n3 AFP.g02 C. Opgaven Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 1 A. Toetsdoelstellingen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "n3 AFP.g02 C. Opgaven Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 1 A. Toetsdoelstellingen"

Transcriptie

1 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 1 n3 AFP.g02 A. Toetsdoelstellingen 1. Je kunt in een afbeelding aanwijzen grote en kleine hersenen de hypofyse schildklier hart halsslagader aorta longen luchtpijp lever galblaas nieren bijnieren urineblaas urinebuis (plasbuis) urineleider slokdarm Je kunt 2. organen 3. organen 4. organen 5. organen 6. organen noemen noemen noemen noemen noemen die die die die die in in in in in de de de de de maag twaalfvingerige darm dunne darm dikke darm milt endeldarm alvleesklier baarmoeder eierstokken prostaat zaadballen middenrif de borstholte de buikholte de bekkenholte borstholte te zien zijn aan de voorkant borstholte meer naar achteren liggen buikholte te zien zijn van voren buik tegen de achterkant aan liggen bekkenholte liggen B. Reader Afbeeldingen in de reader die je kunt gebruiken vind je door te bladeren door de reader. Gebruik in ieder geval: fig. 6.1; 7.6; 17.1; 17.4; 18.2; 19.1; 21.1; 22.1; 22.4; 25.2; 27.4; Van deze figuren moet je de nummers kunnen benoemen. C. Opgaven 1. Teken de organen in de volgende drie afbeeldingen - begin met het middenrif - houd het schematisch Noem Noem Noem Noem Noem Noem alle organen die boven het middenrif liggen. alle organen die onder het middenrif liggen. alle organen waar er in het lichaam twee van zijn. alle organen waar er in het lichaam maar één van is. de organen die duidelijk rechts van het midden liggen. de organen die duidelijk links van het midden liggen

2 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 2 I. De organen die van de voorkant te zien zijn: als je huid, ribben, borstbeen en buikspieren wegdenkt, waar kijk je dan van voren direct tegenaan? Rechts Links

3 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 3 II. De organen (en de grote bloedvaten) meer in de diepte (deze organen liggen achter de organen van tekening I en zijn daarom in tekening I niet te zien) Rechts Links

4 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 4 III. Organen vanaf de rugzijde Links Rechts

5 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 5 D. Casus met vragen 1. Dhr. van der B. heeft een sterk vergrote schildklier. Vooral de rechterhelft is sterk opgezet. Wijs bij jezelf en bij een ander aan waar dan de voornaamste zwelling zit. Zoek op internet een afbeelding van een struma. 2. Mevr. L. heeft een aandoening van het afdalende deel van de dikke darm. Wijs aan waar je denkt dat de pijn waarschijnlijk zit. 3. Dhr. F. heeft een sterk vergrote milt. Zo groot dat de arts de milt kan voelen zitten - hij wordt niet meer helemaal door de ribben bedekt. Zoek in de reader een afbeelding met de milt. Wijs daarna aan bij jezelf hoe groot de milt dan is. Zoek ook op internet een afbeelding van een vergrote milt.

6 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 6 n3 AFP g.03 de plaats van de organen en orgaanstelsels A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. vertellen wat een orgaan is en wat een weefsel is 2. vertellen wat een orgaansysteem is (ook wel orgaanstelsel genoemd) 3. van de volgende orgaansystemen herkennen welke organen er bij horen: ademhalingsstelsel spijsverteringsstelsel nieren en urinewegen (urinewegstelsel) hormoonstelsel 4. van elk orgaansysteem vertellen welke belangrijke taak het heeft voor het hele lichaam (hoeft niet van alle organen apart) 5. de drie vitale functies noemen en uitleggen waarom men deze vitaal noemt B. Reader Hoofdstuk 1 C. Opgaven Teken in de onderstaande afbeeldingen de organen die bij de verschillende orgaanstelsels horen. ademhalingsstelsel hart en grote bloedvaten

7 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 7 spijsverteringsstelsel: het maagdarmkanaal spijsvertering: organen om het kanaal heen nieren en urinewegen hormoonklieren

8 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 8 inwendige geslachtsorganen organen voor het bloed en de lymfeklieren Korte informatie over de orgaanstelsels (orgaansystemen) vind je in in de inleidingen van de verschillende hoofdstukken van de reader. Onderstaande vragen kun je gebruiken om de les voor jezelf te herhalen. 1.Geef van elk orgaansysteem een of twee van de belangrijkste functies. 2.Bloedsomloop, bewustzijn en ademhaling noemen we de vitale functies. Zoek eventueel op (internet?): Wat betekent de term 'vitale functies? 3.Wanneer noemen we iets een orgaan? Waarom is het oog wel een orgaan en een nagel niet? 4. Vul de tabel in. Bijvoorbeeld eerst de linker kolom en later de rechter kolom. Tabel organen en andere belangrijke onderdelen Stelsels: 1. ademhalingsstelsel 2. hart en bloedsomloop 3. spijsverteringsstelsel 4. uitscheidingsstelsel (nieren en urinewegen) 5. hormoonstelsel 6. voortplantingstelsel 7. bloed en afweerstelsel 8. zenuwstelsel 9. spierstelsel en geraamte

9 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 9 hoort bij stelsel een, twee of drie woorden die de functie heel kort weergeven alvleesklier aorta baarmoeder beenmerg (voorbeeld van een plaats) bijnier blaas bovenste holle ader bronchus dikke darm dunne darm eierstokken endeldarm galblaas halsklieren hart hersenen hypofyse lever liesklieren long longslagader luchtpijp maag middenrif milt nier okselklieren onderste holle ader prostaat ruggenmerg schildklier

10 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 10 slokdarm speekselklieren strottenhoofd twaalfvingerige darm urinebuis urineleider vagina zaadballen D. Casus met vragen 1. Na een groot ongeval moeten bij een patiënt de vitale functies gecontroleerd worden en veilig gesteld worden. Zoek op en schrijf op wat daarvoor gedaan wordt. 2. Dhr. A. krijgt een operatie waarbij de alvleesklier verwijderd moet worden. Voor welke orgaansystemen geeft dat gevolgen? 3. Dhr. van der K. is ernstig ziek en het blijkt dat het bloed veel te veel afvalstoffen bevat. Het wordt niet goed schoongemaakt. Welke organen zorgen samen voor het schoonmaken van het bloed?

11 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 11 n3 AFP g.04: Bloedsomloop en bloed A. Toetsdoelstellingen 1. Je kunt van het hart aanwijzen de hartkleppen het harttussenschot de aortaklep de oorsprong van de aorta de hartboezems de hartkamers de bovenste en onderste holle ader de longslagader de longaders plaatsen met zuurstofrijk en zuurstofarm bloed 2. de grote bloedsomloop beschrijven, hoe die loopt en de volgende grote bloedvaten ervan noemen en aanwijzen: aorta, halsslagader, nierslagader, darmslagader, beenslagader, bovenste holle ader, onderste holle ader 3. de kleine bloedsomloop beschrijven, hoe die loopt en de volgende grote bloedvaten noemen en aanwijzen: longslagader, longaders 4. vertellen welk bloedvat het begin van de grote bloedsomloop is 5. vertellen welk bloedvat het begin van de kleine bloedsomloop is 6. vertellen in welke ruimte van het hart de grote bloedsomloop eindigt 7. vertellen in welke ruimte van het hart de kleine bloedsomloop eindigt 8. verschillen noemen tussen de linker en de rechter harthelft, kijkend naar de bouw, de kracht en het soort bloed 9. vertellen wat de functie is van het harttussenschot 10. noemen wat de functie van een ader is 11. noemen wat de functie van een slagader is 12. vertellen wat haarvaatjes zijn en wat hun functie is 13. uitleggen waarom de wand van een haarvaatje zo dun is 14. vertellen waarom er kleppen in de aders nodig zijn, en dat uitleggen bij hoe bloed uit het been terugkomt naar het hart 15. vertellen wat de functies van bloed zijn 16. beschrijven wat bloedvloeistof (plasma) is 17. de taak van de witte bloedcellen noemen 18. de taak van de rode bloedcellen noemen 19. de stof noemen waar rode bloedcellen vol mee zitten 20. de taak van de bloedplaatjes noemen B. Reader Bestudeer hoofdstuk 5. Maak een samenvatting waarin de termen die in de toetsdoelstellingen staan worden uitgelegd. C. Opgaven 1. Geef in de tekeningen van het hart de volgende onderdelen aan: A = rechter hartkamer; B = rechter hartboezem; C = longader; D = aorta E = longslagader; F = bovenste holle ader; G = boezemkamerkleppen; H = aortaklep I = longslagaderklep; J = harttussenschot; K = onderste holle ader (alleen de uitmonding en niet het bloedvat zelf)

12 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz Geef bij dit plaatje van het hart (van voren gezien, let goed op wat links en wat rechts is) de volgende dingen aan Waar komt het bloed vandaan? (onderlichaam, bovenlichaam, longen, etc.) Waar gaat het bloed naar toe? (onderlichaam, bovenlichaam, longen, etc.) Bloed bij pijl A komt uit... en gaat het hart in. Het komt aan in de... van het hart. Bloed bij B komt uit... en gaat naar... Bloed bij C komt uit..., en gaat het hart in. Het komt aan in de... van het hart. Bloed bij D komt uit... en gaat naar Vul in onderstaande zinnen de ontbrekende woorden in. Kies daarvoor uit de volgende woorden (sommige kun je beslist niet gebruiken!): linker kamer, rechter kamer, linker boezem, rechter boezem, aorta, longslagader, longaders, zuurstofrijk, zuurstofarm, haarvaatjes, weefsels, bovenste en onderste holle ader, lichaam, longen, orgaanslagaders, longblaasjes De grote bloedsomloop begint in de... Het allereerste bloedvat aan het begin van de grote bloedsomloop is de...; dat kun je ook het begin noemen van de grote bloedsomloop. Het bloed gaat dan via de naar het Dit bloed is... en verspreidt zich via... over de... Het bloed komt via de terug naar het hart. Intussen is het bloed... Het bloed komt aan in de... van het hart.

13 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz Vul in onderstaande zinnen de ontbrekende woorden in. Kies uit de volgende woorden (sommige kun je beslist niet gebruiken!): linker kamer, rechter kamer, linker boezem, rechter boezem, aorta, longslagader, longaders, zuurstofrijk, zuurstofarm, haarvaatjes, weefsels, bovenste en onderste holle ader, lichaam, longen, orgaanslagaders, longblaasjes De kleine bloedsomloop begint in de... Het allereerste bloedvat aan het begin van de kleine bloedsomloop is de...; dat kun je ook het begin noemen van de kleine bloedsomloop. Het bloed gaat dan naar de Dit bloed is... en verspreidt zich via... over de... Het bloed komt via de terug naar het hart. Intussen is het bloed... Het bloed komt aan in de... van het hart. 5. Op welke plaatsen is het bloed zuurstofarm? Waar is het bloed zuurstofrijk? Noem de bloedvaten bij de nummers en zeg erbij of het grote of kleine bloedsomloop is.

14 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz Wat is een slagader en wat is een ader? Schrijf op waar je dat allemaal aan ziet. In welke van deze twee vaten is de druk hoog en waar is het laag? Welk van deze twee bloedvaten kan 'kloppen' en waar komt dat vandaan? 7. Waar kun je bij jezelf bloedvaten voelen 'kloppen'? Bloed 8. In de tabel hieronder staan de verschillende bestanddelen van bloed genoemd, geef van alle onderdelen een omschrijving. Bestanddeel Te herkennen aan: Hun taak is: Witte bloedcel Rode bloedcel Bloedplaatje Plasma D. Casus met vragen 1. Mevr. B. heeft een hartaanval gehad waardoor een stukje van de wand van de linker kamer afgestorven is. Wijs op een afbeelding aan waar dat is. 2. Bij dhr. W. is een ader in het been verstopt door een stolsel. Daardoor zijn het been en de voet helemaal opgezet. 3. Mark is 8 jaar en door leukemie heeft hij geen goed werkende witte bloedcellen meer en veelte weinig bloedplaatjes. Welke gevaren loopt hij?

15 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 15 n3 AFP g.05: De huid A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. de opbouw van de huid vertellen van buiten naar binnen: de lagen, je kunt de lagen aanwijzen 2. vertellen wat de hoornlaag is en wat de moederlaag is 3. uitleggen waar de hoornlaag allemaal tegen beschermt en hoe dat gebeurt 4. vertellen welke onderdelen er in de lederhuid te vinden zijn en wat daar de functie van is 5. vertellen welke zintuigen in de huid te vinden zijn 6. vertellen wat zorgt voor de stevigheid van de huid 7. vertellen wat de huid elastisch maakt 8. vertellen hoe de huid in staat is om micro-organismen buiten de deur te houden (meer onderdelen!) 9. vertellen op welke plekken de huid gevoelig is voor infecties en waarom dat is 10. vertellen wat de functie is van de manier waarop opperhuid en lederhuid aan elkaar verbonden zijn 11. vertellen hoe de huid meehelpt bij het regelen van de temperatuur 12. vertellen wat je merkt aan iemand die warmte kwijt moet raken 13. vertellen wat je merkt aan iemand die warmte moet vasthouden 14. vertellen hoe de opperhuid aan zuurstof komt 15. uitleggen wat je rapporteert als iemand een afwijking heeft aan de huid B. Reader Neem de reader hoofdstuk 4. Onderstreep de belangrijkste termen, die ook in de toetsdoelstellingen staan. C. Opgaven 1. Geef de volgende onderdelen zelf in deze afbeelding op de volgende pagina met een cijfer en lijntjes aan: 1. bevat vezels die de huid stevig maken 2. bron van zuurstof voor de opperhuid 3. de bescherming tegen ultraviolet licht 4. de plaats in de huid waar zintuigen zitten 5. laag die voor elasticiteit zorgt 6. laag met de meeste bloedvaten 7. ondoordringbare laag met hoornstof 8. produceert talg 9. regeling van de temperatuur door wijder te worden of nauwer 10. snelste celdeling van de huid 11. zorgen samen voor kippenvel 12. zorgt voor afkoeling via verdamping

16 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz Wat zijn de enige normale openingen in het huidoppervlak? Wat kan daar dus het gemakkelijkste gebeuren? 3. Welke rol speelt de huid bij de uitscheiding van afval? Vermeld de bron waar je je antwoord vandaan hebt. 4. Als er iets mis is met de huid, wat observeer je dan en wat schrijf je dan op? D. Casus met vragen 1. Jan heeft psoriasis. Er gaat iets helemaal mis met de opperhuid. Wat gaat er mis en hoe merkt hij dat? Zoek de ziekte op via het trefwoordenregister van het ziekteleerboek en zoek op internet afbeeldingen erbij. 2. Mevr. D. heeft een moedervlek die van vorm verandert. De kleur verspreidt zich uit de vlek naar de omgeving. De huisarts is erg ongerust en is bang dat het een melanoom is. Wijs op een afbeelding aan waar in de huid een melanoom ontstaat. 3. Mevr. de H. heeft decubitus graad 1. Er is een rode plek die niet weg te drukken is. Wijs op de afbeelding aan waar de afwijking zit en schrijf op wat er mis is. 4. Even later is er decubitus graad 2. Zoek op wat een blaar is en wijs op de afbeelding aan wat er dan mis is.

17 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 17 n3 AFP g.06 Micro-organismen en de verdediging ertegen A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. de volgende begrippen en termen uitleggen, omschrijven bacterie micro-organisme toxinen virus gastheercel schimmel besmetting druppelbesmetting SOA infectie incubatietijd kruisbesmetting kruisinfectie algemene afweer immuniteit resistentie antibioticum desinfecteren steriliseren fagocytose en fagocyteren antistof specifieke afweer Verder kun je 2. drie groepen micro-organismen noemen die in je werk belangrijk zijn 3. aangeven hoe bacteriën zich vermeerderen 4. het verschil tussen bacteriën en virussen uitleggen in hoe en waar ze overleven 5. aangeven dat de stoffen die bacteriën maken ziekmakend kunnen zijn (toxinen) 6. voorbeelden herkennen van nuttige bacteriën in verschillende organen 7. uitleggen hoe virussen zich vermenigvuldigen 8. uitleggen waarom virusinfecties moeilijk met geneesmiddelen te bestrijden zijn 9. vertellen hoe een virus een cel gebruikt om zichzelf te vermenigvuldigen 10. vertellen waar een virus uit bestaat 11. omstandigheden vertellen waaronder schimmels gemakkelijk groeien 12. de verschillende onderdelen van de aangeboren (algemene) afweer noemen 13. vertellen welke aangeboren en algemene afweer in de mond en keel zit, in de maag, in de blaas, in de dikke darm, in de vagina en op de huid 14. vertellen wat een besmetting is, wat een infectie is en wanneer besmetting overgaat in infectie 15. uitleggen hoe een besmetting kan leiden tot dragerschap en tot kruisinfectie 16. de rol van de lymfeklieren in het afweersysteem noemen B. Reader Reader hoofdstuk 12. Maak een samenvatting waarin zoveel mogelijk de termen die in de toetsdoelstellingen staan worden uitgelegd. C. Opgaven 1. Geef van onderstaande groepen micro-organismen een korte omschrijving en een paar voorbeelden

18 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 18 Micro-organisme hebben ze een stofwisseling? waar groeien ze? speciale omstandigheden nodig? virus bacterie schimmel 2. Micro-organismen komen het lichaam niet zomaar binnen. Hoe zorgen de onderstaande dingen voor bescherming? in de opperhuid en in slijmvliezen liggen cellen strak tegen elkaar aan de mond is vochtig van speeksel de tong kan goed bewegen in maagsap zit zuur er zitten talgklieren in de huid in de dikke darm leven vele soorten commensale bacteriën en schimmels in de vagina leven vele soorten bacteriën in de neus en de luchtpijp werken trilharen in het bloed zitten witte bloedcellen die fagocyteren de blaas heeft een spierlaag die heel krachtig samentrekt 3. De afweer heeft een geheugen. a. Wat wordt er onthouden? b. Welke cellen onthouden dat? c. Waar zitten ze? d. Wat zijn twee manieren om dat geheugen op te bouwen? e. Wat heb je aan dat geheugen?

19 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz Dit is een tekening van een cel, met celkern, celoppervlak, onderdelen van wat er met virussen gebeurt. Wijs onderstaande onderdelen aan (ze staan niet in volgorde, zet ze daarom ook in de goede volgorde! 1.virus versmelt met celoppervlak en gaat de cel in 2.virus valt uit elkaar 3.virus maakt contact met celoppervlak 4.receptor waar virus aan vast komt te zitten 5.nieuwe virusdeeltjes worden samengesteld 6.nieuwe virusdeeltjes versmelten met celoppervlak en verlaten de cel 7.eiwit aan virusoppervlak dat werkt als een soort zuignap om contact met receptor te maken 8.DNA (of RNA) gaat in de celkern zitten 9.de cel maakt eiwitten bestemd voor de nieuwe virusdeeltjes 10.de cel gaat nieuw virus DNA maken

20 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 20 n3 AFP g.07 Veel voorkomende stoornissen en beperkingen bij ouderen A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. de verschijnselen van een delier vertellen en hoe een delier in de tijd kan verlopen 2. vertellen wat er bij een delier aan de hand is met het bewustzijn en de aandacht 3. oorzaken van een delier vertellen en wat ze met elkaar gemeen hebben 4. vertellen wat een hemiparese is en waar dat bij voorkomt 5. vertellen wat een CVA is en veel voorkomende verschijnselen vertellen 6. vertellen wat de verschillende verschijnselen van de ziekte van Parkinson zijn 7. vertellen wat artrose is, waar de afwijkingen precies zitten en welke klachten erdoor ontstaan 8. vertellen wat de gevolgen en gevaren zijn van botontkalking (osteoporose) 9. vertellen wat nuttige maatregelen zijn tegen botontkalking 10. vertellen wat oorzaken zijn van een wankel evenwicht op hoge leeftijd 11. vertellen welke factoren iemand duizelig kunnen maken bij het rechtop komen 12. vertellen wat er mis is bij cataract en bij glaucoom: waar zit de afwijking en waardoor gaat iemand slecht zien. 13. vertellen wat het nadeel is van het gebruik van veel medicijnen tegelijkertijd B. Reader Literatuur: reader hoofdstuk 11. Schrijf in de kantlijn de nummers van de toetsdoelstellingen die je al terug hebt kunnen vinden in de tekst C. Opgaven 1. Zie de volgende bladzijde: Ga na welke termen en omschrijvingen in de rechter kolom het beste passen bij een begrip in de linker kolom. Werk van links naar rechts. Soms zijn er meer mogelijkheden. Daarom staat rechts bij sommige termen dat ze vaker nodig zijn. Gebruik de informatie die je opgezocht hebt via het register van het de reader. 2. Vul in: Bij een cataract zit de stoornis in.... Daar verandert iets, hij wordt namelijk... Glaucoom is een ziekte van...; de... wordt binnenin zo... dat het... kapot gaat. Het gevolg is een speciale vorm van blindheid, namelijk... Dat is niet meer te genezen. Met oogdruppels probeert men de... zo... mogelijk te krijgen als preventie van blindheid. Bij inprentingsstoornissen lukt het niet meer om... Geheugenstoornissen zijn typisch voor... op hoge leeftijd. De meest voorkomende ziekte die tot dementie leidt is de ziekte van... Bij artrose verdwijnt het... in.... Twee opvallende gevolgen:... en... Bij osteoporose verdwijnen er twee dingen uit het... :... en... Het gevolg is dat er een sterk verhoogd gevaar is voor... Bij een hemiparese is er een... van een... Bij de ziekte van Parkinson gaat iemand beven, dat heet een... ; iemand gaat anders lopen, de houding is meer... en de passen worden.... Spontane bewegingen worden..., daardoor is de gezichtsuitdrukking

21 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz Incontinentie voor urine betekent dat iemand urine... Twee veel voorkomende oorzaken kunnen zijn:... ;... Bij het duizelig worden als je snel opstaat, gaat het meestal om een... van de.... Dat kan op hoge leeftijd vooral komen door... en door.... Zeker als iemand een paar dagen op bed heeft gelegen vanwege ziekte of bij ziektes met Zoek in het ziekteleerboek op via het trefwoordenregister wat een delier is. Vat dat samen en zorg dat in je samenvatting staat: verschijnselen, de gevaren, de veel voorkomende oorzaken. Zoek in je verpleegkunde-literatuur wat je in zo'n situaite allemaal moet doen. Bij opgave 1: na een paar dagen bedrust vanwege ziekte 1 a delier (3 keer!) botontkalking (osteoporose) 2 b desoriëntatie (2 keer!) CVA 3 c hemiparese (2 keer!) ernstig verward en angstig en tegelijkertijd 4 niet helder wakker d lens is troebel geneesmiddelengebruik 5 e netvlies wordt kapot gedrukt gewrichtsslijtage (artrose) 6 f ongewenste invloed op elkaar glaucoom 7 g osteoporose halfzijdige verlamming 8 h pijn bij het lopen infectieziekte met koorts 9 i pols breken bij een val inzakken van wervels 10 j risico om te vallen bij rechtop komen (2 keer!) medicijnen tegen hoge bloeddruk 11 k ziekte van Alzheimer niet weten welke dag het is 12 l ziekte van Parkinson (3 keer) schuifelend lopen 13 grijze staar 14 steeds vergeetachtiger worden en niet meer 15 goed kunnen spreken, niet meer begrijpen wat er gebeurt stijve, stramme spieren 16 trillen in de handen en in andere lichaamsdelen 17 uitdroging 18 verdwalen 19

22 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 22 n3 AFP g.10 Ademhaling: bouw en functie A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. aanwijzen in een afbeelding strottenhoofd longblaasjes luchtpijp middenrif bronchiën hulpademhalingsspieren bronchioli 2. vertellen welke stoffen bij de ademhaling worden uitgewisseld 3. de organen en onderdelen noemen waar de lucht bij de ademhaling langs komt 4. de voordelen noemen van neusademhaling 5. vertellen wat trilhaartjes in de neus en de luchtpijp doen 6. vertellen wat er bij inademen gebeurt, welke spieren daarvoor zorgen 7. vertellen waarom bij inademen de buik naar voren komt 8. vertellen wat er bij uitademen gebeurt, welke factoren daarvoor zorgen 9. bij je zelf en op een afbeelding aanwijzen waar ongeveer de bovenkant van het middenrif is na inademing en na uitademing 10. de functie van de longblaasjes noemen bij het uitademen en de rol van de elastische vezels vertellen 11. uitleggen wat er gebeurt als de elastische vezels in de longblaasjes kapot gaan 12. vertellen wat het ademcentrum doet en waar dat zit 13. de voornaamste stof in het bloed noemen waar het ademcentrum op reageert 14. de functie noemen van kraakbeen in de luchtpijp 15. vertellen wat er allemaal in een longblaasje zit (behalve de elastische vezels nog twee dingen) en wat er gebeurt 16. in de goede volgorde vertellen waar zuurstof allemaal doorheen moet om goed opgenomen te zijn in het bloed 17. vertellen wat longvliezen zijn 18. uitleggen hoe de longvliezen aan elkaar vast geplakt kunnen blijven en wat daar het nut van is 19. vertellen welk deel van de hersenen de ademhaling bestuurt en aanwijzen waar dat zit B. reader Bestudeer de reader hoofdstuk 25 en geef aan welke toetsdoelstellingen je al hebt gevonden bij het lezen. C. Opgaven 1. Geef in onderstaand figuur de volgende onderdelen aan: 1 = luchtpijp 5 = hoofdbronchi 2 = neus 6 = strottenhoofd 3 = longblaasjes 7 = bronchioli 4 = middenrif 8 = longkwab

23 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz Wijs in de tekening de plaatsen aan: plaats van de gaswisseling gladde spiertjes kunnen zorgen dat de lucht gemakkelijk of juist moeilijk de longblaasjes bereikt maken van stemgeluid gaat omlaag bij inademen gaat omhoog bij inademen kraakbeen houdt luchtweg open trilhaartjes bewegen slijm richting keel waar het ademen geregeld wordt

24 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz Boven links: een trosje longblaasjes; boven rechts: een foto met een speciale microscoop); links onder: longblaasjes; rechts onder: tekening van hoe lucht en bloed naast elkaar komen te liggen. Wijs aan: 1.waar hemoglobine zit 2.het plasma 3.longblaasje 4.aanvoer en afvoer van bloed 5.haarvaatjes van de kleine bloedsomloop 6.waar de elastische vezels zitten 7.de route van zuurstof 8.de route van koolstofdioxide

25 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 25 n3 AFP g.11 Hart: bouw en functie A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. de volgende onderdelen aanwijzen en de ligging ook beschrijven linker boezem en kamer de bovenste en onderste holle ader rechter boezem en kamer de longslagader boezem-kamerkleppen de longaders longslagaderkleppen de sinusknoop aortakleppen de boezem-kamerknoop harttussenschot de ligging van de bundel van His de oorsprong van de aorta de kransslagaders en waar ze ontspringen 2. de functie van de kransslagaders beschrijven 3. beschrijven wat de functie is van kamers en boezems 4. uitleggen waarom de linker hartkamer het sterkst is van de hartruimten 5. omschrijven wat de diastole is 6. omschrijven wat de systole is 7. vertellen hoe de bloedstroom in het hart loopt 8. vertellen wat het verschil is in de druk tussen de linker en de rechterkant van het hart 9. uitleggen hoe het komt dat bloed in het hart maar één kant op kan 10. waar de kleppen in het hart zitten 11. vertellen waar de twee harttonen door ontstaan 12. één hartslag beschrijven met behulp van de termen boezems, kamers, kleppen, systole, diastole, grote slagaders 13. beschrijven hoe het hartritme ontstaat, en daarbij de termen sinusknoop, boezemkamerknoop en bundel van His gebruiken 14. omschrijven wat de functie is van de sinusknoop 15. omschrijven wat de functie is van de boezem-kamerknoop 16. het effect van adrenaline op de hartwerking beschrijven 17. vertellen wat de wand van de aorta doet bij een systole en welk effect dat heeft op de snelheid van de bloedstroom en op de bloeddruk 18. noemen wat normale waarden zijn voor de polsfrequentie in rust 19. aangeven bij welk bot je de hartslagfrequentie telt en voelt 20. vertellen wat de kleinste slagadertakjes kunnen doen 21. kenmerken van de bloedstroom in slagaders en aders vertellen 22. het belang van de spierpomp uitleggen in de beenspieren 23. uitleggen hoe het bloed uit de onderste holle ader de laatste centimeters richting hart aflegt, tegen de zwaartekracht in B. Reader Reader hoofdstuk 27 - anatomische onderdelen begrippen die belangrijk zijn processen die zich afspelen, functies die belangrijk zijn verbanden die je moet uitleggen

26 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 26 Neem daarom van a. tot en met d. de volgende stappen a. schrijf de titels van de paragrafen en tussenkopjes in het hoofdstuk onder elkaar b. in de toetsstofomschrijving staan onderstaande anatomische onderdelen genoemd: linker boezem en kamer; rechter boezem en kamer; boezem-kamerkleppen; longslagaderkleppen; aortakleppen; harttussenschot; de oorsprong van de aorta; de bovenste en onderste holle ader; de longslagader; de longaders; de sinusknoop; de boezem-kamerknoop; de bundel van His; de kransslagaders en waar ze ontspringen Zet deze allemaal in een tabel zie hieronder en breid hem uit: onderdeel in welke op welke functie paragraaf? afbeelding goed te zien? linker boezem linker kamer.. etc. c. in de toetsstofomschrijving staan de volgende vreemde begrippen om uit te leggen: systole, diastole. pulsaties, begrip in welke paragraaf staat het en wat is het? op welke afbeelding goed te zien? systole... tabel uitbreiden d. in de toetsstofomschrijving staan de volgende processen en functies genoemd: functie van kransslagaders, boezems en kamers, bloed kan maar een kant op; ontstaan van de harttonen; een hartslag; ontstaan van het hartritme; functie van sinusknoop, boezemkamer-knoop; effect van adrenaline; en verder zoals het staat bij doelstelling 20 tot en met 23 processen staan beschreven in paragraaf: hoe gaat het in zijn werk? wat is de functie ervan? functie van kransslagaders tabel uitbreiden Let op: de derde en vierde kolom zijn niet altijd meteen goed in te vullen; sommige onderdelen kun je halen uit wat je bij b. vond Opgaven 1. links: het hart van voren; rechts het hart van achteren gezien

27 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 27 Wijs aan met lijnen en cijfers 1.plaats waar zuurstofarm bloed het hart in komt 2.plaats waar zuurstofrijk bloed het hart in komt 3.plaats waar zuurstofarm bloed het hart verlaat 4.plaats waar zuurstofrijk bloed het hart verlaat 5.sterkste deel van de hartspier 6.de rechter boezem 7.de linker boezem 8.de linker kamer 9.de rechter kamer 10.de aorta 11.de longslagader 12.de bovenste holle ader 13.de onderste holle ader 14.longaders 15.kransslagaders 2. Zet de letters A en B op de goede plek. A = rechter hartkamer B = rechter hartboezem Wat zijn dan de nummers 1, 2 en 3? 3. Geef ook aan wat de weg is die de prikkel volgt waardoor het hart samentrekt. 4. Hoe reageert de hartspier op deze prikkels? 5. Beschrijf een hartactie en gebruik de volgende termen in de goede volgorde. (a)boezems trekken samen (b)bundel van His (c)hartpunt (d)lichte vertraging van de prikkel (e)prikkel verspreidt zich over de beide kamers (f)prikkel bereikt boezemkamerknoop (g)sinusknoop (h)spiercellen kamers trekken samen 6. Hoe wordt de hartspier zelf van bloed voorzien? Hoe heten deze slagaders? Hoeveel zijn er daar van? Waar beginnen deze? 7. Beredeneer: Wat gebeurt er als de draadjes afscheuren waar de linker boezem

28 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 28 kamerklep mee vastzitten? 8. Beredeneer: Welk deel van het hart krijgt een groot probleem als de aortaklep vernauwd is door een ziekte? 9. Wat is het hartzakje? Zoek op: kan dat pijn doen? 10. Zoek op (Google): wat is een harttamponnade? Hoe kan dat komen? Wat heeft het voor gevolg voor de werking van het hart? 11. Zoek op (Google, of hoofdstuk 30.2): Kan de hartspier pijn doen? Wanneer ontstaat dat? Hoe heet dat?

29 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 29 n3 AFP g.12 Nieren: bouw en invloed op de bloeddruk A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. de ligging van de nieren beschrijven 2. vertellen welke kracht voor de nieren belangrijk is om genoeg urine te maken 3. uitleggen wat met de term bloeddruk wordt bedoeld: over welke bloedvaten het dan gaat 4. uitleggen wat de nieren met natrium doen als de bloeddruk dreigt te dalen 5. vertellen wat daarvan de gevolgen zijn voor het bloedvolume 6. hormonen herkennen die hierbij belangrijk zijn B. Reader Bij de reader hoofdstuk 21 en 29 Omdat dit een erg ingewikkeld onderwerp is, met veel verschillende onderdelen uit het boek, neemt dit document je stap voor stap mee door de paragrafen. 1. Wat moet je volgens het onderwijsmagazijn lezen? Zet de titels van de paragrafen op een rij 2. a. Neem hoofdstuk Welk toetsdoel kun je hier uithalen? b. welke organen en anatomische onderdelen worden in die beschrijving genoemd en hoe liggen de nieren ten opzicht van die organen? Het begint met buikholte, maar er staan er een aantal meer in 21.2 (acht ongeveer). Bekijk ook figuur 21.1 c. Lees nu paragraaf 21.3; en vul in in de tabel waar in de nier functie voor de urinevorming kleine bloedvaatjes buisjes d. Lees 21.4 helemaal, ook de teksten in de omlijnde hokken De nieren doen een heleboel dingen, lang niet alles hoef je nu voor deze toets te onthouden. Andere dingen moet je goed weten. Welke activiteiten zijn er in de nieren (zoek de belangrijke werkwoorden in de tekst): ze maken.. ze maken schoon regelen hoeveel. ze maken. ze regelen. ze maken actief. ze hebben voor een goede werking nodig 3. Neem hoofdstuk 29, is ook nodig voor g.13 Pak eerst 29.1

30 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 30 Er staan de volgende anatomische onderdelen genoemd, wat zegt de reader over wat ze met de druk en de kracht van bloedstroom te maken hebben? Onderdeel wat kun je zeggen over de druk die er is of de invloed van dit onderdeel op de druk? slagaders slagaderwand kleine slagadertakjes in de organen glad spiertje in kleine slagadertakjes C. Opgaven 1. Wat is de bloeddruk? 2. Waar is die voor nodig? 3. Wat gebeurt er als die wegvalt? De nieren helpen bij het regelen van de bloeddruk, want ze bepalen hoeveel bloedvolume er is. Ze worden geholpen door hormonen. Lees paragraaf 21.4 en hoofdstuk Wijs aan in de afbeelding: - plaats waar de urinevorming begint - plaats waar de urine definitief wordt gemaakt - plaats waar de urine wordt verzameld 5. zoek op internet: - wat zijn diuretica? - wat is de Nederlandse naam voor die medicijnen? - wat doen ze en waar doen ze dat? - wat heeft dat voor nut bij hoge bloeddruk? - wat zijn ACE-remmers? - welk hormoon wordt door deze medicijnen geremd? - wat doet dat hormoon dan en waarom wordt het geremd? Lees Wanneer staan de kleinste slagadertakjes in de huid ver open? En wanneer gaan ze dicht? Hoe zie je die verschillen? 7. Wanneer gaan de kleinste slagadertakjes in spieren ver open? En wat zou een reden zijn om ze dicht te laten zitten?

31 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 31 n3 AFP g.13: De regeling van de bloeddruk A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. vertellen welke factoren samen de bloeddruk goed houden 2. vertellen wat de systolische bloeddruk is 3. vertellen wat de diastolische bloeddruk is 4. welk deel van het hart belangrijk is om de druk goed te houden 5. wat de rol is van de kleine slagadertakjes in de weefsels bij het regelen van de bloeddruk 6. uitleggen waar je feitelijk naar luistert als je de bloeddruk meet 7. vertellen wat je meet als de geluiden er voor het eerst zijn en als ze verdwijnen 8. normale waarden van de bloeddruk noemen B. Reader Bij de reader hoofdstuk 21 en Neem de toetsdoelstellingen erbij en geef een antwoord op doelstelling 1 tot en met 5 2. Lees onderstaande tekst uit de uitleg bij het vaardigheden protocol: De bloeddruk wordt gemeten aan een van de bovenarmen door rond de bovenarm een manchet te doen, die met lucht kan worden opgepompt. Door druk op te bouwen in de manchet wordt de slagader in de bovenarm dichtgedrukt. Op het linker plaatje is de slagader volledig dichtgedrukt. Op het moment, dat het hart weer bloed door de slagader kan persen, is er een geruis (de zogenaamde Korotkoff tonen) te horen. Het moment dat dit net gebeurt er dus net tonen te horen zijn, komt overeen met de systolische bloeddruk. Het moment, dat het bloed onbelemmerd door de slagader stroomt en er net geen tonen meer te horen zijn (rechter plaatje), komt overeen met de diastolische bloeddruk. 3. Werk nu de resterende toetsdoelstellingen uit C. Opgaven De grote bloedsomloop 1. Beschrijf de grote bloedsomloop en gebruik daarbij de namen van belangrijkste slagaders en aders.

32 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 32 Bloeddruk 2. In welke eenheden wordt de bloeddruk opgegeven? 3. Bij meting van de arteriële bloeddruk (kortweg de bloeddruk) spreken we van de systolische bloeddruk en de diastolische bloeddruk. Beschrijf die termen zo precies mogelijk (niet alleen zonder de woorden bovendruk en onderdruk te gebruiken. 4. Noem bij gezonde volwassenen normale bloeddrukwaarden. 5. Leg uit hoe de geluiden ontstaan als je bij het meten van de bloeddruk de systolische druk meet. Gebruik de afbeelding hieronder. 6. Leg uit waar je precies op let als de diastolische druk wilt bepalen. Waar komt die verandering in het geluid precies vandaan? Regeling van de druk 7. Welke drie factoren zorgen samen voor een goede druk in de grote slagaders? Je ziet het golfpatroon in de bloeddruk: de systolische en diastolische druk A: de manchet is opgepompt tot boven de systolische druk B: de druk in de manchet wordt minder en bedraagt een waarde tussen systolische en diastolische druk in C: de druk in de manchet is gedaald tot onder de diastolische druk

33 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 33 n3 AFP g.14 Stoornissen in de ademhaling A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. vertellen wat sputum is 2. vertellen wat een normale ademfrequentie is in rust 3. uitleggen wat een droge hoest is 4. uitleggen wat een productieve hoest is 5. de term kortademigheid uitleggen 6. uitleggen waarom kortademigheid een subjectief symptoom is 7. uitleggen waarom kortademigheid een objectief symptoom is 8. verschillende soorten oorzaken van kortademigheid noemen 9. vertellen hoe je kunt zien of iemand erg kortademig is of steeds meer kortademig wordt 10. het gebruik van hulpademhalingsspieren beschrijven en herkennen 11. uitleggen waarom een ernstig kortademige zorgvrager extra moet drinken 12. de emotie vertellen die bij kortademigheid zal ontstaan en wat dat betekent voor wat je moet doen 13. kort vertellen waarom iemand kortademig wordt bij hartfalen astma-aanval longontsteking longemfyseem teveel vocht in de buik 14. cheynestokesademen beschrijven en herkennen 15. vertellen wanneer cheynestokesademen optreedt 16. Kussmaul ademen herkennen 17. vertellen wat oorzaken kunnen zijn dat de inademing heel goed te horen is 18. oorzaken van piepen bij het uitademen noemen 19. uitleggen wat een ademdepressie is 20. oorzaken van een ademdepressie noemen (aandoeningen en speciale vergiftigingen) 21. vertellen wat de oorzaak is van een acute ademstilstand bij volwassenen 22. de relatie tussen angst en hyperventilatie omschrijven 23. maatregelen bij hyperventilatie uitleggen B. reader Literatuur: reader hoofdstuk 26 Bij het leren van de onderdelen ziekteleer moet je drie dingen als voorbereiding op de les hebben gedaan: 1. Op de eerste plaats de opgegeven paragrafen helemaal lezen (behalve als er staat dat je iets via het trefwoordenregister moet uitzoeken) 2. Op de tweede plaats uit elkaar halen wat belangrijk is en wat minder belangrijk is 3. Op de derde plaats moeilijke woorden opzoeken via het trefwoordenregister en als het daar niet staat: via internet of een woordenboekje. Om dat voor elkaar te krijgen doe je het volgende: voorbereidingsvraag 1. hoofdstuk 26 helemaal

34 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 34 Maak drie lijstjes: A. van de ziektekundige begrippen en symptomen (kenmerken van symptomen) die besproken worden B. van de onderdelen uit de anatomie en fysiologie die genoemd worden C. van de specifieke ziektes die genoemd worden Als voorbeeld: A. termen en symptomen B. anatomie en fysiologie C. ziektes kortademigheid ventilatie in de longen longontsteking subjectief opname van zuurstof longoedeem objectief adrenaline struma ademfrequentie strottenhoofd COPD verstaanbaar praten... zelf compleet maken astma hulpademhalingsspieren overgwicht snelle polsslag... zelf compleet maken... zelf compleet maken voorbereidingsvraag 2. kijk nu naar de toetsdoelstellingen en zet een kruisje bij de termen die ook in de doelstellingen staan. voorbereidingsvraag 3. bij de onderdelen met een kruisje ga je a. de term uitleggen (op papier) b. als je behalve de betekenis van de term nog iets meer moet weten van dat onderdeel: probeer het al uit te werken met wat er in het boek staat. C. Opgaven 1. Waarom ademt iemand hoog in de bergen, in ijle lucht, veel 'zwaarder'? We kunnen oorzaken van zuurstofgebrek in het bloed in verschillende soorten opdelen; de twee belangrijkste daarvan zijn stoornissen in de ventilatie en stoornissen in de opname van zuurstof in het bloed (de diffusie). Bij een stoornis in de ventilatie komt er niet genoeg verse lucht in de longblaasjes. Bij een stoornis in de diffusie gaat de zuurstof maar moeilijk het bloed in, omdat de weg te lang is. 2. a. Wat heb je nodig voor een goede ventilatie? Zeg het zo precies mogelijk, en gebruik daarbij de namen van de onderdelen van het lichaam die erbij nodig zijn. b. Wat kan de diffusie verstoren? 3. Zoek de volgende aandoeningen op in de reader of via internet, en deel ze in als een ziekte waardoor de ventilatie stoornis verstoord raakt of (de snelheid) van de diffusie (of allebei?)

35 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 35 stoornis in de diffusie stoornis in de ventilatie astma-aanval gezwel dat een hoofdtak van de luchtpijp afsluit gebroken of gekneusde rib verlamming van het middenrif longontsteking (pneumonie) longoedeem vergiftiging met heroïne of morfine iemand in de terminale levensfase met ophoping van vocht tussen de longvliezen iemand met kanker met die helemaal uitgeput is 4. Vul de tabel op de volgende pagina in. Het gaat over allerlei observaties van de ademhaling. Sommige vakjes zijn al ingevuld. In de linker kolom staat het onderdeel van het ademen waar de observatie over gaat. In de tweede kolom zet je neer hoe dat onderdeel normaal verloopt. In de derde kolom zet je neer wat er bij ziekte kan veranderen en als het een aparte naam heeft, schrijf je die op. In de meest rechtse kolom zet je, daar waar dat kan, een voorbeeld neer van ziektes die een oorzaak kunnen zijn van deze afwijking.

36 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 36 normaal ademfrequentie in rust 12 tot 16 per minuut ademfrequentie in rust 12 tot 16 per minuut hulpademhalingsspieren niet gebruikt pijn bij ademen en hoesten afwezig wat is afwijkend / heeft dat een aparte naam? te hoge frequentie, dat heet:.. bijvoorbeeld bij te lage ademfrequentie; dat heet... het doet wel pijn gekneusde ribben linker en rechter helft van de borstkas bewegen gelijk buik komt naar voren bij inademen regelmatig ademen kleur rond de mond roze inademing is te horen uitademing is te horen astma verhouding in lengte tussen inademing en uitademing hoest met sputum? nee hoest zonder sputum? nee benauwd worden bij plat liggen?

37 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 37 n3 AFP g.15 Stoornissen in de polsslag A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. vertellen wanneer we spreken van een te snelle hartslag een te langzame hartslag boezemfibrilleren AV-blok 2. in verschillende situaties het ontstaan van een te snelle pols verklaren bij koorts bij longontsteking bij angst bij medicijngebruik bij pijn bij shock bij hartziekte bij te snelle schildklierwerking 3. vertellen hoe de polsslag voelt bij boezemfibrilleren en hoe dat komt 4. oorzaken van een veel te trage hartslag noemen en herkennen 5. vertellen waarom een goed getraind hart zo langzaam werkt 6. de betekenis van de volgende termen noemen: de pols is regelmatig de pols is gelijkmatig de pols is onregelmatig de pols is ongelijkmatig de pols is slecht gevuld B. Reader Literatuur: 'reader hoofdstuk Op de eerste plaats de opgegeven paragrafen helemaal lezen (behalve als er staat dat je iets via het trefwoordenregister moet uitzoeken) 2. Op de tweede plaats uit elkaar halen wat belangrijk is en wat minder belangrijk is 3. Op de derde plaats moeilijke woorden opzoeken via het trefwoordenregister en als het daar niet staat: via internet of een woordenboekje. Om dat voor elkaar te krijgen doe je het volgende: voorbereidingsvraag 1. hoofdstuk 26 helemaal Maak drie lijstjes: A. van de ziektekundige begrippen en symptomen (kenmerken van symptomen) die besproken worden B. van de onderdelen uit de anatomie en fysiologie die genoemd worden C. van de specifieke ziektes die genoemd worden Als voorbeeld:

38 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 38 A. termen en symptomen B. anatomie en fysiologie C. ziektes en speciale situaties die een symptoom kunnen uitlokken frequentie... regelmaat zelf aanvullen opwinding, pijn, angst, volle blaas hypoglycemie vulling koffie sigaretten te snelle pols... te langzame pols zelf aanvullen... zelf aanvullen voorbereidingsvraag 2. kijk nu naar de toetsdoelstellingen en zet een kruisje bij de termen die ook in de doelstellingen staan. voorbereidingsvraag 3. bij de onderdelen met een kruisje ga je a. de term uitleggen (op papier) b. als je behalve de betekenis van de term nog iets meer moet weten van dat onderdeel: probeer het al uit te werken met wat er in het boek staat. C. Opgaven 1. Noem vier alledaagse, normale situaties waarin je hart sneller gaat. 2. In de linker kolom staan situaties waarin tachycardie kan ontstaan. Schrijf kort op in de rechter kolom hoe die tachycardie dan ontstaat. Gebruik daarbij termen zoals: (a) overactieve sinusknoop, (b) teveel adrenaline of stoffen die erop lijken (vergiftiging), (c) emotie, (d) te lage bloeddruk die gecorrigeerd moet worden, (e) prikkelgeleidingssysteem is verstoord, (f) er is iets mis met de hoeveelheid zuurstof in het bloed. Situatie pijn Hoe verklaar je de tachycardie? longontsteking koffie, energizer, red bull atriumfibrilleren schrik en angst veel te laag bloedsuikergehalte overvolle blaas

39 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 39 shock amfetamine (speed) en cocaïne bloedarmoede (laag Hb, anemie) te snelle schildklierwerking koorts

40 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 40 n3 AFP g.16 Stoornissen in de bloeddruk A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. vertellen wat oorzaken zijn van hoge bloeddruk 2. gevaren van te hoge bloeddruk noemen 3. vertellen wat oorzaken kunnen zijn van bloeddrukdaling bij rechtop komen: orthostatische hypotensie 4. vertellen wat daar de gevaren van zijn 5. vertellen wat oorzaken van shock kunnen zijn 6. vertellen wat de gevaren zijn van shock 7. vertellen hoe iemand met een shock eruitziet en welke klachten hij kan hebben 8. vroege en latere symptomen van shock vertellen B. Reader Literatuur: Zie reader hoofdstuk 29 Bekijk na het lezen van de paragrafen en na het maken onderstaande vragen, welke onderdelen van de toetsdoelstellingen je nu al hebt uitgewerkt 1.Wat heeft de hartspier precies te maken met de bloeddruk? 2.Wat heeft het bloedvolume precies te maken met de bloeddruk? 3.Waar in de bloedsomloop zitten er gladde spiertjes om de bloeddruk te regelen? 4.Wat is hoge bloeddruk (hypertensie)? Welke grenswaarden horen daarbij? 5.Wat is de meest voorkomende oorzaak van hoge bloeddruk? 6.Noem drie factoren die de bloeddruk kunnen verhogen. 7.Welke organen kunnen bij ziekte een hypertensie veroorzaken? 8.Wat zijn vier gevaarlijke gevolgen van hypertensie? 9.Wat is hypotensie? 10.Wat is het gevolg van een sterke bloeddrukdaling? 11.Wat is er typisch aan de hand bij flauwvallen? 12.Wat is een orthostatische hypotensie? 13.Wat zijn oorzaken van orthostatische hypotensie? 14.Wat is het verschil tussen hartstilstand en shock? 15.Wat is er bij shock met de weefsels aan de hand? 16.Wat gebeurt er bij shock met de bloeddruk in de aorta? 17.Wat hebben alle patiënten met shock met elkaar gemeen? 18.Wat zijn mogelijke verschijnselen bij een shock? 19.Wat is een afgenomen vulling van de pols? 20.Wat zijn oorzaken van een shock door verlies van bloedvolume? 21.Welke vicieuze cirkel maakt een shock onomkeerbaar? 22. Bedenk mogelijk zinvolle maatregelen bij een shock. C. Opgaven 1. Hoge bloeddruk (hypertensie) wordt wel eens een sluipmoordenaar ('silent killer') genoemd. Waarom zou dat zijn? 2. Geef een mogelijke oorzaak van een tensie van 180/ Welke risico s zijn er verbonden aan een tensie van 180/90? 4. Kun je van medicijnen in een shock komen? Hoe dan? En van een infectie? Hoe dan?

41 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz Schrijf de verschijnselen van shock bij ondervulling in de tabel. Onderdeel Wat gebeurt daarmee bij hypovolemische shock? kleur van de huid temperatuur van handen en voeten neus ogen hartfrequentie ademhaling bloeddruk urineproductie psychische functies de vulling van de pols adrenaline

42 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 42 n3 AFP g.24 en g.25 Verwardheid en stoornissen in het ervaren van de werkelijkheid / dementie A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. voorbeelden noemen van hogere hersenfuncties en hersengebieden aanwijzen die deze functies verzorgen Je kunt 2. drie aandoeningen noemen die tot de cognitieve stoornissen gerekend worden 3. vertellen wat cognitieve functies zijn 4. uitleggen wat het kortetermijngeheugen doet. 5. de functie van het langetermijngeheugen vertellen 6. de onderdelen noemen van goede oriëntatie 7. vertellen wat de volgende termen betekenen persevereren confabuleren decorumverlies desoriëntatie stoornis in uitvoerende functies apraxie agnosie 8. uitleggen wat afasie is 9. kenmerken noemen en herkennen van motorische afasie, sensorische afasie en globale afasie 10. oorzaken van afasie noemen 11. de meest voorkomende oorzaak van dementie noemen en kenmerken van het verloop noemen 12. vertellen wat vasculaire dementie is 13. vertellen wat kenmerken zijn van frontotemporale dementie B. Reader Reader hoofdstuk 38, paragraaf 38.2, 38.3, 38.4, 38.5 en Soms heb je internet erbij nodig C. Opgaven Taal en andere stoornissen in hogere hersenfuncties 1. In welke hersenhelft zitten de taalfuncties voor het overgrote deel? 2. Soms hoor je dat mensen zeggen: 'door een beroerte kan het spraakcentrum verstoord zijn'. Waarom is deze uitspraak feitelijk niet juist? 3. Omschrijf motorische afasie, sensorische afasie en globale afasie 4. Wat is de hippocampus, en waar is het voor nodig? 5. Wat is agnosie? 6. Wat is apraxie? 7. Wat zijn uitvoerende functies? 8. Wat is decorumverlies? 9. Wat zijn confabulaties? 10. Wat is een façade? 11. Wat is persevereren?

43 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 43 Geheugen en verwarring In het verloop van dementie kan de verwarring toenemen en mensen kunnen veranderen. Daar horen symptomen bij. 12. Ga na welk symptoom bedoeld wordt in de volgende stukjes uit onderzoeksverslagen en de anamnese van mensen bij wie een dementie is vastgesteld: a. dhr. M is niet in staat zijn maandelijkse financiën bij te houden b. mevr. S laat regelmatig pannen met water droog koken c. mevr. de H. is niet meer in staat zichzelf aan te kleden. d. Twee weken geleden herkende mevr. L haar dochter niet toen deze aanbelde. e. Dhr. v.d. M is de afgelopen 3 weken drie maal aangetroffen in het winkelcentrum zonder dat hij wist waar hij naar toe moest. f. De afgelopen maanden zijn de ruzies tussen mevr. S en dhr S. toegenomen omdat dhr. S niet meer in staat is een moment geduld op te brengen: wat hij zegt moet op stel en sprong gebeuren. Vroeger was dat anders. g. Volgens dhr. K. is hij zelf al geruime tijd weduwnaar, terwijl zijn (tweede) echtgenote daar zwijgend bij zit. h. Meestal is de eerste helft van de zinnen die mevr. V. begint, redelijk te begrijpen, de tweede helft van haar boodschap verzandt en is meestal onbegrijpelijk. i. Tijdens de anamnese is dhr. F. alert; hij reageert snel op aanspreken maar kan niet aansluiten op wat er gevraagd wordt. j. Dhr. van A. ontkent bij hoog en bij laag dat hij problemen ondervindt van zijn duidelijk aanwezige inprentingsstoornissen. Hij wordt boos als je hem confronteert. k. De afstandsbediening van de televisie troffen we uiteindelijk in de magnetron aan. l. Dhr. van der H. spreekt iedereen aan met meneer, of het nu een vrouw of een man betreft. m. Als mevr. L. eenmaal begint met het borstelen van haar haren, houdt ze niet meer op, tot je haar hand zachtjes vastpakt. n. Dhr. de V. komt telkens weer op het kantoortje van de afdeling binnenlopen, en als iemand uit het kantoortje weggaat loopt hij er meteen achteraan. o. Dhr. Z. kleedde zich uit bij de receptie en ging zitten plassen in de plantenbak. p. Mevr. H. staat bij de buitendeur. Als je vraagt waarom ze daar staat zegt ze ik moet naar huis, hoog nodig. Ik ben al laat. Mijn kinderen zitten thuis te wachten, ze moeten eten. q. Dhr. J en dhr. van der P. wonen in het verzorgingshuis en lijden beiden aan beginnende dementie. Dhr. J vraagt aan dhr. van der P. hoe laat het is. Dhr. J zegt: Ik kan het u niet vertellen, ik moet vanmiddag mijn horloge naar de juwelier brengen ter reparatie. Het is toch wat met die nieuwe dingen, ze zijn zo snel kapot en geven de hele tijd de verkeerde tijd aan. r. Als mevr. G. haar tanden wil poetsen begint ze met tandpasta op haar tanden te spuiten. Verschillende soorten dementie 13. Welke oorzaak van dementie komt het meeste voor? 14. Hoe verloopt deze aandoening? Hoe begint het en hoe gaat het verder? 15.. Wat is vasculaire dementie? 16. Wat voor soort aandoeningen hebben deze zorgvragers dan ook vaak? 17. Wat zijn opvallende verschijnselen bij frontotemporale dementie? Verklaar de naam van deze vorm van dementie. Gebruik internet hierbij. Ook in de reader 15.3 vind je informatie over de rol van de voorhoofdskwabben bij het maken van bewegingen.

44 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 44 n3 AFP g.44 (s.01) De regeling van het glucosegehalte A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1.vertellen wat de volgende termen betekenen: glycogeen glucose dextrose insuline glucagon 1.vertellen hoe grote koolhydraten ('langzame suikers') verteerd worden 2.de naam langzame suikers verklaren 3.de naam snelle suikers verklaren 4.vertellen wat de lever met glucose kan doen als het bloedglucosegehalte hoog is 5.vertellen wat eilandjes van Langerhans zijn en waar ze liggen 6.de hormonen noemen die daar gemaakt worden 7.vertellen wat insuline doet met glucose in het bloed 8.vertellen wanneer er meer insuline gemaakt moet worden 9.vertellen wat insuline doet bij de cellen 10.vertellen wat insuline allemaal doet in de lever 11.hormonen noemen die het bloedglucosegehalte verhogen 12.vertellen hoe glucagon werkt 13.vertellen in welke situatie glucagon niet goed zal werken B. Boek Literatuur: zie reader hoofdstuk 36 C. Opgaven 1. Vul de omschrijvingen in Latijn glycogeen Nederlandse naam of een omschrijving glucose dextrose fructose insuline glucagon

45 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz Zet in de goede tijdsvolgorde 1.opname in bloed 2.omzetting van glucose in glycogeen 3.vertering van zetmeel door amylase in alvleeskliersap 4.insuline helpt in de lever 5.zetmeel in de aardappel 6.glucose in poortader 7.glucose in darmsap 8.eilandjes van Langerhans actief 9.bloedglucose stijgt 10.amylase in speeksel Snel en langzaam 3. Wat bedoelt men met snelle suikers? 4. Wat zijn daar dan voorbeelden van? 5. Het tegenovergestelde zijn langzame suikers. Wat zijn daar voorbeelden van? 6. Welke van deze twee soorten stelt de hoogste eisen aan de insulineproductie? De werking van insuline 7. Hoe reageert de celwand op glucose als er geen insuline is? En wat gebeurt er als er wel insuline is? 8. Welke processen in de levercel worden door insuline ondersteund en geremd? Wat is daarvan het effect op de bloedglucose? Andere hormonen in het kort 9. Vul in: naam gemaakt werkt in in lever? glucagon doet daar iets met glucose? werkt ook elders en wat doet het daar? adrenaline cortisol (bijnierschors -hormoon) 10. zie volgende pagina 11. Zet de volgende termen in de goede, logische volgorde. Deze eerste rij termen gaan over een gezonde situatie met gezonde eilandjes van Langerhans 1.glucose kan levercellen en spiercellen gemakkelijk in 2.glucosegehalte in bloed snel weer normaal 3.in de lever wordt glucose omgezet in glycogeen 4.nauwelijks vertering nodig 5.nuttigen van snelle suikers 6.snelle reactie van de eilandjes van Langerhans 7.snelle stijging van bloedglucosegehalte 8.sterke toename van insulineproductie

46 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz De tweede lijst met termen gaat over het ontstaan van symptomen bij diabetes. Bepaal de meest logische volgorde. 1. bloedglucose blijft te lang hoog 2. coma 3. geen of alleen trage reactie van eilandjes van Langerhans 4. geen of te langzame stijging van insulineproductie 5. glucose in urine neemt heel veel water mee 6. nauwelijks vertering nodig 7. nieren verliezen glucose in de urine 8. nuttigen van koolhydraten 9. polyurie 10. stijging van bloedglucosespiegel 11. uitdroging dreigt ondanks veel dorst 13. Ook deze lijst gaat over symptomen bij diabetes. Bepaal de meest logische volgorde. gebrek aan brandstof in de weefsels glucose kan de cellen niet in Kussmaulademen in comateuze toestand nuttigen van koolhydraten teveel vervuilende afvalstoffen (ketonen) toename van vetverbranding en eiwitverbranding totaal afwezige insulineproductie versuffing verzuring (acidose)

47 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 47 Horizontaal 1 soort ziekte bij diabetes type 1 4 typische ademhaling bij verzuring van het bloed 7 overmatige urineproductie 9 plaats waar de eilandjes van Langerhans te vinden zijn 11 te hoog bloedsuikergehalte 12 suiker in de urine 13 hormoon uit alvleesklier werkt bloedsuikerverhogend 14 zure afvalproducten die het bloed vervuilen 16 de schoonste brandstof in het lichaam 17 Vul in: diabetes type 2 noemt men een... ziekte 18 hormoon uit bijniermerg werkt bloedglucoseverhogend Verticaal 2 weefsels luisteren niet naar de werking van insuline 3 bloedvat vervoert insuline van pancreas naar lever 5 voorname plaats van werking van insuline en glucagon 6 vorm van opslag van koolhydraten in de lever 8 hormoon uit bijnierschors, werkt bloedsuikerverhogend 10 te laag bloedsuikergehalte 15 direct gevolg van polyurie

48 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 48 n3 AFP g.45 (s.02): Diabetes A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1.de volgende termen en begrippen uitleggen en goed toepassen hyperglycemie hypoglycemie glucosurie 1.vertellen wat de gevolgen zijn van een te hoog bloedsuikergehalte op de nieren en de urineproductie 2.vertellen hoe de urine er dan uitziet 3.vertellen wat ketonen zijn en wanneer die ontstaan 4.vertellen wat het effect is van ketonen op de zuurgraad van het bloed 5.uitleggen wat Kussmaul-ademen is en hoe het ontstaat 6.kort vertellen wat er bij diabetes type 1 mis is en hoe dat komt 7.kort vertellen wat er bij diabetes type 2 mis is en hoe dat meestal komt 8.vertellen wat insulineresistentie is 9.verschillende soorten oorzaken noemen van een te hoog bloedsuikergehalte bij iemand die al bekend is met diabetes 10.de veel voorkomende complicaties na jarenlange diabetes vertellen 11.uitleggen wat men bedoelt met micro-angiopathie en voorbeelden ervan noemen 12.de preventieve rol van de oogarts vertellen bij diabetes 13.vertellen waarom men insuline niet als tablet of capsule kan toedienen 14.kort uitleggen wat bloedsuikerverlagende tabletten doen 15.vertellen wat metformine doet, wat de twee voordelen zijn en wat het gevaar van metformine is 16.vertellen wat een hypoglycemie is en de waarde noemen die erbij hoort 17.uitleggen hoe hypoglycemie kan ontstaan 18.vertellen welke verschijnselen men kan verwachten bij een hypoglycemie, van kwaad tot erger 19.de maatregelen noemen en beargumenteren bij een hypo 20.uitleggen waarom een hypo gevaarlijk is en bloedsuikerwaardes bij verschillende gevaren noemen 21.het gevaar van de combinatie alcohol en insuline uitleggen 22.medicijnen noemen die als bijwerking het bloedglucosegehalte kunnen verhogen 23.medicijnen noemen die ervoor zorgen dat iemand een hypo niet goed voelen kan 24.de snelheid en de werkingsduur van kortwerkende en langwerkende insuline ongeveer noemen B. Boek Reader eerste jaar hoofdstuk 37

49 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 49 C. Opgaven 1. Neem de reader hoofdstuk 37 Teken de organen met mogelijke complicaties van diabetes op de lange termijn in deze afbeelding. Zet de naam van de ziekte erbij. 2. Welke van deze complicaties berusten op aantasting van kleine bloedvaatjes (microangiopathie)? Zet daar een sterretje bij. 3. Wat kan de oogarts doen tegen micro-angiopathie? 4. Wat kan de chirurg doen tegen micro-angiopathie in de voeten?

50 Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BBL - blz. 50 Dit is een tekening van hoe een insulinemolecuul opgebouwd is: als een ketting van aminozuren, aan elkaar geregen. 5. Wat voor soort stof is insuline dus? 6. Verklaar waarom insuline als injectie wordt gegeven en onmogelijk als capsule of tablet. 7. Vroeger kregen patiënten runderinsuline of varkensinsuline. Wat was daar het nadeel van, denk je? 8. Wat is de werking van orale bloedsuikerverlagende medicijnen? 9. Bij welke vorm van diabetes worden ze toegepast? 10. Hebben deze tabletten zin bij diabetes type 1? Verklaar je antwoord. 11. Bij welke situatie hoort deze 'thermometer', als de lager worden? Schrijf zelf de uitleg erbij: bij welke waarde ontstaan genomen welke verschijnselen? waardes steeds gemiddeld 12. Wat zijn hier de oorzaken van? 13. Welke maatregelen neem je, zet ze in de logische volgorde.

n3 AFP.g02 C. Opgaven Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BOL - blz. 1 A. Toetsdoelstellingen

n3 AFP.g02 C. Opgaven Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BOL - blz. 1 A. Toetsdoelstellingen Werkboek AFP - generieke fase niveau 3 BOL - blz. 1 n3 AFP.g02 A. Toetsdoelstellingen 1. Je kunt in een afbeelding aanwijzen grote en kleine hersenen de hypofyse schildklier hart halsslagader aorta longen

Nadere informatie

1. We ademen om te leven

1. We ademen om te leven 1. We ademen om te leven Net als alle levende wezens hebben wij energie nodig om te leven. De spijsvertering zorgt ervoor dat ons lichaam de voedingsstoffen opneemt. De bloedsomloop brengt die stoffen

Nadere informatie

Onderwijsmagazijn Anatomie, fysiologie en pathologie Opleiding Verzorgende IG BBL ~ Generieke fase

Onderwijsmagazijn Anatomie, fysiologie en pathologie Opleiding Verzorgende IG BBL ~ Generieke fase Onderwijsmagazijn Anatomie, fysiologie en pathologie Opleiding Verzorgende IG BBL ~ Generieke fase Opleiding Verzorgende niveau 3 BBL Generieke opleidingsfase, vanaf groep januari 2013 MBO Utrecht, Utrechtse

Nadere informatie

hart longen Werkboekje van...

hart longen Werkboekje van... & hart longen Werkboekje van... Woordveld woordveld Hart & Longen adem in, adem uit adem in, adem uit Om goed te kunnen werken heeft het lichaam zuurstof nodig. De ademhaling zorgt dat je lichaam zuurstof

Nadere informatie

6.9. Werkstuk door E woorden 25 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Inhoudsopgave

6.9. Werkstuk door E woorden 25 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Inhoudsopgave Werkstuk door E. 1687 woorden 25 juni 2006 6.9 23 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Inhoudsopgave Het Bloed De Bloedsomloop De bloedvaten Uitscheiding De Hartslag Weefselvloeistof

Nadere informatie

Onderwijsmagazijn Anatomie, fysiologie en pathologie Opleiding Verpleegkundige BOL ~ Generieke fase schooljaar 2012-2013

Onderwijsmagazijn Anatomie, fysiologie en pathologie Opleiding Verpleegkundige BOL ~ Generieke fase schooljaar 2012-2013 Onderwijsmagazijn Anatomie, fysiologie en pathologie Opleiding Verpleegkundige BOL ~ Generieke fase schooljaar 2012-2013 Opleiding Verpleegkundige niveau 4 Generieke opleidingsfase, vanaf groep september

Nadere informatie

BASISSTOF 1 HET BLOED OM TE ONTHOUDEN

BASISSTOF 1 HET BLOED OM TE ONTHOUDEN BASISSTOF 1 HET BLOED Bloed bestaat uit bloedplasma, bloedcellen en bloedplaatjes. 55% is bloedplasma. 45% bloedcellen en bloedplaatjes. Er zijn twee soort bloedcellen: rode bloedcellen en witte bloedcellen.

Nadere informatie

Naam: BLOEDSOMLOOP. Vraag 1. Waaruit bestaat bloed?

Naam: BLOEDSOMLOOP. Vraag 1. Waaruit bestaat bloed? Naam: BLOEDSOMLOOP Bloed Een volwassen persoon heeft 5 á 6 liter bloed. Dat bloed bestaat uit bloedplasma, bloedcellen (rode en witte) en bloedplaatjes. Als bloed een paar dagen heeft gestaan, zakken de

Nadere informatie

A. de hersenen en het ruggenmerg B. het hersenvlies en de hersenstam C. het cerebrospinaal vocht en de gevoelszenuwen D. de klieren en de lymfevaten

A. de hersenen en het ruggenmerg B. het hersenvlies en de hersenstam C. het cerebrospinaal vocht en de gevoelszenuwen D. de klieren en de lymfevaten Hoofdstuk 1 Meerkeuzevraag 1.1 Meerkeuzevraag 1.2 Meerkeuzevraag 1.3 Meerkeuzevraag 1.4 Meerkeuzevraag 1.5 Meerkeuzevraag 1.6 Meerkeuzevraag 1.7 Waar ligt de lever in de buikholte? A. Boven rechts B. Boven

Nadere informatie

1) Wat is het verschil tussen de grote en kleine bloedsomloop? 2) Tot welke bloedsomloop behoren je hersenen?

1) Wat is het verschil tussen de grote en kleine bloedsomloop? 2) Tot welke bloedsomloop behoren je hersenen? Computeropdracht Bloedsomloop Basisstof 2, 3 en 5 Ga naar biologiepagina.nl > Havo 5 > Bloedsomloop > PC- les > computerles 1 Bekijk de animaties zorgvuldig en maak de opdrachten in de opgegeven volgorde,

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 7. 1. Medische achtergrondkennis 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 21

Inhoud. Inleiding 7. 1. Medische achtergrondkennis 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 21 Inhoud Inleiding 7 1. 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 21 2. Zorgvraag verhelderen 25 - Recepten 26 - Zelfzorgvragen 32 3. Geneesmiddelen 37 - Medicijnen voor hart en bloedvaten 38 4. Bereiden

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen Samenvatting door M. 721 woorden 15 januari 2014 7,1 28 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Organismen Organismen is een levend wezen:

Nadere informatie

6.5. Opdracht 1. Opdracht 2. Opdracht 4. Boekverslag door K woorden 10 mei keer beoordeeld. Basisstof 1

6.5. Opdracht 1. Opdracht 2. Opdracht 4. Boekverslag door K woorden 10 mei keer beoordeeld. Basisstof 1 Boekverslag door K. 1704 woorden 10 mei 2005 6.5 317 keer beoordeeld Vak Biologie Basisstof 1 Opdracht 1 1) Bloedplasma bestaat uit 90% water, opgeloste stoffen als zouten, zuurstof, voedingsstoffen, koolstofdioxide,

Nadere informatie

Thema: Transport HAVO. HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai

Thema: Transport HAVO. HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai Thema: Transport HAVO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai Doelstellingen De student moet - de bestanddelen van bloed kunnen noemen, ingecalculeerd de kenmerken

Nadere informatie

halvemaanvormige kleppen) Doordat de hartkamers het bloed met kracht wegpompen.

halvemaanvormige kleppen) Doordat de hartkamers het bloed met kracht wegpompen. 4BASISSTOF De 2 havo vwo bloedvaten thema 3 De bloedsomloop opdracht 18 Vul het schema in. Kies bij 1 uit: van de organen weg naar het hart toe van het hart weg naar de organen toe. Kies bij 2 uit: hoog

Nadere informatie

Fig. 0. 1 De Leefstijlacademie

Fig. 0. 1 De Leefstijlacademie Inleiding Wat goed dat je hebt doorgezet naar de volgende cursus! Je wilt dus nog meer te weten komen over hoe je lichaam precies in elkaar zit en hoe het werkt! En dat precies is wat je in deze cursus

Nadere informatie

Scholingstraject voorbehouden en risicovolle handelingen. Module. Bloeddruk meten.

Scholingstraject voorbehouden en risicovolle handelingen. Module. Bloeddruk meten. Scholingstraject voorbehouden en risicovolle handelingen. Module Bloeddruk meten. Opleiding Centrum Zuidwester Inhoudsopgave Doel van de module -------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

Boezemfibrilleren. De bouw en werking van het hart

Boezemfibrilleren. De bouw en werking van het hart Boezemfibrilleren Boezemfibrilleren is een stoornis in het hartritme. Uw hartslag wordt onregelmatig. U kúnt dit voelen, maar dat hoeft niet. Van alle mensen met boezemfibrilleren voelt ongeveer 10 tot

Nadere informatie

Prezi les 1: Website:

Prezi les 1: Website: Les 1 Bouw van het hart Inhoud 1. De leerkracht vertelt dat de leerlingen tijdens deze les het gaan hebben over de bouw van het hart. 2. De leerkracht laat het skelet van een mens zien en vraagt de leerlingen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Transport

Samenvatting Biologie Transport Samenvatting Biologie Transport Samenvatting door een scholier 1385 woorden 5 april 2006 8,2 8 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Hoofdstuk Transport Basisstof 1: De bloedsomloop Bloedsomloop:

Nadere informatie

Als het bloed uit de holle ader verder stroomt, in welk bloedvat komt het dan?

Als het bloed uit de holle ader verder stroomt, in welk bloedvat komt het dan? De lever is gelegen in de buikholte? A. Boven rechts B. Boven links C. Onder rechts D. Onder links Als het bloed uit de holle ader verder stroomt, in welk bloedvat komt het dan? A. De aorta B. De holle

Nadere informatie

Van cel tot organisme hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/62551

Van cel tot organisme hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/62551 Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 25 oktober 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/62551 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken

Nadere informatie

Toets Anatomie Opleiding Sport en Bewegen. Behaalde punten Hulpmiddelen geen

Toets Anatomie Opleiding Sport en Bewegen. Behaalde punten Hulpmiddelen geen Cijfer In te vullen voor docent In te vullen door leerling Beroepsprestatie B.P.1.3 S.B Naam leerling Toets Anatomie Opleiding Sport en Bewegen Klas SB3O1A+B Versie 1 Datum Tijdsduur 60 minuten Naam docent

Nadere informatie

Oefen Repetitie KGT thema Bloedsomloop

Oefen Repetitie KGT thema Bloedsomloop Oefen Repetitie KGT thema Bloedsomloop Als er geen punten bij een vraag staan, dan is die vraag 1 punt waard. Onderdeel A: waar of niet waar? 1. Bloedplaatjes bevatten hemoglobine. 2. Het gehalte koolstofdioxide

Nadere informatie

basisstof 1 gaswisseling bij dieren om te onthouden

basisstof 1 gaswisseling bij dieren om te onthouden 1 gaswisseling bij dieren Ademhaling: opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide. Een ander woord voor ademhaling is gaswisseling. Zuurstof is nodig voor de verbranding. Koolstofdioxide komt bij

Nadere informatie

Praktische opdracht. klas 2 atheneum

Praktische opdracht. klas 2 atheneum 1 Praktische opdracht klas 2 atheneum Expert opdrachten gaswisseling, bloed en bloedsomloop http://www.bioplek.org/2klas/2klasexpertgasbloed/2klasgasbloedinhoud.html Vragen over de posters 2 Het is mogelijk

Nadere informatie

Van cel tot organisme vmbo-b12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/62357

Van cel tot organisme vmbo-b12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/62357 Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 09 juni 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/62357 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

vwo bloed en bloedsomloop 2010

vwo bloed en bloedsomloop 2010 vwo bloed en bloedsomloop 2010 Integratie In de afbeelding is schematisch de regulatie van een aantal animale en vegetatieve functies bij de mens weergegeven. Al deze functies spelen een rol bij het constant

Nadere informatie

Gaswisseling. Samenvatting voor de toets

Gaswisseling. Samenvatting voor de toets Gaswisseling Samenvatting voor de toets Inhoudsopgave Gaswisseling bij verschillende diergroepen Ademhalingsstelsel Route van ingeademde lucht Longblaasjes en haarvaten Huig en strotklepje Ribademhaling

Nadere informatie

4,3. Samenvatting door een scholier 1547 woorden 28 februari keer beoordeeld

4,3. Samenvatting door een scholier 1547 woorden 28 februari keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1547 woorden 28 februari 2014 4,3 5 keer beoordeeld Vak Biologie Bloed bestaat uit bloedplasma, in het bloedplasma drijven bloedcellen en bloedplaatjes. Waar bestaat bloedplasma

Nadere informatie

Hart en bloedsomloop vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Hart en bloedsomloop vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 12 July 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/73602 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein. Wikiwijsleermiddelenplein

Nadere informatie

Samenvatting Biologie, 8.1 t/m 8.5

Samenvatting Biologie, 8.1 t/m 8.5 Samenvatting Biologie, 8.1 t/m 8.5 8.1 Het werkt! Organen zijn delen van het lichaam met een bepaalde taak (hart, longen, darmen, enzovoort). De meeste organen liggen in je romp. Je kan de romp verdelen

Nadere informatie

Toets. Zorgvrager begeleiden een leven lang. Naam: Groep: Datum: Cijfer:

Toets. Zorgvrager begeleiden een leven lang. Naam: Groep: Datum: Cijfer: Toets Zorgvrager begeleiden een leven lang Naam: Groep: Datum: Cijfer: Toets Overgangskatern Groeien Max aantal punten: 101 2 uur Vraag 1: Het menselijk lichaam Noem drie orgaansystemen met de bijbehorende

Nadere informatie

Werkstuk Biologie Lichaamstelsels

Werkstuk Biologie Lichaamstelsels Werkstuk Biologie Lichaamstelsels Werkstuk door een scholier 2239 woorden 10 oktober 2005 3,8 23 keer beoordeeld Vak Biologie Ademhaling Als je inademt, dan neem je zuurstof uit de lucht op. Als je uitademt,geef

Nadere informatie

Herhalingsles Het lichaam. Ademhaling. Benoem de aangeduide delen op onderstaande tekeningen aan.

Herhalingsles Het lichaam. Ademhaling. Benoem de aangeduide delen op onderstaande tekeningen aan. Herhalingsles Het lichaam Ademhaling Benoem de aangeduide delen op onderstaande tekeningen aan. Als we ademen, stroomt er lucht binnen in ons lichaam. Welke weg legt deze lucht af? Vul het schema aan.

Nadere informatie

Kijk, zo klopt het! EEN KIJKJE IN JE HART INHOUD. Je hart? Hard nodig!

Kijk, zo klopt het! EEN KIJKJE IN JE HART INHOUD. Je hart? Hard nodig! N KIJKJ IN J HART Kijk, zo klopt het! Het hart van een volwassene pompt zó hard dat het in één dag een tankwagen van wel 7.000 liter kan vullen. n het hart van een kind? Dat krijgt in één dag een tankwagen

Nadere informatie

VWO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA

VWO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA Thema: Transport VWO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA Docent: A. Sewsahai Doelstellingen De student moet 5V: blz. 215 t/m

Nadere informatie

5,2. Antwoorden door een scholier 1376 woorden 19 februari keer beoordeeld. Basisstof 1; samenstelling van bloed

5,2. Antwoorden door een scholier 1376 woorden 19 februari keer beoordeeld. Basisstof 1; samenstelling van bloed Antwoorden door een scholier 1376 woorden 19 februari 2003 5,2 202 keer beoordeeld Vak Biologie Basisstof 1; samenstelling van bloed Opdr.1 1. Bloed bestaat uit bloedplasma, bloedcellen en plaatjes 2.

Nadere informatie

Hart anatomie en fysiologie

Hart anatomie en fysiologie Hart anatomie en fysiologie Anatomie van het hart Het hart is omgeven door een effen vlies, het hartzakje of pericard(3). Het hart ligt in de borstholte, tussen de longen (1), bijna in het midden met de

Nadere informatie

Werkstuk Biologie Het menselijk lichaam

Werkstuk Biologie Het menselijk lichaam Werkstuk Biologie Het menselijk lichaam Werkstuk door een scholier 1888 woorden 29 januari 2006 7,1 80 keer beoordeeld Vak Biologie Mijn werkstuk gaat over het menselijk lichaam. Na veel zoeken en nadenken

Nadere informatie

WA A NZINNIGE BOEK OVER JE LICHA AM

WA A NZINNIGE BOEK OVER JE LICHA AM Het WA A NZINNIGE BOEK OVER JE LICHA AM 99% NONSENS 100% HUMOR ANDY GRIFFITHS TERRY DENTON en Vertaald door EDWARD VAN DE VENDEL INHOUD over de auteurs 8 Inleiding 9 Je lichaam: een korte wegwijzer 10

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 7. 1. Medische achtergrondkennis 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 17

Inhoud. Inleiding 7. 1. Medische achtergrondkennis 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 17 Inhoud Inleiding 7 1. 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 17 2. Zorgvraag verhelderen 23 - Recepten 24 - Zelfzorgvragen 30 3. Geneesmiddelen 37 - Medicijnen tegen griep en verkoudheid 38 - De

Nadere informatie

Alles over de bloedziekten PNH & AA. Wat is bloed?

Alles over de bloedziekten PNH & AA. Wat is bloed? Alles over de bloedziekten PNH & AA Wat is bloed? Binnenin je lichaam zit een rode vloeistof. Dat is je bloed. Bloed is erg belangrijk voor je lichaam, het zorgt voor vervoer van stoffen, voor de warmte

Nadere informatie

Chronisch Hartfalen. Wat is chronisch hartfalen?

Chronisch Hartfalen. Wat is chronisch hartfalen? Chronisch Hartfalen Wat is chronisch hartfalen? Omschrijving Hartfalen Hartfalen is een aandoening van het hart waarbij het hart niet meer in staat is om voldoende bloed uit te pompen en rond te pompen.

Nadere informatie

Hyperventilatie. Vraag je Alphega apotheek om meer informatie en advies. Jouw gezondheid is onze zorg

Hyperventilatie. Vraag je Alphega apotheek om meer informatie en advies. Jouw gezondheid is onze zorg Hyperventilatie Vraag je Alphega apotheek om meer informatie en advies Jouw gezondheid is onze zorg Hyperventilatie Hyperventilatie wordt veroorzaakt door verkeerde manier van ademhalen. Hyper betekent

Nadere informatie

1. Bloedvatenstelsel geeft zuurstof en glucose aan spierstelsel; water aan uitscheidingstelsel; CO² aan ademhalingsstelsel.

1. Bloedvatenstelsel geeft zuurstof en glucose aan spierstelsel; water aan uitscheidingstelsel; CO² aan ademhalingsstelsel. Samenvatting door een scholier 1873 woorden 16 november 2006 6,2 205 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Nectar Hoofdstuk I par. 1 t/m 4 Par 1. ORGANEN EN ORGAANSTELSELS Orgaan = deel van lichaam

Nadere informatie

slagaders haarvaten aders uitzonderingen Bevat kleppen - - X Aorta, longslagader Gespierde dikke wand

slagaders haarvaten aders uitzonderingen Bevat kleppen - - X Aorta, longslagader Gespierde dikke wand Paragraaf 4.1 en 4.2 Neem de volgende begrippen over in je schrift en geef een omschrijving ader Bloedvat waarin bloed richting het hart stroomt slagader Bloedvat waarin het bloed van het hart afstroomt

Nadere informatie

1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan.

1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan. 1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan. 2. Wat is een voorbeeld van een animale verrichting? A) De stofwisseling. B) De uitscheiding

Nadere informatie

Werkstuk door een scholier 1759 woorden 8 januari keer beoordeeld

Werkstuk door een scholier 1759 woorden 8 januari keer beoordeeld Werkstuk door een scholier 1759 woorden 8 januari 2007 6 159 keer beoordeeld Vak Biologie Inhoudsopgave: BLZ 1 Inhoudsopgave BLZ 2 Inleiding BLZ 3 Hoofdstuk 1: Waar zit wat bij het hart? BLZ 4 Hoofdstuk

Nadere informatie

Antwoorden door een scholier 1481 woorden 26 februari keer beoordeeld. Biologie voor jou

Antwoorden door een scholier 1481 woorden 26 februari keer beoordeeld. Biologie voor jou Antwoorden door een scholier 1481 woorden 26 februari 2005 6 79 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Opdracht 1 practicum 1 de vlam die gaat uit als ik het potje over de kaars heen zet

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 3 Verbranding en ademhaling

Samenvatting Biologie Thema 3 Verbranding en ademhaling Samenvatting Biologie Thema 3 Verbranding en ademhaling Samenvatting door een scholier 1370 woorden 8 juni 2011 5,6 79 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou H3.1 Wat is verbranding? Bij

Nadere informatie

Afdrukken pagina 2-19 dubbelzijdig formaat A4 naar behoefte kunnen lege A4-pagina s worden tussengevoegd

Afdrukken pagina 2-19 dubbelzijdig formaat A4 naar behoefte kunnen lege A4-pagina s worden tussengevoegd Gebruiksaanwijzing leerdagboek Exempel De klop van jouw hart Afdrukken pagina 2-19 dubbelzijdig formaat A4 naar behoefte kunnen lege A4-pagina s worden tussengevoegd Aanwijzingen Schrijf- en tekenruimte

Nadere informatie

Hartfalen. Decompensatio cordis

Hartfalen. Decompensatio cordis Hartfalen Decompensatio cordis Door een verminderde pompfunctie van uw hart bent u op dit moment onder behandeling van de cardioloog. Deze folder geeft u uitleg over de aard en de oorzaak van uw klachten.

Nadere informatie

Take-home toets. Thema 4.3.1: Anatomie en fysiologie van het hart en de circulatie

Take-home toets. Thema 4.3.1: Anatomie en fysiologie van het hart en de circulatie Take-home toets Thema 4.3.1: Anatomie en fysiologie van het hart en de circulatie 1. I Arterien vervoeren altijd zuurstofrijk bloed II Arterien vervoeren het bloed naar het hart 2. Waar vindt de kleine

Nadere informatie

Samenvatting NaSk Verbranding en ademhaling

Samenvatting NaSk Verbranding en ademhaling Samenvatting NaSk Verbranding en ademhaling Samenvatting door een scholier 1875 woorden 28 januari 2004 5 52 keer beoordeeld Vak Methode NaSk Natuur- en scheikunde actief Pw Biologie: Thema 2: Verbranding

Nadere informatie

Gezondheidsverklaring

Gezondheidsverklaring Gezondheidsverklaring Geef een juist en volledig antwoord op alle vragen. Dit is erg belangrijk. Hiermee kunt u later problemen voorkomen. Noem al uw gezondheidsklachten. Ook als u denkt dat deze niet

Nadere informatie

1. Hoe ziet het hart eruit?

1. Hoe ziet het hart eruit? 1. Hoe ziet het hart eruit? Het hart ligt in de borstkas, achter het borstbeen tussen beide longen in. Er wordt vaak gezegd dat het hart aan de linkerkant ligt, maar dit is niet helemaal waar. Het ligt

Nadere informatie

Eindexamen biologie compex vmbo gl/tl 2005 - I

Eindexamen biologie compex vmbo gl/tl 2005 - I BEOORDELINGSMODEL Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. INFECTIEZIEKTEN 1 maximumscore 2 voorbeelden van juiste groepen: bacteriën virussen schimmels per juiste groep

Nadere informatie

Hart = pomp --> spier --> trainen --> krans(slag)aders vertakken verder --> hart krijgt meer voedingsstoffen

Hart = pomp --> spier --> trainen --> krans(slag)aders vertakken verder --> hart krijgt meer voedingsstoffen Samenvatting door Jurre 1255 woorden 16 juni 2015 6,5 3 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar 9.1 Hart en bloedsomloop Hart = pomp --> spier --> trainen --> krans(slag)aders vertakken verder -->

Nadere informatie

DONOR IN HART EN NIEREN

DONOR IN HART EN NIEREN DONOR IN HART EN NIEREN vmbo MODULE: blz blz donor in hart en nieren Module 2 DONOR IN HART EN NIEREN vmbo MODULE: blz Lessen over orgaandonatie Dit boekje gaat over orgaandonatie Donororganen en donorweefsels

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 Samenvatting door I. 2669 woorden 14 december 2014 5,8 9 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie samenvatting 9.1: Lichaam à orgaanstelsels Orgaanstelsel

Nadere informatie

BLOED EN BLOEDSOMLOOP VWO 3

BLOED EN BLOEDSOMLOOP VWO 3 BLOED EN BLOEDSOMLOOP VWO 3 Halvemaanvormige kleppen Over de halvemaanvormige kleppen (de kleppen aan het begin van de aorta en de longslagader) worden enkele beweringen gedaan: 1 De druk die tijdens de

Nadere informatie

Geriatrie. Patiënteninformatie. Flauwvallen (syncope) Slingeland Ziekenhuis

Geriatrie. Patiënteninformatie. Flauwvallen (syncope) Slingeland Ziekenhuis Geriatrie Flauwvallen (syncope) i Patiënteninformatie Slingeland Ziekenhuis Algemeen Syncope (uitgesproken: sin-co-péé) is de medische term voor flauwvallen: een aanval waarbij u kort het bewustzijn verliest.

Nadere informatie

Een persoon raakt opgewonden en begint te hyperventileren. Om de hyperventilatie te stoppen, pakt hij een plastic zak.

Een persoon raakt opgewonden en begint te hyperventileren. Om de hyperventilatie te stoppen, pakt hij een plastic zak. Examentrainer Vragen Hyperventilatie Het overmatig snel verversen van de lucht in de longen wordt hyperventilatie genoemd. Door bewust of onbewust snel in en uit te ademen, daalt de concentratie van CO

Nadere informatie

cursus: Zorgvrager begeleiden een leven lang

cursus: Zorgvrager begeleiden een leven lang cursus: Zorgvrager begeleiden een leven lang > Inhoud >Over deze cursus 3 >De bouw van het menselijk lichaam 6 >Van bevruchting tot het graf 11 >Ziek zijn en sterven 15 >Veelvoorkomende ziekten 19 >Het

Nadere informatie

mijn wetenschappelijke experimenten

mijn wetenschappelijke experimenten naam Datum werkblaadje 3 mijn wetenschappelijke experimenten het spijsverteringsstelsel werkblaadje 3 b experiment 1: het SpeekSel citroensap of azijn onderzoeksvraag: water in de mond krijgen, bestaat

Nadere informatie

Patiënteninformatie. Hyperventilatie, een adembenemend verschijnsel. Wat is hyperventilatie, wat zijn symptomen en hoe bestrijd je een aanval?

Patiënteninformatie. Hyperventilatie, een adembenemend verschijnsel. Wat is hyperventilatie, wat zijn symptomen en hoe bestrijd je een aanval? Patiënteninformatie Hyperventilatie, een adembenemend verschijnsel Wat is hyperventilatie, wat zijn symptomen en hoe bestrijd je een aanval? Hyperventilatie, een adembenemend verschijnsel Wat is hyperventilatie,

Nadere informatie

biologie CSE BB herziene versie

biologie CSE BB herziene versie Examen VMBO-BB 2010 tijdvak 1 vrijdag 28 mei 13.30-15.00 uur biologie CSE BB herziene versie Naam kandidaat Kandidaatnummer Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje. Dit examen bestaat uit 35 vragen.

Nadere informatie

6,9. Werkstuk door een scholier 1972 woorden 23 mei keer beoordeeld

6,9. Werkstuk door een scholier 1972 woorden 23 mei keer beoordeeld Werkstuk door een scholier 1972 woorden 23 mei 2003 6,9 240 keer beoordeeld Vak Biologie Inhoudsopgave Inleiding Hoofdstuk 1: Huid Hoofdstuk 2: Spieren Hoofdstuk 3: Geraamte Hoofdstuk 4: Ademhaling Hoofdstuk

Nadere informatie

Ooit nagedacht over wat er gebeurt onder een halsband?

Ooit nagedacht over wat er gebeurt onder een halsband? Ooit nagedacht over wat er gebeurt onder een halsband? Bij mensen kan slechts 1 w h i p l a s h a c c i d e n t langdurige pijn en lijden veroorzaken. De anatomie van de hond is fundamenteel gelijk aan

Nadere informatie

Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs

Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs VOORBLAD EXAMENOPGAVE Toetsdatum: Vakcode: BIO Vak: Biologie voorbeeldexamen Tijdsduur: 2 uur en 30 minuten - De volgende hulpmiddelen zijn toegestaan bij het

Nadere informatie

Samenvatting. Functie: zuurstof en voedingsstoffen afgeven aan de cellen, en koolstofdioxide en andere afvalstoffen opnemen in het bloed.

Samenvatting. Functie: zuurstof en voedingsstoffen afgeven aan de cellen, en koolstofdioxide en andere afvalstoffen opnemen in het bloed. SAMENVATTING Samenvatting doelstelling 1 Je moet de bestanddelen van bloed kunnen noemen met hun kenmerken en functies. Bloed bestaat uit bloedplasma (± 55%) en uit bloedcellen en bloedplaatjes (± 45%).

Nadere informatie

TRIVIANT BLAUW (uitprinten op blauw papier) Stoornissen in het bewustzijn, de ademhaling en de bloedsomloop

TRIVIANT BLAUW (uitprinten op blauw papier) Stoornissen in het bewustzijn, de ademhaling en de bloedsomloop TRIVIANT BLAUW (uitprinten op blauw papier) Stoornissen in het bewustzijn, de ademhaling en de bloedsomloop Welke drie functies zijn van direct levensbelang en hoe noemen we deze functies? Hersenfunctie

Nadere informatie

OPDRACHT EMBRYONALE BLOEDSOMLOOP. Gebruik voor deze opdracht je Binas en basisstof 1 van je boek.

OPDRACHT EMBRYONALE BLOEDSOMLOOP. Gebruik voor deze opdracht je Binas en basisstof 1 van je boek. OPDRACHT EMBRYONALE BLOEDSOMLOOP Gebruik voor deze opdracht je Binas en basisstof 1 van je boek. Zeven organen van een normale bloedsomloop zijn: Hoofd longen hart lever darm nieren benen 1. Van de zeven

Nadere informatie

Spreekbeurtpakket - organen

Spreekbeurtpakket - organen Spreekbeurtpakket - organen Inleiding spreekbeurt voor de leerling: de organen De voorbereiding van de spreekbeurt over organen: 10 tips 1. Start met het verzamelen van materiaal. Heel veel over de organen

Nadere informatie

Examen Voorbereiding Transport

Examen Voorbereiding Transport Examen Voorbereiding Transport Teylingen College Leeuwenhorst 2015/2016 Thema 5 Transport Begrippenlijst: Begrip Enkelvoudige bloedsomloop Dubbele bloedsomloop Kransslagaders Aorta Hartkleppen Halvemaanvormige

Nadere informatie

Bij het uitscheiden helpen de nieren om de samenstelling van je bloed constant te houden. Uitscheiding is het

Bij het uitscheiden helpen de nieren om de samenstelling van je bloed constant te houden. Uitscheiding is het Samenvatting door R. 1946 woorden 10 maart 2016 7 37 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Bio samenvatting H9 9.1 WAT WORDT ER BINNENIN JE LICHAAM GEREGELD? Je lichaam probeert vanbinnen om constant

Nadere informatie

Tarieven 2014 Antoni van Leeuwenhoek Ingangsdatum: 1 april 2014

Tarieven 2014 Antoni van Leeuwenhoek Ingangsdatum: 1 april 2014 Tarieven 2014 Antoni van Leeuwenhoek Ingangsdatum: 1 april 2014 DBCzorgproductcode 19999007 6 tot maximaal 28 verpleegligdagen bij Een infectieziekte 15B932 11.286,44 10.283,87 1.002,57 20107006 Operatie

Nadere informatie

Samenvatting Biologie 1-1 tot 1-3

Samenvatting Biologie 1-1 tot 1-3 Samenvatting Biologie 1-1 tot 1-3 Samenvatting door K. 1464 woorden 10 december 2012 5,6 11 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar 8.1 Het werkt! Hoe werkt je lichaam? Organen: delen van het lichaam

Nadere informatie

MODULE 3 Levensreddende handelingen

MODULE 3 Levensreddende handelingen MODULE 3 Levensreddende handelingen cursus brandweerman Levensreddende handelingen Hoofdstuk 1: Algemene interventieprocedures Het menselijk lichaam De eerste minuten Opbouw van het lichaam Ons lichaam

Nadere informatie

Bloedvergiftiging. Informatie voor patiënten. Medisch Centrum Haaglanden www.mchaaglanden.nl

Bloedvergiftiging. Informatie voor patiënten. Medisch Centrum Haaglanden www.mchaaglanden.nl Bloedvergiftiging Informatie voor patiënten F0907-1225 juni 2010 Medisch Centrum Haaglanden www.mchaaglanden.nl MCH Antoniushove, Burgemeester Banninglaan 1 Postbus 411, 2260 AK Leidschendam 070 357 44

Nadere informatie

Bij eencellige dieren transport via diffusie (over kleine afstand). Het transporteren van zuurstof en afvalstoffen (traag proces).

Bij eencellige dieren transport via diffusie (over kleine afstand). Het transporteren van zuurstof en afvalstoffen (traag proces). Samenvatting door J. 2603 woorden 19 maart 2013 7,1 17 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie voor jou- Havo5- Thema 5: Transport 5,1 De bloedsomloop Bij eencellige dieren transport

Nadere informatie

3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling?

3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling? 1. Welke stof beweegt zich het makkelijkst door het celmembraan? A) Eiwit. B) Vet. C) Water. 2. Waarbij zijn de centraallichaampjes van belang? A) Bij de celdeling. B) Bij de celgroei. C) Bij de celstofwisseling.

Nadere informatie

Examen VMBO-BB 2005 BIOLOGIE CSE BB. tijdvak 12. Naam kandidaat Kandidaatnummer. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

Examen VMBO-BB 2005 BIOLOGIE CSE BB. tijdvak 12. Naam kandidaat Kandidaatnummer. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje. Examen VMBO-BB 2005 tijdvak 12 woensdag dinsdag 21 9 mei juni 13.30 11.30-15.00 13.00 uur BIOLOGIE CSE BB Naam kandidaat Kandidaatnummer Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje. Dit examen bestaat

Nadere informatie

Hyperventilatie. Afdeling Psychiatrie

Hyperventilatie. Afdeling Psychiatrie Hyperventilatie Afdeling Psychiatrie Deze folder geeft informatie over hyperventilatie. U vindt antwoord op de volgende vragen: wat is hyperventilatie? wat zijn de oorzaken? welke klachten kunnen zich

Nadere informatie

Examentrainer. Vragen vmbo-bk. Scan

Examentrainer. Vragen vmbo-bk. Scan THEMA 4 REGELING EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN 3 VMBO-bk Examentrainer Vragen vmbo-bk Scan In een Engelse folder staat informatie over een bepaald apparaat. Hiermee kan het centrale zenuwstelsel onderzocht

Nadere informatie

Ik ben zo benauwd. Titia Klemmeier/Josien Bleeker

Ik ben zo benauwd. Titia Klemmeier/Josien Bleeker Ik ben zo benauwd Titia Klemmeier/Josien Bleeker dyspneu ademnood kortademigheid benauwdheid Bemoeilijkte ademhaling Programma Inventarisatie leerdoelen Kennis over de praktijk? Alarmsymptomen Achtergrond

Nadere informatie

NIERTRANSPLANTATIE Patrick Boon Groep 6 13 mei 2009

NIERTRANSPLANTATIE Patrick Boon Groep 6 13 mei 2009 NIERTRANSPLANTATIE Patrick Boon Groep 6 13 mei 2009 1 Voorwoord Ik heb het onderwerp niertransplantatie gekozen omdat me opa een transplantatie krijgt. Mijn opa is al heel lang ziek en doet nu buikdialyse.

Nadere informatie

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S 2 Ik en autisme In het vorige hoofdstuk is verteld over sterke kanten die mensen met autisme vaak hebben. In dit hoofdstuk vertellen we over autisme in het algemeen. We beginnen met een stelling. In de

Nadere informatie

Orthostatische hypotensie

Orthostatische hypotensie Geriatrie Orthostatische hypotensie Lage bloeddruk bij het staan Algemeen Orthostatische hypotensie betekent letterlijk: een lage bloeddruk bij staan. Veel ouderen hebben last van duizeligheid. Dit uit

Nadere informatie

Spreekbeurt menselijk lichaam. Door Lara Sieperda.

Spreekbeurt menselijk lichaam. Door Lara Sieperda. Spreekbeurt menselijk lichaam. Door Lara Sieperda. Inleiding. Ik hou mijn spreekbeurt over het menselijk lichaam. Omdat ik later kinderarts wil worden en ik het heel interessant vind. Ons lichaam. Het

Nadere informatie

Patiënteninformatie Lage luchtweginfecties

Patiënteninformatie Lage luchtweginfecties Patiënteninformatie Lage luchtweginfecties Een lage luchtweginfectie is een ontsteking van het onderste deel van de luchtwegen en kan u erg ziek maken. In deze folder vindt u informatie over de klachten,

Nadere informatie

Passantentarieven Medisch Centrum de Veluwe 2015

Passantentarieven Medisch Centrum de Veluwe 2015 19999003 Meerdere dagbehandelingen bij Een infectieziekte 15B928 3.886,92 19999004 Maximaal 5 verpleegligdagen bij Een infectieziekte 15B929 2.889,91 19999005 Onderzoek of behandeling op de polikliniek

Nadere informatie

Hart en bloedsomloop hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Hart en bloedsomloop hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 23 September 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/62557 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein.

Nadere informatie

Hoe wordt het normale hartritme tot stand gebracht?

Hoe wordt het normale hartritme tot stand gebracht? Boezemfibrilleren De cardioloog heeft vastgesteld dat u een ritmestoornis heeft of heeft gehad, die boezemfibrilleren, ofwel atriumfibrilleren wordt genoemd. In deze folder kunt u hierover meer lezen.

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk 9: vertering, ademhaling, verbranding, bloedsomloop

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk 9: vertering, ademhaling, verbranding, bloedsomloop Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk 9: vertering, ademhaling, verbranding, bloedsomloop Samenvatting door Madelief 1197 woorden 7 februari 2018 5,2 16 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Paragraaf

Nadere informatie

Boezemfibrilleren. Lianne Permentier, cardioloog Ommelander Ziekenhuis

Boezemfibrilleren. Lianne Permentier, cardioloog Ommelander Ziekenhuis 27-10-2016 Boezemfibrilleren Lianne Permentier, cardioloog Ommelander Ziekenhuis Opbouw presentatie Bouw en werking hart Het normale hartritme Boezemfibrilleren Oorzaken boezemfibrilleren Behandelmogelijkheden

Nadere informatie

Casuïstiek voor doktersassistenten Ik heb pijn op de borst ISBN 978 90 313 7914 9. Hoofdstuk 1: Medische achtergrondkennis

Casuïstiek voor doktersassistenten Ik heb pijn op de borst ISBN 978 90 313 7914 9. Hoofdstuk 1: Medische achtergrondkennis Antwoorden ISBN 978 90 313 7914 9 Hoofdstuk 1: Medische achtergrondkennis 1.1 Bouw van de borstkas 1. borstbeen 2. ribben 3. kraakbeen 4. wervel 5. tussenwervelschijf 6. zwevende rib 1.2 Bouw en werking

Nadere informatie

Eindexamen biologie compex vmbo gl/tl 2005 - I

Eindexamen biologie compex vmbo gl/tl 2005 - I Meerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op. Tenzij anders vermeld, is er sprake van normale situaties en gezonde organismen. INFECTIEZIEKTEN Op een internet site van de GGD

Nadere informatie