prosociaal gedrag (inlevingsvermogen, empathie) is een positieve schaal die niet meetelt bij het bepalen van de totale probleemscore. De acht extra vragen gaan over de invloed van de waargenomen moeilijkheden op emoties, gedrag of omgang met anderen, en over de duur van de moeilijkheden. Deze vragen vormen tezamen een impact schaal, die aangeeft in hoeverre de moeilijkheden de jongere en zijn of haar omgeving belasten. De SDQ is uitgebreid onderzocht op betrouwbaarheid en validiteit en heeft goede psychometrische eigenschappen. Er zijn Nederlandse normen voor de SDQ beschikbaar (Goedhart, Treffers, & Van Widenfelt, 2003). Er is onderzoek gedaan met de CBCL waarbij de pedagogisch medewerkers informant waren over probleemgedrag van jeugdigen (Albrecht, Veerman, Damen & Kroes, 1999). De factorstructuur van de CBCL vragenlijst ingevuld door pedagogisch medewerkers komt overeen met de factorstructuur van de vragenlijst ingevuld door ouders. Er zijn echter nog geen normen voor pedagogisch medewerkers. Er is nog geen onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de SDQ ingevuld door pedagogisch medewerkers. Voor beide gedragsvragenlijsten worden in dit onderzoek de normen van ouders gebruikt. De SDQ en de CBCL geven een beeld van de problematiek van de jeugdige vanuit het perspectief van de pedagogisch medewerker. Totaal zijn van de 46 kinderen, 42 vragenlijsten ingevuld. De respons is met 91,3% voor een eenmalige afname zeer goed te noemen (Veerman & Roosma, 2008). 12
15 2.3 Resultaten Demografische kenmerken Van alle 73 kinderen van de onderzoeksgroep is de leeftijd en geslacht bekend. In Tabel 2.1 staat de gemiddelde leeftijd van de jeugdigen, de range van de leeftijd en het aantal jongens en meisjes per afdeling, per leefgroep, en voor de totale groep. De leeftijd bij aanvang van de residentiële behandeling is uiteenlopend van 5 tot 13 jaar. Gemiddeld zijn de jeugdigen 8,6 jaar oud wanneer zij geplaatst worden in de residentiële behandeling. Het merendeel van de jeugdigen bestaat uit jongens (71%). Er zijn geen verschillen in leeftijd en geslacht tussen de afdelingen. De jeugdigen van leefgroep de Kokosnoot zijn gemiddeld ouder dan de totale onderzoeksgroep. De leefgroep Sterren heeft relatief gezien meer jongens dan de totale onderzoeksgroep. Tabel 2.1: Leeftijd en geslacht jeugdigen per afdeling, leefgroep en totaal Afdeling Leefgroep 7 8 Aantal kinderen Gemiddelde Leeftijd Range leeftijd min. max. Aantal jongens Aantal meisjes Bergop 10 8, (67%) 3 (33%) Flierefluiters 17 8, (59%) 7 (41%) Krekels 18 8, (78%) 4 (22,2%) Spechten 10 9, (73%) 3 (27%) Subtotaal 55 8, (69%) 17 (31%) Kokosnoot 7 10, (71%) 2 (29%) Sterren 11 8, (82%) 2 (18%) Subtotaal 18 8, (78%) 4 (22%) Totaal 73 8, (71%) 21 (29%) Overige demografische variabelen zijn berekend op de 53 jeugdigen en hun ouders waar de dossiers van zijn onderzocht. Deze jeugdigen waren allen van Nederlandse afkomst, behalve één jeugdige die geboren is in Rusland. In Tabel 2.2 staan per afdeling en van de totale groep de leefsituatie, dagbesteding en juridische maatregel van jeugdigen weergegeven. Voorafgaand aan de plaatsing in de residentiële behandeling woonden ongeveer evenveel jeugdigen in een éénouder- als een tweeoudergezin (respectievelijk 34% en 36%). Opvallend is dat er ook een aanzienlijke groep jeugdigen afkomstig waren uit de pleegzorg (23% op de totale groep). Deze zijn allen geplaatst binnen afdeling 7. Voordat de jeugdigen geplaatst werden in de residentiële behandeling maken zij in de helft van de gevallen gebruik van speciaal onderwijs. Overige jeugdigen gaan naar regulier basisonderwijs, of zijn afkomstig van een vorm van dagbehandeling. Van de jeugdigen die geplaatst zijn in afdeling 8 maakt zelfs 64% gebruik van speciaal onderwijs. De helft van de jeugdige is geplaatst met een maatregel ondertoezichtstelling. De overige helft heeft geen maatregel. Een enkeling is onder voogdij geplaatst. In afdeling 8 zijn minder jeugdigen opgenomen met een ondertoezichtstelling (27%) dan in afdeling 7 (45%). 13
16 Tabel 2.2: Leefsituatie, dagbesteding en juridische maatregel jeugdige Leefsituatie Dagbesteding Juridische maatregel Categorie Afdeling 7 Afdeling 8 Totaal Eénoudergezin 13 (31%) 5 (46%) 18 (34%) Tweeoudergezin 14 (33%) 5 (46%) 19 (36%) Residentiële plaatsing elders 2 (5%) 1 (9%) 3 (6%) Pleegzorg 12 (29%) - 12 (23%) Anders 1 (2%) - 1 (2%) Onbekend Basisonderwijs 18 (43%) 2 (18%) 20 (38%) Speciaal basisonderwijs 19 (45%) 7 (64%) 26 (49%) Dagbehandeling jeugdzorg 2 (5%) 1 (9%) 2 (4%) Dagbehandeling GGZ 1 (2%) 1 (9%) 3 (6%) Onbekend 2 (4%) - 2 (4%) Ondertoezichtstelling 19 (45%) 3 (27%) 22 (42%) Voorlopige ondertoezichtstelling 2 (5%) - 2 (4%) Voogdij 2 (5%) - 2 (4%) Geen maatregel 19 (45%) 8 (73%) 27 (51%) Onbekend Tijdens het dossieronderzoek is tevens bekeken in hoeverre de ouders van de jeugdige aanwezig waren in het gezin voordat de jeugdige werd geplaatst in de residentiële behandeling. Dit is weergegeven in Tabel 2.3 voor de totale groep en per afdeling. In het merendeel van de gevallen waren biologische moeders en andere moederfiguren (pleegmoeders) aanwezig in het gezin. Van zeven jeugdigen (13%) was er geen moederfiguur betrokken. Biologische vaders en andere vaderfiguren (pleegvaders, stiefvaders) waren minder vaak aanwezig dan de moeders. Het overgrote deel van de jeugdigen (70%) heeft geen biologische vader meer in het gezin van herkomst. Bij 32% is er sprake van een andere vaderfiguur en bij 38% is helemaal geen vaderfiguur aanwezig in het gezin. Tabel 2.3: Aanwezigheid verzorgende ouders Categorie Afdeling 7 Afdeling 8 Totaal Aanwezigheid Biologische moeder 24 (57%) 10 (91%) 34 (64%) verzorgende Ander moederfiguur 12 (24%) - 12 (23%) moeder in gezin Niet aanwezig 6 (14%) 1 (11%) 7 (13%) Aanwezigheid Biologische vader 11 (26%) 5 (45%) 16 (30%) verzorgende vader Ander vaderfiguur 17 (40%) - 17 (32%) in gezin Niet aanwezig 14 (33%) 6(56%) 20 (38%) Van de aanwezige ouders (biologische en andere ouderfiguren) zijn vervolgens een aantal demografische variabelen verzameld: leeftijd, opleiding en sociaal economische situatie. De moeders zijn gemiddeld 35,6 jaar oud (min. 28 max. 42 jaar). De vaders zijn gemiddeld 38,5 jaar oud (min max. 51 jaar). Gegevens over opleiding en sociaal economische situatie zijn maar in een aantal gevallen in de dossiers gevonden. Deze gegevens staan weergegeven in Tabel
17 Tabel 2.4: Opleiding en Sociaal economische situatie ouders Opleiding Sociaal economische situatie Categorie Moeder Vader Voortgezet onderwijs 3 (7%) 1 (3%) MBO 1 (2%) 1 (3%) HBO/Universiteit 3 (7%) - Onbekend 39 (85%) 31 (94%) Werkzaam 8 (17%) 8 (24%) Huisvrouw/man 9 (20%) - Werkloos/werkzoekend - 2 (6%) Onbekend 29 (63%) 23 (70%) Van alle biologische ouders van de jeugdigen is getracht het geboorteland te achterhalen. De meeste moeders en vaders zijn geboren in Nederland. Van vier jeugdigen (8%) was de moeder geboren in een ander land dan Nederland (Suriname, Rusland, Nederlandse Antillen en Kenya). Van zes jeugdigen (11%) is de biologische vader geboren in een ander land dan Nederland (Groot Brittannië, Marokko, Nederlandse Antillen, Nigeria, Rusland en Turkije). Van 10 biologische moeders (19%) en 19 biologische vaders (35%) is het geboorteland onbekend Intelligentie Van 53 jeugdigen is in de dossiers gezocht naar meest recente IQ gegevens. Van 32 jeugdigen (60,4%) zijn IQ gegevens bekend. Bij 80% van de intelligentiegegevens zijn deze gemeten met de WISC III intelligentietest. Overige intelligentiegegevens zijn voortgekomen uit de WISC-RN, de WIPSSI(-R) en de SON-R 2,5-7. Het gemiddeld IQ van de jeugdigen in de residentiële behandeling van Entréa is 90,7. De range van het IQ is zeer uiteenlopend van minimaal 60 tot maximaal 122. In Tabel 2.5 staat de intelligentie van de jeugdigen weergegeven per niveau. De helft van de jeugdigen (49%) heeft een beneden gemiddeld intelligentieniveau, en 29% van de jeugdigen heeft een gemiddeld intelligentieniveau. Tabel 2.5: Intelligentie jeugdigen Totaal IQ Afdeling 7 Afdeling 8 Totaal Moeilijk lerend (60-79) 4 (13%) - 4 (11%) Beneden gemiddeld (80-89) 15 (50%) 2 (40%) 17 (49%) Gemiddeld (90-110) 8 (27%) 2 (40%) 10 (29%) Boven gemiddeld ( ) 3 (10%) - 3 (9%) Begaafd ( ) - 1 (20%) 1 (3%) Hoogbegaafd (meer dan 130) Hulpverleningsgeschiedenis In de dossiers is gezocht naar de hulpverleningsgeschiedenis van de jeugdigen voorafgaande aan de plaatsing in de residentiële behandeling. Van welke vormen van zorg hebben de jeugdigen en hun gezin gebruik gemaakt voor plaatsing in de residentiële behandeling, en hoe lang heeft deze zorg geduurd? In het SDI was het mogelijk om vijf verschillende zorgvormen en hun duur weer te geven. Daaruit bleek dat 57% van de jeugdigen/gezinnen gebruik heeft gemaakt van drie of meer zorgvormen voor plaatsing in 15
18 de residentiële zorg, 30% heeft gebruik gemaakt van één of twee zorgvormen en 13% heeft geen gebruik gemaakt van een andere vorm van zorg voor plaatsing in de residentiële zorg. Alle dagen zorg bij elkaar opgeteld hebben de jeugdigen en hun gezinnen gemiddeld 21,7 maanden aan zorg gehad voordat de jeugdige geplaatst werd in de residentiële behandeling. In Tabel 2.6 is te zien van welke vormen van zorg de jeugdigen en hun gezin gebruik hebben gemaakt. Van de verschillende zorgvormen voorafgaand aan de residentiële plaatsing hebben jeugdigen en hun gezin het meest gebruik gemaakt van ambulante hulp van de jeugdzorg (31%). Daarnaast is ook gebruik gemaakt van dagbehandeling binnen de jeugdzorg (19%), pleegzorg (19%), ambulante zorg of dagbehandeling binnen de GGZ (12%) en een andere residentiële behandeling binnen de jeugdzorg (12%). Jeugdigen uit de residentiële behandeling van afdeling 7 hebben meer gebruik gemaakt van ambulante zorg binnen de jeugdzorg en van pleegzorg dan jeugdigen van afdeling 8. Jeugdigen van afdeling 8 hebben meer gebruik gemaakt van dagbehandeling binnen de jeugdzorg dan jeugdigen van afdeling 7. Tabel 2.6: Zorgvormen voorafgaand aan plaatsing residentiële behandeling Zorgvorm Afdeling 7 Afdeling 8 Totaal Jeugdzorg ambulant individueel 34 (35%) 8 (21%) 42 (31%) Jeugdzorg groep 3 (3%) 4 (10%) 7 (5%) Jeugdzorg pleegzorg 22 (22%) 4 (10%) 26 (19%) Jeugdzorg dagbehandeling 15 (15%) 11 (28%) 26 (19%) Jeugdzorg residentiële behandeling 12 (12%) 4 (10%) 16 (12%) Jeugdzorg observatie/diagnostiek 2 (2%) - 2 (1%) GGZ ambulant/dagbehandeling 10 (10%) 7 (18%) 17 (12%) GGZ residentiële behandeling - 1 (3%) 1 (0%) Problematiek Dossieronderzoek Om de problematiek van de jeugdigen en diens gezin te scoren is gebruik gemaakt van de CAP-J (Classificatie Aard Problematiek Jeugdigen). De CAP-J bestaat uit vijf assen waarbinnen verschillende problematieken gescoord kunnen worden. Deze assen zijn; psychosociaal functioneren, lichaam en gezondheid, vaardigheden en cognitieve ontwikkeling, gezin en opvoeding en jeugdige en omgeving. Na het dossier gelezen te hebben scoort de onderzoeker op de diverse assen de problematieken die het meest bijdragen aan de noodzaak tot plaatsing in de residentiële behandeling. In het SDI is het mogelijk om per as geen, één, twee of drie problematieken te scoren. Per jeugdige betekent dit minimaal één problematiek (bij alle 53 jeugdigen waarvan dossiers zijn onderzocht is problematiek gescoord) en maximaal 15 problematieken. Gemiddeld hadden jeugdigen 5,5 problematieken (min. 2 en max. 9 verschillende problematieken). In 96% van de gevallen betrof dit problematiek van de jeugdige in combinatie met problematiek van het gezin. De jeugdigen binnen afdeling 7 hebben gemiddeld genomen meer problematieken (gemiddeld 5,9) dan de jeugdigen binnen afdeling 8 (gemiddeld 4,2). In Figuur 2.1 is te zien op welke assen de meeste problematiek gescoord werden. Problemen met betrekking tot het psychosociaal functioneren van de jeugdige en problemen die te maken hadden met het gezin en de opvoeding hebben geleid tot 16
19 plaatsing in de residentiële behandeling. Op het niveau van de assen zijn er geen verschillen in problematiek tussen afdeling 7 en Aantallen Psychosociaal functioneren Lichaam en gezondheid Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling Gezin en opvoeding Jeugdige en omgeving CAP-J Assen Figuur 2.1: Cap-J assen Omdat de twee assen Persoonlijk functioneren en Gezin en opvoeding overduidelijk het meest scoren zijn deze twee assen verder uitgewerkt in Figuur 2.2 en Figuur 2.3. In Figuur 2.2 is te zien dat de meeste jeugdigen wegens gedragsproblemen in aanmerking komen voor behandeling binnen de residentiële zorg. Daarnaast hebben veel jeugdigen last van emotionele problemen. Op de as van Gezin en opvoeding blijken veel ouders ontoereikende kwaliteiten met betrekking tot opvoeding te hebben. Ook hebben ouders vaak zelf persoonlijke problemen waardoor zij niet in staat zijn om de jeugdige te verzorgen en opvoeden. Op het niveau binnen de assen zijn er wel verschillen tussen afdeling 7 en 8. Binnen afdeling 8 is vaker sprake van pervasieve ontwikkelingsstoornissen (8 keer in afdeling 8, één keer in afdeling 7). Binnen afdeling 8 is verhoudingsgewijs vaker sprake van ontoereikende kwaliteiten in de opvoeding bij ouders (47% binnen afdeling 8, 27% binnen afdeling 7). Alleen binnen afdeling 7 is sprake van verwaarlozing en/of mishandeling (bij 15% van de jeugdigen) Aantallen Emotionele problemen Gedragsproblemen Pervasieve ontwikk.- Probl. pers.h. en gewetens- Overige problemen Psychosoc. functioneren Figuur 2.2: Psychosociaal functioneren 17
20 60 50 Aantallen Ontoereikende kwal. Probl. oud.- kind rel. Verw.loz. /mishand. Instabiele opv. situatie Probl. oud./ opvoeder Overige problemen Gezin en opvoeding Figuur 2.3: Gezin en opvoeding Naast het categoriseren van de problematiek van de jeugdige en diens gezin met de CAP-J heeft de onderzoeker tevens de stabiliteit en kwaliteit van de opvoedingsomgeving gescoord. De stabiliteit en kwaliteit van de opvoedingsomgeving worden beoordeeld vanaf het moment van geboorte tot plaatsing in de residentiële zorg. In Tabel 2.7 staat het percentage scores per categorie. Stabiliteit slaat op de mate van vastigheid en voorspelbaarheid van de leefsituatie en de aanwezigheid van opvoedersfiguren. Uit Tabel 2.7 blijkt dat een groot deel van de jeugdigen afkomstig is uit een vrij instabiele opvoedingsomgeving (43%). Dit betekent dat het kind weinig vastigheid in leefsituatie en opvoedersfiguren heeft gekend. Een tweede groep van 34% is afkomstig uit een behoorlijk instabiele opvoedingsomgeving. Dit betekent dat een kind of weinig vastigheid in leefsituatie of weinig vastigheid in opvoedingsomgeving heeft gekend. Bij niet of nauwelijks instabiel kende het kind vastigheid in zowel opvoedersfiguren als opvoedingsomgeving (23%). Met de kwaliteit van de opvoedingsomgeving wordt bedoeld de mate waarin gunstige voorwaarden voor de ontwikkeling van het kind aanwezig zijn. In Tabel 2.7 is te zien dat bij een groot deel van de jeugdige de kwaliteit van de opvoedingsomgeving kinderen matig (36%) of ernstig bedreigend (45%) wordt. Met matig bedreigend wordt bedoeld dat de kwaliteit van de opvoedingsomgeving wordt onmiskenbaar aangetast. Met ernstig bedreigend wordt bedoeld dat de kwaliteit van de opvoedingsomgeving voortdurend wordt aangetast, zodanig dat het kind in zijn/haar ontwikkeling duidelijk bedreigd wordt (bijvoorbeeld ernstige verwaarlozing, zwaar alcoholmisbruik bij één van de ouders). Daarnaast wordt 15% van de jeugdigen zeer ernstig bedreigd in hun ontwikkeling. Bij deze jeugdigen is de opvoedingsomgeving extreem schadelijk voor de ontwikkeling (bijvoorbeeld voortdurende kindermishandeling, ernstig psychiatrisch gestoorde ouder of verblijf in meerdere residentiële voorzieningen). Bij 4% van de jeugdigen is de kwaliteit van de opvoedingsomgeving licht bedreigend voor hun ontwikkeling. Er is sprake van niet al te ernstige problemen op enkele terreinen die de kwaliteit van de opvoedingsomgeving misschien enigszins aantasten. 18
21 Tabel 2.7: Stabiliteit en kwaliteit van de opvoedingsomgeving Categorie Percentage Stabiliteit Niet of nauwelijks instabiel, vrij stabiel 23% Behoorlijk instabiel 34% Vrij instabiel 43% Kwaliteit Niet of nauwelijks bedreigend - Licht bedriegend 4% Matig bedreigend 36% Ernstig bedreigend 45% Zeer ernstig bedreigend 15% Vragenlijsten Bij aanvang van de behandeling worden door ouders vragenlijsten ingevuld over de mate van probleemgedrag van hun kind (CBCL). Twee maanden na aanvang van de behandeling vullen pedagogisch medewerkers diezelfde gedragsvragenlijst in. In Figuur 2.4 worden de gemiddelde deviatiescores van de ouders en de groepsleiders weergegeven per schaal. De ouders scoren hoog op alle schalen van probleemgedrag. Alle schalen vallen binnen het probleemgebied (deviatiescore >1,28). Ouders ervaren de meeste problemen met het externaliserende probleemgedrag van hun kind (gemiddelde deviatiescore = 3,08). Ook de pedagogisch medewerkers ervaren gedragsproblematiek bij de jeugdigen, de schalen externaliserend probleemgedrag en totaal probleemgedrag vallen binnen het probleemgebied. Wel scoren pedagogisch medewerkers minder hoog op gedragsproblematiek dan ouders. Gemiddelde deviatiescore 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 Internaliserend probleemgedrag Externaliserend probleemgedrag Totaal probleemgedrag Ouders (n=39) Groepsleiding (n=42) Figuur 2.4: Gedragsproblemen CBCL ouders en pedagogisch medewerkers Toelichting: Voor het weergeven van de resultaten van de vragenlijst zijn deviatiescores berekend. In dit figuur worden de gemiddelde deviatiescores gegeven. Deviatiescores groter of gelijk aan 1,282 wijzen op aanzienlijke problemen (de klinische range), scores boven de 1,645 wijzen op ernstige problemen en scores boven de 1,96 wijzen op zeer ernstige problemen. Naast de CBCL vragenlijst hebben pedagogisch medewerkers ook de SDQ gedragsvragenlijst ingevuld. De gemiddelde deviatiescores per schaal staan weergegeven in Figuur 2.5. Van de SDQ vallen de schalen gedragsproblemen, prosociaal gedrag en totale gedragsproblemen binnen het probleemgebied (deviatiescore >1,28). Volgens 19
22 pedagogisch medewerkers hebben de jeugdigen van afdeling 7 significant meer gedragsproblemen(f=4.12, p=0.05) en de jeugdigen van afdeling 8 significant meer emotionele problemen (F=8.21, p=0.01) Gemiddelde deviatiescore 2,5 2 1,5 1 0,5 0 Emotionele problemen Gedragsproblemen Hyperact./aand.tekort Problemen leeftgen. Prosociaal gedrag Totale gedr.problemen Figuur 2.5: Gedragsproblemen SDQ pedagogisch medewerkers Toelichting: Voor het weergeven van de resultaten van de vragenlijst zijn deviatiescores berekend. In dit figuur worden de gemiddelde deviatiescores gegeven. Deviatiescores groter of gelijk aan 1,282 wijzen op aanzienlijke problemen (de klinische range), scores boven de 1,645 wijzen op ernstige problemen en scores boven de 1,96 wijzen op zeer ernstige problemen. Bij aanvang van de residentiële behandeling vullen ouders een vragenlijst in over de mate van belasting die zij ervaren bij de opvoeding van hun kind (NOSI). In Figuur 2.6 zijn de gemiddelde deviatiescores weergegeven op de schalen. Ouders ervaren veel belasting bij de opvoeding van hun kind. De gemiddelde deviatiescores van alle schalen vallen binnen het probleemgebied (deviatiescore > 1,28). Een hoge score op het ouderdomein geeft aan dat een ouder zich niet berekend voelt op de opvoedingstaak en zich daarbij inadequaat en gespannen voelt (bijvoorbeeld incompetent, depressief, onvoldoende gehecht aan het kind). Een hoge score op het kinddomein geeft aan dat kindfactoren veel invloed hebben op de mate van opvoedingsbelasting die de ouder ervaart (bijvoorbeeld de stemming van het kind, veeleisendheid van het kind richting de opvoeder, mate waarin het kind niet voldoet aan verwachtingen van de ouders). 20
23 Gemiddelde deviatiescore 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 Ouderdomein Kinddomein Totale stress Figuur 2.6: Opvoedingsbelasting ouders Toelichting: Voor het weergeven van de resultaten van de vragenlijst zijn deviatiescores berekend. In dit figuur worden de gemiddelde deviatiescores gegeven. Deviatiescores groter of gelijk aan 1,282 wijzen op aanzienlijke problemen (de klinische range), scores boven de 1,645 wijzen op ernstige problemen en scores boven de 1,96 wijzen op zeer ernstige problemen. 2.4 Samenvatting en conclusies Samenvatting In dit hoofdstuk is een beschrijving gegeven van de doelgroep van de residentiële behandeling voor jeugdigen van 6-12 jaar bij Entréa. Er zijn gegevens verzameld over demografische kenmerken, intelligentie, hulpverleningsgeschiedenis en problematiek van de jeugdige en diens opvoedingsomgeving. De onderzoeksgroep bestaat momenteel voor driekwart uit jongens. De jeugdigen zijn gemiddeld 8,6 jaar oud wanneer ze geplaatst worden in de residentiële zorg. Ze zijn bijna allemaal geboren in Nederland. Wat betreft hun leefsituatie is 34% afkomstig uit een éénoudergezin, 36% uit een tweeoudergezin en 23% is afkomstig van een pleeggezin. De helft van de jeugdigen maakt gebruik van speciaal onderwijs ten tijde van plaatsing in de residentiële behandeling. Ook heeft de helft van de jeugdigen een juridische maatregel ten tijde van plaatsing. Over de ouders van de jeugdigen is weinig bekend in de dossiers. Van de biologische moeders is 8% geboren in het buitenland en 11% van de biologische vaders is geboren in het buitenland. In 13% van de gevallen was geen moeder betrokken bij de jeugdige. In 38% van de gevallen was geen vaderfiguur betrokken bij de jeugdige. De intelligentie van de jeugdigen die geplaatst zijn in de residentiële behandeling is in bijna de helft van de gevallen op benedengemiddeld niveau (IQ tussen 80-89). Gemiddeld scoren de jeugdigen een totaal IQ van 90,7 (net gemiddeld). Meer dan de helft van de jeugdigen en hun gezinnen hebben gebruik gemaakt van drie of meer zorgvormen voorafgaand aan plaatsing binnen de residentiële behandeling. Alle dagen zorg bij elkaar opgeteld, hebben zij gemiddeld bijna 3 jaar aan zorg ontvangen van jeugdzorg of GGZ. Dit betreft met name ambulante hulpvormen. maar ook is gebruik gemaakt van pleegzorg, dagbehandeling en residentiële zorg. De redenen voor plaatsing in de residentiële behandeling liggen bij bijna alle jeugdigen op het terrein van problematiek bij de jeugdige zelf in combinatie met gezinsproblematiek. Wat betreft kindproblematiek gaat het met name over problemen in het psychosociaal functioneren (gedrags- en emotionele problemen). Wat betreft 21
24 gezinsproblematiek zijn er met name problemen met betrekking tot ontoereikende opvoedingskwaliteiten en persoonlijke problemen van ouders. Het merendeel van de jeugdigen is afkomstig uit een onstabiele opvoedingsomgeving waarbinnen de kwaliteit van hun ontwikkeling wordt bedreigd. Uit vragenlijsten blijkt dat de ouders de gedragsproblemen van hun kinderen als zeer ernstig ervaren waardoor zij veel opvoedingsbelasting ondervinden. Ook groepsleiding rapporteert hoge gemiddelde scores op externaliserend probleemgedrag en totaal probleemgedrag Conclusies De doelgroep van de residentiële behandeling is ernstig en complex. De complexiteit van de problematiek wordt zichtbaar doordat uit dossieronderzoek blijkt dat jeugdigen meerdere problemen ervaren op verschillende niveaus (zowel binnen het persoonlijk functioneren als binnen het gezin). Gemiddeld hebben jeugdigen 5,5 problematieken. In bijna alle gevallen gaat dit om een combinatie van problematiek van de jeugdige (emotionele- en gedragsproblemen) en problematiek in de gezinsomgeving (ontoereikende opvoedingscapaciteiten en persoonlijke problemen bij ouders). De hoeveelheid aan zorg die is ingezet voorafgaand aan plaatsing binnen de residentiële zorg is tevens een relevante indicator voor de ernst en complexiteit van de problematiek waar deze doelgroep mee kampt. De helft van de jeugdigen heeft te maken gehad met drie of meer zorgvormen voorafgaand aan plaatsing in de residentiële behandeling. Gemiddeld genomen gaat dit totaal om drie jaar hulpverlening van diverse instanties en/of zorgvormen. Zowel ouders als pedagogisch medewerkers rapporteren ernstige mate van probleemgedrag vergeleken met leeftijdsgenootjes. Om meer onderbouwde uitspraken te kunnen doen over de ernst en de complexiteit van de doelgroep moeten scoringsinstrumenten en de respons op de vragenlijsten voor ouders verbeterd worden. 22
25 Hoofdstuk 3. Interventie 3.1 Inleiding Zoals al beschreven in het inleidende hoofdstuk van dit rapport blijkt uit binnen- en buitenlands evaluatieonderzoek naar de effectiviteit van de residentiële jeugdzorg dat er weinig bekend is over de inhoud van de zorg. De residentiële jeugdzorg blijkt een black box. Voor het onderzoek Aantoonbare Effectiviteit is het van belang om meer zicht te krijgen op de inhoud en de omvang van de residentiële behandeling bij Entréa. Met de inhoud wordt bedoeld de behandeling van de jeugdige binnen de residentiële voorziening, wat gebeurt er op de leefgroep naast het nodige bed, bad en brood? De omvang van de residentiële behandeling betreft de dosis aan zorg die een jeugdige ontvangt. Met dosis wordt bedoeld de duur en intensiteit van de zorg, en de verschillende onderdelen van het totale behandelpakket. In dit hoofdstuk is het de bedoeling om de black box te openen Inhoud Een groot deel van de behandeling binnen de residentiële jeugdzorg wordt uitgevoerd door de pedagogisch medewerker. Om meer zicht te krijgen op de inhoud van de residentiële behandeling is in dit onderzoek de keuze gemaakt om de pedagogisch medewerkers te vragen naar de inhoud van hun werkzaamheden. Een vergelijkbaar onderzoek naar de effectiviteit van Nieuw Zorgaanbod heeft daarvoor een vragenlijst ontwikkeld (Nijhof & Van Dam, 2007). Nieuw Zorgaanbod is een residentiële behandeling voor jongeren met ernstige gedragsproblemen die voorheen civielrechtelijk geplaatst werden in een jeugdinrichting. De vragenlijst omvat vragen over opleiding, ervaring, en training van pedagogisch medewerkers en welke methoden zij hanteren bij het werken met de doelgroep. Tevens worden vragen gesteld over het behandelproces en de contacten van de pedagogisch medewerker met het kind, ouders en betrokkenen. De eerste onderzoeksvraag van dit hoofdstuk is: wat is de inhoud van de residentiële behandeling van Entréa volgens de pedagogisch medewerkers? Hierbij horen de volgende subvragen: - Welke opleiding hebben de pedagogisch medewerkers? - Hoeveel ervaring hebben de pedagogisch medewerkers? - Wat is de inhoud van de werkzaamheden van de pedagogisch medewerkers (methoden, behandelproces en contacten met kind, ouders en betrokkenen)? Een tweede manier om meer te weten te komen over de inhoud van de residentiële behandeling is om pedagogisch medewerkers te vragen naar de verschillende verrichtingen die zij uitvoeren binnen de leefgroep. Verrichtingen zijn de handelingen van de pedagogisch medewerker die gericht zijn op het kind, met als doel de ontwikkeling van het kind binnen de leefgroep te sturen. De accenten van een behandeling zijn afhankelijk van de problematiek, en kunnen dus verschillen per kind. De tweede onderzoekvraag van dit hoofdstuk is: welke verrichtingen voeren pedagogisch medewerkers uit? De residentiële behandeling van Entréa aan jeugdigen van 6-12 jaar bestaat uit zes leefgroepen die zijn opgesplitst in twee afdelingen. Het onderzoek Aantoonbare Effectiviteit richt zich op de totale groep jeugdigen van 6-12 jaar die zijn opgenomen in de 23
26 residentiële behandeling bij Entréa. Omdat deze zorgvariant is verdeeld binnen de organisatie in twee afdelingen is het interessant om te bekijken of er inhoudelijke verschillen zijn tussen de afdelingen en de diverse leefgroepen. De derde onderzoeksvraag van dit hoofdstuk is: zijn er met betrekking tot de eerste twee onderzoeksvragen verschillen tussen afdelingen en leefgroepen? Omvang Sinds het begin van deze eeuw is beleid en ontwikkeling binnen de jeugdzorg gericht op het vraaggerichter maken van de zorg (Van Yperen, 2003). Met vraaggericht werken wordt aangesloten bij de vraag van de cliënt, waardoor zorg op maat ontstaat. Dit maakt dat de inhoud en intensiteit van de residentiële behandeling verschilt per jeugdige. Residentiële behandeling bestaat uit een pakket van verblijf (verzorging en behandeling in de leefgroep) met daaraan eventueel gekoppeld; ambulante ouderbegeleiding, (spel)therapie, trainingen, en dagbehandeling of onderwijs. Naast het verblijf worden de verschillende onderdelen aangeboden naar gelang dat problematiek en hulpvraag van de jeugdige en diens ouders hierom vraagt. Naast de verschillende onderdelen die tezamen het behandelpakket residentiële zorg vormen, is er ook een verschil in duur en intensiteit van de behandeling. De vierde onderzoeksvraag van dit hoofdstuk is: waaruit bestaat het behandelpakket van de jeugdigen binnen de residentiële behandeling van Entréa? - Welke zorgvormen maakt een jeugdige en diens gezin gebruik van? - Hoe lang verblijven jeugdigen binnen de residentiële zorg? - Hoe intensief is de zorg aan de jeugdige (vertaald naar aantal dagen/nachten)? - Zijn er verschillen tussen afdelingen en leefgroepen met betrekking tot het behandelpakket? In de volgende paragraaf volgt de methode van dit onderzoek waarbij onder andere nader uitleg wordt gegeven over de gebruikte instrumenten. In het daaropvolgende resultatendeel wordt uitgebreid weergegeven wat de uitkomsten van de vragenlijsten zijn. Dit hoofdstuk wordt beëindigd met de conclusies en discussie naar aanleiding van de resultaten. 3.2 Methode Deelnemers/setting Entréa is een multifunctionele jeugdzorginstelling in Gelderland-zuid die in de regio s Nijmegen en Rivierenland jeugdzorg, onderwijs en onderzoek combineert. Eén van de hulpvarianten is de residentiële behandeling voor jeugdigen in de leeftijd van 6-12 jaar. Er zijn zes leefgroepen verdeeld binnen twee afdelingen van Entréa waar in het totaal ongeveer 60 kinderen opgevangen en behandeld worden. In afdeling 7 worden jeugdigen geplaatst met meer externaliserend probleemgedrag, en in afdeling 8 worden jeugdigen geplaatst met meer internaliserend probleemgedrag. Totaal werken op beide afdelingen 39 pedagogisch medewerkers binnen de residentiële behandeling, 5 behandelcoördinatoren en twee managers. De onderzoeksgroep van Aantoonbare Effectiviteit zijn alle jeugdigen die vanaf april 2006 zijn geplaatst binnen de residentiële 24
Aanvulling op. Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen
Aanvulling op Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen 2003-2006 Aanvulling op Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen 2003-2006 Praktikon maakt deel uit van de Stichting de Waarden te Nijmegen en
Nadere informatieHandleiding MIS (Management Informatie Systeem)
Handleiding MIS (Management Informatie Systeem) Praktikon 2016 Praktikon B.V. Postbus 6909 6503 GK Nijmegen www.praktikon.nl tel. 024 3615480 praktikon@acsw.ru.nl fax. 024 3611152 www.bergop.info 2016
Nadere informatiePraktijkgestuurd veranderingsonderzoek Orthopedagogisch Centrum Brabant
Praktijkgestuurd veranderingsonderzoek Orthopedagogisch Centrum Brabant Resultaten september 2008 - september 2009 Coleta van Dam Ronald De Meyer Praktijkgestuurd veranderingsonderzoek Orthopedagogisch
Nadere informatieEffectrapportage STOP De Waarden Training 9. A. van Duijvenbode J.W. Veerman
Effectrapportage STOP47 2007 De Waarden Training 9 A. van Duijvenbode J.W. Veerman Effectrapportage STOP47 2007 De Waarden Training 9 Praktikon maakt deel uit van de Stichting de Waarden te Nijmegen en
Nadere informatieB-toets Vragenlijst Bejegening Versie voor jongeren
B-toets Vragenlijst Bejegening Versie voor jongeren J.W. Veerman N. van Erve M. Poiesz Praktikon BV Postbus 6906 6503 GK Nijmegen tel. 024-3615480 www.praktikon.nl praktikon@acsw.ru.nl 2010 Praktikon
Nadere informatieOpdrachtgevers & Netwerkpartners
Opdrachtgevers & Netwerkpartners van Synthese Mate van tevredenheid [Externe versie] Rapportage 2017 Ronald De Meyer Laura Beurskens-Claessens Februari 2018 2 2018 Praktikon Behoudens de in of krachtens
Nadere informatieEvaluatie onderzoek. IOG-Erger Voorkomen
Evaluatie onderzoek IOG-Erger Voorkomen Tussentijds verslag C. van Dam J.W. Veerman Evaluatie onderzoek IOG-Erger Voorkomen Tussentijds verslag Praktikon maakt deel uit van de Stichting de Waarden te
Nadere informatieevaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave
ijs arbeid dat a zorg onderwijs zekerheid t enschap rg welzijn obilit eit n beleids- Het ITSmaakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave CE
Nadere informatieEvaluatieonderzoek Psychiatrische Gezinsbehandeling voor Autisme. Eindverslag pilot. Gert Kroes
Evaluatieonderzoek Psychiatrische Gezinsbehandeling voor Autisme Eindverslag pilot Gert Kroes Evaluatieonderzoek Psychiatrische Gezinsbehandeling voor Autisme Eindverslag pilot Dr. Leo Kannerhuis Houtsniplaan
Nadere informatieNaar een nieuw perspectief. M.A.Gelsing GZ-psycholoog behandelcoördinator
Naar een nieuw perspectief M.A.Gelsing GZ-psycholoog behandelcoördinator Naar een nieuw perspectief Vragen naar aanleiding van Casus Omar Behandelvisie: perspectief van de jongere en doelrealisatie Doelgroeponderzoek
Nadere informatieKenniskring Entree van zorg
Kenniskring Entree van zorg Aansluiting problematiek en hulp: rol van de context 12 november 2015 Het programma Psychosociale hulp voor kinderen en jongeren: welke problemen zien we waar terug? Marieke
Nadere informatieErvaringen van vrijwilligers
Ervaringen van vrijwilligers Synthese [Externe versie] Ronald De Meyer Laura Beurskens-Claessens Augustus 2017 2017 Praktikon Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen
Nadere informatieYes We Can Fellow onderzoek
Yes We Can Fellow onderzoek Resultaten 2017 1 Inhoud Inleiding... 3 Respons... 3 Eigenschappen responsegroep... 3 Enkelvoudige of meervoudige problematiek... 4 Zorg voorafgaand aan opname... 4 Situatie
Nadere informatieFactsheet Pilotonderzoek Gezin Centraal
Factsheet Pilotonderzoek Gezin Centraal Coleta van Dam, Gert Kroes, Renske van Bemmel, Ella Tacq en Arjan Bolt Augustus 2014 Wat is Gezin Centraal? Gezin Centraal is een systeemgerichte interventie voor
Nadere informatieSamenvatting, conclusies en discussie
Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit
Nadere informatieOnderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.
Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Leloux-Opmeer Voorwoord Inhoudsopgave Een tijd geleden hebben Stichting Horizon
Nadere informatieVoortgangsmonitor. Driehuis en gezinshuizen. JiO 9 maart 2015. Caroline van den Bel en Carolien Konijn
Voortgangsmonitor Driehuis en gezinshuizen JiO 9 maart 2015 Caroline van den Bel en Carolien Konijn Voortgangsmonitor Driehuis en gezinshuizen Driehuis en gezinshuizen bij Spirit: doelgroep driehuis: kinderen
Nadere informatieOost, West, Pleegzorg Best? Welke criteria voorspellen wat de eerst aangewezen zorgvorm bij uithuisplaatsing is
Oost, West, Pleegzorg Best? Welke criteria voorspellen wat de eerst aangewezen zorgvorm bij uithuisplaatsing is Harmke Leloux-Opmeer November 2016 Deelvragen 1. Welke overeenkomsten en verschillen zijn
Nadere informatie6 Psychische problemen
psychische problemen 6 Psychische problemen Gonneke Stevens In onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van jongeren is het relevant aandacht te besteden aan psychische problematiek, waarbij vaak een
Nadere informatieBergOp 4.1 Handleiding voor gebruikers
BergOp 4.1 Handleiding voor gebruikers Testversie 1 Praktikon B.V. Postbus 6909 6503 GK Nijmegen www.praktikon.nl tel. 024-3615480 praktikon@acsw.ru.nl fax. 024-3611152 www.bergop.info 2016 Praktikon B.V.
Nadere informatieEffectrapportage STOP De Waarden Tiel Training 1. J.M.C. Sijbers I.L.W. Bastiaanssen J.W. Veerman
Effectrapportage STOP4-7 2007-1 De Waarden Tiel Training 1 J.M.C. Sijbers I.L.W. Bastiaanssen J.W. Veerman 2 Effectrapportage STOP4-7 2007-1 De Waarden Tiel Training 1 3 Praktikon maakt deel uit van Entréa
Nadere informatieDoelgroepenanalyse Rubicon Jeugdzorg. Een analyse van de huidige cliënten binnen het cluster Verblijf
Doelgroepenanalyse Rubicon Jeugdzorg Een analyse van de huidige cliënten binnen het cluster Verblijf 2012 Nederlands Jeugdinstituut Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt
Nadere informatieSTOP4-7 Nederland Resultaten 2008-2009
STOP4-7 Nederland Resultaten 8-9 Inge Bastiaanssen Jan Willem Veerman STOP4-7 Nederland Resultaten 8-9 Praktikon BV Postbus 914 5 HE Nijmegen www.praktikon.nl tel. 4-1115 praktikon@acsw.ru.nl fax. 4-1115
Nadere informatieSamenvatting. Samenvatting
Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende
Nadere informatieFollow-up onderzoek in De Hoenderloo Groep
Follow-up onderzoek in De Hoenderloo Groep Resultaten 2003-2008 Gert Kroes Lotte Brunt Follow-up onderzoek in De Hoenderloo Groep Resultaten 2003-2008 De Hoenderloo Groep Kampheuvellaan 34 7351 DA Hoenderloo
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nederlandse samenvatting 207 208 Deel I Het wordt steeds belangrijker gevonden om kinderen een stem te geven. Hierdoor kunnen kinderen beter begrepen worden en kan hun ontwikkeling worden geoptimaliseerd.
Nadere informatieErvaringen van vrijwilligers
Ervaringen van vrijwilligers Synthese [Externe versie] Ronald De Meyer Laura Beurskens-Claessens Augustus 2018 2018 Praktikon Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen
Nadere informatieCarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14
CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14 Datum : 01-02-2014 Auteur : Jaap Noorlander, Joris van Nimwegen Versie : 2 1 Inhoudsopgave Inleiding... Pagina 3 Vraagstelling... Pagina 3 Methode
Nadere informatieHandycard Zorgmonitor 1 SDQ en KIDSCREEN-27
Handycard Zorgmonitor 1 SDQ en KIDSCREEN-27 SDQ (Strenghts and Difficulties Questionnaire) Meet de psychosociale aanpassing van de jeugdige. De SDQ wordt ingevuld door jeugdigen zelf (11-17 jaar) en ouders
Nadere informatieHULPVRAAG Doelgroepen Doelstellingen
Zorgmodule Fasehuis Zorgaanspraak: Zorgaanbieder: Verblijf met behandeling Entréa HULPVRAAG Doelgroepen De doelgroep bestaat uit normaal begaafde jeugdigen van 16-18 jaar, woonachtig in de regio Gelderland-Midden
Nadere informatieFactsheet Pilotstudie Tools4School April 2014
Factsheet Pilotstudie Tools4School April 214 Tools4School is een gedragsinterventie voor jongeren die vanwege hun gedrag dreigen uit te vallen in het VO en VSO 1. De interventie is gebaseerd op de effectieve
Nadere informatieSamenvatting Het draait om het kind
Samenvatting Het draait om het kind Visie op monitoring in de opvoedingsvariant van pleegzorg Inleiding Aangezien de pleegzorg een onvoldoende geobjectiveerd overzicht heeft van hoe het met de jeugdige
Nadere informatieVoortgangsmonitor. Driehuis en gezinshuizen. JiO 9 maart 2015. Caroline van den Bel en Carolien Konijn
Voortgangsmonitor Driehuis en gezinshuizen JiO 9 maart 2015 Caroline van den Bel en Carolien Konijn Voortgangsmonitor Driehuis en gezinshuizen Driehuis en gezinshuizen bij Spirit: doelgroep driehuis: kinderen
Nadere informatiegedrags- en maatschappijwetenschappen
gedrags- en maatschappijwetenschappen orthopedagogiek Veelgestelde vragen (FAQ) Onderzoek RuG Op de volgende pagina s vindt u veelgestelde vragen met betrekking tot het onderzoek naar intensieve ambulante
Nadere informatieK I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R
PSYCHOSOCIALE GEZONDHEID Jeugd 2010 4 K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R Kinderenonderzoek 2010 Om inzicht te krijgen in de gezondheid van de inwoners in haar werkgebied, heeft de GGD Zuid-Holland
Nadere informatieOp weg naar effectiviteit in het cluster 4 onderwijs
Samenvatting Op weg naar effectiviteit in het cluster 4 onderwijs Deel II: de resultaten van de eerste effectmeting Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. Drs. H. Leloux-Opmeer 2 Inhoudsopgave
Nadere informatieTraumasensitief opvoederschap
Traumasensitief opvoederschap Onderzoek naar vergroten van sensitiviteit van pedagogisch medewerkers, pleeg- en opvoedouder voor traumaervaringen van de kinderen die zij opvoeden en begeleiden Spirit,
Nadere informatieRapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss
Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss Juni 2008 COLOFON Samenstelling Michelle Rijken Mark Gremmen Vormgeving binnenwerk Roelfien Pranger Druk HEGA
Nadere informatieDe ernst van problemen meten
Foto: Herbert Wiggerman Erg wordt voor iedereen even erg De ernst van problemen meten Door Machteld van der Pijll Er bestaan allerlei vragenlijsten om te bepalen wat er aan de hand is als een kind of jongere
Nadere informatieOp weg naar effectiviteitonderzoek in het cluster 4 onderwijs
Op weg naar effectiviteitonderzoek in het cluster 4 onderwijs Een verkenning van de doelgroep en de werkwijze Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. Drs. H. Leloux-Opmeer Inhoudsopgave Introductie
Nadere informatieAANMELDFORMULIER HORIZON, LOCATIE PRISMA
AANMELDFORMULIER HORIZON, LOCATIE PRISMA Algemene informatie Gelegen in het Gelderse dorp Harreveld biedt Prisma observatietrajecten (16 weken, handelingsgerichte diagnostiek / geen PO) en behandeltrajecten
Nadere informatiede behandelaar of huisarts mee te sturen. In deze verklaring moet het volgende worden vermeld: een
Toelichting bij aanvraagformulier AWBZ-indicatie (PGB/ZIN) U dient deze aanvraag bij Bureau Jeugdzorg in, omdat u uw kind in aanmerking wilt laten komen voor zorg die bekostigd wordt op basis van de Algemene
Nadere informatiePerspectief in Pleegzorg:
Perspectief in Pleegzorg: hoe lang zoekend en hoe snel biedend? Peter van den Bergh Pleegzorg Laatste 20 jaar populair Verdubbeling van het aantal plaatsingen Weinig onderzoek naar effectiviteit Veel retrospectief
Nadere informatieKLANTTEVREDENHEID 2018
Pagina 1 van 18 KLANTTEVREDENHEID 2018 Faas Psychologie Pagina 2 van 18 Inhoudsopgave Introductie... 4 Samenvatting... 5 Verbeterpunten... 6 Resultaten CQI 2018... 6 Bejegening... 7 1. Neemt de behandelaar
Nadere informatieTraining Routine Outcome Monitoring en het bespreken van feedback
Training Routine Outcome Monitoring en het bespreken van feedback door van Programma 1. Wat is ROM en waarom? 2. Welke vragenlijsten worden ingevuld? 3. Hoe zien de rapportages er uit? 4. Hoe kun je de
Nadere informatieBETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT
Bijlage 4 BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT Voor een deel van de verantwoording voor het eerste halfjaar van 2016 is gebruik gemaakt van de ZelfRedzaamheid Matrix. Hieronder
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nederlandse samenvatting 134 Nederlandse samenvatting De inleiding van dit proefschrift beschrijft de noodzaak onderzoek te verrichten naar interpersoonlijk trauma en de gevolgen daarvan bij jongeren in
Nadere informatieevaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave
ijs arbeid data zorg onderwijs zekerheid etenschap rg welzijn mobiliteit jn beleids- Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave Wachtdagen
Nadere informatieVeelgestelde vragen en antwoorden
Veelgestelde vragen en antwoorden Leraren en SPRINT -coördinatoren op SPRINT -scholen hebben regelmatig vragen over het SPRINT -programma. Hieronder wordt antwoord gegeven op de meest gestelde vragen,
Nadere informatieGemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017
Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 26 juni 2017 DATUM 26 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515
Nadere informatie24 uurshulp. Met Cardea kun je verder!
24 uurshulp Met Cardea kun je verder! Met Cardea kun je verder! 24 UURSHULP De meeste kinderen en jongeren wonen thuis bij hun ouders totdat ze op zichzelf gaan wonen. Toch kunnen er omstandigheden zijn,
Nadere informatieSamenvatting Samenvatting
Samenvatting Jaarlijks doen vele jeugdigen met een lichte verstandelijke beperking In Nederland een beroep op de hulpverlening. Een aanmerkelijk aantal van hen krijgt deze hulp van een LVG-instituut.
Nadere informatieOmdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals
Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van
Nadere informatieHandleiding OBVL. Ad Vermulst Gert Kroes Ronald De Meyer Linda Nguyen Jan Willem Veerman
Handleiding OBVL Ad Vermulst Gert Kroes Ronald De Meyer Linda Nguyen Jan Willem Veerman Over de auteurs Dr. A. (Ad) Vermulst is statisticus, methodoloog en sociaal-wetenschappelijk onderzoeker en was tot
Nadere informatieA c. Dutch Summary 257
Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag
Nadere informatieSamenvatting. Gezin Centraal
Samenvatting Gezin Centraal Gezin Centraal is een experimenteel hulpverleningsprogramma dat zich richt op kinderen (6 14 jaar) met ernstige psychosociale problemen en hun gezinnen. Het programma maakt
Nadere informatieLEVENSLOOPMONITOR PROTOCOL
LEVENSLOOPMONITOR PROTOCOL Het KAIRO project is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van ESF-Equal. Inhoud 1. Inleiding 2. Procesbewaking 3. Stappenplan 4. Overzicht gegevensverzameling 5. Onderzoeksinstrumenten
Nadere informatieGemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017
Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 20 juni 2017 DATUM 20 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515
Nadere informatieHET BELANG VAN DE RELATIE
HET BELANG VAN DE RELATIE Een onderzoek naar het verband tussen de werkalliantie en de motivatie voor begeleiding bij jongeren met een licht verstandelijke beperking - samenvatting eindrapport - Regioplan:
Nadere informatieSTOP4-7. NEJA symposium 23 mei De interventie
STOP4-7 NEJA symposium 23 mei 2012 Marianne Balfoort Inge Bastiaanssen STOP4-7 De interventie 1 M.O.C. t Kabouterhuis Wij onderzoeken en behandelen jonge kinderen (0-8 jaar) met ernstige gedrags- of ontwikkelingsproblemen.
Nadere informatieWerkbladen. Wat werkt in de pleegzorg?
Werkbladen www.nji.nl/watwerkt Wat werkt in de pleegzorg? Wat werkt in de pleegzorg? Het Nederlands Jeugdinstituut beschrijft in de publicatie Wat werkt in de pleegzorg? wat er uit wetenschappelijk onderzoek
Nadere informatieInformatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60)
Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Auteurs: T. Batink, G. Jansen & H.R.A. De Mey. 1. Introductie De Flexibiliteits Index Test (FIT-60) is een zelfrapportage-vragenlijst
Nadere informatieSociaal-emotionele kinderen ontwikkeling bij jonge ESM-
Sociaal-emotionele jonge Bernadette ESM-kinderen Vermeij ontwikkeling bij Rosanne NSDSK van Zee Inhoud Inleiding Monitor Onderzoek ontwikkeling voor sociaal bij jonge ESMkinderen emotionele met ESM Siméa
Nadere informatieGenetische invloeden op gedragsproblemen tijdens de kindertijd
Genetische invloeden op gedragsproblemen tijdens de kindertijd Meike Bartels en Thérèse M. Stroet Inleiding Vijf tot vijftien procent van de Nederlandse kinderen in de leeftijd van drie tot twaalf jaar
Nadere informatieE 1.2 Reguliere pleegzorg, inclusief netwerkpleegzorg E 1.3 Crisispleegzorg E 2 Logeren/kortdurend verblijf
E. Verblijf (gezinsvervangende opvang) Verblijf is bedoeld voor jeugdigen voor wie wonen in een (veilige) thuissituatie tijdelijk of langdurig niet mogelijk is. Aanbieders en lokale teams streven ernaar
Nadere informatieDOORDRINKEN DOORDRINGEN. Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting. Jos Kuppens Henk Ferwerda
DOORDRINGEN of Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting DOORDRINKEN Jos Kuppens Henk Ferwerda In opdracht van Ministerie van Veiligheid en Justitie, Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum,
Nadere informatieBehoefte aan begeleiding vanwege een lichamelijke beperking.
Bijlage 4 Ondersteuningsprofielen Jeugd (vooralsnog concept) Sociaal Domein Fryslân Profiel 1 Behoefte aan het verbeteren van psychosociaal functioneren jeugdige en verbeteren van gezinscommunicatie. Profiel
Nadere informatieZorgmonitor boostersessie
Programma 1. Welke vragenlijsten worden ingevuld? 2. Hoe zien de rapportages er uit? 3. Hoe kun je de rapportage met cliënten bespreken bij de intake of start van de behandeling? 4. Hoe kun je de rapportage
Nadere informatieAuteurs Caroline Timmerman, epidemioloog Petra Boluijt, epidemioloog
Risicokinderen in de gemeente Oude IJsselstreek Auteurs Caroline Timmerman, epidemioloog Petra Boluijt, epidemioloog GGD Noord- en Oost-Gelderland, 1 mei 2015 1 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Methode... 3
Nadere informatie18-11-2013. Even voorstellen. Inhoud. De visual cliff experiment. Pleegzorg voor jonge kinderen, meer dan opvoeden alleen. De aanleiding tot de PPI
Even voorstellen Pleegzorg voor jonge kinderen, meer dan opvoeden alleen De waarde van de Pleegouder Pleegkind Interventie (PPI) Hans van Andel Kinder- en Jeugdpsychiater Dimence Directeur GGZ, eerste
Nadere informatieSTOP4-7 Nederland Resultaten
STOP- Nederland Resultaten 009-010 Inge Bastiaanssen Luuk Geijsen Jan Willem Veerman STOP- Nederland Resultaten 009-010 Praktikon BV Postbus 910 6500 HE Nijmegen www.praktikon.nl tel. 0-611150 praktikon@acsw.ru.nl
Nadere informatieVerzamelen gegevens: december 2013
Verzamelen gegevens: december 2013 Interpretatie gegevens: april/mei 2014 Organisatiebeschrijving Inzowijs richt zich op de begeleiding van kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 t/m 23 jaar. De problematiek
Nadere informatieInformatie voor ouders
Informatie voor ouders Zo gewoon mogelijk, speciaal waar het moet Entrea biedt specialistische hulp en opvoedingsondersteuning aan kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar en hun ouders of opvoeders. Voor
Nadere informatieWat beantwoordt. De Pleegouder Pleegkind Interventie. (Over stress en reactie) Door H.W.H. van Andel; GGZ Dimence
Wat beantwoordt De Pleegouder Pleegkind Interventie (Over stress en reactie) Door H.W.H. van Andel; GGZ Dimence Symposium Pleegzorg 12-06-2012 1 Risico s voor jonge kinderen die in pleegzorg komen Life
Nadere informatieS a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting
S a m e n v a t t i n g 149 Samenvatting 150 S a m e n v a t t i n g Dit proefschrift richt zich op de effectiviteit van een gezinsgerichte benadering (het DMOgespreksprotocol, gebruikt binnen het programma
Nadere informatieSTOP4-7 Nederland Resultaten bij Entréa, Trajectum, Lindenhout en t Kabouterhuis
STOP7 Nederland Resultaten 007008 bij,, en t Kabouterhuis Inge Bastiaanssen Jenny Sijbers Jan Willem Veerman STOP7 Nederland Resultaten 007008 bij,, en t Kabouterhuis Praktikon maakt deel uit van de Stichting
Nadere informatieIntensieve Gezinsbegeleiding
Intensieve Gezinsbegeleiding Samenwerken aan veranderingen binnen het gezin Sterk Huis is er voor iedereen die hulp nodig heeft. Wij bieden een warme en veilige omgeving waar je terechtkunt met grote opvoedings-
Nadere informatie5. CONCLUSIES ONDERZOEK
5. CONCLUSIES ONDERZOEK In dit hoofdstuk worden de conclusies van het onderzoek gepresenteerd. Achtereenvolgens worden de definitie van het begrip risicojongeren, de profielen en de registraties besproken.
Nadere informatieMonitoren van resultaten en werken met prestatie-indicatoren: principes en processen
Monitoren van resultaten en werken met prestatie-indicatoren: principes en processen Jan Willem Veerman SEJN, 24 juni 2 Meten in de praktijk: zo doe je dat! Personele, materiële, organisatorische randvoorwaarden
Nadere informatieNederlandse samenvatting. Het in kaart brengen en bespreken van de kwaliteit van leven van adolescenten met type 1 diabetes in de reguliere zorg
Nederlandse samenvatting Het in kaart brengen en bespreken van de kwaliteit van leven van adolescenten met type 1 diabetes in de reguliere zorg Dit proefschrift richt zich op adolescenten met type 1 diabetes
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen
(Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen
Nadere informatieNederlands Autisme Register, rapportage
Nederlands Autisme Register, rapportage 20 17 Een initiatief van: (Jong)volwassenen met autisme over zichzelf Ouders/verzorgers over hun kind met autisme Wettelijke vertegenwoordigers over hun naaste met
Nadere informatieOp weg naar meer kennis over wat werkt voor multiprobleemgezinnen (MPG) MSc L. (Loraine) Visscher, Universitair Medisch Centrum Groningen
Op weg naar meer kennis over wat werkt voor multiprobleemgezinnen (MPG) MSc L. (Loraine) Visscher, Universitair Medisch Centrum Groningen Consortium ZOP&MPG Aanleiding In de Databank Effectieve Interventies
Nadere informatiemet een breakdown. Hierbij is het onderzoek specifiek gericht op langdurige pleegzorgplaatsingen van adolescente pleegkinderen. Naast de continuïteit
Het doel van een pleegzorgplaatsing is doorgaans gericht op het zo snel mogelijk herstellen van de oorspronkelijke opvoedingssituatie of het op korte termijn verkrijgen van duidelijkheid omtrent de haalbaarheid
Nadere informatieOnderlegger Licht Diagnostisch Instrument tbv bepaling van het gezinsprofiel. 1. Psychische en/of psychiatrische problemen van de ouder(s)
A. Ouderfactoren: gegeven het feit dat de interventies van de gezinscoach en de nazorgwerker gericht zijn op gedragsverandering van de gezinsleden, is het zinvol om de factoren te herkennen die (mede)
Nadere informatieevaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave
ijs arbeid data zorg onderwijs zekerheid etenschap rg welzijn mobiliteit jn beleids- Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave CE
Nadere informatieTarieven bij Verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2019
Tarieven bij Verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2019 Bijlage 1 - Producten en tarieven laagspecialistische jeugdhulp - Segment 2 PGB formeel 2019 Licht Middel Zwaar Doorlopend Chronisch Arrangement
Nadere informatie24- uursbehandeling. [ intensieve persoonlijke begeleiding en behandeling ]
24- uursbehandeling [ intensieve persoonlijke begeleiding en behandeling ] In het noorden en oosten van Nederland behandelen en begeleiden wij kinderen, jongeren en volwassenen met een licht verstandelijke
Nadere informatieBehandelen gestuurd door directe feedback: samen kennis genereren over wat werkt
Behandelen gestuurd door directe feedback: samen kennis genereren over wat werkt Rint de Jong - Karakter Heddeke Snoek Karakter Judith Horstman Pionn Marleen van Aggelen - Pionn 22 september 2015 Met welke
Nadere informatieInhoud. Werken met de BPV-opdrachten 3 Routeplanner 5 Aftekenlijst 7
BPV MMZ Inhoud Werken met de BPV-opdrachten 3 Routeplanner 5 Aftekenlijst 7 1. Hulpvragen van de cliënt inventariseren 8 2. De cliënt bij de persoonlijke verzorging ondersteunen 13 3. De cliënt bij wonen
Nadere informatieSpeciaal onderwijs Informatie voor ouders
Speciaal onderwijs Informatie voor ouders Passend Speciaal Entrea onderwijs is er voor kinderen die (tijdelijk) het meest gebaat zijn bij speciaal onderwijs. Speciaal onderwijs op maat, omdat zij binnen
Nadere informatieBEPERKING ONDERWIJSPARTICIPATIE
BEPERKING ONDERWIJSPARTICIPATIE GOOD PRACTICES De onderbouwing van de beperking van de onderwijsparticipatie blijkt uit het VO Aanmeldformulier Amsterdam 2009-2010, niet ouder dan een half jaar, plus diagnostische
Nadere informatieNederlandse Samenvatting
Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit
Nadere informatie24- uursbehandeling. [ intensieve persoonlijke begeleiding en behandeling ]
24- uursbehandeling [ intensieve persoonlijke begeleiding en behandeling ] In het noorden en oosten van Nederland behandelen en begeleiden wij kinderen, jongeren en volwassenen met een licht verstandelijke
Nadere informatieDoelgroepanalyse Centrum voor Trauma en Gezin
Doelgroepanalyse Centrum voor en Gezin Efua Campbell & Inez Berends December 2013 PI Research is gevraagd om voor het Centrum voor en Gezin van de Bascule een doelgroepanalyse uit te voeren. Aan de hand
Nadere informatie6 Onderzoek naar Probleemgedrag, Competentie en Opvoedingsbelasting bij kinderen en jongeren met oculaire slechtziendheid
67 6 Onderzoek naar Probleemgedrag, Competentie en Opvoedingsbelasting bij kinderen en jongeren met oculaire slechtziendheid b 1 p 2 D s a 1 a 2 p 1 b 2 p 3 b 3 a 3 Meting vier 68 69 6 Onderzoek naar Probleemgedrag,
Nadere informatieWerkinstructie voor de CQI Naasten op de IC
Werkinstructie voor de CQI Naasten op de IC 1. De vragenlijst Waarvoor is de CQI Naasten op de IC bedoeld? De CQI Naasten op de IC is bedoeld is bedoeld om de kwaliteit van de begeleiding en opvang van
Nadere informatiePilot. Crisistrajecten Jeugdzorg Plus
Pilot Crisistrajecten Jeugdzorg Plus Tussenrapportage Effectiviteitsonderzoek Coleta van Dam Marc Delsing Pilot Crisistrajecten Jeugdzorg Plus Tussenrapportage Effectiviteitsonderzoek Praktikon B.V. Postbus
Nadere informatieAan de slag! Wat is er nodig in de jji s?
Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s? Leonieke Boendermaker / expertisecentrum jeugdzorg Utrecht, 8-6-2006 NIZW Jeugd Doel jeugdstrafrecht Vergelden én voorkomen Schuld als maatstaf voor straf (vergelding)
Nadere informatieOngemerkt problematisch. Marieke Zwaanswijk (onderzoeker NIVEL) Marijke Lutjenhuis (huisarts)
Ongemerkt problematisch Marieke Zwaanswijk (onderzoeker NIVEL) Marijke Lutjenhuis (huisarts) Kijk, als een kind zich opzettelijk uit de auto gooit, dan is het vrij duidelijk dat er iets mis is. Dan heb
Nadere informatie