WELKOM. PEUGEOT dankt u voor het vertrouwen en wenst u een goede reis.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "WELKOM. PEUGEOT dankt u voor het vertrouwen en wenst u een goede reis."

Transcriptie

1 INSTRUCTIEBOEKJE

2

3 WELKOM Belangrijke informatie: het monteren van een uitrusting of een elektrische accessoire zonder artikelnummer van Automobiles PEUGEOT, kan een storing in het elektronische systeem van uw auto tot gevolg hebben. Houd rekening met deze bijzonderheid. Wij raden u dan ook aan contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk PEUGEOT om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires met het betreffende artikelnummer. De nieuwe Expert Tepee is speciaal ontwikkeld om aan al uw specifieke eisen te voldoen op het gebied van gebruiksgemak, comfort, veiligheid en uitstraling. Om u in korte tijd vertrouwd te maken met uw Expert Tepee, stellen wij u voor met behulp van het instructieboekje een toer door de auto te maken, van de cabine tot het passagierscompartiment. In het instructieboekje wordt de uitrusting van uw Expert Tepee uitgebreid beschreven. PEUGEOT dankt u voor het vertrouwen en wenst u een goede reis. Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor uw auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen zijn voorzien. Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in staat u dit te bieden.

4 Inhoud. IN EEN OOGOPSLAG -8. VOORDAT U GAAT RIJDEN 9-. ERGONOMIE en COMFORT -89. VEILIGHEID Presentatie Communicatie Exterieur 5 Comfort 0 Zicht Rijden Indeling cabine Indeling achter Kinderen aan boord 5 Ventilatie 6 Eco-rijden 7 Afstandsbediening 9 Sleutel 0 Alarmsysteem Portieren Instrumentenpaneel 6 Tijd instellen 7 Verklikkerlampjes 8 Brandstofniveaumeter Koelvloeistof Onderhoudsindicator 5 Dimmer dashboardverlichting 6 Versnellingsbakken 7 Schakelindicator 7 Automatische transmissie 8 Stuurwiel verstellen Starten en stoppen Lichtschakelaar Ruitenwisserschakelaar 5 Snelheidsregelaar 7 Vaste snelheidsbegrenzer 9 Snelheidsbegrenzer 50 Verwarming/Handbediende airconditioning 5 automatische airconditioning 55 Ontdooien en ontwasemen 59 Ventilatie achter 6 Standkachel 6 Stoelen 65 Tweezitsbank vóór 67 Zitplaatsen achter 69 Opstellingen van de stoelen en banken 76 Indeling cabine 77 Plafonniers 80 Parkeer-/tolkaarten 8 Indeling van het passagierscompartiment 8 Achtervering 8 Spiegels 87 Elektrisch bedienbare ruiten 89 Handrem 90 Alarmknipperlichten 90 Parkeerhulp 9 Claxon 9 ABS 9 Noodremassistentie 9 ASR en ESP 9 Veiligheidsgordels 9 Airbags 97 Zij-airbags 99 Airbags vóór 00 Uitschakelen airbag passagierszijde 00 Kinderzitjes 0 ISOFIX-kinderzitjes 0 Aanbevolen kinderzitjes 06

5 Inhoud 5. ACCESSOIRES SNEL WEER OP WEG - 9. TECHNOLOGIE aan BOORD 0. WEGWIJZER 5-57 Trekken van een aanhanger 09 Overige accessoires 6. ONDERHOUD - Motorkap openen Dieselmotoren Benzinemotor Niveaus 5 Controles 7 Brandstof 0 Brandstoftoevoer uitgeschakeld Handopvoerpomp diesel Accu Bandenreparatieset Wiel verwisselen 6 Afneembaar sneeuwscherm 0 Lampen vervangen Zekerkingen 6 Wisserbladen vervangen 0 Slepen van de auto Milieu 8. TECHNISCHE GEGEVENS -50 Afmetingen Gewichten 8 Motoren 9 Identificatie 50 Urgence-oproep of Assistance-oproep 9. Peugeot Connect Com 9. Peugeot Connect Nav 9.9 Peugeot Connect Sound 9.8 In de rubriek "Technologie aan boord" maakt u kennis met de nieuwe radio- en navigatiesystemen. WIP (World In Peugeot) is de nieuwe overkoepelende naam voor alle nieuwe radio-/navigatiesystemen. In Nederland zal deze naam echter niet gevoerd worden. Exterieur 5 Cockpit 5 Interieur 5 Technische gegevens - Onderhoud 55 Type variant uitvoering 56 De rubriek "Wegwijzer" biedt u de mogelijkheid om de schakelaars, functies en desbetreffende paginanummers terug te vinden op de schematische afbeeldingen van de auto (visuele index). INHOUD

6 PRESENTATIE Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in korte tijd vertrouwd te maken met alle functies van uw nieuwe auto. Het instructieboekje is verdeeld in 0 rubrieken met elk een eigen kleur. In de rubrieken komen alle mogelijke functies van de auto gerangschikt per thema aan bod. In rubriek 8 vindt u een overzicht van de technische gegevens van uw auto. De visuele index achter in dit instructieboekje verwijst u naar de bladzijden met meer informatie over de desbetreffende uitrusting en functies. In de rubrieken kunt u de volgende symbolen aantreffen: dit symbool verwijst naar de rubriek en het gedeelte waar meer informatie over de desbetreffende functie is te vinden, dit symbool vraagt uw aandacht voor aanvullende informatie die u helpt de gebruiksmogelijkheden van uw auto optimaal te benutten, dit symbool geeft een waarschuwing met betrekking tot de veiligheid van de inzittenden en de voorzieningen aan boord. COMMUNICATIE, BEZOEK DE WEBSITE VAN PEUGEOT De technische gegevens, uitrusting en accessoires kunnen in de loop van het jaar gewijzigd worden. Raadpleeg voor meer informatie over deze wijzigingen gratis de pagina "Laatste informatie" op de website SERVICEBOX. Surf naar en selecteer: - het model van uw auto, - de carrosserievariant van uw auto: -/5-deurs, sedan, CC, SW, break, gesloten bestelwagen..., - de periode die overeenkomt met de eerste tenaamstelling van uw auto, - het hoofdstuk "Laatste informatie".

7 Exterieur Sleutel - Afstandsbediening a 8 Volledige vergrendeling van de auto, cabine en achterdeuren. 5 Volledige ontgrendeling van de auto, cabine en achterdeuren. b a 9 Verklikkerlampje geopend portier Als dit lampje gaat branden, is een portier, een deur of de motorkap niet goed gesloten. Schuifdeur Trek de handgreep naar u toe en vervolgens naar achteren, open de deur en volg de beweging van de deur tot voorbij het zware punt. Als uw auto is uitgerust met een linker schuifdeur, open deze tijdens het tanken niet omdat u hierdoor de brandstofvulklep kunt beschadigen. Afmetingen Legenda 8 IN EEN OOGOPSLAG b - : verwijzing rubriek : verwijzing pagina

8 Exterieur 6 Achterdeuren Met deze hendel kan de deur onder een hoek van ongeveer 80 geopend worden. b a 5 7 Wiel repareren Achtervering Parkeerhulp Twee functies: Zorg ervoor dat de sensoren in de - Automatische hoogteverstelling. winter of bij slecht weer niet bedekt - Handmatige hoogteverstelling. zijn met modder, ijs of sneeuw. 7 Wiel verwisselen a 8 b 9 7 6

9 Exterieur 7 Motorkap openen Open het afdekkapje in de beenruimte voor de bestuurder en trek de hendel omhoog. Zet de motorkap op een kier, druk de haak omhoog en til de motorkap op. Plaats de steun in één van de twee uitsparingen, afhankelijk van de gewenste hoogte, om de motorkap geopend te houden. 6 Sleepoog Maak, aan de voorzijde, het klepje los door op de onderkant te drukken. Maak, aan de achterzijde, het klepje los met behulp van een muntstuk of het platte uiteinde van het sleepoog. 7 Dieselmotoren 6 Benzinemotoren Wees voorzichtig bij alle werkzaamheden onder de motorkap. Raadpleeg in hoofdstuk 6 het gedeelte "Niveaus", voor de voorschriften over het gebruik van vloeistoffen. 6 IN EEN OOGOPSLAG

10 Interieur 8 COCKPIT. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers.. Instrumentenpaneel met display.. Schakelaar ruitenwissers, ruitensproeiers, boordcomputer.. Versnellingshendel. 5. Contact. 6. Bediening autoradio. 7. Airbag bestuurder, claxon. 8. Stuurwielverstelling in hoogte en diepte. 9. Koplampverstelling. 0. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer.. V-aansluiting (max. 0 W), type aansteker.. Asbak.. Dashboardkastje, AUX-aansluiting, schakelaar uitschakeling passagiersairbag.

11 9 Interieur MIDDENCONSOLE EN DAKCONSOLE. Plaats van de schakelaars: - vergrendeling elektrisch kinderslot, - centrale vergrendeling/ ontgrendeling.. Bediening verwarming en/of airconditioning.. Pasjeshouder of schakelaars: - uitschakeling ESP, - uitschakeling inbraakalarm, verklikkerlampje alarm, - uitschakeling parkeerhulp.. Opbergvak. 5. Autoradio of opbergvak. 6. Middelste verstelbare ventilatieroosters. TIJD INSTELLEN Afhankelijk van de uitvoering van uw auto is deze voorzien van: - een middenconsole met display: zie in de rubriek 9 het gedeelte "Datum en tijd instellen", - een middenconsole zonder display: zie in de rubriek het gedeelte "Cockpit". 7. Schakelaar alarmknipperlichten. 8. Display of opbergvak. 9. Plafonnier. 0. Verklikkerlampje uitschakeling passagiersairbag.. Pasjeshouder, schakelaar uitschakeling ventilatie achter, schakelaars stoelverwarming. IN EEN OOGOPSLAG

12 Interieur COMFORT 0. Verstelling in lengterichting.. Rugleuningverstelling. Bestuurdersstoel. Hoogteverstelling.. Lendensteunverstelling. 5. Hoogteverstelling van de hoofdsteun. 65

13 Interieur Stuurwiel Buitenspiegels Elektrisch bedienbare ruiten In hoogte en diepte verstellen van het stuurwiel. Handmatig verstelbaar. 89 Veiligheidsgordels Hoogteverstelling. Vastmaken. 9 Elektrisch verstelbaar, elektrisch in- en uitklapbaar. 87 IN EEN OOGOPSLAG

14 Interieur ZICHT Lichtschakelaar Lichten uit Parkeerlicht Grootlicht (blauw) Dimlicht (groen) Schakelaar ruitenwissers Hoge snelheid. Normale snelheid. I 0 uit. Interval. Eén keer wissen. AUTO, beweeg de hendel één maal omlaag. Lampen verwisselen Zorg ervoor dat de koplampen en achterlichten in de winter of bij slecht weer niet bedekt zijn met modder of sneeuw. 7 AUTO, automatisch inschakelen van de verlichting 5

15 RIJDEN Interieur Peugeot Connect Com Peugeot Connect Sound Deze autoradio heeft een harde schijf van 0 GB, die gebruikt kan worden om muziekbestanden op te slaan. Met de functie Jukebox kunt u tot wel 0 uur aan zelfgekozen muziek opslaan. De gedetailleerde kaartgegevens van heel Europa zijn op de harde schijf opgeslagen; het gebruik van een CD is niet nodig. De kaartgegevens worden op een 7 inch-kleurenscherm in 6/9-formaat weergegeven. Het systeem beschikt over een driedimensionale weergavemogelijkheid. De handsfree GSM-telefoon maakt gebruik van uw SIM-kaart en geeft toegang tot de helpdesk van PEUGEOT (onder voorbehoud). 9 Noodoproep of hulpoproep met Peugeot Connect Com Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de desbetreffende PEUGEOT-helpdesk. Raadpleeg voor meer details over deze uitrusting rubriek 9, "Technologie aan boord". Peugeot Connect Nav Met deze ergonomische autoradio beschikt u over kaartgegevens van heel Europa op SD-kaart, een Bluetooth-verbinding en een afspeelmogelijkheid voor MP-/WMA-bestanden. 9 9 Snelheidsregelaar Om de snelheidsregelaar te kunnen gebruiken, moet de wagensnelheid hoger zijn dan 0 km/h en moet minimaal de vierde versnelling zijn ingeschakeld. 7 Vaste snelheidsbegrenzer 9 Snelheidsbegrenzer De ingestelde snelheid moet minimaal 0 km/h bedragen. 50 IN EEN OOGOPSLAG

16 Interieur INDELING CABINE INDELING ACHTER Dakconsole Zitplaatsen achter Dashboardkastje Opbergvak Indeling zitplaatsen

17 KINDEREN AAN BOORD Interieur 5 Opstellingen van stoelen / banken Elektrische kinderbeveiliging Spiegel naar achterpassagiers Ruiten achter Beveiliging tegen beknellen Kinderzitjes 0 IN EEN OOGOPSLAG

18 6 Interieur VENTILATIE Tips voor het instellen Voor een optimale werking van het systeem is het raadzaam de volgende instellingen te gebruiken: Gewenste werking Luchtverdeling Temperatuur Luchtopbrengst Luchtrecirculatie A/C Warm - Met handmatige bediening Koud 5 Ontdooien Ontwasemen Met automatische bediening en gescheiden regeling voor bestuurder en passagier Achter 55 6

19 ECO-RIJDEN Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO -uitstoot van uw auto verminderen. Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling. Volg de aanwijzingen van de schakelindicator (indien aanwezig) die op het instrumentenpaneel worden weergegeven. Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een gestuurde handgeschakelde versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in de stand Drive "D" of Auto "A" (afhankelijk van het type versnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in. Kies voor een soepele rijstijl Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de CO -uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt. Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 0 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig). Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen. Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.). Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning). Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit. Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is. Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt. Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken. Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat. 7 IN EEN OOGOPSLAG

20 8 Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal. Houd u aan de onderhoudsvoorschriften Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde. Controleer de bandenspanning met name: - voor een lange rit, - bij de wisseling van de seizoenen, - als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt. Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren. Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt. U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert. Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden. Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter en luchtfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant voorgeschreven interval.

21 Toegang tot de auto Centrale vergrendeling Uitklappen/inklappen van de sleutel Druk op deze knop om de cabine, schuifdeuren en achterdeuren van uw auto te vergrendelen. Dit wordt bevestigd door het één keer knipperen van de richtingaanwijzers en de buitenspiegels worden automatisch ingeklapt. Als één van de portieren of deuren is geopend of niet goed is gesloten, werkt de centrale vergrendeling niet. Druk op deze knop om de sleutel uit te klappen. Druk om de sleutel in te klappen op de verchroomde knop en duw de sleutel in de houder. Wanneer u bij het inklappen niet op de knop drukt, kan het mechanisme beschadigd raken. 9 TOEGANG TOT DE AUTO AFSTANDSBEDIENING Centrale ontgrendeling Druk op deze knop om de cabine en de achterdeuren van uw auto te ontgrendelen. Het ontgrendelen wordt bevestigd door het twee keer knipperen van de richtingaanwijzers en de buitenspiegels worden uitgeklapt (alleen als het automatisch inklappen is geselecteerd met de schakelaar in het interieur. Zie in de rubriek het gedeelte "Spiegels en ruiten"). Supervergrendeling (volgens uitvoering) Door binnen vijf seconden na het inschakelen van de vergrendeling nogmaals op het gesloten hangslot te drukken wordt de supervergrendeling ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden branden van de richtingaanwijzers. De supervergrendeling blokkeert het van binnenuit en van buitenaf openen van de portieren. Schakel daarom nooit de supervergrendeling in als er zich iemand in de auto bevindt. Als de bestuurder de supervergrendeling van binnenuit inschakelt, wordt zodra de auto wordt gestart de normale vergrendeling weer ingeschakeld. Gebruiksvoorschrift Houd de afstandsbediening vrij van vet, stof en vocht. Een zwaar voorwerp dat aan de sleutel hangt terwijl deze in het contactslot zit (sleutelhanger,...), kan storingen veroorzaken. VOORDAT u GAAT RIJDEN

22 Toegang tot de auto Zet het contact aan. Druk binnen 0 seconden op de vergrendelknop (gesloten hangslot) en houd deze ten minste 5 seconden ingedrukt. Zet het contact af. Wacht ten minste minuut voordat u de afstandsbediening gebruikt. De afstandsbediening werkt nu weer. SLEUTEL Met de sleutel kunt u de sloten van de auto vergrendelen en ontgrendelen, de tankdop openen en sluiten en de motor starten en afzetten. AFSTANDSBEDIENING Batterij vervangen Batterij: CR60/ V. Als de batterij leeg is, verschijnt een melding op het display in combinatie met een geluidssignaal. Wip dan het huis met een muntstuk bij het oog los om bij de batterij te komen. Als de afstandsbediening na het vervangen van de batterij niet werkt, moet deze opnieuw gesynchroniseerd worden. Als de batterij niet wordt vervangen door een batterij van hetzelfde type, kan de afstandsbediening defect raken. Gebruik uitsluitend batterijen van hetzelfde type als de oorspronkelijke batterijen of de door het PEUGEOT-netwerk voorgeschreven batterijen. Gooi de batterij van de afstandsbediening niet weg, de batterij bevat metalen die schadelijk zijn voor het milieu. Lever de batterij in bij het PEUGEOT-netwerk of een speciaal verzamelpunt. Synchroniseren van de afstandsbediening Na het vervangen van de batterij of het losnemen van de accukabels kan het zijn dat de afstandsbediening gesynchroniseerd moet worden. Wacht ten minste minuut voordat u de afstandsbediening gebruikt. Steek de sleutel in het contactslot met de knoppen (hangslot) van de afstandsbediening naar u toe. ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor de elektronische startblokkering. Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem van de motor en wordt automatisch ingeschakeld zodra de sleutel uit het contact wordt verwijderd. Bij het aanzetten van het contact moet de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering. De sleutelbaard moet volledig worden uitgeklapt om een goede communicatie van de startblokkering mogelijk te maken. Bij verlies van uw sleutels Neem het kentekenbewijs van uw auto en een geldig identiteitsbewijs mee naar een servicepunt van het PEUGEOT-netwerk. Het PEUGEOT-netwerk kan de sleutel- en transpondercode achterhalen om nieuwe sleutels te bestellen.

23 Toegang tot de auto Gebruiksvoorschrift Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering. Speel niet met de knop van de afstandsbediening, om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. Als zich in de buurt van de afstandsbediening andere apparaten bevinden die in hetzelfde frequentiegebied werken (mobiele telefoons, alarmsystemen van gebouwen), kan de werking van de afstandsbediening tijdelijk verstoord worden. De afstandsbediening werkt niet als de sleutel zich in het contact bevindt, ook al is het contact afgezet. Haal uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, ook al is dit voor een korte tijd. Let er bij het aanschaffen van een tweedehands auto op dat: - uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk in het elektronische geheugen worden opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart. ALARMSYSTEEM Het alarmsysteem (volgens uitvoering) bestaat uit twee soorten beveiliging: - de omtrekbeveiliging treedt in werking als een portier, een achterdeur of de motorkap wordt geopend. - de interieurbeveiliging treedt in werking als er beweging in het interieur wordt waargenomen (breken van een ruit, iets of iemand in het interieur). Vergrendelen van de auto met volledig ingeschakeld alarm Inschakelen - Zet het contact uit en verlaat de auto. - Schakel binnen vijf minuten na het verlaten van de auto het alarmsysteem in door de auto te vergrendelen of de supervergrendeling in te schakelen met behulp van de afstandsbediening. Het rode lampje op de middenconsole zal één keer per seconde knipperen. Uitschakelen - Ontgrendel de auto met behulp van de afstandsbediening of zet het contact aan (het rode lampje gaat uit). Vergrendelen van de auto met alleen de omtrekbeveiliging ingeschakeld Schakel alleen de omtrekbeveiliging in als u tijdens uw afwezigheid een ruit een stukje open wilt laten of als er een huisdier in de auto achterblijft. - Zet het contact af. - Verlaat de auto. - Druk binnen tien seconden op deze knop op de middenconsole totdat het rode lampje continu blijft branden. - Schakel het alarmsysteem binnen vijf minuten in door de auto te vergrendelen of de supervergrendeling in te schakelen met behulp van de afstandsbediening (het rode lampje zal één keer per seconde knipperen). VOORDAT u GAAT RIJDEN

24 Toegang tot de auto Activering Storing Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking, knipperen de richtingaanwijzers ongeveer 0 seconden en zal het rode lampje snel knipperen. - Plaats om het alarm uit te schakelen de sleutel in het contactslot en zet het contact aan. Als het alarm tien keer achter elkaar is afgegaan, wordt het systeem uitgeschakeld. Voer dan de procedure voor het inschakelen opnieuw uit. Vergrendelen van de auto zonder het alarm in te schakelen - Vergrendel de auto met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier. Schakel het alarm niet in tijdens het wassen van de auto. Storing afstandsbediening Als het alarmsysteem is ingeschakeld en de afstandsbediening niet meer werkt: - Ontgrendel de portieren met de sleutel en open het portier. Het alarm zal afgaan. - Zet binnen tien seconden het contact aan. Het alarm stopt. Als bij het aanzetten van het contact het rode lampje gedurende 0 seconden blijft branden, duidt dit op een storing in de verbinding met de sirene. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. Automatisch inschakelen Het alarmsysteem wordt ongeveer minuten nadat een laatste portier, schuifdeur of achterdeur is gesloten, automatisch ingeschakeld (volgens land van bestemming). Om het afgaan van het alarm bij het openen van een portier, schuifdeur of achterdeur te voorkomen, moet nogmaals op de ontgrendelknop op de afstandsbediening worden gedrukt. Breng geen wijzigingen aan aan het alarmsysteem, dit kan leiden tot storingen. PORTIEREN Van buitenaf Gebruik de afstandsbediening om de auto te vergrendelen/ontgrendelen. Steek de sleutelbaard in het slot van het bestuurdersportier als de afstandsbediening niet werkt. Van binnenuit Druk één keer op de schakelaar om de auto centraal te vergrendelen. Druk nogmaals op de schakelaar om de auto centraal te ontgrendelen. De schakelaar werkt niet als de auto van buitenaf is vergrendeld met de afstandsbediening of met de sleutel in het portierslot.

25 Toegang tot de auto Anti-overvalsysteem De portieren kunnen altijd van binnenuit worden geopend. Het verklikkerlampje op de schakelaar: - knippert als de portieren zijn vergrendeld bij stilstaande auto en afgezette motor, - gaat branden als de portieren zijn vergrendeld en het contact wordt aangezet. Dit systeem vergrendelt alle portieren zodra sneller wordt gereden dan ongeveer 0 km/h. Activeren/deactiveren van de functie Houd bij aangezet contact deze knop lang ingedrukt om de functie te deactiveren. Verklikkerlampje geopende portieren Controleer als dit lampje brandt of de portieren van de cabine, de achterdeuren of schuifdeuren goed gesloten zijn. SCHUIFDEUR (VOLGENS UITVOERING) Houd tijdens het tanken de linker schuifdeur gesloten om te voorkomen dat de brandstofvulklep wordt beschadigd. U kunt deze schuifdeur vergrendelen met behulp van de kinderbeveiliging. Controleer of de rail op de vloer vrij is van voorwerpen die het openen of sluiten van de schuifdeur in de weg kunnen staan. VOORDAT u GAAT RIJDEN

26 Toegang tot de auto Van buitenaf Trek de handgreep naar u toe en vervolgens naar achteren. Van binnenuit Duw de handgreep naar achteren om de schuifdeur te ontgrendelen en te openen. Open de schuifdeur volledig, zodat hij wordt geblokkeerd door het systeem aan de onderzijde van de deur. Vergrendeling/elektrische kinderbeveiliging De elektrische kinderbeveiliging zorgt ervoor dat de schuifdeuren niet van binnenuit kunnen worden geopend. Druk, als het contact aan is, op deze knop. Het lampje gaat branden in combinatie met een melding op het display. Dit systeem werkt onafhankelijk van de centrale vergrendeling. Gebruiksvoorschrift Ga niet rijden met geopende schuifdeuren. Neem altijd de sleutel mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Controleer bij het aanzetten van het contact altijd of de kinderbeveiliging is geactiveerd (lampje brandt). Bij een hevige aanrijding wordt de elektrische kinderbeveiliging automatisch uitgeschakeld. Uit te voeren handeling bij een lege accu Voorportier passagierszijde en zijdeuren Gebruik het slot om de portieren mechanisch te vergrendelen in geval van een storing in de accu of de centrale vergrendeling. - Trek aan de portiergreep aan de binnenzijde om het portier te openen en uit te stappen. - Steek, om het portier te vergrendelen, de sleutel in de slotplaat in de zijkant van het portier en draai de sleutel een achtste omwenteling. Bestuurdersportier - Steek de sleutel in het slot en draai deze rechtsom om het portier te vergrendelen en linksom om het portier te ontgrendelen.

27 Toegang tot de auto 5 ACHTERDEUREN Van buitenaf De twee achterdeuren openen in een hoek van 90. Trek om de achterdeuren te openen de handgreep naar u toe en trek vervolgens aan de hendel om de linkerdeur te openen. Sluit om de achterdeuren te sluiten eerst de linkerdeur en vervolgens de rechterdeur. Openen met 80 De uitklapbare deurvangers maken het mogelijk de achterdeuren in een hoek van 90 tot 80 te openen. Trek de deurvanger naar u toe op het moment dat de deur gedeeltelijk openstaat. Bij het sluiten van de deur komt de deurvanger automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug. Als de achterdeuren in een hoek van 90 zijn geopend, zijn de achterlichten niet goed zichtbaar. Gebruik om achteropkomend verkeer te waarschuwen in dat geval een gevarendriehoek of een ander wettelijk voorgeschreven waarschuwingsmiddel. ACHTERKLEP (VOLGENS UITVOERING) Van buitenaf De achterklep kan worden vergrendeld en ontgrendeld met de afstandsbediening. Druk om de achterklep te openen op de knop en trek de achterklep open. U kunt gebruik maken van een lus om de geopende achterklep te sluiten. Van binnenuit Noodbediening Hiermee kan bij een eventuele storing in de centrale vergrendeling de achterklep van binnenuit ontgrendeld worden. Klap de achterstoelen naar voren om bij het slot te komen. Steek een kleine schroevendraaier in deze opening om de achterklep te ontgrendelen. VOORDAT u GAAT RIJDEN

28 Cockpit 6 COCKPIT INSTRUMENTENPANEEL. Kilometer-/mijlenteller.. Display.. Brandstofniveaumeter, koelvloeistoftemperatuurmeter.. Toerenteller. 5. Dimmer dashboardverlichting. 6. Nulstelling dagteller/ onderhoudsindicator. Display instrumentenpaneel - Snelheidsbegrenzer/-regelaar. - Afgelegde afstand in km/mijl. - Onderhoudsindicator, motorolieniveaumeter, kilometer-/ mijlenteller. - Water in brandstoffilter. - Voorgloeien diesel. - Opschakelindicator. Verklikkerlampje en schakelaars op de dakconsole - Verklikkerlampje uitschakeling passagiersairbag. - Schakelaars stoelverwarming bestuurder/passagier (uitvoering met voorstoelen). - Schakelaar in- en uitschakelen ventilatie achter.

29 Cockpit 7 Instrumentenpaneel zonder display TIJD INSTELLEN Middenconsole zonder display Met de knop aan de linkerzijde van het instrumentenpaneel kan het klokje worden ingesteld door de handelingen in onderstaande volgorde uit te voeren: - linksom draaien: de minuten knipperen, - rechtsom draaien: minuten verhogen (houd de knop naar rechts om de tijd in een sneller tempo in te stellen), - linksom draaien: de uren knipperen, - rechtsom draaien: uren verhogen (houd de knop naar rechts om de tijd in een sneller tempo in te stellen), - linksom draaien: tijdsaanduiding in H of H, - rechtsom draaien: H of H selecteren, - linksom draaien: ingestelde tijd bevestigen. Als er ongeveer 0 seconden geen handelingen worden uitgevoerd, verschijnt de huidige weergave. Middenconsole met display De tijdweergave is afhankelijk van de uitvoering. De toegang tot de Datum is alleen actief als de datum geheel in letters wordt weergegeven (volgens uitvoering). Raadpleeg om de op het display weergegeven tijd in te stellen in de rubriek 9 het gedeelte "Datum en tijd instellen". VOORDAT u GAAT RIJDEN

30 Cockpit VERKLIKKERLAMPJES Bij het starten van de motor gaat een aantal verklikkerlampjes branden en wordt een automatische controle uitgevoerd. Deze lampjes zullen direct weer uitgaan. Als bij draaiende motor één van deze verklikkerlampjes blijft branden of gaat knipperen, wordt dit een waarschuwing, eventueel in combinatie met een geluidssignaal of een melding op het display. Negeer deze waarschuwingen niet. Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen STOP Handrem / remvloeistofniveau / elektronische remdrukregelaar (REF) brandt in combinatie met een ander verklikkerlampje en een melding op het display. brandt. ernstige storingen met betrekking tot de functies "Remvloeistofniveau", "Motoroliedruk en -temperatuur", "Koelvloeistoftemperatuur", "Elektronische remdrukregelaar", "Stuurbekrachtiging". handrem (nog iets) aangetrokken. Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem contact op met het PEUGEOT - netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Zet de handrem los; het verklikkerlampje zal uitgaan. brandt. remvloeistofniveau te laag. Vul de door PEUGEOT voorgeschreven remvloeistof bij. blijft branden, terwijl het niveau correct is, in combinatie met het verklikkerlampje ABS. een storing in de elektronische remdrukregelaar. Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem contact op met het PEUGEOT -netw erk of een gekwalificeerde werkplaats. Motoroliedruk en-temperatuur brandt tijdens het rijden. blijft branden, terwijl het niveau correct is. een te lage druk of een te hoge temperatuur. een ernstige storing. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de motorolie afkoelen. Controleer het motorolieniveau met de peilstok. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

31 Cockpit Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen Koelvloeistoftemperatuur en -niveau brandt en wijzer in het rode gebied. knippert. een abnormale verhoging van de temperatuur. een te laag koelvloeistofniveau. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het niveau. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 9 Service blijft kort branden. blijft branden. lichte storingen of waarschuwingen. ernstige storingen. Raadpleeg het "Logboek meldingen" op het display. Zie rubriek 9, het gedeelte "Boordcomputer" en vervolgens "Logboek waarschuwingsmeldingen. Raadpleeg, afhankelijk van de ernst van de storing, het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Veiligheidsgordel e zitrij niet vastgemaakt brandt en gaat vervolgens knipperen. in combinatie met een geluidssignaal en blijft vervolgens branden. dat de bestuurder en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. tijdens het rijden is de veiligheidsgordel van de bestuurder of de voorpassagier niet vastgemaakt. Doe de gordel om en steek de gesp in de gordelsluiting. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de gesp te controleren. Zie in de rubriek het gedeelte "Veiligheidsgordels". De bestuurder moet controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel op de juiste wijze hebben vastgemaakt. VOORDAT u GAAT RIJDEN

32 Cockpit Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen 0 Airbag vóór / zij-airbag / window-airbag knippert of blijft branden. een storing van een airbag. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Zie in de rubriek het gedeelte "Airbags". Uitschakeling airbag vóór aan passagierszijde brandt. dat deze airbag handmatig is uitgeschakeld op het moment dat een kinderzitje met de rug in de rijrichting op deze plaats is bevestigd. Zie in de rubriek het gedeelte "Airbags - kinderen aan boord". Laag brandstofniveau brandt en wijzer in het rode gebied. blijft branden zodra het contact wordt aangezet. knippert. dat zodra dit lampje gaat branden er nog ongeveer 8 liter brandstof aanwezig is. dat er onvoldoende brandstof in de tank aanwezig is. dat de brandstoftoevoer is onderbroken ten gevolge van een ernstige aanrijding. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt. Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het injectiesysteem beschadigd raken. Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 80 liter. Herstel de brandstoftoevoer. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Brandstof". Emissieregeling EOBD knippert of blijft branden. een storing in het systeem. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. brandt. een storing in het laadcircuit. Controleer de accupolen. Zie in de rubriek 7 het gedeelte "Accu". Laden accu knippert. het overgaan naar de waakfase van de actieve functies (eco-mode). Zie in de rubriek 7 het gedeelte "Accu". blijft branden, terwijl de controles zijn uitgevoerd. een storing in een elektrisch circuit, de ontsteking of het brandstofsysteem. Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

33 Cockpit Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen Stuurbekrachtiging brandt. een storing in het systeem. De conventionele werking van de stuurinrichting, zonder bekrachtiging, blijft behouden. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Geopend portier brandt in combinatie met een melding op het display. een niet goed gesloten portier, deur of motorkap. Controleer of de portieren van de cabine, de achterdeuren, de schuifdeuren en de motorkap (als de auto is voorzien van een alarmsysteem) goed zijn gesloten. ABS ESP Achtervering met luchtvering ABS ESP knippert. brandt bij het wegrijden of tijdens het rijden. blijft branden. knippert. blijft branden. blijft branden in combinatie met het verklikkerlampje van de knop (op het dashboard). een abnormaal verschil tussen de gedetecteerde en de optimale wagenhoogte. een storing in de luchtvering. een storing in het antiblokkeersysteem. een ingreep van het ESPsysteem. een storing in het systeem. Bijv.: een te lage bandenspanning. dat het systeem op verzoek van de bestuurder is uitgeschakeld. Automatische regeling: rijd stapvoets (tot ongeveer 0 km/h) tot het lampje uitgaat. Handmatige regeling: stel de wagenhoogte, die in de onderste of bovenste stand stond, optimaal in. Zie in de rubriek het gedeelte "Achtervering". Stop onmiddellijk. Raadpleeg het PEUGEOT of een gekwalificeerde werkplaats. De conventionele werking van het remsysteem, zonder bekrachtiging, blijft behouden. Het is echter raadzaam de auto stil te zetten en contact op te nemen met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dit systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal over de wielen en verbetert zo de richtingsstabiliteit van de auto. Zie in de rubriek het gedeelte "Veilig rijden". Bijv.: controleer de bandenspanning. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het systeem is uitgeschakeld. Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld als de auto sneller dan 50 km/h rijdt of als de knop op het dashboard wordt ingedrukt. VOORDAT u GAAT RIJDEN

34 Cockpit Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen Remblokken brandt. dat de remblokken aan vervanging toe zijn. Laat de remblokken vervangen door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dimlicht / verlichting overdag brandt. een handmatig geselecteerde stand of het automatisch inschakelen van de verlichting. het inschakelen van de verlichting zodra het contact wordt aangezet. Draai de ring van de lichtschakelaar in de tweede stand. Volgens land van bestemming. Zie in de rubriek het gedeelte "Stuurkolomschakelaars". Grootlicht dat u de hendel naar u toe trekt. Trek de hendel naar u toe om over te schakelen naar dimlicht. Richtingaanwijzers knippert in combinatie met geluidssignaal. het inschakelen van de richtingaanwijzers met de lichtschakelaar links van het stuurwiel. Rechts: beweeg de hendel omhoog. Links: beweeg de hendel omlaag. Mistlampen vóór brandt. dat de functie handmatig is geselecteerd. De mistlampen werken uitsluitend als het parkeerlicht of dimlicht is ingeschakeld. Mistachterlicht brandt. dat de functie handmatig is geselecteerd. Het mistachterlicht werkt uitsluitend als het parkeerlicht of dimlicht is ingeschakeld. Schakel het mistachterlicht uit als het zicht meer dan 50 m bedraagt. Laat u het branden, dan kunt u medeweggebruikers verblinden en het risico lopen te worden bekeurd. Roetfilter brandt. een storing van het roetfilter (niveau brandstofadditief, kans op verstopping,...). Laat het filter controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Zie in rubriek 6 het gedeelte "Controles".

35 Cockpit Display status signaleert Wat te doen Snelheidsregelaar brandt. dat de snelheidsregelaar is geselecteerd. Handmatig selecteren. Zie in de rubriek het gedeelte "Stuurkolomschakelaars". Snelheidsbegrenzer brandt. dat de snelheidsbegrenzer is geselecteerd. Handmatig selecteren. Zie in de rubriek het gedeelte "Stuurkolomschakelaars". Opschakelindicator brandt. een aanwijzing, onafhankelijk van de rijomstandigheden en de verkeersdrukte. Schakel een hogere versnelling in bij een handgeschakelde versnellingsbak om het brandstofverbruik te verminderen. De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor het wel of niet opvolgen van deze aanwijzing. Voorgloeien dieselmotor Roetfilter Water in het brandstoffilter brandt. brandt. Onderhoudssleutel brandt. brandt in combinatie met een melding op het display. dat voorgloeien van de dieselmotor noodzakelijk is (koude omstandigheden). een storing van het roetfilter (niveau brandstofadditief, kans op verstopping,...). de aanwezigheid van water in het brandstoffilter. een bijna verstreken onderhoudsinterval. Wacht tot het lampje uit is alvorens de motor te starten. Laat het filter controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Zie in rubriek 6 het gedeelte "Controles". Laat het filter onmiddellijk aftappen door het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Controles". Zie het overzicht met controlepunten in het onderhoudsboekje. Maak een afspraak voor een onderhoudscontrole met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. VOORDAT u GAAT RIJDEN Klokje wordt weergegeven. het instellen van de tijd. Gebruik de linkerknop van het instrumentenpaneel. Raadpleeg in de rubriek het gedeelte "Cockpit".

36 Cockpit Als het lampje gaat branden: - stop onmiddellijk en zet het contact af. De motorventilateur kan nog ongeveer 0 minuten blijven werken, BRANDSTOFNIVEAUMETER Het brandstofniveau wordt aangegeven zodra het contact wordt aangezet. De wijzer staat op: - : de brandstoftank is volledig gevuld, ongeveer 80 liter. - 0: de brandstoftank is bijna leeg, het verklikkerlampje blijft branden. Het lampje gaat branden op het moment dat er nog ongeveer 8 liter brandstof in de tank aanwezig is. Raadpleeg in de rubriek 6 het gedeelte "Brandstof". KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR De wijzer van de koelvloeistoftemperatuurmeter bevindt zich vóór het rode gebied: normale werking. Onder zware gebruiksomstandigheden of bij warm weer kan de wijzer in de buurt van het rode gebied komen. Als de wijzer in het rode gebied komt: Ga langzamer rijden of laat de motor stationair draaien. - wacht tot de motor is afgekoeld om het koelvloeistofniveau te controleren en eventueel koelvloeistof bij te vullen. Het koelcircuit staat onder druk, neem daarom de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om brandwonden te voorkomen: - laat de motor nadat deze is afgezet minimaal een uur afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert, - draai de dop eerst een kwart omwenteling los om de druk te laten dalen. - controleer, als de druk eenmaal is gedaald, het niveau in het expansievat. - verwijder indien nodig de dop om koelvloeistof bij te vullen. Laat uw auto controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als de wijzer in het rode gebied blijft staan. Raadpleeg in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".

37 Cockpit EMISSIEREGELING EOBD (European On Board Diagnosis) is een Europees diagnosesysteem dat de emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt dat de auto voldoet aan de normen voor de uitstoot van: - CO (koolmonoxide), - HC (koolwaterstoffen), - NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes, de samenstelling van de uitstoot wordt gecontroleerd door de lambdasondes voor en achter de katalysator. In het geval van een storing in de emissieregeling wordt de bestuurder gewaarschuwd door het branden van dit specifieke verklikkerlampje op het instrumentenpaneel. De katalysator kan beschadigd raken. Laat het systeem controleren door het PEUGEOTnetwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. ONDERHOUDSINDICATOR De onderhoudsindicator informeert de bestuurder over de afstand tot de volgende onderhoudscontrole, afhankelijk van het gebruik van de auto. Werking Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden het sleutelsymbool branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers (afgerond) tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan. Het onderhoudsinterval wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsindicator op basis van twee parameters: - het aantal afgelegde kilometers, - de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole. Afhankelijk van de gebruiksgewoonten van de bestuurder kan de factor tijd worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers. De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is meer dan 000 km Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt 800 km. Als het contact wordt aangezet geeft het display gedurende enkele seconden het volgende aan: Enkele seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller eerst het oliepeil en vervolgens weer de normale kilometerstand en de stand van de dagteller aan. De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is minder dan 000 km Elke keer dat het contact wordt aangezet knippert de sleutel en de resterende kilometers worden aangegeven: Enkele seconden na het aanzetten van het contact, wordt het oliepeil aangegeven, geeft de teller vervolgens weer de normale kilometerstand en de stand van de dagteller aan en blijft de sleutel branden. Dit om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden. De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is overschreden Elke keer als het contact wordt aangezet, gaat de sleutel gedurende enkele seconden knipperen en geeft de teller het aantal kilometers aan dat er te veel gereden is. Bij draaiende motor blijft de sleutel branden totdat de onderhoudscontrole is uitgevoerd. Wat het eerst bereikt is: de sleutel gaat ook branden als de maximale interval van jaar is verstreken. 5 VOORDAT u GAAT RIJDEN

38 Cockpit Op 0 zetten Het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats zet de onderhoudsindicator na elke onderhoudscontrole weer op 0. Als u zelf de onderhoudscontrole van uw auto heeft uitgevoerd, kan de onderhoudsindicator op de volgende wijze op 0 gezet worden: - zet het contact af, - druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt, - zet het contact aan. De kilometerteller begint terug te tellen. Laat de knop los als de onderhoudsindicator "=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt. Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal vijf minuten. Het resetten van de onderhoudsindicator zal anders niet worden opgeslagen. Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact wordt eerst de onderhoudsindicator weergegeven en vervolgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau. Olieniveau correct Te weinig olie Als de aanduiding "OIL" knippert in combinatie met het verklikkerlampje service, een geluidssignaal en een melding op het display, is het motorolieniveau te laag, waardoor ernstige motorschade kan ontstaan. Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld. Storing motorolieniveaumeter Als de aanduiding "OIL--" knippert, duidt dit op een storing in de motorolieniveaumeter. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 0 minuten niet heeft gedraaid. Oliepeilstok A = maxi, het oliepeil mag nooit boven dit niveau uitkomen. Een te hoog oliepeil kan schade aan de motor veroorzaken. Raadpleeg in dat geval zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. B = mini, als het oliepeil niet boven dit niveau uitkomt, moet het voor de motor van uw auto voorgeschreven type motorolie worden bijgevuld via de vuldop. Nulstelling dagteller Druk, terwijl het contact aan is, de knop in tot de nullen verschijnen. Dimmer dashboardverlichting Druk, tijdens het branden van de verlichting, op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting te veranderen. Als de verlichting de zwakste (of felste) stand heeft bereikt, laat dan de knop los en druk deze vervolgens opnieuw in om de verlichting weer feller (of zwakker) te maken. Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.

39 Versnellingsbakken en stuurwiel 7 VERSNELLINGSBAKKEN EN STUURWIEL Vijfversnellingsbak Trap om soepel te kunnen schakelen het koppelingspedaal altijd volledig in. Om te voorkomen dat de werking van het pedaal wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, - gebruik nooit meer dan één mat per plaats. Laat tijdens het rijden uw hand niet op de versnellingspook rusten. Zelfs een lichte belasting op de pook kan na verloop van tijd slijtage aan de onderdelen in de versnellingsbak veroorzaken. Achteruit Zesversnellingsbak Trek bij een auto met zesversnellingsbak de ring onder de pookknop omhoog om de achteruit in te schakelen. Schakel de achteruit pas in als de auto volledig stilstaat. Zet de pook met beleid in de achteruitversnelling om bijgeluiden te beperken. SCHAKELINDICATOR Dit systeem signaleert de bestuurder dat hijkan opschakelen om het brandstofverbruik te verminderen (auto's met handgeschakelde versnellingsbak). Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen. De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen van een schakeladvies van het systeem. Het lampje van de signalering kan niet worden uitgeschakeld. Wegrijden, in de achteruitversnelling schakelen en terugschakelen zijn handelingen die zijn uitgeschakeld. VOORDAT u GAAT RIJDEN

40 Versnellingsbakken en stuurwiel 8 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE Schakelkeuze - Kies de gewenste stand door de selectiehendel te verplaatsen. De gekozen stand wordt met een pictogram in het instrumentenpaneel aangegeven. Park: parkeerstand van de selectiehendel. Voor het stilzetten van de auto en het starten van de motor. Reverse: achteruitstand van de selectiehendel. Voor achteruitrijden. Neutral: neutraalstand van de selectiehendel. Voor het parkeren van de auto (met aangetrokken handrem) en het starten van de motor. Drive: rijstand van de selectiehendel. Voor vooruitrijden en automatisch schakelen. Manual: selecteren van de versnelling met de selectiehendel (+ of -). Voor rijden in de handbediende stand.

41 Versnellingsbakken en stuurwiel Starten van de auto Bij draaiende motor wegrijden in de stand P : - Trap altijd het rempedaal in om uit de stand P te kunnen schakelen, - selecteer de stand R of D, De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling afhankelijk van de volgende parameters: - de rijstijl, - het profiel van de weg, - de belading van de auto. De versnellingsbak werkt dan automatisch, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. Achteruit - Selecteer de stand R als de auto stilstaat en de motor stationair draait. Stilzetten van de auto, starten van de motor 9 - laat langzaam het rempedaal los; de auto begint meteen te rijden. U kunt ook wegrijden vanuit de stand N : - Trap het rempedaal in en zet de handrem los, - selecteer de stand R, D of M, - laat langzaam het rempedaal los; de auto begint meteen te rijden. - Selecteer de stand D. Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden ingetrapt tot voorbij het zware punt (kick down). De versnellingsbak schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximum toerental bereikt. Bij een afdaling schakelt de versnellingsbak automatisch terug om sterker op de motor af te remmen en voor een optimale acceleratie zodra het gaspedaal weer wordt ingetrapt. Om de veiligheid te verbeteren schakelt de versnellingsbak niet naar een hogere versnelling als u het gaspedaal plotseling loslaat. Bij stilstand met de selectiehendel in stand D (drive), treedt een trillingsdempend systeem in werking zodra het rempedaal ingetrapt wordt. - Selecteer de stand P om de auto stil te zetten en te starten, met of zonder gebruik van de handrem. Als de accu geen stroom levert en de selectiehendel in de stand P staat, is het onmogelijk om naar een andere stand te schakelen. - U kunt ook de stand N selecteren om de auto te parkeren of de motor te starten, met gebruik van de handrem. Laat, als bij het wegrijden per ongeluk de selectiehendel in de stand N staat, het motortoerental terugvallen tot stationair voordat de stand D wordt geselecteerd om vervolgens weer gas te geven. VOORDAT u GAAT RIJDEN

42 Versnellingsbakken en stuurwiel Storing Handbediende stand Gebruiksvoorschrift 0 Een storing wordt aangegeven door een geluidssignaal, de melding "Storing automatische transmissie" op het display. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma (blokkering in de e versnelling). U kunt dan een hevige schok waarnemen bij het selecteren van R vanuit de stand P, of R vanuit de stand N, (zonder gevaar voor de versnellingsbak). Rijd niet harder dan 00 km/h (afhankelijk van de geldende snelheidslimiet). Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOTnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Handmatig schakelen met de selectiehendel. - Selecteer de stand M van de selectiehendel, - beweeg de selectiehendel naar het symbool + om op te schakelen, van t/m 6, - beweeg de selectiehendel naar het symbool - om terug te schakelen. Er kan elk moment van de stand D (automatische stand) naar de stand M (handbediende stand) worden geschakeld. In de handbediende stand kan alleen worden geschakeld als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening. Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie automatisch de stand. Zet de selectiehendel nooit in de stand N als de auto rijdt. Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de auto niet volledig stilstaat. Zet de selectiehendel nooit in een andere stand om af te remmen op een glad wegdek. In de volgende gevallen is er kans op grote schade aan de versnellingsbak: - als u het gaspedaal en het rempedaal gelijktijdig intrapt, - als u in geval van een lege accu de selectiehendel vanuit de stand P in een andere stand probeert te zetten. Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R, D of M is geselecteerd, zet de auto zich al in beweging, zelfs als het gaspedaal niet wordt ingetrapt. Laat daarom geen kinderen alleen in de auto achter als de motor draait.

43 Versnellingsbakken en stuurwiel Starten en stoppen Verklikkerlampje geopend portier Controleer als dit lampje brandt of de portieren, achterdeuren, schuifdeuren en de motorkap goed zijn gesloten! STUURWIEL IN HOOGTE EN DIEPTE VERSTELLEN Ontgrendel het stuurwiel, alleen bij stilstaande auto, door de hendel omlaag te bewegen. Stel het stuurwiel in de gewenste stand en zet dan de hendel weer goed vast. STARTEN EN STOPPEN Stand "AAN" en "Accessoires". Verdraai terwijl u de contactsleutel omdraait het stuurwiel iets (zonder te forceren) om het stuurslot te ontgrendelen. In deze stand kunnen verschillende accessoires functioneren. Stand "Starten". De startmotor wordt in werking gezet. Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen. Stand STOP: stuurslot. Het contact is afgezet. Draai het stuurwiel tot het stuurslot wordt vergrendeld. Haal de sleutel uit het contact. Gebruiksvoorschrift: starten Verklikkerlampje voorgloeien dieselmotor Als de motor voldoende op temperatuur is, gaat het lampje na minder dan seconde uit en kunt u de motor direct starten. Wacht bij koud weer tot dit lampje uitgaat en zet vervolgens de startmotor in werking (stand "Starten") tot de motor aanslaat. Sleutel Zorg ervoor dat de sleutel niet in contact komt met smeer, stof of regen en bewaar de sleutel niet in een vochtige omgeving. Hang geen zware voorwerpen, zoals een sleutelhanger, aan de sleutel; dit kan storingen in het contactslot veroorzaken. Gebruiksvoorschrift: stoppen Ontzien van de motor en de versnellingsbak Laat de motor voordat u het contact afzet enkele seconden draaien om het toerental van de turbocompressor (dieselmotor) te laten dalen. Geef geen gas bij het afzetten van het contact. Het inschakelen van alleen een versnelling bij het parkeren van de auto is niet afdoende. VOORDAT u GAAT RIJDEN

44 Stuurkolomschakelaars Lichten uit Automatische verlichting, als uw auto is voorzien van een lichtsensor. Parkeerlichten Dimlicht (groen) Grootlicht (blauw) STUURKOLOMSCHAKELAARS RICHTINGAANWIJZERS (knipperend) Links : duw de hendel helemaal omlaag, voorbij het zware punt. Rechts : duw de hendel helemaal omhoog, voorbij het zware punt. LICHTSCHAKELAAR Verlichting vóór en achter Draai de ring A om de verlichting in te schakelen. Zie in rubriek het gedeelte Cockpit voor meer informatie over de verklikkerlampjes. Overschakelen van dim- naar grootlicht Trek de hendel, voorbij het zware punt, naar u toe. Vergeten verlichting Als het contact is afgezet en er wordt een voorportier geopend, klinkt een geluidssignaal.

45 Stuurkolomschakelaars Mistlampen vóór/mistachterlicht Deze worden ingeschakeld door de ring B naar voren te draaien en uitgeschakeld door de ring naar achteren te draaien. Het branden van de mistlampen wordt aangegeven door een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel. Deze branden in combinatie met parkeer- en dimlicht. Mistlampen vóór (groen, draai de ring stand naar voren). Mistlampen vóór (groen) en mistachterlicht (amberkleurig, draai de ring standen naar voren). Draai de ring twee standen naar achteren om achtereenvolgens het mistachterlicht en de mistlampen vóór te doven. Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als s nachts, is het mistachterlicht verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra het niet meer nodig is. De automatische verlichting schakelt het mistachterlicht uit, maar de mistlampen vóór blijven branden. Verlichting overdag Afhankelijk van het land van bestemming, kan de auto zijn uitgerust met verlichting overdag. Als de auto wordt gestart, wordt het dimlicht ingeschakeld. Dit verklikkerlampje gaat branden op het instrumentenpaneel. De verlichting van de cockpit (instrumentenpaneel, display, bedieningspaneel airconditioning,...) gaat niet branden, behalve wanneer de automatische stand van de verlichting wordt ingeschakeld of wanneer de verlichting handmatig wordt ingeschakeld. ERGONOMIE en COMFORT

46 Stuurkolomschakelaars Automatisch inschakelen van de verlichting Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is en als de ruitenwissers wissen. De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of het wissen is gestopt. Deze functie is niet mogelijk in combinatie met verlichting overdag. Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor voldoende licht waarnemen, waardoor de lichten niet automatisch zullen worden ingeschakeld. Schakel indien nodig het dimlicht handmatig in. Dek de lichtsensor, die zich achter de binnenspiegel op de voorruit bevindt, niet af. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische verlichting en ruitenwissers. Inschakelen Draai de ring in de stand AUTO. Bij het inschakelen van de functie verschijnt een melding op het display. Uitschakelen Draai de ring naar voren of naar achteren. Bij het uitschakelen van de functie verschijnt een melding op het display. De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld als de verlichting met de lichtschakelaar wordt bediend. Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden en wordt het pictogram service weergegeven in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. KOPLAMPVERSTELLING Afhankelijk van de belading van de auto kan het noodzakelijk zijn om de koplampen in hoogte te verstellen. 0 - of personen voorin. - 5 personen personen. - Bestuurder + maximaal toegestane belading. Stand 0: basisinstelling.

47 Stuurkolomschakelaars Ruiten- en koplampsproeiers Trek de hendel naar u toe, de ruitensproeiers treden in werking in combinatie met het tijdelijk inschakelen van de ruitenwissers. De koplampsproeiers treden gelijktijdig met de ruitensproeiers in werking als de dimlichten zijn ingeschakeld. Raadpleeg voor het bijvullen van het reservoir in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". 5 Automatische ruitenwissers RUITENWISSERSCHAKELAAR Handbediende ruitenwissers vóór Hoge snelheid (hevige neerslag). Normale snelheid (matige regenval). I Interval. 0 Uit. Eén keer wissen (omlaag duwen). In de I ntervalstand wordt de snelheid van de wissers aangepast aan de rijsnelheid. Als het contact langer dan één minuut is afgezet terwijl de schakelaar in de stand, of I stond, dient de schakelaar weer geactiveerd te worden: - zet de schakelaar in een willekeurige stand, - zet de schakelaar vervolgens in de gewenste stand. Dek de regensensor, die zich achter de binnenspiegel op de voorruit bevindt, niet af. De ruitenwissers werken automatisch in de stand AUTO, waarbij de snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag wordt aangepast. De werking van de ruitenwissers in andere standen dan de stand AUTO komt overeen met die van de handbediende ruitenwissers. ERGONOMIE en COMFORT

48 Stuurkolomschakelaars Inschakelen Duw de hendel omlaag. Bij het inschakelen van de automatische ruitenwissers verschijnt een melding op het display. Als het contact meer dan minuut afgezet is geweest, moet de automatische werking van de ruitenwissers opnieuw worden geactiveerd door de schakelaar één keer omlaag te bewegen. Deactiveren/Uitschakelen Zet de schakelaar in de stand I, of. Als de functie wordt uitgeschakeld, verschijnt er een melding op het display. In het geval van een storing in de werking van de automatische ruitenwissers werken de ruitenwissers in de intervalstand. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. Zet het contact uit als de auto gewassen wordt in een wasstraat, om te voorkomen dat de automatische ruitenwissers worden ingeschakeld. Wacht 's winters met het inschakelen van het automatisch wissen tot de voorruit ontdooid is. Onderhoudsstand ruitenwissers vóór Als de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, bewegen de ruitenwissers naar de voorruitstijlen. Deze stand moet worden gebruikt voor s winters parkeren en het vervangen of reinigen van de ruitenwisserbladen. Zie in de rubriek 7 het gedeelte Ruitenwisserbladen vervangen. Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers na de werkzaamheden weer in de ruststand te zetten. Ruitenwisser achter Draai de ring tot de eerste stand. Ruitensproeier achter Draai de ring voorbij de eerste stand, zodat de ruitensproeier in werking treedt en vervolgens de ruitenwisser enige tijd wordt ingeschakeld. Wacht 's winters, als de ruit met sneeuw of ijs bedekt is, met het inschakelen van de ruitenwisser achter. Zet eerst de achterruitverwarming aan, wacht tot de sneeuw of het ijs begint te smelten en veeg de ruitenwisser achter schoon. Zet dan pas de ruitenwisser achter aan.

49 Stuurkolomschakelaars Op het controledisplay wordt aangegeven of de functie is geselecteerd en wordt de ingestelde snelheid weergegeven: 7 Functie geselecteerd, weergave van het symbool "Snelheidsregelaar". Functie uitgeschakeld, OFF (bijvoorbeeld bij 07 km/h). SNELHEIDSREGELAAR "CRUISE" Voor het instellen van de gewenste wagensnelheid. Met dit systeem kan de bestuurder, bij normaal doorstromend verkeer met een constante zelf ingestelde snelheid rijden, behalve op steile hellingen. Deze voorziening werkt alleen bij snelheden boven 0 km/h, vanaf de e versnelling. Functie ingeschakeld, (bijvoorbeeld bij 07 km/h). Wagensnelheid hoger dan ingestelde snelheid (8 km/h), de weergegeven ingestelde snelheid knippert. Storing in de werking van het systeem, OFF - de streepjes knipperen. ERGONOMIE en COMFORT

50 Stuurkolomschakelaars 8 Selecteren van de functie - Zet de draaiknop in de stand CRUISE. De snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet geactiveerd en er is nog geen snelheid ingesteld. Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid Het is mogelijk gas te geven en tijdelijk met een hogere snelheid dan de ingestelde snelheid te rijden. De ingestelde snelheid zal dan knipperen. Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de ingestelde snelheid weer aangenomen. Opnieuw activeren - Druk na het onderbreken van de snelheidsregelaar op deze toets. De auto neemt de laatst ingestelde snelheid weer aan. U kunt ook de procedure "eerste keer activeren" herhalen. Eerste keer activeren/ instellen van een snelheid - Breng uw auto met het gaspedaal op de gewenste snelheid. - Druk op de toets SET- of SET+. De snelheid is nu in het geheugen opgeslagen/geactiveerd en deze snelheid wordt door de auto gehandhaafd. Uitschakelen (OFF) - Druk op deze toets of trap op het rem- of koppelingspedaal. Zonder het gaspedaal: - druk op de toets Set +. Ingestelde snelheid wijzigen De ingestelde snelheid kunt u op twee manieren verhogen: Druk de toets kort in om de snelheid met km/h te verhogen. Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen van 5 km/h te verhogen.

51 Stuurkolomschakelaars Met het gaspedaal: - trap het gaspedaal in tot de gewenste snelheid is bereikt, 9 - druk op de toets Set + of Set -. Verlagen van de ingestelde snelheid: - druk op de toets Set -. Druk de toets kort in om de snelheid met km/h te verlagen. Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen van 5 km/h te verlagen. Storing De ingestelde snelheid wordt gewist en in plaats daarvan verschijnen drie streepjes op het display. Raadpleeg het PEUGEOTnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. Gebruiksvoorschrift Uitschakelen van de functie - Draai de knop in de stand 0 of zet het contact af om het systeem volledig uit te schakelen. Ingestelde snelheid annuleren Als bij stilstaande auto het contact wordt afgezet, wordt de ingestelde snelheid uit het geheugen gewist. Let bij het wijzigen van de ingestelde snelheid door het ingedrukt houden van de toets goed op omdat de snelheid zeer snel kan worden verhoogd of verlaagd. Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer. Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. Houd uw voeten bij de pedalen. Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en vast aan de bevestigingen op de vloer, - leg nooit meerdere matten boven op elkaar. VASTE SNELHEIDSBEGRENZER De vaste snelheidsbegrenzer (volgens uitvoering) begrenst de maximumsnelheid van de auto op 90/00 km/h of 00/0 km/h. Een sticker in het interieur geeft aan dat deze functie aanwezig is. De vaste maximumsnelheid kan niet worden gewijzigd. Deze vaste snelheidsbegrenzer werkt niet volgens het principe van een snelheidsregelaar. De functie kan niet tijdens het rijden worden in- en uitgeschakeld. ERGONOMIE en COMFORT

52 Stuurkolomschakelaars 50 Op het controledisplay wordt aangegeven of de functie is geselecteerd en wordt de ingestelde snelheid weergegeven: Functie geselecteerd, weergave van het symbool "Snelheidsbegrenzer". Functie uitgeschakeld, laatst ingestelde snelheid - OFF (bijvoorbeeld bij 07 km/h). SNELHEIDSBEGRENZER "LIMIT" Functie ingeschakeld, (bijvoorbeeld bij 07 km/h). "Dit is de gekozen snelheid die de bestuurder niet wil overschrijden". Het instellen van de maximumsnelheid is mogelijk bij stilstaande auto met draaiende motor, of tijdens het rijden. De ingestelde snelheid dient minimaal 0 km/h te bedragen. De snelheid wordt verhoogd naarmate het gaspedaal dieper wordt ingetrapt tot aan het zware punt van het gaspedaal, waarbij de ingestelde snelheid is bereikt. Als het gaspedaal tot voorbij het zware punt wordt ingetrapt, wordt de ingestelde snelheid echter overschreden. Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer wordt losgelaten en de wagensnelheid onder de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de snelheidsbegrenzer weer geactiveerd. Het systeem kan worden bediend bij stilstaande auto met draaiende motor, of tijdens het rijden. Wagensnelheid hoger dan de ingestelde snelheid (bijvoorbeeld 8 km/h), de weergegeven ingestelde snelheid knippert. Storing in de werking van het systeem, OFF - de streepjes knipperen.

53 Stuurkolomschakelaars 5 Selecteren van de functie - Draai de knop in de stand LIMIT. De begrenzer is dan geselecteerd, maar nog niet actief. Het display geeft de laatst ingestelde snelheid weer. Instellen van een snelheid Er kan, bij draaiende motor, een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen. Verhogen van de ingestelde snelheid: - druk op de toets Set +. Druk de toets kort in om de snelheid met km/h te verhogen. Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen van 5 km/h te verhogen. Verlagen van de ingestelde snelheid: - druk op de toets Set -. Druk de toets kort in om de snelheid met km/h te verlagen. Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen van 5 km/h te verlagen. Inschakelen/uitschakelen (Off) Druk één keer op deze toets om de begrenzer in te schakelen. Druk nogmaals op de toets om de begrenzer uit te schakelen (OFF). ERGONOMIE en COMFORT

54 Stuurkolomschakelaars 5 Overschrijden van de ingestelde snelheid Als het gaspedaal geleidelijk dieper wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal echter met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en knippert de ingestelde snelheid op het display. Laat om de begrenzer weer in te schakelen de snelheid zakken tot een snelheid lager dan de ingestelde snelheid. Knipperen van de snelheidsweergave De snelheid knippert: - als het gaspedaal tot voorbij het zware punt wordt ingetrapt, - als de begrenzer door het profiel van de weg of bij een steile afdaling niet kan voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden, - tijdens snel accelereren. Uitschakelen van de functie - Draai de knop in de stand 0 of zet het contact af om het systeem uit te schakelen. De laatst ingestelde snelheid blijft in het geheugen opgeslagen. Storing De ingestelde snelheid wordt gewist en in plaats daarvan verschijnen drie streepjes op het display. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. Gebruiksvoorschrift Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. Let op uw snelheid als deze door het profiel van de weg of door snel accelereren kan worden overschreden, zodat u optimaal de controle over uw auto kunt bewaren. Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en op de vloer is bevestigd, - leg nooit meerdere matten boven op elkaar.

55 Ventilatie Luchtopbrengst De kracht van de luchttoevoer via de ventilatieroosters varieert van tot. In de stand 0 is er geen luchttoevoer. Zet de knop in de gewenste stand voor een optimaal comfort. 5 Luchtverdeling Draai de knop in de gewenste stand om de luchtstroom te verdelen naar: de zijventilatieroosters en middelste ventilatieroosters, VENTILATIE HANDMATIGE BEDIENING Het bedieningspaneel van de handmatige airconditioning (volgens uitvoering) bevindt zich op de middenconsole. Airconditioning A/C De airconditioning (volgens uitvoering) werkt uitsluitend bij draaiende motor. Druk op de toets om de airconditioning in te schakelen; het lampje gaat branden. Druk nogmaals op de toets om de airconditioning uit te schakelen; het lampje gaat uit. De airconditioning werkt niet als de knop van de aanjager in de stand 0 staat. Temperatuurregeling Zet de knop in de gewenste stand: - van blauw (toevoer van koude lucht), - naar rood (toevoer van warme lucht). de zijventilatieroosters, de middelste ventilatieroosters en de beenruimte, de beenruimte, de voorruit en de beenruimte, de voorruit. De luchtstroom kan worden gevarieerd door de knop in een tussenstand te zetten, aangegeven door " ". ERGONOMIE en COMFORT

56 Ventilatie 5 Toevoer van buitenlucht Het lampje van de toets is uit. Gebruik deze stand zo veel mogelijk. Tips voor het instellen Luchtrecirculatie in het interieur Voor een optimale werking van het handbediende systeem is het raadzaam de volgende instellingen te gebruiken: Het lampje van de toets brandt. Deze stand dient bovendien om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. Als deze stand gebruikt wordt terwijl de airconditioning en de aanjager (stand t/m ) zijn ingeschakeld, wordt de capaciteit van de verwarming (knop temperatuurregeling naar rood) of de airconditioning (knop temperatuurregeling naar blauw) sneller vergroot. Gebruik de luchtrecirculatie niet langer dan nodig is. Gewenste werking Warm Koud Luchtverdeling Temperatuur Luchtopbrengst Luchtrecirculatie Airconditioning (A/C) Schakel zodra de omstandigheden dit toelaten de toevoer van buitenlucht weer in om de lucht in het interieur te verversen en het beslaan van de ruiten te voorkomen. Gebruik deze stand zo veel mogelijk. Ontdooien Ontwasemen

57 Ventilatie 55 AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING Het bedieningspaneel (volgens uitvoering) bevindt zich op de middenconsole. Gebruiksvoorschrift Om het interieur maximaal te koelen of te verwarmen kan de temperatuur lager dan 5 worden ingesteld door de knop naar links te draaien tot LO wordt weergegeven of hoger dan 7 worden ingesteld door de knop naar rechts te draaien tot HI wordt weergegeven. Voor een optimaal comfort is het raadzaam de waarde links en rechts zo in te stellen dat het verschil niet meer dan bedraagt. Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil. ERGONOMIE en COMFORT

58 Ventilatie 56 Automatische werking Automatisch programma "comfort" Dit is de normale gebruiksstand van de airconditioning. Druk op deze toets. Het symbool AUTO verschijnt. Afhankelijk van de gekozen instellingen regelt het systeem de luchtverdeling, de luchtopbrengst en de luchttoevoer om het comfort en de luchtcirculatie in het interieur optimaal te houden. U hoeft het systeem niet meer zelf bij te regelen. Ingestelde waarde bestuurders- of passagierszijde De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit. Draai deze knop naar links of naar rechts om de waarde te verlagen of te verhogen. Voor een optimaal comfort wordt de waarde aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van uw wensen een afstelling tussen 8 en gebruikelijk. Zorg ervoor dat de zonnesensor, die zich achter de binnenspiegel op de voorruit bevindt, niet wordt afgedekt. Deze sensor regelt de airconditioning. Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de luchtopbrengst geleidelijk op het optimale niveau gebracht. Voor uw comfort worden de instellingen tussen twee startmomenten opgeslagen, mits de temperatuur in het interieur nauwelijks is veranderd. Is dit wel het geval, dan treedt het automatische programma weer in werking.

59 Ventilatie Handmatig verstellen Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld. Bij het indrukken van de toets AUTO zal het systeem weer volledig automatisch functioneren. - de voorruit, Regeling luchtverdeling Druk deze toets herhaalde malen in om de luchtstroom te verdelen naar: - de voorruit en de beenruimte, - de beenruimte, - de linker, rechter en middelste ventilatieroosters en de beenruimte, - de linker, rechter en middelste ventilatieroosters. Regeling luchtopbrengst De luchtopbrengst kan vergroot of verkleind worden door respectievelijk de toets "kleine propeller" of "grote propeller" in te drukken. Het symbool van de luchtopbrengst op het display, de propeller, wordt afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk voller. Uitschakelen van het systeem Druk op de toets "kleine propeller" van de luchtopbrengstregeling tot het symbool van de propeller is verdwenen. Alle functies van de airconditioning worden dan uitgeschakeld, behalve de luchtrecirculatie en de achterruitverwarming (volgens uitvoering). De ingestelde waarde wordt niet meer geregeld en verdwijnt van het display. Het is raadzaam om niet langdurig met uitgeschakelde airconditioning te rijden. Druk op de toets "grote propeller" van de luchtopbrengstregeling 7 of op de toets AUTO om het systeem weer met de laatst ingestelde waarden in te schakelen. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie Bij het indrukken van deze toets wordt de lucht in het interieur gerecirculeerd. Het symbool van de luchtrecirculatie wordt weergegeven. De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is (om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat). Druk de toets zodra de luchtrecirculatie niet meer nodig is nogmaals in om de toevoer van buitenlucht te hervatten. Airconditioning AAN/UIT Druk op deze toets: het symbool A/C wordt weergegeven en de airconditioning wordt geactiveerd. Druk nogmaals op deze toets om de aircondioning uit te schakelen. 57 ERGONOMIE en COMFORT

60 Ventilatie 58 GEBRUIKSVOORSCHRIFT VOOR DE VENTILATIE EN DE AIRCONDITIONING Ventilatieroosters Houd de ventilatieroosters altijd open Voor een optimale verdeling van de warme of koude lucht over het interieur hebt u de beschikking over ventilatieroosters in het midden en opzij, die gekanteld en naar links of rechts en naar het bovenlichaam van de voorste inzittenden gedraaid kunnen worden. Sluit de ventilatieroosters niet, maar richt de luchtstroom voor een optimaal comfort tijdens het rijden naar de zijruiten. Uitstroomopeningen naar de beenruimte in de auto completeren het geheel. Interieurfilter, koolstoffilter Zorg ervoor dat dit filter in goede staat verkeert en laat de filterelementen regelmatig vervangen. Zie in rubriek 6 het gedeelte "Controles". Airconditioning Voor een doeltreffende werking van de airconditioning moeten de ruiten onder alle weersomstandigheden gesloten zijn. Als de auto echter langdurig in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur zeer hoog blijft, kunnen de ruiten wel even geopend worden om de ventilatie te bevorderen. Het is raadzaam de stand AUTO zo veel mogelijk te gebruiken: het systeem regelt de luchtopbrengst, de comforttemperatuur in het interieur, de luchtverdeling, de luchttoevoer of - recirculatie automatisch en optimaal aan de hand van de door u ingestelde waarde. Laat de airconditioning minimaal één keer per maand 5 à 0 minuten functioneren om het systeem in perfecte staat te houden. Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water onder de auto vormt, dit is een normaal verschijnsel. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats controleren.

61 Ventilatie 59 ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN Handbediening Zet de schakelaar van de luchtverdeling in deze stand. Zet de knop van de temperatuurregeling in deze stand. Zet de aanjager in de hoogste stand. Schakel de airconditioning in. Schakel zodra de omstandigheden dit toelaten de toevoer van buitenlucht weer in om de lucht in het interieur te verversen (lampje uit). ERGONOMIE en COMFORT

62 Ventilatie 60 Achterruitverwarming en/of verwarming buitenspiegels Druk bij draaiende motor op deze toets om de achterruitverwarming en/of de verwarming van de elektrisch verstelbare buitenspiegels in te schakelen. Deze functie wordt uitgeschakeld: - door op de toets te drukken, - door de motor af te zetten, - automatisch, om onnodig stroomverbruik te voorkomen. Automatische airconditioning: programma "zicht" Voor het snel ontwasemen of ontdooien van de ruiten (bij vocht, veel inzittenden, vorst) kan het programma "comfort" (AUTO) niet toereikend blijken. Kies dan het programma "zicht". Het verklikkerlampje van het programma "zicht" gaat branden. Het systeem schakelt de airconditioning in, regelt de luchtopbrengst, schakelt de achterruitverwarming in en stuurt de optimale luchtstroom naar de voorruit en de zijruiten. De luchtrecirculatie wordt uitgeschakeld.

63 Ventilatie 6 VENTILATIE ACHTER Afhankelijk van de uitvoering kan uw auto zijn voorzien van een extra airconditioningsunit achter in de auto. Het luchtverdelingskanaal in het dak en de 6 afzonderlijke uitstroomopeningen zorgen voor een perfecte regeling van de luchtverdeling in de auto. De over de vloer verspreide warme lucht wordt vanuit de airconditioningsunit vóór verdeeld ter hoogte van de voetenruimte van de passagiers op de e zitrij. Op de extra airconditioningsunit bevindt zich een uitstroomopening voor de verwarming van de voetenruimte van de passagiers op de e zitrij. Inschakelen/uitschakelen Met behulp van deze knop op de dakconsole kan de bestuurder of voorpassagier de bediening achter in de auto in- of uitschakelen. Eén keer indrukken: inschakelen (groene lampje brandt). Twee keer indrukken: uitschakelen (lampje uit). Luchtopbrengst De kracht van de luchttoevoer via de ventilatieroosters varieert van tot. Zet de knop in de gewenste stand voor een optimaal comfort. Zet de knop in de stand 0 om de aanjager uit te schakelen. Zet de knop in de gewenste stand: - van blauw (toevoer van koude lucht), - tot rood (toevoer van warme lucht). ERGONOMIE en COMFORT

64 Ventilatie 6 Ventilatie achter STANDKACHEL Verwarming van het koelvloeistofcircuit Dit aanvullende en afzonderlijke systeem warmt het korte koelvloeistofcircuit van de dieselmotor op om het starten te vergemakkelijken. Het systeem verbetert de prestaties van het ontdooien en het ontwasemen Auto's uitgerust met een HDi-motor kunnen zijn voorzien van een standkachel. Het is normaal dat bij stationair draaiende of stilstaande motor een lichte fluittoon en rook- en geurvorming merkbaar zijn.

65 Ventilatie Gebruiksvoorschrift Gebruik om koolmonoxidevergiftiging te voorkomen de standkachel nooit in afgesloten ruimten zoals een garage of werkplaats zonder afzuiginstallatie. Parkeer om brandgevaar te voorkomen de auto niet op een brandbare ondergrond (dor gras, dode bladeren, papier...). De temperatuur rondom de standkachel mag niet hoger zijn dan 0 C. Een hogere temperatuur (bijv. in een oven van een spuiterij) kan het elektrische circuit van de auto beschadigen. De standkachel wordt gevoed door brandstof uit de brandstoftank van de auto. Controleer, voordat u de standkachel programmeert of inschakelt, of er nog voldoende brandstof in de tank aanwezig is. Laat de standkachel ten minste keer per jaar aan het einde van de herfst controleren. Onderhoud en reparaties aan het systeem mogen alleen worden uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Gebruik uitsluitend originele vervangingsonderdelen. 6 ERGONOMIE en COMFORT

66 Comfort 6 COMFORT Geluidscomfort door speciale behandeling van de carrosserie De steenslagbescherming aan de onderzijde van de carrosserie en in de wielkuipen zorgt voor een aanzienlijk lager geluidsniveau en beschermt de carrosserie tegen beschadigingen van buitenaf. De carrosserie van de Expert Tepee heeft een cataforesebehandeling ondergaan die een perfecte bescherming tegen roest biedt. De anticorrosiegarantie bedraagt jaar. Met behulp van digitale technologie is de akoestiek in het interieur zo afgestemd dat tijdens het rijden ook een gesprek met de achterpassagiers goed mogelijk is.

67 Stoelen 65 - Rugleuningverstelling Trek de hendel omhoog en zet de rugleuning in de gewenste stand. VOORSTOELEN Afhankelijk van de uitvoering en inrichting van uw auto zijn er de volgende mogelijkheden voor de zitplaatsen vóór: - bestuurdersstoel en passagiersstoel, - bestuurdersstoel en tweezitsbank. Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende verstellingen mogelijk: - Verstelling in lengterichting Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand. - Hoogteverstelling van de bestuurdersstoel Afhankelijk van de uitvoering en inrichting van uw auto kan de stoel als volgt versteld worden: - passief: trek de hendel omhoog en verplaats uw gewicht om de gewenste stand te verkrijgen. ERGONOMIE en COMFORT

68 Stoelen 66 De juiste stand van de hoofdsteun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt. - actief: pomp de stoel omhoog of omlaag om de gewenste stand te verkrijgen. - Verstelling lendensteun bestuurdersstoel Zet de hendel omhoog of omlaag om de gewenste stand te verkrijgen. Zet, om de hoofdsteun te verwijderen, deze in de hoogste stand, druk op de lippen en trek de hoofdsteun gelijktijdig naar voren en omhoog. Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft. Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld. Verstelbare armsteun Omhoogklappen van de armsteun: - klap de armsteun omhoog totdat deze zich langs de rugleuning bevindt. Armsteun gebruiken: - klap de armsteun volledig omlaag, - breng de armsteun langzaam omhoog totdat deze in de gewenste positie staat, - klap de armsteun omhoog en herhaal bovenstaande procedure als de armsteun te ver omhoog is gezet Schakelaars stoelverwarming Hoogteverstelling van de hoofdsteun Trek de hoofdsteun naar voren en schuif hem omhoog of omlaag. Druk de desbetreffende schakelaar op de dakconsole in. De temperatuur wordt automatisch geregeld. Druk nogmaals op de schakelaar om de verwarming uit te schakelen.

69 Stoelen TWEEZITSBANK VÓÓR De tweezitsbank (volgens uitvoering) is niet verstelbaar en voorzien van drie veiligheidsgordels. 67 Hoofdsteun Druk op de lip om de hoofdsteun hoger of lager te zetten. Druk om de hoofdsteun te verwijderen op de lippen en trek de hoofdsteun omhoog. De hoofdsteun is correct afgesteld als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt. Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. De hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld. Kaartentassen De kaartentassen (volgens uitvoering) bevinden zich op de rugleuning van de zitplaatsen vóór. ERGONOMIE en COMFORT

70 Stoelen 68 Schrijftafel De rugleuning van de middelste zitplaats van de bank (rij ) kan worden neergeklapt om te worden gebruikt als schrijftafel met twee bekerhouders (volgens uitvoering). Trek aan de handgreep aan de bovenzijde van de rugleuning.

71 Stoelen 69 ZITPLAATSEN ACHTER De uitvoering van de zitplaatsen achter is afhankelijk van de uitvoering en inrichting van uw auto. De losse stoelen bevinden zich altijd aan de rechterzijde en de tweezitsbank aan de linkerzijde (gezien naar de voorzijde van de auto). ERGONOMIE en COMFORT

72 Stoelen 70 Losse passagiersstoel Deze stoel is aan de tweezitsbank bevestigd. Alle instellingen moeten eerst bij de losse stoel worden uitgevoerd. Deze stoel is er in typen: Type : een losse stoel waarvan de rugleuning neergeklapt kan worden om te gebruiken als tafeltje, waarna de stoel naar voren geklapt kan worden voor een gemakkelijke instap naar achteren. Tweezitsbank De tweezitsbank is er in typen: Type : twee zitplaatsen met een vaste rugleuning. Type : een losse stoel die naar voren geklapt kan worden voor een gemakkelijke instap naar achteren.

73 Stoelen ERGONOMIE en COMFORT 7 Type : twee opklapbare zitplaatsen met neerklapbare rugleuningen. Type : twee opklapbare zitplaatsen met afzonderlijk verstelbare rugleuningen die bovendien neergeklapt kunnen worden om te gebruiken als tafeltje. Mogelijkheden afhankelijk van het type zitplaats Zitplaats met dit type hendel: de rugleuning is verstelbaar. Zitplaats met dit type hendel: de rugleuning kan naar voren worden geklapt en de stoel kan worden opgeklapt. Zitplaats met dit type hendel: de rugleuning wordt gelijktijdig met het opklappen van de stoel neergeklapt. Kommavormige hoofdsteun.

74 Stoelen 7 Deze armsteun kan aanwezig zijn. De rugleuningen van de middelste stoelen zijn voorzien van bekerhouders en opbergvakken. De rugleuningen van de buitenste stoelen zijn voorzien van een opbergnet.

75 Stoelen 7 Handelingen In- en uitstappen: opklappen van de zitplaats Begin altijd met de losse stoel aan de rechterzijde en zet de hoofdsteun omlaag. - Ontgrendel de voorste verankeringen met behulp van deze hendel. - Verwijder de zitplaats uit de verankeringspunten. - Verwijder de zitplaats via de opening van de schuifdeur (e zitrij) of via de achterzijde (e zitrij). Rugleuning neerklappen en als tafeltje gebruiken (voorbeeld: middelste stoel) - Zet de hoofdsteunen omlaag. - Trek aan deze hendel om de rugleuning te ontgrendelen (of duw de hendel aan de achterzijde omlaag). - Klap de rugleuning op de zitting. Stoel en bank type /type : - Klap de rugleuning in de tafelstand met behulp van deze hendel. - Klap de zitplaats op. Stoel en bank type : - Klap de zitplaats op. - Ontgrendel de voorste verankeringen met behulp van deze hendel. - Verwijder de zitplaats uit de verankeringspunten. - Verwijder de zitplaats via de opening van de schuifdeur (e zitrij) of via de achterzijde (e zitrij). ERGONOMIE en COMFORT

76 Stoelen 7 Plaatsen van de zitplaats Plaats altijd eerst de bank. - Controleer of er geen voorwerpen het vergrendelen van de verankeringen hinderen. - Plaats de voorste verankeringen in de verankeringspunten op de vloer. - Vergrendel de voorste verankeringen met behulp van deze hendel. - Kantel de zitplaats naar achteren tot de achterste verankeringen zijn vergrendeld. Let op de voeten van eventuele passagiers tijdens het kantelen. Stoel type en bank type /: zet de rugleuning rechtop. Correct vergrendelen van de voorste verankeringen Controleer als de stoel weer in de normale stand staat of de verankeringen van de stoel correct zijn vergrendeld.

77 Stoelen Voorzorgsmaatregelen Na de verschillende handelingen: - verwijder een hoofdsteun niet zonder deze op te bergen en aan een steun te bevestigen, - controleer of de veiligheidsgordels bereikbaar blijven en gemakkelijk door de passagier kunnen worden vastgemaakt, - ga niet rijden voordat alle passagiers hun hoofdsteun correct hebben afgesteld en hun veiligheidsgordel hebben vastgemaakt en afgesteld. 75 Voorschriften Er mogen geen passagiers vervoerd worden: - op de e zitrij als de rugleuning ervoor (e zitrij) in de tafelstand staat, - op de e zitrij als de stoel/bank ervoor (e zitrij) in de stand "portefeuille" staat, - op de e zitrij als de stoel ervoor (e zitrij) is verwijderd, - op de middelste zitplaats als de stoel rechts ernaast in de stand "portefeuille" staat. ERGONOMIE en COMFORT

78 Stoelen OPSTELLINGEN VAN DE STOELEN EN BANKEN 5 zitplaatsen 6 zitplaatsen Voorbeelden van stoelopstellingen die zowel comfortabel als praktisch zijn Het wijzigen van de opstellingen dient uitsluitend te gebeuren als de auto stilstaat. Plaats geen stoelen op de e rij zonder de bijbehorende veiligheidsgordels te installeren. 7 zitplaatsen 8 zitplaatsen 9 zitplaatsen

79 Praktische voorzieningen 77 AAN BOORD INDELING CABINE Afhankelijk van de uitvoering is de cabine voorzien van de volgende inrichting. Zonneklep Klap de zonneklep omlaag om verblinding door de zon te voorkomen. De zonneklep aan de bestuurderszijde is voorzien van een etui voor het opbergen van tolkaarten, tickets,... Dashboardkastje Het dashboardkastje is voorzien van een slot en is afsluitbaar met de sleutel. Het bevat drie aansluitingen voor externe elektronische apparatuur (videocamera,...) als de auto is voorzien van een kleurenscherm. Bovendien bevat het dashboardkastje bekerhouders en speciale ruimtes voor wegenkaarten, een pakje sigaretten, een document met A-formaat, een pen, enz. Opbergvak ERGONOMIE en COMFORT

80 Praktische voorzieningen 78 Asbak Opbergvak en flessenhouder (,5 L) V-aansluiting De V-aansluiting, type aansteker, is geschikt voor apparaten met een vermogen tot maximaal 0 W. Gemorste vloeistof kan bij contact met schakelaars op het dashboard en de middenconsole storingen veroorzaken. Wees daarom voorzichtig met het gebruik van vloeistoffen. Tickethouder Volgens uitvoering.

81 Praktische voorzieningen 79 Dakconsole De dakconsole bevindt zich boven de zonnekleppen en bevat twee opbergvakken met of zonder klep waarin bijvoorbeeld een trui of een map kan worden opgeborgen. Let erop dat harde voorwerpen in de opbergvakken gerammel kunnen veroorzaken. ERGONOMIE en COMFORT

82 Praktische voorzieningen 80 Plafonnier vóór PLAFONNIERS ZITPLAATSEN Automatisch inschakelen/uitschakelen De plafonnier vóór gaat automatisch branden als de sleutel uit het contact wordt gehaald. Bij het ontgrendelen van de auto, zodra een portier wordt geopend of als de auto wordt gelokaliseerd met de afstandsbediening, gaan alle plafonniers branden. De plafonniers gaan geleidelijk uit nadat het contact is aangezet en nadat de auto is vergrendeld. Blijft branden, bij aangezet contact. Plafonnier achter Voorstoelen: de plafonniers gaan branden zodra een van de voor- of achterportieren wordt geopend. e en e zitrij: de plafonnier gaat branden zodra een van de achterportieren of de achterklep (volgens uitvoering) wordt geopend. Uit. Leeslampjes (volgens uitvoering) Deze kunnen bij aangezet contact worden in-en uitgeschakeld met behulp van een schakelaar.

83 Praktische voorzieningen Vensters voor parkeer-/tolkaarten De athermische voorruit bevat twee niet-reflecterende gedeelten aan weerskanten van de binnenspiegel. 8 Hier kunnen de parkeer- en-/of tolkaarten worden bevestigd. Vloermat aanbrengen/verwijderen Als de vloermat aan de voorzijde verwijderd moet worden, schuif dan de stoelen in de achterste stand en verwijder de bevestigingen. Leg de vloermat weer terug op de pennen en klem de bevestigingen vast. Controleer of de mat goed is bevestigd. Om te voorkomen dat de mat onder de pedalen schuift: - maak uitsluitend gebruik van matten die op de reeds in de auto aanwezige bevestigingen passen. Het gebruik van deze bevestigingen is verplicht. - leg nooit matten boven op elkaar. INDELING VAN HET PASSAGIERSCOMPARTIMENT Afhankelijk van de uitvoering is het passagierscompartiment voorzien van de volgende inrichting. Handgreep V-aansluiting Deze werkt bij afgezet contact, beperk daarom het gebruik om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Maximaal vermogen: 0 W. Bekerhouder Wees voorzichtig met het gebruik van de bekerhouder om morsen te voorkomen. ERGONOMIE en COMFORT

84 Praktische voorzieningen 8 Opbergnetten op de rugleuning van de buitenste stoelen Indeling / Opbergvakken Opbergvak en flessenhouder (0,5 L) Kledinghaken Bevestigingspunten scheidingsnet Open het afdekplaatje om bij de bevestigingspunten voor het scheidingsnet te komen.

85 Praktische voorzieningen Verwijderen: - trek de bagageafdekking naar u toe om het uit de bevestigingen te halen, - rol de bagageafdekking op, - druk de bagageafdekking in en verwijder deze uit de houder. 8 Sjorogen Bevestig uw bagage of lading met de sjorogen op de vloer achter in de auto. Om veiligheidsredenen (noodstop) is het raadzaam de zwaarste lading zo ver mogelijk voorin te zetten. Om er voor te zorgen dat de lading niet kan schuiven wordt aanbevolen deze stevig vast te zetten met behulp van de sjorogen op de vloer. Bagageafdekking Plaatsen: - plaats één uiteinde van het oprolmechanisme van de bagageafdekking in de uitsparing, - plaats het uiteinde aan de andere zijde door dit in te drukken, - laat het los om het te bevestigen, - rol de bagage-afdekking uit tot aan de achterstijlen, - maak de twee haken vast aan de achterstijlen. ERGONOMIE en COMFORT

86 Achtervering 8 ACHTERVERING Er zijn typen vering leverbaar. Standaard vering De lange veerwegen zorgen zowel in onbeladen als in beladen toestand voor een stabiel weggedrag. U hoeft er geen werkzaamheden aan te verrichten. Zorg er wel voor dat het veersysteem goed wordt onderhouden en dat het laadvermogen niet wordt overschreden. Luchtvering achter (volgens uitvoering) Dit type vering zorgt onafhankelijk van de belading (als het laadvermogen niet wordt overschreden) voor een constante wagenhoogte achter. Twee wagenhoogtesensoren detecteren het verhogen of verlagen van het laadgewicht van de auto. Zodra alle portieren van de auto zijn gesloten, activeren de sensoren de automatische regeling van de wagenhoogte en wordt op basis van de rijomstandigheden de optimale hoogte van de achtervering bepaald. Twee functies. Automatische regeling. Handmatige regeling - Automatische wagenhoogteregeling achter De luchtvering regelt automatisch de hoogte van de achtervering van uw auto. Als de wagenhoogte niet optimaal is en wordt aangepast, knippert een rood verklikkerlampje op het instrumentenpaneel van uw auto, rijd met een lage snelheid tot het verklikkerlampje uitgaat. De automatische wagenhoogteregeling wordt onderbroken: - als een portier/achterdeur is geopend, - tijdens het remmen of bij stilstaande auto en ingetrapt rempedaal (bijv. wachten voor het rode licht). Automatische wagenhoogteregeling uitschakelen De knop waarmee de automatische wagenhoogteregeling kan worden uitgeschakeld, bevindt zich rechts aan de achterzijde van de auto. Bij stilstaande auto: - druk lang op de knop, - laat de knop. Het uitschakelen wordt bevestigd door het lampje dat ongeveer 0 seconden blijft branden. De automatische wagenhoogteregeling moet onder de volgende omstandigheden zijn uitgeschakeld: - werkzaamheden aan de onderzijde van de auto, - wielen verwisselen, - vervoeren van de auto per vrachtauto, trein, ferryboot, schip,... Automatische wagenhoogteregeling weer inschakelen Bij stilstaande auto: - druk lang op de knop, - laat de knop los. Het inschakelen wordt bevestigd door het lampje dat uit gaat. Afhankelijk van de instellingen kan er tijdens deze handelingen een geluidssignaal klinken.

87 Achtervering - Handmatige regeling van de wagenhoogte achter (volgens uitvoering) De knop bevindt zich rechts aan de achterzijde van de auto. Met behulp van deze handmatige regeling kan de wagenhoogte achter worden verlaagd of verhoogd om het in- en uitladen te vergemakkelijken. De onderste en bovenste aanslag begrenzen de hoogteregeling. Voer deze handelingen altijd uit bij stilstaande auto en: - gesloten voorportieren en schuifdeuren, - aangetrokken handrem, - zonder dat het rempedaal wordt ingetrapt. Eerste gebruik Druk ongeveer seconden op de knop om de functie te initialiseren. Omlaag: verlagen van de laaddrempel Houd de onderzijde van de knop ingedrukt. Laat de knop los om de beweging te stoppen. Als de onderste aanslag is bereikt, klinken drie piepsignalen. De beweging stopt dan automatisch. Omhoog: verhogen van de laaddrempel Houd de bovenzijde van de knop ingedrukt. Laat de knop los om de beweging te stoppen. Als de bovenste aanslag is bereikt, klinken drie piepsignalen. De beweging stopt dan automatisch. Terugkeren naar de optimale wagenhoogte Druk twee keer op de bovenzijde (bij een lage stand van de vering) of onderzijde (bij een hoge stand van de vering) van de knop. Storingen Als op de knop wordt gedrukt en de wagenhoogte niet verandert, klinken piepsignalen om u erop te attenderen dat de wagenhoogteregeling niet werkt door een van de volgende oorzaken: - het rempedaal wordt ingetrapt bij aangezet contact, - de handmatige wagenhoogteregeling is overbelast, - een te lage accuspanning, - overig. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het geluidssignaal niet stopt. 85 ERGONOMIE en COMFORT

88 Achtervering 86 Handmatige wagenhoogteregeling uitschakelen Bij stilstaande wagen: - druk de knop lang in, - laat de knop los. Het uitschakelen wordt bevestigd door het lampje dat ongeveer 0 seconden blijft branden. Handmatige wagenhoogteregeling weer inschakelen Bij stilstaande auto: - druk lang op de knop, - laat de knop los. Het inschakelen wordt bevestigd door het lampje dat uit gaat. Afhankelijk van de instellingen kan er tijdens deze handelingen een geluidssignaal klinken. De handmatige wagenhoogteregeling moet onder de volgende omstandigheden zijn uitgeschakeld: - werkzaamheden aan de onderzijde van de auto, - wielen verwisselen, - vervoeren van de auto per vrachtauto, trein, ferryboot, schip,... Gebruiksvoorschrift Als het systeem veel wordt gebruikt bij afgezet contact, kan de accu snel ontladen raken. Het rijden met: - een te lage wagenhoogte kan schade aan de onderzijde van de auto veroorzaken, - een te hoge wagenhoogte kan het weggedrag van de auto negatief beïnvloeden. Het rijden met: - wijzig de stand van de handbediende wagenhoogteregeling die in de laagste of hoogste stand staat, - rijd voorzichtig sneller dan 0 km/h tot het systeem weer in de automatische stand staat. Langdurig parkeren Zet de auto wanneer u deze voor langere tijd parkeert altijd op een vlakke ondergrond zonder obstakels om te voorkomen dat de onderzijde wordt beschadigd als de auto zakt. Als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt, kan de wagenhoogte door de automatische wagenhoogteregeling worden gewijzigd op het moment dat de auto wordt ontgrendeld of een portier van uw auto wordt geopend. Verklikkerlampje Zie in de rubriek het gedeelte "Cockpit".

89 Spiegels en ruiten 87 SPIEGELS EN RUITEN Elektrisch inklappen (volgens uitvoering) BUITENSPIEGELS Bij stilstaande auto en aangezet contact kunnen de buitenspiegels van binnenuit elektrisch worden ingeklapt: De buitenspiegels zijn voorzien van een extra spiegel aan de onderzijde (volgens uitvoering). Deze spiegel is sferisch en vergroot het gezichtsveld aan weerszijden van de auto. De weergegeven objecten lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten. Elektrisch verstelbare buitenspiegels - Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. - Duw de knop B in de richtingen om de spiegel af te stellen. - Zet de knop A weer in het midden. - Zet de knop A in de middelste stand. - Trek de knop A naar achteren. Vergrendel om de spiegels van buitenaf in te klappen met de afstandsbediening of de sleutel. Elektrisch uitklappen De spiegels worden weer elektrisch uitgeklapt zodra de auto ontgrendeld wordt met de afstandsbediening of de sleutel. Trek als de spiegels zijn ingeklapt met behulp van de schakelaar A nogmaals aan de schakelaar. Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels bij het vergrendelen/ ontgrendelen kan worden gedeactiveerd. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Buitenspiegels met verwarming (volgens uitvoering) Druk op de toets van de achterruitverwarming om de verwarming van de buitenspiegels in te schakelen. Handmatig verstelbare buitenspiegels Stel de spiegel met behulp van de hendel in de gewenste stand. Tijdens het parkeren kunnen de buitenspiegels handmatig ingeklapt worden. Stel de spiegel na het uitklappen bij stilstaande auto handmatig of elektrisch terug in de gewenste stand. De spiegel zal niet breken, ook niet bij vorst. ERGONOMIE en COMFORT

90 Spiegels en ruiten 88 Binnenspiegel De binnenspiegel kent standen: - dagstand (normaal), - nachtstand (antiverblinding). De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet worden met behulp van het hendeltje aan de onderzijde. SPIEGEL NAAR ACHTERPASSAGIERS Deze spiegel, die boven de binnenspiegel is geplaatst, biedt de bestuurder of voorpassagier de mogelijkheid om de zitplaatsen achterin in de gaten te houden. Doordat de spiegel kan worden gedraaid, kan deze eenvoudig handmatig worden afgesteld en is het mogelijk een goed zicht te krijgen op de ruimte achter in de auto. De spiegel kan ook zo worden afgesteld dat deze een beter overzicht geeft bij parkeren of inhalen. ZIJRUITEN ACHTER Zijruiten e zitrij De zijruiten van de e zitrij (volgens uitvoering) kunnen worden geopend. Knijp de twee knoppen in en schuif de ruit open. De ruit kan in standen worden vastgezet. Tijdens het rijden moet de ruit zijn gesloten of in een van de standen zijn vastgezet. Zijruiten e zitrij Deze zijruiten kunnen niet worden geopend.

91 Spiegels en ruiten Resetten Nadat de accukabels los zijn geweest, moet de ruitbediening opnieuw gereset worden. 89 Open de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens als de schakelaar omhoog wordt getrokken, sluit de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld. ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN. Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde. Schakelaar ruitbediening passagierszijde U kunt de ruiten op twee manieren bedienen: Handbediening Duw of trek de schakelaar tot aan het zware punt om de ruit te openen of te sluiten. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten. Automatische bediening Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit volledig. Druk nogmaals op de schakelaar om het openen of sluiten te stoppen. De elektrische ruitbediening wordt uitgeschakeld: - ongeveer 5 seconden na het afzetten van het contact. - als bij afgezet contact een voorportier wordt geopend. Beveiliging tegen beknellen (volgens uitvoering) Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk weer open. Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de schakelaar om de ruit helemaal te openen. Trek vervolgens binnen seconden de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld. Gebruiksvoorschrift Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar. Wanneer de bestuurder de ruit aan de passagierszijde bedient, moet hij ervan verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van de ruit verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrische ruitbediening. Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen bezeren. ERGONOMIE en COMFORT

92 Veiligheid tijdens het rijden 90 VEILIGHEID TIJDENS HET RIJDEN HANDREM Aantrekken Trek aan de hendel van de handrem om de auto op de handrem te zetten. Controleer voordat u uitstapt of de handrem goed is aangetrokken. Als de handrem nog (iets) is aangetrokken, wordt dit aangegeven door dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel. Als de auto stilstaat op een helling, draai dan de wielen richting trottoir en trek de handrem aan. Het is zeker bij een beladen auto niet voldoende een versnelling in te schakelen bij het parkeren van de auto. Loszetten Trek aan de hendel van de handrem en druk op de knop om de handrem los te zetten. ALARMKNIPPERLICHTEN Druk deze knop in, de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet. Gebruik de alarmknipperlichten alleen bij een noodsituatie, een noodstop of in uitzonderlijke omstandigheden.

93 Parkeerhulp Activeren/Deactiveren Druk op deze schakelaar om het systeem te activeren of te deactiveren. De geactiveerde of gedeactiveerde toestand van het systeem wordt opgeslagen bij het afzetten van het contact. 9 Storing PARKEERHULP ACHTER De parkeerhulp achter met geluidssignalen en/of een grafische weergave bestaat uit vier parkeersensoren die zijn aangebracht in de achterbumper. Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, ) dat zich binnen het bereik van het systeem achter de auto bevindt. Het waarschuwt u niet voor objecten die zich direct onder de bumper bevinden. Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of gelijksoortige voorwerpen worden waargenomen bij aanvang van de aanrijmanoeuvre, maar niet meer wanneer de auto te dicht genaderd is. Inschakelen van de achteruitversnelling Een geluiddsignaal bevestigt dat het systeem wordt ingeschakeld zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Een geluidssignaal geeft de afstand tot het obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de geluidssignalen is. Als de auto minder dan ongeveer 0 centimeter van het obstakel verwijderd is, is het geluidssignaal continu hoorbaar. Weergave op het display Uitschakelen van de parkeerhulp Zet de versnellingsbak in de neutraalstand. Als het systeem bij het inschakelen van de achteruitversnelling niet werkt, gaat het lampje van de schakelaar branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Gebruiksvoorschrift Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of bij slecht weer niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw. Het systeem zal automatisch worden uitgeschakeld bij het trekken van een aanhanger of de montage van een fietsdrager (auto met een door PEUGEOT aanbevolen trekhaak of fietsdrager). De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is. VEILIGHEID

94 Veiligheid tijdens het rijden CLAXON Druk op het midden van het stuurwiel. ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS - REF) Het ABS zorgt samen met de elektronische remdrukregelaar (REF) tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een slecht of glad wegdek. Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen, terwijl de remdrukregelaar de remdruk over de vier wielen verdeelt. Gebruiksvoorschrift Het ABS treedt automatisch in werking als één van de wielen dreigt te blokkeren. Het systeem zorgt niet voor een kortere remweg. Op een erg glad wegdek (sneeuw, olie, enz.) kan de remweg door de werking van het ABS langer zijn. Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los, ook niet op een glad wegdek. Het ABS zorgt er dan voor dat u om het obstakel heen kunt sturen. De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal. Zorg er bij vervanging van de wielen (banden en velgen) voor dat er wielen worden gemonteerd die zijn voorzien van een artikelnummer van PEUGEOT. Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een ABS geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in het antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen. Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met de ABS verklikkerlampjes remsysteem en STOP, een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen. Stop onmiddellijk op een veilige plaats. Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOTnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats. NOODREMASSISTENTIE (AFU) Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt: trap het rempedaal volledig in zonder het los te laten. Het systeem wordt ingeschakeld als de snelheid waarmee het rempedaal wordt ingetrapt groot is en zorgt ervoor dat de benodigde bedieningskracht verandert. Houd het rempedaal ingetrapt om de werking van de noodremassistentie voort te zetten.

95 ANTISPINREGELING (ASR) EN ELEKTRONISCH STABILITEITSPROGRAMMA (ESP) Deze systemen staan in verbinding met het ABS en zijn hier een aanvulling op. De ASR zorgt voor een optimale overbrenging van de aandrijfkracht op de weg, zodat wordt voorkomen dat u tijdens het accelereren de controle over de auto verliest. Het systeem past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen van de wielen te voorkomen via de remmen van de aangedreven wielen en de motor. Het systeem zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren. Houd als het ESP is ingeschakeld in een bocht het stuurwiel altijd in de gewenste richting en stuur niet tegen. Het ESPsysteem grijpt automatisch in via het remsysteem en de motor als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting. Werking van het ASR-en ESP-systeem Het lampje knippert tijdens een ingreep van de ASR of het ESP. Uitschakelen ASR/ESP In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn het ASR/ESP uit te schakelen, zodat de wielen kunnen slippen en weer grip kunnen krijgen. - Druk op de knop die zich op de middenconsole bevindt. - Het verklikkerlampje gaat branden: de systemen ASR en ESP zijn uitgeschakeld. De systemen worden opnieuw: - automatisch ingeschakeld als de wagensnelheid hoger wordt dan 50 km/h, - handmatig ingeschakeld door nogmaals op de knop te drukken. Controle van werking Veiligheid tijdens het rijden Bij een storing in de systemen zal het verklikkerlampje gaan ESP branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem na te laten kijken. Het verklikkerlampje kan ook gaan branden in het geval van een te lage bandenspanning. Controleer van alle banden de bandenspanning. Gebruiksvoorschrift Het ASR-/ESP-systeem zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's en het te hard rijden. De goede werking van het systeem wordt verzekerd onder voorwaarde dat de voorschriften van de constructeur op het gebied van wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem en elektronische onderdelen worden nageleefd en dat de procedures voor montage en het uitvoeren van werkzaamheden door het worden opgevolgd. Laat deze systemen na een aanrijding controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 9 VEILIGHEID

96 Veiligheidsgordels Gebruiksvoorschrift 9 VEILIGHEIDSGORDELS Hoogteverstelling Knijp de knop van de geleider in en schuif deze omhoog of omlaag (veiligheidsgordel bestuurdersstoel en enkele passagiersstoel). Als uw auto is voorzien van een tweezitsbank, is de veiligheidsgordel van de middelste zitplaats niet in hoogte verstelbaar. Vastmaken Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de gesp te controleren. Losmaken Druk op de rode knop. Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder Als de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt, gaat bij het starten van de motor het verklikkerlampje branden. Verklikkerlampje veiligheidsgordel passagier Als uw auto is voorzien van een passagiersstoel vóór, gaat als bij het starten van de motor de passagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt, dit verklikkerlampje branden. De bestuurder dient er vóór het wegrijden zeker van te zijn dat alle inzittenden hun veiligheidsgordels op de juiste manier hebben vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan uw lichaamsbouw. Gebruik geen accessoires om de veiligheidsgordels minder strak te laten aansluiten (zoals wasknijpers, klemmen, veiligheidsspelden,...). Controleer zowel voor als na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold. Controleer na het neerklappen of verplaatsen van een stoel of de achterbank of de gordel goed is opgerold en de gordelsluiting zich op de juiste plaats bevindt. De gordelspanners van de veiligheidsgordels vóór kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding, onafhankelijk van de airbags afgaan. De gordelspanners trekken de veiligheidsgordels direct stevig tegen het lichaam van de inzittenden.

97 Veiligheidsgordels Het afgaan van de gordels gaat gepaard met een lichte onschadelijke rookvorming en een geluid als gevolg van de pyrotechnische lading in het systeem. De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. De veiligheidsgordels met pyrotechnische gordelspanners werken alleen als het contact aan staat. U kunt de gordel losmaken door de rode knop op de gesphouder in te drukken. Geleid de gordel tijdens het oprollen. Als de gordelspanners zijn geactiveerd, gaat het verklikkerlampje airbag branden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel: - mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen, - moet worden voorkomen dat de gordel gedraaid raakt en moet de gordel in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, - dient deze strak om het lichaam te worden gedragen. De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst. De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief. Als de zitplaatsen zijn voorzien van armsteunen, moet de heupgordel altijd onder de armsteun door worden geleid. Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken. Voorschriften voor kinderen: - maak voor kinderen tot jaar of kleiner dan,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje. - laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden. De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden. Raadpleeg voor meer informatie over kinderzitjes in rubriek het gedeelte "Kinderen in de auto". Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk, dat tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert. Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig (ook na een kleine aanrijding) controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats: de gordels mogen geen slijtagesporen en scheuren vertonen en er mogen geen wijzigingen aan de gordels zijn aangebracht. Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk. VEILIGHEIDSGORDELS ZITPLAATSEN VÓÓR Met airbags vóór De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van pyrotechnische gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers. Zonder airbags vóór Als uw auto is voorzien van een tweezitsbank vóór zonder airbags vóór, is de veiligheidsgordel van de middelste passagier niet voorzien van een pyrotechnische gordelspanner. VEILIGHEIDSGORDELS ACHTERZITPLAATSEN Als uw auto is voorzien van een losse stoel en een tweezitsbank, zijn de zitplaatsen voorzien van driepunts veiligheidsgordels met oprolautomaat. De middelste zitplaats is voorzien van een gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn bevestigd aan de rugleuning. Zorg ervoor dat de gordels op de e en e zitrij in de juiste gordelsluiting worden vastgemaakt. Bevestig de gordels van de buitenste zitplaatsen niet in de gordelsluiting van de middelste zitplaats en andersom. 95 VEILIGHEID

98 Veiligheid 96 VEILIGHEIDSTROEVEN Roll Over Mitigation * Dit systeem is gekoppeld aan het ESP en vult de aan het remsysteem gekoppelde functies ABS-REF, ASR-ESP en noodremassistentie (zie de desbetreffende hoofdstukken in dit document) aan, zodat een hoog niveau van actieve veiligheid is gewaarborgd. Het ROM-systeem waar uw auto mee is uitgerust, is oorspronkelijk ontwikkeld voor auto's uit de topklasse met vierwielaandrijving. In het geval van een extreme dwarsversnelling van de auto beperkt dit systeem het risico op over de kop slaan van de auto door de remmen te bedienen. * Systeem om risico van over de kop slaan te beperken.

99 Airbags De airbags werken alleen als het contact aan is. De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), werken de airbags niet meer. 97 Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die daar gevoelig voor zijn, irriterend zijn. AIRBAGS De knal die bij de ontsteking wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen. De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden (behalve op de middelste zitplaatsen van zitrij en ) bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers. De elektronische schoksensoren registreren in dat geval de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld: - bij een ernstige aanrijding worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en beschermen ze de inzittenden van de auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch het eventueel verlaten van de auto door de inzittenden wordt belemmerd, - bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarin de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels zorgen in deze situaties voor een afdoende bescherming. De kracht van de aanrijding is afhankelijk van het soort obstakel en de snelheid van de auto op dat moment. Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel is geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde zijn uitgeschakeld. Zie in rubriek het gedeelte "Kinderen aan boord". VEILIGHEID

100 Airbags 98 Gebruiksvoorschrift Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden. Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren. Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, raadpleeg hiervoor het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen. Zij-airbags Bedek de stoelen uitsluitend met de goedgekeurde stoelhoezen. Deze belemmeren het activeren van de zij-airbags niet. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel. Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten. Airbags vóór Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten. Zorg ervoor dat de passagier zijn voeten niet op het dashboard laat rusten, hij kan anders ernstig letsel oplopen als de airbag wordt opgeblazen. Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken. Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op. Window-airbags Bevestig nooit iets op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel. Demonteer nooit de handgrepen van het dak; deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.

101 Airbags Storing Zij-airbags De zij-airbags (volgens uitvoering) beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op borstletsel te verkleinen. De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht. Activering De zij-airbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B ), loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden. De zij-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het desbetreffende portierpaneel. Registratiezones voor een aanrijding A. Impactzone vóór B. Impactzone opzij Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd. Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd. Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, raadpleeg dan het PEUGEOTnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd. Window-airbags De window-airbags beschermen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelste zitplaatsen van zitrij en ) bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op hoofdletsel te verkleinen. De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en het bovenste gedeelte van het interieur. Activering De window-airbag wordt gelijktijdig met de zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B ), loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden. De window-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór of achter in de auto en de ruiten. 99 VEILIGHEID

102 Airbags 00 Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. Airbags vóór Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor de passagier in het dashboard aangebracht. Activering Ze worden tegelijkertijd geactiveerd, behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen de impactzone A, in de lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden. De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het dashboard om te voorkomen dat de inzittende naar voren wordt geworpen. Uitschakelen Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld: - Zet het contact af, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde, - draai deze in de stand "OFF", - verwijder de sleutel zonder de stand van de sleutel te veranderen. Het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel brandt zolang de airbag is uitgeschakeld. Inschakelen In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet. Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen. Storing airbag vóór Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, laat het systeem dan controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Als de twee verklikkerlampjes airbag permanent branden, plaats dan geen kinderzitje met de rug in de rijrichting. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

103 Kinderen aan boord ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT KINDERZITJES Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf. Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op: - kinderen jonger dan jaar of kleiner dan,50 meter dienen in goedgekeurde, aan het lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op met veiligheidsgordels of ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden vervoerd, - de veiligste plaats voor het vervoeren van een kind is volgens de statistieken een plaats op de achterbank van uw auto, - kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin met de rug in de rijrichting worden vervoerd, - een kind mag nooit op de schoot van een passagier worden vervoerd. KINDERZITJE VÓÓR "Met de rug in de rijrichting" Aanbevolen op de zitplaatsen achter tot jaar. Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel vóór wordt geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde zijn uitgeschakeld. Anders kan het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. "Met het gezicht in de rijrichting" Aanbevolen op de zitplaatsen achter vanaf jaar. Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel vóór wordt geplaatst, mag de airbag aan passagierszijde niet worden uitgeschakeld. De regels voor het vervoeren van kinderen zijn per land verschillend. Raadpleeg hiervoor de wetgeving in uw land. Raadpleeg de lijst met de voor uw land goedgekeurde kinderzitjes. De aanwezigheid van ISOFIX-bevestigingen, achterzitplaatsen en een (uitschakelbare) passagiersairbag is afhankelijk van de uitvoering. 0 VEILIGHEID

104 Kinderen aan boord 0 Airbag aan passagierszijde OFF De procedure voor kinderzitjes en de functie uitschakelen van de airbag aan passagierszijde zijn gelijk voor het hele PEUGEOT-gamma. Als de airbag aan passagierszijde niet kan worden uitgeschakeld, is het absoluut verboden een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de zitplaatsen voor te bevestigen. Zie rubriek, gedeelte "Airbags". Raadpleeg de voorschriften op de sticker die zich aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde bevindt: Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

105 Kinderen aan boord ISOFIX-BEVESTIGINGEN Uw auto voldoet aan de nieuwe ISOFIXnormen. De plaats van de voorgeschreven ISOFIXbevestigingen (volgens uitvoering) wordt aangegeven met labels. Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen: - twee bevestigingsringen vóór, die zich tussen de rugleuning en de zitting van de zitplaats bevinden, aangegeven door een sticker, - één bevestigingsring achter, voor de bevestiging van de bovenste riem, de TOP TETHER-bevestiging, aangegeven door een ander label. De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige, degelijke en snelle montage van het kinderzitje in uw auto. De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over twee sloten die eenvoudig aan de twee bevestigingsringen voor kunnen worden verankerd. Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan de bevestigingsring achter. Zet om de bovenste bevestigingsriem vast te maken de hoofdsteun van de zitplaats omhoog en steek de haak tussen de hoofdsteun en de rugleuning door. Bevestig de haak aan de bevestigingsring achter en trek de riem aan. Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan het kind bij een aanrijding ernstig letsel oplopen. Raadpleeg het overzicht voor de bevestiging van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto, waarin staat vermeld welke ISOFIX-kinderzitjes voor uw auto zijn gehomologeerd. 0 VEILIGHEID

106 Kinderen aan boord ISOFIX-KINDERZITJE AANBEVOLEN DOOR PEUGEOT EN GOEDGEKEURD VOOR UW AUTO 0 Het RÖMER Duo Plus ISOFIX-kinderzitje (gewichtsgroep B ) Groep : van 9 tot 8 kg Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst. Voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de bovenste ISOFIX bevestiging, TOP TETHER genoemd. Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX bevestigingen. Het is in dat geval verplicht het kinderzitje met de normale driepunts veiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te bevestigen. Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.

107 Kinderen aan boord OVERZICHT BEVESTIGING ISOFIX-KINDERZITJES Dit overzicht geeft de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter ( A t/m G ). 05 Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie Tot 0 kg (groep 0) Tot ca. 6 maanden Tot 0 kg (groep 0) Tot kg (groep 0+) Tot ca. jaarvan ca. Van 9 tot 8 kg (groep ) tot ca. jaar Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg "rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting" ISOFIX-maat F G C D E C D A B B Buitenste zitplaatsen e zitrij met tweezitsbank op e zitrij Buitenste zitplaatsen e zitrij met losse stoelen op e zitrij IL-SU IL-SU IL-SU IUF, IL-SU IL-SU X IL-SU X IL-SU IUF, IL-SU Achterzitplaatsen e zitrij IL-SU X IL-SU X IL-SU IUF, IL-SU IUF : Zitplaats geschikt voor het bevestigen van een universeel gehomologeerd ISOFIXkinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een riem aan de bovenzijde, waarmee het zitje wordt bevestigd aan de bovenste bevestigingsring van de zitplaatsen van de auto met ISOFIX-bevestigingen. IL-SU : Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een steun of een ISOFIX-kinderzitje met de rug in de rijrichting of reiswieg met een riem aan de bovenzijde of steun. X : Zitplaats niet geschikt voor het bevestigen van een kinderzitje. Reiswieg : deze wordt bevestigd aan de onderste ISOFIX-bevestigingen van een zitplaats en neemt de twee achterzitplaatsen in beslag. VEILIGHEID

108 Kinderen aan boord DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES 06 PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes met een artikelnummer van Peugeot die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: Groep 0+: vanaf de geboorte tot kg L "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. Groep en : van 5 tot 6 kg L "RECARO Start". L "KLIPPAN Optima" Vanaf 6 jaar (ongeveer kg): gebruik alleen de zitverhoging. L5 "RÖMER KIDFIX" Kan worden bevestigd op de ISOFIX-bevestigingen van de auto. Het kind wordt door de veiligheidsgordel op zijn plaats gehouden.

109 Kinderen aan boord BEVESTIGING KINDERZITJES MET DE VEILIGHEIDSGORDEL Dit overzicht geeft de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto: 07 Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie Plaats Minder dan kg (Groep 0 (a) en 0+) Tot ongeveer jaar Van 9 tot 8 kg (Groep ) Van tot ongeveer jaar Van 5 tot 5 kg (Groep ) Van tot ongeveer 6 jaar Van tot 6 kg (Groep ) Van 6 tot ongeveer 0 jaar Losse stoel U U U U e zitrij (b) Tweezitsbank, buitenste zitplaats Tweezitsbank, middelste zitplaats U U U U L L L, L, L L, L, L e zitrij Buitenste zitplaatsen U U U U Middelste zitplaats U U U U e zitrij Buitenste zitplaatsen U U U U Middelste zitplaats U U U U a: Groep 0: vanaf de geboorte tot kg. Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op de passagiersstoel vóór worden bevestigd b: raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen. U : zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel met de "rug in de rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting". VEILIGHEID

110 Kinderen aan boord 08 ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar in geval van een botsing. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt. Zorg er voor een optimale bevestiging van het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van het zitje tegen de rugleuning van de stoel van de auto aandrukt en dat de hoofdsteun geen belemmering vormt. Als de hoofdsteun verwijderd moet worden, berg deze dan zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt bij krachtig afremmen. Schakel de airbag aan passagierszijde uit zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst. Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. Laat uit veiligheidsoverwegingen: - geen kinderen zonder toezicht achter in een auto, - nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat, - de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto. Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat de portieren per ongeluk worden geopend. Zorg er voor dat de achterzijruiten niet verder dan voor / deel worden geopend. Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen. Plaatsen van een stoelverhoger Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken. Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt. PEUGEOT beveelt aan een stoelverhoger met rugleuning te gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de schouder. Kinderen jonger dan 0 jaar mogen niet met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor worden vervoerd, behalve als de achterzitplaatsen al bezet zijn door andere kinderen of als de achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of niet aanwezig is.

111 Trekken van een aanhanger 09 TREKKEN VAN EEN AANHANGER, EEN CARAVAN, EEN BOOT... Raadpleeg voor meer informatie over de aanhangergewichten de documenten van de auto (kentekenbewijs,...) of in rubriek 8 het gedeelte "Gewichten". Adviezen Bij het slepen van een auto dienen de wielen van de gesleepte auto vrij rond te draaien; de versnellingsbak moet in de neutraalstand staan. Verdeling gewicht Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig en houd u aan de toegestane kogeldruk. Koeling Het trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur. De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental. ACCESSOIRES 5

112 Trekken van een aanhanger 0 Gebruik daarom een zo hoog mogelijke versnelling om het toerental te beperken en pas uw snelheid aan. Let in elk geval goed op de aanwijzing van de koelvloeistoftemperatuurmeter. Gebruiksvoorschrift Onder zeer zware gebruiksomstandigheden (het trekken van het maximale aanhangergewicht op een steile helling bij hoge temperatuur) wordt de airconditioning automatisch uitgeschakeld, zodat de prestaties van de motor weer kunnen worden verhoogd. Als het verklikkerlampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af. Banden Controleer de bandenspanning van de auto (zie rubriek 8 in het gedeelte "Identificatie") en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde. Remmen Het trekken van een aanhanger vergroot de remweg. Rijd met matige snelheid, schakel tijdig terug, rem geleidelijk. Zijwind De zijwindgevoeligheid van de auto is groter. Rijd daarom soepel en met matige snelheid. ABS/ESP Het ABS of ESP werkt uitsluitend op de auto en niet op de aanhanger. Trekhaak Wij raden u aan gebruik te maken van originele PEUGEOT-trekhaken en hun kabelset, die tijdens de ontwikkeling van uw auto uitgebreid zijn getest en gehomologeerd en de montage hiervan toe te vertrouwen aan het PEUGEOT-netwerk. In geval van montage buiten het PEUGEOTnetwerk, moet deze montage worden uitgevoerd met gebruikmaking van de voorbereide geïntegreerde elektrische voorzieningen aan de achterzijde van de auto en de voorschriften van de constructeur. Conform de algemene voorschriften die hierboven zijn vermeld, attenderen wij u op het risico dat het monteren van een trekhaak of elektrisch accessoire zonder artikelnummer van PEUGEOT met zich meebrengt. Hierdoor kunnen storingen in het elektrisch systeem van uw auto ontstaan. Raadpleeg eerst de fabrikant. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Parkeerhulp achter Bij het trekken van een aanhanger is de parkeerhulp uitgeschakeld.

113 Uitrusting ACCESSOIRES Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in staat u dit te bieden. Autoradio's, handsfree-sets, luidsprekers, CD-wisselaar, navigatiesysteem,... Voordat nieuwe audio- en/of telematicaapparatuur wordt gemonteerd, moet aan de hand van de specificaties altijd worden gecontroleerd of deze kan worden gecombineerd met de standaarduitrusting van de auto en of het elektrische systeem van de auto er niet door wordt overbelast. Wieldoppen (uitgezonder 6 pk-motor), spatlappen vóór, spatlappen achter, windgeleiders, treeplank,... Ruitensproeiervloeistof, zekeringen, ruitenwisserbladen, reinigings-/ onderhoudsmiddelen voor interieur en exterieur, lampen,... Het aanbod van accessoires is onderverdeeld in comfort, vrije tijd en onderhoud: Inbraakalarm, graveren van ruiten, verbanddoos, veiligheidsvest, parkeerhulp achter, gevarendriehoek,... Stoelhoezen geschikt voor voorstoelen met zij-airbags, banken, rubber mat, moquette mat, kunststof bak laadruimte, dakstangen, zonneschermen opzij, sneeuwkettingen. Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en bevestigd is, - gebruik nooit meer dan één mat per plaats. Monteren van zenders voor radiocommunicatie Alvorens achteraf een zender voor radiocommunicatie in te bouwen met externe antenne op uw auto, adviseren wij u contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk PEUGEOT. Het PEUGEOT-netwerk zal u informeren over de gegevens van de zenders (frequentie, maximum uitgangsvermogen, stand antenne, specifieke montagevoorschriften) die kunnen worden gemonteerd, conform de Richtlijn Elektromagnetische compatibiliteit automobielen (00/0/CE). Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires zonder artikelnummer van PEUGEOT kan storingen in het elektronisch systeem van uw auto veroorzaken. Houd rekening met deze bijzonderheid en wij raden u aan contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het Merk om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer. Afhankelijk van het land van bestemming is de aanwezigheid van een veiligheidsvest, een gevarendriehoek en een lampenset in de auto verplicht. ACCESSOIRES 5

114 Motorkap openen MOTORKAP OPENEN Binnenzijde: - open het afdekkapje in de beenruimte bij de linker voorstoel. - trek de handgreep omhoog. Buitenzijde: zet de motorkap op een kier, druk de veiligheidshaak omhoog en til de motorkap op. Motorkapsteun Plaats de stang in een van de twee uitsparingen (afhankelijk van de gewenste hoogte) om de motorkap te ondersteunen. Druk de stang in de houder alvorens de motorkap te sluiten. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen. Controleer of de motorkap goed vergrendeld is. Waarschuwing "Motorkap open" Deze waarschuwing is alleen beschikbaar in combinatie met de alarmoptie. Als de motorkap niet goed gesloten is terwijl de motor draait of de auto rijdt, wordt u hiervoor gewaarschuwd door een pictogram en een afbeelding op het display in combinatie met een geluidssignaal.

115 Onder de motorkap 7. - Motorolie (bij) vullen. Ga als volgt te werk als uw auto van deze vulpijp is voorzien: A - Verwijder de olievuldop. DIESELMOTOREN - Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. - Zekeringkast. - Reservoir koelvloeistof. - Reservoir rem- en koppelingsvloeistof. 5 - Luchtfilter. 6 - Motoroliepeilstok. 7 - Motorolie (bij)vullen. 8 - Reservoir stuurbekrachtiging. 9 - Afneembaar sleepoog. 0 - Handopvoerpomp ( a :,6 L HDi; b : L HDi). - Trechter voor het bijvullen van motorolie ( L HDI). B - Haal de vulpijp uit de houder. C - Plaats de vulpijp in de vulopening, zoals weergegeven in de afbeelding. D - Draai de vulpijp een kwart omwenteling naar links om deze te vergrendelen en vul het motorolieniveau bij. Voer om de vulpijp weer terug te plaatsen de handelingen in omgekeerde volgorde uit en vergeet niet de dop A stevig vast te draaien. ONDERHOUD 6

116 Onder de motorkap BENZINEMOTOR. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.. Zekeringkast.. Reservoir koelvloeistof.. Reservoir rem- en koppelingsvloeistof. 5. Luchtfilter. 6. Motoroliepeilstok. 7. Motorolie (bij) vullen. 8. Reservoir stuurbekrachtiging. 9. Afneembaar sleepoog.

117 Niveaus NIVEAUS Voer de onderstaande controles regelmatig uit om uw auto in goede staat te houden. Raadpleeg de voorschriften bij het PEUGEOT-netwerk of in het onderhoudsboekje dat bij dit instructieboekje zit. 5 Let erop dat u bij het eventueel verwijderen en monteren van de afdekkap van de motor, de bevestigingsclips niet beschadigt. Motorolieniveau Regelmatig controleren en tussen twee verversingen eventueel olie bijvullen. De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatste auto te geschieden, met behulp van de oliepeilstok. Oliepeilstok merktekens op de peilstok: A = maxi. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het oliepeil boven dit merkteken uitkomt. B = mini. Laat het oliepeil nooit onder dit merkteken uitkomen. Voor het behoud van de bedrijfszekerheid van de motoren en de emissieregelsystemen mogen in geen geval additieven aan de motorolie worden toegevoegd. Olie verversen Dit dient volgens het onderhoudsschema van de constructeur te worden uitgevoerd. Het is verplicht uitsluitend olieën te gebruiken met de door de constructeur voorgeschreven viscositeit. Raadpleeg de voorschriften bij het PEUGEOT-netwerk. Neem voordat u olie bijvult de peilstok uit de houder. Gebruik bij de liter HDi-motor de bijgeleverde trechter om olie bij te vullen via de vulopening van het carter. Controleer na het bijvullen het motorolieniveau (het niveau mag niet boven het bovenste merkteken uitkomen). Draai de olievuldop vast alvorens de motorkap te sluiten. Keuze van de viscositeitsgraad De olie dient in ieder geval aan de door de constructeur voorgeschreven normen te voldoen. Remvloeistof verversen De remvloeistof dient volgens de door de constructeur voorgeschreven intervallen te worden ververst. Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen en aan de DOT-normen voldoet. Het niveau dient steeds tussen de merktekens MINI en MAXI van het reservoir te staan. Raadpleeg als het reservoir vaak bijgevuld moet worden zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. Zie in de rubriek het gedeelte "Cockpit" voor meer informatie over de verklikkerlampjes. ONDERHOUD 6

118 Niveaus 6 Koelvloeistofniveau Gebruik om ernstige motorschade te voorkomen uitsluitend door de constructeur aanbevolen koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator. Wacht voor werkzaamheden aan het koelsysteem ten minste uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat de koelventilator nog kan (gaan) werken als de sleutel uit het contactslot is verwijderd en het koelsysteem onder druk staat. Draai de dop eerst een kwart omwenteling los om de druk te laten dalen en te voorkomen dat de hete koelvloeistof uit het koelsysteem spuit. Trek, als de druk eenmaal gedaald is, de dop los en vul koelvloeistof bij. Laat het koelsysteem, als vaak koelvloeistof moet worden bijgevuld, zo snel mogelijk controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Bijvullen Het niveau dient steeds tussen de merktekens MINI en MAXI van het expansievat te staan. Laat het koelsysteem, als meer dan liter moet worden bijgevuld, controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Vloeistofniveau stuurbekrachtiging Controleer het niveau van de stuurbekrachtigingsvloeistof als de auto op een vlakke ondergrond staat en de motor koud is. Draai de dop met geïntegreerde peilstok los en controleer of het niveau tussen de merktekens MINI en MAXI staat. Vloeistofniveau ruiten- en koplampsproeiers Wij adviseren u voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid de producten uit het PEUGEOT-gamma te gebruiken. Inhoud reservoir ruitensproeiers: ongeveer,5 liter. Als uw auto is voorzien van koplampsproeiers, bedraagt de inhoud van het reservoir 7,5 liter. Voor een optimale reiniging en om bevriezing te voorkomen is het (bij)vullen van het reservoir met water niet toegestaan. Niveau brandstofadditief (diesel met roetfilter) Een te laag additiefniveau wordt aangegeven door het verklikkerlampje service in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Als dit bij draaiende motor gebeurt, komt dit doordat het roetfilter verstopt dreigt te raken (uitzonderlijke rij-omstandigheden: veelvuldig stadsverkeer, lage snelheid, lange files,...). Om het filter te regenereren, wordt geadviseerd zo snel mogelijk, indien de omstandigheden dit toelaten, gedurende minstens 5 minuten met een snelheid van 60 km/uur of hoger te rijden (totdat de melding op het display verdwijnt en het verklikkerlampje service uit gaat). Tijdens het regenereren van het roetfilter, kunnen enkele geluiden van het relais hoorbaar zijn onder het dashboard. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als de melding niet verdwijnt en het lampje service blijft branden. Bijvullen Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

119 Controles CONTROLES Oliefilter Roetfilter (diesel) Accu Laat uw accu voor de winter door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats controleren. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren. Als het remvloeistofniveau te laag is, kan dit behalve door lekkage van het remsysteem ook veroorzaakt worden door slijtage van de remblokken. Slijtage remschijven/-trommels Raadpleeg voor meer informatie over de controle van uw remschijven/-trommels het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Handrem Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem zelfs tussen twee onderhoudscontroles worden afgesteld. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Vervang het oliefilterelement regelmatig, volgens het onderhoudsschema. Koolstoffilter en interieurfilter Het koolstoffilter zorgt ervoor dat stofdeeltjes permanent en krachtig gefilterd worden. Een verstopt interieurfilter vermindert de prestaties van de airconditioning en kan nare geuren in het interieur veroorzaken. Wij adviseren u een gecombineerd interieurfilter de gebruiken. Danzij het specifieke tweede actieve filter, draagt het bij aan de zuivering van de door de inzittenden ingeademde lucht en aan een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, onaangename geuren en vette aanslag). Raadpleeg het onderhoudsboekje voor informatie over het vervangingsinterval van de filterelementen. Als de omgeving (veel stof) en de gebruiksomstandigheden van de auto (veel stadsverkeer) daartoe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen. Raadpleeg in rubriek 6 het gedeelte "Onder de motorkap". Het roetfilter levert een actieve bijdrage aan het verbeteren van de luchtkwaliteit door het tegenhouden van onverbrande vuildeeltjes. Dit wordt automatisch en periodiek geregeld door het motormanagementsysteem. Dit lampje gaat branden als er kans is op verstopping van het roetfilter. Deze waarschuwing wijst op een beginnende verzadiging van het roetfilter (veelvuldige stadsritten: lage snelheden, verkeersopstoppingen ). Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als deze waarschuwing niet verdwijnt. Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties van de auto en heeft geen gevolgen voor het milieu. Om het filter te regenereren wordt aangeraden zo spoedig mogelijk, als de verkeerssituatie dit toelaat, gedurende ten minste 5 minuten met een snelheid van meer dan 60 km/h te gaan rijden (tot de waarschuwing verdwijnt). ONDERHOUD 6

120 Controles 8 Tijdens het regenereren kan een verhoogd stationair toerental worden waargenomen, kan de ventilator aanslaan en kan een hoge uitlaattemperatuur ontstaan. Het is dan ook raadzaam de auto uit de buurt van brandbaar materiaal (gras, dorre bladeren, dennenaalden of bosrand) te parkeren om brandgevaar te voorkomen. Handgeschakelde versnellingsbak Laat het niveau controleren volgens het onderhoudsschema van de constructeur. Raadpleeg de bladzijden in het onderhoudsboekje, die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto, voor het laten controleren van de belangrijkste niveaus en bepaalde onderdelen volgens het onderhoudsschema van de constructeur. Aftappen van water in het brandstoffilter Als dit lampje gaat branden, moet het brandstoffilter worden afgetapt. Om te voorkomen dat het lampje gaat branden kan het filter ook op regelmatige basis worden afgetapt, bijvoorbeeld bij een onderhoudsbeurt. Draai de aftapplug aan het uiteinde van de transparante slang los. Ga door met aftappen tot al het water uit het fi lter is weggelopen via de transparante slang. Draai vervolgens de aftapplug weer vast. De HDi-motoren zijn technologisch geavanceerde motoren. Raadpleeg voor alle werkzaamheden het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.,6 l HDi l HDi Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten of gelijkwaardige kwaliteitsproducten. Om de werking van belangrijke organen zoals het remsysteem te optimaliseren, worden door PEUGEOT specifieke producten geselecteerd en aangeboden. Vanwege de kans op beschadiging van het elektrisch systeem is het reinigen van de motorruimte met een hogedrukreiniger niet toegestaan.

121 Onderhoud met Total 9 Innovatie voor optimale prestaties De afdelingen Research & Development van TOTAL ontwikkelen voor PEUGEOT smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto's van het merk PEUGEOT worden toegepast. U bent op die manier verzekerd van optimale prestaties en een maximale levensduur van de motor van uw auto. Vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen De smeermiddelen van TOTAL zijn ontwikkeld om het rendement van de motoren nog verder te verbeteren en de systemen voor uitlaatgasnabehandeling te beschermen. Voor een correcte werking van deze systemen is het van het grootste belang dat de onderhoudsvoorschriften van PEUGEOT worden nageleefd. ADVISEERT ONDERHOUD 6

122 Brandstof 0 BRANDSTOF TANKEN Te laag brandstofniveau Tanken Het tanken dient met afgezette motor te geschieden. Houd tijdens het tanken de linker schuifdeur (volgens uitvoering) gesloten om te voorkomen dat de brandstofvulklep wordt beschadigd. U kunt deze schuifdeur vergrendelen met het elektrische kinderslot. Zie in de rubriek het gedeelte "Toegang tot de auto". - Open de brandstofvulklep. Steek de sleutel in het slot en draai deze een kwart omwenteling. - Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de vulklep. Het is normaal dat bij het openen van de tankdop een geluid van aanzuigende lucht hoorbaar is, aangezien er een vacuüm ontstaat dat wordt veroorzaakt door de afdichting van het brandstofcircuit. Op een label staat de voorgeschreven soort brandstof aangegeven. Er moet minimaal 8 liter brandstof worden getankt om er voor te zorgen dat de brandstofmeter het niveau weer aangeeft. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan keer automatisch uitspringen. Indien dit wel gebeurt, kunnen er storingen optreden. De inhoud van de brandstoftank bedraagt ca. 80 liter. - Vergrendel na het tanken de vuldop en sluit de vulklep. Zodra dit lampje gaat branden en als de wijzer aan het begin van het rode gebied staat, is het minimum brandstofniveau bereikt. Op dat moment is er nog ongeveer 8 liter brandstof in de tank. Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege brandstoftank te voorkomen. Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het injectiesysteem beschadigd raken.

123 Brandstof Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren BRANDSTOFTOEVOER UITGESCHAKELD DIESEL Bij een zware aanrijding wordt de brandstoftoevoer automatisch door de brandstofafsluiter onderbroken. Als dit verklikkerlampje gaat knipperen, verschijnt een melding op het display. Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN ) en die aan de pomp getankt kunnen worden (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%). Het gebruik van biobrandstof B0 is mogelijk bij bepaalde dieselmotoren op voorwaarde dat de bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt worden nageleefd. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie...) is nadrukkelijk verboden (kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit). Auto's met benzinemotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen van het type E0 en E (deze bevatten resp. 0% en % ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 8 en EN 576. Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 59. Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met een ethanolgehalte tot 00% (type E00), worden alleen verkocht in Brazilië. Controleer buiten de auto of u geen brandstof ruikt en of er geen brandstoflekkage is en herstel de brandstoftoevoer als volgt: - zet het contact af (stand STOP), - neem de sleutel uit het contactslot, - plaats de sleutel in het contactslot, - zet het contact aan en start de motor. HANDOPVOERPOMP DIESEL In het geval van een lege brandstoftank is het noodzakelijk het brandstofsysteem te ontluchten: - vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel, - bedien de handopvoerpomp van de ontluchting (onder de beschermkap in de motorruimte) tot u brandstof in de transparante slang ziet komen, - houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat. ONDERHOUD 6

124 Brandstof HANDOPVOERPOMP DIESEL In het geval van een lege brandstoftank is het mogelijk het brandstofsysteem te ontluchten met behulp van de drukknop: - vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel, - open de motorkap, - maak de beschermkap los om de handopvoerpomp te kunnen bereiken, - zet de kap aan de rechterzijde van de motor, - plaats de twee uitsparingen in de nokken aan de achterzijde van de motor om de beschermkap weer terug te plaatsen, Als de motor niet meteen aanslaat, blijf het dan niet proberen. Bedien de handopvoerpomp en vervolgens de startmotor opnieuw. - duw de drukknop krachtig in om de pomp in te schakelen; de brandstof verschijnt in de slang, - houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat, - zet de beschermkap vast, - sluit de motorkap.

125 Accu ACCU De accu bevindt zich in een ruimte onder de vloer, vóór de linker voorstoel. Laden met behulp van een acculader: - maak de accupoolklemmen los, - volg de aanwijzingen van de fabrikant op de acculader, - sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel, - controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en de klemmen. Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan een maand buiten gebruik is. Nadat de motor is afgezet wordt bij aangezet contact na 0 minuten een aantal elektrische voorzieningen (ruitenwissers, ruitbediening, plafonniers, autoradio, enz.) automatisch uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Op dat moment knippert het verklikkerlampje voor het laden van de accu en verschijnt er een melding op het display. Start de motor en laat deze enige tijd draaien om de bovengenoemde voorzieningen weer te kunnen gebruiken. Starten met een hulpaccu: - sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's, - sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu, - sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op een zo ver mogelijk van de accu verwijderd massapunt van de te starten auto. - stel de startmotor in werking en laat de motor draaien. - wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los. Wacht minuten na het uitzetten van het contact alvorens de accu los te koppelen. Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor. Laad de accu niet op zonder de accukabels los te nemen. Zet, elke keer nadat de accukabels weer zijn aangesloten, het contact AAN en wacht minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische systemen geïnitialiseerd kunnen worden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als er zich na deze handeling toch nog problemen voordoen. De beschikbare tijd bedraagt het dubbele van de tijd dat de motor heeft gedraaid. Deze tijd zal echter altijd tussen de 5 en 0 minuten bedragen. Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden. SNEL WEER OP WEG 7

126 Wiel repareren Gebruik van de set BANDENREPARATIESET De bandenreparatieset bevindt zich links achter in de auto. De set voor voorlopige bandenreparatie bestaat uit een compressor en een flacon (dat een afdichtmiddel bevat). - zet het contact af, - plak de sticker met de snelheidslimiet op het stuurwiel om u er aan te herinneren dat u met een tijdelijk gerepareerd wiel rijdt. - controleer of de schakelaar A in de stand "0" staat. - sluit de slang van de flacon aan op het ventiel van de lekke band, - sluit de stekker van de compressor aan op de V-aansluiting van de auto, - start de motor en laat deze draaien, - activeer de compressor door op de schakelaar A in de stand "" te drukken tot de bandenspanning,0 bar bedraagt. klkjlk te drukken tot de bandenspanning,0 bar bedraagt, Als deze spanning na ongeveer vijf tot tien minuten niet bereikt kan worden, kan de band niet worden gerepareerd; raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u te helpen. - verwijder de compressor, maak de flacon los en berg deze op in een lekvrije tas zodat de vloeistof geen vlekken achterlaat in uw auto. - rijd onmiddellijk ongeveer drie kilometer met beperkte snelheid (tussen 0 en 60 km/u), zodat het afdichtingsproduct het lek kan dichten, - zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning, Auto's die voorzien zijn van een bandenreparatieset hebben geen reservewiel, noch gereedschap (krik, slinger,...).

127 Wiel repareren - sluit de slang van de compressor direct aan op het ventiel van de gerepareerde band, - sluit de stekker van de compressor opnieuw aan op de V-aansluiting van de auto, - start de motor opnieuw en laat deze draaien, - breng de band op de voorgeschreven spanning met behulp van de compressor (op spanning brengen: schakelaar A in de stand " " ; spanning verminderen: schakelaar A in de stand " 0 " en knop B indrukken), zoals vermeld op de bandenspanningssticker (op de portierstijl aan bestuurderszijde); vergeet vervolgens niet te controleren of het lek goed is gedicht (geen lagere bandenspanning na enkele kilometers), - verwijder de compressor en berg de complete set op, - rijd met matige snelheid (maximaal 80 km/u) over een afstand van maximaal ongeveer 00 km, - neem zo snel mogelijk contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de band door een technicus te laten repareren of te laten vervangen. Let op: de flacon met vloeistof bevat ethyleenglycol, dit middel is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen. Houd het middel buiten bereik van kinderen. De uiterste gebruiksdatum van de vloeistof staat vermeld op de flacon. De flacon is voor eenmalig gebruik; eenmaal geopend moet de flacon vervangen worden. Werp de flacon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij het PEUGEOT-netwerk of een officieel inzamelpunt. Vergeet niet een nieuwe flacon met afdichtingsproduct aan te schaffen, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. SNEL WEER OP WEG 7

128 Wiel verwisselen. PLAATSEN VAN DE AUTO 6 - Zorg ervoor dat alle inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige plek bevinden. - Zet de auto voor zover mogelijk op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond. - Zet de handrem vast, zet het contact af en schakel de eerste versnelling of de achteruit in. - Blokkeer indien mogelijk het wiel schuin tegenover het te verwisselen wiel met een wielblok (indien aanwezig). WIEL VERWISSELEN Volg onderstaande instructies op als uw auto is uitgerust met een reservewiel onder de auto. Onder bepaalde omstandigheden (terrein of zware belading) is het noodzakelijk de auto op te krikken om het reservewiel uit de houder te kunnen verwijderen. Roep in dat geval de hulp in van het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Schakel de niveauregeling (volgens uitvoering) uit. Zie in de rubriek het gedeelte "Achtervering".. GEREEDSCHAP - Open de kunststof afdekkap links achter in de auto (volgens uitvoering). - Draai de moer los en verwijder de krik en de wielsleutel.. Wielsleutel.. Krik.. Sleepoog. De krik en het overige gereedschap zijn speciaal ontwikkeld voor uw auto. Gebruik deze niet voor andere doeleinden.

129 Wiel verwisselen 7. RESERVEWIEL - Het reservewiel is vanaf de achterzijde bereikbaar. U kunt de plafonnier inschakelen voor extra licht. - Open de achterdeuren. - Open het deksel bij de dorpel om bij de bout van de reservewielhouder te komen. - Draai de bout los met de wielsleutel tot de reservewielhouder volledig gezakt is. - Neem de reservewielhouder los van de haak en plaats het reservewiel bij het te verwisselen wiel. SNEL WEER OP WEG 7

130 Wiel verwisselen 8. VERWISSELEN - Verwijder de wieldop door deze los te trekken met behulp van het sleepoog. - Draai de wielbouten iets los. - Plaats de kop van de krik in het steunpunt bij het te verwisselen wiel. Zorg ervoor dat het voetstuk van de krik op een stevige ondergrond staat en zich loodrecht onder het steunpunt bevindt. - Draai de krik uit tot het wiel loskomt van de grond. - Draai alle wielbouten geheel los. - Verwijder de wielbouten en het wiel. Draai de krik niet uit voordat de wielbouten van het te verwisselen wiel iets zijn losgedraaid en het wiel dat zich schuin tegenover het te verwisselen wiel bevindt, is geblokkeerd met een wielblok.

131 Wiel verwisselen 9 5. MONTEREN VAN HET RESERVEWIEL - Plaats het wiel op de naaf en draai de wielbouten met de hand vast. - Draai de wielbouten met de wielsleutel enigszins vast. - Laat de auto volledig zakken door de krik omlaag te draaien en verwijder de krik vervolgens. - Draai de wielbouten met de wielsleutel volledig vast, zonder te forceren. - Berg het wiel met de lekke band op in de reservewielhouder. - Hang de reservewielhouder op aan de haak en draai deze omhoog met behulp van de bout en de wielsleutel. Controleer of het wiel en de reservewielhouder goed vast zitten tegen de vloer van de auto. - Let erop dat u het deksel bij de dorpel sluit. - Berg de sierdop op in de auto. Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt. Gebruik nooit ander gereedschap in plaats van de wielsleutel. SNEL WEER OP WEG 7

132 Sneeuwscherm 0 6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL Het wiel dient op dezelfde manier te worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet bovendien niet de sierdop te monteren. Zie in de rubriek 8 het gedeelte "Identificatie" voor de plaats van de sticker met informatie over de banden. Het noodreservewiel is niet geschikt voor het afleggen van lange afstanden, laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het noodreservewiel door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats controleren. Laat bovendien de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en het oorspronkelijke wiel in de plaats van het reservewiel monteren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. AFNEEMBAAR SNEEUWSCHERM Afhankelijk van het land van bestemming wordt het afneembare sneeuwscherm op het onderste gedeelte van de voorbumper geplaatst om een opeenhoping van sneeuw bij de koelventilateur van de radiateur te voorkomen. PLAATSEN - Breng het afneembare sneeuwscherm aan in de richting van de centreerstift A op de voorbumper. - Zet het scherm vast door de vier hoeken aan te drukken ter hoogte van de clips B. Vergeet niet het sneeuwscherm te verwijderen als de buitentemperatuur hoger is dan 0 C (en er geen kans op sneeuw meer is) of als de auto een aanhanger trekt. VERWIJDEREN - Steek een schroevendraaier in de opening ter hoogte van de clips. - Wip de vier clips B één voor één los.

133 Lamp vervangen Type A Glassokkellamp: de lamp is gemonteerd met een drukbevestiging. Trek de lamp daarom voorzichtig los. Type B Lamp met bajonetsluiting: druk de lamp iets in en draai hem linksom. LAMPEN VERVANGEN LAMPEN Uw auto is voorzien van verschillende typen lampen. Verwijder ze als volgt: Type C Halogeenlamp: duw de borgveer open en verwijder de lamp uit de lamphouder. Wacht na het uitschakelen van de verlichting enkele minuten alvorens een halogeenlamp te vervangen (om brandwonden te voorkomen). Raak de lamp niet met de hand aan, maar gebruik een droge, pluisvrije doek. Controleer na het vervangen of de verlichting goed werkt. SNEL WEER OP WEG 7

134 Lamp vervangen KOPLAMPEN Open de motorkap. Steek uw hand achter de koplampunit om bij de lampen te komen. Voer het monteren uit in omgekeerde volgorde.. Dimlicht/Grootlicht Type C, H - 55W - Trek aan de rubber borglip en verwijder het middelste deksel. - Neem de stekker los. - Duw de borgveer open. - Vervang de lamp en let erop dat het metalen gedeelte goed aansluit op de groeven van de lampunit. - Plaats het deksel terug en controleer of het rondom goed aansluit voor een goede afdichting.. Parkeerlicht Type A, W5W - 5W - Trek aan de rubber borglip en verwijder het deksel. - Trek aan de stekker om de met een drukbevestiging gemonteerde lamphouder los te nemen. - Vervang de lamp. - Plaats het deksel terug en controleer of het rondom goed aansluit voor een goede afdichting.. Richtingaanwijzers Type B, PYW - W (amberkleurig) - Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom. - Druk de lamp iets in en draai hem linksom. - Vervang de lamp.. Mistlampen vóór Type C, H - 55W Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

135 Gebruik hogedrukreiniger Lamp vervangen Richt bij het wassen van hardnekkig vuil met een hogedrukspuit niet direct op de koplampen, de verlichting en omringende delen om te voorkomen dat de lak en de afdichting beschadigd raken. ZIJKNIPPERLICHT Voor/achter Type A, WY 5W (amberkleurig) - Druk het zijknipperlicht naar achteren en trek het los. - Houd de stekker vast en draai de lamphouder een kwart omwenteling naar links. - Draai de lamp een kwart omwenteling naar links, verwijder hem en vervang hem. - Breng het zijknipperlicht vanaf de achterzijde aan en duw hem naar de voorzijde van de buitenspiegel. De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers en zijknipperlichten) moeten worden vervangen door lampen met dezelfde kleur en eigenschappen. PLAFONNIERS Type A, V5W - 5W - Maak de plafonnier los door aan weerszijden een schroevendraaier door de gleuf te steken. - Trek de lamp los en vervang hem. - Bevestig het lampglas en controleer of het goed vastzit. SNEL WEER OP WEG 7

136 Lamp vervangen ACHTERLICHTEN Zie voor meer informatie "Lampen".. Remlichten/achterlichten Type B, P/5W - /5W. Richtingaanwijzers Type B, PYW - W (amberkleurig). Achteruitrijlichten Type B, PW - W. Mistachterlicht Type B, PW - W - Bepaal de plaats van de defecte lamp en open de achterdeuren in een hoek van 80. Raadpleeg in rubriek het gedeelte "Toegang tot de auto". - Verwijder de twee bevestigingsmoeren. - Trek aan de buitenzijde de lampunit los. - Maak de 8 borglippen los en verwijder de lamphouder uit de lampunit. - Druk de defecte lamp iets in en draai hem linksom om hem te verwijderen. - Vervang de lamp. Let bij het monteren op het volgende: - maak de 8 borglippen vast, - controleer of de twee witte nokjes in de uitsparingen van het rubber komen voor een goede afdichting van de lamp, - controleer of de bedrading nergens klem zit.

137 Lamp vervangen KENTEKENPLAATVERLICHTING DERDE REMLICHT Type B, PW - W Type A, W5W - 5W Met achterklep - Wip het lampglas met behulp van een schroevendraaier op het door de pijl aangegeven punt los. - Vervang de lamp. - Breng het lampglas aan en druk het aan de bovenzijde vast. Met achterdeuren - Maak de bekleding aan de binnenzijde los. - Druk de borglip opzij en neem de stekker los. - Verwijder de plastic afdekkap. Type A, W5W - 5 W Lamp, bereikbaar vanaf de buitenzijde (achterdeuren) - Draai de twee bouten los met behulp van een Torx TM -sleutel met 0 mm-hulpstuk. - Verwijder de lampunit. - Vervang de lamp. Lamp, bereikbaar via de binnenzijde (achterklep) - Draai de twee bouten los met behulp van een Torx TM -sleutel met 0 mm-hulpstuk. - Verwijder de kunststof afdekkap. - Druk de twee borglippen uit elkaar en verwijder de lamphouder. - Druk de defecte lamp iets in en draai hem linksom om hem te verwijderen. - Vervang de lamp. SNEL WEER OP WEG - Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom. - Vervang de lamp. 7

138 Zekering vervangen ZEKERINGEN VERVANGEN 6 De drie zekeringkasten bevinden zich: - in het dashboard aan de rechterzijde (achter het wegklapbare opbergvak), - in het interieur (accucompartiment), - onder de motorkap. De aanwijzingen in dit boekje hebben uitsluitend betrekking op zekeringen die door de gebruiker vervangen kunnen worden. Raadpleeg voor overige werkzaamheden het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Voor technici: raadpleeg voor alle informatie met betrekking tot zekeringen en relais de elektrische schema's van de "Reparatiemethoden" via het netwerk. Vervangen van een zekering Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst de oorzaak van de storing op te sporen en te (laten) verhelpen. Vervang een defecte zekering altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte. PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit het verhelpen van storingen veroorzaakt door het monteren van extra accessoires die niet door PEUGEOT aanbevolen en geleverd worden en niet volgens de voorschriften zijn gemonteerd, en dit geldt met name wanneer het stroomverbruik van alle apparatuur samen meer dan 0 milliampère bedraagt.

139 Zekering vervangen Zekering A (Ampère) Functie 7 ZEKERINGEN DASHBOARD (RECHTERZIJDE) - Kantel het opbergvak omlaag en trek het met kracht naar buiten om bij de zekeringen te komen. 5 Ruitenwisser achter - Vrij 5 Elektronische eenheid airbags 0 Sensor verdraaiing stuurwiel, diagnoseaansluiting, sensor ESP, handbediende ventilatie, schakelaar koppelingspedaal, koplampverstelling, pomp roetfi lter 5 0 Elektrisch verstelbare buitenspiegels, motor ruitbediening passagierszijde 6 0 Voeding ruitbediening vóór 7 5 Plafonniers en verlichting dashboardkastje 8 0 Multifunctioneel display, sirene inbraakalarm, autoradio, CD-wisselaar, autoradio/telefoon, servicecentrale trekhaakaansluiting (montage achteraf) 9 0 Diagnoseaansluiting e zitrij 0 0 Niveauregeling achter, stuurkolomschakelaars, instrumentenpaneel 5 Diagnoseaansluiting, contact-/stuurslot 5 Handsfree set, elektronische eenheid airbags, elektronische eenheid parkeerhulp 5 Servicecentrale motor, servicecentrale trekhaakaansluiting 5 Regensensor, ventilatie achter, automatische airconditioning, instrumentenpaneel 5 0 Vergrendeling/ontgrendeling/supervergrendeling te openen carrosseriedelen 6 - Vrij 7 0 Achterruitverwarming, buitenspiegelverwarming SNEL WEER OP WEG 7

140 Zekering vervangen 8 Zekering A (Ampère) Functie 0 Stoelverwarming 0 V-aansluiting e zitrij 0/50 Servicecentrale trekhaakaansluiting (montage achteraf) - Vrij 6 5 Sloten achterdeuren 7 0 Sloten achterdeuren 8 0 Ruitenwisser achter (achterdeuren) 9 0 Ventilatie achter 0 5 Inklapbare buitenspiegels ZEKERINGEN INTERIEUR - Maak het deksel van het accucompartiment los. - Verwijder de rode accuklem (+). Sluit het deksel na de werkzaamheden zorgvuldig.

141 Zekering vervangen Zekering A (Ampère) Functie 9 ZEKERINGEN ONDER DE MOTORKAP - Open de motorkap en schuif de steun van het reservoir van de ruitensproeiervloeistof weg om gemakkelijker bij de zekeringen te kunnen komen. - Maak de zekeringkast los en kantel deze omlaag om bij de zekeringen te komen. 0 Elektronische eenheid motor, brandstof- en luchtinlaatsysteem, motorventilateurgroep 5 Claxon 0 Pomp ruitensproeiers voor en achter 0 Pomp koplampsproeiers 5 5 Brandstofsysteem 6 0 Stuurbekrachtiging, extra schakelaar rempedaal 7 0 Remsysteem (ABS/ESP) 8 0 Bediening startmotor 9 0 Hoofdschakelaar rempedaal 0 0 Brandstof- en luchtinlaatsysteem, emissieregeling 0 Ventilatie vóór 0 Ruitenwissers vóór 0 Intelligente servicecentrale (BSI) 0 Vrij SNEL WEER OP WEG 7

142 Ruitenwisserblad vervangen 0 WISSERBLADEN VERVANGEN De ruitenwissers vóór in een speciale stand zetten - Beweeg de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact omlaag om de ruitenwissers naar de voorruitstijlen te bewegen (speciale stand). Vervangen van een wisserblad vóór - Til de ruitenwisserarm op. - Maak het wisserblad los en verwijder het. - Monteer het nieuwe wisserblad. - Zet de ruitenwisserarm terug. Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers in de ruststand te zetten. Vervangen van het wisserblad achter - Til de ruitenwisserarm op, maak de clip los en verwijder het wisserblad. - Monteer het nieuwe wisserblad en zet de ruitenwisserarm terug.

143 Slepen van uw auto SLEPEN VAN DE AUTO Zonder takelen ( wielen op de grond) Gebruik hiervoor altijd een sleepstang. Aan de voorzijde - maak het klepje aan de onderkant los met behulp van het vlakke gedeelte van het sleepoog, - draai het demonteerbare sleepoog vast tot het stuit. Aan de achterzijde - maak het klepje los met behulp van een muntstuk of het platte uiteinde van het sleepoog, - draai het demonteerbare sleepoog vast tot het stuit. Getakeld ( wielen op de grond) Het takelen van de wagen bij de wielen geniet de voorkeur. Auto met handgeschakelde versnellingsbak (diesel) Zet de versnellingshendel van een auto met handgeschakelde versnellingsbak in de neutraalstand. Als dit advies niet wordt gevolgd, kunnen tijdens het slepen bepaalde onderdelen van het remsysteem beschadigd raken en bestaat de mogelijkheid dat de rembekrachtiging na het opnieuw starten van de motor niet meer werkt. SNEL WEER OP WEG 7

144 Slepen van uw auto Algemene aanwijzingen Volg de huidige wetgeving in uw land op. Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept. De bestuurder van de auto die wordt gesleept moet achter het stuur blijven zitten. Tijdens het slepen mag geen gebruik worden gemaakt van de autosnelweg. Gebruik bij het slepen met wielen op de grond altijd een goedgekeurde sleepstang; touwen en riemen zijn verboden. Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging uitgeschakeld. Laat uw auto in de volgende gevallen slepen door een professioneel bergingsbedrijf : - bij stranding met de auto op de autosnelweg, - als het niet mogelijk is de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te ontgrendelen of de handrem los te zetten, - bij takelen met slechts twee wielen op de grond, - bij het ontbreken van een goedgekeurde sleepstang...

145 Milieu SNEL WEER OP WEG MILIEU Samen met u draagt PEUGEOT zorg voor de bescherming van het milieu. Raadpleeg de site U kunt zelf ook een bijdrage leveren aan de bescherming van het milieu door de volgende gebruiksadviezen op te volgen: - hanteer een anticiperende rijstijl en vermijd onnodig snel optrekken en plotseling afremmen, - laat het onderhoud volgens het onderhoudsschema uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk waar accu's en afgewerkte vloeistoffen ingezameld kunnen worden, - gebruik geen additieven in de motorolie. Deze kunnen schade toebrengen aan de motor en de emissieregeling. Raadpleeg de adviezen over het eco-rijden aan het einde van rubriek. 7

146 Afmetingen

147 Afmetingen AFMETINGEN De auto is leverbaar in lengten (L, L) en hoogte (H). Raadpleeg de onderstaande tabellen: H 5 L Totale lengte H Totale hoogte, luchtvering/normale vering 895/9 A Wielbasis 000 B Overhang vóór 975 C Overhang achter Totale breedte: zonder stootlijsten 870 D met stootlijsten 895 buitenspiegels ingeklapt 986 buitenspiegels uitgeklapt 9 E Spoorbreedte vóór 57 F Spoorbreedte achter 57 Draaicirkel tussen stoepranden (m),8,59 Maximale beladingen (kg) Nuttig laadvermogen 000 Op het dak 70 TECHNISCHE GEGEVENS 8

148 Afmetingen 6 ACHTERDEUREN (mm) L L N Nuttige hoogte 7 O Nuttige breedte 7 H

149 Afmetingen 7 SCHUIFDEUR (mm) L H P Hoogte 0 Q Breedte 9 L TECHNISCHE GEGEVENS 8

150 Gewichten GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (KG) 8 Raadpleeg voor meer informatie het kentekenbewijs van uw auto. Houd u aan het in uw land voorgeschreven maximale aanhangergewicht. Raadpleeg voor meer informatie over de mogelijkheden voor het trekken van een aanhanger en over het maximum treingewicht het PEUGEOT-netwerk. Verminderde belading auto Als het maximale totaalgewicht van de auto nog niet is bereikt, kan er lading naar de aanhanger worden verplaatst. Zorg er in elk geval voor dat het maximale aanhangergewicht en het treingewicht (aangegeven in het kentekenbewijs) niet worden overschreden. Neem de aanhangergewichten van uw auto in acht. Het aanhangergewicht geremd met verminderde belading van de auto kan worden verhoogd op voorwaarde dat de belading van de auto zoveel wordt verminderd dat het maximum toegestaan treingewicht niet wordt overschreden. Bij een hoge buitentemperatuur zullen ter bescherming van de motor de prestaties minder zijn. Verminder als de buitentemperatuur hoger is dan 7 C het maximale aanhangergewicht tot 700 kg, zonder bagage naar de auto te verplaatsen. Maximumsnelheid bij het trekken van een aanhanger: 00 km/h (neem de plaatselijk geldende maximumsnelheid in acht).

151 Motoren diesel - benzine MOTOREN EN VERSNELLINGSBAKKEN Diesel Benzine 9.6 HDi 90.0 HDi 0.0 HDi 0 FAP.0 HDi 6 FAP.0 HDi 6 FAP.0 benz. 0 Cilinderinhoud (cm ) Boring x slag (mm) 75 x x x x 88 Vermogen (pk) Maximaal vermogen ECE-norm (kw) Toerental bij maximaal vermogen (/min) Maximaal koppel ECE-norm (Nm) Toerental bij maximaal koppel (/min) Katalysator Ja Ja Ja Ja Ja - Roetfilter Nee Nee Ja Ja Ja / Brandstof Diesel Diesel Diesel Diesel Diesel Loodvrij Versnellingsbakken Handgeschakeld Aantal versnellingen Raadpleeg voor meer informatie de volgende internetsite: TECHNISCHE GEGEVENS 8

152 Identificatie 50 IDENTIFICATIE GEGEVENS A. Constructeursplaatje - Serienummer VF. - Maximum technisch toegestane massa totaal. - Maximum toegestaan treingewicht.. - Maximum aslast vóór.. - Maximum aslast achter. B. Serienummer op de carrosserie. Gebruik het platte uiteinde van het sleepoog om het klepje te openen. C. Banden en kleurcode van de lak. De sticker C op het voorportier geeft de volgende informatie: - de maat van de velgen en banden, - de door de constructeur goedgekeurde bandenmerken, - de bandenspanning (deze moet minstens eens per maand bij koude banden gecontroleerd worden), - de kleurcode van de lak.

153 URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP 9. TECHNOLOGIE aan BOORD 9

154 NOODOPROEP OF HULPOPROEP MET PC COM Let op: de noodoproep en de diensten worden alleen geactiveerd als de geïntegreerde telefoon wordt gebruikt met een geldige simkaart. Deze functies werken niet als een Bluetooth-telefoon wordt gebruikt en er geen simkaart is geplaatst. Druk op deze toets om toegang te krijgen tot de diensten van PEUGEOT. Druk in een noodgeval op de toets SOS tot een geluidssignaal klinkt en het scherm "Bevestigen / Annuleren" wordt weergegeven (als een geldige simkaart is geplaatst). Er wordt verbinding gemaakt met de helpdesk Peugeot Urgence die de auto lokaliseert en zo snel mogelijk de benodigde hulpdiensten waarschuwt. In landen waar geen helpdesk beschikbaar is, of waar lokalisering van de auto niet is toegestaan, wordt de oproep doorgeschakeld naar het alarmnummer (). Voor meer informatie over het merk PEUGEOT, selecteer "Customer Contact Centre". Customer Contact Centre Selecteer "Peugeot Assistance" om een pechhulpdienst op te roepen. Peugeot Assistance Als de elektronische eenheid airbags een aanrijding detecteert, wordt er automatisch een noodoproep verzonden, ongeacht of de airbags wel of niet zijn geactiveerd. Als de melding "Noodprogramma noodoproep" wordt weergegeven in combinatie met het knipperen van het oranje verklikkerlampje, is er een storing opgetreden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Deze diensten zijn afhankelijk van bepaalde voorwaarden en de beschikbaarheid. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Wanneer u uw auto buiten het PEUGEOT-netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de aanwezigheid van deze diensten bij het netwerk te laten controleren en eventueel confi gureren. 9.

155 PEUGEOT CONNECT COM MULTIMEDIA AUTORADIO / TELEFOON FUNCTIE JUKEBOX (0 Gb) / GPS (EUROPA) De Peugeot Connect Com is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als u het systeem voor gebruik in een andere auto wilt laten confi gureren. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Enkele minuten na het afzetten van de motor schakelt de Peugeot Connect Com zichzelf uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. INHOUD 0 Basisfuncties 0 Spraakcommando's en stuurkolomschakelaars 0 Display en algemeen menu 0 Navigatie 05 Verkeersinformatie 06 Audio / Video 07 Telefoon 08 Boordcomputer 09 Configuratie 0 Menustructuren display blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz Veelgestelde vragen blz

156 0 BASISFUNCTIES Aan/uit en volumeregeling.. Selecteren van de geluidsbron: radio, Jukebox, CD en externe apparatuur (AUX, indien geactiveerd in het confi guratiemenu). Lang indrukken: de CD naar de harde schijf kopiëren.. Audio-instellingen: balans voor/achter, links/rechts, loudness, geluidssferen.. Weergave van de lijst radiozenders, de nummers van de CD of de MP/USB/ Jukebox-speellijsten. Lang indrukken: bijwerken van de lijst radiozenders Automatisch zoeken naar zenders in aflopende/oplopende volgorde. Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD, MP, USB of Jukebox. Lang indrukken: snel vooruit en snel achteruit. 6. Selecteren van het golfbereik FM, FM, FMast, AM. 7. TA-functie (verkeersinformatie) AAN/UIT. Lang indrukken: toegang tot de PTY-functie (programmatypen radio). 8. Uitwerpen van de CD. 9. Opening voor SIM-kaart. 0. Alfanumeriek toetsenbord voor invoeren van omschrijvingen.. Toegang tot het dienstenmenu "PEUGEOT".. Selecteren en bevestigen.. Selecteren van de vorige/volgende MP/USB/Jukebox-speellijst.. Annuleren van de bewerking. Lang indrukken: terugkeren naar de actieve functie. 5. Weergave van het algemene menu. 6. Wijzigen van de schermweergave. Lang indrukken: resetten van het systeem. 7. Selecteren van de weergave op het display van de functies TRIP, TEL, NAV en AUDIO. 8. Lang indrukken van de toets SOS: noodoproep.

157 0 GESPROKEN COMMANDO'S EN STUURKOLOMSCHAKELAARS RADIO: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD/MP/USB/JUKEBOX: selecteren van het volgende nummer. CD/USB: lang indrukken: versneld vooruitspoelen. RADIO: selecteren van de vorige voorkeuzezender. MP/USB/JUKEBOX: selecteren van de vorige speellijst. Selecteren van het vorige item van een menu. Volume verhogen. - Wijzigen van de geluidsbron. - Bevestigen van een selectie. - Telefoon opnemen/ ophangen. - Langer dan seconden indrukken: toegang tot het telefoonmenu. Geluid onderbreken: gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen. Druk op een van de twee volumetoetsen om terug te keren naar het oorspronkelijke volume. RADIO: selecteren van de volgende voorkeuzezender. MP/USB/JUKEBOX: selecteren van de volgende speellijst. Selecteren van het volgende item van een menu. Volume verlagen. RADIO: automatisch zoeken naar zenders in afl opende volgorde. CD/MP/USB/JUKEBOX: selecteren van het vorige nummer. CD/USB: lang indrukken: versneld terugspoelen. 9.5

158 0 GESPROKEN COMMANDO'S EN STUURKOLOMSCHAKELAARS GESPROKEN COMMANDO'S WEERGEVEN VAN DE LIJST EN GEBRUIKEN VAN DE GESPROKEN COMMANDO'S radio NIVEAU NIVEAU NIVEAU geheugen autostore vorige/volgende lijst... 6 / * Druk om de lijst met beschikbare gesproken commando's weer te geven op de toets spraakherkenning om de spraakherkenning te activeren en zeg HELP of het commando voor spraakherkenning. CD-speler Jukebox (indien geactiveerd) USB bellen/begeleiden naar vorig/volgend nummer nummer scan random index (CD-MP) lijst "Vooraf opgeslagen omschrijving" / * vorige/volgende herhalen help/wat kan ik zeggen/ annuleren telefoon laatste nummer voic voic berichten index "Vooraf opgeslagen omschrijving" Dezelfde handeling kan ook worden uitgevoerd door lang op de toets MENU te drukken en vervolgens de functie "Lijst gesproken commando's" te selecteren. Lijst gesproken commando's bericht navigatie verkeersinformatie weergeven lezen index stoppen/hervatten inzoomen/uitzoomen weergeven weergeven lezen "Vooraf opgeslagen omschrijving" * bestemming auto Druk op de toets spraakherkenning om de spraakherkenning te activeren. Spreek de woorden duidelijk uit en wacht na elk uitgesproken woord tot de bevestiging door het geluidssignaal klinkt. De onderstaande lijst bevat alle gesproken commando's. weergeven audio telefoon boordcomputer Navigatie airconditioning vorige/volgende voor heel niveau en stop verwijderen ja/nee * help/wat kan ik zeggen/annuleren voor heel niveau, of * 9.6

159 0 SCHERM EN HOOFDMENU > KLEURENDISPLAY Orange Time: Date: Telephone Met behulp van het bedieningspaneel van de autoradio kunt u op het display de volgende informatie weergeven: - de tijd, - de datum, - de buitentemperatuur (knippert bij kans op gladheid in combinatie met een melding op het display), - de informatie van de autoradio (radio, CD, jukebox...), - informatie van de datacommunicatiesystemen (telefoon, diensten,...), - informatie over geopende portieren, achterklep,..., - waarschuwingen (bijv.: "Te laag brandstofniveau") of meldingen (bijv.: "Automatische koplampverlichting ingeschakeld") die tijdelijk worden weergegeven, - informatie afkomstig van de boordcomputer, - informatie van het GPS-navigatiesysteem (Europa). Confi guratie van het display: raadpleeg het gedeelte "Menustructuur display". Het systeem werkt op basis van de complete en uitgebreide cartografi sche gegevens van NAVTEQ, die op de harde schijf van het systeem staan. De updates van onze partner NAVTEQ voor de cartografi sche gegevens van de Europese landen zijn verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk. 9.7

160 0 SCHERM EN HOOFDMENU VERKEERSINFORMATIE: TMC-informatie, meldingen. Gebruik voor het schoonmaken van het display een zacht, niet-schurend doekje (bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder schoonmaakmiddel. KAART: oriëntatie, details, weergave. AUDIO FUNCTIES: radio, CD-speler, Jukebox, opties. NAVIGATIE: GPS, etappes, opties. TELEMATICA: telefoon, index, SMS. DIAGNOSE AUTO: logboek waarschuwingsmeldingen, status van functies. VIDEO: activeren, parameters. CONFIGURATIE: parameters van de auto, weergave, tijd, talen, stem, AUX-aansluiting. MENU-toets even ingedrukt houden: Help. 9.8

161 0 SCHERM EN HOOFDMENU WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT Door de draaiknop OK in te drukken krijgt u toegang tot de snelkeuzemenu's. IN DE MODUS "KAART VERPLAATSEN" informatie over de plaats BLUETOOTH TELEFOON lijst met oproepen als bestemming kiezen bellen NAVIGATIE (INDIEN NAVIGATIE ACTIEF): navigatie hervatten/afbreken omleiden route navigatiecriteria verkeersinformatie raadplegen de kaart verplaatsen als etappe kiezen deze plaats opslaan de kaartfunctie verlaten navigatiefunctie GEÏNTEGREERDE TELEFOON lijst met oproepen index privé modus/handsfree gesprek in de wacht zetten/gesprek hervatten DIAGNOSE AUTO waarschuwingenlogboek nummer kiezen status van functies index voic 9.9

162 0 SCHERM EN HOOFDMENU CD (MP OF AUDIO) JUKEBOX CD kopiëren op JBX / kopiëren stoppen playlist kiezen introscan activeren/deactiveren Introscan activeren/deactiveren willekeurig afspelen activeren/deactiveren willekeurig afspelen activeren/deactiveren herhalen activeren/deactiveren herhalen activeren/deactiveren RADIO USB een frequentie invoeren USB kopiëren op JBX / kopiëren stoppen RDS volgen activeren/deactiveren USB uitwerpen REG-functie activeren/deactiveren Introscan activeren/deactiveren "Radio Tekst" verbergen/weergeven willekeurig afspelen activeren/deactiveren herhalen activeren/deactiveren 9.0

163 0 NAVIGATIE EEN BESTEMMING KIEZEN Tip: raadpleeg het item "Menustructuren" in dit hoofdstuk voor een compleet overzicht van de beschikbare menu's. Druk op de toets MENU. 5 Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Draai aan de draaiknop om de functie "Navigatie" te selecteren. 6 Draai aan de draaiknop om de functie "Adres invoeren" te selecteren. Adres invoeren Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. 7 Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Draai aan de draaiknop om de functie "Een bestemming kiezen" te selecteren. 8 Draai, als het land is geselecteerd, aan de draaiknop om de functie "Plaats" te selecteren. Een bestemming kiezen Plaats 9.

164 0 NAVIGATIE 9 Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. 0 Draai aan de draaiknop om de letters van de plaatsnaam één voor één te selecteren en te bevestigen door op de draaiknop te drukken. Parijs Herhaal de stappen 8 t/m voor de functies "Straat" en "Nr.". Selecteer "OK" op het scherm "Adres invoeren". OK Om de bestemming sneller in te voeren kan in plaats van de "Plaatsnaam" ook de "Postcode" worden ingevoerd. Voer de letters en cijfers in met het alfanumerieke toetsenbord en gebruik de toets "*" voor eventuele correcties (max. 5 karakters). Draai aan de draaiknop en selecteer "OK". 5 Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Selecteer de functie "Opslaan" om het ingevoerde adres in een kaart van het geheugen op te slaan en druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. De points of interest (POI) geven de verschillende diensten langs de route aan (hotels, winkels, luchthavens,...). OK Opslaan POI 9.

165 0 NAVIGATIE EEN ETAPPE TOEVOEGEN Druk tijdens de navigatie op de toets MENU. 6 Selecteer de functie "Een etappe toevoegen" (maximaal 9 etappes) en druk op de draaiknop om te bevestigen. Een etappe toevoegen Draai aan de draaiknop om de functie "Navigatie" te selecteren. 7 Voer bijvoorbeeld een nieuw adres in. Een adres invoeren Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. 8 Selecteer "OK" als het nieuwe adres is ingevoerd en druk op de draaiknop om te bevestigen. Draai aan de draaiknop om de functie "Etappes en route" te selecteren. Etappes en route 9 Selecteer "OK" en druk op de draaiknop om de volgorde van de etappes te bevestigen. 5 Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Selecteer "Strikt" (de etappe moet zijn voltooid om door te gaan naar de volgende bestemming) of "Nabijheid" en druk op de draaiknop om te bevestigen. 9.

166 0 GESPROKEN NAVIGATIEBERICHTEN Het instellen van het volume van de waarschuwingen voor POI's "Risicozones" is alleen mogelijk door tijdens een dergelijke waarschuwing het volume in te stellen. Tijdens de gesproken berichten kan door middel van de volumeknop direct het volume van de verschillende berichttypen worden ingesteld (navigatie, verkeersinformatie...). 5 Druk op de knop om de selectie te bevestigen. Druk op de toets MENU. 6 Selecteer de functie "Instellen gesproken berichten" en druk op de knop om te bevestigen. Draai aan de knop om de functie "Navigatie" te selecteren. Instellen gesproken berichten 7 Druk op de knop en stel vervolgens het volume van de gesproken berichten in of selecteer de functie "Uitschakelen" en druk op de knop om te bevestigen. Druk op de knop om de selectie te bevestigen. Uitschakelen Draai aan de knop om de functie "Navigatiemogelijkheden" te selecteren. Navigatiemogelijkheden 8 Selecteer "OK" en druk op de knop om te bevestigen. OK 9.

167 0 NAVIGATIE Overzicht van Points of Interest 9.5

168 0 NAVIGATIE UPDATEN RISICOZONE-POI'S (Radarinformatie) WEERGAVE VAN POI's RISICOZONES Download vanaf internet het updatebestand voor de Risicozone POI'S en zet het op een CD-Rom of USBstick. Deze dienst is beschikbaar via of Druk op de toets MENU. Selecteer "Kaart" en druk op "OK" ter bevestiging. De bestanden moeten in zijn geheel worden gekopieerd op het gekozen medium. Kaart Selecteer "Details van kaart" en druk op "OK" ter bevestiging. Plaats de CD-Rom of de USB-stick met het bestand voor Points Of Interest in de CD of USB-speler van het systeem. Het systeem detecteert automatisch welk medium is geplaatst. Start de update door "JA" te bevestigen. Details van kaart Selecteer "Transport en auto's" en druk op "OK" ter bevestiging. Transport en auto's Een melding geeft aan dat het downloaden succesvol is afgerond. Er mogen geen andere gegevens op de CD-Rom of de USB-stick staan. 5 Vink "Risicozones" aan en druk op "OK" ter bevestiging. Risicozones 9.6

169 0 NAVIGATIE NAVIGATIEMOGELIJKHEDEN De aangegeven route is direct afhankelijk van de geselecteerde navigatiemogelijkheden. Het selecteren van andere mogelijkheden kan ertoe leiden dat een totaal andere route wordt gekozen. 5 Druk op de toets MENU. Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Draai aan de draaiknop om de functie "Navigatie" te selecteren. 6 Draai aan de draaiknop om de functie "Defi niëren berekeningscriteria" te selecteren. Definiëren berekeningscriteria 7 Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Draai aan de draaiknop om de functie "Navigatiemogelijkheden" te selecteren. 8 Draai aan de draaiknop om bijvoorbeeld de functie "Afstand/tijd" te selecteren. Navigatiemogelijkheden Afstand/tijd 9.7

170 0 NAVIGATIE Het instellen van het volume van de waarschuwingen voor POI's "Risicozones" is alleen mogelijk tijdens een dergelijke waarschuwing. INSTELLEN WAARSCHUWINGSMELDINGEN RISICOGEBIEDEN 9 Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Herhaal de stappen tot en met 5 van de navigatiefuncties. 0 Draai aan de draaiknop om de functie "Verkeersinformatie" te selecteren als u Verkeersinformatie wilt ontvangen. Verkeersinformatie Draai aan de knop om de functie "Instellen risicogebieden" te selecteren en druk op de draaiknop om de waarschuwingsmelding te bevestigen. Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Instellen risicogebieden Vink dit vakje aan om optimaal gebruik te maken van de verkeersinformatie. Het systeem geeft eventuele omleidingen aan. Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Kies: - visuele meldingen, - geluidssignalen, met de duur van de melding (in seconden), - uitsluitend meldingen weergeven bij navigatie, selecteer vervolgens "OK" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Selecteer "OK" en druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. OK OK Deze functies zijn alleen beschikbaar als de risicogebieden zijn gedownload en in het systeem zijn geïnstalleerd. 9.8

171 0 NAVIGATIE INSTELLEN VAN DE KAART ORIENTERING VAN DE KAART Druk op de toets MENU. Voor een betere leesbaarheid wordt bij een schaal groter dan 0 km de kaart automatisch naar het Noorden geörienteerd. Draai aan de knop om de functie "Kaart" te selecteren. Herhaal de stappen tot, draai aan de knop en selecteer de functie "Oriëntering van de kaart". Oriëntering van de kaart 5 Druk op de knop om de selectie te bevestigen. Druk op de knop om de selectie te bevestigen. 6 Draai aan de knop en selecteer de oriëntering van uw keuze. Op auto georiënteerd Draai aan de knop om de functie "Gegevens van de kaart" te selecteren. Met behulp van deze functie kunt u de op de kaart weergegeven diensten selecteren (hotels, restaurants, risicogebieden...). 7 Op noorden georiënteerd D-beeld Selecteer "OK" en druk op de knop om te bevestigen. Gegevens van de kaart OK 9.9

172 0 NAVIGATIE WEERGEVEN VAN DE KAART IN EEN VENSTER OF EEN VOLLEDIG SCHERM Druk op de toets MENU. 5 Druk op de draaiknop om de geselecteerde functie te bevestigen. Draai aan de knop en selecteer de functie "Kaart". 6 Draai aan de knop en selecteer "Kaart in venster" of "Kaart op volledig scherm". Kaart in venster Kaart op volledig scherm Druk op de draaiknop om de geselecteerde functie te bevestigen. Draai aan de knop en selecteer de functie "Kaart tonen". 7 Selecteer "OK" en druk op de draaiknop om dit te bevestigen. Kaart tonen OK 9.0

173 05 VERKEERSINFORMATIE TMC-BERICHTEN INSTELLEN TMC-berichten (Trafic Message Channel) informeren de bestuurder over de actuele verkeerssituatie en over de weersomstandigheden. De bestuurder krijgt een geluidsignaal te horen en op de kaart van het navigatiesysteem wordt aangegeven waar zich problemen voordoen. Aan de hand van deze gegevens kan het navigatiesysteem een alternatieve route kiezen. Druk op de toets MENU. 6 Selecteer de functie "Geografisch fi lter" en druk op de knop om te bevestigen. Geografisch filter Draai aan de knop en selecteer de functie "Verkeersinformatie". 7 Draai aan de knop en selecteer het fi lter van uw keuze. Rondom de auto Druk op de knop om de selectie te bevestigen. Draai aan de knop en selecteer de functie "Verkeersinformatie TMC fi lteren". Verkeersinformatie TMC filteren 8 Op de route Selecteer "OK" en druk op de knop om te bevestigen. OK 5 Druk op de knop om de selectie te bevestigen. De fi lters werken onafhankelijk van elkaar en vullen elkaar aan. Wij adviseren: - een omgevingsfi lter van 0 km rondom de auto voor een gebied met een dicht wegennet, - een omgevingsfi lter van 50 km rondom de auto of een trajectfi lter op lange trajecten (snelweg). 9.

174 05 VERKEERSINFORMATIE WEERGAVE TMC-BERICHTEN INSTELLEN Het is raadzaam de functie "Nieuwe berichten weergev." niet aan te vinken in gebieden met veel verkeersdrukte. Druk op de toets MENU. 5 Druk op de knop om de selectie te bevestigen. Draai aan de knop en selecteer de functie "Verkeersinformatie". 6 Selecteer de optie "De berichten lezen". De berichten lezen Druk op de knop om de selectie te bevestigen. 7 De spraaksynthese laat de meldingen van de verkeersinformatie horen. Selecteer de optie "Nieuwe berichten weergev.". De verkeersinformatie wordt met de geselecteerde fi lters (geografi sch...) weergegeven en kan ook worden weergegeven als het navigatiesysteem niet actief is. Nieuwe berichten weergev. Draai aan de knop en selecteer de functie "Berichten instellen". 8 Selecteer "OK" en druk op de knop om te bevestigen. Berichten instellen OK 9.

175 06 AUDIO/VIDEO Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. RADIO SELECTEREN VAN EEN ZENDER RDS Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om de RADIO te selecteren. Druk op de toets MENU. Druk op de toets BAND om het golfbereik te selecteren: FM, FM, FMast of AM. Selecteer "Audiofuncties" en druk op "OK". Druk kort op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken. Selecteer de functie "Voorkeuze FM" en druk op "OK". Voorkeuze FM Druk op een van de toetsen om handmatig naar zenders te zoeken. Selecteer "RDS volgen activeren" en druk op "OK". Op het display verschijnt de aanduiding RDS. RDS volgen activeren Druk op de toets LIST voor een lijst van de lokaal beschikbare zenders (maximaal 60). Druk langer dan seconden op de toets om deze lijst bij te werken. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen. 9.

176 06 CD MP INFORMATIE EN TIPS CD EEN CD OF MP-CD AFSPELEN Lege CD's worden niet herkend en kunnen het audiosysteem beschadigen. Het formaat MP (afkorting van MPEG, &.5 Audio Layer ) is een standaard voor het comprimeren van geluid die de mogelijkheid biedt enkele tientallen speellijsten op één CD te plaatsen. Gebruik alleen CD's met een ronde vorm. Bepaalde beveiligingssystemen op de originele CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de CD-speler. Plaats de audio- of MP-CD in de speler. De CD-speler zal de CD automatisch afspelen. Selecteer voor het branden van een CD-R of CD-RW de standaard ISO 9660 niveau, of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen. Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld. Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid (maximaal x) in voor een optimale geluidskwaliteit. Voor het branden van een multisessie-cd is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken. De autoradio speelt uitsluitend bestanden met de extensie ".mp" en een samplingfrequentie van,05 khz of, khz af. Geluidsbestanden met een andere extensie (.wma,.mp,.mu...) kunnen niet worden afgespeeld. Gebruik voor bestandsnamen maximaal 0 karakters en verwijder speciale tekens (bijv.: " ",?, ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen. Als er al een CD in het apparaat zit, druk dan herhaalde malen op de toets SOURCE om de CD-speler als geluidsbron te selecteren. Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren. Druk op de toets LIST om de lijst met nummers van de CD of de speellijsten van de MP-CD weer te geven. Het afspelen of weergeven van een MP-speellijst kan worden beïnvloed door het gebruikte programma voor de CD en/of de instellingen. Wij raden u aan een CD te gebruiken die aan de ISO-norm 9660 voldoet. 9.

177 06 GEBRUIK VAN USB-POORT * Een lijst met geschikte uitrustingen is beschikbaar bij het PEUGEOT-netwerk. AANSLUITEN VAN EEN USB-STICK De bestanden op de USB-stick worden overgebracht op uw autoradio en via de luidsprekers van de auto wordt de muziek weergegeven. Sluit geen externe harde schijf of andere USB-apparaten dan een FTA6- of FAT- geformatteerde USB-stick aan (NTFS wordt niet ondersteund); de audio-installatie zou anders beschadigd kunnen raken. Sluit de USB-stick direct of via een verlengsnoer aan op de poort. Als de autoradio is ingeschakeld, wordt de USB-bron gedetecteerd zodra deze wordt aangesloten. Het lezen begint automatisch na een bepaalde tijd, afhankelijk van de capaciteit van de USB-stick. De herkende bestandsformaten zijn.mp (uitsluitend mpeg layer ). USB-stick (.,. en.0): - de USB-stick moet FAT6- of FAT- geformatteerd zijn (NTFS wordt niet ondersteund), - navigatie door de bestanden is mogelijk via de bediening op het stuurwiel, Sluit geen externe harder schijf of andere USB-apparaten dan audioapparatuur op de USB-poort aan; de audio-installatie zou anders beschadigd kunnen raken. * Beschikbaar volgens uitvoering. 9.5

178 06 AUDIO/VIDEO AFSPELEN VAN MP-BESTANDEN VANAF EEN USB-STICK JUKEBOX EEN USB/MP-STICK NAAR DE HARDE SCHIJF KOPIËREN Plaats een USB-stick in de daarvoor bestemde opening. Plaats een USB-stick in de daarvoor bestemde ruimte en druk op de toets MENU. Druk herhaaldelijk op de toets SOURCE als een andere geluidsbron wordt beluisterd en selecteer "USB" om de USB te beluisteren. Selecteer "Audiofuncties" en druk op de knop om te bevestigen. Druk op een van de toetsen om een nummer van de USB-stick te selecteren. Druk op de toets LIST om de lijst met dossiers van de USB/MP-stick weer te geven. Selecteer "USB" en druk op de knop om te bevestigen. USB Gebruik, om de USB stick te verwijderen, het snelmenu (druk op OK) of druk op de toets MENU, selecteer "Audiofuncties", "USB", en selecteer vervolgens "USB uitwerpen". Het afspelen en het weergeven van een MP-compilatie kan afhankelijk zijn van de gebruikte software voor het rippen en/of van de gebruikte instellingen. Een USB-stick moet FAT6- of FAT-geformatteerd zijn. De jukebox kan uitsluitend USB-sticks lezen. 5 Selecteer "USB kopiëren naar Jukebox" en druk op de knop om te bevestigen. USB kopiëren naar Jukebox Selecteer "Complete disc" om de complete inhoud van de USB te kopiëren en druk op de knop om te bevestigen. Complete disc 9.6

179 06 EEN CD NAAR DE HARDE SCHIJF KOPIËREN Plaats een audio- of MP-CD in de speler en druk op de toets MENU. De optie "Automatisch creëren" kopieert de CD automatisch naar een album van het type "album nr....". Selecteer "Audiofuncties", selecteer CD en druk op de knop om te bevestigen. 6 Selecteer de letters één voor één en selecteer "OK" om te bevestigen. OK Audiofuncties Selecteer "CD-kopie op de Jukebox" en druk op de knop om te bevestigen. De audio- of MP-CD wordt naar de harde schijf gekopieerd. Afhankelijk van de speelduur van de CD duurt het kopiëren tot 0 minuten. Tijdens het kopiëren kunnen de reeds op de harde schijf opgeslagen albums en CD's niet worden afgespeeld. CD-kopie op de Jukebox Selecteer "Complete CD" om de volledige inhoud van de CD te kopiëren en druk op de knop om te bevestigen. Complete CD Als het geen CD met MP-bestanden betreft, comprimeert de Jukebox de nummers van de CD automatisch naar MP-formaat. Afhankelijk van de speelduur van de CD duurt het comprimeren ongeveer 0 minuten. Tijdens het comprimeren kunnen de CD en de reeds op de harde schijf opgeslagen albums worden afgespeeld. Druk lang op de toets SOURCE om met het kopiëren van de CD te beginnen. 5 Herhaal, om het kopiëren te stoppen, de punten en. Selecteer "Kopiëren stoppen" en druk op de knop om te bevestigen. Kopiëren stoppen Het kopiëren van bestanden van de Jukebox naar een CD is niet mogelijk. De functie "Kopie stoppen" verwijdert niet de bestanden die al naar de harde schijf van de jukebox gekopieerd zijn. 9.7

180 06 AUDIO/VIDEO AFSPELEN VANUIT DE JUKEBOX EEN ALBUM HERNOEMEN Druk herhaalde malen op de toets SOURCE en selecteer de functie "Jukebox". Druk op de toets MENU. Jukebox Druk op de toets LIST. Selecteer "Audiofuncties" en druk op de knop om te bevestigen. Draai aan de knop om de bestanden te selecteren. Selecteer de functie "Jukebox" en druk op de knop om te bevestigen. Jukebox Druk op de toets ESC om terug te keren naar het eerste bestandsniveau. Selecteer de functie "Beheer Jukebox" en druk op de knop om te bevestigen. Beheer Jukebox 9.8

181 06 AUDIO/VIDEO 5 Selecteer het te hernoemen album op de knop om te bevestigen. 8 Selecteer "OK" en druk op de knop om te bevestigen. 6 Selecteer de functie "Hernoemen" en druk op de knop om te bevestigen. OK 7 Hernoemen Draai aan de knop en selecteer één voor één de letters van de titel van het album en bevestig de letters door op de knop te drukken. Selecteer om de nummers van een album te hernoemen de te hernoemen nummers en volg dezelfde procedure. Gebruik de toets ESC om de lijst met nummers te verlaten. Selecteer de functie "Verwijder" om een album of een nummer uit de Jukebox te verwijderen. Gebruik het alfanumerieke toetsenbord om de letters van de titel van het album één voor één in te voeren. Verwijder 9.9

182 06 AUDIO/VIDEO AUX-INGANG GEBRUIKEN AUDIOKABEL (JACK-RCA) NIET BIJGELEVERD Druk op de toets MENU en selecteer achtereenvolgens de functies "Confi guratie", "Geluid" en "Activeren externe geluidsbron" om de AUX-ingang van de Peugeot Connect Com te activeren. Sluit het externe apparaat (MP-speler ) aan op de audioaansluitingen (wit en rood, type RCA) in het dashboardkastje met een geschikte kabel (JACK-RCA). Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om "AUX" te selecteren. De weergave en bedieningsfuncties verlopen via de externe apparatuur zelf. Het is niet mogelijk om bestanden vanaf de externe apparatuur naar de harde schijf te kopiëren. 9.0

183 06 AUDIO/VIDEO MENU VIDEO U kunt op de drie audio-/videoaansluitingen in het dashboardkastje een videoapparaat (camcorder, digitale camera, DVD-speler...) aansluiten. Druk op de toets MENU nadat u het videoapparaat hebt aangesloten. 6 Draai aan de knop en selecteer de functie "Parameters video" om het formaat van de weergave, de lichtsterkte, het contrast en de kleuren in te stellen. Draai aan de knop en selecteer de functie "Video". Parameters video 7 Druk op de knop om de selectie te bevestigen. Druk op de knop om de selectie te bevestigen. Draai aan de knop en selecteer de functie "Inschakelen videofunctie" om de videofunctie in of uit te schakelen. Druk op de toets DARK om de videoweergave te onderbreken. 5 Inschakelen videofunctie Druk op de knop om de selectie te bevestigen. Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om een andere geluidsbron te selecteren dan het videoapparaat. De videoweergave is uitsluitend mogelijk als de auto stilstaat. 9.

184 07 INGEBOUWDE TELEFOON INSTALLEREN VAN UW SIM-KAART (NIET BIJ DE AUTO GELEVERD) INVOEREN VAN DE PINCODE Open de lade door de knop in te drukken met de punt van een pen. Voer de PIN-code in met behulp van het toetsenbord. PIN-code Plaats de SIM-kaart in de houder en steek deze in de lade. Druk op de toets # om de PIN-code te bevestigen. Voer stap nogmaals uit om de SIM-kaart weer te verwijderen. Verwijder of plaats uw SIM-kaart pas nadat de Peugeot Connect Com is uitgeschakeld en het contact is afgezet. Selecteer bij het invoeren van uw PIN-code de optie "PIN-code opslaan" om de telefoon te kunnen gebruiken zonder telkens de PIN-code te hoeven invoeren. 9.

185 07 INGEBOUWDE TELEFOON EEN BLUETOOTH-TELEFOON KOPPELEN De beschikbare functies van de telefoon zijn afhankelijk van het netwerk, de SIM-kaart en de compatibiliteit met de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en uw provider voor meer informatie over de beschikbare functies. Een overzicht van de meest geschikte telefoons is verkrijgbaar via het netwerk. Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree-set van het systeem mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto. Selecteer "Wijze van activeren Bluetooth" en vervolgens "Actief en zichtbaar". Druk op de draaiknop om iedere handeling te bevestigen. Activeer de functie Bluetooth van uw telefoon. De laatst gekoppelde telefoon wordt automatisch opnieuw gekoppeld. Herhaal, om de naam van de PEUGEOT-radiotelefoon te kennen en te wijzigen, stap en selecteer "Naam van de radiotelefoon wijzigen". Druk op de toets MENU, selecteer "Datacommunicatie" en vervolgens "Functies Bluetooth". Druk op de draaiknop om iedere handeling te bevestigen. Selecteer op uw telefoon de naam van de PEUGEOT-radiotelefoon. Voer de toegangscode in (standaard 0000). 9.

186 07 INGEBOUWDE TELEFOON EEN BLUETOOTH-TELEFOON KOPPELEN Herhaal, om de toegangscode te wijzigen, stap, selecteer "Toegangscode" en sla de code van uw keuze op. Als de telefoon is gekoppeld kan het systeem het adresboek en de gesprekkenlijst synchroniseren. Herhaal stap en selecteer "Wijze van synchroniseren index". Selecteer de synchronisatie van uw keuze en druk op de draaiknop om te bevestigen. De synchronisatie kan enkele minuten duren. Herhaal, om de gekoppelde telefoon te wijzigen, stap, selecteer "Lijst gekoppelde telefoons" en druk op OK om te bevestigen. De lijst met eerder gekoppelde telefoons (maximaal 0) verschijnt. Selecteer de telefoon van uw keuze, bevestig, selecteer "Koppelen" en druk op de draaiknop om te bevestigen. De gesprekkenlijst bevat uitsluitend gesprekken die zijn gevoerd met de radiotelefoon van de auto. 9.

187 07 BELLEN MET EEN CONTACTPERSOON Druk op MENU om de gebruikte telefoon te kiezen, selecteer achtereenvolgens "Datacommunicatie", "Bluetooth-functies", "Wijze van activeren Bluetooth". Naar keuze: - "Niet actief": gebruik van de interne telefoon, - "Actief en zichtbaar": gebruik van de Bluetooth-telefoon, zichtbaar vanaf alle telefoons, - "Actief en niet zichtbaar": gebruik van de Bluetooth-telefoon, onzichtbaar vanaf de andere telefoons, koppelen van een nieuwe telefoon niet mogelijk. Druk op de toets OPNEMEN om het snelmenu van de telefoon weer te geven. 5 Druk op de toets OPNEMEN om naar het gekozen nummer te bellen. Selecteer "Lijst gesprekken" of "Index" en druk op "OK". Kies het gewenste nummer en bevestig om te bellen. 6 Druk op de toets OPHANGEN om het gesprek te beëindigen. Draai aan de knop om de functie "Nummer kiezen" te selecteren. EEN GESPREK ACCEPTEREN OF WEIGEREN Nummer kiezen Druk op de toets OPNEMEN om een gesprek te accepteren. Druk op de knop om de selectie te bevestigen. Druk op de toets OPHANGEN om een gesprek te weigeren. Toets het nummer van uw contactpersoon in op het alfanumerieke toetsenbord. Druk langer dan seconden op het uiteinde van de stuurkolomschakelaar om het menu van de telefoon weer te geven: logboek gesprekken, index, voic . 9.5

188 08 Boordcomputer Wegwijser Afstand km l/00 km/h ENKELE DEFINITIES Actieradius: in deze stand geeft de computer aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden, berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers. De weergegeven waarde kan sterk variëren door een verandering in de wagensnelheid of het landschap. Als de actieradius minder dan 0 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal 0 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven zodra deze meer dan 00 km bedraagt. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als tijdens het rijden voortdurend streepjes worden weergegeven in plaats van cijfers. Momenteel verbruik: dit verbruik wordt berekend en weergegeven vanaf 0 km/h. - Het tabblad "auto": de actieradius, het huidige brandstofverbruik en de resterende afstand. - Het tabblad "" (traject ) met: de gemiddelde snelheid, het gemiddelde brandstofverbruik en de berekende afgelegde afstand op traject "". - Het tabblad "" (traject ) met dezelfde gegevens voor een tweede traject. Gemiddeld verbruik: dit is het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Afgelegde afstand: deze afstand wordt berekend sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Nog af te leggen afstand: dit is de afstand tot de door de gebruiker ingevoerde eindbestemming. Als het navigatiesysteem in gebruik is, wordt deze afstand op elk moment tijdens het rijden opnieuw berekend. Gemiddelde snelheid: dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer (contact aan). 9.6

189 08 BOORDCOMPUTER SNELKEUZE DIAGNOSE AUTO DIAGNOSE AUTO WAARSCHUWINGENLOGBOEK Als de knop meerdere keren wordt ingedrukt, worden de verschillende functies van de boordcomputer achtereenvolgend weergegeven op het display. STATUS VAN DE FUNCTIES RESET CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING Boordcomputer Ogenblikkelijke info. Actieradius 860 km l/00 km Resetten Druk de knop langer dan twee seconden in zodra het gewenste traject wordt aangegeven. 9.7

190 09 CONFIGURATIE DATUM EN TIJD INSTELLEN Met de functie "Confi guratie" kunnen de instellingen voor kleur, helderheid, eenheden en gesproken commando's worden gewijzigd. Dit moet elke keer na het aansluiten van de accukabels opnieuw gebeuren. 5 Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Druk op de toets MENU. Draai aan de draaiknop om de functie "Confi guratie" te selecteren. 6 Draai aan de draaiknop om de functie "Datum en tijd instellen" te selecteren. Datum en tijd instellen 7 Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Draai aan de draaiknop om de functie "Confi guratie beeldscherm" te selecteren. 8 Stel de parameters één voor één in door deze te bevestigen met de draaiknop. Selecteer vervolgens de tab "OK" op het scherm om de instellingen te bevestigen. Configuratie beeldscherm OK 9.8

191 0 MENUSTRUCTUUR DISPLAY NAVIGATIE EEN BESTEMMING KIEZEN adres invoeren 5 5 land: plaats: straat: nr./_: huidige locatie opslaan POI in de buurt van op de route 5 5 rondom de huidige plaats BASISFUNCTIE KEUZE A keuze A keuze A KEUZE B... zoeken op naam GPS-coördinaten index laatst gekozen bestemmingen ETAPPES EN ROUTE een etappe toevoegen adres invoeren index laatst gekozen bestemmingen etappes ordenen / verwijderen alternatieve route gekozen bestemming NAVIGATIEMOGELIJKHEDEN definiëren berekeningscriteria snelste route kortste route afstand/tijd met tolwegen met ferryboat verkeersinformatie instellen gesproken berichten straatnaam inschakelen / uitschakelen laatste bestemmingen wissen NAVIGATIE STOPPEN / HERVATTEN 9.9

192 0 MENUSTRUCTUUR DISPLAY 9.0 KAART ORIËNTERING VAN DE KAART op auto georiënteerd op Noorden georiënteerd D-beeld GEGEVENS VAN DE KAART overheid en veiligheid gemeentehuizen, stadscentrum universiteiten, hogescholen ziekenhuizen hotels, restaurants en winkels hotels restaurants wijnhuizen/-proeverijen zakencentra winkelen, supermarkten cultuur, toerisme en toneel cultuur en musea casino's en nachtleven bioscopen en theaters toerisme toneel, tentoonstellingen sportcentra en openlucht sportcentra, sportcomplexen golfterreinen ijsbanen, bowling wintersportcentra parken en tuinen attractieparken transport en auto luchthavens, havens stations, autobusstations autoverhuur parkeerplaatsen tankstations, garages KAART TONEN kaart op volledig scherm kaart in venster DE KAART VERPLAATSEN / VOLGEN AUTO BESCHRIJVING CARTOGRAFISCHE BASIS VERKEERSINFORMATIE DE BERICHTEN RAADPLEGEN VERKEERSINFORMATIE TMC FILTEREN geografisch filter alle berichten bewaren de berichten bewaren

193 0 MENUSTRUCTUUR DISPLAY rondom de auto op de route verkeersinformatie trafic info afsluiting van wegen beperking van afmetingen staat van de weg weerbericht en zicht stadsinlichtingen parkeren openbaar vervoer evenementen DE AANKONDIGING VAN BERICHTEN INSTELLEN de berichten lezen nieuwe berichten weerg. KEUZE VAN HET TMC-STATION TMC automatisch volgen TMC handmatig volgen lijst van TMC-stations AUDIOFUNCTIES VOORKEURSINSTELLINGEN RADIO frequentie invoeren inschakelen / uitschakelen RDS-functie inschakelen / uitschakelen REG-functie radio text weergeven / verbergen VOORKEURSINSTELLINGEN CD, USB, JUKEBOX Introscan inschakelen / uitschakelen (SCN) willekeurig afspelen inschakelen / uitschakelen (RDM) herhaling inschakelen / uitschakelen (RPT) tonen van CD-details inschakelen / uitschakelen CD CD naar Jukebox kopiëren complete CD kopiëren meerdere keuzes huidige album huidige nummer CD uitwerpen USB kopiëren van USB naar Jukebox volledige disc meervoudige selectie huidig album huidig nummer USB verwijderen JUKEBOX beheer Jukebox 9.

194 0 MENUSTRUCTUUR DISPLAY 9. configuratie Jukebox Hi-Fi (0 kbps) hoog (9 kbps) normaal (8 kbps) beheer playlist Jukeboxgegevens wissen status Jukebox DATACOMMUNICATIE BELLEN lijst gesprekken nummer kiezen index voic diensten c ustomer contact center PEUGEOT assistance PEUGEOT service ontvangen berichten INDEX beheer kaarten van de index kaart raadplegen of wijzigen een kaart toevoegen een kaart verwijderen alle kaarten verwijderen configuratie index een index selecteren de index benoemen de startindex kiezen kaartenoverdracht 5 uitwisselen via infrarood alle kaarten zenden één kaart zenden ontvangen via infrarood uitwisselen met SIM-kaart alle kaarten naar SIM zenden één kaart naar SIM zenden alle kaarten van de SIM ontvangen één kaart van de SIM ontvangen uitwisselen met Bluetooth SMS-BERICHTEN ontvangen SMS-berichten lezen SMS-bericht verzenden SMS-bericht opstellen de SMS-lijst wissen TELEFOONFUNCTIES netwerk zoeken naar netwerk

195 0 MENUSTRUCTUUR DISPLAY 5 5 automatisch handmatig beschikbare netwerken duur gesprekken op nul zetten PIN-code beheren activeren/deactiveren PIN-code opslaan PIN-code wijzigen belopties telefoongesprekken confi gureren tonen van mijn nummer automatisch opnemen na x keer overgaan opties beltonen voor gesprekken voor SMS-berichten * De parameters variëren afhankelijk van de auto. 6 geluidssignaal SMS nummer voic de gesprekkenlijst wissen BLUETOOTH FUNCTIES wijze van activeren niet actief actief en zichtbaar actief en niet zichtbaar lijst met gekoppelde randapparatuur de naam van de radiotelefoon wijzigen identificatiecode wijze van synchroniseren van de index geen synchronisatie de index van de telefoon zien de index van de SIM-kaart zien alle indexen zien CONFIGURATIE CONFIGURATIE DISPLAY de kleur kiezen lichtsterkte regelen datum en tijd instellen eenheden kiezen GELUIDEN gesproken berichten instellen instellingen spraaksturing volume van de instructies volume andere berichten een vrouwelijke/mannelijke stem kiezen AUX-ingang activeren/deactiveren TAALKEUZE PARAMETERS VAN DE AUTO DEFINIËREN* 9.

196 0 MENUSTRUCTUUR DISPLAY VIDEO INSCHAKELEN VIDEOFUNCTIE PARAMETERS VIDEO afmetingen weergave lichtsterkte regelen kleuren instellen contrast instellen Druk langer dan seconden op de toets MENU voor toegang tot het volgende schermmenu. LIJST STEMCOMMANDO'S DIAGNOSE RADIOTELEFOON DEKKING GPS NOODENERGIEVOORZIENING BESCHRIJVING VAN HET TOESTEL NAVIGATIEDEMONSTRATIE Druk herhaalde malen op de toets met de muzieknoot voor toegang tot de volgende instellingen. GELUIDSSFEER BASSEN HOGE TONEN CORRECTIE LOUDNESS FADER BOORDCOMPUTER CONFIGURATIE DIENSTEN BALANS LOGBOEK WAARSCHUWINGEN AUTOMATISCHE CORRECTIE VOLUME 9. STATUS VAN FUNCTIES * RESET DETECTIESYSTEEM TE LAGE BANDENSPANNING * * De parameters variëren afhankelijk van de auto. Versie menustructuur 8. Elke geluidsbron (radio, CD, MP, Jukebox) kan afzonderlijk worden ingesteld.

197 VEELGESTELDE VRAGEN In de onderstaande tabel vindt u de antwoorden op de meestgestelde vragen. VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler. Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, muziekstijl, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn. De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden. Controleer of de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, muziekstijl, loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de AUDIO-functies (bassen, hoge tonen, fader, balans) in de middelste stand te zetten, de muziekstijl "Geen" te selecteren en de functie Loudness in de stand "Actief" te zetten als de CD-speler is geselecteerd, en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd. De CD is voorzien van een beveiligingssysteem g dat niet door de autoradio wordt herkend. - Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst. - Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd. - Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in het hoofdstuk Audio. - De CD-speler van de autoradio kan geen DVD's afspelen. - De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen. De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit. De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit. Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op. De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, muziekstijl) zijn niet op de CD-speler afgestemd. Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op 0, zonder een muziekstijl te selecteren. 9.5

198 VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Het verkeerde golfbereik is geselecteerd. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik (AM, FM, FM, FMAST) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen. De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Het geluid van de radio valt tot seconden weg. Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. De optie VERKEERSINFORMATIE is aangevinkt, maar de files op de route worden niet direct gemeld. Het berekenen van de route lijkt soms langer te duren dan normaal. De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt. De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage). Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een eventuele sterkere zender voor een betere ontvangst van het station. Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt. Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen. In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen,...) verkeersinformatie beschikbaar. Het systeem kan tijdelijk trager worden als gelijktijdig met het berekenen van de route een CD naar de Jukebox gekopieerd wordt. Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. Laat de antenne controleren door het PEUGEOT-netwerk. Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet. Start de motor om de accu op te laden. Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de pictogrammen van de verkeersinformatie op de kaart). Dit is een normaal verschijnsel. Het systeem is afhankelijk van de beschikbare verkeersinformatie. Wacht met het starten van de navigatie tot het kopiëren van de CD is voltooid of breek het kopiëren af. 9.6

199 Werkt de noodoproep zonder SIM-kaart? ANTWOORD Bepaalde nationale reglementen schrijven voor dat een SIM-kaart moet zijn geplaatst om een noodoproep te kunnen activeren. OPLOSSING Plaats een geldige SIM-kaart in de houder van het systeem. De hoogte wordt niet weergegeven. Mijn SIM-kaart wordt niet herkend. De routeberekening wordt niet voltooid. Bij het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot minuten duren voordat er meer dan satellieten correct worden ontvangen. De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden beïnvloed door de omgeving (tunnel,...) en het weer. Het systeem is alleen geschikt voor,v SIM-kaarten. De oude 5V en,8v SIM-kaarten worden niet herkend. De vermijdcriteria zijn wellicht in tegenspraak met de huidige locatie (uitsluiting van tolwegen tijdens het rijden op een tolweg). Wacht tot het systeem volledig is opgestart. Controleer of het GPS van ten minste satellieten een signaal ontvangt (druk lang op de toets MENU, selecteer vervolgens DIAGNOSE RADIOTELEFOON en ten slotte GPS-DEKKING). Dit is een normaal verschijnsel. De werking van het systeem is afhankelijk van de ontvangst van het GPS-signaal. Raadpleeg uw telefoonprovider. Controleer de vermijdcriteria. De wachttijd na het plaatsen van een CD duurt lang. Ik kan geen verbinding tot stand brengen met mijn Bluetooth-telefoon. Na het plaatsen van een nieuw medium leest het systeem een aantal gegevens uit (speellijst, titel, artiest, enz.). Dit kan enkele seconden in beslag nemen. Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat het toestel niet gedetecteerd wordt. Dit is normaal. - Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld. - Zorg ervoor dat uw telefoon kan worden gedetecteerd. 9.7

200

201 PEUGEOT CONNECT NAV RADIO MULTIMEDIA / BLUETOOTH-TELEFOON GPS EUROPA OP SD-KAART INHOUD De Peugeot Connect Nav is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als u het systeem voor gebruik in een andere auto wilt laten confi gureren. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Na het afzetten van de motor schakelt de Peugeot Connect Nav zichzelf tijdens de overgang naar de eco-mode uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Bepaalde functies die in dit boekje worden beschreven, zullen in de loop van het jaar beschikbaar zijn. 0 Basisfuncties 0 Stuurkolomschakelaars 0 Algemene werking 0 Navigatie 05 Verkeersinformatie 06 Radio 07 Mediaspelers 08 Bluetooth-telefoon 09 Configuratie 0 Boordcomputer Menustructuur display Veelgestelde vragen blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz

202 0 BASISFUNCTIES BEDIENINGSPANEEL Peugeot Connect Nav Motor afgezet: - Kort indrukken: aan/uit. - Lang indrukken: CD pauzeren, geluidsweergave radio onderbreken. Draaiende motor: - Kort indrukken: CD pauzeren, geluidsweergave radio onderbreken. - Lang indrukken: resetten van het systeem.. Volumeregeling (individueel voor iedere geluidsbron, inclusief berichten en waarschuwingen van het navigatiesysteem).. Toegang tot het Menu "Radio". Weergave van het zenderoverzicht.. Toegang tot het Menu "Muziek". Weergave van tracks. -. Lang indrukken: toegang tot de audio-instellingen: geluidsverdeling voor/achter, links/rechts, lage- /hogetonenregeling, sfeerinstellingen, loudness, automatische volumecorrectie, standaardinstellingen Toegang tot het Menu "SETUP". Lang indrukken: toegang tot het GPS-bereik en de demo-modus. 6. Toegang tot het Menu "Telefoon". Weergave van het logboek gesprekken. 7. Toegang tot het Menu "MODE". Selecteren van het achtereenvolgens weergeven van: Radio, Kaart, NAV (tijdens navigatie), Telefoon (tijdens een gesprek), Boordcomputer. Lang indrukken: black-panelfunctie (DARK). 8. Toegang tot het Menu "Navigatie". Weergave van de laatst gekozen bestemmingen. 9. Toegang tot het Menu "Verkeer". Weergave van de actuele verkeersinformatie. 0. ESC: huidige bewerking afbreken.. CD uitwerpen.. Selecteren van de vorige/volgende radiozender in het overzicht. Selecteren van de vorige/volgende MP-afspeellijst. Selecteren van het vorige/volgende pagina in een lijst.. Selecteren van de vorige/volgende radiozender. Selecteren van de vorige/volgende titel van een CD of vorig/volgend MP-bestand. Selecteren van het vorige/volgende item in een lijst.. Toetsen t/m 6: Selecteren van een in het geheugen opgeslagen radiozender. Lang indrukken: in het geheugen opslaan van de huidige radiozender. 5. SD-kaartlezer, uitsluitend voor navigatie. 6. Selectieknop voor de weergave op het display, afhankelijk van de context van het menu. Kort indrukken: contextmenu of bevestigen. Lang indrukken: specifiek contextmenu van de weergegeven lijst.

203 0 STUURKOLOMSCHAKELAARS RADIO: selecteren van de volgende voorkeuzezender. Selecteren van het volgende item uit het adresboek. RADIO: selecteren van de volgende radiozender in de lijst. Lang indrukken: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD: selecteren van het volgende nummer. CD: ingedrukt houden: snel vooruitspoelen. Volume verhogen. - Wijzigen van de geluidsbron. - Bellen vanuit het adresboek. - Telefoon opnemen/ophangen. - Langer dan seconden indrukken: toegang tot het adresboek. Mute; geluid onderbreken: gelijktijdig indrukken van de toetsen van de volumeregeling. Geluid weer inschakelen: indrukken van een van de twee toetsen van de volumeregeling. RADIO: selecteren van de vorige voorkeuzezender. Selecteren van het vorige item uit het adresboek. Volume verlagen. RADIO: selecteren van de vorige radiozender in de lijst. Lang indrukken: automatisch zoeken naar zenders in afl opende volgorde. CD: selecteren van het vorige nummer. CD: ingedrukt houden: snel terugspoelen. 9.5

204 0 ALGEMENE WERKING Door meerdere keren achter elkaar op de toets MODE te drukken, krijgt u toegang tot de volgende menu's: RADIO / MULTIMEDIASPELERS TELEFOON (Tijdens een telefoongesprek) KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG SCHERM NAVIGATIE (Tijdens navigatie) BOORDCOMPUTER SETUP: taalkeuze *, datum en tijd *, weergave, parameters van de auto *, eenheden en systeeminstellingen "Demo-modus". * Afhankelijk van de uitvoering. VERKEER: TMC-informatie en berichten. Gebruik voor het schoonmaken van het display een zacht, niet-schurend doekje (bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder schoonmaakmiddel. Raadpleeg het hoofdstuk "Menustructuren displays" voor een gedetailleerd overzicht van de keuzemogelijkheden binnen de menu's. 9.5

205 0 ALGEMENE WERKING WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT Door de draaiknop OK in te drukken krijgt u toegang tot de snelkeuzemenu's. NAVIGATIE (TIJDENS NAVIGATIE): Kaart verplaatsen Gespr. bericht Navigatie-opties TELEFOON: Ophangen In de wacht zetten Bellen Navigatie stoppen Bericht herhalen Alternatieve route Route-informatie BOORDCOMPUTER: Logboek waarschuwingen Status van functies DTMF-tonen Privémodus Micro uit Bestemming tonen Trajectinformatie Navigatiecriteria Vermijdcriteria Aantal satellieten 9.5

206 0 ALGEMENE WERKING WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT MULTIMEDIASPELERS: RADIO: KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG SCHERM: Verkeersinformatie (TA) Afspeelopties Normale afspeelvolgorde Shuffle Map herhalen Introscan Kies geluidsbron FM Verkeersinformatie (TA) RDS Radiotekst Regioprog. (REG) AM AM Navig. stoppen/navigatie hervatten Bestemming Points of Interest Positie-info Kaartinstellingen Kaart verplaatsen Verkeersinformatie(TA) AM-lijst vernieuwen FM 9.5

207 0 NAVIGATIE EEN BESTEMMING KIEZEN Plaats de SD-kaart met navigatiegegevens in de lezer op het bedieningspaneel om de navigatiefuncties te gebruiken. De navigatiegegevens op de SD-kaart mogen niet worden gewijzigd. Updates van navigatiegegevens zijn verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk. Druk op de toets NAV. Selecteer de functie "Adresinvoer" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Adresinvoer Onder de functie Menu "Navigatie" verschijnen de 0 laatst gekozen bestemmingen. 5 Selecteer het land en draai vervolgens aan de draaiknop om de plaats te selecteren. Druk op de draaiknop om te bevestigen. Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu "Navigatie" en druk vervolgens op de draaiknop om te bevestigen. Menu "Navigatie" 6 Selecteer de letters van de plaatsnaam één voor één en druk telkens op de draaiknop om een letter te bevestigen. Selecteer de functie "Bestemming invoeren" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Bestemming invoeren Via de toets LIST op het virtuele toetsenbord is een lijst van plaatsen in het gekozen land beschikbaar die kunnen worden geselecteerd door de eerste letters van de plaatsnaam in te voeren. 9.55

208 0 NAVIGATIE 7 Draai aan de draaiknop en selecteer OK. Druk op de draaiknop om te bevestigen. 9 Selecteer vervolgens "Navigatie starten" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Voor een snellere invoer is het mogelijk rechtstreeks een postcode in te voeren via de functie "Postcode". Gebruik het virtuele toetsenbord om de letters en cijfers in te voeren. Navigatie starten 8 Herhaal de stappen 5 t/m 7 om de "Straat" en het "Huisnummer" in te voeren. Selecteer de navigatiecriteria: "Snelste route", "Kortste route" of "Geoptimaliseerde route" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Er kan ook een bestemming worden geselecteerd vanuit "Uit adresboek kiezen" of "Uit laatste bestemmingen kiezen". Selecteer de functie "Opslaan in adresboek" om het ingevoerde adres als kaart op te slaan. Druk op de draaiknop om de selectie te bevestigen. Uw Peugeot Connect Nav kan maximaal 500 kaarten opslaan. Tijdens de navigatie kan de laatste aanwijzing worden herhaald door het uiteinde van de lichtschakelaar in te drukken. Uit adresboek kiezen Uit laatste bestemmingen kiezen Instellingen van de kaart Met de draaiknop kan worden in- en uitgezoomd op de kaart. Met het snelkeuzemenu van KAART VOLLEDIG SCHERM is het mogelijk de kaart te verplaatsen of de richting te kiezen. Druk op MODE tot de kaart op het volledige scherm wordt weergegeven. Druk op de draaiknop en selecteer vervolgens "Kaartinstellingen". Selecteer ",5D kaart" of "D-kaart"; in dit laatste geval kunt u kiezen voor "Noord boven" of "Richting boven" Om een bestemming te wissen; selecteer vanaf de stappen tot "Uit laatste bestemmingen kiezen". Door lang op een van de bestemmingen te drukken verschijnt een lijst met handelingen, waarin u kunt kiezen voor: Bestemming wissen Laatste bestemmingen wissen

209 0 NAVIGATIE EEN THUISADRES KIEZEN EN NAVIGEREN NAAR "THUIS" Om een adres als "Thuis" aan te wijzen, moet het desbetreffende adres zijn opgeslagen in het adresboek, bijvoorbeeld via "Bestemming invoeren" / "Adresinvoer" en vervolgens "Opslaan in adresboek". Selecteer het adresbestand van het thuisadres en bevestig. Selecteer vervolgens "Adresbestand wijzigen" en bevestig. Bestand wijzigen Druk twee keer op de toets NAV om het Menu Navigatie weer te geven. Menu Navigatie 5 Selecteer "Aanwijzen als "thuis"" en bevestig om op te slaan. Selecteer "Bestemming invoeren" en bevestig. Selecteer "Uit adresboek kiezen" en bevestig. Aanwijzen als "thuis" Bestemming invoeren Selecteer "Menu" en "Adresboek" en bevestig. Selecteer vervolgens "Adresbestand zoeken" en bevestig. Druk om het navigeren naar "Thuis" te starten twee keer op NAV, zodat het Menu Navigatie wordt weergegeven. Selecteer "Bestemming invoeren" en bevestig. Selecteer vervolgens "Navigatie THUIS" en bevestig om de navigatie te starten. Adresboek 9.57

210 0 NAVIGATIE NAVIGATIEOPTIES De route die uw Peugeot Connect Nav berekent, hangt af van de geselecteerde navigatieopties. Door het wijzigen van deze opties kan een totaal verschillende route worden berekend. Druk op de toets NAV. 5 Selecteer de functie "Routedynamiek". Deze functie geeft toegang tot de opties "Verkeersonafhankelijk" en "Semi-dynamisch". Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu Navigatie 6 Routedynamiek Selecteer de functie "Vermijdcriteria". Deze functie geeft toegang tot de optie VERMIJDEN (autosnelwegen, tolwegen, veerboten). Selecteer de functie "Routeopties" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Vermijdcriteria Routeopties Selecteer de functie "Navigatiecriteria" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Met deze functie kunnen de navigatiecriteria worden gewijzigd. Navigatiecriteria 7 Draai aan de draaiknop en selecteer de functie "Herberekenen" om rekening te houden met de geselecteerde navigatieopties. Druk op de draaiknop om te bevestigen. Herberekenen 9.58

211 0 NAVIGATIE TUSSENSTOP TOEVOEGEN Na het selecteren van de bestemming kunnen tussenstops aan de route worden toegevoegd. 5 Voer bijvoorbeeld een nieuw adres in. Druk op de toets NAV. Adresinvoer Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op de draaiknop om te bevestigen. 6 Selecteer na het invoeren van het nieuwe adres "OK" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu Navigatie OK Selecteer de functie "Tussenstops" en druk op de draaiknop om te bevestigen. 7 Selecteer "Herberekenen" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Tussenstops Herberekenen Selecteer de functie "Tussenstop toevoegen" (maximaal 5 tussenstops) en druk op de draaiknop om te bevestigen. Tussenstop toevoegen De tussenstop moet zijn gepasseerd of gewist voordat de navigatie naar de volgende bestemming kan worden hervat. Zo niet, dan leidt uw PC Nav u systematisch naar de vorige tussenstop. 9.59

212 0 NAVIGATIE POINTS OF INTEREST ZOEKEN Points of interest (POI) zijn openbare gebouwen en diensten in de omgeving (hotels, bedrijven, vliegvelden...). Druk op de toets NAV. 6 Selecteer de functie "POI in plaats" om points of interest in de gewenste plaats te zoeken. Kies het land en voer vervolgens de plaatsnaam in met behulp van het virtuele toetsenbord. Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu Navigatie en druk op de toets om te bevestigen. POI in plaats Menu Navigatie Via de toets LIST op het virtuele toetsenbord is een overzicht van plaatsnamen in het geselecteerde land beschikbaar. Selecteer de functie "POI zoeken" en druk op de draaiknop om te bevestigen. POI zoeken Selecteer de functie "POI dichtbij" om points of interest in de nabijheid van de auto te zoeken. 7 Selecteer de functie "POI in land" om points of interest in het gewenste land te zoeken. POI in land POI dichtbij 5 Selecteer de functie "POI bij bestemming" om points of interest in de omgeving van de eindbestemming te zoeken. POI bij bestemming 8 Selecteer de functie "POI bij route" om points of interest in de nabijheid van de route te zoeken. POI bij route 9.60

213 0 NAVIGATIE Dit pictogram verschijnt als er zich meerdere Points of Interest in hetzelfde gebied bevinden. Door op dit pictogram in te zoomen kunt u de verschillende Points of Interest bekijken. POI-LIJST * Afhankelijk van beschikbaarheid in het land. 9.6

214 0 NAVIGATIE NAVIGATIE-INSTELLINGEN Als het navigatiesysteem is ingeschakeld en de kaart op het display wordt weergegeven, kunt u de spraakbediening in- of uitschakelen door op het knopje te drukken en vervolgens "Gespr. instructie" te selecteren of deze selectie juist ongedaan te maken. Gespr. instructie Druk op de toets NAV. Het volume van de POI-waarschuwingen kan alleen tijdens het uitzenden ervan worden aangepast. Druk nogmaals op de toets NAV of selecteer de functie Menu "Navigatie" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu "Navigatie" Selecteer de functie "Instellingen" en druk op de draaiknop om te bevestigen. 5 6 Selecteer de functie "POI-categorieën op kaart" om de POI's die standaard op de kaart worden weergegeven in te stellen. POI-categorieën op kaart Selecteer "Instellen risicozones" voor toegang tot de functies "Op kaart weergeven", "Visuele waarschuwing" en "Akoestische waarschuwing". Instellen risicozones Instellingen Selecteer de functie "Navigatievolume" en draai aan de draaiknop om het volume van de verschillende gesproken berichttypen (verkeersinformatie, waarschuwingsmeldingen ) in te stellen. Navigatievolume UPDATEN RISICOZONE-POI'S (Radarinformatie) Voor het updaten van risicozone-poi's is een SDHC-compatible speler (High Capacity) vereist. Download het update-bestand via Internet ( of Open dit bestand en kopiëer de uitgepakte documenten naar de map DATABASE op de SD-kaart, waarbij de bestaande documenten worden vervangen. 9.6

215 05 VERKEERSINFORMATIE INSTELLEN VAN DE FILTERS EN DE WEERGAVE VAN TMC-BERICHTEN Een TMC-bericht (Trafi c Message Channel) is informatie met betrekking tot het verkeer en het weer die in real time wordt ontvangen en doorgestuurd naar de bestuurder in de vorm van gesproken berichten en visuele waarschuwingen op de navigatiekaart. Het navigatiesysteem kan in dat geval een alternatieve route voorstellen. Druk op de toets TRAFFIC. Selecteer de functie "Geografi sch fi lter" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Geografisch filter De lijst met TMC-berichten verschijnt onder Menu Verkeer op volgorde van nabijheid. Druk nogmaals op de toets TRAFFIC of selecteer het Menu Verkeer en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu Verkeer Selecteer het gewenste fi lter: Berichten op route 5 Selecteer vervolgens de gewenste straal van het fi lter (in km), afhankelijk van de route, en bevestig door op de draaiknop te drukken. Wanneer alle berichten over het traject worden geselecteerd, wordt aanbevolen een geografi sche fi lter (over een straal van 5 km bijvoorbeeld) toe te voegen om het aantal berichten dat op de kaart verschijnt te verkleinen. Het geografi sch fi lter volgt de verplaatsing van de auto. Alleen waarsch.berichten op route Alle waarschuwingsberichten Alle berichten De berichten verschijnen op de kaart en in de lijst. Druk op ESC om het filter uit te schakelen. De fi lters werken onafhankelijk van elkaar en cumulatief. Het is raadzaam om een fi lter op de route en een fi lter rondom de auto in te schakelen van: - km of 5 km voor een gebied met een dicht wegennet, - 0 km voor een gebied met een normaal wegennet, - 50 km voor lange trajecten (autosnelweg). 9.6

216 05 VERKEERSINFORMATIE BELANGRIJKSTE PICTOGRAMMEN TMC VERKEERSINFORMATIE BELUISTEREN Zwart-blauwe driehoek: algemene informatie, bijvoorbeeld: - het station zendt verkeersinformatie uit. - het station zendt geen verkeersinformatie uit. - de weergave van verkeersinformatie is uitgeschakeld. De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD,...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven. Zodra het bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat. Rood-gele driehoek: verkeersberichten, bijvoorbeeld: Druk op de draaiknop als de huidige geluidsbron op het display wordt weergegeven. Het snelkeuzemenu van de geluidsbron verschijnt en geeft toegang tot: Verkeersinfo (TA) Selecteer Verkeersinfo (TA) en druk ter bevestiging op de draaiknop voor toegang tot de desbetreffende instellingen. 9.6

217 06 RADIO Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. SELECTEREN VAN EEN ZENDER RDS - REGIONALE FUNCTIE Druk op de toets RADIO om de alfabetische lijst met lokaal ontvangen zenders weer te geven. Selecteer het gewenste station met de draaiknop en druk op de draaiknop om te bevestigen. Druk tijdens het luisteren naar de radio op de draaiknop. Het snelkeuzemenu van de radiofunctie verschijnt en geeft toegang tot de volgende opties: Verkeersinfo Druk tijdens het luisteren naar de radio op een van de toetsen om de vorige of volgende zender in de lijst te selecteren. RDS Radiotekst Regioprog. (REG) AM Houd een van de toetsen lang ingedrukt om automatisch in afl opende of oplopende volgorde naar zenders te zoeken. Selecteer de gewenste functie en druk op de draaiknop om te bevestigen en de desbetreffende instellingen te wijzigen. Druk langer dan seconden op een van de numerieke toetsen om de zender waarop is afgestemd op te slaan. Druk op de numerieke toets om naar de zender te luisteren die onder die toets is opgeslagen. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen. 9.65

218 07 MULTIMEDIASPELERS CD, CD MET MP- OF WMA-BESTANDEN INFORMATIE EN TIPS De formaten MP (afkorting van MPEG, &.5 Audio Layer ) en WMA (afkorting van Windows Media Audio, eigendom van Microsoft) zijn standaarden voor het comprimeren van geluid die de mogelijkheid bieden enkele tientallen nummers op één CD te plaatsen. De Peugeot Connect Nav speelt bestanden met de extensie ".mp" en een bitrate van 8 tot 0 Kbps en bestanden met de extensie ".wma" en een bitrate van 5 tot 8 Kbps af. Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld. Geluidsbestanden met een andere extensie (.mp,.mu...) kunnen niet worden afgespeeld. Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-RW de standaard ISO 9660 niveau, of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen. Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld. Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid in (maximaal x) voor een optimale geluidskwaliteit. Voor het branden van een multisessie-cd is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken. Gebruik voor bestandsnamen maximaal 0 karakters en verwijder speciale tekens (bijv.: " "? ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen. 9.66

219 07 MULTIMEDIASPELERS MUZIEK SELECTEREN/BELUISTEREN CD, MP-/WMA-CD Druk op de toets MUSIC. Selecteer de gewenste geluidsbron: CD, MP-/WMA-CD. Druk op de draaiknop om te bevestigen. Het afspelen begint. De lijst met nummers of MP-/WMA-bestanden verschijnt onder het Menu Muziek. 5 Druk op de toets omhoog/omlaag om de volgende/vorige map te selecteren. Druk nogmaals op de toets MUSIC of selecteer de functie Menu Muziek en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu Muziek 6 Druk op een van de toetsen om een nummer te selecteren. Houd een van de toetsen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen. Selecteer de functie "Kies muziek" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Kies muziek Het afspelen of weergeven van een MP-/WMA-speellijst kan worden beïnvloed door het gebruikte programma voor het branden van de CD en/of de instellingen. Wij raden u aan voor het branden van een CD de standaard ISO 9660 te gebruiken. 9.67

220 07 MULTIMEDIASPELERS AUX-INGANG GEBRUIKEN AUDIOKABEL JACK-RCA NIET BIJGELEVERD Sluit het externe apparaat (mp-/wma-speler ) met de JACK-RCA audiokabel aan op de RCA-audioaansluitingen (wit en rood). Druk op de toets MUSIC en druk nogmaals op de toets of selecteer de functie Menu "Muziek" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu "Muziek" Selecteer de functie "Aux-ingang" en druk op de draaiknop om het externe apparaat te activeren. Aux-ingang Selecteer de geluidsbron AUX en druk op de draaiknop om te bevestigen, waarna het afspelen automatisch begint De weergave- en bedieningsfuncties verlopen via de externe apparatuur zelf.

221 08 BLUETOOTH-TELEFOON KOPPELEN VAN EEN TELEFOON/ EERSTE KOPPELING * De beschikbaarheid van diensten hangt af van het gsm-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Controleer in de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en informeer bij uw provider welke diensten voor u toegankelijk zijn. Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree set van de Peugeot Connect Nav mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact. Selecteer als de telefoon nog niet gekoppeld is geweest "Telefoon zoeken" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Selecteer vervolgens de naam van de telefoon. Telefoon zoeken Ga voor meer informatie over bijvoorbeeld de compatibiliteit en extra ondersteuning naar Activeer de functie Bluetooth van uw telefoon en controleer of deze "voor alle apparatuur zichtbaar" is (zie de gebruiksaanwijzing van uw telefoon). Voer de toegangscode in met de telefoon. De in te voeren code wordt weergegeven op het display van het systeem. Bepaalde telefoons worden automatisch elke keer dat het contact wordt aangezet weer gekoppeld. Er wordt een melding weergegeven om de koppeling te bevestigen. U kunt ook via de telefoon de koppeling tot stand brengen (zie de gebruiksaanwijzing van de telefoon). Druk op de toets PHONE. Als de telefoon is gekoppeld, kan de Peugeot Connect Nav de contacten en de gesprekkenlijst synchroniseren. Deze synchronisatie kan enkele minuten duren *. Druk om een andere telefoon te koppelen op de toets PHONE, selecteer vervolgens Menu "Telefoon" en druk op de draaiknop om te bevestigen. 9.69

222 08 BLUETOOTH-TELEFOON KOPPELEN VAN EEN TELEFOON * De beschikbaarheid van diensten hangt af van het gsm-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Controleer in de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en informeer bij uw provider welke diensten voor u toegankelijk zijn. Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree-set van de Peugeot Connect Nav mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact. Als de telefoon is gekoppeld, kan Peugeot Connect Nav de contacten en de gesprekkenlijst synchroniseren. Deze synchronisatie kan enkele minuten duren *. Ga voor meer informatie over bijvoorbeeld de compatibiliteit en extra ondersteuning naar Activeer de functie Bluetooth van uw telefoon en controleer of deze "voor alle apparatuur zichtbaar" is (zie de gebruiksaanwijzing van uw telefoon). De laatst gekoppelde telefoon wordt automatisch opnieuw gekoppeld. Er wordt een melding weergegeven om de kopeling te bevestigen. Als er al een andere telefoon gekoppeld is en deze koppeling moet veranderd worden, druk dan op de toets PHONE, selecteer vervolgens Menu "Telefoon" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Selecteer "Telefoon koppelen". Selecteer de telefoon en druk op de draaiknop om te bevestigen. Druk op de toets PHONE. Telefoon koppelen De lijst met eerder gekoppelde telefoons (maximaal ) verschijnt op het multifunctionele display. Selecteer de gewenste telefoon om deze opnieuw te koppelen. 9.70

223 08 BLUETOOTH-TELEFOON EEN OPROEP ONTVANGEN BELLEN Wanneer u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het multifunctionele display. Druk op de toets PHONE. De lijst met de laatste 0 vanuit de auto gevoerde telefoongesprekken verschijnt onder het Menu "Telefoon". U kunt een nummer selecteren en op de draaiknop drukken om naar dit nummer te bellen. Selecteer "Ja" om de oproep te accepteren of "Nee" om de oproep te weigeren en bevestig door op de draaiknop te drukken. Selecteer de functie Menu "Telefoon" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Menu "Telefoon" Ja Druk op de toets PHONE om het gesprek te beëindigen of druk op de draaiknop, selecteer "Gespr.beëind." en bevestig door op de draaiknop te drukken. Gespr.beëind. Nee Selecteer "Nummer bellen" en voer het nummer in met het toetsenbord op het display. Nummer bellen Het telefoonnummer kunt u ook kiezen uit het adresboek. Selecteer daarvoor "Bellen vanuit adresboek". Met de Peugeot Connect Nav kunnen maximaal 000 records (telefoonnummers) worden opgeslagen. Druk langer dan twee seconden op de toets op het stuurwiel om het adresboek te openen. Druk op het uiteinde van de stuurkolomschakelaar om de oproep te accepteren of om het gesprek te beëindigen. U kunt ook rechtstreeks bellen via de telefoon; zet de auto in dat geval uit veiligheidsoverwegingen stil. Druk, om een nummer te wissen, op de toets PHONE en vervolgens lang op een telefoonnummer waarna de volgende keuze op het scherm verschijnt: Vermelding wissen Lijst wissen 9.7

224 09 CONFIGURATIE DATUM EN TIJD INSTELLEN De functie SETUP geeft toegang tot de volgende opties: Systeemtaal, Datum & tijd, Display, Helderheid, Kleur, Kleur kaart, Voertuig, Eenheden, Systeem. Deze instellingen dient u te verrichten elke keer nadat de accu losgekoppeld is geweest. 5 Druk op de toets SET UP. Selecteer de functie "Datumformaat" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Selecteer de functie Datum & tijd en druk op de draaiknop om te bevestigen. Datum & tijd Selecteer de functie "Datum & tijd instellen" en druk op de draaiknop om te bevestigen. 6 Bevestig het gewenste formaat met de draaiknop. Selecteer de functie "Tijdformaat" en druk op de draaiknop om te bevestigen. Datum & tijd instellen Bevestig het gewenste formaat met de draaiknop. Druk langer dan seconden op de toets SET UP voor toegang tot: Stel de parameters één voor één in door deze te bevestigen met de draaiknop. Beschrijving van unit GPS-bereik Demomodus 9.7

225 0 BOORDCOMPUTER ENKELE DEFINITIES Druk meerdere keren op de toets MODE tot de boordcomputer wordt weergegeven. - Het tabblad "auto" met: de actieradius, het huidige verbruik en de nog af te leggen afstand. - Het tabblad "" (traject ) met: de gemiddelde snelheid, het gemiddelde verbruik en de afgelegde afstand berekend over het traject "". - Het tabblad "" (traject ) met dezelfde gegevens voor een tweede traject. Druk op de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de volgende informatie van de boordcomputer op het display weer te geven. Actieradius: in deze stand geeft de computer aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden, berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers. De weergegeven waarde kan sterk variëren door een verandering in de wagensnelheid of het landschap. Als de actieradius minder dan 0 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal 0 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven zodra deze meer dan 00 km bedraagt. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als tijdens het rijden voortdurend streepjes worden weergegeven in plaats van cijfers. Momenteel verbruik: dit verbruik wordt berekend en weergegeven vanaf 0 km/h. Gemiddeld verbruik: dit is het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Afgelegde afstand: deze afstand wordt berekend sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Nog af te leggen afstand: dit is de afstand tot de door de gebruiker ingevoerde eindbestemming. Als het navigatiesysteem in gebruik is, wordt deze afstand op elk moment tijdens het rijden opnieuw berekend. Gemiddelde snelheid: dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer (contact aan). 9.7

226 MENUSTRUCTUUR DISPLAY BASISFUNCTIE KEUZE A keuze A keuze A KEUZE B... Menu "Verkeer" Alle berichten op route Waarsch.berichten op route Alleen waarschuwingsberichten Alle soorten berichten Filter op afstand Binnen een straal van km Binnen een straal van 5 km Binnen een straal van 0 km Binnen een straal van 50 km Binnen een straal van 00 km Menu "Muziek" Kies de geluidsbron Geluidsinstellingen Balans / Fader Bass / Treble Effecten Geen Klassiek Jazz Rock/pop Techno RADIO Vocaal Loudness Snelheidsafhankelijk volume Geluidsinstellingen terugzetten Menu "Radio" Golflengte FM AM Handmatig afstemmen Geluidsinstellingen Balans / Fader Bass / Treble Effecten Geen 9.7

227 Klassiek Jazz Rock/pop Techno Vocaal Loudness Snelheidsafhankelijk volume Geluidsinstellingen terugzetten Navigatie starten Postcode Opslaan in adresboek Kruising Stadscentrum GPS-coördinaten Invoer op kaart Navigatie naar "mijn huis" Route optimaliseren Tussenstop vervangen Tussenstop wissen Route herberekenen Snelste route Kortste route Compromis tijd / afstand POI zoeken Vanuit adresboek POI dichtbij Menu "Navigatie" Navigatie hervatten/navigatie afbreken Bestemming invoeren Adres invoeren Land Plaats Straat Huisnummer Uit laatste bestemmingen kiezen Informatie TMC-zender Etappes Tussenstop toevoegen Adres invoeren Navigatie naar "mijn huis" Uit adresboek kiezen Uit laatste bestemmingen kiezen Dichtbij bestemming In een plaats In een land Langs de route Navigatieopties Navigatiecriteria Snelste route Kortste route 9.75

228 Compromis tijd / afstand Rekening houden met verkeer Menu "Telefoon" MENU "SETUP" Zonder omleiding Taal * Met bevestiging Bellen vanuit adresboek Deutsch Uitsluitingen Gesprekkenlijsten English Geen snelwegen Telefoon koppelen Español Geen tolwegen Telefoon zoeken Français Geen veerboten Gekoppelde telefoons Italiano Route herberekenen Instellingen Volume gesproken berichten POI's op kaart Instellen risicozones Op kaart weergeven Visuele waarschuwing Akoestische waarschuwing Telefoon ontkoppelen Telefoon hernoemen Koppeling verwijderen Alle koppelingen verwijderen Details weergeven Instellingen Beltoon selecteren Volume beltoon instellen Nederlands Polski Portuguese Datum en tijd * Datum en tijd instellen Datumformaat Tijdformaat Mailboxnummer invoeren * Beschikbaar volgens uitvoering. 9.76

229 Weergave Eenheden Helderheid Kleur Temperatuur Celsius Pop titanium Fahrenheit Toffee Afstand Blue steel Kilometers en verbruik l/00 km Technogrey Kilometers en verbruik km/l Dark blue Miles (verbruik: MPG) Kleur kaart Parameters systeem Dagmodus voor kaart Fabrieksinstellingen terugzetten Nachtmodus voor kaart Softwareversie Auto. dag/nacht voor kaart Automatisch bladeren Parameters auto * Informatie auto Logboek waarschuwingen Status van functies * Beschikbaar volgens uitvoering. 9.77

230 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn. Controleer of de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de AUDIO-functies (bassen, hoge tonen, fader, balans) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer Geen te selecteren en de functie Loudness in de stand "Actief" te zetten als de CD-speler is geselecteerd en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd. De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler. Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op. De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden. De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend. - Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst. - Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd. - Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in het hoofdstuk "Audio". - De CD-speler van de autoradio kan geen DVD's afspelen. - De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen. De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit. De gebruikte CD is bekrast of van slechte kwaliteit. De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, geluidssfeer) zijn niet op de CD-speler afgestemd. Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op 0, zonder een geluidssfeer te selecteren. 9.78

231 VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Het verkeerde golfbereik is geselecteerd. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik (AM, FM, FM, FMAST) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen. De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt. De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Activeer de functie "RDS" om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage). Laat de antenne controleren door het PEUGEOT-netwerk. Het geluid van de radio valt tot seconden weg. Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een eventuele sterkere zender voor een betere ontvangst van het station. Schakel de functie "RDS" uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet. Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt. Start de motor om de accu op te laden. 9.79

232 VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De optie "Verkeersinformatie (TA)" is aangevinkt, maar de fi les op de route worden niet direct gemeld. Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen. In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen,...) verkeersinformatie beschikbaar. Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de pictogrammen van de verkeersinformatie op de kaart). Dit is een normaal verschijnsel. Het systeem is afhankelijk van de beschikbare verkeersinformatie. Ik word gewaarschuwd voor een fl itspaal die niet op mijn route ligt. Het systeem waarschuwt voor alle komende fl itspalen op de route binnen een bepaald bereik. Het detecteert ook fl itspalen op nabijgelegen straten of parallelwegen. Zoom in op de kaart om de exacte locatie van de fl itspaal te kunnen bepalen. De geluidswaarschuwing voor fl itspalen werkt niet. De geluidswaarschuwing is niet actief. Activeer de geluidswaarschuwing in Menu "Navigatie", Instellingen, Instellen risicozones. Het waarschuwingssignaal is afgesteld op de laagste volume. U kunt het volume van de waarschuwing afstellen wanneer u langs een fl itspaal rijdt. De hoogte wordt niet weergegeven. Bij het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot drie minuten duren voordat er meer dan drie satellieten correct worden ontvangen. Wacht tot het systeem volledig is opgestart. Controleer of het GPS van ten minste drie satellieten een signaal ontvangt (druk lang op de toets SETUP, selecteer vervolgens "GPS-bereik"). De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden beïnvloed door de omgeving (tunnel,...) en het weer. Dit is een normaal verschijnsel. De werking van het systeem is afhankelijk van de ontvangst van het GPS-signaal. De routeberekening wordt niet voltooid. De vermijdcriteria zijn wellicht in tegenspraak met de huidige locatie (uitsluiting van tolwegen tijdens het rijden op een tolweg). Controleer de vermijdcriteria. 9.80

233 VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Na het plaatsen van een CD duurt het lang voordat het systeem reageert. Na het plaatsen van een informatiedrager moet het systeem een aantal gegevens uitlezen (afspeellijst, titel, artiest). Dit kan enige tijd in beslag nemen. Dit is normaal. Het lukt niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen. Mogelijk is de Bluetooth-functie van de telefoon uitgeschakeld of is het toestel niet zichtbaar voor andere apparatuur. - Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld. - Controleer of uw telefoon zichtbaar is. Het geluid van de Bluetooth telefoon is niet hoorbaar. Het geluid wordt bepaald door zowel het systeem als de telefoon. Verhoog eventueel het volume van de Peugeot Connect Nav en indien nodig ook van de telefoon tot het maximale niveau. 9.8

234 9.8

235 PEUGEOT CONNECT SOUND AUTORADIO / BLUETOOTH INHOUD Uw Peugeot Connect Sound is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Raadplaag het PEUGEOT-netwerk als u het systeem voor gebruik in een andere auto wilt laten confi gureren. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. 0 Basisfuncties blz Stuurkolomschakelaars blz Hoofdmenu blz Audio blz Peugeot Connect USB blz Peugeot Connect Bluetooth blz Configuratie blz Boordcomputer blz Menustructuur displays blz Veelgestelde vragen blz

236 0 BASISFUNCTIES Aan/uit en volumeregeling.. Uitwerpen van de CD.. Selecteren van de weergave op het display: Audiofuncties (AUDIO), Boordcomputer (TRIP) en Telefoon (TEL).. Selecteren van de geluidsbron: radio, audio-cd-/mp-cd-speler, USB, Jack-aansluiting, streaming audio. 5. Selecteren van het golfbereik FM, FM, FMast en AM. 6. Instellen van de geluidsweergave: geluidsverdeling voor/achter, links/rechts, loudness, geluidssferen. 7. Weergave van de lijst radiozenders, de nummers van de CD of de MP-afspeellijsten Annuleren van de bewerking. 9. Functie TA (verkeersinformatie) AAN/UIT. Lang indrukken: toegang tot de PTY-functie (programmatypen radio). 0. Bevestigen.. Automatisch zoeken naar zenders in aflopende/oplopende volgorde. Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD, MP of USB.. Selecteren van een lagere/hogere radiofrequentie. Selecteren van de vorige/volgende MP-afspeellijst. Selecteren van bestandenlijst / muziekstijl / artiest / vorige of volgende afspeellijst van het USB-apparaat.. Weergave van het algemene menu.. Toetsen t/m 6: Selecteren van een opgeslagen voorkeuzezender. Lang indrukken: opslaan van een zender als voorkeuzezender. 5. Met de toets DARK kan de weergave van het display worden gewijzigd voor extra rijcomfort 's nachts. keer indrukken: alleen verlichting van het bovenste gedeelte. keer indrukken: display volledig uitschakelen. keer indrukken: terugkeren naar de normale weergave.

237 0 STUURKOLOMSCHAKELAARS RADIO: selecteren van de vorige voorkeuzezender. USB : selecteren van het genre / artiest / vorige index van de lijst. Selecteren van het vorige item van een menu. RADIO: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD/MP/USB: selecteren van het volgende nummer. CD/USB: continu indrukken: versneld vooruitspoelen. Selecteren van het vorige item. Volume verhogen. - Wijzigen van de geluidsbron. - Bevestigen van een selectie. - Telefoon opnemen/ophangen. - Langer dan seconden indrukken: toegang tot het telefoonmenu. Mute; geluid onderbreken: gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen. Geluid weer inschakelen: druk op een van de twee volumetoetsen. RADIO: selecteren van de volgende voorkeuzezender. USB : selecteren van het genre / artiest / volgende index van de lijst. Selecteren van het volgende item van een menu. Volume verlagen. RADIO: automatisch zoeken naar zenders in afl opende volgorde. CD/MP/USB: selecteren van het vorige nummer. CD/USB: continu indrukken: versneld terugspoelen. Selecteren van het volgende item. 9.85

238 0 HOOFDMENU GELUIDSBRON: radio, CD, USB, externe apparatuur. TELEFOON : handsfree set, koppelingen, gespreksbeheer. > MONOCHROOM DISPLAY C BOORDCOMPUTER: afstanden invoeren, waarschuwingsmeldingen, status van functies. PERSOONLIJKE INSTELLING - CONFIGURATIE : parameters van de auto, weergave, talen. > MONOCHROOM DISPLAY A Raadpleeg voor een compleet overzicht van de beschikbare menu's het gedeelte "Menustructuren" van dit hoofdstuk. 9.86

239 0 AUDIO Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. RADIO SELECTEREN VAN EEN ZENDER RDS Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om de radiofunctie te selecteren. Druk op de toets MENU. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik te selecteren: FM, FM, FMast of AM. Selecteer AUDIOFUNCTIES en druk op OK. Druk kort op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken. Selecteer de functie VOORKEUZE FM-BAND en druk op OK. Druk op een van de toetsen om handmatig naar zenders te zoeken. Selecteer RDS VOLGEN ACTIVEREN en druk op OK. Op het display verschijnt de aanduiding RDS. Druk op de toets LIST REFRESH voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt (maximaal 0 zenders). Druk langer dan seconden op de toets om deze lijst bij te werken. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen. 9.87

240 0 AUDIO VERKEERSINFORMATIE BELUISTEREN De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD,...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven. Zodra het bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat. Druk op de toets TA om de weergave van verkeersinformatie te activeren of uit te schakelen. CD EEN CD AFSPELEN Gebruik alleen CD's met een ronde vorm. Bepaalde beveiligingssystemen op de originele CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de CD-speler. Plaats zonder op de toets EJECT te drukken een CD in de CD-speler; deze zal de CD automatisch afspelen. Als er in de CD-speler al een CD is geplaatst die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets SOURCE om de CD-functie te selecteren. Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren. Druk op de toets LIST REFRESH om de lijst met nummers van de CD weer te geven. Houd een van de toetsen ingedrukt om versneld vooruit of terug te spoelen. 9.88

241 0 AUDIO MP-CD EEN MP-CD AFSPELEN Plaats een MP-CD in de speler. De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint. De CD-speler kan CD's met maximaal 55 MP-bestanden, verdeeld over 8 speellijsten, afspelen. Het is echter raadzaam het aantal afspeellijsten tot twee te beperken om een lange laadtijd van de CD te voorkomen. Bij het afspelen wordt geen rekening gehouden met de mappenstructuur. Alle bestanden worden op hetzelfde niveau weergegeven. Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets SOURCE om de CD-functie te selecteren. Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren. Druk op de toets LIST REFRESH om de speellijsten van de MP-CD weer te geven. Houd een van de toetsen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen. CD MP INFORMATIE EN TIPS is een standaard voor het comprimeren van geluid die de mogelijkheid biedt enkele tientallen speellijsten op één CD te plaatsen. Selecteer voor het branden van een CD-R of CD-RW de standaard ISO 9660 niveau, of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen. Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld. Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid (maximaal x) in voor een optimale geluidskwaliteit. Voor het branden van een multisessie-cd is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken. De autoradio speelt uitsluitend bestanden met de extensie ".mp" en een samplingfrequentie van,05 khz of, khz af. Geluidsbestanden met een andere extensie (.wma,.mp,.mu...) kunnen niet worden afgespeeld. Gebruik voor bestandsnamen maximaal 0 karakters en verwijder speciale tekens (bijv.: " ",?, ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen. Lege CD's worden niet herkend en kunnen het audiosysteem beschadigen. 9.89

242 05 USB-BOX - PEUGEOT CONNECT USB GEBRUIK VAN DE USB-BOX - PEUGEOT CONNECT USB Een lijst met geschikte uitrustingen en compatible compressies is beschikbaar bij het PEUGEOT-netwerk Deze module bestaat uit een USB-poort en een Jack-aansluiting *. De bestanden op het externe apparaat, zoals een draagbare MP-speler of een USB-stick, worden overgebracht op uw Peugeot Connect Sound. Via de luidsprekers van de auto wordt de muziek weergegeven. USB-stick (.,. en.0) of ipod van de vijfde generatie of hoger: - de USB-stick moet in FAT of FAT geformateerd zijn (niet compatibel met NTFS-formaat), - het snoer van de ipod is noodzakelijk, - navigatie door de bestanden is mogelijk via de bediening op het stuurwiel, - de ipod-software moet voor een optimale verbinding regelmatig geüpdatet worden. ipod 's van oudere generaties en spelers die gebruik maken van het MTP-protocol *: - afspelen uitsluitend via een Jack-Jack-snoer (niet meegeleverd), - navigatie door de bestanden is mogelijk via het externe apparaat. AANSLUITEN VAN EEN USB-STICK Sluit de USB-stick direct of via een snoer aan op de USB-poort. Als de autoradio is ingeschakeld, wordt de USB-bron gedetecteerd zodra deze wordt aangesloten. Het lezen begint automatisch na een bepaalde tijd, afhankelijk van de capaciteit van de USB-stick. De herkende bestandsformaten zijn.mp (uitsluitend mpeg layer ),.wma (uitsluitend standaard 9, comprimeren met 8 kbit/s),.wav en.ogg. Uitsluitend playlists van het type mu,.pls en.wpl worden geaccepteerd. Het systeem stelt playlists samen (tijdelijk geheugen). De tijd die hiervoor nodig is, hangt af van de capaciteit van de USB-uitrusting. Gedurende deze tijd zijn andere bronnen beschikbaar. De playlists worden iedere keer dat het contact wordt afgezet of een USB-stick wordt aangesloten, geactualiseerd. Bij een eerste aansluiting wordt een indeling in mappen als indeling aangeboden. Bij een volgend gebruik wordt de laatstgekozen mappenstructuur aangehouden. * Afhankelijk van de uitvoering.

243 05 USB-BOX - PEUGEOT CONNECT USB GEBRUIK VAN DE USB-BOX - PEUGEOT CONNECT USB Druk LIST lang in voor het weergeven van de indelingen. Kies per map / Artiest / Genre / Playlist, druk op OK om de gekozen indeling te bevestigen en vervolgens opnieuw op OK om de keuze vast te leggen. Druk op een van deze toetsen om tijdens het lezen naar de vorige/ volgende track te gaan volgens de weergegeven indeling. Houd een van de toetsen ingedrukt voor snel vooruit/achteruit verplaatsen. - per Map: alle mappen met audio-bestanden worden in een algemeen overzicht en alfabetisch geordend weergegeven, zonder dat daarbij rekening is gehouden met de mappenstructuur. - per Artiest: alle artiestennamen worden weergegeven in ID Tag en in alfabetische volgorde. - per Genre : alle genres worden weergegeven in ID Tag. - per Playlist : zoals weergegeven in de playlist van de USB-stick of het USB-apparaat aangesloten op de USB-poort. Druk LIST kort in voor de indeling die u de vorige keer hebt gekozen. Navigeer in de lijst met behulp van de toetsen links/rechts en omhoog/omlaag. Bevestig de selectie door op OK te drukken. 5 Druk op een van deze toetsen om te gaan naar volgende/vorige Genre, Map, Artiest of Playlist, afhankelijk van de weergegeven indeling tijdens het lezen. AANSLUITEN VAN EEN ipod -VIA DE USB-POORT De beschikbare lijsten zijn Artiest, Genre en Playlist (zoals weergegeven via de ipod ). Selectie en Navigatie zijn hierboven beschreven in de stappen t/m 5. Sluit geen harde schijf of een niet-audio USB-apparaat aan op de USB-poort, aangezien hierdoor uw installatie beschadigd kan raken. 9.9

244 05 USB-BOX - PEUGEOT CONNECT USB AUX-INGANG GEBRUIKEN JACK- of USB-aansluiting (afhankelijk van de uitvoering van de auto) VOLUMEREGELING EXTERNE APPARATUUR De AUX-aansluiting JACK of USB dient om een extern apparaat (mp-speler ) aan te sluiten. Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de JACK-aansluiting en de USB-aansluiting. Stel eerst het volume van uw draagbare apparatuur af. Sluit het externe apparaat (mp-speler...) met behulp van een adapterkabel (niet meegeleverd) op de JACK- of USB-aansluiting aan. Stel vervolgens het volume van de autoradio af. Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om AUX te selecteren. de externe apparatuur zelf. 9.9

245 06 PEUGEOT CONNECT BLUETOOTH BLUETOOTH-TELEFOON DISPLAY C (AFHANKELIJK VAN MODEL EN UITVOERING) KOPPELEN VAN EEN TELEFOON Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact. Activeer de functie Bluetooth van uw telefoon. Druk op de toets MENU. De beschikbare functies zijn afhankelijk van het netwerk, de SIM-kaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw telefoon of neem contact op met uw provider voor meer informatie over de beschikbare functies. Een overzicht van de meest geschikte telefoons is verkrijgbaar via het netwerk. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk Met het menu TELEFOON krijgt u onder andere toegang tot de volgende functies: Adresboek *, Logboek gesprekken, Beheer van de koppelingen. * Als uw telefoon volledig compatibel is. Selecteer in de lijst de te koppelen telefoon. U kunt slechts één telefoon per keer koppelen. Op het scherm wordt een toetsenbord weergegeven: voer een code van minimaal cijfers in. Bevestig met OK. Op het scherm van de geselecteerde telefoon wordt een bericht weergegeven: voer, om de koppeling te accepteren, in de telefoon dezelfde code in en bevestig vervolgens met OK. Mocht de koppeling niet gelukt zijn dan kunt u het, een onbeperkt aantal keren, nogmaals proberen. Kies in het menu: - Bluetooth-telefoon - Audio - Bluetooth confi guratie - Zoeken via Bluetooth Er wordt een venster weergegeven met de tekst "Bezig met zoeken...". 9 0 Op het scherm verschijnt "Koppeling Naam_telefoon geslaagd". De toegestane automatische verbinding wordt geactiveerd nadat de telefoon is geconfi gureerd. Het adresboek en het logboek gesprekken zijn na de synchronisatie beschikbaar. 5 De eerste vier herkende telefoons worden in dit venster weergegeven. U kunt ook via de telefoon de koppeling tot stand brengen. 9.9

246 06 PEUGEOT CONNECT BLUETOOTH BLUETOOTH STREAMING AUDIO EEN GESPREK ONTVANGEN Draadloze overdracht van muziekbestanden van de telefoon naar het audiosysteem van de auto. De telefoon moet de desbetreffende Bluetooth-profi elen (ADP/AVRCP) kunnen ondersteunen. verschijnen van een venster op het multifunctionele display. Selecteer met behulp van de toetsen de knop JA op het scherm en bevestig met OK. Start de koppelingsprocedure tussen de telefoon en de auto. Deze procedure kan gestart worden via het telefoonmenu van de auto of via het toetsenbord van de telefoon; zie hiervoor de eerder beschreven stappen t/m 0. Tijdens de koppeling moet de auto stilstaan en het contact aanstaan. 9.9 Druk op de toets OK op het stuurwiel om het gesprek te accepteren. BELLEN Selecteer in het menu Bluetooth-telefoon - Audio, Beheer van het telefoongesprek en vervolgens Bellen, Logboek gesprekken of Adresboek. Druk gedurende meer dan twee seconden op het uiteinde van de hendel aan de stuurkolom om toegang te krijgen tot uw adresboek. Of Gebruik, als de auto stilstaat, het toetsenbord van uw telefoon om een nummer in te voeren. Selecteer in het telefoonmenu de te koppelen telefoon. Het audiosysteem wordt automatisch verbonden met de zojuist gekoppelde telefoon. Activeer de bron Streaming door op de toets SOURCE * te drukken. Via de toetsen op het bedieningspaneel van de radio en de bediening op het stuurwiel kunt u op de gebruikelijke wijze de muziekstukken aansturen **. De informatie over de muziekstukken kan op het display worden weergegeven. * In sommige gevallen moet het afspelen van audiobestanden via het toetsenbord worden geactiveerd. ** Als de telefoon deze functie ondersteunt.

247 07 CONFIGURATIE DATUM EN TIJD INSTELLEN DISPLAY A 5 Druk op de toets MENU. Druk op de toets om de selectie te bevestigen. 6 Selecteer met de pijltoetsen de functie INSTELLINGEN DISPLAY. Stel de parameter in. 7 Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Selecteer met de pijltoetsen de functie JAAR. 8 Begin opnieuw bij stap en stel achtereenvolgens MAAND, DAG, UUR, MINUTEN in. 9.95

248 07 CONFIGURATIE DATUM EN TIJD INSTELLEN DISPLAY C 5 Druk op de toets MENU. Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Selecteer met de pijltoetsen de functie PERSOONLIJKE INSTELLING - CONFIGURATIE. 6 Selecteer met de pijltoetsen de functie DATUM EN TIJD INSTELLEN. 7 Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Selecteer met de pijltoetsen de functie CONFIGURATIE BEELDSCHERM. 8 Stel de parameters één voor één in door deze te bevestigen met de toets OK. Selecteer vervolgens de knop OK op het scherm om de instellingen te bevestigen. 9.96

249 08 BOORDCOMPUTER MONOCHROOM DISPLAY A Weergave door herhaaldelijk indrukken: - Actieradius, - Momenteel verbruik, - Afgelegde afstand, - Gemiddeld verbruik, - Gemiddelde snelheid. Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar meermaals wordt ingedrukt, worden de verschillende functies van de boordcomputer achtereenvolgend weergegeven op het display. MONOCHROOM DISPLAY C - het tabblad " auto" met: de actieradius, het huidige verbruik en de nog af te leggen afstand, - de stand "" (traject ) met: de gemiddelde snelheid, het gemiddelde verbruik en de afgelegde afstand berekend over het traject "", - de stand "" (traject ) met dezelfde gegevens voor een tweede traject. Op 0 zetten Druk de knop langer dan twee seconden in zodra het gewenste traject wordt aangegeven. ENKELE DEFINITIES Actieradius: in deze stand geeft de computer aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden, berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers. De weergegeven waarde kan sterk variëren door een verandering in de wagensnelheid of het landschap. Als de actieradius minder dan 0 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal 0 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven zodra deze meer dan 00 km bedraagt. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als tijdens het rijden voortdurend streepjes worden weergegeven in plaats van cijfers. Momenteel verbruik: dit verbruik wordt berekend en weergegeven vanaf 0 km/h. Gemiddeld verbruik: dit is het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Afgelegde afstand: deze afstand wordt berekend sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Nog af te leggen afstand: dit is de afstand tot de door de gebruiker ingevoerde eindbestemming. Als het navigatiesysteem in gebruik is, wordt deze afstand op elk moment tijdens het rijden opnieuw berekend. Gemiddelde snelheid: dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer (contact aan). 9.97

250 09 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS MONOCHROOM A RADIO-CD RDS VOLGEN BASISFUNCTIE KEUZE A KEUZE A KEUZE A KEUZE B... OPTIES DIAGNOSE RAADPLEGEN BEËINDIGEN MODE REG CD HERHALEN RANDOM PLAY CONFIG AUTO * RW ACHTER AAN FOLLOW-ME-HOME EENHEDEN TEMPERATUUR: CELSIUS/ FAHRENHEIT BRANDSTOFVERBRUIK: KM/L - L/00 - MPG * De parameters variëren afhankelijk van de auto. 9.98

251 09 INST. WEERG TALEN JAAR FRANCAIS MAAND ITALIANO DAG NEDERLANDS UREN PORTUGUES MINUTEN PORTUGUES-BRASIL H/ H WEERGAVE DEUTSCH ENGLISH ESPANOL 9.99

252 09 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS MONOCHROOM DISPLAY C Wanneer u op de toets OK drukt, komt u in de verkorte menu's terecht, afhankelijk van de weergave op het scherm: RADIO CD/MP-CD USB aanzetten/uitzetten RDS aanzetten/uitzetten modus REG aanzetten/uitzetten radiotext aanzetten/uitzetten Intro aanzetten/uitzetten herhalen tracks (de hele huidige CD voor CD, de hele huidige map voor MP-CD) aanzetten/uitzetten random play (de hele huidige CD voor CD, de hele huidige map voor MP-CD) aanzetten/uitzetten herhalen van tracks (van de map / artiest / genre / huidige afspeellijst) aanzetten/uitzetten random play (shuffle) (van de map / artiest / genre / huidige afspeellijst) 9.00

253 09 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS MONOCHROOM DISPLAY C Door het indrukken van de toets MENU is de volgende weergave mogelijk: AUDIOFUNCTIES VOORKEUZE FM RDS-functie inschakelen/uitschakelen REG-functie inschakelen/uitschakelen weergave radiotext (RDTXT) inschakelen/uitschakelen AFSPEELMOGELIJKHEDEN RPT-functie (CD herhalen) inschakelen/uitschakelen RDM-functie (random) inschakelen/uitschakelen BOORDCOMPUTER INVOEREN AFSTAND TOT EINDBESTEMMING Afstand: x km LOGBOEK WAARSCHUWINGEN Diagnose STATUS VAN DE FUNCTIES * Functies in- of uitgeschakeld * De parameters variëren afhankelijk van de auto. PERSOONLIJKE INSTELLING - CONFIGURATIE PARAMETERS VAN DE AUTO DEFINIËREN * CONFIGURATIE BEELDSCHERM regeling weergave normale weergave omgekeerde weergave regeling helderheid (- +) datum en tijd instellen dag/maand/jaar instellen uren/minuten instellen keuze cyclus u/u keuze van eenheden l/00 km - mpg - km/l Celsius / Fahrenheit TAALKEUZE 9.0

254 09 MENUSTRUCTUREN DISPLAYS BLUETOOTH-TELEFOON CONFIGURATIE BLUETOOTH Toestel aansluiten/afkoppelen Telefoonfunctie Streaming audio functie Raadplegen gekoppelde toestellen Verwijderen gekoppeld toestel Zoeken via Bluetooth BELLEN Gesprekkenlijst Contactenlijst BEHEER VAN EEN GESPREK Huidige gesprek beëindigen Inschakelen mutefunctie 9.0

255 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler. Op het display wordt de melding "Storing USB-randapparatuur" weergegeven. g De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken. De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit. Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn. De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden. De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend. De batterijspanning van de randapparatuur is misschien te laag. De USB-stick wordt niet herkend. De stick is misschien defect. Controleer of de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de AUDIO-functies (bassen, hoge tonen, balans V-A, balans L-R) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de functie Loudness in de stand "Actief" te zetten als de CD-speler is geselecteerd en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd. - Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst. - Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd. - Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in het hoofdstuk Audio. - De CD-speler van de autoradio kan geen DVD's afspelen. - De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen. Laad de batterij van de randapparatuur op. Formateer de stick opnieuw. De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit. Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op. De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, geluidssfeer) zijn niet op de CD-speler afgestemd. Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op 0, zonder een geluidssfeer te selecteren. 9.0

256 VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Het verkeerde golfbereik is geselecteerd. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik (AM, FM, FM, FMAST) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen. De functie TA (verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen. De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). De geselecteerde radiozender maakt geen deel uit van het regionale netwerk van zenders die verkeersinformatie uitzenden. De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt. De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage). Stem af op een zender die wel verkeersinformatie uitzendt. Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. Laat de antenne controleren door het PEUGEOT -netwerk. Het geluid van de radio valt tot seconden weg. Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een eventuele sterkere zender voor een betere ontvangst van het station. Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet. Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. De melding "het audiosysteem is oververhit" verschijnt op het display. Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt. Om het audiosysteem te beschermen tegen een te hoge omgevingstemperatuur, activeert de autoradio automatisch een thermische beveiliging die het geluidsvolume verlaagt of de CD-speler uitschakelt. Start de motor om de accu op te laden. Schakel het audiosysteem enkele minuten uit om het systeem te laten afkoelen. 9.0

257 Exterieur EXTERIEUR Accessoires Afmetingen -7 Afstandsbediening 9-0 Batterijen vervangen, synchroniseren 0 Sleutel 0 Starten Centrale vergrendeling 9, Alarm - 5 Achterlichten, richtingaanwijzers -, Derde remlicht 5 Lampen achter vervangen, Ruitenwisserblad 0 Spiegels 87 Zijknipperlicht Achterdeuren, achterklep -5 Noodbediening 5 Kentekenplaatverlichting 5 Koplampen, mistlampen, richtingaanwijzers -, Koplampverstelling Lampen voor vervangen - Koplampsproeiers 5, 6 Sneeuwscherm 0 Bandenreparatieset Reservewiel, krik, wiel verwisselen, gereedschap 6-0 Bandenspanning 50 Slepen, takelen Trekken van een aanhanger 09-0 Parkeerhulp 9 Remmen, remblokken 90, 7 Noodstop 9 ABS, remdrukregelaar (REF) 9 ASR, ESP 9 Banden, spanning 50 Achtervering 8-86 Voorportieren - Schuifdeur - Sleutel 0 Motorkapontgrendeling Kinderbeveiliging Brandstofvuldop, brandstoftank 0- Onderbreking brandstoftoevoer, handopvoerpomp diesel - WEGWIJZER 0

258 Cockpit 5 Lichtschakelaars - Automatische verlichting Mistlampen Verlichting overdag Instrumentenpanelen, klokken, tellers 6-7 Verklikkerlampjes 8- Meters, display -6 Klok instellen via instrumentenpaneel 7 Dimmer dashboardverlichting 6 Schakelindicator 7 Schakelaar ruitenwissers 5-6 Automatische ruitenwissers 5 Ruitensproeier/koplampsproeiers 5 Boordcomputer Rubriek 9 Snelheidsregelaar 7-9 Vaste snelheidsbegrenzer 9 Snelheidsbegrenzer 50-5 Koplampverstelling Contactslot Bediening op stuurwiel: - Peugeot Connect Com Rubriek 9 - Peugeot Connect Nav Rubriek 9 - Peugeot Connect Sound Rubriek 9 Motorkapontgrendeling Handrem 90 Stuurwiel verstellen Claxon 9 Matten 8 Elektrisch bedienbare ruiten, elektrisch verstelbare buitenspiegels 87-89

259 Cockpit Plafonniers 80, Verklikkerlampje dakconsole 6 Stoelverwarming 66 Ventilatie achter 6, Binnenspiegel 88 Parkeer-/tolkaarten 8 Kinderspiegel 88 Displays, weergave Rubriek 9 Tijdinstelling op het display Rubriek 9 Schakelaars - centrale vergrendeling - alarm - - elektrische kinderbeveiliging - parkeerhulp 9 - ASR, ESP 9 Technologie aan boord Rubriek 9 - Noodoproep of hulpoproep - Peugeot Connect Com - Peugeot Connect Nav - Peugeot Connect Sound Versnellingsbak 7 Zekeringen dashboard, rechterzijde 7 Uitschakelen passagiersairbag 00 Alarmknipperlichten 90 Verwarming, ventilatie - handbediende ventilatie airconditioning 5 - luchtrecirculatie 5 Airconditioning met gescheiden regeling Ontdooien/ontwasemen Extra verwarming 6-6 Indeling cabine dashboardkastje, - dakconsole, - asbak, - zonneklep, - V-aansluiting, - tickethouder, - opbergvakjes. WEGWIJZER 0

260 Interieur INTERIEUR 5 Elektrisch verstelbare voorstoelen, hoofdsteun Passagiersbank vóór met zitplaatsen Veiligheidsgordels 9-95 Binnenspiegel 88 Parkeer-/tolkaart 8 Plafonnier vóór 80 Lampen plafonnier vervangen Airbags vóór, zij-airbags, window-airbags Uitschakelen passagiersairbag 00 Handrem 90 Motorkapontgrendeling Achterstoelen, achterbanken Configuratie van stoelen, banken 76 Accu, laden, starten Zekeringen interieur 8 Ventilatie achter 6 Plafonnier achter 80 Lampen plafonnier vervangen Kinderzitjes 0-08 Isofix-bevestigingen 0-05 Zijruiten achter 88 Indeling zitplaatsen sjorogen, - bagageafdekking, - sjoroog en bevestiging bagagenet, - bagagenet bank, - handgreep, - bekerhouder, - V-aansluiting, - bergvakje. Accessoires Bandenreparatieset Reservewiel, krik, wiel verwisselen, gereedschap 6-0 Achtervering 8-86

261 Gegevens - onderhoud TECHNISCHE GEGEVENS - ONDERHOUD 55 Verklikkerlampjes 8- Identificatie, serienummer, kleurcode lak, bandenspanning 50 Ruitenwisserblad vervangen 0 Niveaus brandstofadditief, - oliepeilstok, - stuurbekrachtigingsvloeistof, - remvloeistof, - koelvloeistof, - vloeistof ruitenwissers en koplampsproeiers. Brandstoffilter aftappen 8 Zekeringen motorruimte 9 Niveau ruitensproeiers/ koplampsproeiers 6 Verlichting, lampen vervangen -5 Motorkapontgrendeling, motorkapsteun Motorruimte - diesel - benzine Brandstoftoevoer uitgeschakeld, handopvoerpomp diesel - Motorgegevens 9 Afmetingen -7 Gewichten 8 Types, varianten, uitvoeringen 56 Controles accu, - versnellingsbak, - koolstoffilter, interieurfilter, - oliefilter, - roetfilter, - handrem, - remblokken, - remtrommels, remschijven. Emissieregeling (EOBD) 5 Slepen, takelen Aanhangergewichten 8 WEGWIJZER 0

262 Types, varianten, uitvoeringen 56 TYPE VARIANT UITVOERING Raadpleeg uw kentekenbewijs. In deze tabel worden de types, varianten en uitvoeringen met benzine- en dieselmotor aangegeven. Auto X Carrosserievarianten X* / _ Maximaal 6 plaatsen, kort L XA / _ Maximaal 6 plaatsen, lang L XB / _ Maximaal 9 plaatsen, kort L XC / _ Maximaal 9 plaatsen, lang L XD / _ 8-9 plaatsen, lang L XE / _ Motoren X_***_ / _ Diesel.6 HDi 90 X_9HU_ / _.0 HDi 0 X_RHK_ / _.0 HDi 0 met roetfilter X_RHG_/_.0 HDi 6 met roetfilter X_RHR_ / _.0 HDi 6 met roetfilter - Benzine.0 ESS 0 X_RFH_ / _ Uitvoeringen X * / _ De code van de uitvoering is een combinatie die wordt bepaald aan de hand van het type handgeschakelde versnellingsbak en de bijbehorende emissienorm. Handgeschakelde versnellingsbak 5 versnellingen X * / _ 6 versnellingen X * / _ Varianten X / * De code van de variant wordt bepaald op basis van de toegestane parameters bij de fabricage van de auto.

263 Voorzorgsmaatregelen VOORZORGSMAATREGELEN... WEGWIJZER 57 0

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter Panoramadak Dankzij het brede glazen dak zijn het zicht en de lichtinval in het interieur ongekend. 78 Te openen achterruit (SW) Dankzij deze voorziening hebt u eenvoudig toegang tot de bagageruimte zonder

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje IN CITROËN JUMPY Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/ -begrenzer. 2. Stuurwielverstelling. 3. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon. 6. Versnellingshendel.

Nadere informatie

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting - 2 Instrumentenpaneel - 3 Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer

Nadere informatie

Centrale ontgrendeling. Centrale vergrendeling

Centrale ontgrendeling. Centrale vergrendeling Toegang tot de auto 7 TOEGANG TOT DE AUTO SLEUTEL AFSTANDSBEDIENING Centrale ontgrendeling Supervergrendeling Met de sleutel kunnen de sloten van de auto vergrendeld en ontgrendeld worden en kan de motor

Nadere informatie

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S Raadpleeg voor een uitvoerige beschrijving en meer informatie, of in noodgevallen, het instructieboek. DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting

Nadere informatie

Uw auto komt tot leven op internet!

Uw auto komt tot leven op internet! Instructieboekje ! Dankzij de internetsite SERVICE BOX, biedt PEUGEOT u de mogelijkheid uw boorddocumentatie gratis en eenvoudig online te raadplegen. Met het gebruiksvriendelijke SERVICE BOX hebt u altijd

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN JUMPER 2012 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748384

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN JUMPER 2012 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748384 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

: verwijzing rubriek. : verwijzing bladzijde

: verwijzing rubriek. : verwijzing bladzijde Exterieur Sleutel - Afstandsbediening 2a 6 Volledige ontgrendeling van de auto. Volledige vergrendeling van de auto. 2b 6b Verklaring : verwijzing rubriek 6a : verwijzing bladzijde Schuifdeur 2a 17 Trek

Nadere informatie

G A PSL O G O O EEN IN

G A PSL O G O O EEN IN IN EEN OOGOPSLAG 5 1 Exterieur Sleutel - Afstandsbediening 2a 6 Gescheiden ontgrendeling van cabine en laadruimte. Alleen vergrendeling van de laadruimte. Volledige vergrendeling van de auto. 2b 7b 7a

Nadere informatie

Ontgrendelen van de achterdeuren

Ontgrendelen van de achterdeuren Toegang tot de auto 18 TOEGANG TOT DE AUTO AFSTANDSBEDIENING Ontgrendelen van de cabine Druk op deze knop om de cabine van uw auto te ontgrendelen. Het lampje op de afstandsbediening gaat branden, de plafonnier

Nadere informatie

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina".

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek Persoonlijke pagina. Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Als u de gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto.

Nadere informatie

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles ! Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles PEUGEOT voorkomen, kan storingen in het elektronisch

Nadere informatie

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33. Instrumenten verklikkerlichten De verklikkerlichten die hier staan vermeld, zijn niet in alle auto s aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instrumentenuitvoeringen. X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Als u het instructieboekje

Nadere informatie

4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 14. Dashboardkastje / aansluitingen audio/video. 15. Schakelaars stoelverwarming.

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Bekijk uw instructieboekje via de website van Citroën, rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks

Nadere informatie

InstructIeboekje Jumper_nl_Chap00_couverture_ed Jumper_nl_Chap00_couverture_ed

InstructIeboekje Jumper_nl_Chap00_couverture_ed Jumper_nl_Chap00_couverture_ed Instructieboekje Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje is te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCITROËN".

Nadere informatie

Het instructieboekje online

Het instructieboekje online INSTRUCTIEBOEKJE Het instructieboekje online Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie

Nadere informatie

Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208

Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208 Instructieboekje Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208 Start Mirror Screen Start Het Instructieboekje. App die u kunt downloaden op uw smartphone. App die kan worden weergegeven op het touchscreen.

Nadere informatie

Het instructieboekje online

Het instructieboekje online INSTRUCTIEBOEKJE Het instructieboekje online Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek " MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie

Nadere informatie

Flipbook Start MyPeugeot Start MyPeugeot. De app Start MyPeugeot is beschikbaar voor uw auto en helpt u uw nieuwe Peugeot nog beter te leren kennen.

Flipbook Start MyPeugeot Start MyPeugeot. De app Start MyPeugeot is beschikbaar voor uw auto en helpt u uw nieuwe Peugeot nog beter te leren kennen. Instructieboekje Flipbook Start MyPeugeot Start MyPeugeot Start Mirror Screen Start Het instructieboekje. App die u kunt downloaden op uw smartphone. App die kan worden weergegeven op het touchscreen van

Nadere informatie

4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3. Airbag bestuurder. Claxon. 4. Instrumentenpaneel. 5. Alarmknop.

Nadere informatie

InstructIeboekje boxer_nl_chap00_couv-debut_ed

InstructIeboekje boxer_nl_chap00_couv-debut_ed Instructieboekje Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Scan deze code voor directe toegang tot uw instructieboekje. Uw instructieboekje

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: De voorkant De verlichting moet heel zijn en werken (de werking van de verlichting, remlichten en richtingaanwijzers kan voor je gaat rijden gecontroleerd worden door de examinator) De

Nadere informatie

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA OPENEN MOTORKAP Motorkap in gesloten toestand OPENEN MOTORKAP Trek de hendel naar achteren en de motorkap is ontgrendeld. OPENEN MOTORKAP In het midden van de motorkap, net

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Uw gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van Peugeot,

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Uw gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van Peugeot,

Nadere informatie

INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK KLOKKEN. Display

INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK KLOKKEN. Display INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Display De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto. KLOKKEN 1. Toerenteller.

Nadere informatie

4 - In een oogopslag

4 - In een oogopslag 4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1 - Schakelaar snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar. 2 - Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3 - Airbag bestuurder. Claxon. 4 - Instrumentenpaneel.

Nadere informatie

Voertuig Controle BMW 116d Sportline

Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

Automatische transmissie

Automatische transmissie Automatische transmissie TRANSMISSIEHENDEL H3916 De CommandShift transmissie kan als automaat en als handbak worden gebruikt. Automatische bediening Normaal staat de transmissie op 'automatisch'. Nadat

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: In deze handleiding vind je de specifieke voertuigkenmerken van de Suzuki Swift. Algemene dingen kun je in je Ris praktijkboek vinden. Dus hier kun je b.v. vinden met welk knopje je de

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Instructieboekje Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje is te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Nadere informatie

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Instructie www.lolkama.com Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Voor het CBR praktijkexamen worden door de examinator, controle vragen gesteld over de banden, motor, dashboard

Nadere informatie

UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 26-04-2004

UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 26-04-2004 2 UW 807 IN EEN OOGOPSLAG UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 - Schakelaars elektrisch bediende buitenspiegels. Schakelaars elektrisch bediende ruiten. Blokkeerschakelaar elektrisch bediende ruiten achter. 2 -

Nadere informatie

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide VOLVO V70 & XC70 quick guide PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! Het ontdekken van een nieuwe auto is een spannende bezigheid. Neem deze beknopte handleiding door om nog meer plezier te beleven aan uw nieuwe

Nadere informatie

PEUGEOT PK ALLURE

PEUGEOT PK ALLURE PEUGEOT 308 110PK ALLURE Prijs voertuig : * 15 900 * Excl. kosten van inschrijving en brandstof. vermelding verplicht vanaf 1.1.79 conform decreet 78993 van 4.10.78 Garantie Leeuwekeur Comfort (6 Maand)

Nadere informatie

NL ESP-Systeem

NL ESP-Systeem 603.83.515 NL ESP-Systeem ESP-SYSTEEM (Electronic Stability Program) Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft. De werking

Nadere informatie

Voertuig Controle Golf 7

Voertuig Controle Golf 7 Voertuig Controle Golf 7 Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door zodat je

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Hendel stuurwielverstelling.. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon.

Nadere informatie

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000 INFOTEC AP/TAVG/MMXP/MUX BEVESTIGING DIAGNOSE BSI ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000 G05 CONTROLEPROCEDURE VAN DE FUNCTIE CENTRALE VERGRENDELING Toepassing bij PEUGEOT 206 (vanaf DAM-nr. 9076)

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT. 1. Hendel motorkapontgrendeling. 2. Koplampverstelling. 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT. 1. Hendel motorkapontgrendeling. 2. Koplampverstelling. 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Hendel motorkapontgrendeling 2. Koplampverstelling 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde 4. Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster 5. Schakelaar verlichting en

Nadere informatie

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Lees de gebruikershandleiding voor gebruik zorgvuldig door en maak u vertrouwd met de verschillende functies van uw autoalarm. Deze handleiding beschrijft de functies

Nadere informatie

INSTRUCTIebOekje CITROËN C4 CACTUS C4-cactus_nl_Chap00_couv-debut_ed

INSTRUCTIebOekje CITROËN C4 CACTUS C4-cactus_nl_Chap00_couv-debut_ed Instructieboekje CITROËN C4 CACTUS Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje is te vinden op de website van CITROËN,

Nadere informatie

UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1

UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1 UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 88-102 Schakelaars op stuurkolom 110-116 Instrumentenpanelen 28-29 Ventilatie, airconditioning 82-87 Spiegels 118-119 Blz. Controles 136-140 Toegang tot de auto

Nadere informatie

INSTRUCTIEBOEKJE PEUGEOT 5008

INSTRUCTIEBOEKJE PEUGEOT 5008 INSTRUCTIEBOEKJE PEUGEOT 5008 Toegang tot het instructieboekje Het instructieboekje is beschikbaar op de PEUGEOTwebsite, in de rubriek "Persoonlijke pagina" of op het volgende adres: http://public.servicebox.peugeot.com/ddb/

Nadere informatie

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference OP Quick start K OLNS 7-07-2008 8:32 Pagina FordKa Kort Owner s overzicht handbook Feel the difference K0468_Service_Portfolio_090508. 09.05.2008 5:52:47 Uhr 604.39.307 PP K OL 8-07-2008 4:03 Pagina S

Nadere informatie

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak.

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak. Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak. Veiligheidsvoorzieningen Beschermingsvoorzieningen mogen alleen worden verwijderd resp. geopend na stilstand van de dumper met geactiveerde parkeerrem, uitschakelen

Nadere informatie

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM H6716G Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motor-immobilisatiesysteem. Tevens beschikt het voertuig over een aantal extra veiligheidssystemen.

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto 1 BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

************************* **************** ******** ***

************************* **************** ******** *** Bij deelname aan het Tussentijdstoets moet je de volgende documenten overhandigen: een geldig theorie certificaat een wettelijk toegestaan, geldig identiteitsbewijs. ************************* ****************

Nadere informatie

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN Gema ksvoorzie ningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING AUTO E80434 De zonneklep kan tegen verblinding naar beneden of zijwaarts worden geklapt. ZONNESCHERMEN E993 Verdraai het duimwieltje

Nadere informatie

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN E81931 2 U mag de stoel niet tijdens het rijden verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. 1 De stoel, de hoofdsteun, de

Nadere informatie

4 - IN EEN OOGOPSLAG

4 - IN EEN OOGOPSLAG 4 - IN EEN OOGOPSLAG IN EEN OOGOPSLAG - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3. Airbag bestuurder. Claxon. 4. Instrumentenpaneel.

Nadere informatie

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN Kort overzicht Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN 6 5 4 3 2 1 12 9 3 6 80 100 120 km/h 60 140 40 160 LAND - - ROVER 20 0 180 200 H4959 7 8 9 1. Frisseluchtrooster - bedieningsknop 2. Ventilator - regeling

Nadere informatie

COCKPIT

COCKPIT 4 - IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Hendel stuurwielverstelling. 3. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon.

Nadere informatie

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Stuurwiel met airbag en claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 3 Uitschakelen airbag aan passagierszijde* 4 Blokkeerschakelaar elektrisch

Nadere informatie

Starten, schakelen & wegrijden:

Starten, schakelen & wegrijden: Auteursrechtinformatie Dit document is bedoeld voor eigen gebruik. In het algemeen geldt dat enig ander gebruik, daaronder begrepen het verveelvoudigen, verspreiden, verzenden, herpubliceren, vertonen

Nadere informatie

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist BEDIENINGSUITLEG 1 - Bestuurderszetel 17 - Hendel stuurafstelling 2 - Sleutelschakelaar (START) 18 - Bedieningshendel hijsen linker

Nadere informatie

2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG

2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 3 1. Airbag bestuurder. Claxon. 2. Verlichtingsschakelaars en richtingaanwijzers. 3. Stuurkolomschakelaar autoradio. 4. Instrumentenpaneel. 5. Schakelaar

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! INSTRUCTIEBOEKJE UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de

Nadere informatie

InstruCtIeboekje C4-Picasso-II_nl_Chap00_couv-debut_ed

InstruCtIeboekje C4-Picasso-II_nl_Chap00_couv-debut_ed Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing VeloPlus Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

Toegang tot het instructieboekje

Toegang tot het instructieboekje INSTRUCTIEBOEKJE Toegang tot het instructieboekje Het instructieboekje is beschikbaar op de CITROËNwebsite, in de rubriek "MyCitroën" of op het volgende adres: http://service.citroen.com/ddb/ Download

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive Duurzaam rijden, samen met ECOdrive Beknopte gebruiksaanwijzing Algemene versie 07-2014 Introductie Het duurzaam ondernemen wordt steeds belangrijker. Veel bedrijven zijn verplicht CO 2 -doelstellingen

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing Fun2Go Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 74-85 Cockpit 29-31 Dashboard 37-73, 97-98 Spiegels 100 Blz. Controles 117-125 Toegang tot de auto 87-92 Wiel verwisselen 126-130 Lampen vervangen 131-135 In dit

Nadere informatie

2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Stuurwiel met airbag en claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 11 Voorruitontwaseming 12 Zijruitontwaseming 13 Verstelbaar zijventilatierooster

Nadere informatie

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards Gebruikershandleidingding Effectief en gebruiksvriendelijk Het in uw voertuig gemonteerde Cobra alarmsysteem biedt een simpele, maar uiterst effectieve en gebruiksvriendelijke

Nadere informatie

DS 7 CROSSBACK INSTRUCTIEBOEKJE

DS 7 CROSSBACK INSTRUCTIEBOEKJE DS 7 CROSSBACK INSTRUCTIEBOEKJE Toegang tot het instructieboekje Het instructieboekje is beschikbaar op de DS AUTOMOBILES-website, in de rubriek "MyDS" of op het volgende adres: http://service.dsautomobiles.com

Nadere informatie

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN AFTER SALES SERVICE INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN DISTRIBUTEUR NIEUWE AUTO'S - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties CITROËN ERKEND REPARATEURS - Servicemanager - Technisch

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie. Deze informatie is gemakkelijk te herkennen aan de paginamarkering

Nadere informatie

Verwarming en ventilatie

Verwarming en ventilatie Verwarming en ventilatie BEDIENINGSELEMENTEN 1. Temperatuurregeling. Afzonderlijk instelbaar voor de bestuurder en de passagier voorin. 2. Programma voor maximaal ontdooien. 3. Luchtverdeling. In de geselecteerde

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto.

Nadere informatie

Cobra Alarm 4627. Gebruikers Handleiding

Cobra Alarm 4627. Gebruikers Handleiding Cobra Alarm 4627 Gebruikers Handleiding Clifford Electronics Benelux BV Tel.+31 20 40 40 919 info@clifford.nl ISO 9001:2008 Cobra Alarmsysteem: Diefstal is de laatste tijd explosief gestegen. CAN Bus manipulatie

Nadere informatie

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding Rho-Delta b.v. Escudostraat 2 2991 XV Barendrecht Tel. +03110-4795755 Fax. +03110-2927461 www.rhodelta.nl info@rhodelta.nl - OMSCHRIJVING De GT-912 /GT-913/GT-914

Nadere informatie

In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Dualogic bediening in de Fiat Punto.

In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Dualogic bediening in de Fiat Punto. In dit supplement worden de gebruiksinstructies beschreven voor de versnellingsbak met elektronisch geregelde Dualogic bediening in de Fiat Punto. Voor het juiste gebruik van de versnellingsbak is het

Nadere informatie

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender Sloten en alarmen ALARMSYSTEEM* Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motorimmobilisatiesysteem. Teneinde maximale veiligheid en maximaal bedieningsgemak te garanderen

Nadere informatie

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene installatiehandleiding Alarmlicht met sirene INSTALLATIEHANDLEIDING ALARMLICHT MET SIRENE Gefeliciteerd met de aankoop van het Egardia alarmlicht met sirene. Website Egardia www.egardia.com Klantenservice

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN NEMO 2011 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748395

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN NEMO 2011 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748395 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

Dualogic versnelllingsbak van de Fiat

Dualogic versnelllingsbak van de Fiat F I A T 5 0 0 603.95.085 NL D U A L O G I C In dit supplement worden de gebruiksmogelijkheden beschreven van de elektronisch geregelde mechanische. Voor het juiste gebruik van de versnellingsbak is het

Nadere informatie

Inhoudsopgave 012 TECHNISCHE. 15 Lampen vervangen 16 Zekeringen vervangen 17 Onderhoudstips GEGEVENS

Inhoudsopgave 012 TECHNISCHE. 15 Lampen vervangen 16 Zekeringen vervangen 17 Onderhoudstips GEGEVENS Welkom voor wat betreft het in- en exterieur en het gebruik van uw DS3 CABRIO behandeld. Raadpleeg het instructieboekje voor alle overige beschrijvingen en kenmerken, en het onderhouds- en garantieboekje

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG. Blz. Stoelen Cockpit Dashboard Spiegels 85

IN EEN OOGOPSLAG. Blz. Stoelen Cockpit Dashboard Spiegels 85 UW IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 64-71 Cockpit 26-27 Dashboard 32-63 Spiegels 85 Blz. Controles 96-99 Toegang tot de auto 72-75 Lekke band/ wiel verwisselen 100-103 Lampen vervangen 104-107 Afhankelijk

Nadere informatie

Starten en rijden STUURSLOT

Starten en rijden STUURSLOT Rijden en bedienen Starten en rijden STUURSLOT H3584 Stuurslot loszetten Steek de contactsleutel GEHEEL in het contactslot en draai die naar stand 'I'. Het is mogelijk dat het stuurwiel iets moet worden

Nadere informatie

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. 1. Verstelling naar voren/naar achteren. 2. Hoogteverstelling.

Nadere informatie

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889. COBRA 889 INLEIDING Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889. De belangrijkste vernieuwing in deze 889-serie bestaat uit het systeem, dat de herkenningscode van de afstandsbediening

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie