* * Raadsinformatiebrief raadsinformatiebrief. : Burgemeester en wethouders. portefeuillehouder : B.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "*14-4051632* 14-4051632. Raadsinformatiebrief raadsinformatiebrief. : Burgemeester en wethouders. portefeuillehouder : B."

Transcriptie

1 * * ESO WDstrt Raadsinformatiebrief raadsinformatiebrief van : Burgemeester en wethouders portefeuillehouder : B. Vostermans aan : De leden van de gemeenteraad datum : 30 oktober 2014 steller : T. Heuijerjans status : Beantwoording schriftelijke vraag van Sp Fractie, d.d.15 oktober 2014 Beantwoording schriftelijke vraag Onderwerp Vrijkomende agrarische bebouwing in landelijk gebied Aanleiding 1. In hoeverre is het college van B & W op de hoogte van het genoemd rapport? 2. De SP is van mening dat het rapport op een aantal aspecten belangrijk is voor onze gemeente en vragen om onderzoek te doen naar daadwerkelijke leegstand van agrarische bebouwing in de gemeente Horst aan de Maas en dit in kaart te brengen. Graag een reactie van de wethouder hierop. 3. Is de gemeente voornemens actief beleid te ontwikkelen voor locaties van voormalige boerderijen met de kans om de leefbaarheid in het landelijk gebied te behouden en te versterken? Beantwoording 1. De problematiek omtrent de leegstand van agrarisch vastgoed in het buitengebied is actueel. Het is een aspect dat speelt bij landelijke provincies. Er zijn al tal van perspublicaties, onderzoeken en dergelijke verschenen. Waaronder ook het rapport van Alterra waarop wordt gedoeld en waarmee wij bekend zijn. Graag willen wij hierbij ook uw aandacht vestigen op het rapport verstening van het platteland (quick scan naar de effecten van VAB s op de kwaliteit en kwantiteit van het buitengebied in vijf gemeenten in Noord-en Zuidoost Brabant) van 20 mei Klopt, zie ook het antwoord onder 1. Zo zijn we in de presentaties in de commissie ruimte in juni en december 2013 en in juni 2014 ingegaan op het nieuwe Provinciale Omgevingsplan Limburg dat ook op dit thema ingaat. Als onderdeel op het thema landbouw is een toelichting gegeven op de uitgangspunten en de tendensen in de sector. Het leeg (komen te) staan van agrarische bebouwing is daarvan een van de belangrijkste. Als prominente opgave voor het landelijk gebied is immers uitgesproken: het behouden c.q. versterken van de dynamiek van de economische dragers (agrarische en toeristische bedrijfstak) en de borging/versterking van de kwaliteit van het landelijke gebied. Kwaliteit wordt daarbij integraal benaderd: zowel landschappelijk/ruimtelijk als milieuhygiënisch. Bezoekadres: Wilhelminaplein 6, Horst Postbus 6005 / 5960 AA Horst T F

2 Pag. 2 van 2 In de op te stellen regionale visie voor het landelijk gebied zal daarom prominent aandacht zijn voor deze problematiek. In eerste aanzet hiervoor is de rapportage die beschikbaar is gesteld. Daarnaast komt dit aspect bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied zeker ook aan de orde. De tendensen zijn duidelijk, een onderzoek zoals wordt voorgesteld voegt daarom op dit moment niet veel aan toe. Los van het gegeven dat dit een behoorlijke financiële inspanning vraagt zou, nu de problematiek in grote lijnen bekend is, de inzet (zowel qua capaciteit en geld) gericht moeten zijn op het bijdragen aan een oplossing. 3. Er is lokaal al beleid rondom vrijkomende agrarische bebouwing (bijlage 4) en daarnaast komen in het kader van de op te stellen regionale visie en het bestemmingsplan Buitengebied mogelijk andere (financiële) instrumenten naar voren. In het POL worden een aantal thema s genoemd die een op te stellen visie voor het landelijke gebied in ieder geval moet bevatten. Hieronder is genoemd het ontwikkelen van een strategie ter voorkoming van leegstand en afwegingen voor hergebruik van agrarische gebouwen en kassen. Wij zijn trekker van deze op te stellen regionale visie voor het landelijke gebied, ondersteund door de gemeente Peel en Maas. De kwaliteit en vitaliteit van het landelijke gebied is daarbij erg belangrijk. De economische situatie in vele sectoren van de landbouw maakt dat de kans op verpaupering en verloedering van het platteland op de loer ligt. Waar het gaat om de kwaliteit van het landelijk gebied hebben alle spelers belang bij het in stand houden en verbeteren van die kwaliteit. Het ontwikkelen van instrumenten om de huidige kwaliteit te borgen en waar het gaat te verbeteren is dus een gemeenschappelijk belang. Bijlagen 0. Vragen SP fractie van 15 oktober Onderzoek van Alterra van maart 2014 naar Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied 2. Onderzoek van mei 2014 naar de Verstening van het platteland, (quick scan naar de effecten van VAB s op de kwaliteit en kwantiteit van het buitengebied in vijf gemeenten in Noord-en Zuidoost Brabant) 3. Leegstand agrarisch vastgoed in Horst aan de Maas (afstudeeropdracht van twee studentes) 4. VAB-beleid 2

3

4 Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied Maart 2014

5

6 Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied Dit rapport is in opdracht van InnovatieNetwerk opgesteld door: T.J.A. (Edo) Gies W. (Wim) Nieuwenhuizen R.A. (Rob) Smidt (Alterra, Wageningen UR, Team Regionale ontwikkeling en ruimtegebruik) Projectleider InnovatieNetwerk: Ir. N.J. (Nico) Beun Dit rapport valt binnen het domein Natuur, landschap en ruimte, concept Knooperven. Postbus DD Utrecht tel.: internet: Het ministerie van EZ nam het initiatief tot en financiert InnovatieNetwerk. ISBN: Overname van tekstdelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Rapportnr , Utrecht, maart 2014.

7

8 Voorwoord Veel boerderijen en stallen in Nederland hebben hun agrarische functie verloren een proces dat ook de komende decennia zal doorgaan. Op verzoek van InnovatieNetwerk heeft Alterra, kennisinstituut voor de groene leefomgeving, in kaart gebracht hoeveel erven naar verwachting hun agrarische functie verliezen tot Ook is in kaart gebracht waar ze liggen en om wat voor type bebouwing het gaat. De prognose van de onderzoekers is dat er naar verwachting bedrijven zullen stoppen en dat er ook een omvangrijke leegstand zal ontstaan. Tot 2030 wordt verwacht dat gebouwen met een oppervlakte van ten minste 32 miljoen m² hun agrarische functie zullen verliezen. Daarvan zal ongeveer de helft een andere invulling kunnen vinden. De resterende circa 15 miljoen m² zal leegstaan. Deze leegstand is groter dan de verwachte leegstand in 2030 als het gaat om kantoorruimte of winkelruimte in Nederland. De resultaten van dit onderzoek maken duidelijk dat er de komende decennia veel transformaties zullen plaatsvinden van agrarische erven naar woon-, werk- of zorgerven, en dat een groot aantal gebouwen geen nieuwe functie zal kunnen vinden. Vrijkomende boerenerven bieden ruimte aan nieuwe activiteiten in het landelijk gebied. Terwijl deze nieuwe activiteiten decennialang door overheden op diverse niveaus zijn beperkt, is de afgelopen jaren een kentering gaande. Provincies en gemeenten zien vrijkomende locaties in toenemende mate als een kans voor revitalisering van het landelijk gebied. Gezien de omvang van de transformaties en de verwachte leegstand zullen deze kansen ook in de toekomst alleen maar groter en belangrijker worden.

9 Hergebruik van vrijkomende agrarische gebouwen als middel om het landelijk gebied economisch en sociaal vitaal te houden, zal de komende decennia een belangrijk thema zijn. Beleidsmakers staan voor de vraag of ze op andere dan de gebruikelijke manieren, hergebruik van agrarische gebouwen willen toestaan of zelfs stimuleren. Immers, leegstand op grote schaal zal zowel verlies aan kapitaal als aan cultuurhistorische interessante gebouwen betekenen. Het vraagt ook om innovatieve nieuwe vormen van hergebruik. Daarom ontwikkelt InnovatieNetwerk concepten zoals Knooperven, die vanuit kwaliteitsperspectief meer mogelijk maken op vrijkomende boerenerven. De ervaringen met het concept Knooperven hebben het inzicht opgeleverd dat er veel meer mogelijk én nodig is om het landelijk gebied vitaal te houden. De komende jaren zijn meer initiatieven en nieuwe concepten hard nodig. Een uitdaging ook voor al die initiatiefnemers die rondlopen met initiatieven die wel een aantoonbare maatschappelijke toegevoegde waarde bieden maar die nog niet passen binnen het huidige beleid en de gebruikelijke manieren van denken en werken. Dr. G. Vos, Directeur InnovatieNetwerk

10

11

12 Inhoudsopgave Voorwoord 1. Inleiding Achtergrond Wat zijn erftransformaties? Materiaal en methode Leeswijzer 4 2. Een stille revolutie: meer burgers dan boeren in het landelijk gebied Schaalvergroting landbouw Aantal agrarische erven Bedrijfsbeëindiging is een langzaam proces Aantal stoppers in Aard en omvang vrijkomende agrarische bebouwing Ontwikkelingen tot nu toe Prognose omvang tot Bouwjaar en bedrijfstypen Vergelijking met andere sectoren Ingrediënten erftransformaties Ontwikkeling tot nu toe De markt Beleid en rol van de overheid Leegstand of sloop? Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Aard en omvang vrijkomende agrarische bebouwing Ingrediënten erftransformaties Aanbevelingen 33

13 Bronnen 37 Bijlage 1: Nadere uitwerking cijfers vrijkomende agrarische bebouwing 41

14

15

16 1. Inleiding Achtergrond De gestage afname van het aantal landbouwbedrijven in Nederland en de toename van niet-agrarische activiteiten in het buitengebied, hebben al geruime tijd de belangstelling van de landbouwsector, het beleid (van gemeentelijk tot Europees) en de wetenschap. Boeren hadden moeite met de toename van het aantal burgerwoningen. Er ontstonden belangenconflicten, omdat de nieuwe bewoners de ontwikkelruimte van agrarische bedrijven beperkten. Tegelijkertijd maakten overheden zich zorgen over afname van landschappelijke kwaliteiten als gevolg van de erftransformaties (Klijn & Veeneklaas, 2007). Deze zorgen zijn gebaseerd op angst voor aantasting van de intrinsieke waarden van het platteland, zoals rust, ruimte en groen (Daalhuizen, 2004). De vrijkomende agrarische erven bieden letterlijk ruimte aan nieuwe activiteiten in het landelijk gebied. Terwijl deze nieuwe activiteiten decennialang door overheden op diverse niveaus zijn beperkt, is er de afgelopen jaren een kentering gaande. Provincies en gemeenten zien vrijkomende locaties in toenemende mate als een kans voor revitalisering van het landelijk gebied. Veel overheden hebben VAB-beleid ontwikkeld, dat binnen kaders ruimte geeft aan wonen en andere nietagrarische functies op voormalige boerenerven. De vraag rijst hoe deze transformatie van het agrarische gebied zich in de toekomst ontwikkelt. Hoeveel erven komen vrij? Waar liggen die? En om wat voor typen gebouwen gaat het? Is het niet zo dat de mooie historische erven al in bezit zijn van buitenlui en dat de erven die nu

17 2 vrijkomen een heel ander karakter hebben, met grote schuren en zonder de historische kwaliteit van de eerder vrijgekomen bebouwing? Met kennis over de aard en omvang van erftransformaties in de nabije toekomst kunnen provincies en gemeenten gericht beleid ontwikkelen dat bijdraagt aan de vitaliteit van het landelijk gebied. Ze krijgen inzicht in de vraag of hun huidige beleidsinstrumenten aansluiten bij de maatschappelijke opgaven ten aanzien van het landelijk gebied en bij behoeften van de nieuwe, niet-agrarische bewoners van de erven. Het doel van dit onderzoek is de aard en omvang van de te verwachten vrijkomende agrarische bebouwing tot 2030 inzichtelijk te maken, en te bepalen welke factoren daarbij een belangrijke rol spelen. 1.2 Wat zijn erftransformaties? Dit onderzoek gaat uit van de volgende definitie van erftransformatie: Verandering van de functie van een erf, als gevolg van agrarisch functieverlies, waarbij sprake is van verandering in bebouwing en/of ander gebruik van gebouwen en/of inrichting van het erf. Het gaat om de erven waarop de agrarische activiteiten worden gestaakt. De erven die transformeren als gevolg van een verandering van een agrarisch bedrijf, bijvoorbeeld door verbreding of overschakeling naar een andere sector, vallen hier buiten. Verouderde stallen. Bron: Materiaal en methode De analyse naar de aard en omvang van de te verwachten erftransformaties tot 2030 start met een kwantitatieve analyse van de bestaande situatie. Vervolgens wordt een toekomstscenario geschetst op basis van

18 de ontwikkelingen uit het verleden. Naast analyse van het beschikbare cijfermateriaal is literatuurstudie gedaan en zijn interviews gehouden. 3 Kwantitatieve analyse De kwantitatieve analyse brengt het aantal erven in het landelijk gebied in beeld, welke van deze erven momenteel in agrarisch gebruik zijn en welke erven met bijbehorende vierkante meters bebouwing op basis van scenario s tot 2030 vrijkomen. Hiervoor is een combinatie gemaakt van de volgende (geo)databronnen, die tezamen inzicht geven in de situatie in 2012: Geografische Informatie Agrarische Bedrijven bestand (GIAB), peiljaar 2011 en 2012, Afbakening buitengebied, 2011 (Alterra), Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), 2012, Kadastrale percelen 2010, uit de Basisregistratie Kadaster (BRK). Door een combinatie te maken van deze (geo)data is het mogelijk om van een erf in het buitengebied de volgende eigenschappen te achterhalen: Erf in het buitengebied, Agrarisch of niet-agrarisch erf, Type bedrijf, Economische omvang, Leeftijd bedrijfshoofd, Opvolgingssituatie, Type gebouw (woonhuis of overig), Omvang gebouwen in m 2, Bouwjaar gebouwen. Is er sprake van meerdere bedrijfsregistraties op één locatie, dan zijn de bedrijfsgegevens per locatie (postcode-huisnummercombinatie) bij elkaar gevoegd. De glastuinbouw blijft in deze studie buiten beschouwing. Deze sector kent zijn eigen dynamiek en ruimtelijke ontwikkeling. In de Basisregistratie Adressen en Gebouwen zijn ook kassen opgenomen, maar deze zijn niet als zodanig te onderscheiden. Om toch het onderscheid te maken, zijn de volgende bedrijfstypen volgens de NEG-typologie 1 buiten de analyse gehouden: 2111 Glasgroentebedrijven 2121 Snijbloemenbedrijven 2122 Pot- en perkplantenbedrijven 2131 Overige glastuinbouwbedrijven Interviews Het stoppen van een agrarisch bedrijf betekent niet direct dat er sprake is van een erftransformatie. Niet zelden blijft de stoppende boer wonen in zijn boerderij en verandert er niet veel op het erf. De kans op verandering is groter bij een generatiewisseling of na verkoop van de boerderij. Daarnaast kan de potentie van het erf (voorzieningen in de omgeving, type bebouwing, aantrekkelijkheid van het omliggende landschap) belangrijk zijn. Ook kunnen het gevoerde beleid en het beschikbare beleidsinstrumentarium van invloed zijn op de mogelijkheden voor erftransformaties en het tempo waarin ze zich voltrekken. 1 NEG-typologie: Typering van een agrarisch bedrijf op grond van de landbouwactiviteiten op het bedrijf. In EU-verband is een gemeenschappelijke typologie ontwikkeld op basis van het brutostandaardsaldo. De NEG-typering is de Nederlandse variant daarvan. Hierin worden acht hoofdbedrijfstypen onderscheiden, te weten vijf zogenoemde enkelvoudige hoofdtypen (akkerbouwbedrijven, tuinbouwbedrijven, blijvende teeltbedrijven, graasdierbedrijven en hokdierbedrijven), en drie combinaties (gewassencombinaties, veeteeltcombinaties en gewassen/veeteeltcombinaties). Een bedrijf behoort tot een bepaald bedrijfstype als tweederde of meer van het brutostandaardsaldo van een bepaalde landbouwactiviteit afkomstig is.

19 4 Al met al bepaalt een samenspel van factoren de mogelijkheden en kansen voor erftransformaties. Dit onderzoek probeert door interviews met deskundigen inzicht te krijgen in de bepalende factoren bij erftransformaties. Om budgettaire redenen is het aantal interviews beperkt tot drie. Daar waar mogelijk hebben we de inzichten uit de interviews onderbouwd met bevindingen uit de literatuur. De geïnterviewde deskundigen dekken de logische volgorde van 1) stoppen van agrarische activiteiten; 2) aanbieden en verkopen van het erf en de gebouwen; 3) realisatie van een nieuwe functie op het erf. De interviews zijn niet integraal uitgewerkt; alleen de belangrijkste bevindingen zijn in deze rapportage verwerkt. 1.4 Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat in op de dynamiek binnen de agrarische sector. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 beschreven wat deze dynamiek betekent voor de aard en omvang van vrijkomende agrarische bebouwing. Hoofdstuk 4 gaat in op een aantal ingrediënten (kansen en knelpunten) met betrekking tot vrijkomende agrarische bebouwing. Hoofdstuk 5 bevat conclusies en aanbevelingen.

20

21 6

22 2. Een stille revolutie: meer burgers dan boeren in het landelijk gebied Schaalvergroting landbouw Het aantal agrarische bedrijven in Nederland is tussen 1950 en 2012 met meer dan 80% afgenomen (Figuur 1, bewerking CBS-cijfers). Figuur 1: Tussen 1950 en 2012 is het aantal agrarische bedrijven sterk afgenomen (bron: CBS). In dezelfde periode nam het areaal cultuurgrond relatief veel minder sterk af dan het aantal bedrijven, namelijk met circa 20% (zie Figuur 2, bewerking CBS-gegevens). De combinatie van de forse afname van het aantal bedrijven met de geringere afname van de cultuurgrond illustreert het proces van schaalvergroting. Stoppende agrariërs verkopen of verpachten hun grond aan agrariërs die hun bedrijf op grotere schaal voortzetten. Terwijl de grond dus veelal een landbouwfunctie houdt, krijgen de erven een andere woon- en/of werkfunctie. Op deze manier zijn al veel niet-agrarische erven in het buitengebied ontstaan.

23 Figuur 2: De afname van het aantal bedrijven is veel sterker dan die van het areaal cultuurgrond in Nederland (bron: CBS, eigen bewerking Alterra). 2.2 Aantal agrarische erven Met de afname van het aantal bedrijven heeft het platteland zich ontwikkeld tot een gebied dat niet uitsluitend is gebaseerd op de landbouw (Daalhuizen, 2004). De transformatie van boerenerven is het pioniersstadium voorbij. Het agrarische cultuurlandschap verburgerlijkt (Atelier Overijssel, 2007). Het Nederlandse platteland is meer verstedelijkt en het productielandschap ontwikkelt zich tot een multifunctioneel landschap. Hoewel landbouw nog de grootste grondgebruiker is, werken er momenteel meer mensen op het platteland in de dienstensector of handel dan in de landbouw (PBL, 2013). Uit analyse van het aantal erven volgt dat in 2012 in Nederland gemiddeld 1 op de 10 erven in het landelijk gebied nog in agrarisch gebruik is. Dit onderzoek verstaat onder een erf een locatie in het landelijk gebied, met een adres en met bijbehorende bebouwing (woonhuis en/of schuren). Indien op het adres een agrarisch bedrijf is gevestigd, dan is sprake van een agrarisch erf. Regionaal zijn er verschillen. Figuur 3 toont per gemeente het percentage erven dat momenteel in agrarisch gebruik is. Ondanks dat maar 1 op de 10 erven agrarisch is, staat veel bebouwing in het landelijk gebied op deze (voormalige) agrarische erven. Agrarische bedrijven hebben doorgaans veel schuren voor opslag van agrarische producten, het houden van dieren en het opbergen van machines. In 2002 stond circa 52% van de bebouwing in het landelijk gebied op een agrarisch erf (Gies et al., 2005). Uit de analyse blijkt dit percentage in 2012 te zijn gedaald tot 47%.

24 Figuur 3: Percentage agrarische erven in het landelijk gebied per gemeente (Bron: GIAB, TOP10-NL, BAG, eigen bewerking Alterra). 2.3 Bedrijfsbeëindiging is een langzaam proces Het proces van bedrijfsbeëindiging gaat niet over een nacht ijs. Het afbouwen van een agrarische onderneming is een proces dat al gauw 3 tot 5 jaar duurt. En wanneer er ingewikkelde procedures en andere betrokken partijen bij komen kijken (bijvoorbeeld een overheid die de gronden wil kopen voor natuurontwikkeling), kunnen deze trajecten zelfs meer dan 10 jaar beslaan. LEI (Geerling-Eiff en Van der Meulen, 2008) becijfert dat ongeveer 85% van de stoppende agrarische ondernemers bewust richting geeft aan beëindiging. De resterende 15% van de ondernemers heeft moeite met het accepteren van de beëindiging. Ze bespreken de situatie vaak te laat met anderen, waardoor er weinig mogelijkheden zijn om het bedrijf economisch rendabel te continueren of op een goede manier te beëindigen. Het is dan bijvoorbeeld de bank die de beslissingen neemt, waardoor de ondernemer nauwelijks nog keuzemogelijkheden heeft.

25 Verouderde stallen. Bron: Uit het gesprek met vertegenwoordigers van Stichting Zorg om Boer en Tuinder blijkt dat de redenen voor stoppen variëren van privéproblemen tot financiële problemen. Complicerende factoren zijn in beide gevallen het gebrek aan zelfreflectie en realisme over de bedrijfssituatie en de verwachtingen van de nabije omgeving en familie. Problemen zijn vaak niet zichtbaar voor de omgeving en uit schaamtegevoel vragen bedrijfshoofden geen hulp of advies in hun sociale omgeving (familie, vrienden of buren). Degenen die meestal als eerste merken dat het niet goed gaat, zijn de erfbetreders (agrarische adviseurs, leveranciers en afnemers). Ook worden fiscale aspecten bij stoppen regelmatig onderschat (Boerderij, 2012). Ondernemers kunnen de omvang van de fiscale claim vaak niet goed overzien, terwijl er geen nieuwe inkomstenbronnen tegenover staan. Blijven wonen op de boerderij is dan alleen mogelijk als er voldoende financiële middelen zijn. Stichting Zorg om Boer en Tuinder geeft aan dat bij verkeerde keuzes, mensen zich in de schulden moeten steken om de fiscale claim te betalen. Ze geven aan dat het van belang is dat de financiële adviseur van de boeren specifieke kennis heeft van de agrarische sector. Stichting Zorg om Boer en Tuinder ondersteunt, op vrijwillige basis, jaarlijks 250 tot 300 boeren en tuinders met problemen. De stichtingsmedewerkers fungeren als luisterend oor en verwijzen door naar gewenste specialisten. In de Achterhoek hebben ze zich bijvoorbeeld verenigd met de diverse erfbetreders en bundelen ze elkaars kennis om stoppende ondernemers te faciliteren ( Soms gaat het om één gesprek, in andere gevallen begeleiden ze bedrijfshoofden langer dan een jaar. Dit past in het beeld dat bedrijfsbeëindiging doorgaans een kwestie van lange adem is. Agrariërs die besluiten om hun bedrijf te beëindigen, blijven vaak nog jarenlang op het erf wonen en kunnen voor de landbouwtelling in die tijd ook nog steeds geregistreerd staan als agrarisch ondernemer. In die tijd krimpt de bedrijfsomvang door het afstoten van land en dieren (zie Figuur 4). Uit onderzoek in 2004 bleek dat 49% van de bedrijven waarvan de

26 agrarische activiteiten in de praktijk al waren stopgezet, nog steeds geregistreerd stonden in de CBS-landbouwtelling (Daalhuizen, 2004). De reden is dat de registratie bij de landbouwtelling een aantal voordelen biedt voor de stopper. De agrarische status zorgt er bijvoorbeeld voor dat het erf in de bestemmingsplannen als agrarisch geregistreerd blijft, wat in de praktijk meer planologische ruimte betekent dan zonder deze agrarische bestemming (Daalhuizen, 2004; Nieuwenhuizen et al., 2008). 11 Figuur 4: Schematische weergave bedrijfsbeëindiging. 2.4 Aantal stoppers in 2030 Voor het inschatten van het aantal stoppers tot 2030 baseert dit onderzoek zich op de beschikbare statistieken en gaat het ervan uit dat een bedrijf dat niet meer geregistreerd staat bij de landbouwtelling, gestopt is. Voor de schatting geeft de dalende trend van de afgelopen decennia het meeste houvast. Het aantal ondernemers dat ermee gestopt is, schommelde tien jaar lang rond de 3 en 3,5% per jaar (Geerling-Eiff en Van der Meulen, 2008). De laatste jaren stabiliseert het percentage zich rond de 2% (CBS, 2013). Er zijn overigens geen signalen die aangeven dat de dalende trend minder of zelf omgebogen wordt. Gezien de liberalisering van de landbouwsector, het wegvallen Vervallen agrarische bebouwing.

27 12 van het melkquotum en de voortschrijdende technische ontwikkelingen die arbeidsefficiëntie verhogen, blijft schaalvergroting een onomkeerbare trend voor de meeste agrarische bedrijven. In 2012 waren er bijna agrarische bedrijven (exclusief glastuinbouwbedrijven) in Nederland. Ten opzichte van het jaar 2000 zijn er in 2012 ruim bedrijven gestopt. Trekken we deze trend door naar de toekomst, dan zullen er vanaf nu tot 2030 tussen de en agrarische bedrijven stoppen (zie Bijlage 1 voor uitsplitsing naar provincies). Voor dit onderzoek is het van belang om deze stoppende bedrijven ook te identificeren, om zo ook de bijbehorende bebouwing in beeld te krijgen. De vraag is dan ook welke agrariërs en welke bedrijven zullen stoppen en welke indicator(en) we daarvoor kunnen hanteren. Daalhuizen (2004) concludeert dat stoppende agrariërs doorgaans ouder zijn dan doorwerkende bedrijfshoofden, vaker geen opvolger hebben en meestal kleiner in omvang zijn (areaal en economisch) dan doorgaande bedrijven. Ook andere studies (Stokkers, 2010; Geerling-Eiff en Van der Meulen, 2008; en Geijzendorffer et al., 2011) bevestigen dat leeftijd, opvolgsituatie en bedrijfsomvang belangrijke indicatoren zijn. In Figuur 5 wordt schematisch weergegeven welke selectie van bedrijven we uiteindelijk toegepast hebben. Figuur 5: Schematisch weergave selectie potentiële stoppers (rode kader) op basis van landbouwtellingsgegevens 2012 (bron: CBS, eigen bewerking Alterra). Van de circa bedrijven (exclusief glastuinbouw) zijn er circa bedrijven waarvan het jongste bedrijfshoofd ouder is dan 50 jaar en geen opvolger heeft, en circa bedrijven met een economische omvang kleiner dan euro Standaard Opbrengst. Deels overlappen deze categorieën elkaar, bij elkaar opgeteld gaat het om circa bedrijven. Dit zijn potentieel stoppende agrarische bedrijven, maar het aantal van is volgens deze werkwijze groter dan de schattingen op basis van de algemene trend. Het is echter aannemelijk dat niet elk bedrijf zonder opvolger en/of met een kleine bedrijfsomvang zal stoppen. Er kan in de toekomst wellicht toch een

28 opvolger zijn. Of bedrijven blijven doorgaan door zeer langzaam af te bouwen of door te blijven boeren als nevenberoep. De pijlen in Figuur 5 geven dit aan. Hoe groot de omvang van deze uitwisseling is, is vooralsnog onbekend. Om toch verder te komen, gaat deze studie uit van het aantal bedrijfseigenaren ouder dan 50 zonder opvolger om het aantal stoppers tot 2030 te voorspellen. Dit is een goede indicator en het aantal bedrijven komt overeen met het aantal stoppers dat we verwachten op basis van het doortrekken van de trend. In de verdere analyse zullen we aangeven in hoeverre deze keuze van invloed kan zijn bij het inschatten van de aard en omvang van de vrijkomende agrarische bebouwing. 13

29

30 3. Aard en omvang vrijkomende agrarische bebouwing Ontwikkelingen tot nu toe De afname van bedrijven heeft gezorgd voor een groot aantal nietagrarische erven en gebouwen in het buitengebied. Nieuwe erven komen er nauwelijks bij, omdat gemeenten in bestemmingsplannen voor het buitengebied verdere toename van verspreide bebouwing tegengaan. Enkel ten behoeve van het verplaatsen van agrarisch bedrijven worden soms nieuwe locaties aangelegd (Gies et al., 2007). In de periode vond weinig sloop plaats van vrijkomende agrarische bebouwing. Daar waar gebouwen werden gesloopt, ging het meestal om transformaties naar woonboerderijen, waarbij overbodige schuren verdwenen. (Gies et al., 2007). In de periode daarna heeft in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling wel behoorlijke sloop plaatsgevonden. Uit de evaluatie van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) blijkt dat tot 2010 circa 3 miljoen m 2 stallen gesloopt is, in de provincies Limburg, Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel en Utrecht (Anonymus, 2010). 3.2 Prognose omvang tot 2030 Met behulp van landelijke bestanden zoals de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en GIAB (agrarische bedrijfsgegevens) wordt op basis van trends uit het verleden het oppervlak vrijkomende agrarische bebouwing in de toekomst ingeschat. Uitgangspunt voor deze analyse

31 16 zijn de bedrijven met een bedrijfshoofd ouder dan 50 jaar en zonder opvolger. Agrarische bebouwing met woon- en bedrijfsmatige functies. Figuur 6 geeft een overzicht van de oppervlakte bebouwing, uitgesplitst naar functie. Voor het bepalen van de functie zijn we uitgegaan van de beschrijving in de BAG. Voor gebouwen met een woonfunctie hebben we alle gebouwen geselecteerd waar, al dan niet in combinatie met andere functies, een woonfunctie aanwezig is. Dit betekent dat wanneer het woonhuis en de stal of schuur aan elkaar verbonden zijn (wat bij oude agrarische bebouwing vaak het geval is), de stal of schuur tot de gebouwen met een woonfunctie is toegerekend. Bedrijfs gebouwen hebben enkel bedrijfsmatige doelen, bijvoorbeeld stallen en schuren. Figuur 6: Prognose areaal* (m 2 ) vrijkomende agrarische bebouwing (bron: BAG, GIAB, TOP10-NL, eigen bewerking Alterra). (*) Areaal is gemeten op basis van bouwoppervlakte van het gebouw en kan, in geval er meerdere verdiepingen zijn, lager uitvallen dan de beschikbare vloeroppervlakte.

32 Figuur 6 laat zien dat circa 24 miljoen m 2 aan oppervlakte agrarische bedrijfsgebouwen tussen nu en 2030 zal vrijkomen. Voor deze oppervlakte zal een andere (agrarische) functie gezocht moeten worden. Daar komt nog bij dat bij deze stoppende bedrijven circa 8 miljoen m 2 oppervlakte aan gebouwen met een woonfunctie hoort. In totaal gaat het dus om circa 32 miljoen m 2 agrarische bebouwing. 17 Figuur 7 geeft de regionale verdeling van de vrijkomende agrarische bebouwing weer. Met name in regio s in Gelderland, Overijssel, Oost- Brabant/Noord-Limburg, Noord-Oostpolder en Zuidwest-Friesland komt in feitelijke m 2 veel agrarische bebouwing beschikbaar. In de Randstad is dit oppervlak geringer. Figuur 7: Prognose vrijkomende agrarische bebouwing per gemeente tot 2030 in m 2 (boven) en % (onder) (bron: BAG, GIAB, TOP10-NL, eigen bewerking Alterra).

33 18 De relatieve weergave geeft een iets ander beeld. De relatieve afname is vooral groot nabij grote steden en gebieden met weinig agrarisch gebied, zoals langs de kust of op de Veluwe. Opvallend is hier ook weer de Noord-Oostpolder. Gemiddeld komt 26% van de totale agrarische bebouwing tot 2030 vrij. In Bijlage 1 staan de cijfers per provincie weergegeven. Te koop: karakteristieke agrarische bebouwing in de Noordoostpolder. Bron: Bouwjaar en bedrijfstypen Als we kijken naar de bouwjaren van de vrijkomende agrarische bebouwing (Figuur 8), dan blijkt dat ongeveer de helft van deze gebouwen dateert uit de periode Deze periode kenmerkt zich door een sterke rationalisatie en schaalvergroting in de landbouw. De start van het bouwen van ligboxenstallen in de melkveehouderij dateert bijvoorbeeld van 1970 (Bieleman, 2008). Streekgebonden bouwen was in die tijd niet meer aan de orde. Stallen werden op de meest efficiënte en goedkope manier gebouwd. Gebrek aan architectonische kwaliteiten en regionale verschillen maakt dat deze gebouwen een beperkte (cultuur)historische waarde hebben. Figuur 8: Aantal vierkante meter vrijkomende agrarische bebouwing naar bouwjaarperioden (bron: BAG, GIAB, TOP10-NL, eigen bewerking Alterra).

34 Jonge agrarische bebouwing te koop aangeboden; geschikt voor agrarisch hergebruik. Bron: Verder terug in de tijd (met name voor 1940) blijkt dat het aantal vrijkomende bebouwing afneemt. Daarnaast is het aantal panden met een gecombineerde bedrijfs- en woonfunctie groter. De gebouwen van deze perioden vertonen regionale stijlverschillen en hebben waarschijnlijk grotere cultuurhistorische waarden. Overigens moet worden opgemerkt dat de bebouwing door de jaren heen vaak is aangepast, afhankelijk van de eisen die de bedrijfsvoering stelde, waardoor zich veelal een mix van gebouwen uit verschillende perioden op een erf bevindt. Opvallend is dat ook nog circa 4 miljoen m 2 gebouwen van na 2000 zal vrijkomen. Dat zijn gebouwen die doorgaans nog niet afgeschreven zijn. Het is zeer aannemelijk dat deze gebouwen weer voor agrarische doeleinden hergebruikt worden via overname door doorgaande bedrijven. Stichting Zorg om Boer en Tuinder bevestigt dit: bestaande locaties kunnen voor de groeiende ondernemers aantrekkelijker zijn dan nieuwbouw. Vergunningen e.d. zijn dan al geregeld en het kan financieel aantrekkelijker zijn (bijvoorbeeld omdat de schuur gehuurd wordt of omdat er sprake is van een gunstige vraagprijs bij gedwongen verkoop). Figuur 9 laat zien in welke bedrijfstak veel agrarische bebouwing vrijkomt. De graasdierhouderij met haar vele ligboxenstallen springt eruit. In Bijlage 1 staan de tabellen met achterliggende cijfers behorende bij de Figuren 8 en 9. Verder is nog bekeken in hoeverre de gemiddelde bebouwingsoppervlakte van de twee categorieën stoppers van elkaar

35 20 afwijkt en wat dat voor mogelijke invloed heeft op de bovenstaande cijfers. De gemiddelde oppervlakte bebouwing voor de groep stoppers waarvan het bedrijfshoofd ouder is dan 50 jaar en er geen opvolger is, bedraagt 1300 m 2 (woonhuis + bedrijfsgebouwen). Voor bedrijven die doorgaan, is dit 2100 m 2. Figuur 9: Aantal vierkante meter vrijkomende agrarische bebouwing naar bedrijfstypen (bron: BAG, GIAB, TOP10-NL, eigen bewerking Alterra). Voormalige agrarische bebouwing in gebruik voor opslag. Bron: Vergelijking met andere sectoren In Nederland is een flinke discussie gaande over de toenemende leegstand onder verschillende soorten vastgoed, zoals bedrijventerreinen, kantoren en winkels. In een blog pleit Marinus Biemans (Ruimtevolk,

36 2013) ervoor om in deze leegstanddiscussie ook de vrijkomende agrarische bebouwing mee te nemen. Om een beeld te krijgen, zijn de leegstandcijfers en -prognoses voor de andere sectoren op een rij gezet. Uiteraard zijn bij deze prognoses en vergelijkingen allerlei mitsen en maren te plaatsen, maar we willen met name de omvang in m 2 vergelijken. 21 Over hoe groot de leegstand in de agrarische sector momenteel is, zijn geen cijfers beschikbaar. Deze zijn binnen het tijdsbestek van deze opdracht ook niet te achterhalen. Om een inschatting te maken van leegstand in 2030, is een globale rekensom gemaakt. We hebben daarbij de volgende aannames gedaan: De vrijkomende 8 miljoen m 2 voor woonhuizen tellen we niet mee voor de leegstand. Het merendeel van vrijkomende woonhuizen zal bewoond blijven. Gestopte boeren of familie blijven er wonen, het wordt verkocht aan derden of het wordt (tijdelijk) verhuurd. Van de aan de woonruimtes grenzende bedrijfsruimtes (die ook bij de woonhuizen meegeteld zijn) verwachten we dat deze ook gebruikt zullen worden door de bewoners. Een deel van de vrijkomende agrarische bebouwing zal hergebruikt worden voor agrarische doeleinden. Dit zullen gebouwen zijn die nog voldoen aan de hedendaagse eisen. Jonge bebouwing zal daar meer aan voldoen. We gaan er daarom van uit dat alle bedrijfsgebouwen van het bouwjaar 2000 en jonger hergebruikt zullen worden. Dit betreft 4 miljoen m 2. Een deel van de bebouwing zal worden gebruikt voor niet-agrarische bedrijvigheid. Als we ons baseren op cijfers uit het verleden, dan veronderstellen we dat circa 20% van de vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen hiervoor gebruikt zal worden. Dit betreft 5 miljoen m 2. De totale leegstand in 2030 komt daarmee op 15 miljoen m 2 ( = 15). In Figuur 10 zijn de leegstandcijfers en prognoses voor de toekomst van andere sectoren opgenomen. Niet alles is bekend, maar Figuur 10 laat zien dat de omvang van leegstand in de agrarische sector in de toekomst mogelijk groter zal zijn dan leegstand in andere sectoren. Figuur 10: Agrarische vrijkomende bebouwing in vergelijking met leegstand overige bedrijfsgebouwen (bron: EIB, 2012; Molenaar 2012; fmm.nl, 2012; eigen bewerking Alterra). * Voor landbouw zijn in 2012 geen cijfers over leegstand bekend. ** Voor leegstand productie- en opslagruimte zijn geen prognoses bekend.

37 22

38 4. Ingrediënten erftransformaties Ontwikkeling tot nu toe Dankzij hergebruik van boerderijen heeft het platteland zich ontwikkeld tot een multifunctioneel gebied. Op 12-14% van de voormalige agrarische erven vinden niet-agrarische bedrijfsactiviteiten plaats (Daalhuizen, 2004, Gies et al., 2005). Nieuwvestiging van nietagrarische activiteiten is meestal niet mogelijk als gevolg van beperkende regelgeving. Agrarische bebouwing te koop aangeboden voor niet-agrarische bedrijven, zoals hoveniers, wegenbouw, paardenhouderij of stalling en opslag. Bron:

39 24 Op locaties van voormalige agrarische bedrijven worden nieuwe activiteiten steeds meer gezien als een kans om de leefbaarheid in het landelijk gebied te behouden of versterken. Ze worden daarom door de overheden in beperkte mate toegelaten, binnen kaders die in het bestemmingsplan zijn vastgesteld. Daarnaast vindt nieuw gebruik plaats zonder dat gemeenten daarvan formeel op de hoogte zijn. Het hangt van de handhavingsintensiteit en de coulance van de gemeente af of ze daar actie op onderneemt. Deze activiteiten zijn in eerste instantie veelal kleinschalig van aard. Maar via een sluipend proces van steeds verder uitbreiden, kunnen sommige uitgroeien tot grote activiteiten. Een studie in een aantal gemeenten in Noord-Brabant beschrijft een grote winkel voor kampeerartikelen die is ontstaan op een voormalig erf en in de loop der jaren is uitgegroeid tot een groot bedrijf, dat volgens het beleid van gemeente en provincie op een bedrijventerrein zou thuishoren (Nieuwenhuizen et al., 2008). Toch constateert Daalhuizen (2004) dat de effecten van hergebruik doorgaans niet gepaard gaan met onomkeerbare, negatieve ruimtelijke effecten; vrijkomende agrarische bebouwing wordt onderhouden of zelfs gerenoveerd en hergebruik brengt nieuwe werkgelegenheid met zich mee. 4.2 De markt De NVM geeft in haar rapportage over 2013 (NVM, 2013) aan dat de markt van woon(/werk)boerderijen al jaren zeer matig draait en in vergelijking met 2012 verder is verslechterd. Ten opzichte van 2008, het begin van de financiële crisis, is de prijs van een woonboerderij met 25% gedaald. De verklaring van NVM hiervoor is dat de doelgroep kleiner geworden is. Er zijn zowel minder burgers als minder ondernemers die zich in het landelijk gebied willen vestigen. Er is sprake van veel aanbod dat bovendien heel lang te koop staat tegen niet-marktconforme prijzen. Daarnaast is er wisselende medewerking van gemeenten inzake vrijkomende agrarische bebouwing

40 (VAB) of herbestemming. De moeizame financiering is tevens een argument voor dalende prijzen en vraaguitval, zowel onder burgers als ondernemers. 25 Alfred Groenendijk, rentmeester en makelaar in landelijk vastgoed, geeft in een interview ten behoeve van dit onderzoek aan dat voormalige boerderijen met veel bedrijfsgebouwen niet aantrekkelijk zijn voor particuliere woonbestemming. Particulieren die willen wonen op het platteland hebben doorgaans geen behoefte aan veel grote schuren en zijn niet bereid om deze gebouwen zelf te slopen. Agrarische bebouwing te koop aangeboden voor niet-agrarische bedrijven, zoals hoveniers, wegenbouw, paardenhouderij of stalling en opslag. Bron: Voor andere bedrijfsactiviteiten in voormalige agrarische bebouwing geeft Groenendijk aan dat in de directe nabijheid van steden en grote woonkernen, de markt beter is dan in gebieden daarbuiten. Mensen uit de stad zoeken naar mogelijkheden om wonen en werken te combineren op een locatie in het landelijk gebied, maar dan wel graag binnen bereik van de stad. Ook kunnen stoppende boeren goed inspelen op de ontwikkelingen in de stad, bijvoorbeeld door het huisvesten van tijdelijke werknemers (een Polenhotel bijvoorbeeld). Daarnaast constateert hij dat er groeiende interesse is in wonen in stedelijk gebied, omdat daar meer kansen en mogelijkheden zijn voor werk. Hij

41 26 verwacht dat vooral in het landelijk gebied, in krimpgebieden zoals de Achterhoek, veel leegstand kan ontstaan. In het landelijk gebied in de Randstad denkt hij dat dit minder aan de orde is en er sneller herbestemming zal plaatsvinden. 4.3 Beleid en rol van de overheid De planologische regels voor transformaties werden in het verleden door provincie en gemeenten aangescherpt, als remedie tegen het ontstaan van grote niet-agrarische bedrijven in het buitengebied. De laatste jaren hebben veel provincies en gemeenten VAB-beleid opgesteld. Dit biedt ruimte voor meer activiteiten in vrijkomende agrarische bebouwing. Hiermee wordt een poging gedaan de economie te versterken en de ruimtelijke kwaliteit te behouden. In deze studie is geen nader onderzoek gedaan naar de inhoud van het VAB-beleid; deze verschilt per provincie en gemeenten. Provincies en gemeenten zijn huiverig met het toelaten van niet-agrarische bedrijven door ervaringen uit het verleden, zoals het voorbeeld hier in Noord-Brabant. Joke Haverkamp (Stichting Zorg om Boer en Tuinder), Alfred Groenendijk (agrarisch makelaar/taxateur) en Henk van Paassen (adviseur erftransformaties) geven aan dat wet- en regelgeving momenteel veel initiatieven in de kiem smoren. Uit onderzoek van Saxion (Lier et al., 2011) in de Achterhoek volgt dat bij herbestemmen bijvoorbeeld minimaal een reductie van 50% van de oppervlakte bestaande gebouwen moet plaatsvinden en dat nieuwbouw verboden is. Deze strikte eisen maken herbestemmen voor veel initiatief nemers onaantrekkelijk. Stichting Zorg om Boer en Tuinder en Henk van Paassen geven aan dat het VAB-beleid moet kunnen inspelen op de veelheid aan ontwikkelingen en initiatieven die momenteel ontstaan. Het landelijk gebied in Nederland wordt steeds multifunctioneler en diverser. Standaardbeleid van wat wel en niet mag, past daar niet bij. Deze conclusie sluit aan bij een recente studie van PBL (2013). Dat constateert dat de huidige uitvoeringspraktijk van het ruimtelijk beleid,

42 innovatieve oplossingen in de weg staat. Er is meer ruimte voor lokaal maatwerk nodig. Dit vereist ook een andere opstelling van de overheden. Deze zouden meer ontwikkelingsgericht moeten opereren en het initiatief bij voorbaat een positieve signatuur moeten geven, om vervolgens binnen globale kaders te kijken wat er mogelijk is. Ook andere stakeholders, zoals de omwonenden, de woonkernen, de banken en het bedrijfsleven, moeten in een vroeg stadium bij het initiatief betrokken worden. Dit is ook het beeld dat Alfred Groenendijk schetst aan de hand van een aantal voorbeelden uit de praktijk, zoals mantelzorgwoningen op het erf. Ook hier geldt dat maatwerk nodig is. Niet meteen in regelgeving alles vastleggen, maar samen per situatie bekijken wat mogelijk is. 27 Verder geeft Groenendijk aan dat de opgave ook bovenregionale coördinatie en oplossingen vergt. Het huidige instrumentarium is vooral gericht op het erf, maar niet alles kan op dit niveau opgelost worden. Hij noemt bijvoorbeeld het verplaatsen van bouwrechten van erf binnen eigen of andere gemeente in de regio of het laten ontwikkelen van een nieuwe bouwkavel door de overheid in plaats van door de voormalige boer (voormalige eigenaar heeft dan geen inkomen uit werk en heeft daarmee fiscale voordelen). Overigens blijkt ook dat de mogelijkheden van het huidige instrumentarium niet altijd breed bekend zijn, noch bij de erfeigenaren, noch bij geïnteresseerden (Wing, 2013; med. G. Fikken, gemeente Hellendoorn). 4.4 Leegstand of sloop? Nieuwe agrarische activiteiten en nieuwe andere economische activiteiten zullen leiden tot hergebruik van een deel van de vrijkomende agrarische bebouwing, maar de vraag is of dit voldoende zal zijn om grootschalige leegstand te voorkomen. Leegstand van agrarische bedrijven laat zich in het veld nu nog niet snel herkennen, aldus Henk van Paassen, adviseur erftransformatie. Af en toe vervalt een schuur, maar tot nu toe houden de bewoners doorgaans de schuur in gebruik, bijvoorbeeld als opslagplaats of multifunctionele ruimte. Alfred Groenendijk, agrarische makelaar, beaamt dit en zegt dat veel boeren eigenlijk al gestopt zijn, maar nog een beetje voorthobbelen. Verloedering ligt op de loer, maar of het een probleem is, vindt hij een subjectieve kwestie. Het zal in ieder geval sluipenderwijs gaan. Oude varkensstallen zijn volgens Stichting Boer en Tuinder niet meer te gebruiken voor andere doeleinden, omdat het gebouwen zijn met veel kleine hokken waar de varkensgeur zich lastig uit laat verdrijven. Verder laten de cijfers zien dat veel vrijkomende schuren na 1970 gebouwd zijn. Dat betekent dat ze vaak visueel niet aantrekkelijk zijn. Bovendien brengt het geschikt maken voor andere functies mogelijk hoge kosten met zich mee. Sloop ligt dus eerder voor de hand dan hergebruik.

43 Verouderde stallen. Bron: Er vindt wel sloop plaats, vaak ondersteund met een regionale subsidieregeling (zoals o.a. in Midden-Limburg in 2012) en Ruimte-voor- Ruimteregelingen. Ruimte-voor-Ruimte kenmerkt zich door het bouwen van één of enkele woningen op het erf of op daarvoor aangewezen locaties, in ruil voor sloop van de bedrijfsgebouwen. Gezien de huidige crisis op de woningmarkt is de interesse in woningen beperkt, temeer omdat ze vaak tot een duurder prijssegment behoren. Alfred Groenendijk geeft aan dat momenteel vaak de baten van een Ruimtevoor-Ruimtebenadering niet opwegen tegen de kosten. Daardoor stagneert deze ontwikkeling. Kosten voor sloop, leges en advisering kunnen oplopen tot euro. Daar komt vaak nog bij dat in dergelijke projecten de baten als inkomsten uit arbeid gezien worden en er ook nog inkomstenbelasting over betaald dient te worden. Henk van Paassen geeft aan dat de recessie zeker weerslag heeft op de functieveranderingen, maar dat er wel mondjesmaat huizen verkocht worden (o.a. ook op nieuw te ontwikkelen landgoederen). Daarnaast zijn initiatiefnemers bezig hun plannen te wijzigen om de woningen goedkoper te maken. Stichting Zorg om Boer en Tuinder geeft aan dat voor een goede sloopregeling (zoals VIV) zeker veel animo zal zijn,

44 maar dat zo n regeling niet één op één gekoppeld moet worden aan een financieringsmodel via nieuwbouw van extra woningen. Bij een vastzittende woningmarkt is de behoefte aan extra woningen namelijk gering. 29 In de wetenschap dat naast leegstand schaalvergroting en nieuwbouw van stallen op de overblijvende agrarische bedrijven gewoon doorgaan, groeit het besef dat verdere verstening de open ruimte in het landelijk gebied laat dichtslibben (Gies et al., 2007) en daarmee de ruimtelijke kwaliteit aangetast wordt. Sloop draagt dan bij aan het behoud van het karakter van het landelijk gebied. De vraag is alleen: wie betaalt de sloopkosten? Voormalige agrariërs zullen, gegeven de hoge kosten en geringe opbrengsten, niet snel overgaan tot sloop. Daarnaast hopen ze wel de gebouwen een andere economische functie te kunnen geven. Onderzoek naar de toekomst van Twentse erven (Wing, 2013) geeft aan dat het huidige instrumentarium ten behoeve van ruimtelijke kwaliteit vooral gericht is op financiering via nieuw rood, en dat deze werkwijze aan kracht verliest voor kwaliteitsverbetering van vrijkomende agrarische bebouwing. Ze geven aan dat er nagedacht moet worden over aanvullende en/of nieuwe strategieën gericht op omgaan met sluipende verwaarlozing, zorgdragen voor tijdelijke kwaliteit en inspelen op lokale kansen.

45 30

46 5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Aard en omvang vrijkomende agrarische bebouwing De centrale vraag in dit onderzoek was wat we in de nabije toekomst aan vrijkomende agrarische bebouwing kunnen verwachten. Tot 2030 zullen naar verwachting tussen de en agrarische bedrijven in Nederland stoppen. Veel van deze bedrijven hebben geen opvolger. De grond van de stoppers wordt overgenomen door de groeiende boeren en op vrijkomende erven vindt er een erftransformatie plaat naar wonen en/of werken. Bij de stoppende boeren komen tot 2030 circa 24 miljoen m 2 bedrijfsgebouwen en 8 miljoen m 2 gebouwen met een woonfunctie beschikbaar. Ongeveer de helft van de vrijkomende agrarische gebouwen dateert uit de periode Deze periode kenmerkt zich door een sterke rationalisatie en schaalvergroting in de landbouw. Stallen werden op de meest efficiënte en goedkope manier gebouwd. Gebrek aan architectonische kwaliteiten en regionale verschillen maakt dat deze gebouwen een beperkte (cultuur)historische waarde hebben. Vooral in de graasdierhouderij (met name melkveehouderij) komen veel gebouwen (ligboxenstallen) beschikbaar. In regio s in Gelderland, Overijssel, Oost-Brabant/Noord-Limburg, Noord-Oostpolder en Zuidwest-Friesland komt in absolute getallen veel agrarische bebouwing beschikbaar. In de Randstad is dit in geringere mate het geval.

47 32 In hoeverre vrijkomende agrarische bebouwing ook daadwerkelijk leeg komt te staan, is nog lastig te bepalen. Cijfers over huidige leegstand zijn er niet. Leegstand is momenteel ook niet goed zichtbaar. Wel is het vermoeden dat er de komende jaren veel gebouwen leeg komen te staan. Tot nu kwamen vooral kleinere agrarische erven vrij, vaak met historische bebouwing, die voor stedelingen aantrekkelijke woonbestemmingen vormden. De verwachting is dat na dit laaghangend fruit vooral erven vrijkomen die minder aantrekkelijk zijn, door jongere bebouwing en veel grotere oppervlakten aan schuren. De hoeveelheid vrijkomende bebouwing na 1970, met een geringe cultuurhistorische waarde, is daar een indicatie voor. Ervan uitgaande dat de gebouwen met woonfunctie in gebruik blijven voor wonen, een deel van de vrijkomende stallen weer hergebruikt wordt door boeren die doorgaan en een deel gebruikt wordt voor nieuwe economische activiteiten, komt circa 15 miljoen m 2 echt leeg te staan. 5.2 Ingrediënten erftransformaties Op locaties van voormalige agrarische bedrijven worden nieuwe activiteiten gezien als een kans om de leefbaarheid in het landelijk gebied te behouden of te versterken. Het overgrote deel van de bewoners in het landelijk gebied is overigens niet als agrariër actief. In Nederland is gemiddeld 1 op de 10 erven nog in agrarisch gebruik. Het transformatieproces is een proces van de lange adem. Boeren bouwen langzaam af (stoten vee af, verhuren grond) en blijven er vaak nog wonen na het bedrijf te hebben beëindigd. Mocht een locatie op de markt aangeboden worden, dan staat die lang te koop. De prijzen zijn ten opzichte van 2008 met een kwart gedaald. De doelgroep voor het kopen van woon(/werk)boerderijen is kleiner geworden. Locaties met veel bedrijfsgebouwen zijn niet in trek bij particulieren en locaties dichtbij woonkernen zijn aantrekkelijker voor herbestemmen dan verafgelegen locaties. Verouderde stallen. Bron:

48 33 Het landelijk gebied wordt multifunctioneler en diverser. Wet- en regelgeving voor erftransformaties anticipeert daar te weinig op. Dit is in overeenstemming met wat het Planbureau voor de Leefomgeving concludeert: ruimtelijk beleid biedt onvoldoende ruimte voor innovatieve ontwikkelingen en oplossingen vanuit de maatschappij. Overheden zouden meer ontwikkelingsgericht moeten opereren en het initiatief bij voorbaat een positieve signatuur moeten geven, om vervolgens binnen globale kaders te kijken of er iets mooiers van te maken is. Dit kunnen ze overigens niet alleen, ook andere stakeholders zoals omwonenden, banken en het bedrijfsleven, moeten in een vroeg stadium bij het initiatief betrokken worden. Naast erftransformaties ligt sloop van lege bedrijfsgebouwen ook voor de hand. De Ruimte-voor-Ruimteregeling is een geschikt instrument om de sloopkosten te financieren. Omdat sloop voornamelijk gekoppeld is aan de mogelijkheid om een nieuwe woning terug te bouwen, levert de Ruimte-voor-Ruimteregeling, gezien de huidige crisis op de woningmarkt, te weinig resultaat in slopen van gebouwen. Nieuwe strategieën en oplossingen om de sloop van agrarische bebouwing te kunnen financieren, zijn wenselijk. 5.3 Aanbevelingen De studie heeft laten zien dat er een grote transformatie in landelijk gebied zal plaatsvinden en dat daarbij veel leegstand van agrarische bebouwing zal ontstaan. Een volgende generatie strategieën en instrumentarium lijkt noodzakelijk om de sociaal-economische, ruimtelijke kwaliteiten en leefbaarheid in het landelijk gebied te behouden. De analyse uit deze studie biedt daar, zonder volledig te zijn, een aantal aanknopingspunten voor: Wat betreft de omvang in m 2 is deze groter dan de leegstand in andere sectoren zoals bedrijfsterreinen, winkels en kantoren. We stellen voor om in de huidige leegstanddiscussie in de laatstge-

49 34 noemde sectoren ook de vrijkomende agrarische bebouwing mee te nemen. Niet alleen vanwege het feit dat de omvang van leegstand in de sector groter is, maar vooral omdat een integrale benadering kansen biedt om nieuwe economische functies voor de voormalige agrarische bebouwing te vinden. Voor overheden is het van belang dat er sprake is van een positieve grondhouding ten opzichte van het initiatief dat zich aandient. Niet beginnen met alleen kijken naar de vergunningsvoorwaarden, maar de initiatiefnemers bevragen over hun plannen en ambities, om vervolgens in een gezamenlijke dialoog te verkennen of de plannen passen of aangepast kunnen worden. Dit betekent maatwerk op lokaal niveau. Ruimtelijke kwaliteit en beeldkwaliteit zijn daarbij een belangrijk aandachtspunt. Het past de overheden ook om te opereren op een actieve, uitnodigende manier en om de mogelijkheden voor vrijkomende agrarische bebouwing goed te verkennen. De mogelijkheden zijn namelijk niet altijd breed bekend. Dit kan door partijen (in vroeg stadium) bij elkaar te brengen en te inspireren. Maak gebruik van de energieke samenleving en koppel initiatieven aan potentiële locaties. Ook meer integraal denken past daar bij. Bijvoorbeeld als een zorginstelling wil uitbreiden, kijk dan niet alleen naar de mogelijkheden van uitbreiding op huidig terrein, maar verken wat de mogelijkheden binnen leegstaande gebouwen zijn. Niet voor alle leegstand zal een nieuwe functie gevonden worden. Sloop van onaantrekkelijke stallen zal onvermijdelijk zijn. Het huidige instrumentarium daarvoor (Ruimte-voor-Ruimteregeling) werkt alleen bij een florerende vastgoedmarkt. Nu de groei daar uit is, is het van belang dat marktpartijen en initiatiefnemers nieuwe verdienmodellen ontwikkelen om leegstand te voorkomen en sloop te bekostigen. Zorg daarbij voor maatschappelijke meerwaarde waarbij de ruimtelijke kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied gewaarborgd blijven. Houd in de strategie rekening met regionale verschillen. Niet elke locatie heeft hetzelfde potentieel tot ontwikkeling. Dichtbij de stad zijn meer mogelijkheden dan in verder weg gelegen gebieden. Ook het type vrijkomende bebouwing biedt bepaalde mogelijkheden, of beperkt deze. Een nadere en meer regionale analyse van de huidige dataset kan daarin meer inzicht geven. Naast maatwerk op lokaal niveau zijn (boven)regionale oplossingen nodig. Denk aan samenwerking tussen stedelijk en landelijk gebied of samenwerking tussen regio s om voor lokale problemen regionale oplossingen te bedenken (bijvoorbeeld via verevening). Ten slotte is van belang dat we van elkaar blijven leren. Leegstand is een probleem dat zich in andere sectoren al heeft gemanifesteerd. Mogelijk zijn oplossingen die daar al bedacht zijn ook effectief voor de agrarische bebouwing. Daarnaast is het, gezien de grote hoeveelheid belanghebbenden, van belang dat kennis over hoe om te gaan met dit vraagstuk op een goede manier met elkaar gedeeld zal worden.

50

51 36

52 Bronnen 37 Literatuur Agricola, H.J.; F.R. Veeneklaas, C.M.L. Hermans, (2008). Waar gebeurt het? Over hot-spotgebieden, transitiegebieden, luwtegebieden en agrarische gebieden in Nederland Wageningen. Alterra, (Alterrarapport 1622), p. 55. Anonymus (2010). De fluisterrevolutie op het platteland. Tien jaar na het pact van Brakkestein. Atelier Overijssel (2007). Cahier d atelier; Levende Erven. Zwolle, juli Bieleman, J. (2008). Boeren in Nederland. Geschiedenis van de landbouw Uitgeverij Boom, Amsterdam. Boerderij (2012). Bedrijfsbeëindiging is een worsteling. Goede voorbereiding ontbreekt vaak. Boerderij 98, no. 7 (13 november 2012). Daalhuizen, F.B.C. (2004). Vrijgekomen agrarische bebouwing: beleid en effecten/ Nieuwe bedrijven in oude boerderijen: de keuze voor een voormalige boerderij als bedrijfslocatie. Proefschrift, Universiteit Utrecht, Utrecht. EIB (2012). Landelijke samenvatting kantorenmonitor. Fontein, R.J., B.C. Breman, W. Kuindersma, J. Westerink (2012). Gemeenten en Krimp, uitnodigingsplanologie als perspectief, ROM Magazine 30 (7/8)., p Geijzendorffer, I.R., T. Hermans, H. Naeff & I. Staritsky (2010). Duurzaam agrarisch ruimtegebruik; ruimtelijke analyse van de stoppers en blijvers in de veehouderij in Nederland in de periode en gevolgen voor de toekomst. Wageningen, Alterra (niet gepubliceerd). Geerling-Eiff, F.A., H.A.B. van der Meulen (2008). Bedrijfsbeëindiging in de land- en tuinbouw: op een kruispunt en dan? Den Haag: LEI, 2008 (rapport/lei ) - ISBN , 104 p.

53 38 Gies, E., L. Groenemeijer, W. Meulenkamp, R. Smidt, H. Naeff, M. Pleijte & M. van Steekelenburg (2005). Verstening en functieverandering in het landelijk gebied, Een onderzoek naar de aard en omvang van verstening in het landelijk gebied ten behoeve van het monitoring- en evaluatieprogramma van Nota Ruimte. Alterra, Wageningen. Lier, G., K. Bugge, L. Eijsink en N. Schuerink (2011). Nieuwe melkkoeien in de stal. Onderzoek beleid vrijkomende agrarische bebouwing en nieuwe economische functies. Saxion. Gies, T.J.A, L.M.G. Groenemeijer, R. Hoogduijn, H. Agricola, I. Salverda, W.J.H. Meulenkamp, H.S.D Naeff (2007). Verstening en verglazing in vijf landelijke gebieden: Omvang, Oorzaken en Oordelen. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport Klijn, J.A., F.R. Veeneklaas (2007). Anticiperend landschapsbeleid. Deel 1: drijvende krachten. Alterra Wageningen UR, Wageningen. Nieuwenhuizen, W., M. Pleijte, R.P. Kranendonk, W.J. de Regt (2008). Ruimte voor bouwen in het buitengebied: de uitvoering van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in de praktijk. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-rapport 32, Wageningen. Molenaar, C. (2012). Een op de drie winkels verdwijnt. Planbureau voor de Leefomgeving (2013). Leren van het energieke platteland. Lokale en regionale coalities voor duurzame plattelandsontwikkeling. Den Haag, augustus Stateline.cbs.nl Stokkers, R., R.W. van der Meer, H.B. Schoorlemmer, V.J.C. Hendriks-Goossens (2010). Opvolgers gezocht voor het boerenbedrijf. Den Haag: LEI Wageningen UR, 2010 (rapport Lei Wageningen UR ), ISBN , 72 p. Wing, Toekomst van Twentse erven. Kansen en knelpunten bij herbestemming van vrijkomende agrarische erven in Noordoost- Twente. Rapport Gesprekken Alfred Groenendijk, NVM; agrarisch makelaar/taxateur Ditters Makelaars Veenendaal Joke Haverkamp, Stichting Zorg om Boer en Tuinder ( Henk van Paassen, adviseur landelijk gebied bij Amer RO en bij Wim Verbeek, Stichting Zorg om Boer en Tuinder (

54

55 40

56 Bijlage 1: Nadere uitwerking cijfers vrijkomende agrarische bebouwing blijvers 2030 stoppers bandbreedte bandbreedte Drenthe Flevoland Friesland Gelderland Groningen Limburg Noord-Brabant Noord-Holland Overijssel Utrecht Zeeland Zuid-Holland Nederland Tabel 1: Aantal agrarische bedrijven (exclusief glastuinbouwbedrijven) naar provincies voor peiljaar 2000, 2012 en een bandbreedte van de te verwachten stoppers en blijvers op basis van doortrekken trend schaalvergroting. Bron: CBS Statline, eigen bewerking Alterra.

57 Tabel 2: Aantal agrarische bedrijven (exclusief glastuinbouwbedrijven) naar provincies op basis van selectie bedrijven met bedrijfshoofd ouder dan 50 zonder opvolger. Bron: GIAB, eigen bewerking Alterra. Aantal bedrijven Aantal stoppers Percentage stoppers Drenthe % Flevoland % Friesland % Gelderland % Groningen % Limburg % Noord-Brabant % Noord-Holland % Overijssel % Utrecht % Zeeland % Zuid-Holland % Nederland % woonhuizen bedrijfsgebouwen Totaal vrijkomend totaal vrijkomend abs. (x miljoen m 2 ) abs. (x miljoen m 2 ) % abs. (x miljoen m 2 ) abs. (x miljoen m 2 ) % Drenthe 1,9 0,6 31% 4,0 1,0 24% Flevoland 0,6 0,2 27% 3,7 1,2 32% Friesland 4,0 1,1 27% 5,7 1,3 23% Gelderland 4,3 1,5 35% 16,6 4,7 28% Groningen 2,5 0,8 30% 3,4 0,8 24% Limburg 2,1 0,7 32% 8,1 1,7 21% Noord-Brabant 4,2 1,3 31% 22,2 5,0 23% Noord-Holland 1,7 0,5 31% 5,9 1,5 25% Overijssel 3,4 1,0 30% 12,1 2,9 24% Utrecht 1,0 0,3 35% 3,8 1,1 28% Zeeland 0,6 0,2 30% 3,4 0,8 23% Zuid-Holland 1,7 0,5 30% 6,3 1,7 27% Nederland 28,1 8,7 31% 95,3 23,5 25% Tabel 3: Prognose vrijkomende agrarische bebouwing per provincie in m 2 en als percentage huidige m 2 uitgesplitst naar woonhuizen en bedrijfsgebouwen (exclusief glastuinbouw). Bron: BAG, GIAB, TOP10-NL, eigen bewerking Alterra.

58 Oppervlakte (in miljoen m 2 ) Aandeel van totale agrarische bebouwing (%) woonhuizen bedrijfsgebouwen totaal woonhuizen bedrijfsgebouwen Totaal ouder dan ,4 0,6 2,1 34% 29% 32% tussen ,0 2,2 5,2 34% 32% 33% tussen ,1 5,1 7,2 30% 30% 30% tussen ,8 11,8 13,6 28% 24% 25% na ,4 3,8 4,2 24% 18% 19% Totaal 8,7 23,5 32,2 31% 25% 26% Tabel 4: Prognose vrijkomende agrarische bebouwing naar bouwperiode, uitgesplitst naar woonhuizen en bedrijfsgebouwen (exclusief glastuinbouw). Bron: BAG, GIAB, TOP10-NL, eigen bewerking Alterra. Oppervlakte (in miljoen m 2 ) Aandeel van totale agrarische bebouwing (%) Woon-huizen Bedrijfs-gebouwen totaal woonhuizen bedrijfsgebouwen totaal Akkerbouw 1,8 4,4 6,2 38% 33% 34% Blijvende teelten/ Tuinbouw 0,6 2,4 3,0 30% 22% 24% Graasdierhouderij 5,3 11,5 16,8 30% 26% 27% Hokdierhouderij 0,5 3,7 4,2 24% 18% 19% Gemengde bedrijven 0,5 1,5 2,0 28% 21% 23% Totaal 8,7 23,5 32,2 31% 25% 26% Tabel 5: Prognose vrijkomende agrarische bebouwing naar bedrijfstype, uitgesplitst naar woonhuizen en bedrijfsgebouwen (exclusief glastuinbouw). Bron: BAG, GIAB, TOP10-NL, eigen bewerking Alterra.

59

60

61

62

63

64

65

66

67

68

69

70

71

72

73

74

75

76

77

78

79

80

81

82

83

84

85

86

87

88

89

90

91

92

93

94

95

96

97 Aniek Jochems & Milou Brouwers 12 juni 2014 AFSTUDEERRAPPORT LEEGSTAND AGRARISCH VASTGOED

98 COLOFON Afstudeerrapportage Auteurs Opleiding Instituut In samenwerking met Onderzoeksrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 4 e jaars Tilburg, 12 juni 2014 Aniek Jochems (Studentnummer ) Milou Brouwers (Studentnummer ) Bouwmanagement & Vastgoed (4 e jaars) Avans Hogeschool Tilburg Academie voor Bouw en Infra (AB&I) Marc van Dun Bart van Berkel Aelmans Adviesgroep Afdeling Ruimte, Omgeving en Milieu Kerkstraat BE Baexem Dhr. M.P.H. Pouls MSc Adviseur ruimtelijke ontwikkeling / Juridisch adviseur Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

99 VOORWOORD Voor u ligt het afstudeeronderzoek, welke wij hebben uitgevoerd ter afronding van onze studie Bouwmanagement & Vastgoed aan Avans Hogeschool te Tilburg. Het afstudeeronderzoek beslaat de laatste fase van de bachelor opleiding, en omvat het onderwerp Leegstand agrarisch vastgoed. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met Aelmans Adviesgroep, afdeling Ruimte, Omgeving en Milieu, locatie Baexem. Het onderwerp Leegstand agrarisch vastgoed is gekozen omdat de agrarische sector in combinatie met vastgoed ons erg aanspreekt. Beide zijn we afkomstig van het platteland, waarbij Aniek woonachtig is op een agrarisch bedrijf. In onze schoolcarrière is het onderwerp leegstand vaak aan bod gekomen op het gebied van kantoren- en winkelvastgoed. Omdat het onderwerp in de agrarische sector steeds actueler wordt en er nauwelijks onderzoek naar is uitgevoerd, is het een extra uitdaging om met onze opgebouwde kennis onderzoek te doen naar de leegstand van agrarisch vastgoed. Wij willen graag van de gelegenheid gebruik maken om een aantal personen te bedanken voor het advies en steun bij het tot stand komen van dit rapport. Allereerst willen we graag de agrariërs bedanken uit de verschillende gemeenten die meegewerkt hebben aan de interviews. Zij hebben voor ons hun kostbare tijd vrijgemaakt om een indruk te geven van de praktijk. Daarnaast willen we de medewerkers van Aelmans Adviesgroep bedanken voor de inhoudelijke begeleiding van het onderzoek. Ook hebben zij iedere week tijd en plek beschikbaar gesteld. In het bijzonder hierbij willen we Giel Pouls bedanken, onze bedrijfsbegeleider, voor zijn tijd en energie die hij voor ons beschikbaar stelde en de goede begeleiding en adviezen die hij gegeven heeft. Verder willen we de drie gemeenten (Horst aan de Maas, Deurne en Zundert) bedanken voor hun medewerking aan de interviews en het beschikbaar stellen van benodigde informatie voor het onderzoek. Als laatste willen we onze begeleiders vanuit school (Marc van Dun en Bart van Berkel) bedanken voor de begeleiding op proces en de tussentijdse feedback op het onderzoek en het rapport. Milou Brouwers & Aniek Jochems Tilburg, 12 juni 2014 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

100 SAMENVATTING Het afstudeeronderzoek is gebaseerd op de omgang met leegstand van agrarisch vastgoed. In dit onderzoek is gekeken naar de leegstandcijfers van drie gemeenten, de factoren die een rol spelen bij leegstand van agrarisch vastgoed, het provinciaal en gemeentelijk beleid wat gevoerd wordt en de knelpunten en behoeften van agrariërs omtrent het onderwerp en de functionaliteit van het gemeentelijk beleid. De centrale vraagstelling van het afstudeeronderzoek luidt als volgt: Welke elementen spelen een rol bij de invulling van leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed, en op welke manier kan, rekening houdend met die elementen, de beste invulling gegeven worden aan leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed. Het afstudeeronderzoek is uitgevoerd voor drie gemeenten: gemeente Horst aan de Maas, gemeente Deurne en gemeente Zundert. In het onderzoek wordt duidelijk antwoord gegeven op het eerste deel van de centrale vraagstelling. De vraag hoe het beste invulling gegeven kan worden aan het leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed, wordt niet beantwoord. Het doel van dit onderzoek is aangeven hoe met het vastgoed omgegaan kan worden. In het onderzoek zijn als eerste de leegstandcijfers van de drie gemeenten onderzocht. Om hier iets over te kunnen zeggen zijn eerst de algemene cijfers van agrarische bedrijven in de drie gemeenten aangedragen. Hieruit komt duidelijk naar voren dat geen enkele instantie leegstandcijfers/algemene vastgoedcijfers van agrarisch vastgoed helder in beeld heeft. Daarom is er op verschillende manieren een indicatie gemaakt van de leegstand van agrarisch vastgoed in de drie gemeenten. Aan de hand van deze indicatie is een prognose gemaakt van de leegstand in de agrarische sector. Deze prognose laat zien dat er in 2020 in de gemeente Deurne 97 bedrijven leeg staan. In gemeente Zundert staan 125 bedrijven leeg en in gemeente Horst aan de Maas 110. Dit komt in gemeente Deurne overeen met 153ha, in gemeente Zundert 211ha en in gemeente Horst aan de Maas met 228ha aan agrarisch bouwvlak. Deze aantallen zullen in werkelijkheid niet allemaal leeg staan omdat er in de loop van de jaren bijvoorbeeld is herbestemd, opgekocht of is gesloopt. Wanneer er gekeken wordt naar de factoren die een rol spelen, bij deze leegstand en waarom er gestopt wordt met de agrarische bedrijfsvoering, komt naar voren dat er vooral politiek/juridische, economische en demografische factoren een rol spelen. Deze factoren komen naar voren uit de actualiteit en andere onderzoeksrapporten. De politiek/juridische factor wordt uitgebreid behandeld, de demografische factor komt niet aan bod omdat hier moeilijk invloed op uit te oefenen is en de economische factor valt buiten dit onderzoek. In het tweede deel van het onderzoek wordt het provinciaal en gemeentelijk beleid op het gebied van agrarisch vastgoed geanalyseerd. Er wordt gekeken over welke instrumenten ze beschikken en hoe er wordt omgegaan met leegstaand agrarisch vastgoed. Hieruit blijkt dat de provincie Noord-Brabant een strakker afgekaderd beleid voert met meer regels dan het beleid dat provincie Limburg voert. Het beleid van provincie Limburg geeft gemeenten meer vrijheid voor eigen invulling. Op gemeentelijk niveau is beleid opgesteld wat van toepassing is op een bepaald gebied. Wat in de analyse van het gemeentelijk beleid sterk naar voor komt is dat gemeenten weinig inspelen op de beperkingen die zij opleggen aan de ene kant en de kansen die gebieden bieden aan de andere kant. Om het praktijkdeel van het onderzoek in kaart te brengen zijn er interviews gehouden met verschillende agrariërs en ambtenaren in de drie gemeenten. Hieruit komen de knelpunten en behoeften van de agrariërs die te maken hebben, of te maken hebben gehad, met leegstaand agrarisch vastgoed duidelijk naar voren. Deze knelpunten en behoeften liggen op politiek/juridisch, economisch en demografisch vlak en komen dus overeen met de factoren die een rol spelen op landelijk gebied. Een duidelijk knelpunt wat naar voor komt is onder andere dat het gemeentelijk/provinciaal beleid belemmeringen bied bij de ontwikkeling van de agrarische locatie. Een behoefte die vaak naar voor komt is de behoefte aan ruimte in het beleid en een bepaalde sloopregeling. Uit de interviews met de gemeenten, maar zeker ook met de agrariërs, komt de functionaliteit van het gemeentelijk beleid naar voren. De conclusie die daaruit getrokken kan worden is dat er weinig ruimte is in het beleid en dat procedures vaak lang duren en nadelige financiële gevolgen hebben. De functionaliteit van het beleid is getoetst aan de hand van twee verschillende casussen. Deze casussen zijn opgesteld aan de hand van onderzoeksresultaten en bevindingen. Met deze casussen zijn de bevindingen over het beleid bevestigd. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

101 De aanbevelingen die gedaan zijn aan de hand van dit onderzoek zijn belangrijk voor Aelmans Adviesgroep (het adviesbureau waarvoor dit afstudeeronderzoek uitgevoerd wordt) maar ook voor de drie gemeenten waar mee samen gewerkt is. De belangrijkste aanbevelingen die gegeven worden, zijn de ruimte en de omgang van het gemeentelijk beleid, er kan beter ingespeeld worden op de ontwikkelingen die zich voor doen bij het leegstaand agrarisch vastgoed. Adviesbureaus kunnen hierin de agrariërs adviseren en mogelijkheden aandragen. Een andere aanbeveling is dat er op economisch/financieel gebied dieper onderzoek gedaan moet worden. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

102 SUMMARY This study investigates how to deal with vacancy of agricultural property. The purpose of this study is to describe the vacancy rates of three municipalities, factors that are related to vacancy of agricultural property, provincial and municipal policies, the bottlenecks, and the farmer s desire regarding to the subject and the policies. This study aims to examine the following research questions: Which are the elements that play a role in the interpretation of becoming vacant/vacant argricultural property, and how can, taking these elements into account, be given the best filling to (becoming) vacant agricultural property? This study was carried out for three municipalities, namely Horst aan de Maas, Deurne, and 'Zundert. This paper presents the result on the first part of the research question and how to deal with the property. First the vacancy rates of the three communities were studied. In order to be able to study the vacancy rates, there had to be knowledge about the overall figures on farms in the three municipalities. It was clearly observed that none of these farms have a clear image of vacancy figures/general real estate figures of agricultural property. Therefore there was chosen to make in several ways an indication of the vacancy of agricultural property. This indication resulted in a forecast of the vacancy in the argricultural sector in the future. Which indicated that in 2020 Deurne will have 97 empty companies, for Zundert this will be 125 companies and for Horst aan de Maas this will be 110 companies. This is in line with the hectares of agricultural land in the different municipalities, namely Deurne 153ha, Zundert 211ha, and Horst aan de Maas 228ha. These numbers were estimations, and there is a strong possibility that not all the places will be vacant, because of for example the farms can be rezoned, bought or demolished in the course of the years. When this study examined the factors that are related to vacancy and the reasons for stopping with the farm, it appeared that these are mainly political/legal, economic and demographic factors. These factors were constructed from current affairs and other research reports. In This study was only included the political/legal factor. The demographic factors were not explored in this study, because these are difficult to influence. Further the economic factors were not within the scope of this study. The second part of this study analyzes the provincial and municipal policy in the field of agricultural property. It was examined what tools are available and how there is dealt with vacant agricultural property. It was found that the province of Noord-Brabant has a tighter executive policy with more rules, than policy in the province of Limburg. The Policy of Limburg gives their municipalities more freedom for personal interpretation. What was observed in analyzing the municipally policy, it significantly occurred that municipalities little respond to the restriction they impose on the one hand and to the given opportunities in areas on the other hand. For the purpose of mapping the practical part of the research, there were held interviews with several farmers and officials in the three municipalities. These interviews clearly indicated the bottlenecks and the needs of the farmers, who have to deal, or had to deal with vacant agricultural property. These bottlenecks and needs occurred in the political/legal, economic and demographic field, and are in accordance with the factors that play a key role in the rural areas. A clear problem what emerged is among others municipal/provincial policies, that barriers the development of the agricultural location. A need that often occurred is the need for space in the policy and a specific scrappage scheme The interviews with municipal, but certainly also with the farmers, resulted in information about the functionality of the municipal policy. The conclusions that can be drawn are that there is little room in the policy and that procedures take too long time, and have adverse financial consequences. The functionality of the policy was assessed on the basis of two different cases. These cases were prepared on the basis of other research results and findings. In these cases, the findings on the policy were confirmed. This study suggested some recommendation. These recommendations are important for Aelmans Adviesgroep (the consultancy for which this graduate research is performed), but also for the three municipalities with which we have collaborated. The main recommendations which is suggested relates to the space and how to deal with the municipal policy. There have to be better anticipated on the developments that occur in vacant agricultural property. Further consultants need to be used to advise the farmers about the developments, and putting forward the possibilities they have. Another recommendation is that future research should focus more on the economic/financial field. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

103 INHOUDSOPGAVE VOORWOORD... 3 SAMENVATTING... 4 SUMMARY... 6 INHOUDSOPGAVE... 7 INLEIDING Aanleiding Afbakening gebied Doel onderzoek Deelonderzoeksvragen Onderzoeksmethode Organisatorische context Leeswijzer DEEL 1 INVENTARISATIE DEEL 1.1 INVENTARISATIE LEEGSTANDSPROBLEMATIEK HOOFDSTUK 1 GEMEENTEN IN CIJFERS Algemeen Agrarische bedrijven gemeenten Te koop cijfers Gemiddelde leeftijd agrariërs HOOFDSTUK 2 VERGELIJKINGSINFORMATIE Benaderde partijen Onderzoeksrapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied HOOFDSTUK 3 LEEGSTAND Stoppers per jaar Leegstaande bedrijven op dit moment HOOFDSTUK 4 FACTOREN DESTEP Methode HOOFDSTUK 5 CONCLUSIE DEEL DEEL 1.2 BELEID PROVINCIAAL EN GEMEENTELIJK HOOFDSTUK 6 PROVINCIE NOORD-BRABANT De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Verordening Ruimte Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

104 6.4 Zorgvuldige veehouderij Ruimte voor Ruimte regeling Conclusie HOOFDSTUK 7 PROVINCIE LIMBURG Provinciaal Omgevingsplan Limburg Limburgs Kwaliteitsmenu Conclusie HOOFDSTUK 8 GEMEENTE HORST AAN DE MAAS Structuurvisie Horst aan de Maas Bestemmingsplannen buitengebied Horst aan de Maas Glas voor Glasregeling Beleid plattelandswoningen Conclusie HOOFDSTUK 9 GEMEENTE DEURNE Structuurvisie Deurne VAB-beleid Bestemmingsplan buitengebied Deurne Overig Conclusie HOOFDSTUK 10 GEMEENTE ZUNDERT Structuurvisie Landschap Bestemmingsplan Buitengebied Zundert Beleidsnota Ruimte voor Ruimte gemeente Zundert Beleidsnota plattelandswoning Nota economisch beleid Conclusie HOOFDSTUK 11 GEBIEDEN EN LEEGSTAND Gemeente Deurne Gemeente Zundert Gemeente Horst aan de Maas HOOFDSTUK 12 CONLUSIE DEEL DEEL 2 ANALYSE HOOFDSTUK 13 INTERVIEWS Inleiding Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

105 13.2 Knelpunten agrarische sector Behoeften agrarische sector Andere input interviews Functionaliteit beleid HOOFDSTUK 14 CASESTUDIE Inleiding Situatie Situatie EINDCONCLUSIE AANBEVELINGEN BEGRIPPENLIJST LITERATUURLIJST Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

106 INLEIDING In de inleiding zijn de aanleiding, de afbakening van het te onderzoeken gebied, de doelstelling van het onderzoek met daarbij de onderzoeksvragen beschreven. Daarnaast is de methode van het onderzoek beschreven. Aan het einde van deze inleiding wordt de organisatorische context van het onderzoek toegelicht. Aanleiding De leegstandsproblematiek in Nederland komt veel aan bod. Zo wordt er veel aandacht besteed aan de leegstandsproblematiek rondom kantoren, winkels en woningen. Een gebied waar de leegstandsproblematiek nog niet zo bekend is, is de agrarische sector. Toch speelt de leegstandsproblematiek in de agrarische sector in veel gebieden. Uit de actualiteit komt onder andere naar voren dat de leegstand van vastgoed op het platteland de komende jaren gaat toenemen tot circa 30 miljoen vierkante meter aan bedrijfsoppervlak. (Bron: Leegstand buitengebied neemt toe, De Boerderij, 2013). Dit vormt de aanleiding en het onderwerp van dit afstudeeronderzoek. Afbakening gebied De insteek van het onderzoek is om drie gemeenten in twee verschillende provincies met elkaar te vergelijken op het gebied van de leegstandproblematiek in de agrarische sector. De insteek is hierbij niet om een samenwerking aan te gaan met gemeenten die representatief zijn voor heel Nederland. Wel moeten de gemeenten voldoende te maken hebben met de problematiek. Er is gekozen voor provincie Noord-Brabant en Provincie Limburg. Deze twee provincies zijn buurprovincies waarbinnen de agrarische sector een belangrijke rol speelt. De drie gemeenten hierbinnen zijn gemeente Horst aan de Maas (provincie Limburg), gemeente Deurne en gemeente Zundert (Provincie Noord-Brabant). Deze drie gemeenten zijn zeer agrarische gemeenten en krijgen, of hebben, te maken met de leegstandsproblematiek van de agrarische sector. Gemeente Horst aan de Maas en gemeente Deurne zijn in deze ook buurgemeenten met verschillende visies. Gemeente Zundert is in dit onderzoek betrokken als vergelijkingsgemeente. Door juist te kiezen voor zeer agrarische gemeenten wordt het probleem daar onderzocht waar het waarschijnlijk het meest gevoeld wordt. Doel onderzoek Met de doelstelling wordt de richting van het afstudeeronderzoek aangegeven. De doelstelling van het onderzoek is om een adviesrapport aan te leveren waarin de leegstandproblematiek van gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas in de agrarische sector kwantitatief wordt vastgesteld. Daarnaast het in kaart brengen welke factoren een rol spelen bij de leegstandproblematiek in deze gemeenten en sector. Waarna er een inventarisatie en beschrijving gemaakt wordt van de instrumenten/beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau. Met de inzichten die opgedaan zijn met dit vooronderzoek, wordt er een praktijkanalyse gemaakt die een koppeling vormt tussen de theorie en praktijk. Waarna aanbevelingen gedaan kunnen worden. Vanuit de aanleiding en het doel van het onderzoek is de volgende centrale vraagstelling voortgevloeid: Welke elementen spelen een rol bij de invulling van leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed, en op welke manier kan, rekening houdend met die elementen, de beste invulling gegeven worden aan leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed. Deelonderzoeksvragen De deelonderzoeksvragen geven vorm aan het onderzoek en leiden tot het beantwoorden van de centrale vraagstelling. Het onderzoek zal worden uitgesplitst in twee fasen (inventarisatie en analyse) waarbij verschillende deelonderzoeksvragen gesteld worden. Inventarisatie 1. Wat is de omvang (in aantallen/m²) van de leegstandsproblematiek van agrarisch vastgoed in gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas? Welke factoren zijn hierbij van grote invloed? 2. Over welk beleid/instrumenten beschikt de provincie/gemeenten voor het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed? Hoe wordt dit toegepast? Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

107 Analyse Waar liggen de knelpunten en behoeften van de betrokken partijen, in gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas, met betrekking tot het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed? De betrokken partijen zijn hierbij: a. Gemeenten Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas; b. Agrariërs met betrekking tot de situatie; Wat is de functionaliteit van de beschikbare instrumenten/beleid voor het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed in de praktijk? Onderzoeksmethode Het afstudeeronderzoek bestaat uit een bureau- en veldonderzoek. De doelstelling van het onderzoek is meer dan het leveren van enkel kennis en informatie. De verkregen informatie uit de inventarisatie wordt in het analyserende deel van het onderzoek getoetst aan de praktijk en verwerkt tot een eindproduct. De centrale vraagstelling is een open vraag omdat niet vast staat wat de uitkomst zal zijn. (Bron: Basisboek methoden en technieken, Ben Baarda, 2012) Het eerste deel van de inventarisatie, het vaststellen van de grootte van de leegstandsproblematiek, is een kwantitatief beschrijvend onderzoek. Bij dit onderzoek wordt aan de hand van informatie onderzocht wat de frequentie is van de leegstandsproblematiek in gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas. Er wordt gebruik gemaakt van bestaande gegevens van de gemeenten, deze worden vergeleken met tellingen die zelf uitgevoerd worden. (Bron: Dit is een onderzoek, Ben Baarda, 2009). Bij het vaststellen van de factoren die een rol spelen bij de leegstandsproblematiek wordt gebruik gemaakt van een kwantitatief explorerend onderzoek. Hierbij wordt verder gegaan dan alleen het vaststellen van de cijfers, er wordt ook vastgesteld welke factoren hierbij een rol spelen. (Bron: Basisboek methoden en technieken, Ben Baarda, 2012) Het tweede deel van de inventarisatie, het inventariseren van het bestaande beleid, is een kwalitatief verkennend onderzoek. Bij dit deel van het onderzoek is als doel gesteld het verkrijgen van nieuwe inzichten van mogelijkheden binnen het beleid/instrumenten. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van de bestaande beleidsstukken, hierdoor komt het overeen met een literatuuronderzoek. (Bron: Dit is een onderzoek, Ben Baarda, 2009). De methode van dataverzameling die toegepast gaat worden bij de inventarisatie, is het gebruik maken van informanten, dit zijn personen bij wie informatie opgevraagd wordt. Ook wordt er gebruik gemaakt van bestaande gegevens, zoals rapporten, artikelen en beleidsstukken. (Bron: Dit is een onderzoek, Ben Baarda, 2009). De analyse bestaat uit een kwantitatief toetsend onderzoek. De gegevens van het kwalitatief vooronderzoek (inventarisatie) worden getoetst aan de praktijk. Aan de hand van een evaluatieonderzoek (dit is een vorm van toetsend onderzoek) wordt bekeken of het ontwikkelde beleid en instrumenten van de gemeenten het gewenste effect hebben op de leegstandsproblematiek. (Bron: Dit is een onderzoek, Ben Baarda, 2009). Er wordt vanuit verschillende invalshoeken bekeken wat dit effect is. Dit wordt op de volgende manieren gedaan: Er worden twee scenario s uitgewerkt waarmee de werking van het gemeentelijk beleid/instrumenten wordt getoetst. Dit wordt gedaan aan de hand van een casestudie. Er wordt bekeken wat de functionaliteit is van de gebruikte instrumenten. Verschillende partijen die te maken hebben, of te maken hebben gehad met het beleid worden naar een mening gevraagd hierover. Dit wordt gedaan aan de hand van interviews. Personen die worden geïnterviewd zijn: o Ambtenaren van de gemeente Horst aan de Maas, gemeente Deurne en gemeente Zundert die dagelijks met dit onderwerp te maken hebben. o Agrariërs die in aanraking zijn geweest of in aanraking komen met het probleem Organisatorische context Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met Aelmans Adviesgroep te Baexem, afdeling Ruimte, Omgeving en Milieu. Daarnaast is een samenwerking aangegaan met gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas in de vorm van informatie verstrekking vanuit de gemeenten. Het advies wat voortvloeit uit het onderzoeksrapport is geschreven voor Aelmans Adviesgroep, maar daarnaast zal het advies ook deels voor de gemeenten van toepassing zijn. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

108 Leeswijzer Het onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel omvat de inventarisatie, in deel 1.1 wordt de leegstand van agrarisch vastgoed geïnventariseerd. Hiervoor worden eerst algemene cijfers onderzocht in hoofdstuk 1, zoals het oppervlak van de gemeenten, het aantal agrarische bedrijven en de verdeling per bedrijfstak. In hoofdstuk 2 worden deze cijfers vergeleken met antwoorden van benaderde partijen en een onderzoeksrapport wat in maart 2014 gepubliceerd is. Daarna wordt in hoofdstuk 3 op verschillende manieren een indicatie gegeven van de leegstand in de drie gemeenten. In het laatste hoofdstuk van deel 1.1 wordt ingegaan op de factoren die een rol spelen bij leegstand van agrarisch vastgoed, dit wordt gedaan aan de hand van de DESTEP methode. In deel 1.2 van dit onderzoek wordt het provinciaal en gemeentelijk beleid geanalyseerd. Als eerste komt het beleid van provincie Noord-Brabant en provincie Limburg aan bod, wat gevolgd wordt door het beleid van gemeente Horst aan de Maas, gemeente Deurne en gemeente Zundert. Als laatste wordt er een link gelegd tussen de leegstaande bedrijven en de gebieden (voortkomend uit beleid) waar deze bedrijven in gevestigd zijn. Deel twee van het onderzoek omvat de analyse. Voor deze analyse zijn eerst interviews gehouden met agrariërs en ambtenaren, deze zijn verwerkt in hoofdstuk 13. In hoofdstuk 14 wordt het gemeentelijk beleid getoetst aan de hand van twee verschillende casestudies. Er wordt geprobeerd een link te leggen tussen al het onderzochte. Aan het einde van dit onderzoek worden conclusies en aanbevelingen gegeven richting Aelmans adviesgroep. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

109 DEEL 1 INVENTARISATIE In het eerste deel van het onderzoek (Deel 1 Inventarisatie) wordt een bureaustudie gedaan naar de leegstand in het agrarisch vastgoed van de gemeenten. Daarnaast wordt er gekeken wat gemeenten en provincies doen om dit probleem aan te pakken. Deel 1 is opgebouwd uit twee delen (deel 1.1 Inventarisatie leegstandsproblematiek en deel 1.2 beleid provinciaal en gemeentelijk) welke ieder een eigen deelvraag beantwoorden. De volgende deelvragen worden beantwoord in deel 1 van het onderzoek: 1. Wat is de omvang (in aantallen/m²) van de leegstandsproblematiek van agrarisch vastgoed in gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas? Welke factoren zijn hierbij van grote invloed? 2. Over welk beleid/instrumenten beschikt de provincie/gemeenten voor het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed? Hoe wordt dit toegepast? DEEL 1.1 INVENTARISATIE LEEGSTANDSPROBLEMATIEK In dit deel van het onderzoek wordt een vooronderzoek gedaan naar de leegstandsproblematiek in de drie gemeenten (Deurne, Zundert en Horst aan de Maas). Dit onderzoek wordt gedaan om te kunnen vaststellen hoe groot het probleem is of gaat worden in de gemeenten. Bij dit deel van het onderzoek hoort de volgende deelvraag: Wat is de omvang (in aantallen/m²) van de leegstandsproblematiek van agrarisch vastgoed in gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas? Welke factoren zijn hierbij van grote invloed? Om de deelvraag te kunnen beantwoorden wordt er als eerste de gegevens van de gemeenten in kaart gebracht. Dit wordt op verschillende manieren gedaan en vanuit verschillende invalshoeken. Daarna wordt er gekeken wat er over het onderwerp geschreven wordt in de actualiteit en wordt er gekeken naar de mening van derde partijen. Als derde wordt geprobeerd om aan de hand van onderzochte informatie een oordeel te vellen over de leegstand in de gemeenten. Als laatste wordt ingegaan op de factoren die hierin een rol spelen. Hiervoor wordt een analyse aan de hand van de DESTEP methode gemaakt. Deze wordt gemaakt aan de hand van informatie die verkregen is in het vooronderzoek. HOOFDSTUK 1 GEMEENTEN IN CIJFERS Hoofdstuk 1 is een eerste kennisgeving van de kwantitatieve cijfers van de drie gemeenten die worden betrokken bij het afstudeeronderzoek. In de eerste paragraaf wordt een indruk gegeven van de omvang van de drie gemeenten. Als tweede wordt specifieker ingegaan op de agrarische sector en wordt het aantal bedrijven in deze sector weergegeven. Als derde in dit hoofdstuk wordt een indruk gegeven van de te koop staande agrarische bedrijven in de drie gemeenten. Als laatste wordt er ingegaan op de leeftijd van de agrariër. 1.1 Algemeen De omvangcijfers zijn op een rij gezet om een goede vergelijking te kunnen maken van de gemeenten. De cijfers die getoond worden hebben enkel betrekking op het buitengebied van de drie gemeenten. Als eerst wordt een korte algemene omschrijving van iedere gemeente gegeven. Daarna wordt ingegaan op de oppervlakte van het buitengebied van de gemeenten. Deze cijfers zijn nodig om later mede de leegstand van agrarische bedrijven in het buitengebied van de gemeenten te kunnen bepalen Omschrijving gemeenten Gemeente Horst aan de Maas De gemeente Horst aan de Maas is een gemeente in provincie Limburg. Per 1 januari 2010 is er een nieuwe gemeente Horst aan de Maas ontstaan, dit als gevolg van een fusie tussen de voormalige gemeente Horst aan de Maas, gemeente Sevenum en uit de gemeente Meerlo-Wanssum de dorpen Meerlo, Swolgen en Tienray. Hierdoor telt de gemeente Horst aan de Maas nu inwoners verdeeld over de volgende 16 kernen: America, Broekhuizen, Broekhuizenvorst, Evertsoord, Griendtsveen, Grubbenvorst, Hegelsom, Horst, Kronenberg, Lottum, Meerlo, Melderslo, Meterik, Sevenum, Swolgen en Tienray. (Bron: Algemene informatie gemeente Horst aan de Maas, gemeente Horst aan de Maas, 2014) Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

110 Gemeente Deurne De gemeente Deurne is een gemeente gelegen in het oosten van de provincie Noord-Brabant, tegen de Limburgse grens. De gemeente Deurne bestaat al meer dan 75 jaar en bestaat uit de kernen Deurne, Liessel, Vlierden, Neerkant en Helenaveen. Met deze kernen samen telt de gemeente Deurne een inwonersaantal van inwoners. (Bron: Algemene informatie gemeente Deurne, gemeente Deurne, 2014) Gemeente Zundert De gemeente Zundert is gelegen in het zuiden van provincie Noord-Brabant tegen de Belgische grens. In 1997 is de gemeente heringedeeld, de gemeente Rijsbergen en de gemeente Zundert zijn toen samengegaan. De gemeente Zundert bestaat nu uit 5 kernen: Achtmaal, Klein Zundert, Rijsbergen, Wernhout en Zundert met een inwonersaantal van inwoners. Het grootste deel van de beroepsbevolking is werkzaam in de agrarische sector. (Bron: Algemene informatie gemeente Zundert, gemeente Zundert, 2014) Oppervlakten gemeenten Door de oppervlakte van de drie gemeenten naast elkaar te zetten, is snel een indruk te verkrijgen van de grootte van een gemeente en te vergelijken met andere gemeenten. Gemeente Totaal oppervlak gemeente Totaal oppervlak buitengebied Totaal oppervlak buitengebied in % Gemeente Horst aan de hectare, waarvan Ca hectare 89,1% Maas hectare land Gemeente Deurne hectare Ca hectare 85,9% Gemeente Zundert hectare, waarvan Ca hectare 96,5% hectare land Tabel 1: Oppervlakte gemeenten Bron Horst aan de Maas: Structuurvisie Horst aan de Maas, gemeente Horst aan de Maas, 2013 Horst aan de Maas in cijfers, bodemgebruik, CBS, 2010 Bron Deurne: Sociaal economische analyse, gemeente Deurne, 2013 Bestemmingsplankaart Bestemmingsplan buitengebied Deurne, gemeente Deurne, 2013 Bron Zundert: Algemene informatie gemeente Zundert, gemeente Zundert, 2014 Bestemmingsplankaart Bestemmingsplan buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012 Tabel 1 laat te totale oppervlakte van de gemeenten zien in hectare en de totale oppervlakte van het buitengebied van de gemeenten in hectare. Uit de tabel kan geconcludeerd worden dat gemeente Horst aan de Maas de grootste gemeente is en het grootste buitengebied tot haar beschikking heeft. Als men kijkt naar de verhouding (%) heeft gemeente Zundert te maken met het grootste buitengebied. In tabel 2 is specifieker op de agrarische sector geselecteerd. Deze tabel laat zien hoeveel hectare van de gemeenten gebruikt wordt voor agrarische doeleinden. In de laatste kolom van de tabel wordt weergegeven hoeveel hectare er in het buitengebied van de gemeenten wordt aangewezen als agrarisch bouwvlak. Bouwvlak wil hierbij zeggen, de ruimte waarop een agrarisch bedrijf agrarische voorzieningen (o.a. bedrijfsbebouwing en bijbehorende bouwwerken) mag vestigen. Voor gemeente Horst aan de Maas zijn er geen cijfers beschikbaar voor het bepalen van het aantal hectare wat aangewezen is als bouwvlak. In gemeente Deurne is 8,4% van het agrarische grondgebruik aangewezen als bouwvlak. Voor gemeente Zundert is dit 8,9%. Met deze twee cijfers wordt er een inschatting gemaakt voor gemeente Horst aan de Maas. Het percentage aan bouwvlak is geschat op 8,6%. Wanneer men dit terug rekent naar hectare van het agrarisch grondgebruik is dit hectare aan bouwvlak. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

111 Gemeente Totaal oppervlak agrarisch grondgebruik Totaal oppervlak agrarisch bouwvlak Totaal oppervlak agrarisch bouwvlak % Gemeente Horst aan de hectare Ca hectare 8,6 % Maas Gemeente Deurne hectare Ca. 631 hectare 8,4% Gemeente Zundert hectare Ca. 862 hectare 8,9% Tabel 2: Oppervlak agrarische sector Bron oppervlak agrarisch grondgebruik: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente, CBS, 2014 Bron agrarisch bouwvlak Deurne: Oppervlakten agrarische bouwvlakken bestemmingsplan, gemeente Deurne, 2013 Bron agrarisch bouwvlak Zundert: Rapportage bestemmingsplankaart buitengebied Zundert, gemeente Zundert, Agrarische bedrijven gemeenten In deze paragraaf wordt uiteen gezet hoeveel agrarische bedrijven iedere gemeente telt en in welke bedrijfstak van de agrarische sector de bedrijven actief zijn Agrarische bedrijven In tabel 3 zijn het aantal agrarische bedrijven per gemeente weergegeven. De cijfers zijn afkomstig van het CBS en een telling vanaf de bestemmingsplankaarten van de betreffende gemeenten. De cijfers van de twee bronnen zijn naast elkaar gezet. CBS (2013) Bestemmingsplankaart* Horst aan de Maas (2009) Deurne (2013) Zundert (2012) * inclusief Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) Tabel 3: Aantal bedrijven Bron: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente, CBS, 2014 Bestemmingsplankaarten buitengebied Horst aan de Maas, Zundert, deurne. Het cijfer van het CBS zijn de aantallen landbouwbedrijven, hier valt bij het CBS onder: grondgebruik, akkerbouw, tuinbouw open grond, tuinbouw onder glas, tuinbouw overig, grasland en groenvoedergewassen, graasdieren en hokdieren. (Bron: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente, CBS, 2014) Op de bestemmingsplankaarten van het buitengebied van de desbetreffende gemeente zijn het aantal agrarische bouwvlakken geteld. (Bron: bestemmingsplankaarten buitengebied gemeente Zundert, Deurne en Horst aan de Maas). De cijfers verschillen nogal van elkaar. Dit kan de volgende reden hebben: De cijfers van het CBS zijn afkomstig van de landbouwtelling die ieder jaar opnieuw moet worden ingevuld door agrariërs. (Deze landbouwtelling is bij wet verplicht en dus een zeer betrouwbare bron). Voor het bepalen van cijfers van de bestemmingsplankaarten zijn het aantal agrarische locaties geteld. Het kan zo zijn dat één bedrijf op meerdere locaties zit en dus meerdere bouwvlakken heeft. Niet alle cijfers zijn uit hetzelfde jaar. Zoals te zien in afbeelding 1 neemt het aantal bedrijven af in de loop van de jaren. Bij de cijfers van de bestemmingsplankaarten zijn de bedrijven meegeteld die als Agrarisch-VAB bestemd zijn. Dit zijn voormalige agrarische bedrijven. Deze worden bij de cijfers van CBS niet meegeteld. Wanneer op een locatie de bedrijfsvoering gestopt is, is dit bedrijf wel meegeteld als locatie op de bestemmingsplankaart, maar wordt dit bedrijf niet meer meegeteld in de landbouwtelling. Bij de bovengenoemde redenen zijn geen aantallen bekend. Er kan dus niet gezegd worden dat de cijfers precies overeenkomen wanneer met deze redenen rekening wordt gehouden. In het rapport wordt verder uitgegaan van de CBS cijfers bij het aantal bedrijven, en van de telling op bestemmingsplankaart als er gesproken wordt over het aantal agrarische locaties. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

112 Afbeelding 1: Aantal agrarische bedrijven per gemeente Bron: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente, CBS, 2014 In de grafiek op afbeelding 1 zijn het aantal agrarische bedrijven in de loop van de jaren weergegeven aan de hand van de cijfers van het CBS. Hieruit blijkt dat Horst aan de Maas de meeste agrarische bedrijven heeft en Deurne de minste. Ook blijkt, door de jaren naast elkaar te zetten, dat het aantal agrarische bedrijven elk jaar afneemt. Ter vergelijking is het landelijk aantal bedrijven in afbeelding 2 weergegeven. In afbeelding 2 kan men zien dat ook landelijk het aantal agrarische bedrijven afneemt. Tussen 1950 en 2012 is het landelijk aantal agrarische bedrijven afgenomen met 80%. Er kan dus geconcludeerd worden dat de landelijke trend van afnemend aantal agrarische bedrijven zich ook voordoet in alle drie de gemeenten. Afbeelding 2: Aantal agrarische bedrijven landelijk Bron: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, Innovatie Netwerk, 2014 Zoals te zien in afbeelding 2 is het aantal bedrijven landelijk tussen 1950 en 1990 het sterkste gedaald. Dit had o.a. de volgende redenen: Het aandeel van de landbouw in de economie daalde sterk. Het bruto binnenlands product nam af van een aandeel van 15% in 1950 naar een aandeel van ca. 4% in Deze afname werd vooral veroorzaakt doordat de prijzen van landbouwproducten sterk daalden. Andere reden was de schaalvergroting in die tijd. Door fusies en overnames konden prijzen gedrukt worden. Bron: landbouw, Centraal planbureau, 2006 Te zien is dat de afname van bedrijven de laatste jaren stabiel is gebleven. Dit heeft volgens de Europese Unie de volgende reden: het is waarschijnlijk een gevolg van de economische crisis. De agrarische sector biedt zekerheid op het gebied van werkgelegenheid. Er zijn minder alternatieve banen beschikbaar (Bron: Crisis tempert afnamen agrarische bedrijven, Melvee.nl, 2013). De agrarische sector is de enige commerciële sector die is gegroeid sinds in 2009 de crisis uitbrak. (Bron: Boerderij zoekt (jonge) boer, NOS, 2014) Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

113 1.2.2 Aandeel per bedrijfstak Er is een onderscheid gemaakt in de verschillende soorten bedrijfstakken in de agrarische sector. Dit is gedaan door middel van het CBS en door de telling die gedaan is aan de hand van de bestemmingsplankaarten van het buitengebied van de verschillende gemeenten. CBS De agrarische sector is onderverdeeld in verschillende bedrijfstakken: akkerbouw, tuinbouw, glastuinbouw, intensieve veehouderij en veehouderij. In tabel 4 is aangegeven wat er volgens het CBS allemaal onder de bedrijfstakken valt. Akkerbouw Tuinbouw Glastuinbouw Intensieve Veehouderij veehouderij Aardappelen Bloembollen en knollen Bloemkwekerijgewassen Varkens Rundvee Akkerbouwgroenten Bloemkwekerijgewassen Boomkwekerijgewassen Kippen Schapen en vaste planten Granen Boomkwekerijgewassen Fruit onder glas Kalkoenen Geiten en vaste planten Graszaden Fruit open grond Glasgroenten Slachteenden Paarden en pony s Handelsgewassen Tuinbouwgroenten Overig pluimvee Peulvruchten Bollenbroei Konijnen Suikerbieten Paddenstoelenteelt Edelpelsdieren Overige Wiltloftrek akkerbouwgewassen Braak Tabel 4: Onderverdeling bedrijfstakken a.d.h.v. CBS Bron: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente, CBS, 2014 In de cirkeldiagrammen (afbeelding 3,4 en 5) zijn het aantal bedrijven per bedrijfstak weergegeven volgens de cijfers van het CBS. De aantallen zijn weergegeven in percentages. Afbeelding 3: Cirkeldiagram aantal bedrijven gemeente Horst aan de Maas 2013, aan de hand van cijfers van het CBS Afbeelding 4: Cirkeldiagram aantal bedrijven gemeente Deurne 2013, aan de hand van cijfers van het CBS Afbeelding 5: Cirkeldiagram aantal bedrijven gemeente Zundert 2013, aan de hand van cijfers van het CBS. Bron: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente, CBS, 2014 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

114 Afbeelding 6: Cirkeldiagram aantal bedrijven Nederland 2013, aan de hand van cijfers van het CBS. Bron: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente, CBS, 2014 Wanneer men de cirkeldiagrammen vergelijkt, kan men zien dat Gemeente Horst aan de Maas en gemeente Zundert veel afwijken van het gemiddelde in Nederland (afbeelding 6). Gemeente Deurne komt wel goed overeen met het gemiddelde van Nederland. Zij wijken alleen af van het gemiddelde als het gaat om de intensieve veehouderij. Bestemmingsplankaarten buitengebeid Op de bestemmingsplankaarten van het buitengebied van de gemeente Deurne en gemeente Zundert wordt er onderscheid gemaakt in de bedrijfstak van het agrarisch bedrijf. Deze telling is ook weergegeven in cirkeldiagrammen, deze zijn hieronder weergegeven (afbeelding 7 en 8). Afbeelding 7: Cirkeldiagram aantal bedrijven gemeente Deurne Bron: Bestemmingsplankaart buitengebied Deurne, gemeente Deurne, 2013 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

115 Afbeelding 8: Aantal bedrijven gemeente Zundert Bron: Bestemmingsplankaart buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012 De fusie van de gemeente Horst aan de Maas is nog niet verwerkt in een nieuw bestemmingsplan. De bestemmingsplannen en de bestemmingsplankaarten bestaan in gemeente Horst aan de Maas nog uit drie verschillende bestemmingsplannen. Alleen bij het bestemmingsplan van Meerlo wordt er geen onderscheid gemaakt in de agrarische bedrijven, hierbij worden alleen de agrarische locaties aangegeven. Bij de andere twee bestemmingsplankaarten wordt dit wel gedaan. Hierdoor kan er voor deze gemeente geen onderscheid worden gemaakt in de agrarische bedrijven. Ook zijn er drie verschillende regels en toelichtingen over drie verschillende buitengebieden. Hierdoor zijn ze ook moeilijk te vergelijken. Uit de cirkeldiagrammen van beide bronnen komt naar voren dat in gemeente Deurne de meeste agrarische bedrijven, veehouderij bedrijven zijn. Tuinbouw bedrijven komen hier bijna niet voor. In gemeente Zundert is het grootste gedeelte van de agrarische bedrijven juist tuinbouwbedrijven en komen de veehouderijbedrijven minder voor. In de gemeente Horst aan de Maas is het iets meer verdeeld onder de bedrijfstakken. Maar ook hier vertegenwoordigen de tuinbouwbedrijven en akkerbouwbedrijven de grootste rol. 1.3 Te koop cijfers In deze paragraaf wordt een indruk gegeven van het aantal te koop staande bedrijven in de verschillende gemeenten. Dit gegeven is bepaald om te kunnen kijken of bedrijven die te koop staan ook werkelijk leegstaan. Het aantal te koop staande agrarische bedrijven in de drie gemeenten is achterhaald via (Bron: Funda landelijk, Funda Real Estate BV, 2014), en het raadplegen van verschillende regionale makelaars. In tabel 5 is weergegeven van hoeveel bedrijven bekend is (openbaar) dat deze te koop staan. Bij dit gegeven moet vermeld worden dat niet alle bedrijven die te koop staan ook openbaar bekend zijn. Gemeente Horst aan de Maas Deurne Zundert Tabel 5: Aantal te koop staande agrarische bedrijven Bron: Funda landelijk, Funda Real Estate BV, 2014 Te koop staande agrarische bedrijven. Ca. 19 agrarische bedrijven Ca. 13 agrarische bedrijven Ca. 16 agrarische bedrijven Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

116 Voor iedere gemeenten is op adresniveau opgezocht welke bedrijven te koop staan. Op afbeelding 9, 10 en 11 is per gemeente te zien waar de te koop staande bedrijven gevestigd zijn in de gemeente. Afbeelding 9: Te koop bedrijven Zundert Afbeelding 10: Te koop bedrijven Horst aan de Maas Afbeelding 11: Te koop bedrijven Deurne De te koop staande bedrijven liggen redelijk verspreid over de gemeente, zoals te zien op afbeelding 9, 10 en 11. Men moet zich er van bewust zijn dat niet alle leegstaande bedrijven te koop staan (zoals eerder vermeld) en niet alle bedrijven die te koop staan ook leeg staan. Verschillende makelaars in iedere gemeente zijn gecontacteerd met de vraag hoelang agrarische bedrijven gemiddeld te koop staan voor ze verkocht worden. Uit de reacties komt naar voor dat agrarische bedrijven gemiddeld minimaal 1 jaar en langer te koop staan. Reacties zijn weergegeven in bijlage 1 van het bijlagendocument. Uit de actualiteit komt naar voor dat vrijkomende agrarische bebouwing moeilijk te verkopen is. In 2013 waren er minder transacties en de transacties die er waren, lagen op een lager prijsniveau. (Bron: Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, NVM, 2014). De gemiddelde verkoopprijs van een woonboerderij daalde sinds 2008 van naar zo n euro. (Bron: Forse waardeval lege boerderijen, Nieuwe Oogst, 2014) 1.4 Gemiddelde leeftijd agrariërs Uit actualiteiten komt naar voren dat de gemiddelde leeftijd van agrariërs erg hoog ligt. Slechts 4 procent van alle boeren in Nederland is jonger dan 35 jaar. (Bron: Boerderij zoekt (jonge) boer, NOS, 2014). Voor de gemeentes Deurne, Zundert en Horst aan de Maas geldt dit ook. In tabellen 6, 7 en 8 komt naar voren dat bijna de helft van de agrariërs 55 jaar of ouder is. Zundert kent bij de varkensbedrijven minder dan 20 bedrijven met een bedrijfshoofd van 55 jaar of ouder, deze zijn buiten beschouwing gelaten. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

117 Aandeel bedrijven met 55-plusser als bedrijfshoofd Varkensbedrijven Deurne 38,1% Horst aan de Maas 32,4% Tabel 6: Bedrijfshoofd ouder dan 55 jaar, varkensbedrijven Aandeel bedrijven met 55-plusser als bedrijfshoofd Akkerbouwbedrijven Zundert 63,2% Deurne 55,6% Horst aan de Maas 50,8% Tabel 7: Bedrijfshoofd ouder dan 55 jaar, akkerbouwbedrijven Aandeel bedrijven met 55-plusser als bedrijfshoofd Land- en tuinbouwbedrijven Deurne 47,2% Horst aan de Maas 46,9% Zundert 45,2% Tabel 8: Bedrijfshoofd ouder dan 55 jaar, land- en tuinbouwbedrijven. Bron: Waar zitten de meeste 55-plus varkenshouders, Boer en Business, 2014 Voorgaande tabellen bevestigen wat er in de actualiteit vaak geschreven wordt. Een groot deel (gemiddeld de helft) van de bedrijfshoofden van een agrarisch bedrijf is ouder dan 55 jaar. Bij de akkerbouwbedrijven ligt dit percentage hoger dan bij de varkensbedrijven. Dit kan te verklaren zijn doordat akkerbouwers veelal hobbyboeren zijn of de akkerbouw er als nevenactiviteit bij doen. Van alleen akkerbouw kan een agrariër vaak niet rondkomen. Het lage percentage bij de varkensbedrijven heeft waarschijnlijk te maken met de varkenspest en MKZ. Tijdens deze epidemieën zijn strengere regels opgesteld omtrent de intensieve veehouderij, waardoor agrariërs voor de keuze stonden of te investeren of te stoppen. Agrariërs die geïnvesteerd hebben waren waarschijnlijk jonge boeren of boeren die een opvolger hadden. De hoge leeftijd van agrariërs kan een probleem zijn als er geen opvolging is. Als er opvolging is wordt de bedrijfsvoering van het bedrijf voortgezet. Als er geen opvolging is, en de agrariër komt op de leeftijd van stoppen, komt het bedrijf leeg te staan. Over de mogelijkheid tot opvolging in de drie gemeenten zijn geen cijfers beschikbaar. Het bestemmingsplan buitengebied Horst geeft aan: De opvolgingssituatie is voor ruim de helft van de bedrijven gewaarborgd. Dit betreft vooral bedrijven met een ondernemer jonger dan 40 jaar (48%). Voor 38% van de bedrijven is nog niet bekend of een opvolger het bedrijf in de toekomst voortzet. Deze cijfers zijn gedateerd omdat het bestemmingsplan uit 2008 afkomstig is. Voorgaand stuk is een aanname van redenen. Deze aanname zijn gebaseerd op eigen inzichten en uiteenzettingen. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

118 HOOFDSTUK 2 VERGELIJKINGSINFORMATIE Het volgende hoofdstuk is een aanvulling op hoofdstuk 1. In dit hoofdstuk worden gegevens weergegeven die gebruikt worden voor het bepalen van de leegstandcijfers in de verschillende gemeenten, maar welke geen kwantitatieve cijfers zijn. Het gaat hier om reacties van partijen die benaderd zijn en gegevens uit een onderzoeksrapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied wat in maart 2014 is verschenen (Bron: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, InnovatieNetwerk, 2014). 2.1 Benaderde partijen De benaderde partijen hebben antwoord gegeven op de vraag of zij beschikken over actuele leegstandcijfers van de betreffende gemeenten. Deze reacties zijn terug te lezen in bijlag 1 van het bijlagendocument. Uit de reacties is goed te concluderen dat er maar weinig actuele leegstandcijfers beschikbaar zijn. De cijfers die beschikbaar zijn, zijn inschattingen en aannames. Gesproken partijen vinden het daarom ook moeilijk om goede inschattingen te maken voor de leegstandcijfers van de betreffende gemeenten. 2.2 Onderzoeksrapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied In maart 2014 is er een onderzoek naar vrijkomende agrarische bebouwing in het buitengebied gepubliceerd door InnovatieNetwerk. (Bron: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, InnovatieNetwerk, 2014). Het onderzoek is op landelijk niveau uitgevoerd en heeft veel raakvlakken met dit onderzoek. In het onderzoek Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied worden een aantal conclusies getrokken en cijfers benoemd die gebruikt kunnen worden in dit onderzoek. Daarom is aan het onderzoek Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied een aparte paragraaf gewijd. In het rapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied wordt gesteld dat het aantal agrarische bedrijven tussen 1950 en 2012 met meer dan 80% is afgenomen. Het areaal cultuurgrond nam in die tijd veel minder af, namelijk met 20%. Hieruit komt het proces van schaalvergroting naar voren. Uit een analyse van het aantal erven volgt dat in 2012 in Nederland gemiddeld 1 op de 10 erven in het landelijk gebied nog in agrarisch gebruik is. Onder erf wordt een locatie in het landelijk gebied verstaan. Er zijn echter wel regionale verschillen. In afbeelding 12 is per gemeente het percentage erven dat momenteel in agrarisch gebruik is weergegeven. In Horst aan de Maas is dit 10-14% en in Deurne en Zundert is dit meer dan 14%. Deze gemeenten zijn omcirkeld in afbeelding 12. Afbeelding 12: Percentage agrarische erven Bron: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, InnovatieNetwerk, 2014 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

119 Het rapport stelt dat het aantal ondernemers dat ermee gestopt is, landelijk tien jaar lang schommelde rond de 3 en 3,5% per jaar, dit percentage is in de laatste jaren gestabiliseerd rond de 2%. In 2012 waren er bijna agrarische bedrijven (exclusief glastuinbouwbedrijven) in Nederland. Ten opzichte van het jaar 2000 zijn er in 2012 ruim bedrijven gestopt. Trekken we deze trend door naar de toekomst, dan zullen er vanaf nu tot 2030 tussen de en agrarische bedrijven stoppen. Om een indicatie van de potentiële stoppers in de periode te krijgen, gaat het rapport uit van het aantal bedrijfseigenaren wat ouder is dan 50 zonder opvolger, dit zijn er landelijk gelijk aan gemiddeld 1300m2 bebouwingsoppervlak. Dit is volgens het rapport een goede indicator en het aantal bedrijven komt overeen met het aantal stoppers dat verwacht wordt op basis van het doortrekken van de trend. In dit afstudeeronderzoek kunnen deze aannamen niet gehanteerd worden omdat het aantal bedrijven zonder opvolger niet bekend is. De verwachte stoppers en de BAG en GIAB zijn uitgangspunten voor de prognose leegkomend agrarisch vastgoed van nu tot Hieruit komt naar voren dat circa 24 miljoen m² aan oppervlakte agrarische bedrijfsgebouwen tussen nu en 2030 vrijkomt. Bij deze stoppende bedrijven komt nog eens 8 miljoen m² oppervlak aan gebouwen met een woonfunctie. Onder een woonfunctie wordt verstaan: alle gebouwen waar, al dan niet in combinatie met andere functies, een woonfunctie aanwezig is. Dit betekent dat wanneer het woonhuis en de stal of schuur aan elkaar verbonden zijn, de stal of schuur tot de gebouwen met een woonfunctie is toegerekend. In totaal is dit dus 32 miljoen m² agrarische bebouwing. Ook deze leegkomende agrarische bebouwing is weer regionaal verdeeld. In de afbeeldingen 13 en 14 is de regionale verdeling te zien. In Horst aan de Maas, Deurne en Zundert komt m² agrarische bebouwing leeg. Dit is 30-40% van de totale agrarische bebouwing. De drie gemeenten zijn weer omcirkeld in de afbeeldingen 13 en 14. Afbeelding 13 en 14: Leegkomende agrarische bebouwing Bron: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, InnovatieNetwerk, 2014 Het rapport stelt dat 4 miljoen m² gebouwen van ná 2000 in verkoop zullen komen. Deze gebouwen zullen vrijwel zeker voor agrarische doeleinden hergebruikt worden omdat deze gebouwen doorgaans nog niet afgeschreven zijn, vergunningen e.d. zijn dan al geregeld, en het kan financieel aantrekkelijker zijn. Deze gebouwen kunnen voor groeiende ondernemers aantrekkelijker zijn dan nieuwbouw. Op 12-14% van de voormalige agrarische erven vinden niet-agrarische bedrijfsactiviteiten plaats. Uit het rapport komt duidelijk naar voor dat de leegstand in de komende jaren in veel gebieden een probleem wordt. In het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 3, Leegstand) wordt hier verder op ingegaan. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

120 HOOFDSTUK 3 LEEGSTAND In dit hoofdstuk zijn nieuwe gegevens en gegevens uit hoofdstuk 1 en 2 samengevoegd om te komen tot een indicatie van het leegstandcijfer in de betreffende gemeenten. Op verschillende manieren is geprobeerd de cijfers te achterhalen. Deze manieren zijn in dit hoofdstuk verder uitgelegd. 3.1 Stoppers per jaar Het rapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied beschrijft dat het jaarlijks stoppende agrarische ondernemers landelijk rond het percentage van 2% is gestabiliseerd. De onderzoekers geven in het rapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied aan dat vanaf nu tot 2030 tussen de en agrarische bedrijven stoppen. In de bijlage van het rapport wordt een uitsplitsing gemaakt naar provincie. Hieruit komen de volgend cijfers: Provincie Aantal bedrijven 2012 Stoppers (Bandbreedte) volgens CBS Noord-Brabant Limburg Tabel 9: Aantal stoppende ondernemers in de periode per provincie Bron: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, InnovatieNetwerk, (En eigen bewerking) Om een indicatie te krijgen van het aantal stoppende ondernemers per gemeente is er contact gelegd met verschillende partijen. Deze gesprekken hebben niets opgeleverd voor het bepalen van dit gegeven. Om toch een indicatie te kunnen geven van het aantal stoppende agrarische ondernemers hebben we de volgende berekening gemaakt aan de hand van de cijfers die gegeven zijn in het onderzoeksrapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied. De glastuinbouwbedrijven zijn bij de cijfers in het onderzoeksrapport (Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, InnovatieNetwerk, 2014) niet mee gerekend. Noord-Brabant Gemiddeld stoppen er (gemiddelde van en 4.648) agrarische ondernemers in de looptijd tussen 2012 en Deel dit aantal door de 18 jaar waarover dit gerekend is, zijn dit ca. 219 bedrijven per jaar in heel Noord-Brabant. Deze 219 agrarische ondernemers is in percentage 1,9% van het totaal aantal bedrijven (11.404) in Noord-Brabant. Wanneer er dan 1,9% van het totaal aantal agrarische bedrijven in gemeente Deurne berekend wordt, zijn dit ca. 8 stoppende agrarische ondernemers per jaar in de gemeente. Voor gemeente Zundert zijn dit ca. 10 stoppende agrarische ondernemers per jaar in de gemeente. Limburg Voor de gemeente Horst aan de Maas is dezelfde berekening gemaakt met de bijbehorende cijfers uit Limburg. Gemiddeld stoppen er (gemiddelde van en 4.648) agrarische ondernemers in de looptijd tussen 2012 en Deel dit aantal door de 18 jaar waarover dit gerekend is, zijn dit ca. 85 bedrijven per jaar in heel provincie Limburg. Deze 85 agrarische ondernemers is in percentage 2% van het totaal aantal bedrijven (11.404) in provincie Limburg. Wanneer er dan 2% van het totaal aantal agrarische bedrijven in gemeente Horst aan de Maas berekend wordt, zijn dit ca. 11 stoppende agrarische ondernemers per jaar in de gemeente. Wanneer men terug kijkt naar het landelijk percentage (2%) eerder vernoemd in deze paragraaf, komen de percentages waarmee het aantal stoppende agrarische ondernemers per gemeente per jaar is berekend, heel goed overeen. Hieruit kan dus de conclusie getrokken worden dat de indicatie die hier gegeven is, dicht bij de prognose ligt op landelijk gebied. Om een conclusie te kunnen geven is er ook gekeken naar het Bestand veehouderij bedrijven (BVB) van provincie Noord-Brabant en provincie Limburg. Dit bestand laat zien hoeveel ingetrokken bedrijven er zijn bij veehouderijbedrijven (incl. intensieve veehouderij) van de afgelopen jaren. Dit wil dus zeggen dat de akkerbouw-, tuinbouw- en glastuinbouw bedrijven buiten beschouwing zijn gelaten. Tabel 10 laat zien hoeveel ingetrokken bedrijven er zijn per gemeente per jaar. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

121 Gemeente Totaal ingetrokken bedrijven (periode ) Totaal ingetrokken bedrijven per jaar (afgerond) Horst aan de Maas Onbekend Onbekend Deurne 177 Ca. 14 Zundert 187 Ca. 14 Tabel 10: Ingetrokken bedrijven per gemeente Bron: Web-BVB bestand veehouderij bedrijven, provincie Noord-Brabant, 2014 Het aantal stoppende ondernemers berekend aan de hand van het onderzoeksrapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied is een prognose naar de toekomst. Het aantal berekend aan de hand van het BVB bestand is gericht naar het verleden. Omdat bij de cijfers van het BVB bestand alleen de veehouderij wordt meegerekend kunnen de cijfers niet goed vergeleken worden. Wel kan er gesteld worden dat de prognose uit het onderzoeksrapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied aan de lage kant geschat is voor de gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas. Dit omdat de stoppende agrarische ondernemers lager is dan de gemiddeld ingetrokken veehouderijbedrijven per jaar. Er kan dus bedacht worden dat er de komende jaren meer agrarische bedrijven gaan stoppen dan de prognose laat zien. 3.2 Leegstaande bedrijven op dit moment Het is moeilijk aan te geven hoeveel agrarisch bedrijven er op dit moment leeg staan in de onderzochte gemeenten (Deurne, Zundert en Horst aan de Maas). Deze ondervinding wordt ook nog eens bekrachtigd met het feit dat gemeenten en provincies geen cijfers hebben over de actuele leegstand. Ook belangenorganisaties, ZLTO en LLTB, en makelaars uit de gemeenten kunnen geen indicatie geven van de leegstandcijfers op dit moment. De reacties die deze partijen gegeven hebben zijn verwerkt in bijlage 1 van het bijlagendocument. In het onderzoeksrapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied wordt het volgende beschreven over de actuele leegstand: Over hoe groot de leegstand in de agrarische sector momenteel is, zijn geen cijfers beschikbaar. Dit bekrachtigd nogmaals hoe moeilijk het is om achter deze cijfers te komen. Om toch een zo goed mogelijk beeld te verkrijgen van de actuele leegstand in de verschillende gemeenten, is er in elke gemeenten rond gereden om te kijken hoeveel bedrijven er leegstaan op dit moment. Men moet er wel bij vermelden dat hierbij moeilijk te zien is wanneer de agrarische bedrijfsvoering gestopt is op een agrarisch bedrijf en wanneer dit bedrijf zijn agrarische functies heeft verloren. In tabel 11 is aangegeven de hoeveelheid agrarische bedrijven waar vanaf de buitenzijde te zien is dat deze agrarische bedrijven haar agrarische functie hebben verloren. Ook is er gesproken met buurtbewoners uit de gemeenten, voor het aanwijzen van leegstaande agrarische bedrijven in de gemeenten. (In bijlage 3 van het bijlagendocument is een verdere uitwerking bij ieder bedrijf te zien). Gemeente Aantal leegstaande bedrijven momenteel Horst aan de Maas Ca. 44 Deurne Ca. 31 Zundert Ca. 53 Tabel 11: Aantal leegstaande bedrijven Wanneer de telling vergeleken wordt met het totaal aantal bedrijven zoals vermeld door het CBS (paragraaf 1.2.1) komen we tot de volgende conclusie. Bij gemeente Horst aan de Maas staat ca. 1 op de 13 agrarische bedrijven leeg. Bij gemeente Deurne is dit ook ca. 1 op de 13 bedrijven en bij gemeente Zundert is dit ca. 1 op de 10 agrarische bedrijven. Bij dit gegeven moet bedacht worden dat niet ieder bedrijf bezichtigd is en dat niet altijd vanaf de buitenzijde te zien is of een bedrijf leegstaat of niet. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

122 HOOFDSTUK 4 FACTOREN In dit hoofdstuk komen de factoren die een rol spelen bij de leegstand van agrarisch vastgoed naar voren. Aan de hand van de DESTEP methode worden de factoren die voort komen uit de actualiteit en reacties van benaderde partijen (Gemeenten, LLTB, makelaars, Provincie) onderverdeeld. Hierbij worden de factoren benoemd die uit de actualiteit naar voren komen en factoren die volgens de benaderde partijen een rol spelen. Deze vastgestelde factoren zijn weergegeven in bijlage 2 van het bijlagendocument. De DESTEP methode is bedoeld om een beeld te geven van de externe invloeden waarmee een bedrijf te maken krijgt en is onderdeel van een marktonderzoek (Bron: DESTEP analyse, Intermarketing, 2014). Met de DESTEP methode is geprobeerd een koppeling te maken tussen factoren die veelvuldig voortkomen in de actualiteit en factoren die beschreven zijn in voorgaande hoofdstukken. Via deze weg wordt er vastgesteld welke factoren het meest van invloed zijn. Bij de DESTEP methode wordt er gekeken naar factoren die op de volgende gebieden spelen: - Demografisch; - Economisch; - Sociaal/cultureel; - Technisch; - Ecologisch; - Politiek/Juridisch. 4.1 DESTEP Methode Demografisch De factoren die naar voren komen op demografisch gebied zijn vooral de leeftijd van de agrariërs. Het probleem wat hierdoor ontstaat, is dat er geen opvolging is. Uit de cijfers van dit onderzoek komt naar voren dat gemiddeld de helft van de bedrijfshoofden van agrarische bedrijven ouder is dan 55 jaar. De actualiteit zegt dat slechts 4 procent van alle boeren in Nederland jonger is dan 35 jaar. Het wordt jonge boeren moeilijk gemaakt om boer te worden, hierdoor is er minder opvolging. Voor jonge boeren is het heel duur om te beginnen, de investering is hoog en de opbrengsten zijn in het begin erg laag. Hierdoor kan het zijn dat de oude agrariër langer bedrijfshoofd blijft omdat het voor de jonge boer financieel nog niet haalbaar is. Ook is het proces van bedrijfsovername een slopend proces, het is een jarenlang proces waarbij vermogen langzaam wordt opgebouwd. Een andere factor die een rol speelt is dat er tegenwoordig minder particulieren in het buitengebied willen wonen. Hierdoor zullen veel minder boerderijen verkocht worden omdat de vraag minder is, en hierdoor zullen de prijzen van de boerderijen weer dalen. Economisch Bij de economische factor van de DESTEP methode komen een aantal belangrijke en beslissende factoren naar voor. Zo blijkt uit de actualiteit dat de stroeve financieringsmogelijkheden een belangrijke rol speelt bij investeringen die noodzakelijk zijn voor het goed kunnen voeren van het agrarisch bedrijf. Deze factor speelt ook een grote rol bij de financiering voor de aankoop van een agrarisch bedrijf. Bedrijven blijven langer te koop staan (vooral intensieve veehouderijbedrijven) en de markt komt hierdoor vast te zitten. Wat hier ook in mee speelt zijn de lage rendementen die behaald worden in de agrarische sector. De onzekere tijden die hierdoor de kop opsteken in de sector weerhouden de banken van financiering. Er zijn weinig jonge boeren die starten met een eigen agrarisch bedrijf. Dit omdat het vaak te duur is voor deze groep. Er moeten hoge investeringen gedaan worden, voor een deel met eigen geld, en de opbrengsten zijn laag. Zoals ook al eerder benoemd. Nog een factor die een grote rol speelt bij leegstaand agrarisch vastgoed is dat slopen over het algemeen een dure onderneming is. Dit komt doordat er bij de sloop van oude/overtollige bebouwing van agrarische opstallen, vaak asbest in het spel is. Vaak kost het slopen van de opstallen meer dan de kavel. Dit weerhoudt agrariërs ervan de opstallen te slopen waardoor deze leeg komen te staan. Een andere trend die plaatsvindt, is die van schaalvergroting. Het aantal bedrijven neemt af, maar de bedrijven worden wel steeds groter. De kleine bedrijven worden bijna gedwongen om te groeien of te stoppen omdat ze niet meer kunnen concurreren tegen de grote bedrijven. Een voorbeeld hiervan is de boomkwekerij. Sinds 2000 is het aantal boomkwekerijen met 28% gedaald tot in 2013 in Nederland. Maar daar tegenover staat dat deze bedrijven in % minder aan hectare landbouwgrond in gebruik hadden dan in (Bron: boomkwekerijen groeide gemiddeld flink, Nieuwe Oogst, 2014). Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

123 Sociaal/cultureel De discussie over de plofkippen en megastallen doet de sector geen goed. Doordat de sector negatief in beeld wordt gezet daalt de vraag naar producten en de prijs van die producten. Hierdoor zullen de rendementen van de bedrijven dalen. Technologisch De leegstaande bedrijven beschikken veelal over verouderde bebouwing. Hierdoor zijn er minder mogelijkheden met de bebouwing en blijft het leeg staan. Ook biedt de inrichting van de bebouwing vaak weinig mogelijkheden. Met de bovengenoemde schaalvergroting gaat een mechanisatie gepaard. Voor de grote bedrijven is een mechanisatie noodzakelijk omdat al het werk niet meer met mankracht gedaan kan worden, dit kost veel tijd en geld (denk hierbij aan voerrobots, melkrobots, en inpakmachines). Voor de kleinere bedrijven is de mechanisatie vaak veel te duur omdat het daar nog wel met mankracht gedaan kan worden. Hierdoor zullen de kleine bedrijven achterblijven op de grote bedrijven. Ecologisch Onder andere door de commotie over de geurhinder, plofkippen en megastallen zijn de milieu eisen aangescherpt. Hierdoor zullen veel boeren moeten investeren om aan deze eisen te voldoen. Voor een aantal boeren is dit geen probleem, maar voor een groot deel is dit wel een probleem. Zij hebben er de middelen niet voor om te investeren en zullen moeten stoppen. Ook zullen de boeren op leeftijd niet snel meer gaan investeren, alleen als ze opvolging hebben. In Brabant geldt de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, hierin wordt aangegeven aan welke milieu/duurzaamheids eisen voldaan moet worden voordat ze mogen uitbreiden. In het provinciale en gemeentelijk beleid is het buitengebied opgedeeld in verschillende gebieden. Dit om natuurgebieden en dergelijke te beschermen en agrarische bedrijven te concentreren in bepaalde gebieden. Hierdoor hebben bedrijven in deze beschermde gebieden geen mogelijkheden meer om uit te breiden, ze zullen moeten verplaatsen of stoppen. Bovengenoemde beleidsstukken zullen in het volgende deel van dit onderzoek verder besproken worden. Politiek/Juridisch Vooral in de media worden veel politiek/juridische factoren opgenoemd als veroorzakers van de leegstand in de agrarische sector. Zo komt naar voor dat bestemmingsplannen in Nederland vaak niet voldoende ruimte bieden om de leegstandsproblematiek tegen te gaan. Deze bestemmingsplannen zorgen er weer voor dat vergunningen moeilijk te verkrijgen zijn omdat plannen niet voldoende ondersteuning krijgen in de beleidsdocumenten. Deze belemmeringen werken niet alleen op gemeentelijk niveau maar ook op provinciaal niveau. Vanuit verordeningen en structuurvisies worden eisen gesteld aan het beleid wat een gemeente moet voeren. Uit bovenstaande DESTEP analyse spelen naar onze mening de politiek/juridische, economische en demografische factoren de grootste rol bij het leegstaand agrarisch vastgoed. Dit is gebaseerd op het feit dat de factoren die bij deze gebieden benoemd worden het meest voorkomen in de actualiteit. Ook worden deze factoren veelvuldig benoemd door partijen die in het kader van het onderzoek ondervraagd zijn. Verder komen deze factoren ook het beste naar voor uit het onderzoek wat in voorgaande hoofdstukken beschreven is. Dit wil niet zeggen dat de ander beschreven factoren van de DESTEP methode niet van grote invloed zijn op de leegstand in de agrarische sector. Zoals in de beschrijving van de DESTEP te zien vinden veel onderwerpen vaak een overlap in meerdere factoren van de DESTEP methode, maar komen ze het sterkst naar voren op de politiek/juridisch, economisch en demografische gebied. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

124 HOOFDSTUK 5 CONCLUSIE DEEL 1.1 De deelvraag die beantwoordt wordt bij het eerste deel van het onderzoek is: Wat is de omvang (in aantallen/m²) van de leegstandsproblematiek van agrarisch vastgoed in gemeente Deurne, gemeente Horst aan de Maas en gemeente Zundert? Welke factoren zijn hierbij van grote invloed? Deze deelvraag wordt beantwoord aan de hand van onderstaande conclusie. Het eerste wat uit het onderzoek naar voren komt is dat cijfers over leegstand van agrarisch vastgoed niet of nauwelijks te verkrijgen zijn. Gemeenten weten vaak niet wat er in de eigen gemeente afspeelt omtrent het agrarisch vastgoed. Ze hebben niet in beeld hoeveel agrarische bedrijven er nu precies zijn en welke bedrijfsvoering er zich afspeelt op het bedrijf. Het is hierdoor ook moeilijk door een gemeente weer te geven welke en hoeveel locaties in de gemeente leeg staan. Ook bij de branchegerelateerde organisaties zijn geen cijfers bekend. In maart 2014 is het rapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied verschenen. In dit rapport worden uitspraken gedaan over de leegstand van agrarisch vastgoed in Nederland. In dit rapport worden veel aannames gedaan en worden ook geen concrete cijfers gegeven. Ook in het rapport wordt aangegeven dat er geen concrete cijfers beschikbaar zijn over de agrarische leegstand in Nederland. In het onderzoek is gekeken naar de verschillende takken in de agrarische sector die aanwezig zijn in de gemeenten. Door de cijfers die hierbij vernoemd zijn is de conclusie te trekken dat bepaalde takken in de agrarische sector in een gebied sterker naar voren komen dan andere agrarisch sectoren. Als gekeken wordt naar gemeente Zundert, is gemeente Zundert in de Verordening Ruimte 2014 aangewezen als Teeltgebied Zundert. Uit de cijfers in het cirkeldiagram in paragraaf komt dit ook duidelijk naar voren, de tuinbouw en bomenteelt bedrijven hebben de overhand in de agrarische sector (43% volgens het CBS). Uit het cirkeldiagram van gemeente Deurne kan geconcludeerd worden dat de intensieve veehouderij samen met de veehouderij het grootste aandeel hebben in de agrarische sector (samen 59% volgens het CBS). In gemeente Horst aan de Maas springt geen bepaalde agrarische sector naar voren, hier is een diversiteit aan bedrijfstakken in de agrarische sector. Wanneer een bepaalde bedrijfstak in de agrarische sector sterker naar voren komt in een gemeente kan dit nadelig zijn voor de andere agrarische sectoren in die gemeente, omdat de focus waarschijnlijk ligt op de sector die het sterkst naar voren komt. Gemeente Zundert is aangewezen als teeltgebied, de focus ligt dus op de teeltsector en kan nadelig zijn voor andere bedrijfstakken. Of deze gedachtegang klopt, of dit voor gemeente Deurne ook geldt en of het invloed heeft op de leegstand, wordt verder onderzocht in de volgende delen van dit onderzoek. Aan de hand van de indicatie die gemaakt is van het aantal te koop staande agrarische bedrijven per gemeente kan geconcludeerd worden dat niet alle leegstaande bedrijven te koop staan en ook niet alle te koop staande bedrijven staan leeg. Er is dus geen direct verband te leggen tussen de leegstaande bedrijven en de te koop staande bedrijven. Wel kan er gesteld worden dat een aantal leegstaande bedrijven in verkoop komen of staan. Een ander conclusie is doordat vrijkomende agrarische bebouwing moeilijk te verkopen is en er veel minder transacties plaatsvinden, de prijzen van de vrijkomende agrarische bebouwing dalen. Een conclusie die getrokken kan worden op basis van de cijfers uit de actualiteit, is dat er veel leegstand is, er stoppen steeds meer agrariërs en er zijn minder agrarische bedrijven, daar tegenover staat dat de bedrijven die blijven bestaan wel steeds groter worden. Er is dus sprake van een schaalvergroting. Wel is de agrarische sector de enige sector die groeit/nagenoeg gelijk blijft op dit moment, dit speelt dan vooral bij de schaalvergroting. Het aantal bedrijven wordt minder maar de productie blijft gelijk of stijgt. Ook in het rapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied komt de schaalvergroting naar voren. Daarnaast geeft het rapport een indicatie van de leegstand aan de hand van ontwikkelingen in het verleden, deze cijfers zijn doorgetrokken naar de toekomst. Voor dit onderzoek is op gemeentelijk niveau dezelfde berekening gemaakt. Hieruit komt naar voren dat er in gemeente Deurne gemiddeld 8 agrariërs per jaar stoppen, in gemeente Zundert zijn dit er 10 en in gemeente Horst aan de Maas 11. Ter vergelijking is er gekeken naar het Bestand Veehouderij Bedrijven (BVB). Aan de hand van dit bestand is berekend hoeveel veehouderijbedrijven er gemiddeld ingetrokken zijn per jaar, het gaat enkel en alleen om veehouderijbedrijven. In gemeente Deurne en gemeente Zundert gaat het om gemiddeld 14 veehouderijbedrijven per jaar. In gemeente Horst aan de Maas zijn hiervan geen cijfers bekend. Omdat het bij het onderzoek aan de hand van het BVB alleen gaat om veehouderijbedrijven en bij de berekening aan de hand Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

125 van het onderzoek Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied gaat om alle agrarische bedrijven, kan er geconcludeerd worden dat de cijfers van de berekening volgens het onderzoek Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied te laag zijn geschat. Als kanttekening moet hierbij vermeld worden dat de cijfers van het BVB zijn gebaseerd op het verleden en de berekening aan de hand van het rapport is een prognose naar de toekomst. Om de leegstand van dit moment te bepalen is er een indicatie gemaakt van het aantal leegstaande bedrijven door middel van het rijden door de gemeenten. Hier moet bij opgemerkt worden dat niet alle bedrijven zijn gezien en dat het een indicatie is vanaf de buitenzijde van een agrarisch bedrijf. Het aantal bedrijven wat er momenteel leegstaan volgens deze indicatie zijn in gemeente Deurne ca. 31, in gemeente Zundert ca. 53 en in gemeente Horst aan de Maas ca. 44. Wanneer deze cijfers vergeleken worden met het totaal aantal agrarische bedrijven in die gemeente, wil dit zeggen dat er in gemeente Deurne 1:13 agrarische bedrijven leeg staan, in gemeente Zundert 1:10 en in gemeente Horst aan de Maas 1:13. Het is lastig om al deze cijfers te vergelijken omdat de cijfers niet op dezelfde manier zijn berekend en omdat bij sommige cijfers niet alle agrarische sectoren zijn meergenomen. Wel kan er geconcludeerd worden dat de leegstand hoger is dan in het rapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied wordt aangegeven, dit omdat de cijfers die zelf berekend zijn beide hoger uitkomen. Op basis van alle cijfers die verzameld zijn in dit deel van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat er in gemeente Deurne in bedrijven leeg staan, in gemeente Zundert 125 en in gemeente Horst aan de Maas 110. Deze prognose naar de toekomst is bereken door het gemiddelde tussen het cijfer van het BVB en de berekening volgens het rapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied elk jaar op te tellen bij het aantal wat er op dit moment leeg staat, voor gemeente Horst aan de Maas is alleen het cijfer wat aan de hand van de berekening van het rapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied is berekent gebruikt omdat hiervoor geen cijfer van het BVB beschikbaar is. Omdat eerder geconcludeerd is dat de leegstand waarschijnlijk groter is dan aangegeven wordt in het rapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, zal de prognose van gemeente Horst aan de Maas op deze manier aan de lage kant zijn. De aantallen van de prognose zullen niet allemaal leeg staan omdat het herbestemd kan worden, gesloopt of er wordt een nieuw agrarisch bedrijf gevestigd. Wanneer deze prognose van het aantal leegstaande bedrijven in 2020 omgerekend wordt naar aantal hectare (ha) komt er in gemeente Deurne 153ha, in gemeente Zundert 211ha en in gemeente Horst aan de Maas 228ha aan bouwvlak leeg. Dit is berekend door het totaal oppervlak agrarisch bouwvlak in een gemeente te delen door het totaal aantal agrarische bedrijven in een gemeente, hieruit komt het gemiddelde hectare bouwvlak per agrarisch bedrijf. Dit getal is vermenigvuldigd met het prognosegetal wat hierboven berekend is. Ook bij deze getallen wil het niet per definitie zeggen dat dit het werkelijke aantal hectare is wat leeg komt. Dit omdat er van deze hectare een aantal herbestemd of gesloopt kan worden of er kan een ander agrarisch bedrijf gevestigd worden. Zoals zojuist al is aangegeven wordt er veel geschreven over dit onderwerp in de actualiteit. In artikelen worden veel factoren aangehaald die een rol spelen bij de leegstand van agrarisch vastgoed. Deze factoren zijn verwerkt in de DESTEP methode. De conclusie die getrokken kan worden aan de hand van de DESTEP methode is dat er vooral politiek/juridische, economische en demografische factoren een belangrijke rol spelen. Bij deze factoren moet gedacht worden aan beleidsstukken die weinig mogelijkheden bieden, er zijn hoge investeringen nodig en de leeftijd van de agrariërs ligt hoog. De hoge investering, slechte opbrengsten, de leeftijd en de ontwikkelmogelijkheden volgens het beleid zijn vooral redenen/factoren die spelen om te stoppen met de agrarische bedrijfsvoering. Dat er weinig mogelijkheden zijn in het beleid speelt mee in de leegstand, daardoor blijven agrarische bedrijven leeg staan. Ook financiële redenen spelen hier een rol, er moet een te hoge investering gedaan worden om de functie te veranderen, te slopen of überhaupt om te kunnen starten als jonge agrariër. De demografische factoren (leeftijd, geen opvolging) zijn feiten die spelen, deze factor kan moeilijk worden beïnvloed. Door juist op de andere factoren (financieel, politiek/juridisch) in te spelen kan het aantrekkelijker worden voor een jonge agrariër om een agrarisch bedrijf over te nemen. De financiële factor wordt voor een deel (subsidies) meegenomen in dit onderzoek, het andere deel (bank en economie) wordt niet verder onderzocht omdat dit buiten het onderzoek valt. De politiek/juridische factor wordt in het volgende deel (deel 1.2) uitgebreid aangehaald. Deze factoren, die voortkomen uit de DESTEP methode, worden verderop in de analyse (deel 2) van dit onderzoek vergeleken met de factoren die voortkomen uit de praktijk. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

126 DEEL 1.2 BELEID PROVINCIAAL EN GEMEENTELIJK In dit deel van het onderzoek wordt er ingegaan op het politiek/juridische deel van het onderzoek. Het politiek/juridische deel houdt in dat er ingegaan wordt op het beleid wat gevoerd wordt voor het beheersen van het agrarisch vastgoed in Nederland. Aan de hand hiervan wordt de volgende deelvraag beantwoord: Over welk beleid/instrumenten beschikt de provincie/gemeenten voor het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed? Hoe wordt dit toegepast? Net als in het eerste deel van het onderzoek wordt in dit deel alleen ingegaan op provincie Noord-Brabant en provincie Limburg met daarbij de gemeenten Deurne, Zundert en Horst aan de Maas. Bij iedere provincie en gemeenten wordt getoond welk beleid dit overheidsorgaan tot zijn beschikking heeft voor het goed kunnen beheersen van de ruimtelijke ordening in dit gebied. Per beleidsstuk wordt een korte beschrijving gemaakt en verteld wat het beleidsstuk doet. In de eerste twee hoofdstukken wordt ingegaan op het beleid van de provincies. De drie hoofdstukken daarna worden gebruikt om een verdieping te maken naar het beleid van de gemeenten. In hoofdstuk 11 wordt ingegaan op de relatie van gebieden die aangewezen worden in het beleid en de leegstand. Per hoofdstuk wordt er een korte deelconclusie gemaakt om aan het einde van dit deel van het onderzoek de totale conclusie te kunnen verduidelijken. HOOFDSTUK 6 PROVINCIE NOORD-BRABANT In dit hoofdstuk wordt het provinciaal beleid beschreven van provincie Noord-Brabant. Het beleid wat hier besproken wordt heeft betrekking op leegstaand agrarisch vastgoed of heeft er een raakvlak mee. Als eerst wordt de transitie van stad en platteland besproken, daarna wordt er ingegaan op de provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening Ruimte Als laatste wordt er ingegaan op de zorgvuldige veehouderij. Bij al deze beleidsstukken wordt een korte uitleg gegeven van het stuk. 6.1 De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers (Bron: De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers, Provincie Noord-Brabant, 2011). Provincie Noord-Brabant heeft een nieuwe koers beschreven (De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers. Vastgesteld december 2011) voor de aanpak van het landelijk gebied in relatie met de steden. Brabant wil werken naar een mooi en vitaal landelijk gebied. Dit wil zij doen door verschillende partijen beter samen te laten werken bij goede initiatieven. De nieuwe koers gaat uit van vier principes: 1. Versterken van de samenhang; Bij de nieuwe aanpak wordt er gestuurd op een balans tussen economie, ecologie en leefbaarheid & gezondheid. De aanpak gaat uit van een samenhang en niet ieder aspect apart. 2. Participatie en betrokkenheid; Het denken en handelen van burgers en ondernemers is het vertrekpunt voor beleidsontwikkeling. De overheid ondersteunt waar nodig met regels en geld. Dit leidt tot betere initiatieven. 3. Overheid stuurt op proces, vanuit visie met randvoorwaarden; De overheid doet een stapje terug. Zij beschrijven de gewenste ontwikkeling globaal, en laten hiermee meer ruimte voor creativiteit van ondernemers en burgers. Hierdoor staat de kwaliteit voorop. Niet meer groot-groter-grootst maar goed-beter-best. 4. Ruimte voor initiatieven particulieren en bedrijfsleven, via lokaal maatwerk; Regels vanuit overheid kunnen particulieren initiatieven soms in de weg staan. Op deze regels kan een uitzondering gemaakt worden wanneer een initiatief een groot maatschappelijke meerwaarde heeft. Vaak leiden deze initiatieven tot activiteiten die: a. De ecologische kwaliteit en de leefbaarheid van het gebied verhogen; b. De cultuur van de lokale gemeenschap stimuleren; c. Of aan de gezonde leefomgeving bijdragen Aanpak De nieuwe koers die de provincie beschrijft in de transitie stimuleert de samenwerking tussen burgers, ondernemers, maatschappelijke organisaties en de overheden. Ondernemers en burgers worden gestimuleerd om te innoveren, te produceren en te participeren. De ondersteunende rol is hierbij weggelegd voor de maatschappelijke partijen die erbij betrokken zijn. De overheid heeft bij het samenwerken de rol van Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

127 gebiedsautoriteit. Zij voeren de wet uit. De nieuwe koers moet anders denken te weeg brengen. Van de provincie wordt verwacht dat zij niet meer gaan afvinken van criteria die gesteld worden in de wet, maar dat zij gaat toetsen op maatschappelijke meerwaarden van ontwikkelingen op het platteland. De ondernemer op het platteland moet niet meer kijken naar een kwantitatieve benadering maar naar een kwalitatieve benadering. Hij moet gaan kijken wat de meerwaarde is voor het bedrijf in combinatie met het landelijk gebied. In het koersdocument zijn dus de visie en de strategie voor het landelijk gebied in Noord-Brabant uitgewerkt. De provincie moet er voor gaan zorgen dat de ingeslagen koers in de transitie verder wordt uitgewerkt en tot een succesvolle realisatie leidt. Dit wil de provincie doen door het koersdocument verder te vertalen in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening Ruimte (deze worden hierna besproken). Deze provinciale documenten werken weer door op het gemeentelijke beleid waarna het uitgewerkt moet worden door alle partijen (burgers, ondernemers, overheden, en overige partijen). De transitie werkt niet rechtstreeks door aan burgers en ondernemers maar wordt doorgevoerd in bestemmingsplannen en gemeentelijke beleidsnota s zodat het wel uitgevoerd moet worden door burgers en ondernemers Vrijkomende agrarische bebouwing In het rapport wordt ook ingegaan op de aanpak voor het leegstaand en vrijkomend agrarisch vastgoed. In het rapport wordt een visie gegeven over de aanpak hiervan. Het rapport beschrijft letterlijk het volgende: De gesignaleerde afname van het aantal bedrijven in de veehouderij en glastuinbouw vraagt om een actief beleid ten aanzien van vrijkomende bedrijfslocaties en alternatieve economische ontwikkelingen. Het is denkbaar dat het huidige beleid voor vrijkomende agrarische bedrijfslocaties hier niet op is toegesneden. In dat geval ontwikkelt de provincie, samen met de gemeenten en bedrijfsleven een andere (regionale) aanpak die er op gericht is deze kansen te benutten voor het versterken van de economische vitaliteit, de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij gaat het vooral om het organiseren van arrangementen tussen verschillende sectoren en het bieden van lokale oplossingen. Het herontwikkelen van vrijkomende locaties krijgt specifieke aandacht in provinciale projecten en programma s (zoals breedband, gebiedsopgaven). Het is van belang dat die kansen gepakt worden om daarmee verpaupering tegen te gaan, om daarmee kansen aan ondernemers te bieden en om daarmee de leefbaarheid van het landelijk gebied te vergroten. (Bron: De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers, Provincie Noord-Brabant, 2011). 6.2 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (Bron: Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, Provincie Noord-Brabant, 2014) De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is geschreven aan de hand van de koers die de provincie uitgezet heeft in De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers. Met de structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft Brabant haar visie voor de ruimtelijke invulling. In de structuurvisie wordt het ruimtelijk beleid tot 2025 in hoofdlijnen weergegeven met een doorkijk tot De visie die in de structuurvisie wordt beschreven is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. De structuurvisie laat ook zien hoe de provincie instrumenten inzet die geboden worden in de Wet ruimtelijke ordening van het Rijk. De provincie wil met de structuurvisie onder andere ingaan op de autonome ontwikkelingen in het landelijk gebied (meer ruimte bieden, met aandacht voor versterking van landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten). De provincie wil ruimte bieden aan (nieuwe) ontwikkelingen en functies, als die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en biodiversiteit Gebieden De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening heeft heel Noord-Brabant opgedeeld in structuren. Met de structuren geeft de Provincie een hoofdkoers aan voor dat gebied. Bij deze structuren zijn ambities geformuleerd waar de provincie naar streeft. Bij iedere structuur zijn ook weer deelgebieden onderscheiden. Deze deelgebieden en structuren zijn weer terug te vinden in de Verordening Ruimte (deze wordt in de volgende paragraaf besproken). De structuurvisie geeft een visie over deze gebieden en de Verordening Ruimte zorgt ervoor dat de gebieden opgenomen worden in de bestemmingsplannen op gemeentelijk niveau. In tabel 12 zijn de structuren met daarbij de ambitie van deze structuren en deelgebieden weergegeven. Structuren Ambitie Deelgebieden Groenblauwe 1. Een positieve ontwikkeling van de biodiversiteit Kerngebied groenblauw Structuur 2. Een robuuste en veerkrachtige structuur De groenblauwe mantel 3. De natuurlijke basis en landschappelijke contrasten versterken Waterbergingsgebied Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

128 4. De gebruikswaarde van natuur en water verbeteren Het landelijk 1. Ruimte voor een breed georiënteerde gebied plattelandseconomie 2. Ruimte duurzame agrarische ontwikkeling 3. Versterking van het landschap Stedelijke 1. Concentratie van verstedelijking structuur 2. Inspelen op demografische ontwikkelingen 3. Zorgvuldig ruimtegebruik 4. Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit 5. Betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur 6. Versterking van de economische kennisclusters De infrastructuur 1. Betere verknoping van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen 2. Bevorderen bereikbaarheid Tabel 12: Gebieden Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Bron: Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, Provincie Noord-Brabant, 2014 Gemengd landelijk gebied Accent agrarische ontwikkeling Stedelijk concentratiegebied Kernen in het landelijk gebied (Hoofd)wegennet Spoorwegennet Vaarwegennet Luchthavens In het rapport van de structuurvisie wordt bij de deelgebieden beschreven welke functies wel en niet wenselijk zijn in dat gebied. Hieronder zijn de belangrijkste deelgebieden beschreven. Groenblauwe mantel In de groenblauwe structuur is de groenblauwe mantel het belangrijkste deelgebied waar het meeste agrarisch vastgoed te vinden is. In de groenblauwe mantel is de agrarische sector een grote en belangrijke grondgebruiker. Dit moet volgens de provincie in dit gebied versterkt worden met in gedachten dat de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap toeneemt. De structuurvisie beschrijft letterlijk het volgende: Recreatieve ontwikkelingen, met name op bestaande locaties (bijvoorbeeld vrijkomende agrarische bedrijfslocaties) zijn mogelijk, zeker als daarmee een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van natuur, water en landschap. De agrarische sector moet in dit gebied nauw samen gaan met de natuur en landschap. Intensivering van agrarische bedrijven (alsook intensieve recreatie) is in dit gebied dan ook niet wenselijk, en er worden hieraan dan ook bijna geen ontwikkelingsmogelijkheden gegeven. Gemengd landelijk gebied In het gemengd landelijk gebied biedt de provincie de meeste ruimte voor agrarische bedrijven en de ontwikkeling van niet-agrarische functies. Wel moeten de functies die ten koste gaan van de ruimte voor agrarisch gebruik geweerd worden uit die gebieden. In deze gebieden ontstaat er een gemengde plattelandseconomie. Multifunctioneel gebruik binnen het gemengd landelijk gebied is daarom ook het uitgangspunt van de provincie. Aan intensivering wordt onder voorwaarde ruimte geboden binnen het gemengd landelijk gebied, dit geld zowel voor intensieve veehouderij als voor intensieve recreatie. De ontwikkeling van niet-agrarische functies is in eerste instantie mogelijk op vrijkomende locaties in het gebied. Accent agrarische ontwikkeling De provincie heeft in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening vier accentgebieden agrarische ontwikkeling aangewezen waar zij meer ruimte wil bieden voor het verduurzamen en versterken van de agrarische sector. Deze accentgebieden zijn de zeeklei, de rivierklei, de Peelstreek en de omgeving van Zundert, Rijsbergen en Achtmaal. In de Verordening Ruimte worden deze gebieden verder omschreven. Het is de bedoeling van de provincie dat de in dat gebied aanwezige agrarische sector verder uitgebreid wordt en een meer dominante positie gaat innemen. Ook functies die aan de dominante sector gekoppeld zijn, zijn wenselijk in dit gebied. Verder gelden binnen dit gebied de visie die de provincie beschreven heeft in het gemengd landelijk gebied met daarbij ruimere mogelijkheden. Deze gebieden worden ook wel de accentgebieden genoemd Werking In de structuurvisie Ruimtelijke Ordening richt de provincie zich tot de partijen die te maken hebben met vraagstukken van ruimtelijke ordening in Noord-Brabant en tot de bestuurders die daar beslissingen over nemen. Zij lezen in de visie welke doelen en ambities de provincie heeft voor de ruimtelijke inrichting van Noord-Brabant en hoe de provincie dit wil realiseren. In de praktijk werkt de visie die de provincie formuleert in Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

129 de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening niet rechtstreeks door op de ontwikkelingen die burgers en ondernemers te weeg brengen. De structuurvisie geeft richtlijnen die in de Verordening Ruimte verder zijn uitgewerkt. De gemeente die een bestemmingsplan opstelt of beleid wil ontwikkelen zal zich moeten houden aan de richtlijnen die in de Verordening Ruimte worden gegeven. 6.3 Verordening Ruimte 2014 (Bron: Verordening Ruimte, provincie Noord-Brabant, 2014) Op 19 maart 2014 is de nieuwe Verordening Ruimte in werking getreden. De Verordening Ruimte 2014 vervangt de Verordening Ruimte De Verordening is een verdere uitwerking van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening zoals eerder beschreven (paragraaf 6.2). In de Verordening zijn regels opgenomen waaraan gemeenten zich moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke besluiten (bestemmingsplannen). Dit in tegenstelling tot de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening die alleen de provincie zelf bindt. De verordening is een instrument waarmee de provincie de doelen uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening kan verwezenlijken. Om te weten waar welk gebied ligt die worden benoemd in de Verordening Ruimte, heeft de provincie kaarten aan de Verordening toegevoegd waarop te zien is waar gebieden liggen. In de volgende paragraven worden aan de hand van de structuren de belangrijkste regels behandeld die gevolgen hebben voor het leegstaand agrarisch vastgoed Structuren In de Verordening Ruimte 2014 komen de structuren zoals besproken bij de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening aan bod. In de Verordening zijn bij ieder van deze structuren de belangrijkste regels die doorgevoerd moeten worden in bestemmingsplannen beschreven. Deze regels beschrijven wat wel en niet gewenst is in de gebieden. Hieronder zijn alleen de belangrijkste regels per structuur behandeld die betrekking hebben op agrarisch vastgoed. Stedelijke structuur Bij deze structuur is alleen artikel 4.11 in de Verordening van belang. Dit artikel beschrijft dat er binnen de stedelijke structuur géén ontwikkelmogelijkheden zijn voor agrarische doeleinden. Ecologische hoofdstructuur Binnen deze structuur gaat het vooral om het beschermen van ecosystemen en het realiseren van goede leefgebieden voor de biodiversiteit. Deze structuur geeft weinig ontwikkelingsmogelijkheden voor de agrarische sector. In deze structuur is daarom artikel 5.1 in de Verordening van belang. Dit artikel beschrijft het volgende: De Verordening respecteert wat in geldende bestemmingsplannen is geregeld. Dit betekent dat de ontwikkelmogelijkheden van een agrarisch bedrijf, een recreatiewoning en een niet-agrarisch bedrijf die zijn opgenomen in een geldend bestemmingsplan in stand blijven. Het betekend ook dat er geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden geschapen mogen worden door een bestemmingsplan te herzien of door verlening van een omgevingsvergunning. Groenblauwe mantel De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. De structuur biedt ruimte voor ontwikkeling voor landbouw en recreatie mits deze functie bijdraagt aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap. In de groenblauwe mantel is het beleid met name gericht op functies die de groene waarden in de omgeving ondersteunen. Dat betekent dat functies die geen binding hebben met de groene omgeving minder ontwikkelingsruimte krijgen. Artikel 6.1 in de Verordening is er voor om de groenblauwe mantel te beschermen en de ontwikkeling van dit gebied. Ook beschrijft dit artikel de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in dit gebied. Bij deze structuur worden er een aantal specifieke artikelen beschreven bedoeld op een sector. Hierin wordt bepaald wat de ontwikkelkansen of de uitsluitingen voor deze sector is. Voorbeeld hiervan is artikel 6.3 en 6.4 Veehouderijen. Hierin wordt beschreven dat ontwikkelkansen moeten worden verdiend ( zorgvuldige veehouderij, wordt in paragraaf 6.4 besproken). Verder wordt er in dit gebied een mogelijkheid geboden om een voormalige bedrijfswoning om te zetten naar burgerwoning onder voorwaarden (artikel 6.7). In artikel 6.10 wordt bepaald dat niet-agrarische functies in de groenblauwe mantel zich alleen kunnen vestigen op een bestaand perceel. In artikel 6.8 wordt er beschreven dat woningen die gerealiseerd worden aan de hand van de Ruimte voor Ruimte regeling alleen mogen geplaatst worden binnen een bebouwingsconcentratie in de groenblauwe mantel. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

130 Gemengd landelijk gebied Zoals verteld bij de structuurvisie Ruimtelijke Ordening is het gemengd landelijk gebied vooral bedoeld voor de ontwikkeling van landbouw met daarnaast andere vormen van bedrijvigheid, natuur, landschap, recreatie en wonen. In de Verordening Ruimte 2014 is een belangrijke wijziging doorgevoerd tegenover de Verordening Ruimte De Verordening schrijft hierover het volgende: In de oude Verordening werd een onderscheid gemaakt tussen extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden. De ontwikkelruimte van bestaande intensieve veehouderij was afhankelijk van het type gebied. Deze indeling was ontleend aan de zonering in de Reconstructiewet concentratiegebieden (voorts: 'Reconstructiewet') en vertaald in de reconstructieplannen die op 22 april 2005 door Provinciale Staten zijn vastgesteld. In de oude Verordening (2012) is de zonering overgenomen, maar niet vastgesteld. De juridische basis vloeide dan ook direct voort uit de reconstructieplannen. Provinciale Staten hebben bij besluit van 22 maart 2012 besloten de reconstructieplannen in te trekken. Vanwege de uitspraak van de Raad van State van 27 november 2013 is dit besluit vernietigd. Daarom is op 7 februari 2014 een gecorrigeerd besluit tot intrekking van de reconstructieplannen genomen. In deze Verordening is genoemd onderscheid in typen gebieden (zonering) vervallen. De ontwikkelruimte van bestaande veehouderijen is in de eerste instantie afhankelijk van de ligging binnen de geldende structuur. Daarnaast kent deze Verordening de aanduiding Beperking veehouderij (artikel 25.1). In deze gebieden geldt dat er in beginsel geen uitbreidingsmogelijkheden zijn voor een veehouderij, tenzij het bedrijf over voldoende grond beschikt om (een deel van) de kringlopen te sluiten. Met deze aanduiding wordt het bestaande beleid in extensiveringsgebied feitelijk voortgezet. De regels binnen het gebied beperkingen veehouderij zijn er op gericht om een ongewenste intensivering van de veehouderij in dit gebied te voorkomen. In deze structuur wordt verder meer ruimte geboden voor het mengen van functies voor een sterke plattelandseconomie. Er worden meer ontwikkelingsmogelijkheden geboden op het platteland. Voor veehouderijen hangen de ontwikkelingsmogelijkheden samen met de transitie zorgvuldige veehouderij. Deze wordt later in het hoofdstuk verder toegelicht. Voor de glastuinbouw is een nieuwe lijn uitgezet (artikel 7.5 glastuinbouwbedrijven). De nieuwe lijn moet de concentratie van het glas in bepaalde gebieden gaan bevorderen. Voor niet agrarische functies binnen de structuur geldt dat er ontwikkelingsmogelijkheden zijn indien er spraken is van vestiging op een bestaand bouwperceel (artikel 7.10 Niet-agrarische functies). Verder biedt deze structuur voor recreatieve bedrijven meer ruimte dan in de groenblauwe mantel (artikel 7.13 afwijkende regels voor recreatieve bedrijven). Naast deze regels zijn er nog andere artikelen opgenomen die bevestigen dat in het landelijk gebied meer ontwikkelingsruimte is Aanduidingen Bij de aanduidingen zijn regels opgenomen die alleen gelden voor het gebied dat binnen de aanduiding ligt. De aanduidingen liggen altijd over de structuren heen. De regels van de aanduiding werken als aanvulling op de regels van de structuren of in afwijking van. De belangrijkste aanduidingen die betrekking hebben op agrarisch vastgoed worden hieronder benoemd. Artikel 25 aanduiding beperkingen veehouderij Dit artikel is zoals eerder vermeld in de plaats gekomen van het extensiveringsgebied en het verwevingsgebied. De regels binnen deze aanduiding gelden voor alle veehouderijbedrijven. Het doel van de aanduiding is om een verdere intensivering in de veehouderij in de aangeduide gebieden tegen te gaan. Bij de aanduiding is geen vestiging, uitbreiding of omschakeling ten behoeve van een veehouderij mogelijk. Daarbij mag er geen toename van de bestaande bebouwing plaatsvinden. Artikel 29 aanduiding teeltgebied Zundert De aanduiding geeft aan dat de provincie het teeltgebied in Zundert ondersteund en de verdere ontwikkeling hiervan. Het gebied wat met deze aanduiding wordt aangeduid wordt voorzien in verruimde ontwikkelingsmogelijkheden voor de teeltsector in Zundert. De ontwikkelingsmogelijkheden liggen hiermee op provinciaal niveau vast. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

131 6.3.3 Werking In de praktijk moeten gemeenten de van toepassing zijnde regels van de Verordening Ruimte verwerken bij het opstellen van een bestemmingsplan. Op deze manier kan de provincie de visie die zij gesteld hebben in de Structuurvisie Ruimte tot uitwerking brengen. Wat sterk naar voor komt is dat provincie Noord-Brabant bijna precies heeft afgekaderd wat wel en niet mag in een gebied. Dit heeft zij gedaan doormiddel van artikelen op te nemen in de Verordening Ruimte die bijna letterlijk overgenomen kunnen worden door gemeenten in bestemmingsplannen. 6.4 Zorgvuldige veehouderij (Bron: Op weg naar een zorgvuldige veehouderij 2020, provincie Noord-Brabant, 2013) Vanuit de Verordening Ruimte is er beleid gemaakt voor een zorgvuldige veehouderij. Noord-Brabant streeft naar een zorgvuldige veehouderij in De verhouding tussen de verschillende belangen van de sector en de maatschappij staat behoorlijk onder druk. Provincie Noord-Brabant wil dit herstellen. Dit willen ze doen door het systeem van vergunningverlening aan te passen voor de veehouderijsector. In de Verordening ruimte 2014 zijn de regels opgesteld voor deze zorgvuldige veehouderij. De Verordening ruimte 2014 bepaalt dat een veehouder pas een vergunning tot uitbreiding kan aanvragen als hij zijn plannen besproken heeft met zijn omgeving (dialoog) en als hij een voldoende BZV-score (Brabantse zorgvuldigheidsscore, zie paragraaf 6.4.1) behaald heeft. De provincie wil alleen nog ontwikkelingsruimte bieden aan die veehouderijen die zich verduurzamen en bewust bezig zijn met de omgeving. De provincie roept hierbij een rem op de groei van veehouderijen zoals men deze de laatste decennia kenden. Wanneer een boer over gaat tot een vergunningaanvraag gaat de gemeente alles toetsen. Gemeente toetst de gesprekken met de buurt, de ingevulde BZV en of de plannen voldoen aan bestaande wetten zoals bestemmingsplannen, Verordening ruimte en milieumelding. Wanneer dit allemaal akkoord bevonden wordt krijgt de boer toestemming om door te gaan met zijn ontwikkelingen BZV (Bron: Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, provincie Noord-Brabant, 2014) BZV wil zeggen: Brabantse zorgvuldigheidsscore. De BZV meet of een veehouderijbedrijf zorgvuldig is. De BZV biedt een objectief kader om de zorgvuldigheid van een veehouderijbedrijf te meten binnen drie thema s: - Volksgezondheid - Dierenwelzijn en gezondheid - Leefomgeving Zo kunnen boeren meteen zien waar ze alles op orde hebben of waar ze nog verbeteringen aan moeten brengen. Als de boer zich alleen houdt aan de wettelijke verplichtingen dan scoort hij een 6. Vanaf 7 punten is het genoeg om uit te mogen breiden. BZV baseert de scores op bestaande bronnen, hoofdzakelijk certificaten en vergunningen. De BZV gaat uit van geen onnodige regeldruk (aansluiten bij certificaten van de sector), de verbinding met de omgeving herstellen en innovatie van de ondernemer stimuleren Dialoog (Bron: Op weg naar een zorgvuldige veehouderij 2020, provincie Noord-Brabant, 2013) In Noord-Brabant worden urgentiegebieden aangewezen. Dit zijn gebieden waar kwaliteit van de woonomgeving en/ of de gezondheidssituatie onder de maat zijn doordat er een te hoge belasting is met geur of fijn stof. De gemeenten zorgen ervoor dat er voor deze urgentiegebieden verbeterplannen komen en worden uitgevoerd. Dit moeten zij samen doen met de boeren, burgers en andere partijen in die gebieden. De urgentiegebieden zijn tot op heden nog niet aangewezen. Dit bepalen gemeenten zelf samen met hun inwoners. Medio september 2014 worden de urgentiegebieden aangewezen door de gemeenten. Een boer die wil uitbreiden moet eerst in gesprek (dialoog) met de gemeente en de bewoners in de buurt. Door dit gesprek denkt Noord-Brabant dat er minder oponthoud is in het proces en hierdoor ook kostenbesparend is. De resultaten van de gesprekken kunnen weer meegenomen worden bij het invullen van de BZV. De boer laat dan zien dat hij rekening houdt met de omgeving. De gesprekken met de omgeving moeten door de veehouder vastgelegd worden in een verslag. De gemeenten kijkt deze na Praktijk Om de BZV te toetsen en te kijken hoe deze precies werkt is er een casus genomen. Aan de hand van deze casus is de BZV ingevuld en gekeken wat hiervan de score is. Dit is gedaan om te kijken welke score er behaald kan worden bij een bestaande situatie die niet veel extra s doet op het gebied van duurzaamheid. Als casus is Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

132 genomen Eendenkooistraat 12 in Achtmaal (gemeente Zundert). Dit is een melkveehouderijbedrijf met +/- 75 melkkoeien en +/- 60 stuks aan jongvee. Het resultaatblad van het rekenmodel is te bekijken in bijlage 4 van het bijlagendocument. De score die uit de BZV komt is een 7,3. Dit wil dus zeggen dat op deze locatie wel uitgebreid mag worden met de situatie hoe die nu is. De BZV is ingevuld op basis van de bestaande situatie. Op het resultaatblad van het rekenmodel is duidelijk te zien aan welke factoren er nog gewerkt moet of kan worden. 6.5 Ruimte voor Ruimte regeling (Bron: Nadere regels Ruimte voor Ruimte 2006, provincie Noord-Brabant, 2014) De Ruimte voor Ruimte regeling is een regeling die is opgenomen als artikel in de Verordening Ruimte. De regeling is in bijlage 1 van de Verordening Ruimte 2014 uitgebreid opgenomen. De Ruimte voor Ruimte regeling houdt het volgende in: Het doel van de regeling is om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren door in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen de bouw van woningen op een passende locatie toe te staan. (bron: Verordening Ruimte, 2014) De regeling Ruimte voor Ruimte biedt de mogelijkheid om, in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen, die in gebruik zijn of waren voor de intensieve veehouderij, de bouw van woningen op passende locaties toe te staan in afwijking van de programmering voor de woningbouw, of indien nodig, in afwijking van de beleidslijnen voor zuinig ruimtegebruik of de beleidslijn dat geen burgerwoningen mogen worden toegevoegd aan het buitengebied. (bron: regeling Ruimte voor Ruimte, 2006). In de regeling is opgenomen dat de voorwaarde voor het realiseren van een woning is dat per woning aangetoond tenminste 1000m² aan agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt moeten worden en dat op die locatie een milieuwinst is bereikt. Een ander onderdeel van de regeling houdt in dat er subsidie verleend werd aan de sloop van leegkomende stallen. De provincie had de mogelijkheid om de financiering van deze subsidie terug te verdienen door de ontwikkeling van de uit te geven woningbouwkavels (Ruimte voor Ruimte kavels). Een agrariër die op een ander wijze al subsidie of vergoeding heeft ontvangen voor de sloop van zijn bedrijfsgebouwen kan niet meer in aanmerking komen voor de Ruimte voor Ruimte regeling. Op de locatie waar de agrarische bedrijfsgebouwen hebben gestaan is het niet de bedoeling dat er nieuwe bedrijfsgebouwen gevestigd worden. In de regel is daarom opgenomen dat er een passende andere bestemming op de locatie moet komen die past bij de omgeving en die de herbouw van de gebouwen voorkomt. 6.6 Conclusie In de beleidsstukken die hierboven besproken zijn komt sterk naar voren dat provincie Noord-Brabant vooral stuurt op het samenwerken tussen alle partijen (ondernemers, burgers, overheid). Ze willen dit zo goed mogelijk stimuleren. Dit komt vooral terug in de transitie van stad en platteland en de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. Provincie Noord-Brabant denkt met dit stimuleren van samenwerking een betere kwaliteit en betere initiatieven in het buitengebied te realiseren. De ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied is voor de provincie dan ook een belangrijk doel om na te streven. Het belangrijkste beleidsstuk van provincie Noord-Brabant is de Verordening Ruimte De Verordening Ruimte 2014 is geschreven op basis van de koers die de provincie opgesteld heeft (transitie) en de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. De Verordening is het instrument waar deze beleidsstukken verder worden uitgewerkt en die de gemeenten regels oplegt waar ze zich aan moeten houden bij het maken van bestemmingsplannen. Op deze manier kan de provincie gemeenten verplichten iets te doen aan de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. De algemene indruk die het beleid van provincie Noord-Brabant achter laat is dat alles strak is vastgelegd. Er is bijna geen ruimte voor eigen invulling door gemeenten. Dit kan goed zijn, maar kan ook ontwikkelingen tegenhouden. Daarnaast zijn de regeling Ruimte voor Ruimte en de Zorgvuldige veehouderij belangrijke beleidsstukken die specifiek te maken hebben met het agrarisch vastgoed. Deze regelingen vloeien voort uit de Verordening Ruimte De regelingen werken op hun beurt ook weer rechtstreeks door aan de burgers van de provincie. Met de Zorgvuldige veehouderij heeft de provincie de indruk gewekt dat ze een bouwstop heeft opgelegd bij veehouderijbedrijven. Alleen als zij voldoen aan de eisen zoals besproken in paragraaf 6.4 kunnen zij ontwikkelen. Met het praktijkvoorbeeld wordt getoond dat het bestaand veehouderijbedrijf mag uitbreiden zonder extra maatregelen te treffen. De vraag die hierbij gesteld kan worden is of dit ook bij ieder veehouderijbedrijf zo is, of dat voor intensieve veehouderijbedrijven de score anders bepaald wordt. Ook is hierin het dialoog met omgeving niet meegenomen. De Ruimte voor Ruimte regeling biedt intensieve veehouderijen de kans om de stallen te saneren met daarbij specifieke regels. Voor bedrijven in de teelt sector zijn geen specifieke regelingen bekend buiten de regels die gesteld worden in de Verordening Ruimte Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

133 HOOFDSTUK 7 PROVINCIE LIMBURG In het volgende hoofdstuk wordt het provinciaal beleid beschreven van provincie Limburg. Het beleid wat hier besproken wordt heeft betrekking op leegstaand agrarisch vastgoed of heeft er een raakvlak mee. 7.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg (Bron: Voor de kwaliteit van Limburg, concept POL 2014/ontwerp POL 2014, provincie Limburg, 2014) Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) is een visie waarin centraal staat wat er nodig is om de kwaliteit van de omgeving te verbeteren. In dit hoofdstuk gaat het over het POL2014, dit is een vervanging van de POL2006. Het POL2014 is echter nog een concept, in oktober 2014 wordt deze vastgesteld. Het POL2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), provinciaal verkeer- en vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer). Deze POL2014 is nog niet doorgevoerd in het gemeentelijk beleid. Bij een herziening van bestemmingsplannen moet de POL2014 wel worden gehanteerd. De punten die van belang zijn voor dit onderzoek zijn uitgelicht, de rest van de punten zijn buiten beschouwing gelaten Accenten per zone Het landelijk gebied is heel divers, er komen veel verschillende landschapstypen, gebruiksvormen en structuren voor. Hierdoor worden er een viertal zones onderscheiden: Goudgroene natuurzone, Zilvergroene natuurzone, Bronsgroene landschapszone en buitengebied. Goudgroene natuurzone: hier komen natuur en natuurontwikkeling op de eerste plek. Het natuurareaal wordt uitgebreid (natuurcompensatie verplichtingen worden hiervoor ingezet), recreatief medegebruik is mogelijk en de milieubelasting wordt teruggedrongen. Er wordt gestuurd op de belangrijkheid van agrarisch natuurbeheer voor de kwaliteit van omliggende natuurgebieden. Zilvergroene natuurzone: landbouwgebieden waar grote kansen liggen voor ontwikkeling van natuurwaarden en waar het benutten van kansen voor de natuur centraal staan (ook hier worden natuurcompensatie verplichtingen ingezet). Agrarisch natuurbeheer wordt in deze gebieden gestimuleerd door subsidies. De ontwikkeling van grondgebonden landbouw is mogelijk, beheer en ontwikkeling van de flora en fauna en recreatief medegebruik is mogelijk. Bronsgroene landschapszone: heeft een grote variatie aan functies en is in hoge mate bepalend voor het beeld van het Limburgs Landschap. Het stimuleren van de aanleg van natuur- en landschapselementen speelt een belangrijke rol. De ontwikkelingen in de landbouw moeten in balans zijn met de omgeving, de kernkwaliteit moet behouden blijven. De kwaliteit en het functioneren van het watersysteem is belangrijk, de kernkwaliteiten landschap en cultuurhistorie worden versterkt en recreatief medegebruik is weer mogelijk. Buitengebied: alle andere gronden in het landelijk gebied, vaak met een agrarisch karakter. Hier ligt de ruimte voor doorontwikkeling van bestaande en nieuwe agrarische bedrijven, wordt de milieubelasting voor de landbouw teruggedrongen en is de kwaliteit en functioneren van de ondergrond belangrijk Bevorderen innovatie De overheid wil de samenleving meer uitnodigen om initiatief te nemen en kwaliteit tot stand te brengen, de overheid wordt dus meer ondersteunend. Ambities en gebiedsdoelen zijn het uitgangspunt, niet de regels: niet vinken maar vonken. In de agrarische sector is het belangrijk dat de sector en de overheden samen werken aan het vergroten van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap. Dit moet bijvoorbeeld naar voren komen doordat ondernemers extra maatregelen nemen om de effecten op de omgeving te reduceren. De algemene regel is dat ontwikkelruimte geboden wordt als er integrale kwaliteitsverbetering van de omgeving plaatsvindt, bijv. een duurzame ondernemer. Voorlopers krijgen nadrukkelijk de aandacht. Op deze manier werkt het inspirerend voor andere bedrijven Vrijkomende agrarische bebouwing De POL2014 schrijft letterlijk het volgende over vrijkomende agrarische bebouwing: Er wordt de komende jaren een hausse aan vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing verwacht. Het proces van functieverlies speelt al langere tijd, maar het aanbod van leegstaand vastgoed blijft toenemen en de vraag blijft achterwege. We streven ernaar dat vrijkomende agrarische bebouwing zoveel mogelijk wordt hergebruikt door de landen tuinbouw, ter voorkoming van verdere verstening in het buitengebied. Als dat niet lukt, is mogelijk benutting voor alternatieve economische activiteiten aan de orde. Als daar tenminste, gelet op de leegstand in de 37 Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014

134 betreffende sectoren behoefte aan is, en de functie geen belemmeringen voor bestaande functies met zich meebrengt. Dit zal leiden tot hergebruik van een deel van de vrijkomende agrarische bebouwing. Zeker hergebruik van monumentale en beeldbepalende objecten is van belang. Maar het is zeker niet te verwachten dat alle leegstand zo kan worden opgelost. In dat geval is sloop (bv van verouderde stallen, loodsen en overige voorzieningen) gewenst, om leegstand, verval en mogelijk ook illegaal gebruik voorkomen. De aanpak voor leegstand en herbruik dient te worden uitgewerkt in de regionale visie. Afstemming over sectoren heen is noodzakelijk en vormt tevens kans om te leren van elkaar. De meeste boeren zullen hun stallen nog willen hergebruiken om het economisch aantrekkelijk te maken. Dit is ook belangrijk voor de vitaliteit van het platteland. Maar het bieden van ruimte kan ook leiden tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit en overlast in de omgeving. Het kan ook spanning opwekken met bijvoorbeeld bedrijventerreinen. De oplossing is dus om een goede middenweg te vinden en de VAB s te gebruiken voor kleinschalige ontwikkelingen, dit draagt bij aan de diversiteit van de economie maar ook aan de leefbaarheid Mogelijkheden categorieën in verschillende zones De land- en tuinbouw in Limburg kent een grote diversiteit aan sectoren. Beleidsmatig gezien wordt de land- en tuinbouw verdeeld in vier categorieën: grondgebonden land- en tuinbouw, gebouwgebonden land- en tuinbouw, agglomeratielandbouw en multifunctionele landbouw. In de gebouwgebonden veehouderij is de trend dat er in de komende 10 jaar ca. 50% van de bedrijven zal stoppen. Hergebruik van duurzame locaties heeft de voorkeur boven het uitgeven van nieuwe locaties. In tabel 4 in bijlage 5 van het bijlagendocument zijn de ontwikkelingsmogelijkheden in elk gebied van de verschillende categorieën weergegeven. Uit deze tabel komt duidelijk naar voren dat in de Goudgroene natuurzone bijna geen ontwikkelingsmogelijkheden zijn, voor geen enkele categorie. In dit gebied komt zoals hierboven vermeld de natuurontwikkeling op de eerste plek. Uit de tabel komt ook naar voren dat in geen enkel gebied nieuw vesting van glastuinbouw plaats kan vinden, alleen in een glastuinbouwontwikkelingsgebied. In het buitengebied liggen de meeste ontwikkelingsmogelijkheden voor de agrarische bedrijven, in de overige gebieden moet rekening gehouden worden met de natuur of de landschappelijke- en kernkwaliteiten. Maar ook in het buitengebied moet bij ontwikkeling kwaliteitsverbetering plaatsvinden. De vestigingslocatie voor agglomeratielandbouw is dáár waar de productieomstandigheden optimaal zijn. Dicht bij de aanvoer- en/of afzetmarkt, in landbouw- of glastuinbouwontwikkelingsgebieden of op werklocaties, waar de grondstoffen en producten efficiënt kunnen worden verwerkt en vervoerd. Agglomeratielandbouw past niet in het landelijk gebied. Dat betekend dat dergelijke doorontwikkelingen op basis van gebiedkenmerken worden voorgestaan op/bij bestaande bedrijventerreinen of reeds aanwezige clustering van bedrijven. 7.2 Limburgs Kwaliteitsmenu (Bron: Limburgs Kwaliteitsmenu 2012, provincie Limburg, 2012) Met het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) is er een kwalitatieve benadering voor ontwikkelingen in het buitengebied. Het volgende doel wordt beschreven in het LKM: Het doel van het LKM is gemeenten en provincie een instrumentarium in handen geven om noodzakelijke of wenselijke ontwikkelingen in het buitengebied te kunnen combineren met gewenste kwaliteitsverbetering van datzelfde buitengebied. Gemeenten dienen het kwaliteitsmenu in het gemeentelijk beleid toe te passen Principe LKM Volgens het Limburg Kwaliteitsmenu leiden bebouwingsontwikkelingen in het buitengebied tot verlies van de omgevingskwaliteit. Dit verlies van kwaliteit dient gecompenseerd te worden. Dit kan: Op locatie van de ontwikkeling zelf Door initiatiefnemer op andere locatie worden uitgevoerd Bovenstaande is niet altijd mogelijk of planologisch gewenst. Daarom is het ook mogelijk om de kwaliteitsbijdrage in een gemeentelijk of regionaal kwaliteitenfonds te storten. De gemeente kan dit fonds zelf inrichten. Dit kwaliteitenfonds is een doelenfonds, dat is gericht op de verbetering van de kwaliteit van het buitengebied. Het is aan de gemeente om in de verschillende omstandigheden aan te geven wat de mogelijkheden zijn en waar de prioriteit ligt. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

135 7.3 Conclusie Uit de beleidsstukken kan geconcludeerd worden dat de kwaliteit van de omgeving centraal staat. De kwaliteit van de omgeving komt in elk beleidsstuk terug naar voren, de POL2014 geeft een visie hierover en het LKM gaat over kwaliteitsverbetering van het landschap. Het POL2014 is nog in concept en dus nog niet doorverwerkt in gemeentelijke beleidsstukken. Mocht er een herziening van het bestemmingsplan plaatsvinden, of een ontwikkeling die in het huidige bestemmingsplan niet mogelijk is en er een nieuw bestemmingsplan voor opgesteld moet worden, gelden wel de regels van de POL2014. Het POL2014 verdeeld Limburg in verschillende gebieden en geven aan wat de mogelijkheden zijn in deze gebieden. Deze gebiedsverdeling en de mogelijkheden werken door naar de gemeenten. Een andere conclusie is dat er vooral visies en richtlijnen aangegeven worden en zijn er geen strakke kaders gesteld in de POL. Hierdoor is er vrij veel vrijheid in provincie Limburg. Dit werkt ook door naar gemeentelijk beleid, de gemeente krijgt vanuit provincie Limburg geen strakke richtlijnen waar aan gehouden moet worden. Het Limburgs Kwaliteitsmenu geeft wel richtlijnen aan die doorwerken naar gemeenten. De gemeenten dienen deze te verwerken in het gemeentelijk beleid. Het Limburgs Kwaliteitsmenu geeft aan op welke manier de kwaliteit van de omgeving aangepakt moet worden nadat een ontwikkeling heeft plaatsgevonden. Dit werkt door op gemeentelijk niveau, aanvullingen daarop zijn mogelijk. Door de eis te stellen van kwaliteitsverbetering bij ontwikkelingen in het buitengebied kan het ondernemers tegenhouden om te ontwikkelen of om van functie te veranderen, omdat er dan nog een investering bijkomt. Het valt op dat er in de beleidsstukken alleen beschreven wordt dat er steeds meer agrarische bebouwing leeg zal komen te staan. Maar hier wordt verder niet op ingespeeld door bepaalde regelingen te stellen vanuit de provincie. Hierdoor zullen regelingen op het gebied van vrijkomende agrarische bebouwing van de gemeenten zelf uit moeten komen en het is maar de vraag hoe zij hiermee om zullen gaan. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

136 HOOFDSTUK 8 GEMEENTE HORST AAN DE MAAS 8.1 Structuurvisie Horst aan de Maas (Bron: Structuurvisie Horst aan de Maas, gemeente Horst aan de Maas, 2013) De belangrijkste sectoren voor de economie van Horst aan de maas zijn: Agribusiness, boomteelt, glastuinbouw, maakindustrie, detailhandel en recreatie en toerisme. Het grootste deel van het landschap wordt agrarisch gebruikt. Circa 70% van de gemeentelijke oppervlakte wordt door land- en tuinbouw beheerd Uitwerking hoofdthema s Wonen en woonomgeving Voor het bouwen van woningen in het buitengebied die groter zijn dan 1.000m³ gelden een aantal uitgangspunten. Hier worden enkelen uitgangspunten beschreven. De tegenprestatie voor het hoofdgebouw is onder andere het slopen van bestaande bebouwing elders in het buitengebied. Hierover wordt letterlijk in structuurvisie beschreven: Sloopverhouding: 1 m³ (extra inhoud boven de m³) : 1 m² (sloop van bestaande bebouwing elders). Voor alle bijbehorende bouwwerken groter dan 100 m² is sloop van bestaande bebouwing elders in het buitengebied noodzakelijk. Sloopverhouding: 1 m² (extra oppervlak boven de 100 m²) : 3 m² (sloop van bestaande bebouwing elders). Indien de initiatiefnemer de compenseerde sloop niet kan/wil realiseren geldt een financiële afdracht. De eventuele financiële afdrachten worden ingezet ten behoeve van revitalisering en/of sloop van IV- of glastuinbouwbedrijven in het buitengebied. Economie en werkgelegenheidsgebieden Provinciaal beleid Het landelijk gebied is ingedeeld in drie gebiedstypen: Extensiveringsgebieden: natuurgebieden, in deze gebieden wordt de intensieve veehouderij afgebouwd. Landbouwontwikkelingsgebieden (LOG): agrarische kerngebieden, intensieve veehouderij heeft hier duurzame ontwikkelingsmogelijkheden. Verwervingsgebieden: hier is ruimte voor intensieve veehouderij en andere functies Een provinciaal uitgangspunt is het vergroten van de plattelandseconomie, dit door bijvoorbeeld nieuwe economische dragers toe te laten in VAB s. Dit gaat wel gepaard met enkele voorwaarden. De VAB s hergebruiken voor de agrarische sector heeft de voorkeur, als dat niet mogelijk is kunnen deze ook worden ingevuld door andere functies, maar alleen als er kwaliteitsverbetering tegenover staat. Gemeentelijk beleid Over het algemeen is het vigerend bestemmingsplan leidend. Hierbij zijn LOG s bedoeld voor nieuw vestiging van intensieve veehouderijen en concentratiegebieden en projectvestigingen voor nieuwe te vestigen glastuinbouwbedrijven. De gemeente Horst aan de Maas heeft twee LOG-gebieden aangewezen, één projectvestigingsgebied en drie concentratiegebieden. Buiten de concentratie- en projectvestigingsgebieden is nieuw vesting niet toegestaan en in kwetsbare gebieden is uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven niet toegestaan. In de overige gebieden kan alleen uitbreiding boven de 3 hectare netto glasopstand plaatsvinden als er kwaliteitsverbetering plaatsvindt. In de structuurvisie Horst aan de Maas is ook een deel opgenomen voor het hergebruiken van vrijkomende agrarische bebouwing. Het VAB beleid wat in de structuurvisie beschreven is geld alleen voor de locaties met een agrarisch bouwkavel/bestemming. Daar moet ook een bedrijfswoning bij aanwezig zijn. Een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet worden wanneer er een niet agrarisch bedrijf zich wil vestigen op een VAB locatie zijn opgenomen in bijlage 6 van het bijlagendocument. Ook zijn hierbij de voorwaarden beschreven voor het herbouwen. De belangrijkste voorwaarden wanneer een niet-agrarisch bedrijf zich wil vestigen in een VAB locatie, die hieruit naar voren komen, zijn dat het hergebruik plaats moet vinden in de bestaande bebouwing, overtollige bebouwing moet worden gesloopt, bestaande bedrijven mogen niet worden belemmerd en er dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden. De belangrijkste voorwaarden bij herbouw bij een VAB locatie zijn dat er maximaal 2/3 van de bestaande te slopen bebouwing mag worden teruggebouwd tot een maximum van 400m², het onbenutte bouwvlak vervalt en er dient wederom kwaliteitsverbetering plaats te vinden. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

137 Toerisme en recreatie Nieuwe initiatieven moeten onderscheidend en vernieuwend zijn. Het toepassen van een nevenactiviteit met recreatieve, toeristische en horeca activiteiten naast de agrarische bedrijvigheid komt steeds vaker voor. Deze activiteiten moeten iets toevoegen, onderscheidend en vernieuwend zijn voor de gemeente. Wel moet er op gelet worden dan conflicterende functies elkaar niet belemmeren, want het landelijk gebied heeft veel verschillende gebruikers Gemeentelijk kwaliteitsmenu Het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) wordt in de structuurvisie verwerkt op gemeentelijk niveau. De 10 modules van het LKM worden ook in het gemeentelijk kwaliteitsmenu gehanteerd, hier worden alleen specifieke gemeentelijke modules toegevoegd en opgesplitst. De agrarische nieuw vesting en uitbreiding van het LKM wordt in het gemeentelijk kwaliteitsmenu opgesplitst en de module vrijkomende agrarische bebouwing en de module groter bouwen (>1.000m³ per woning) worden toegevoegd. In het gemeentelijk kwaliteitsmenu wordt de gemeente opgedeeld in 21 deelgebieden, geclusterd onder 8 hoofdcategorieën. Per deelgebied wordt aangegeven of en op welke manier de verschillende ontwikkelingsmogelijkheden (modules) voor het betreffende gebied mogelijk zijn. dit wordt gedaan door bij elke ontwikkelingsmogelijkheid en het gebied aan te geven of de grondhouding positief, meedenkend, voorwaardelijk of negatief is. Deze grondhoudingen worden in de structuurvisie letterlijk als volgt beschreven: Positieve grondhouding: de gemeente wenst stimuleert in principe de potentiële ontwikkeling. Meedenkende grondhouding: aspecten als onderscheidend vermogen en de locatie van de ontwikkeling zijn van belang. Voorwaardelijke grondhouding: kan het initiatief enkel doorgang vinden, wanneer voldaan wordt aan strikte voorwaarden die het initiatief alsnog acceptabel maken. Negatieve grondhouding: potentiële ontwikkeling is in principe niet gewenst. Door kwaliteitsverbetering wordt de ontwikkeling altijd gecompenseerd. Het meest wenselijk is dat de kwaliteitsverbetering op eigen terrein plaatsvindt, wanneer dit niet mogelijk is kan de kwaliteitsverbetering ook op een ander terrein plaatsvinden of er kan een fondsafdracht gedaan worden. De hoogte van de kwaliteitsbijdrage hangt af van de soort ontwikkeling, in welk gebied de ontwikkeling plaatsvindt en de grondhouding van de gemeente Horst aan de Maas. 8.2 Bestemmingsplannen buitengebied Horst aan de Maas Het bestemmingsplan van gemeente Horst aan de Maas bestaat uit drie verschillende bestemmingsplannen. Dit omdat gemeente Horst aan de Maas is ontstaan uit een fusie van drie gemeenten in Deze drie bestemmingsplannen zijn nog niet verwerkt tot één bestemmingsplan Bestemmingsplan buitengebied Horst (Bron: Bestemmingsplan buitengebied Horst, gemeente Horst aan de Maas, 2009) Het bestemmingsplan buitengebied Horst geldt voor de dorpen: America, Griendtsveen, Meterik, Hegelsom, Melderslo, Horst, Lottum, Broekhuizen, Broekhuizenvorst en Grubbenvorst. Het bestemmingsplan bestaat uit drie verschillende deelgebieden, deze drie deelgebieden hebben ook elk aparte regels en toelichtingen. In een aantal categorieën verschillen deze van elkaar. Dit is allemaal uitgelegd in dit hoofdstuk. Gebieden In het bestemmingsplan zijn in alle drie de deelgebieden twee soorten agrarische bestemmingen agrarische doeleinden en agrarische doeleinden met landschappelijke- en natuurwaarden. In het bestemmingsplan worden deze gebieden als volgt letterlijk beschreven: Agrarische doeleinden: In de gebieden bestemt als Agrarische doeleinden vormt het agrarisch grondgebruik de hoofdfunctie. Het beleid in deze gebieden, en de daarbinnen aangewezen landbouwontwikkelingsgebieden in het bijzonder, is primair gericht op de ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw. Verder is recreatief medegebruik binnen de bestemming toegestaan. Uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven is toegestaan binnen de bouwkavel. Tevens is er ruimte gereserveerd voor vestiging van zowel grondgebonden als niet-grondgebonden bedrijven. Daarbij gelden echter randvoorwaarden vanuit onder meer de het reconstructiebeleid en natuur en landschap. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

138 Agrarische doeleinden met landschappelijke- en natuurwaarden: Gebieden, in agrarisch gebruik, met duidelijk aanwijsbare landschappelijke en/of natuurwaarden zijn bestemd als Agrarische doeleinden met landschappelijke- en natuurwaarden (ALN). De bestemming is gericht op het behoud, en waar mogelijk de versterking, van de uiteenlopende aanwezige waarden en belangen. Daarbij zijn de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en bodemkundige belangen richtinggevend voor de productie- en uitbreidingsmogelijkheden voor het (agrarisch) bedrijfsleven. Ontwikkeling In Extensiveringsgebieden zijn nieuwe bouwkavels en uitbreiding van bestaande bouwkavels ten behoeve van de intensieve veehouderij uitgesloten en wordt verplaatsing gestimuleerd. In verwervingsgebieden is nieuwvestiging ook uitgesloten, uitbreiding wordt hier alleen toegestaan als er kwaliteitsverbeterende maatregelen tegenover staan. In landbouwontwikkelingsgebieden is voldoende ontwikkelingsruimte. Glastuinbouwbedrijven worden geconcentreerd in projectvestigingsgebieden en concentratiegebieden. Hier zijn voldoende ontwikkelingsmogelijkheden. Buiten deze gebieden krijgen bedrijven ook ruimte voor ontwikkeling tot 3 hectare. Nieuw vestiging is buiten de projectvestigingen en concentratiegebieden niet toegestaan. Voor bestaande bedrijven geldt het provinciaal kader als uitgangspunt. Akkerbouw en rundveehouderij hebben in de bestemmingen agrarische doeleinden en agrarische doeleinden met landschappelijke- en natuurwaarden goede ontwikkelingsmogelijkheden. Daar waar de ALN-bestemming is voorzien van de aanduiding ontwikkelingszone groen is de ontwikkelingsruimte echter beperkt. Hergebruik vrijgekomen gebouwen (VAB) In het bestemmingsplan buitengebied Horst wordt het volgende beschreven over het hergebruiken van vrijkomende agrarische bebouwing: Als gevolg van diverse ontwikkelingen in de landbouwsector en in de maatschappij als geheel zijn er steeds minder, maar gemiddeld wel grotere agrarische bedrijven. Hierdoor zijn er in het buitengebied veel vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (VAB s). Tot de zogenaamde VAB s worden gerekend: Bedrijven die zijn gestopt, maar nog een agrarische bestemming hebben. Deze krijgen in het nieuwe bestemmingsplan in principe een niet-agrarische bestemming; Bedrijfsgebouwen die gedurende de looptijd van het vigerend bestemmingsplannen vrijkomen. Daarnaast bevinden zich in het buitengebied diverse (voormalige) bedrijfsgebouwen die al eerder een nietagrarische bestemming kregen. Ook voor deze gebouwen hanteert de gemeente Horst aan de Maas de navolgende uitgangspunten voor hergebruik. Met andere woorden: het gaat om de mogelijkheid voor hergebruik van alle grote leegstaande bedrijfspanden. Daarbij moet worden aangetekend dat bij (burger) woningen de ontwikkeling van een volwaardig bedrijf niet is toegestaan (uitgezonderd een beroep aan huis ). Potentieel hergebruik Hergebruik van VAB's moet vergezeld gaan van een kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door landschappelijke verbetering en afname van het bouwvolume. Desondanks is eveneens herbouw van (delen van) het complex mogelijk. Als gevolg van het beoogde hergebruik mogen geen belemmeringen ontstaan voor de omliggende functies. In principe heeft herbestemming voor een agrarische functie daarom de voorkeur. Als dit niet mogelijk is wordt hergebruik voor andere economische dragers van het buitengebied nagestreefd en is er sprake van functiewijziging. Uitgangspunten voor het hergebruik zijn het: Voorkomen van kapitaalvernietiging; Behoud van eventuele cultuurhistorische waarden; Versterken van de leefbaarheid op het platteland. In bijlage 6 van het bijlagendocument worden de algemene randvoorwaarden voor het hergebruiken van vrijkomende agrarische bebouwing beschreven. Hieruit komt naar voor dat de belangrijkste voorwaarden zijn dat er altijd kwaliteitsverbetering plaats dient te vinden en dat 40% van de bebouwing moet worden gesloopt. Ook wordt in het bestemmingsplan vermeld dat in vrijkomende agrarische bebouwing geen bedrijfsmatige activiteiten gecombineerd mogen worden met huisvesting. In het bestemmingsplan buitengebied Horst worden de volgende mogelijkheden voor hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing beschreven: 1. VAB: Handhaven van het agrarisch gebruik; 2. VAB: Agrarisch verwant bedrijf / agrarisch hulp bedrijf; 3. VAB: Recreatief hergebruik; Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

139 4. VAB: Niet-agrarisch bedrijf; 5. VAB: Hergebruik als burgerwoning; 6. VAB: Hergebruik ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders (alleen bij deelgebied 2+3). In bijlage 6 van het bijlagendocument worden deze mogelijkheden verder toegelicht. Bestemming agrarische doeleinden en agrarische doeleinden met landschappelijke- en natuurwaarden In het bestemmingsplan van Horst worden agrarische bedrijven niet apart bestemd. Ze worden bestemd als agrarische bouwkavel, maar dit heeft verder geen betekenis. De als agrarische bouwkavels bestemde kavels liggen in gebieden bestemt als Agrarische doeleinden of Agrarische doeleinden met landschappelijke- en natuurwaarden. Deze gebieden zijn uitgelegd in paragraaf Deze gebieden geven aan wat de mogelijkheden zijn van de als agrarische bouwkavels bestemde kavels. In het bestemmingsplan buitengebied Horst wordt ook strijdig gebruik weergegeven. Een belangrijke gebruiksbepaling hierbij is dat de bestemmingen niet gebruikt mogen worden voor horeca I en horeca II, het plaatsen van kampeermiddelen en permanente bewoning (bedrijfsgebouwen). Daarnaast zijn er in het bestemmingsplan ontheffingsbepalingen en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Tabel 6 en 7 in bijlage 7 van het bijlagendocument laat per deelgebied in elk agrarisch gebied zien welke mogelijkheden het bestemmingsplan buitengebied Horst biedt om af te wijken van de normale gebruiksregels. Hieruit komt naar voor dat een niet-agrarische nevenactiviteit in de vorm van kleinschalige horeca, kleinschalig kamperen en inpandige statische opslag in elk gebied mogelijk is. Hieruit blijkt dat alleen kleinschalige activiteiten zijn toegestaan. Een niet-agrarische nevenactiviteit in de vorm van een agrarisch verwante bedrijvigheid is bijna nergens toegestaan. Een bestemmingswijziging is toegestaan naar de bestemming woondoeleinden, bedrijfsdoeleinden en nieuw vesting van een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan op een agrarische bouwkavel is in elk gebied toegestaan. Wonen en bedrijfsmatige activiteiten zijn dus toegestaan in het buitengebied van Horst Bestemmingsplan buitengebied Sevenum (Bron: Bestemmingsplan buitengebied Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, 2009) Het bestemmingsplan buitengebied Sevenum is van toepassing op de buitengebieden van de dorpen Sevenum, Kronenberg en Evertsoord. Gebieden Gekozen is voor één agrarische bestemming. Binnen deze bestemming zijn de gebieden met specifieke waarden apart aangeduid op de plankaart. Het gaat hierbij om landschappelijke en natuurwaarden. De gebieden die geen nadere aanduiding hebben zijn bestemd als agrarisch gebied, of wel Agrarisch. In deze gebieden heeft het landbouwkundig gebruik prioriteit. Binnen de bestemming Agrarisch zijn de volgende waardevolle gebieden te onderscheiden: ontwikkelingszone groen, beekdal, potentieel beekdal, akkercomplex en open landschap. Ontwikkelingen Nieuw vestiging van intensieve veehouderij is in geen enkel gebied toegestaan. Uitbreiding is toegestaan in de landbouwontwikkelingsgebieden en verwervingsgebieden, in het extensiveringsgebied is uitbreiding uitgesloten. Wel moeten er bij uitbreiding altijd kwaliteitsverbeterende maatregelen tegenover staan. In Sevenum zijn geen projectvestigingsgebieden of concentratiegebieden voor glastuinbouw. Nieuwvesting is dus nergens mogelijk. In het agrarisch gebied met de aanduiding ontwikkelzone groen is geen uitbreiding mogelijk. Ook in een voormalig concentratiegebied is uitbreiding niet mogelijk indien het bedrijf al 3 hectare is, als het kleiner is dan 3 hectare is het wel mogelijk als er kwaliteitsverbeterende maatregelen tegenover staan. Bij de overige agrarische gebieden (met aanduiding) is uitbreiding tot 3 hectare ook mogelijk als er kwaliteitsverbeterende maatregelen tegenover staan. In de ontwikkelzone groen is geen uitbreiding mogelijk voor grondgebonden agrarische bedrijven. Nieuwvesting en uitbreiding is mogelijk in een landbouwontwikkelingsgebied, in de overige agrarische gebieden is alleen uitbreiding mogelijk, geen nieuwvesting. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

140 In het agrarisch gebied ontwikkelzone groen en het potentieel beekdal is geen nieuwvesting mogelijk van grondgebonden agrarische bedrijven. Uitbreiding is in alle agrarische gebieden mogelijk als er kwaliteitsverbeterende maatregelen tegenover staan. Vrijkomende Agrarische Bedrijfsgebouwen In het bestemmingsplan buitengebied Sevenum wordt het volgende beschreven over het hergebruiken van vrijkomende agrarische bebouwing: Beleidskader provincie: Vestiging van nieuwe economische dragers of wonen in vrijkomende (agrarische of niet-agrarische) bebouwing is toegestaan, mits hierbij sprake is kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door landschappelijke verbetering en afname van bouwvolume. Onder deze laatste voorwaarde is eveneens herbouw van (delen van) het complex mogelijk. Bij vestiging van nieuwe economische dragers in vrijkomende bebouwing is niet de vigerende bestemming maatgevend, maar een gebiedsgerichte benadering van de aard en de mogelijkheden van het complex in relatie tot de omgeving. Gemeentelijk beleid: In vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (VAB s) dienen hiertoe nieuwe (in de omgeving passende) functies te kunnen ontwikkelen. Daarbij staat het particulier initiatief centraal. Sevenum voert hierbij een op maat gesneden beleid. Tot de zogenaamde vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) worden gerekend: bedrijven, die gedurende de looptijd van het nieuwe bestemmingsplan stoppen. Bedrijven, die nu reeds zijn gestopt, hebben een andere bestemming gekregen in het nieuwe bestemmingsplan. Veelal zal dit een woonbestemming zijn. Hierbij gelden de mogelijkheden zoals genoemd bij woondoeleinden. Dus vergroting van de woning en mogelijkheden voor agreatieve ontwikkeling, mits er gesloopt wordt. Indien reeds is aangegeven dat andere activiteiten zijn gewenst kan dit binnen het beleidskader worden afgewogen. Bij hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing heeft herbestemming voor de agrarische functie de voorkeur. Indien hergebruik voor de voormalige functie niet mogelijk is, wordt hergebruik voor andere economische dragers van het buitengebied nagestreefd en is er sprake van functiewijziging. Doelstelling is het: versterken van de leefbaarheid en het agreatieve karakter op het platteland; behoud van eventuele cultuurhistorische waarden; voorkomen van kapitaalvernietiging; verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. In bijlage 6 van het bijlagendocument worden de algemene randvoorwaarden voor het hergebruiken van vrijkomende agrarische bebouwing beschreven. De belangrijkste voorwaarden zijn dat de overtollige bebouwing moet worden gesloopt, er dient kwaliteitsverbetering plaats te vinden en de omliggende bedrijven mogen niet worden belemmerd. Ook worden in de bijlage 6 de mogelijke functies weergegeven waarnaar een VAB veranderd kan worden. Bestemming agrarisch bouwkavel Doeleindenomschrijving De als Agrarisch - bouwkavel aangegeven gronden zijn bestemd voor: de uitoefening van een agrarisch bedrijf; bedrijfsmatige nevenactiviteiten; voorzieningen van openbaar nut. In de nadere detaillering van de doeleinden wordt aangegeven, dat het aantal bedrijfswoningen wat is toegestaan, in de plankaart staat aangegeven. Binnen deze bestemming (agrarisch bouwkavel) zijn grondgebonden agrarische bedrijven toegestaan. Intensieve veehouderij, glastuinbouw, overig niet grondgebonden en uitsluitend akkerbouw zijn alleen toegestaan ter plaatse van deze aanduidingen. De omschakeling naar een niet grondgebonden agrarisch bedrijf is niet toegestaan. Gronden aangeduid als onbebouwd deel zijn alleen teeltondersteunende voorzieningen toegestaan. Detailhandel is alleen toegestaan in de vorm van verkoop van agrarische producten en het eigen bedrijf of als ondergeschikte nevenactiviteit. Een niet-agrarische nevenactiviteit is alleen toegestaan voor zover nader aangeduid en voor zover ze ondergeschikt zijn van het agrarisch bedrijf. Per bedrijfswoning is het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep en het gebruik van de woning voor bed & breakfast toegestaan. Andere niet agrarische Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

141 nevenactiviteiten kunnen uitsluitend worden toegestaan na verlening van vrijstelling. In het bestemmingsplan buitengebied Sevenum wordt verstaan onder strijdig gebruik het plaatsen van kampeermiddelen en het gebruiken van bedrijfsgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning. Daarnaast zijn ook voor het bestemmingsplan buitengebied Sevenum vrijstellingsbepalingen en wijzigingsbepalingen opgenomen. Deze zijn verder toegelicht in bijlage 7 van het bijlagendocument. Nevenactiviteiten zijn toegestaan in de vorm van detailhandel, recreatie, zorgfunctie, inpandige opslag en kleinschalig kamperen. Verbouw voor mantelzorg is ook mogelijk. Bestemmingswijziging is toegestaan naar, bedrijf, wonen en recreatie. Hier zijn dus vrij veel mogelijkheden Bestemmingsplan buitengebied Meerlo (Bron: Buitengebied Meerlo beheersverordening, gemeente Horst aan de Maas, 2010) Het bestemmingsplan buitengebied Meerlo geldt voor de buitengebieden van de dorpen: Meerlo, Swolgen en Tienray. Gebieden Het bestemmingsplan buitengebied Meerlo zegt het volgende over de gebieden die zij onderscheiden in het bestemmingsplan: De agrarische functie is de overheersende functie binnen het besluitgebied. Agrarisch grondgebruik komt daarbij het meeste voor. Daarnaast is sprake van agrarische bedrijvigheid in de vorm van (intensieve) veehouderijen, alsmede door middel van agrarische hulpbedrijven. De bos- en natuurfunctie is eveneens een veel voorkomende functie in het buitengebied, die zich met name in het zuiden en aan de randen van het besluitgebied manifesteert. Verder komen verspreid door het plangebied diverse andere functies voor, waarvan de woonfunctie de meest algemene is. Daarnaast betreft het ondermeer de functies recreatie (in diverse vormen) en kleinschalige bedrijvigheid. Ontwikkelingen Over de ontwikkelingen in het buitengebied schrijft het bestemmingsplan buitengebied Meerlo het volgende: Bestaande intensieve veehouderijen zijn specifiek aangeduid. Uitbreiding van intensieve veehouderij is alleen mogelijkheid indien de Structuurvisie Horst aan de Maas daarvoor ruimte biedt. Nieuwvestiging van dan wel omschakeling naar een intensieve veehouderij is niet mogelijk binnen de kaders van deze beheersverordening. Bestemming Agrarisch Agrarisch bedrijf Doeleindenomschrijving Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is toegestaan: een agrarisch bedrijf; een intensieve veehouderij, glastuinbouw en champignonkwekerij uitsluitend waar deze ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening reeds aanwezig waren; een paardentrainingshal ter plaatse van het besluitsubvlak 'paardentrainingshal'; een hoveniersbedrijf ter plaatse van het besluitsubvlak 'hovenier'; extensief recreatief medegebruik. In het bestemmingsplan buitengebied Meerlo wordt onder strijdig gebruik van deze bestemming verstaan opslag van voer- en vaartuigen (die aan gebruik onttrokken zijn) en kampeermiddelen en permanente bewoning van bijbehorende bouwwerken. Naast deze bestemmingsomschrijving zijn in het bestemmingsplan bij deze bestemming ook afwijkingsregels opgenomen voor het gebruik van de bestemming. Deze regels zijn terug te lezen in bijlage 7 van het bijlagendocument. In dit gebied zijn minder mogelijkheden. Een niet agrarische nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf is wel toegestaan. 8.3 Glas voor Glasregeling (Bron: Regeling Glas voor Glas Limburg, gemeente Horst aan de Maas, 2012) Deze regeling maakt het mogelijk dat glastuinbouwbedrijven, die gevestigd zijn buiten de concentratiegebieden en projectvestigingen, toch boven de 3 hectare glas kunnen uitbreiden. Met de regeling wordt geprobeerd de groeiontwikkelingen van bedrijven te koppelen aan de afbraak van oude kassen. Ondernemers kunnen boven de 3 hectare groeien als ze leegstaande kassen opruimen. Voor de vestiging van een nieuw glastuinbouwbedrijf kom je niet in aanmerking voor de Glas voor Glasregeling. De regeling houdt het volgende in: Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

142 voor iedere m² glas die de ondernemer wil uitbreiden boven 3 hectare moet elders 2 m² worden afgebroken. de ondernemer kan de sloop zelf regelen met de eigenaar van de te slopen glasopstand of een financiële bijdrage van 8 euro per m² uitbreiding storten in het sloopfonds. Voor eigenaren die hun kassen willen afbreken maar dit niet zelf kunnen of willen doen is een sloopfonds opgericht. Zij kunnen uit dit fonds een vergoeding van 4 euro per m² ontvangen voor de sloop van hun kassen. 8.4 Beleid plattelandswoningen (Bron: Beleid plattelandswoningen, gemeente Horst aan de Maas, 2013) In het beleid plattelandswoningen van Horst aan de Maas is de volgende definitie van een plattelandswoning beschreven: een bedrijfswoning die tevens door derden mag worden bewoond, zonder dat er sprake is van een functionele binding met het bijbehorende bedrijf. Bestemmingsplan De regels die in het bestemmingsplan van toepassing zijn op de bedrijfswoning blijven van toepassing op de plattelandswoning, dit omdat de onderliggende bestemming blijft bestaan. De woning blijft een bedrijfswoning met een nadere aanduiding als plattelandswoning. Het beleidsstuk stelt de volgende voorwaarden bij het aanwijzen van een plattelandswoning: Uit onderzoek moet blijken dat een wijziging naar de bestemming niet mogelijk is; Een wijziging naar plattelandswoning is op sommige plekken niet mogelijk; Het betreft een bestaande woning; Het bijbehorende bedrijf blijft in werking. Aandachtspunten bij het aanwijzen van een plattelandswoning zijn dat wanneer het bijbehorende bedrijf wordt beëindigd de plattelandswoning een woonbestemming krijgt toegekend. De nieuwe bestemming voor de bedrijfsbebouwing moet rekening houden met de ligging ten opzichte van deze woning ook is planschade niet uitgesloten bij ontwikkeling/uitbreiding van het bijbehorende bedrijf. 8.5 Conclusie In deel 1, de inventarisatie, viel het op dat de gemeente Horst aan de Maas veel verschillende agrarische bedrijven kent. Het beleid moet ook daarop geschreven worden. Gemeente Horst aan de Maas heeft nu alleen specifiek voor de glastuinbouw een regeling, voor de intensieve veehouderij en dergelijke hebben ze geen aparte regeling. Het bestemmingsplan van gemeente Horst aan de Maas is geen handig bestemmingsplan. Dit omdat het nog bestaat uit drie verschillende bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan wordt niet duidelijk aangegeven wat voor agrarisch bedrijf het is en worden agrarische bedrijven niet apart bestemd maar gaan ze uit van de gebiedsbestemming. Er is op deze manier geen eenduidig bestemmingsplan voor de hele gemeente. In de structuurvisie komt een duidelijk VAB-beleid naar voren, dit is een heel belangrijk deel van de structuurvisie omdat deze nieuwer is dan het VAB-beleid uit het bestemmingsplan en omdat de structuurvisie voor de gehele gemeente geldt en het bestemmingsplan nog opgedeeld is in de oude gemeenten. Ook wordt in de structuurvisie het Limburgs Kwaliteitsmenu verwerkt tot een gemeentelijk kwaliteitsmenu. De Glas voor glasregeling is een goede regeling om oude kassen op te ruimen in het buitengebied en is een stimulans om glastuinbouwbedrijven zich te laten vestigen in concentratiegebieden. De vraag hierbij is of de regeling de gewenste uitwerking heeft en of de regeling werkt. Dit wordt in het volgende deel van het onderzoek verder onderzocht. Het beleid plattelandswoningen kan op de locatie zelf iets oplossen maar voor de omgeving kan het voor problemen zorgen. Het is dus de vraag of deze regeling op de lange termijn ook nog de gewenste uitwerking heeft. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

143 HOOFDSTUK 9 GEMEENTE DEURNE 9.1 Structuurvisie Deurne (Bron: Structuurvisie Deurne, gemeente Deurne, 2011) Gemeente Deurne heeft voor haar gemeente een structuurvisie opgesteld. Met deze structuurvisie wil de gemeente invloed uitoefenen op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van de gemeente van belang zijn. Gemeente Deurne wil ontwikkelingen stimuleren die het goed wonen, leven en werken ondersteunen en verbeteren. De structuurvisie is onderverdeeld in vijf thema s: samenleven, wonen, werken, vrije tijd en omgeving. De thema s samenleven, werken, wonen en vrije tijd worden gezien als maatschappelijke activiteiten met ieder hun eigen ruimtevraag/ruimtelijke inrichting. Er wordt beschreven hoe de gemeente met deze opgave wil omgaan. In het thema omgeving komen de ruimtevragen samen en vindt de integrale ruimtelijke afweging plaats. Allen de thema s die van toepassing zijn op dit onderzoek komen aan bod Uitwerking thema s Wonen Het thema wonen heeft betrekking op het wonen in alle kernen en de verspreide woningen in het buitengebied. Bij plannen en initiatieven voor uitbreiding van de woonfunctie in het buitengebied zal niet altijd medewerking worden verleend. Er moet aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Het toevoegen van de woonfunctie in het buitengebied mag niet leiden tot aantasting van bestaande bewoningstructuren in het buitengebied. Het belangrijkste is om de woonfuncties in de buutschappen te behouden. Werken Dit thema heeft betrekking op de aspecten economie en werkgelegenheid. De economisch noodzakelijke schaalvergroting zal niet door elke agrarische ondernemer ingevuld kunnen worden. Binnen het LOG Deurne- Oost is voldoende ontwikkelruimte voor een modern en duurzaam intensieve veehouderij. De trend van bedrijfsbeëindiging zal zich voortzetten, hierdoor zal steeds agrarische bebouwing vrijkomen voor ander gebruik. Basisbeleid In het bestemmingsplan zijn een aantal voorwaarden opgenomen voor hergebruik. Verder zal de gemeente de landelijke wet- en regelgeving volgen en hierin het instrumentarium zo optimaal mogelijk inzetten. Ambities De agrarische sector verschaft veel werkgelegenheid. Er zijn veel ontwikkelingen door de milieueisen en de economische kaders. Dit leidt tot structurele veranderingen. De gemeente wil de mogelijkheden daartoe bieden, maar wel in combinatie met een goed woon- en leefklimaat. Dit vereist maatwerk. Met betrekking tot de intensieve veehouderij wil de gemeente ontwikkelruimte bieden voor bestaande bedrijven en verplaatsers in het LOG. Vestiging van nieuwe bedrijven is niet mogelijk. Er wordt van de veehouderijen gevraagd om de inzet van zodanige technieken dat een goed leefklimaat in de kern Deurne gewaarborgd blijft. Over de intensieve veehouderij vermeldt de gemeente het volgende in haar structuurvisie: In het extensiveringsgebied wordt ingezet op een afwaartse beweging van de intensieve veehouderij richting het landbouwontwikkelingsgebied. In het verwevingsgebied wordt ingezet op een evenwichtige ontwikkeling van de intensieve veehouderij met de overige functies in het gebied. Daarnaast wordt de verplaatsing van bedrijven vanuit deze gebieden gestimuleerd door in deze zone gelegen bedrijven te ondersteunen bij beëindiging of verplaatsing. Voor de glastuinbouw neemt de gemeente een actieve sturende rol op zich. Dit bij de sanering van verspreid gelegen glastuinbouwbedrijven en anderzijds in de ontwikkeling van een projectvestigingslocatie voor de glastuinbouw. Kansen Over de kansen in het buitengebied beschrijft de Structuurvisie Deurne het volgende: Niet-agrarische bedrijven die niet passend worden geacht in het buitengebied dienen verplaatst te worden. VAB s kunnen aangewend worden voor nieuwe (economische) functies. Dit kan een impuls geven voor de lokale economie én een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Nieuwe functies binnen VAB s zijn uitsluitend mogelijk wanneer passend binnen de omgeving. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

144 Vrije tijd Over de combinatie tussen agrarische bedrijven, recreatie en het buitengebied zet gemeente Deurne het volgende in haar structuurvisie: Geuroverlast door agrarische bedrijvigheid kan een bedreiging vormen voor recreatieve activiteiten in met name het buitengebied. De gemeente Deurne wil voorkomen dat het buitengebied als gevolg van agrarische bedrijvigheid verloren gaat voor de recreatieve sector. Omgeving Onder het thema omgeving valt de fysieke omgeving, hierin spelen de voorgenoemde thema s zich af. De omgeving bevat de fysieke gebouwde omgeving en openbare ruimte maar ook de kwaliteiten van het buitengebied. De schaalvergroting is ook te zien in de ruimtelijke ontwikkeling, de beleefde druk op de fysieke omgeving neemt de laatste jaren sterker toe dan het feitelijke nieuwe ruimtebeslag. Hierdoor staat de beleving van de kwaliteit van de omgeving onder druk. Transitie van het buitengebied Het buitengebied is voortdurend in beweging, er zullen diverse veranderingen plaatsvinden de komende jaren. De economische ontwikkeling van de landbouw is een belangrijke motor. Wel wordt er de komende jaren een verschuiving in de agrarische sector verwacht, het aantal bedrijven zal afnemen maar de overgebleven bedrijven zullen doorontwikkelen, dit ten gevolge van de schaalvergroting. De structuurvisie schrijft het volgende over de transitie van het buitengebied: De transitie is, buiten het economische vlak zichtbaar op de volgende onderdelen: Functioneel: door bedrijfsbeëindiging in het buitengebied komt er ruimte voor andere functies. In het LOG zal sprake zijn van een verdere uniformering van functies, doordat hier ruimte voor de groei van de agrarische sector wordt geboden. Maatschappelijk: door de gewijzigde economische positie van de landbouw veranderen ook de maatschappelijke patronen. Landschappelijk: de agrarische sector is de grootste gezichtsbepaler van het buitengebied. In de delen waar de transformatie het grootst is, zal ook het landschap mee veranderen. Gebieden Onder het thema Omgeving is de gebiedsindeling gebaseerd op de algemene karakteristieken van het buitengebied met daarbij de belangrijkste functies die daarbinnen uitgeoefend worden. In dit stuk van de structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in de volgende gebieden: Afwegingsruimte stedelijke functies Bos en natuur EHS Landschappelijk waardevol gebied Primair Agrarisch gebied Overig Agrarisch gebied Beleid Ze willen het divers karakter in de verwevingsgebieden en buurtschappen behouden. Hierover wordt het volgende geschreven in de structuurvisie: De agrarische functie, met name de grondgebonden aspecten, vormen een belangrijke basis voor de aanwezige kwaliteiten en de beleving ervan. De omgevingskwaliteiten van het buitengebied kunnen vooral beleefd worden vanuit het recreatief gebruik van paden, wegen en recreatieve steunpunten. Ambitie buitengebied Versterken van natuur- en landschapswaarden, beleefbaarheid voor toerisme en recreatie versterken, toepassing van zonering, niet elk deel van het buitengebied is landschappelijk even waardevol. In het LOG zijn lagere kwaliteitseisen. Kansen en bedreigingen Initiatieven die bijdragen aan de versterking van de omgevingskwaliteit van het buitengebied worden waar mogelijk ondersteund. Er wordt wel met een aantal aspecten rekening gehouden. De gemeente wil voorkomen dat kernen aan elkaar groeien ten kosten van het buitengebied. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

145 9.2 VAB-beleid (Bron: Raadsinformatie Boeren met Buren nummer 17, gemeente Deurne, 2013) Het VAB-beleid komt naar voren uit Boeren met Buren. Dit is een soort van werkgroep van de gemeente waar verschillende onderwerpen aan bod komen in de agrarische sector. Vrijkomende agrarische bebouwing is er daar één van. Het beleid nog niet doorgevoerd in het bestemmingsplan Aanleiding De afgelopen jaren zijn er veel agrarische bedrijven gestopt en er zullen nog vele volgen. Veel bedrijfsgebouwen komen leeg te staan. De gebruiksmogelijkheden van deze bebouwing (VAB) hebben direct invloed op de economie en beeldkwaliteit van het platteland maar hebben ook invloed op de bedrijventerreinen en het kernwinkelgebied. Anderzijds worden ten behoeve van de agrarische ontwikkeling nieuwe bedrijfsgebouwen gebouwd. Het is de vraag hoe hier mee om te gaan Doelstelling vitaal platteland Volgens het ontwerp Provinciale Verordening Ruimte 2014 van de Provincie Noord-Brabant is de definitie van een VAB: De vestiging van een ruimtelijke ontwikkeling die op grond van het geldende planologische regime niet mogelijk is en waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmings- of bouwvlak waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat. Binnen deze definitie worden minder beperkingen opgelegd en zijn er dus meer mogelijkheden. Het doel is onder andere om de werkgelegenheid te versterken, een aantrekkelijker buitengebied te creëren, belang hechten aan een duurzame en innovatieve agrarische sector, maatwerk voor ontwikkelingen die meerwaarde hebben voor het buitengebied, systeem te ontwikkelen waar dynamiek mogelijk is en verstening van het buitengebied tegengaan. Hierbij moet wel voorkomen worden dat er uitholling van de kwaliteit van dorpen en kernen ontstaan, concurrentie met bedrijventerreinen, onevenredige aantasting voor de omgeving, extra verstening en belemmeringen voor de bestaande activiteiten Uitwerking Het is wenselijk om één gebied te blijven bestemmen voor vrijwel uitsluitend agrarische activiteiten, waar de agrarische sector optimaal de ruimte krijgt. Hier zijn andere activiteiten niet gewenst, deze moeten ruimte krijgen in de andere gebieden. Het doel is om de totale verstening gelijk te houden, maar wel op de juiste plek. De juiste plek is dan een gebouw dat innovatief is en een buitengebiedgebonden economie faciliteert. In bijlage 6 van het bijlagendocument is een tabel toegevoegd met kansrijke ontwikkelingen en de voorwaarden daarvoor. 9.3 Bestemmingsplan buitengebied Deurne (Bron: Bestemmingsplan buitengebied gemeente Deurne 2 e herziening, gemeente Deurne, 2014) Hier zijn de belangrijkste punten opgenomen die beschreven zijn in het bestemmingsplan buitengebied Deurne omtrent de mogelijkheden van agrarisch vastgoed Gebieden Ecologische hoofdstructuur: gronden die nog in agrarisch gebruik zijn, maar onderdeel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur zijn voorzien van de gebiedsbestemming Agrarisch met waarden Natuur en Landschap. Het huidig agrarisch gebruik van deze gronden kan worden voortgezet. De omzetting van de agrarische bestemming naar een natuurbestemming is mogelijk. Attentiegebied EHS: het beleid in deze gebieden is gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur in de natte natuurparels en een externe bescherming tegen ingrepen die een ongewenste beïnvloeding van deze natuurwaarden kunnen hebben. Er mogen in het gebied of in de omgeving geen activiteiten plaatsvinden die een verslechtering van de hydrologische situatie in de natte natuurparel tot gevolg hebben. Groenblauwe mantel: de agrarische gronden rondom kerngebieden natuur en water zijn aangeduid als groenblauwe mantel. Gronden binnen de groenblauwe mantel zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Gronden die in dit gebied in agrarisch gebruik zijn is de gebiedsbestemming agrarisch met waarden landschap toegekend. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

146 Agrarisch ontwikkelingsgebied: de bestemming Agrarisch 1 omvat het landbouwontwikkelingsgebied. Projectvestigingsgebied glastuinbouw: de bestemming Agrarisch 2 omvat vestigingsgebied glastuinbouw. Gemengd agrarisch gebied: de bestemming Agrarisch 3 omvat het gemengde agrarisch gebied dat zich kenmerkt door nabijheid van kernen, kleinschaliger en meer besloten landschappen. Integrale zonering intensieve veehouderij: de zonering bestaat uit navolgende gebieden: landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied Ontwikkeling Groenblauwe mantel Binnen deze bestemming kan het huidige agrarisch gebruik worden voortgezet, mits aanwezige specifieke natuur- en of landschapswaarden, van bijzonder gemeentelijk belang, niet onevenredig worden aangetast. Agrarisch ontwikkelingsgebied Het gebied biedt agrarische- en ondersteunende bedrijven de ruimte om in te spelen op ontwikkelingen in de landbouwsector, biedt ruimte om de bedrijfsvoering voort te zetten en bij beëindiging ruimte bieden voor agrarisch hergebruik. Het streven is hier om de bestaande agrarische bouwvlakken zoveel mogelijk te behouden en terughoudend om te gaan met mogelijkheden voor niet-agrarische nevenactiviteiten en functieverandering. Projectvestigingsgebied glastuinbouw Ontwikkelingsruimte wordt geboden aan glastuinbouwbedrijven. Nieuwvestiging en uitbreiding van glastuinbouwbedrijven wordt rechtstreeks toegestaan. Omschakeling naar of uitbreiding van andere bedrijfsvormen dan glastuinbouw of aan glastuinbouw gerelateerde bedrijven is niet mogelijk. Buiten het projectvestigingsgebied is nieuwvestiging of omschakeling niet toegestaan en uitbreiding tot max. 3,5 hectare en in de groenblauwe mantel geen uitbreiding. Gemengd agrarisch gebied De gronden zijn geschikt voor agrarische bedrijven maar ook de ontwikkeling van (agrarische) nevenactiviteiten, recreatie en nieuwe economische dragers. Ontwikkelingsruimte wordt voor zover mogelijk geboden. Ook worden er meer mogelijkheden voor functieverandering geboden. Bij agrarische bedrijfsbeëindiging vormt behoud van bestaande agrarische bouwvlakken geen uitgangspunt. Integrale zonering intensieve veehouderij Nieuw vestiging van een intensieve veehouderij wordt niet toegestaan. Ook omschakeling naar een intensieve (neven)tak wordt niet meer toegestaan. Voor uitbreiding gelden strikte randvoorwaarden. Landbouwontwikkelingsgebied: In dit gebied wordt voorzien in de mogelijkheid tot uitbreiding tot max. 1,5 ha, hervestiging of omschakeling van een intensieve veehouderij. Verwevingsgebied: hier is hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies zich daar niet tegen verzetten. Extensiveringsgebied: Uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij wordt niet toegestaan Hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen In het bestemmingsplan buitengebied Deurne is een visie voor de omgang van het hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen beschreven. Deze beschrijven luidt als volgt: Als gevolg van diverse ontwikkelingen in de landbouwsector komen veel agrarische bedrijfsgebouwen vrij. Beëindiging van het agrarisch gebruik kan leiden tot verloedering van (cultuurhistorisch waardevolle) bebouwing en aantasting van de ruimtelijke kwaliteit. Indien hergebruik samen gaat met sloop van (niet cultuurhistorisch waardevolle) bebouwing kan dit bijdragen aan ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Bovendien kan hergebruik een impuls leveren aan de versterking van de leefbaarheid op het platteland en kan het kapitaalvernietiging voorkomen. Gezien de agrarische hoofdfunctie van het merendeel van het buitengebied heeft bij hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing agrarisch hergebruik de voorkeur. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

147 In het bestemmingsplan zullen conform het geldende plan regels worden opgenomen teneinde verschillende vormen van functieverandering te faciliteren. Dit betreft mogelijkheden voor locaties, waar de bedrijfsmatige activiteiten recent of in de nabije toekomst worden beëindigd alswel voor locaties, waar de bedrijfsmatige activiteiten reeds langer geleden zijn beëindigd, maar waar de voormalige bedrijfsbebouwing nog wel aanwezig is. Betreffende locaties (nu aangeduid als woonbestemmingen) worden voorzien van een specifieke VABaanduiding. Binnen de gemeente zijn op basis van de gemeentelijke notitie gebiedsvisie bebouwingsconcentraties zijn specifieke kernrandzones en/of bebouwingsclusters aangewezen, die overeenkomstig het bestemmingsplan Buitengebied 2007, gedeeltelijk herzien in het bestemmingsplan Partiële herziening Buitengebied 2010 op de verbeelding zijn opgenomen met de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied ontwikkelingscluster respectievelijk wro-zone wijzigingsgebied kernrandzone. Binnen deze bebouwingsconcentraties gelden enkele specifieke omschakelingsmogelijkheden. Indien hier overtollige agrarische voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt kan onder randvoorwaarden een bonus worden geboden in de vorm van het toestaan van een ruimere maatvoering voor de hergebruikfunctie. De Verordening ruimte 2012 maakt het mogelijk een ruimer beleid te ontwikkelen. Dat past op dit moment niet bij de beleidsarme omzetting van het bestemmingsplan zoals de gemeente nu nastreeft. In bijlage 6 van het bijlagendocument is weergegeven welke omschakelingsmogelijkheden geboden worden binnen het bestemmingsplan bij het hergebruiken van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen Bestemming De agrarische kavels zijn allemaal gelegen in verschillende agrarische gebieden (Agrarisch 1, 2 en 3, Agrarisch met waarden landschap, agrarisch met waarden natuur en landschap). De agrarische kavels worden niet meer apart bestemd, er wordt alleen aangegeven wat voor soort agrarisch bedrijf het is (intensieve veehouderij, glastuinbouw, enz.). De agrarische gebieden geven aan wat de mogelijkheden zijn van de agrarische kavel. In strijdig gebruik met de bestemming is in ieder geval het uitoefenen van detailhandel, woondoeleinden en het plaatsen van kampeermiddelen op de agrarische locatie. De verdere specifieke gebruiksregels en de wijzigingsbevoegdheden met daarbij de regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan zijn weergegeven in tabel 8 en 9 van bijlage 7 van het bijlagendocument. 9.4 Overig Kwaliteitsverbetering landschap (Bron: Beleidskader Kwaliteitsverbetering landschap, gemeente Deurne, 2013) Rood-met-groen regeling De gemeente Deurne stelt, naar aanleiding van de eis vanuit de Verordening Ruimte, dat elke ruimtelijke ontwikkeling die een wezenlijk ruimtelijk effect heeft op de omgeving gepaard moet gaan met kwaliteitsverbetering van het landschap. De wijze en mate van de tegenprestatie voor de kwaliteitsverbetering van het landschap is afhankelijk van de impact van de ruimtelijke ontwikkeling op de omgeving. Deze impact wordt door een aantal zaken bepaald. Aan de hand van deze impact op de omgeving worden drie categorieën van ruimtelijke ontwikkeling onderscheiden Gebiedsvisie bebouwingsconcentraties (Bron: Gebiedsvisie bebouwingsconcentraties, gemeente Deurne, 2007) Bedrijven in woonconcentraties en kernranden hebben geen optimale productieomstandigheden. In deze gebieden is er volgens deze visie behoefte aan meer actief beleid. Bij dit actief beleid moeten de ondernemers extra gestimuleerd worden om werkelijk tot verplaatsing en/of beëindiging van het agrarisch bedrijf over te gaan. Om het landelijk gebied duurzaam en vitaal te houden dienen aan bestaande economische dragers voldoende ontwikkelingsmogelijkheden geboden te worden, ook dienen alternatieve economische functies voor het platteland te worden gestimuleerd. Deze kansen zullen zich nadrukkelijk in kernranden voordoen. Hier is namelijk sprake van een sterke dynamiek, waarbij in de directe omgeving van het woongebied nieuwe voorzieningen kunnen inspelen op een zekere maatschappelijke behoefte. In bebouwingsconcentraties (kernrandzones, bebouwingslinten en clusters) wordt hergebruik van VAB s voor diverse niet-agrarische Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

148 functies mogelijk gemaakt. Een belangrijke randvoorwaarde hiervoor is dat een bijdrage geleverd moet worden aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit is ruime zin. Opzet Het doel van de studie is een helder ruimtelijk en functioneel kader te creëren voor toekomstige ontwikkelingen, die een bijdrage kunnen leveren aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit middels verruimde hergebruikmogelijkheden van bestaande (agrarische) bedrijfscomplexen. Mogelijke vervangende functies, die in aanmerking komen voor hergebruik van vrijkomende bebouwing in bebouwingsconcentraties zijn onder andere: Agrarische bedrijven Burgerwoningen Agrarisch verwante bedrijven Agrarisch technische hulpbedrijven Ambachtelijke bedrijvigheid Opslag Dagrecreatie Verblijfsrecreatie Sauna Sociaal culturele voorzieningen Zakelijke dienstverlening 9.5 Conclusie De gemeente Deurne kent heel veel veehouderijbedrijven, dit is het grootste deel van de agrarische bedrijven. Het valt op dat in het beleid, provinciaal en gemeentelijk, naar voren komt dat de intensieve veehouderij juist geweerd wordt uit gemeente Deurne. Alles wordt in concentratiegebieden geplaatst. Dit is erg opvallend omdat de intensieve veehouderij juist heel belangrijk is voor gemeente Deurne. Gemeente Deurne heeft vooral algemene beleidsstukken en geen specifieke beleidsstukken op bijvoorbeeld glastuinbouw of intensieve veehouderij. Het enige wat de gemeente en provincie wil is de intensieve veehouderij proberen te verwijderen door ondernemers geen ontwikkelmogelijkheden meer te bieden. Er wordt vanuit het beleid geen hulp geboden om deze bedrijven bijvoorbeeld te saneren, te verplaatsen of te herbestemmen. In het bestemmingsplan komt het hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing naar voren, buiten dit stuk om is er nog een apart beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing wat meer mogelijkheden biedt. Als er een ontwikkeling is die binnen het bestemmingsplan niet mogelijk is, is de structuurvisie bindend voor die ontwikkeling. De overige beleidsstukken die de gemeente heeft zijn de kwaliteitsverbetering landschap, dit gaat vooral over de ruimtelijke kwaliteit naar aanleiding van ontwikkelingen. Hier moeten agrariërs altijd rekening mee houden als ze willen ontwikkelen of iets willen veranderen. Uit de gebiedsvisie bebouwingsconcentraties komt naar voren dat het hergebruiken van agrarische bebouwing in woonconcentraties en kernranden meer mogelijkheden hebben. Dit is gunstig voor deze agrarische bedrijven, afgevraagd kan worden of in dit gebied nog veel agrarische bedrijven gevestigd zijn omdat er geen ontwikkelingsmogelijkheden geboden werden. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

149 HOOFDSTUK 10 GEMEENTE ZUNDERT In dit hoofdstuk wordt het gemeentelijk beleid beschreven van gemeente Zundert. Het beleid wat hier besproken wordt heeft betrekking op leegstaand agrarisch vastgoed of heeft er een raakvlak mee. Als eerst wordt de Structuurvisie Landschap 2025 besproken, daarna wordt er ingegaan op het Bestemmingsplan Buitengebied Zundert wat de gemeente in 2012 heeft opgesteld. Als laatste wordt ingegaan op specifieke nota s die de gemeente geschreven heeft voor het goed kunnen beheersen van het agrarisch vastgoed. Bij al deze beleidsstukken wordt een korte uitleg gegeven van het stuk Structuurvisie Landschap 2025 (Bron: Structuurvisie Landschap 2025, gemeente Zundert, 2013) Gemeente Zundert heeft voor haar gemeente een structuurvisie opgesteld. De structuurvisie is een belangrijk kader voor de afweging van concrete ruimtelijke beslissingen, voor de inzet van bestuurlijke inzet (bestemmingsplan), beschikbaar stellen van financiële middelen en het sluiten van bestuursovereenkomsten voor de gemeente. Deze structuurvisie is er vooral op gericht een visie te geven over de indeling van het landschap. De gemeente geeft een toekomstvisie hoe het landschap er in 2025 uit moet zien. In de Verordening Ruimte 2014 is het principe kwaliteitsverbetering van het landschap beschreven. Via dit principe kan een deel van de in de structuurvisie genoemde maatregelen gerealiseerd worden. Dit principe houdt in dat als er ruimtelijk een verandering plaats vindt (bijvoorbeeld de bouw van een object), er een kwaliteitsverbetering moet plaats vinden van het landschap. Dit kan gedaan worden doormiddel van groen toe te voegen aan het landschap. Het landschap van Zundert is naast een divers landschap een landschap dat gebruikt wordt als productiemiddel voor veehouders, akkerbouwers, tuinders en boomkwekers. Het is een kwaliteit dat agrarische bedrijven zich toekomstbestendig kunnen ontwikkelen. In de structuurvisie zijn 4 deelgebieden onderscheiden (Intensieve productielandschappen, Extensieve Productielandschappen, Beekdalen en Natuur & Landgoederen). De visie van Zundert is er om aan elk van deze deelgebieden zijn eigen gebruik, kwaliteit en uiterlijk te geven. De uitvoering van de kwaliteitsverbetering van het landschap is dus voor ieder gebied anders. In tabel 13 wordt weergegeven welke gebieden die zijn opgenomen in het Bestemmingsplan Buitengebied Zundert behoren tot de gebieden zoals die beschreven zijn in de Structuurvisie Landschap Gebied Structuurvisie Gebied Bestemmingsplan Intensieve productielandschappen De Intensieve Productielandschappen zijn in het beleid vrijwel helemaal aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied (BOG) en de AHS+ gebieden (agrarische hoofdstructuur). Extensieve productielandschappen De Extensieve Productielandschappen bestaan uit de Groenblauwe Mantel exclusief de Beekdalen, aangevuld met fragmenten productielandschap die niet onder BOG of AHS+ vallen. Beekdalen Beekdalen hebben in het bestemmingsplan Buitengebied over het algemeen een status als beekdal of als groenblauwe mantel. Natuurgebieden & landgoederen In dit gebied vallen alle natuurgebieden en landgoederen die de gemeente Zundert kent. Tabel 13: Gebieden structuurvisie Bron: Structuurvisie Landschap 2025, gemeente Zundert, 2013 De visie die in de Structuurvisie Landschap 2025 wordt beschreven, wordt doorgevoerd in het Bestemmingsplan Buitengebied Zundert wat hierna besproken wordt. In het bestemmingsplan worden regels opgesteld om de kwaliteit van het landschap zoals beschreven te waarborgen en uit te voeren. Daarom is het voor de gemeente belangrijk om deze gebieden met de beoogde landschappelijke kwaliteit goed te beschrijven Bestemmingsplan Buitengebied Zundert (Bron: Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012) In deze paragraaf zijn de belangrijkste regels/beleid opgenomen die beschreven zijn in het bestemmingsplan buitengebied Zundert omtrent het beheersen van agrarisch vastgoed. Het Bestemmingsplan Buitengebied Zundert is in 2012 opgesteld aan de hand van de Verordening Ruimte (zoals beschreven in paragraaf 6.3) en de Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

150 Structuurvisie Landschap 2025 van gemeente Zundert. De hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is om oude bestemmingsplannen samen te voegen en de actualiseren naar de geldende wetgeving Gebieden In het bestemmingsplan Buitengebied Zundert zijn vijf soorten agrarische gebieden opgenomen deze gebieden vloeien voort uit de Verordening Ruimte 2014: Agrarisch: gronden in agrarisch gebruik waar geen sprake is van waarde en extra mogelijkheden voor glastuinbouw en boomteelt. In provinciaal beleid vallen deze gronden binnen gemengd landelijk gebied. Agrarisch AHS plus (Agrarische Hoofdstructuur plus): gronden rondom de kern van boomteeltontwikkelingsgebied, richting het agrarisch gebied. De gronden zijn agrarisch in gebruik. In het provinciaal beleid sluiten deze gronden aan op het gebied landelijk gebied accentgebied agrarische ontwikkeling. Agrarisch Boomteeltontwikkelingsgebied: deze gronden bieden de ruimste mogelijkheden voor het uitoefenen van boomteelt. Deze gronden sluiten aan bij de gebieden uit de Verordening Ruimte. Agrarisch met waarden Beekdal: gronden die in het beekdal van de verschillende stromende beken liggen. Er wordt geen extra ontwikkelingsruimte geboden (geen intensivering) voor de boomteeltsector. Begrenzing sluit aan bij de Groenblauwe mantel in de Verordening Ruimte. Agrarisch met waarden Groenblauwe mantel: dit zijn gronden die nog agrarisch worden gebruikt. Maar waar bepaalde (natuur)waarden wel moeten worden beschermd, of ze zijn in de EHS gelegen. Komt voort uit het provinciaal beleid. Bij de eerste drie hiervoor genoemde gebieden zijn de mogelijkheden voor ontwikkeling van de agrarische sector het grootste en de mogelijkheden voor nevenfuncties ondergeschikt aan het agrarische gebruik. Bij de andere twee gebieden zijn ook de agrarische functies van belang maar moet ook gekeken worden naar de natuur- en landschapswaarden. Deze gebieden zijn zo veel mogelijk aangesloten op de Verordening Ruimte en de Structuurvisie van de Provincie. Naast bovengenoemde gebieden zijn er nog twee gebieden in het bestemmingsplan opgenomen. Deze gebieden liggen over de andere gebieden heen en zijn alleen van toepassing op de veehouderij. Het zijn het Extensiveringsgebied en het Verwevingsgebied. Deze zijn ook naar voor gekomen in de beschrijving van de Verordening Ruimte (paragraaf 6.3). In de verordening Ruimte zijn deze gebieden vervangen door de aanduiding beperkingen veehouderij. Omdat het bestemmingsplan al was vastgesteld voor dat deze gebieden vervielen in de verordening, blijven deze van kracht in het bestemmingsplan tot het bestemmingsplan herzien wordt. Hieronder zijn de gebieden in het kort beschreven. Extensiveringsgebied Gebied met als belangrijkste functie natuur of overig. Uitbreiding, hervestiging of nieuw vestiging van intensieve veehouderij is onmogelijk of zal in de beleidskaders onmogelijk worden gemaakt. Verwevingsgebied Gebied dat gericht is op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderijen is mogelijk, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten Ontwikkeling agrarisch bedrijf Hieronder is beschreven wat in het bestemmingsplan Buitengebied Zundert is opgenomen over de ontwikkeling van een agrarisch bedrijf. Het gaat hier om de omschakeling, nieuw vestiging en uitbreiding van een agrarisch bedrijf. Omschakeling Omschakeling naar een agrarisch bedrijf mag alleen naar een grondgebonden bedrijf binnen een bestaand bestemmingsvlak en binnen het gebied Agrarisch, Agrarisch AHSplus en Agrarisch Boomteeltontwikkelingsgebied. Nieuw vestiging Het creëren van een nieuw agrarisch bouwvlak is niet toegestaan. Nieuw vestiging op een voormalig agrarisch bouwvlak is wel toegestaan voor grondgebonden agrarische bedrijven. Uitbreiding Uitbreiding is toegestaan vanuit het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn hiervoor de specifieke regels en toegestane aantal vierkante meters opgenomen. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

151 Hergebruik VAB Voor het hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijven is in het bestemmingsplan buitengebied Zundert het volgende letterlijk opgenomen: Bij de toekenning van de bestemming is ervoor gekozen om bij een vrijgekomen agrarisch bedrijf toch de bestemming Agrarisch bedrijf toe te kennen als er meer dan 200 m² voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is. Dit is gedaan om bij een eventuele wijziging naar de bestemming Wonen of een andere bestemming te realiseren dat de bebouwing meer dan 200 m² daadwerkelijk wordt gesloopt. Indien reeds minder dan 200 m² voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is en er geen omliggende (agrarische) bedrijven worden belemmerd, is ervoor gekozen om de desbetreffende vrijgekomen agrarische bedrijven rechtstreeks te bestemmen tot Wonen. In het VAB-beleid hebben we het eveneens mogelijk gemaakt om een VAB-locatie te wijzigen naar een niet-agrarisch bedrijf in de categorie 1 en 2 voor een bouwvlak van maximaal 5000 m². Door hergebruik en functieverandering van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied kunnen de vitaliteit en de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van het buitengebied behouden en vergroot worden, zonder daarbij de ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven te beperken. Meer concreet streeft de gemeente Zundert met haar VAB-beleid de volgende doelen na: De vitaliteit van het buitengebied vergroten door vestiging van nieuwe economische bedrijvigheid in vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied onder voorwaarden mogelijk te maken; De ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van het buitengebied vergroten door vrijgekomen landschapsontsierende agrarische bedrijfsbebouwing te saneren; Door hergebruik van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing verpaupering en ongewenst gebruik van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied tegen te gaan; Voorzien in de behoefte wonen in waardevolle bebouwing in het landelijk gebied. Bij het opstellen van het beleid is er bewust voor gekozen om geen positieve of negatieve lijst met functies op te nemen, maar algemene randvoorwaarden te formuleren. Naast deze doelen zijn er in het Bestemmingsplan Buitengebied Zundert ook voorwaarden opgenomen waaraan een functieverandering moet voldoen. Deze voorwaarden zijn opgenomen in bijlage 6 van het bijlagendocument. Aan de hand van deze voorwaarden komt het er op neer dat een functieverandering van een agrarisch bedrijf moet bijdragen aan de kwaliteit van het gebied en dat omliggende (bestaande) agrarische bedrijven er geen belemmeringen van mogen hebben. Ook moeten de activiteiten plaats vinden in de bestaande gebouwen en kan de functieverandering samengaan met sloop van delen van de bestaande bebouwing Bestemming Agrarisch Agrarisch bedrijf Bij alle agrarische bedrijven in het buitengebied van gemeente Zundert is de bestemming Agrarisch Agrarisch bedrijf opgenomen. Deze bestemming geeft specifieke regels over het wat wel en niet mag op deze bestemming. In deze regel wordt opgenomen wat gevestigd mag worden op een locatie met deze bestemming. Ook de specifieke aanduiding VAB is gevestigd op deze bestemming. Het is mogelijk om binnen de bestemming ander gebruik toe te passen mits voldaan is aan de regels in het bestemmingsplan. Deze regels worden de specifieke gebruiksregels genoemd en zijn in bijlage 7 van het bijlagendocument opgenomen. Ook worden hier van deze bestemming de afwijkingsbevoegdheden en de wijzigingsbevoegdheden beschreven. In het bestemmingsplan is ook strijdig gebruik opgenomen. Strijdig gebruik met de bestemming is bijvoorbeeld het uitvoeren van detailhandel en kleinschalig kampeerterrein op deze locatie. Ook het uitoefenen van nevenactiviteiten na het beëindigen van de agrarische bedrijfsvoering is strijdig gebruik met deze bestemming Beleidsnota Ruimte voor Ruimte gemeente Zundert (Bron: Beleidsnota Ruimte voor Ruimte gemeente Zundert, gemeente Zundert, 2012) De beleidsnota is een verdere uitwerking van de provinciale regeling zoals verwoord in de Verordening Ruimte en de Beleidsregel ruimte voor ruimte De regeling Ruimte voor Ruimte heeft als doel om de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te verbeteren. De Ruimte voor Ruimte regeling bestaat uit een subsidieregeling voor de beëindiging van intensieve veehouderijen binnen de reconstructiegebieden en een ontwikkelmaatschappij Ruimte voor Ruimte CV. Subsidieregeling is beëindigd, uitgifte van Ruimtekavels nog niet. Waar moet het veehouderijbedrijf aan voldoen: Alleen voor intensieve veehouderijbedrijven; Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

152 Bedrijft dient minimaal 1000m2 bedrijfsgebouwen te slopen; In ruil daarvoor krijgt men een bouwtitel waarmee men in het buitengebied op een planologisch aanvaardbare locatie een nieuwe burgerwoning mag oprichten. Om voor de Ruimte voor Ruimte regeling in aanmerking te komen moet het verzoek zowel aan provinciale als aan gemeentelijk beleid voldoen. Er worden in gemeentelijk beleid o.a. regels gesteld aan het volgende: 1. Bouwtitel; 2. Locatie vereisten; 3. Verkaveling; 4. Bouwvoorschriften; 5. Beeldkwaliteit; 6. Projectmatige ontwikkeling Beleidsnota plattelandswoning (Bron: Beleidsnota plattelandswoning, gemeente Zundert, 2014) De Wet plattelandswoning is er voor de volgende twee problemen: Het gebruik van de agrarische bedrijfswoning als burgerwoning is in strijd met het bestemmingsplan. Het gebruik van de agrarische bedrijfswoning als burgerwoning brengt een hoger beschermingsniveau met zich mee tegen nadelige milieueffecten van andere bedrijven Definitie plattelandswoning Een bedrijfswoning behorende tot of voorheen behorende tot een agrarisch bedrijf die op grond van het bestemmingsplan (of beheerverordening) of op grond van een verleende omgevingsvergunning door een derde bewoond mag worden, die met betrekking tot het bijbehorende agrarisch bedrijf wordt beschouwd als onderdeel van deze inrichting Wat houdt het in Deze wet maakt het mogelijk om planologisch toe te staan dat de agrarische bedrijfswoningen in het buitengebied bewoond mogen worden door niet-agrariërs (burgers c.q. derden, die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf). Deze voormalige bedrijfswoningen die door niet-agrariërs worden bewoond worden dan ook niet meer beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf. Dit wil dus zeggen dat naast gelegen bedrijven wel hinder kunnen ondervinden van deze plattelandswoning. Naastgelegen bedrijven worden niet beschermd door deze wet en kunnen hierdoor beperkt worden in haar bedrijfsvoering. (denk hierbij aan de cirkel Wet geurhinder, driftzones) Nota economisch beleid (Bron: Nota economisch beleid, gemeente Zundert, 2008) In de Nota Economisch Beleid wordt beschreven waar gemeente Zundert in de komende jaren naar toe wil met de economie in haar gemeente. De ambitie is een ondernemend, groeiend en bloeiend Zundert. Zundert heeft de volgende vier doelstellingen voor de uitwerking van haar economische visie: - Versterking bedrijvigheid die past bij landelijk karakter; - Voldoende ruimte om te ondernemen; - Kwaliteitsslag in verschillende onderdelen van de economie; - Samenwerking om extra groei te kunnen realiseren. Uit de nota komt het volgende naar voor met betrekking tot vrijkomend agrarisch vastgoed. Gemeente Zundert wil naast het zorgen voor voldoende ontwikkelingsruimte voor de agrarische sector, de mogelijkheid bieden aan startende ondernemers en hoogwaardige zorgaanbieders om zich te vestigen in VAB locaties. Uitgangspunt is wel dat deze VAB locaties primair bedoeld zijn voor hergebruik door de agrarische sector en dat startende bedrijven die groeien, verplaatsen naar een locatie op een bedrijventerrein Conclusie Gemeente Zundert is een zeer agrarische gemeente. Dit komt duidelijk naar voor in deel 1.1 van het onderzoek maar ook in het beleid wat de gemeente geschreven heeft. In ieder beleidsstuk komt sterk naar voor dat de agrarische sector de belangrijkste sector is in het buitengebied van gemeente Zundert en dat zij deze genoeg Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

153 ruimte willen bieden om te ontwikkelen en te versterken. In de agrarische sector van gemeente Zundert is de bomenteelt de belangrijkste. In de Verordening ruimte is hier al een aparte aanduiding voor opgenomen (aanduiding: teeltgebied Zundert), en dit werkt sterk door naar het beleid wat gemeente Zundert heeft geschreven. Het beleid biedt voor de bomenteelt (daarbij ook de glastuinbouw) meer ruimte dan voor andere agrarische sectoren. Hierdoor wil gemeente Zundert deze tak in de agrarische sector economisch versterken in Europa. Maar men kan zich afvragen of dit niet ten koste gaat van andere takken in de sector. Het beleid van gemeente Zundert biedt naast ruimte voor de agrarische sector ook ruimte voor het vorm veranderen van VAB-locaties. In het bestemmingsplan zijn hiervoor de meest voorkomende wijzigingen al opgenomen (wijzigingsbevoegdheden). De gemeente heeft hiernaast ook een visie opgenomen voor het beheersen van de VAB-locaties. Een aparte regeling voor het slopen van agrarische bebouwing is er niet in gemeente Zundert (buiten de Ruimte voor Ruimte regeling). In het bestemmingsplan is wel een bepaling opgenomen wanneer een agrarische bestemming veranderd wordt in een bestemming wonen dat dan tot een bepaald aantal vierkante meters aan bedrijfsgebouwen moet worden gesaneerd. Deze bepaling werkt alleen als de bestemming ook daadwerkelijk veranderd wordt. Wanneer dit niet het geval is hoeft de agrariër zijn bedrijfsgebouwen niet te slopen. Als men gaat kijken welk beleid het belangrijkste is, dan komt men het eerst uit bij het Bestemmingsplan Buitengebied Zundert. Wanneer dit beleidskader niet voldoende ruimte biedt en veranderd moet worden voor een ontwikkeling die een agrariër wil uitvoeren, zal deze moeten kijken of het wel binnen de Structuurvisie past en daarnaast in de Verordening Ruimte van de Provincie. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

154 HOOFDSTUK 11 GEBIEDEN EN LEEGSTAND In dit hoofdstuk is er gekeken of de gebieden die in het beleid aangewezen worden een uitwerking hebben op de leegstand in het buitengebied van de verschillende gemeenten. In dit hoofdstuk wordt de leegstand met de agrarische bestemming van de desbetreffende gemeente vergeleken. Daarnaast wordt gekeken of de gebieden uit de Reconstructiewet concentratiegebieden een invloed hebben gehad. De Reconstructiewet concentratiegebieden is een wet die vanuit het rijk is opgesteld en is vanaf 2002 ingegaan. Door de reconstructiewet is het buitengebied opgedeeld in concentratiegebieden. Dit werd gedaan om de kwaliteit van het buitengebied te herstellen en te verbeteren en om de veedichtheid in het buitengebied te verminderen (dit voor de verspreiding van ziekten en virussen). De gebieden die uit de reconstructiewet voort vloeien zijn het verwevingsgebied, extensiveringsgebied, en het landbouwontwikkelingsgebied. Deze gebieden zijn vooral gericht op het opleggen van regels voor de intensieve veehouderij. Deze gebieden zijn eerder in dit deel van het onderzoek al naar voor gekomen (o.a. paragraaf 8.1.1). Ondertussen zijn deze gebieden door de provincies in het beleid opgenomen op provinciaalniveau (Verordening Ruimte Noord-Brabant en in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg). Vanuit het provinciaal beleid werken deze gebieden weer door naar het gemeentelijk beleid. Hier worden de gebieden opgenomen in de bestemmingsplannen. In de paragraven waar de bestemmingsplannen worden uitgelegd (paragraaf 8.2, 9.3 en 10.2) van de gemeenten wordt ook een uitleg gegeven bij de gebieden die hieronder worden benoemd. Deze gebieden worden daarom in dit hoofdstuk niet nog een keer uitgebreid toegelicht Gemeente Deurne Bij alle leegstaande locaties is het bouwvlak bestemd als agrarische bouwkavel. Grenzend aan deze bouwvlakken liggen de agrarische gebieden. Uitzonderingen hierop zijn het extensiveringsgebied, verwevingsgebied en het LOG. Deze gebieden liggen over de agrarische gebieden en de bouwvlakken heen. In tabel 14 is de leegstand per gebied weergegeven. Onder de tabel worden hier conclusies aan gehangen. Gebied Aantal % van totaal Extensiveringsgebied Verwevingsgebied LOG bedrijven Agrarisch ,3% 0% 0% 100% Agrarisch ,7% 21% 79% 0% Agrarisch 12 40,0% 17% 83% 0% met waarden landschap Totaal % Tabel 14: Gebieden en leegstand gemeente Deurne Het gebied bestemd als Agrarisch 1 omvat het landbouwontwikkelingsgebied, het is dus logisch dat alle leegstaande bedrijven in het Agrarisch 1 gebied in het landbouwontwikkelingsgebied liggen. Dit zijn er in totaal weinig ten opzichte van het totaal aantal leegstaande bedrijven, dit kan komen omdat in het LOG veel mogelijkheden zijn voor agrarische bedrijven, hierdoor zullen ze minder snel leeg komen te staan. In het glastuinbouwgebied, het Agrarisch 2 gebied, komt naar onze meting geen leegstand voor, deze is dus ook niet opgenomen in de tabel. Het Agrarisch 3 gebied is een gebied wat dicht bij de kernen ligt en zijn meer kleinschaligere en besloten landschappen. In dit gebied zijn ook meer mogelijkheden voor andere functies. Doordat het dicht bij de kernen ligt en omdat er andere functies liggen in het gebied kunnen de agrarische bedrijven worden beperkt in hun ontwikkelmogelijkheden. De agrarische gronden rondom kerngebieden, natuur en water zijn aangeduid als agrarisch met waarden landschap. Het agrarisch gebruik kan hier worden voortgezet mits natuur en landschap niet worden aangetast. In dit gebied liggen dus ook minder ontwikkelmogelijkheden voor agrarische bedrijven, waardoor er meer leeg komen te staan. In het verwevingsgebied is relatief veel leegstand tegenover het extensiveringsgebied, dit terwijl in het extensiveringsgebied veel beperkingen op worden gelegd voor de intensieve veehouderij. Die hebben in het extensiveringsgebied geen ontwikkelmogelijkheden. In het verwevingsgebied kunnen ze alleen uitbreiden als de ruimtelijke kwaliteit of functies zich daar niet tegen verzetten. In deze gebieden wordt verder niks gezegd over de overige bedrijven, buiten de intensieve veehouderij om. Er is dus geen verband te leggen tussen de leegstand en de gebieden. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

155 11.2 Gemeente Zundert Bij alle leegstaande locaties is het bouwvlak bestemd als Agrarisch-Agrarisch bedrijf. Grenzend aan deze bouwvlakken liggen de agrarische gebieden. Uitzonderingen hierop zijn het extensiveringsgebied en het verwevingsgebied. Deze gebieden liggen over de agrarische gebieden en de bouwvlakken heen. Wanneer er gekeken wordt naar hoeveel leegstaande locaties er in elk gebied aanwezig zijn komt hieruit naar voor dat de meeste leegstaande locaties gevestigd zijn in het Agrarische Hoofdstructuur Plus en Agrarisch Boomteeltontwikkelingsgebied. Respectievelijk 34% en 35,8%. In tabel 15 is te zien hoeveel procent van de leegstaande locaties is gevestigd in de andere agrarische gebieden. De laatste twee kolommen van tabel 15 laten zien hoeveel procent van de in de agrarisch gebied gelegen leegstaande bedrijven ook in het extensiveringsgebied of verwevingsgebied liggen. Agrarisch gebied Aantal bedrijven Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 % van totaal Extensiveringsgebied Verwevingsgebied Agrarisch 11 20,8% 36% 64% A-AHS % 0% 100% A-BOG 19 35,8% 5% 95% AW-B 1 1,9% 100% 0% AW-GB 3 5,7% 33% 67% Gecombineerd 1 1,9% 100% 0% Totaal % Tabel 15 : Gebieden en leegstand gemeente Zundert Aan de hand van de tabel is de volgende conclusie te trekken. Het Agrarisch- Boomteeltontwikkelingsgebied komt voort vanuit de Verordening Ruimte (Artikel 29 Aanduiding teeltgebied Zundert). Met dit artikel ligt op provinciaal gebied vast dat binnen deze aangewezen gebieden verruimde ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor de boomteeltsector. Ook het Agrarische Hoofdstructuur Plus komt voort uit de Verordening Ruimte. Binnen de twee agrarische gebieden (A-AHS+ en A-BOG) alsmede het agrarisch gebied Agrarisch (A) zijn de mogelijkheden voor de ontwikkeling van de agrarische sector het grootst en de mogelijkheden voor nevenfuncties ondergeschikt aan het agrarische gebruik. Binnen deze gebieden hebben zich door de jaren heen dan ook de meeste agrarische locaties gevestigd. Het is dan ook logisch dat hier de meeste leegstaande locaties aanwezig zijn. Een directe relatie met het soort gebied en de reden van leegstaande locaties is niet te leggen. Wel zou men kunnen zeggen dat in de agrarische gebieden de boomteelt de meeste ontwikkelingskans krijgt vanuit de visie van gemeente Zundert. Deze sector gaat het gebied overheersen waardoor andere sectoren verdrongen zouden kunnen worden. Als men kijkt naar het aantal leegstaande bedrijven met bestemming Bomenteelt, zijn dit er maar 6 van de 53. Men kan zich hiermee afvragen of de stelling klopt of niet Gemeente Horst aan de Maas Bij alle leegstaande locaties is het bouwvlak bestemd als Agrarische bouwkavel. Grenzend aan deze bouwvlakken liggen de agrarische gebieden. Uitzonderingen hierop zijn het extensiveringsgebied, het verwevingsgebied en het landbouwontwikkelingsgebied (LOG). Ook ken de gemeente Horst aan de Maas nog een concentratiegebied glastuinbouw, deze gebieden zijn meestal gecombineerd met LOG en af en toe met verwevingsgebieden. Deze gebieden liggen over de agrarische gebieden en de bouwvlakken heen. Uit tabel 16 komt naar voren dat de meeste leegstaande locaties gevestigd zijn het gebied Agrarische doeleinden, namelijk meer dan de helft. Echter is dit een gebied zonder specifieke waarden. De verdeling over de andere gebieden is te zien in tabel 16. Agrarisch gebied Aantal bedrijven % van totaal Extensiverings gebied Verwevings gebied LOG LOG/ concentratiegebied glastuinbouw Agrarische 28 65,1% 0% 18% 4% 71% 7% doeleinden ALN 15 34,9% 33% 47% 0% 20% 0% Totaal % Tabel 16: Gebieden en leegstand gemeente Horst aan de Maas Verwevingsgebied/ concentratiegebied glastuinbouw 59

156 Het gebied Agrarische doeleinden is specifiek gericht op agrarisch grondgebruik. Hier zullen dus ook de meeste agrarische bedrijven liggen omdat hier de meeste mogelijkheden zijn. In dit gebied zullen dan ook meerdere bedrijven leeg kunnen staan. In de agrarische gebieden met landschappelijke- en natuurwaarden, zal bij elke ontwikkeling rekening gehouden moeten worden met onder andere landschappelijke en natuurlijke belangen. Hier zullen minder bedrijven liggen omdat hier natuur belangrijker is. De bedrijven die hier liggen worden meer beperkt dan in het gebied met agrarische doeleinden omdat daar geen rekening gehouden hoeft te worden met de natuur. Wel is er te zien dat er relatief veel leegstand is in de LOG/concentratiegebied glastuinbouw gebieden. Het zou kunnen zijn dat dit ander soort bedrijven zijn dan glastuinbouwbedrijven omdat het LOG/concentratiegebied glastuinbouw waarde er pas later op is gelegd. Het gebied concentreert zich op de glastuinbouw, waardoor andere sectoren misschien minder mogelijkheden hebben. Verder is er weinig samenhang te zien in de leegstand in combinatie met de gebieden. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

157 HOOFDSTUK 12 CONLUSIE DEEL 1.2 De deelvraag die beantwoordt moet worden bij dit deel van het onderzoek is: Over welk beleid/instrumenten beschikt de provincie/gemeenten voor het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed? Hoe wordt dit toegepast? Deze deelvraag wordt beantwoord aan de hand van onderstaande conclusie. Als eerste kan er geconcludeerd worden dat zowel in de beleidsstukken van beide provincies als in de beleidstukken van alle drie de gemeenten sterk wordt ingespeeld op de kwaliteitsverbetering van de omgeving en het buitengebied. Deze kwaliteitsverbetering werkt vanuit de provincie door op gemeentelijk beleid en moet uitgevoerd worden door ondernemers of burgers. Wanneer er een ontwikkeling of veranderring plaatsvindt op een locatie staat daar bijna altijd tegenover dat er een kwaliteitsverbetering moet plaatsvinden (dit kan bijvoorbeeld in de vorm van aanplanting van groen). Naast het feit dat het verplicht is, voor bijvoorbeeld een agrariër die iets wil op een locatie, kost het altijd geld. Wanneer niet zelf gezorgd kan worden voor de kwaliteitsverbetering moet er geld afgedragen worden naar de overheid. De kosten van deze kwaliteitsverbetering worden niet vergoed door provincie of gemeente, dus zijn het extra kosten waarmee een agrariër te maken krijgt. In de beleidsstukken van provincie Noord-Brabant (transitie, structuurvisie) wordt veel geschreven over dat de provincie de samenwerking tussen verschillende partijen wil stimuleren bij ontwikkelingen in het buitengebied. Door dit stimuleren denkt de provincie dat er goed ontwikkelde en innovatieve initiatieven van de grond komen. De provincie zegt hiermee dat zij ook genoeg ruimte biedt hiervoor. Daar tegenover staat de Verordening Ruimte van de provincie die zeer strakke kaders stelt voor het omgaan met het buitengebied. Men kan zich afvragen of de provincie de uitwerking van de eigen visie hiermee niet in de weg staat. De strakke kaders van de provincie Noord-Brabant moeten worden verwerkt in de bestemmingsplannen van gemeenten. De conclusie hierbij is dat gemeenten in zekere maten beperkt worden in het zelf ontwikkelen van beleid. Gemeenten kunnen hiermee een afwachtende positie innemen. Dit wil zeggen dat gemeenten gaan wachten tot de provincie actie onderneemt en hiermee achter de feiten aanlopen. De provincie Limburg heeft geen Verordening die zulke strakke kaders stelt. Wel heeft deze provincie de POL en het Limburgs Kwaliteitsmenu waarmee zij haar visie oplegt bij gemeenten. De indruk hierbij is dat gemeenten in provincie Limburg meer ruimte hebben voor eigen initiatieven op het gebied van beleid. In provincie Noord-Brabant is door de BZV een soort bouwstop gelegd op de veehouderij. Agrariërs die willen ontwikkelen moeten eerst aan een tal van voorwaarde voldoen voordat überhaupt ontwikkeld mag worden. Over deze BZV kan niet gezegd worden of hij wel of niet goed werkt, en of deze BZV gaat bijdragen aan het verduurzamen van de sector. Wel kan er geconcludeerd worden dat agrariërs hiermee gestimuleerd worden om met innovatieve ideeën te komen. Of deze BZV ook effect zal hebben op het aantal stoppers in de komende jaren in provincie Noord-Brabant kan niet gezegd worden. Als er gekeken wordt of er een specifiek beleid is geschreven voor vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) in beide provincies, kan er geconcludeerd worden dat dit niet het geval is. Beide provincies hebben in haar beleidstukken wel opgenomen dat de vrijkomende bebouwing een probleem gaat vormen en dat hier iets aan gedaan moet worden maar hebben hier geen specifiek beleid voor ontwikkeld. Beide provincies willen meer ruimte bieden aan herbestemming van vrijkomende locaties en het stimuleren van opruimen van oude bebouwing. Hoe ze dit aan willen pakken wordt niet beschreven. Als er specifieker gekeken wordt naar het beleid van de drie gemeenten, zijn hier nog wel wat verschillen in handelen te vinden. Gemeente Deurne heeft zoals is vastgesteld in deel 1.1 van dit onderzoek veel te maken met intensieve veehouderij bedrijven. Ca. 27% van alle agrarische bedrijven in Deurne zijn intensieve veehouderijbedrijven. In plaats van in te spelen op dit gegeven is Deurne deze sector sterk aan het ontmoedigen in haar gemeente. In het bestemmingsplan worden bijna geen mogelijkheden geboden voor het ontwikkelen van deze sector. Alleen in het landbouwontwikkelingsgebied heeft een intensief veehouderij bedrijf ontwikkelingsmogelijkheden, maar ook met strikte voorwaarden. Hierdoor kan er bedacht worden dat in deze sector in gemeente Deurne de leegstand nog gaat toenemen. Wanneer men verder gaat kijken wat gemeente Deurne doet om dit te voorkomen kan geconcludeerd worden dat hier geen regeling voor is. Er is Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

158 geen regeling voor het verplaatsen, herbestemmen of verwijderen van deze bedrijven. Ook vanuit de provincie worden beperkingen opgelegd in gebieden in Deurne. Dit doen ze doormiddel van beperkingen veehouderij op te nemen in de Verordening Ruimte. Ook in gemeente Zundert ziet men (deel 1.1) dat er een tak in de sector sterk vertegenwoordigd is. Dit is de boomteeltsector. Vanuit de provincie is hier al op ingespeeld door het accentgebied teeltgebied Zundert op te nemen in de Verordening Ruimte. Zundert biedt voor deze sector extra ruimte in haar beleidsstukken. Zij spelen hiermee goed in op de sector. Dit kan wel belemmeringen opleveren voor andere takken in de sector omdat hier geen extra of juist minder ruimte voor wordt geboden. Wat er in gemeente Horst aan de Maas geconcludeerd wordt is dat zij een grote diversiteit aan agrarische bedrijven heeft in haar gemeente maar dat zij alleen inspeelt op de glastuinbouwsector. Dit doen ze door in een bepaald gebied extra ruimte te bieden voor deze sector en langs de andere kant een regeling aanbieden voor het saneren van overtollige kassen. Voor andere sectoren die dit wellicht ook nodig hebben wordt deze regeling niet geboden. In alle beleidsstukken, zowel provinciaal als gemeentelijk, wordt er gewerkt met gebieden waar ontwikkelingen wel of niet gewenst zijn. Hieruit vloeien concentratiegebieden voort waar een bepaalde sector extra mogelijkheden heeft. Een positief punt hiervan is dat het aanwijzen van concentratiegebieden meer mogelijkheid biedt voor deze bepaalde sector en dat zij niet bang hoeven zijn voor belemmeringen, ook kan een gemeente economisch inspelen op deze concentratiegebieden. Met dit gegeven zou meer gedaan kunnen worden dan tot nu toe in de drie gemeente gedaan wordt. Langs de andere kant kan het bij het aanwijzen van concentratiegebieden in een gemeente ook zo zijn dat bedrijven die in deze sector actief zijn bijna verplicht zijn om te verhuizen wanneer zij niet in het concentratiegebied gevestigd zijn en dat andere agrarische bedrijven geweerd worden uit deze gebieden. In hoofdstuk 11 is gekeken of de aanduiding van bepaalde gebieden invloed heeft op de leegstand in de agrarische sector. In gemeente Deurne ziet men dat het gebied wat het dichtst bij de kern ligt en het gebied met natuurwaarde de meeste leegstand heeft. Bedrijven worden hier beperkt in de ontwikkelingsmogelijkheden langs de ene kant door de kern en haar mogelijkheid tot andere functies, en langs de andere kant de beperkingen rondom natuur en landschap. Of dit ook de directe oorzaak is van de leegstand in deze gebieden is niet te zeggen, wel kan geconcludeerd worden dat het er mee te maken heeft. In gemeente Zundert is geen directe relatie te leggen met het gebied en de leegstand. Wel valt het op dat de meeste leegstand voor komt in het Boomteeltontwikkelingsgebied en dat maar 6 van de 53 leegstaande bedrijven boomteelt bedrijven zijn (paragraaf 11.2). Als men dan terug kijkt naar wat hiervoor beschreven is over de concentratiegebieden en de ontwikkelkansen van boomteeltbedrijven in de gemeenten, kan er afgevraagd worden of de leegstand van andere bedrijven (niet zijnde boomteeltbedrijven) hier iets mee te maken heeft. Wordt deze leegstand veroorzaakt door het bieden van meer mogelijkheden aan een sector. Het kan niet met zekerheid geconcludeerd worden maar dat er een relatie is tussen deze gegevens is duidelijk. Ook bij gemeente Horst aan de Maas is geen directe relatie te leggen tussen de gebieden en de leegstand. Wel is opvallend dat het gebied Landbouw ontwikkelingsgebied/ concentratiegebied glastuinbouw (wat later over het gebied is gelegd) de meeste leegstaande bedrijven kent. Ook hier kan net zoals bij gemeente Zundert afgevraagd worden of de leegstand te maken heeft met de combinatie van het aangewezen gebied en het beleid. Wat in het algemeen opvalt aan de onderzochte beleidsstukken is dat gemeenten en provincies bij voorbaat heel veel beleidsstukken helemaal dicht getimmerd hebben, en dan vooral in provincie Noord-Brabant. Ze zouden moeten denken vanuit mogelijkheden in plaats van uit belemmeringen. Provincies en gemeenten moeten meer lef hebben niet minder te willen maar meer in te spelen op kwaliteit van ontwikkelingen. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

159 DEEL 2 ANALYSE In deel 1 van het onderzoek is een bureaustudie gedaan. Hier worden aan de hand van literatuurstudies, onderzoeken e.d. bevindingen gedaan over de leegstand van agrarisch vastgoed. Deze bevindingen gaan we in dit deel van het onderzoek de Analyse in de praktijk bekijken. Bij de analyse horen de volgende twee deelvragen die beantwoord gaan worden: Waar liggen de knelpunten en behoeften van de betrokken partijen, in gemeente Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas, met betrekken tot het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed? De betrokken partijen zijn hierbij: a. Gemeenten Deurne, gemeente Zundert en gemeente Horst aan de Maas; b. Agrariërs met betrekking tot deze situatie; Wat is de functionaliteit van de beschikbare instrumenten/beleid voor het beheersen van leegstaand/leegkomend agrarisch vastgoed in de praktijk? Deelvraag 1 wordt beantwoord aan de hand van interviews die gehouden zijn bij verschillende agrariërs en ambtenaren van de gemeenten. Hieruit komen de knelpunten en behoefte naar voren van de agrariërs. Door de knelpunten en behoeften van de agrariërs boven water te halen, komt naar voren welke problemen er werkelijk spelen bij de agrariërs in die gemeente en kan hierop ingespeeld worden bij het uitbrengen van een advies. De knelpunten en behoeften die voortkomen uit de interviews kunnen vergeleken worden met de factoren die in deel 1 (DESTEP) besproken worden. Wanneer deze vergelijking gemaakt wordt kan er iets gezegd worden over de representativiteit van het onderzoek, als de factoren op nationaal niveau overeenkomen met de knelpunten op regionaal niveau kan ons advies gebruikt worden in meerdere gebieden. Om de tweede deelvraag te kunnen beantwoorden zijn de interviews met de ambtenaren van de drie gemeenten gebruikt. Tijdens deze interviews zijn vragen gesteld over de functionaliteit van het beleid volgens de gemeente. Ook de mening van de agrariërs over het gemeentelijk beleid, die naar voren komt uit de interviews met de agrariërs, wordt meegenomen in de beantwoording van deze deelvraag. Als laatste is een casestudie gedaan. Door deze casestudies uit te werken wordt de werking van het gemeentelijk beleid getoetst aan de praktijk. Hiermee kunnen de bevindingen die gedaan zijn bevestigd of juist onderuit gehaald worden. HOOFDSTUK 13 INTERVIEWS 13.1 Inleiding In dit deel van het onderzoek wordt beschreven hoe de agrarische sector zelf denkt over de leegstand in de sector en hoe men denkt dat het beleid werkt in de praktijk. Deze analyse is gemaakt aan de hand van een veldonderzoek met het afnemen van interviews. Er is contact gelegd met 13 agrariërs uit de betreffende gemeenten (Deurne, Zundert en Horst aan de Maas) en gevraagd naar hun beleving en ervaringen met het onderwerp leegstaand agrarisch vastgoed. In bijlage 8 is de vragenlijst weergegeven die is voorgelegd aan deze 13 agrariërs. Voor de interviews is gericht gezocht naar agrariërs die zich in de volgende situaties bevinden: Bedrijfsvoering op bedrijf is gestopt, agrarische gebouwen staan leeg; Het voormalig agrarisch bedrijf is herbestemd; Bedrijfsvoering op bedrijf is gestopt, agrarische gebouwen zijn recent gesloopt; Bedrijfsvoering wordt in de komende 5 jaar gestaakt; Bedrijfsvoering is uitgebreid met het opkopen van leegstaand agrarisch bedrijf. Naast de agrariërs zijn er ook met 6 ambtenaren van de gemeenten interviews gehouden. Hierin is gevraagd naar hun mening en ervaring met het onderwerp. In bijlage 8 is de vragenlijst weergegeven die is voorgelegd aan de ambtenaren. De ambtenaren die geïnterviewd zijn hebben in zeer grote maten te maken met het onderwerp. Al de interviews die zijn afgenomen met de partijen zijn letterlijk uitgewerkt, deze zijn terug te vinden in bijlage 9 van het bijlagendocument. Om privacy redenen is de naam en adres van de agrariërs weg gelaten in de uitwerking van de interviews. In de volgende paragraven van dit hoofdstuk wordt getoond wat de interviews hebben opgeleverd aan informatie. Voor het verwerken van de interviews zijn de stappenplannen gebruikt die zijn weergegeven in afbeelding 15 en 16. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

160 Uit de uitwerking van de interviews zal naar voor komen wat de knelpunten zijn van de agrarische sector op het gebied van de leegstand in het agrarisch vastgoed. Daarnaast worden de behoeften beschreven die naar voor komen voor het beheersen van het leegstaand agrarische vastgoed. Naast de knelpunten en behoeften op dit gebied, wordt er beschreven wat de functionaliteit is van het beleid wat de gemeenten hiervoor opgesteld heeft. Afbeelding 15: Stappenplan uitwerking knelpunten en behoeften. Afbeelding 16: Stappenplan uitwerking functionaliteit beleid. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

161 13.2 Knelpunten agrarische sector In tabel 17 worden de knelpunten die uit de interviews naar voor zijn gekomen op een rij gezet. Het gaat om antwoorden die veelvuldig uit de interviews naar voor zijn gekomen. Agrariërs en gemeenten zijn in de tabel naast elkaar gezet om hieruit de eventuele verschillen en overeenkomsten per onderwerp goed weer te geven. De knelpunten zijn onderverdeeld in de onderwerpen van de DESTEP methode die behandeld is in paragraaf 4.1 van het vooronderzoek. Hieruit kan later een conclusie getrokken worden. Uit de volgorde waarin de onderwerpen behandeld worden kan niet geconcludeerd worden welke de belangrijkste is. Na de tabel wordt weergegeven welke specifieke knelpunten heel sterk naar voor zijn gekomen per gemeente. Knelpunten Persoonlijk (Demografisch) Locatie (Demografisch) Financieel (Economisch) Agrariërs Gezondheid van de agrariër speelt een rol bij het beslissen tot stoppen. Er is vaak geen opvolging in de directe omgeving. De leeftijd van de agrariërs is vaak hoog, dit in combinatie met geen opvolging is een probleem. Als de agrariër op leeftijd is investeren ze vaak niet meer omdat de investering niet terugverdiend kan worden. Locatie in het buitengebied niet altijd geschikt voor bepaalde functies. Door wetgeving op bepaalde locaties geen uitbreidingsmogelijkheden, bijvoorbeeld dicht bij kernen en door het aanwijzen van concentratiegebieden. Oppervlakte van de locatie te klein om te kunnen ontwikkelen. Bedrijfsgebouwen verouderen en kunnen niet meer concurreren met de markt. Agrariërs geven een emotionele waarden aan hun locatie. Bedrijfsgebouwen zijn niet altijd toerijkend voor een andere functie. Plannen worden snel afgewezen omdat ze op de verkeerde locatie liggen. Bij uitbreiding worden niet vaak andere stallen opgekocht omdat de voorkeur uitgaat naar één locatie, reizen tussen locaties kost ook geld. Als agrariërs stoppen met de bedrijfsvoering en halen agrarische bestemming eraf, moeten ze afrekenen met de belasting. Door de strengere wetgeving moeten de agrariërs hoge investeringen doen om aan de eisen te voldoen en dit is vaak niet rendabel. De banken zijn terughoudend en denken niet mee met de financiering van projecten dit komt mede door de financiële crisis. Gemeenten Agrariërs hebben geen opvolging. De leeftijd van agrariërs. Gemeenten vinden dat er te weinig creativiteit vanuit agrariërs komt. Agrariërs zijn niet flexibel. Bepaalde sectoren worden belemmerd in het ontwikkelen omdat ze zich bevinden in een bepaald gebied. Als agrariërs op een niet gunstige locatie gevestigd zijn, tegen de kern. Bij bepaalde locaties in gemeente mag maar uitgebreid worden. Bedrijfsgebouwen zijn afgeschreven en locatie heeft geen toekomstperspectief omdat stuk grond te klein is. Locaties zijn onverkoopbaar Bedrijfsgebouwen hebben bij de agrariërs een grote emotionele waarde. Vaak denken ze hier hun pensioen uit te halen. Door aanwijzing concentratiegebieden kan het zo zijn dat andere agrarische sectoren verdrongen worden in het gebied. Strenge regels en voorwaarden in beleid hebben financiële inpakt op sector. Regelgeving is zodanig aangepast dat agrariërs steeds meer voorzieningen moeten treffen. Procedures die belopen moeten worden voor ontwikkelingen kosten veel geld. Dit kan een drempel zijn. Gemeenten hebben geen financiële middelen voor ondersteuning te bieden aan agrariërs bij slopen en Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

162 Politiek/ juridisch Maatschappij (sociaal cultureel) Stoppen is vaak een moeilijke beslissing omdat persoonlijk en zakelijk kapitaal in het bedrijf zit en het merendeel van het kapitaal is gefinancierd door de bank. Mede door dierziektes zijn de regels strenger geworden met betrekking tot dierenwelzijn en gezondheid, dieren moesten onder andere meer ruimte krijgen. Onduidelijke en geen eenduidige wetgeving en meewerking van de gemeente. Hoge plankosten van procedures bijvoorbeeld bij verkoop van een agrarisch bedrijf naar een niet-agrarisch doeleind moet bestemming veranderd worden, dit is duur. Procedures duren vaak lang (gemeentelijk en provinciaal) waardoor agrariërs vaker te maken krijgen met verschillende ambtenaren, wethouders en gemeenteraad, waardoor er binnen de gemeente door de jaren heen verschillend beleid gevoerd wordt. Door de lange procedures kan de ondernemer te maken krijgen met marktverschuivingen. Belangen verschil tussen gemeente en ondernemer. Strengere regelgeving met betrekking tot gezondheid van de omgeving (luchtwassers). Het is jammer dat door de wetjes en regeltjes we het niet af hebben kunnen maken tot ons 65 ste op deze locatie. We zijn voor ons gevoel 10 jaar te vroeg moeten stoppen. Het voelt door de regels als een gedwongen stop. Als de bestemming veranderd moet de agrarische bebouwing gesloopt worden. Bepaalde functieveranderingen zijn niet gewild in het buitengebied door de gemeente. Wanneer functieverandering wel mogelijk is, moet er voldaan worden aan tal van voorwaarden (bijv. bouwkundige eisen). Bezwaar van omgeving tegen plannen (buren). Intensieve veehouderijen worden niet geaccepteerd in de maatschappij. herbestemmen. Gemeenten weten ook niet waar ze deze financiële middelen vandaan moeten halen als hier wel behoefte aan is. Rijk en Provinciaal beleid legt strikte regels op waar gemeenten zich aan moeten houden. Voor innovatieve ideeën is bestemmingsplan belemmerend. ze kunnen dan alleen maar a of b en zij willen dan graag c. Uitgangspunt provincie is stoppen = slopen. Agrariërs moeten aan veel regels en eisen voldoen. Regels werken vaak door vanuit Europa en Rijk. Hierbij ook denken aan extern veiligheidsbeleid. Een bestemmingsplan is niet ontwikkelingsgericht, dit levert vaak lange procedures op. Gebrek aan flexibiliteit. Het is moeilijk voor gemeenten om keuzen te maken waar en wie ze ruimte bieden. Door allerlei voorzieningen die getroffen moeten worden, wordt het moeilijker om leegkomende agrarische bedrijfsgebouwen te hergebruiken. Procedures lopen vaak lang omdat initiatiefnemers niet met een plan komen wat af is. Het is voor gemeenten moeilijk nieuw beleid te ontwikkelen (iets af te dwingen) als buurgemeenten hier niet aan mee doen. Men wordt dan concurrent van elkaar. De markt is op dit moment slecht Burgers die in het buitengebied gaan wonen, kunnen belemmerend zijn voor agrariërs. Maatschappij en actiegroepen komen uit tegen de intensivering in de sector. Ze spelen in op gezondheid van mens en dier. Dier en mens gezondheid is een hot item die veel regels te weeg brengt. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

163 Schaalvergroting (Economisch) Sloop/ asbest (Technologisch) Je moet groter worden om mee te kunnen, als je dat niet doet ga je kapot. Enkele agrariërs groeien mee, maar verliezen op den duur de controle. Vroeger waren het kleine gemengde bedrijven en konden agrariërs er goed van leven maar dat gaat nu niet meer. Dus het wordt nu allemaal groter en groter met daarbij strenge eisen ten aanzien van emissies, stikstof en nitraten. In de tijd van nu moet het alleen maar groter en groter, je kunt niet rondkomen als je niet meegaat in deze trend. Duur om leegstaande bedrijfsgebouwen te slopen Asbest in gebouwen, om dit te slopen is vaak erg duur. Tabel 17: Knelpunten agrariërs en gemeenten Bron: Interviews agrariërs en gemeenten, 2014 (zie bijlage 9) Verschillende belangen van gemeenten, maatschappij en ondernemers. Maar ook binnen de politiek van een gemeente. Steeds meer kleine boeren die het niet overeind kunnen houden. Bedrijven zijn vaak te klein om voort te bestaan. Boeren willen en moeten moderniseren en groeien om te kunnen concurreren. Het kost veel geld om bestaande stallen te slopen Specifieke knelpunten De knelpunten welke naar voren komen per gemeente zijn over het algemeen hetzelfde. De belangrijkste knelpunten die uit de interviews naar voren komen zijn op het gebied van de wet en regelgeving. Agrariërs zijn van mening dat ze vaak belemmerd worden door beleid wat gevoerd wordt en de strengere eisen op het gebied van milieu, dierwelzijn en gezondheid. Persoonlijke aspecten worden bij de meeste agrariërs ook gezien als knelpunt. Hierbij gaat het vooral om het punt dat er geen opvolging is. Knelpunten die gebonden zijn aan de agrarische locatie, zoals weinig mogelijkheden op de huidige locatie, komen in alle drie de gemeenten ongeveer even vaak aan bod. In de interviews komt ook duidelijk naar voor dat er problemen zijn op het gebied van financiering en weinig medewerking van banken. De overige knelpunten, de maatschappij, schaalvergroting en sloop/asbest komen in mindere maten voor, maar dit wil niet zeggen dat deze knelpunten niet belangrijk zijn. De knelpunten die genoemd worden door de gemeenten komen sterk overeen met de knelpunten die agrariërs noemen. Bij wet en regelgeving verschillen zij echter wel van mening. Gemeenten vinden dat de kaders gesteld worden door Rijk en provincie en dat gemeenten het alleen maar moeten uitvoeren. Hier zijn de drie gemeenten het met elkaar over eens. Op maatschappelijk punt verschillen de gemeenten wel van elkaar. Gemeente Horst aan de Maas en gemeente Deurne hebben veel te maken met actiegroepen die er voor zorgen dat de agrarische sector belemmerd wordt, dit is in gemeente Zundert niet het geval. Gemeenten hebben te maken met het belangen behartigen van verschillende partijen Behoeften agrarische sector Voor de behoeften weer te geven is hetzelfde gedaan als bij de knelpunten. In tabel 18 worden deze behoeften die uit de interviews naar voor komen op een rij gezet. Ook hier gaat het om antwoorden die veelvuldig uit de interviews naar voor zijn gekomen. Gemeenten en agrariërs zijn per onderwerp naast elkaar gezet om overeenkomsten en eventuele verschillen duidelijk te maken. Aan de volgorde van behandelen van de onderwerpen kan geen conclusie getrokken worden welk onderwerp het belangrijkst is of het meest naar voor komt in de interviews. Na de tabel wordt weergegeven welke specifieke knelpunten heel sterk naar voor zijn gekomen per gemeente. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

164 Behoeften Politiek/ Juridisch Ruimte in beleid (Politiek/ Juridisch) Financiële middelen (Economisch) Advies en medewerking (Sociaal/ Cultureel Agrariërs Regels moeten beter op elkaar aansluiten. Sloop- of opruim regeling voor bedrijven die gestopt zijn. Minder regels. Bestemmingsplannen moeten ruimte bieden, ook voor locatiegebonden oplossingen. Als op zo n locatie een klein eenmansbedrijf zou kunnen beginnen, dat zou ideaal zijn, al was het maar een zelfstandige timmerman of iemand die van hui uit werkt. Wanneer er gesloopt wordt de kans krijgen om een deel te laten staan. Sneller een nevenactiviteit toestaan en meer ontwikkelruimte voor die nevenactiviteit, dit geldt ook bij functieverandering. Sneller omschakeling van nevenactiviteit naar hoofdactiviteit toestaan. Er is behoefte aan subsidies bijvoorbeeld bij sloop en in combinatie met asbest. Financiële middelen voor plannen uit te kunnen voeren (banken). Kleinere afrekening met belasting bij stoppen. Meer meewerking van de gemeente. Meer specifieke kennis en advies bijvoorbeeld bij subsidies. Demografisch De meeste agrariërs willen op de locatie blijven wonen nadat ze gestopt zijn. Tabel 18: Behoeften agrariërs en gemeenten Bron: Interviews agrariërs en gemeenten, 2014 (zie bijlage 9) Gemeenten Procedures die door het Rijk worden opgelegd sneller en makkelijker laten verlopen. Als gemeente moet je een heel flexibel beleid hebben. Agrariërs willen minder regels. Gemeenten willen minder stenen in het buitengebied. Hier moeten regelingen voor komen. Bestaande regelingen breder trekken. (bijv. Ruimte voor Ruimte regeling). Faciliteren door ruimte te bieden waar kan voor hergebruik en ontwikkelen in de sector. Agrariërs willen kunnen ontwikkelen op één locatie. Niet meerdere locaties aanwerven voor te kunnen ontwikkelen. Behoefte aan financiële middelen om mensen te stimuleren en te ondersteunen. Financiële vergoeding kunnen geven voor slopen. Volgens gemeenten willen agrariërs de opstallen goed kunnen vermarkten. Het faciliteren en ondersteunen van initiatieven van de agrariërs. Evt. met een klein beetje geld. Behoefte om initiatiefnemer op een andere manier te stimuleren. Actiever benaderen van ondernemers. Agrariër wil na stoppen bedrijfsvoering op locatie blijven wonen Specifieke behoeften De behoeften naar wet en regelgeving en ruimte in het beleid komen iets vaker aan bod dan de andere behoeften. Hierbij spreken agrariërs vooral over een sloopregeling en meer mogelijkheden voor functieverandering, nevenactiviteiten en om een deel van de bebouwing te laten staan. Het feit dat dit onderwerp, zowel bij de knelpunten als bij de behoeften, duidelijk aan bod komt geeft aan dat dit een onderwerp is wat wel degelijk speelt bij de agrariërs en dat het punten zijn waar veelvuldig tegenaan gelopen wordt. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

165 Op financieel gebied is er met name behoefte aan subsidies voor sloop in combinatie met asbest en meer medewerking van de banken bij een ontwikkeling of functieverandering. Enkele keren wordt er in de interviews aangegeven gebrek te hebben aan goed advies en er is behoefte aan meer medewerking van gemeenten en banken. Ook bij de behoeften komen de meningen van agrariërs en gemeenten in grote lijnen overeen. Vaak is het zo dat gemeente wel mee willen gaan in de behoeften die agrariërs hebben maar hebben zij hier geen middelen voor in de vorm van beleid en geld. Verder verwachten gemeenten meer flexibiliteit van agrariërs. De gemeenten verschillen onderling van elkaar bijna niet. Alleen gemeente Zundert geeft aan behoefte te hebben aan een gelijksoortige regeling als de Ruimt voor Ruimte regeling maar dan voor andere takken binnen de agrarische sector (niet alleen voor intensieve veehouderij) Andere input interviews In deze paragraaf hebben we een aantal belangrijke onderwerpen beschreven die uit de interviews met de agrariërs en gemeenten naar voren kwamen maar die niet onder te verdelen zijn in knelpunten en behoeften. Het zijn vooral onderwerpen die te maken hebben met anders denken en ontwikkelingen die plaats vinden. Een punt wat veelvuldig naar voren komt uit de interviews met agrariërs is dat het heel belangrijk is om te praten met de omgeving en deze goed op de hoogte te houden. Door draagvlak te creëren in de buurt en buurtbewoners te betrekken bij de plannen, gaan ze sneller mee in de initiatieven en krijgt men minder bezwaren. Als je je hele leven goed hebt gedragen, krijg je credits van je omgeving. Uit de interviews komt naar voren dat je moet zorgen dat je je omgeving iets geeft zodat die er vertrouwen in hebben. Dit geldt hetzelfde met gemeenten en andere overheden. Dus praten is de boodschap die naar voor komt. Agrariërs moeten niet alleen kijken naar wat niet kan maar ook naar wat juist wel kan, hier moet een middenweg in gevonden worden. Agrariër moet ruimte voor zichzelf creëren. Een punt wat ook regelmatig aan bod komt is dat ontwikkelingen vaak locatiegebonden zijn. Op de ene locatie kan iets niet wat op een andere locatie wel kan. Uit de interviews die gehouden zijn met de agrariërs die aan het uitbreiden zijn kwam naar voren dat agrariërs tegenwoordig meer ondernemers zijn dan boer. Ze moeten blijven ontwikkelen om mee te kunnen, als je 10 jaar niks doet loop je achter. Hieruit komt de schaalvergroting naar voren. Ze geven aan dat het belangrijker is om een investering goed te doen dan kei hard te werken. Ook geven deze agrariërs aan dat er anders gedacht moet worden. Als een ontwikkeling op de ene locatie niet kan, maakt men de keus om naar een andere locatie te gaan waar het wel kan. Agrariërs werken heel gericht naar de toekomst, ze werken naar een bedrijf wat perspectief biedt voor een opvolger. Er wordt aangegeven dat een opvolger in het bedrijf kan groeien, zodat deze opvolger het niet in één keer hoeft te financieren, want dat is vaak onmogelijk. Ook stoppen hoort bij het ondernemen en dat is niet van de ene op de andere dag gebeurd: Beginnen is ondernemen maar stoppen is ook ondernemen Functionaliteit beleid De functionaliteit van het gemeentelijk beleid, die naar voren komt uit de interviews die gehouden zijn met ambtenaren van de drie gemeenten, is verwerkt in tabel 19. Er zijn vragen gesteld over het aantal keren dat er gebruik wordt gemaakt van de regelingen, of de regelingen ook de gewenste uitwerking hebben en of de regelingen gebruiksvriendelijk zijn. De antwoorden van de ambtenaren zijn verwerkt in de tabel. Onderaan in de tabel wordt de algemene mening van de agrariërs over het gemeentelijk beleid per gemeente weergegeven. Aantal gebruik regelingen Horst aan de Maas Deurne Zundert In het algemeen valt het mee. Gemeente Deurne Van de sloopvariant van de heeft geen zicht op het Glas voor glasregeling wordt aantal gebruik van de wel veel gebruik gemaakt. Er regelingen. Ze geven wordt op dit moment niet zo aan dat er wel gebruik veel uitgebreid in de gemaakt wordt van glastuinbouw. Er worden de binnen Het is lastig te zeggen hoe vaak er gebruik wordt gemaakt van het bestemmingsplan. Het beleid wordt gemaakt voor de gevallen die relatief veel voorkomen. Er wordt best wel gebruik van gemaakt. Dat de bestemming Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

166 Uitwerking regelingen Gebruiksvriendelijkheid regelingen Mening agrariërs laatste jaren bijna geen vergunningen meer aangevraagd voor glas. Maar ze hopen dat het straks meer richting de uitbreiding gaat. Het beleid voor de plattelandswoning is pas vastgesteld, dus dat is nog afwachten hoe dat in de praktijk gaat werken. Hier moeten ze nog ervaring mee opdoen. De uitbreiding van de Glas voor glasregeling loopt nog niet zo goed, maar dat is meer op termijn. Als het alleen sloop is, dan is het geld een keer op, en dan houdt de regeling op te bestaan. Zolang je uitbreiders hebt, heb je ook een regeling. Ze zijn niet bang dat deze regeling de ontwikkeling tegenhoudt omdat ze nu niks mogen uitbreiden boven de 3 hectare in het buitengebied. De gemeente heeft bij een bureau een procedureboekje laten maken. Ze hebben ook standaardovereenkomsten. Ze doen zelf wel de procedures, maar ze zijn wel gestroomlijnd en uniform, zodat de Glas voor glasregeling in elke gemeente hetzelfde wordt uitgevoerd. Ze werken heel gestructureerd zodat elke aanvraag hetzelfde behandeld wordt. bestemmingsplan wijzigingen. wordt veranderd naar woonbestemming komt het vaakste voor. Het bestemmingsplan is pas een jaar in werking dus er moet nog proefondervindelijk onderzocht worden hoe vaak er nu gebruik wordt gemaakt van het nieuwe bestemmingsplan. Van de Ruimte voor Ruimte regeling wordt regelmatig gebruik gemaakt. Ongeveer 7 of 8 in de gemeente. In begin veel gebruik gemaakt van de subsidie die verbonden was aan de regeling. / Voor als nog heeft het bestemmingsplan de uitwerking die ze verwacht hadden. (relatief goed). Maar ook dit moet nog ondervonden worden. Bij de Ruimte voor Ruimte regeling worden het meeste gerealiseerd door rechtstreeks een bouwtitel te kopen bij de provincie, niet dat ze zelf gesloopt hebben of een boer hebben gevonden die iets wilde slopen voor die bouwtitel. / De lijnen zijn recht. Het zijn meer de eisen en de voorwaarden waar de agrariërs moeite mee hebben. De sloopverplichting is een voorwaarde waar agrariërs veel moeite mee hebben. Maar de gemeente wil juist dat er iets tegenover staat in de vorm van kwaliteitsverbetering. De procedures zijn niet extreem lang, maar je moet wel aan de voorwaarden voldoen. Van Wijzigingsbevoegdheden die opgenomen zijn in het bestemmingsplan zijn de procedures minder omslachtig. Het duurt nog wel even en het kost ook veel geld. Bijv. bij Ruimte voor Ruimte zijn het twee procedures die belopen moeten worden (gemeente en provinciaal). Op de vraag hoe vaak er gebruik gemaakt wordt van regelingen van de gemeenten kunnen de agrariërs geen antwoord geven. Zij kunnen alleen spreken over de eigen situatie en hun ervaringen met het beleid. Agrariërs kunnen daarom veel beter iets zeggen over de gebruiksvriendelijkheid van beleidstukken. Over het algemeen zijn de agrariërs in de drie gemeenten het met elkaar eens over de Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

167 gebruiksvriendelijkheid van het beleid. Zij zeggen hierover: Procedures voor innovatieve initiatieven duren veel te lang Procedures kosten veel geld, hierop kunnen initiatieven stranden Regelingen sluiten niet goed op elkaar aan waardoor beleid onduidelijk wordt. Dus kort samengevat lopen de agrariërs tegen de duur, geld en onduidelijkheid aan van het beleid. Tabel 19: Functionaliteit beleid gemeenten Bron: Interviews agrariërs en gemeenten, 2014 (zie bijlage 9) Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

168 HOOFDSTUK 14 CASESTUDIE 14.1 Inleiding De casestudie is het laatste onderdeel van dit afstudeerrapport die wellicht tot nieuwe inzichten kan leiden. In de voorbereiding op deze casestudie zijn conclusies uit voorgaande onderzoeken nogmaals bekeken. Hieruit is geprobeerd een koppeling te maken tussen delen van het onderzoek om zo te komen tot twee werkelijke situaties die zich mogelijk in de toekomst voor kunnen doen of die zich wellicht al hebben voor gedaan. Met deze twee situaties wordt gekeken hoe deze op gemeentelijk niveau behandeld worden. Aan de hand van deze bevindingen kan gekeken worden of het onderzochte in voorgaande delen van het onderzoek klopt. De uitkomst van deze casestudie moet conclusies die getrokken zijn in voorgaande delen bekrachtigen of juist ontkennen. De casestudie is een laatste aanzet naar de eindconclusie van het afstudeeronderzoek, hieruit zullen adviezen voortkomen Situatie 1 In het onderzoek komt naar voor dat er op maatschappelijk vlak veel aandacht is rondom intensieve veehouderijbedrijven. De maatschappij heeft veel bezwaren tegen het ontwikkelen van intensieve veehouderijbedrijven, en dit komt terug in het beleid wat ontwikkeld wordt van provincies en gemeenten. Uit het vooronderzoek is gebleken dat in gemeente Deurne veel intensieve veehouderijbedrijven gevestigd zijn. De intensive veehouderijsector neemt ca. 27% van de gehele agrarische sector in gemeente Deurne in beslag (zie paragraaf 1.2.2). In het onderzoek naar het beleid in gemeente Deurne is geconstateerd dat de gemeente zo veel mogelijk de intensieve veehouderijsector wil ontmoedigen in haar gemeenten. De intensieve veehouderij heeft volgens het onderzoek alleen ontwikkelingsmogelijkheden in het landbouwontwikkelingsgebied (Agrarisch 1), maar ook hier met strikte voorwaarden. In de conclusie van deel 1.2 van het onderzoek is geconcludeerd dat hierdoor in deze sector de leegstand nog kan toenemen. Ook in de interviews die gehouden zijn voor de analyse (bijlage 9) komt naar voor dat het beleid belemmeringen oplevert voor het ontwikkelen van. Met het uitwerken van onderstaande casus wordt er gekeken of deze sterke bevindingen kloppen met de werkelijkheid. Gemeente Deurne kent in haar bestemmingsplan vier gebieden (Agrarisch 1, Agrarisch 2, Agrarisch 3 en Agrarisch met waarde Landschap) die betrekking hebben op het agrarisch gebied, waarbinnen ontwikkelingen wel of niet worden toegestaan. De mogelijkheden voor de betreffende situatie zijn voor alle vier de gebieden op een rij gezet zodat er een goed oordeel geveld kan worden. De financiële kant (economisch) en de persoonlijke kant (demografisch) zijn bij deze situatie niet mee te nemen. Het gaat hierbij vooral om het beleid en de locatie (politiek/juridisch en demografisch). De situatie luidt als volgt: Intensieve veehouderij met 3.000m² aan agrarische opstallen (2 gebouwen 1.750m² en 1.250m²) en een kavel van 7000m². De bedrijfsgebouwen zijn ouder dan 30 jaar. Bij het agrarisch bedrijf is een aparte bedrijfswoning met daarbij een vrijstaande garage (bijgebouw) van 25m². De boer is van plan om te stoppen met de huidige agrarische bedrijfsvoering en zijn opstallen recreatief te gaan gebruiken. In zijn stallen hebben altijd varkens gehuisvest gezeten. Zijn plannen zijn om zijn gebouwen een recreatieve functie te geven uitwerking (Bron: Bestemmingsplan buitengebied Deurne 2 e herziening, gemeente Deurne 2014) Ontwikkelingskansen intensieve veehouderij In tabel 20 staan de ontwikkelingsmogelijkheden voor een intensief veehouderijbedrijf in de verschillende gebieden, de belangrijkste voorwaarden waar aan voldaan moet worden zijn benoemd in de laatste kolom. Deze tabel kan de eerder getrokken conclusies onderbouwen of juist verwerpen. Gebied Ontwikkelingsmogelijkheden Voorwaarden Agrarisch 1 Ja Tot max. 1,5 ha Voldoen aan landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen Kwaliteitsverbetering Geen aantasting omwonende en omliggende bedrijven Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

169 Agrarisch 2 Nee Agrarisch 3 Deels Verwevingsgebied tot 1,5 ha Extensiveringsgebied niet Agrarisch met waarden - Deels Verwevingsgebied tot 1,5 ha Landschap Extensiveringsgebied niet Tabel 20: Ontwikkelingskansen intensieve veehouderij gebieden (Bron: Bestemmingsplan buitengebied Deurne 2 e herziening, gemeente Deurne 2014) In bovenstaande tabel (tabel 20) is te zien dat er in het bestemmingsplan ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij geboden worden in het Agrarisch 1 gebied. Hierbij zijn echter een heel aantal voorwaarden waaraan voldaan moet worden, er mag bijvoorbeeld maar ontwikkeld worden tot 1,5 hectare. Andere veehouderijbedrijven krijgen meer ontwikkelruimte in het Agrarisch 1 gebied, voor de intensieve veehouderij zijn de ontwikkelingsmogelijkheden dus beperkt. Het opmerkelijke is dat het Agrarisch 1 gebied het landbouwontwikkelingsgebied omvat, hier zouden ontwikkelmogelijkheden ruimer zijn dan in bijvoorbeeld het verwevingsgebied. In tabel 20 is te zien dat de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij in het verwevingsgebied net zo groot zijn als in het landbouwontwikkelingsgebied. Er kan dus geconcludeerd worden dat de ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij wel degelijk beperkt worden, er is in enkele gebieden uitbreiding mogelijk tot 1,5 hectare en in enkele gebieden zijn er geen mogelijkheden voor uitbreiding. Door de beperking in ontwikkeling voor de intensieve veehouderij bedrijven kan er meer leegstand ontstaan. Als vervolgstap hierop wordt bekeken of het beleid wel meer mogelijkheden biedt om een leegstaand intensief veehouderijbedrijf te herbestemmen naar recreatie. Voor het herbestemmen naar recreatie is gekozen omdat in beleidsstukken vrijkomende agrarische bebouwing vaak samen genoemd wordt met een recreatieve invulling. In gemeente Deurne specifiek, is in het VAB-beleid opgenomen dat een recreatieve invulling een kansrijke ontwikkeling is in vrijkomende agrarische bebouwing. Daarnaast wordt verteld dat het een toegevoegde waarde is voor het buitengebied (zie bijlage 6). Gemeente Deurne heeft in haar structuurvisie letterlijk het volgende opgenomen: Geuroverlast door agrarische bedrijvigheid kan een bedreiging vormen voor recreatieve activiteiten in met name het buitengebied. De gemeente Deurne wil voorkomen dat het buitengebied als gevolg van agrarische bedrijvigheid verloren gaat voor de recreatieve sector. Verder zijn in de bestemmingsplannen van gemeente Deurne en Zundert wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het wijzigen naar recreatie. Het is dus belangrijk dat voor het trekken van een conclusie gekeken wordt of deze mogelijkheid tot herbestemming écht zoveel ruimte krijgt. Herbestemmen naar recreatie Omdat de intensieve veehouderij beperkt wordt in ontwikkeling in Deurne, wordt bekeken of er wel mogelijkheden zijn om een intensief veehouderijbedrijf te herbestemmen naar Recreatie. In tabel 21 de uitwerking hiervan. Gebied Herbestemmen mogelijk Belangrijkste voorwaarden Agrarisch 1 Nee Extensief recreatief medegebruik wel toegestaan (zoals wandelen en fietsen) Agrarisch 2 Nee Extensief recreatief medegebruik wel toegestaan (zoals wandelen en fietsen) Agrarisch 3 Ja (daarnaast is het ook mogelijk om kleinschalig kamperen op te nemen als nevenactiviteit van een agrarisch of recreatief bouwblok, hieraan zijn weer voorwaarden verbonden) Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Hergebruik voor dagrecreatie kan vinden binnen het gehele bestemmingsvlak Hergebruik voor verblijfsrecreatie kan uitsluitend plaats vinden in of bij vrijkomende agrarische bebouwing. Max. 500m² mag voor deze functie worden aangewend Omvang bestemmingsvlak niet meer dan 0,5 ha Uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan. overtollige bebouwing bij de bestemming dient te worden gesloopt. Geen aantasting voor omwonende en omliggende bedrijven Voldoen aan landschappelijke en ruimtelijke 73

170 Agrarisch met waarden - Landschap Ja (daarnaast is het ook mogelijk om kleinschalig kamperen op te nemen als nevenactiviteit van een agrarisch of recreatief bouwblok, hieraan zijn weer voorwaarden verbonden) Tabel 21: Herbestemmen naar recreatie (Bron: Bestemmingsplan buitengebied Deurne 2 e herziening, gemeente Deurne 2014) kwaliteitseisen Er vindt kwaliteitsverbetering plaats Hergebruik voor dagrecreatie kan plaats vinden binnen het gehele bestemmingsvlak Hergebruik voor verblijfsrecreatie kan uitsluitend plaats vinden in of bij vrijkomende agrarische bebouwing. Max. 500m² mag voor deze functie worden aangewend Omvang bestemmingsvlak niet meer dan 0,5 ha Uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan. overtollige bebouwing bij de bestemming dient te worden gesloopt. Geen aantasting voor omwonende en omliggende bedrijven Voldoen aan landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen Er vindt kwaliteitsverbetering plaats Wat als eerste opvalt wanneer men tabel 20 en tabel 21 met elkaar vergelijkt is dat in het gebied Agrarisch 2, naast dat er geen mogelijkheden zijn voor ontwikkeling van een intensieve veehouderij ook geen mogelijkheden geboden worden voor recreatieve doeleinden. Ook in het landbouwontwikkelingsgebied (Agrarisch 1) biedt gemeente Deurne geen ontwikkelingsmogelijkheden voor recreatie. In de gebieden waar deels uitbreidingskansen liggen voor de intensieve veehouderij liggen ook de meeste mogelijkheden voor recreatie. Dit zijn vaak de gebieden waarbij de agrarische en recreatieve invulling beide ruimte krijgen. De agrarische invulling wordt door deze recreatieve invulling beperkt (zie paragraaf 9.1.1). Daarbij moet wel gesteld worden dat de mogelijkheden voor recreatie onder strikte voorwaarden wordt toegestaan. Een van deze voorwaarde is dat de omvang van het bestemmingsvlak (recreatie) niet meer mag bedragen als 0,5ha. Hierbij is ook gesteld dat overtollige bebouwing die niet aangewend wordt voor de bestemming moet worden gesloopt. Dit wil dus voor de situatie zeggen dat er een groot gedeelte van het bestemmingsvlak ingeleverd moet worden en een groot gedeelte van de bebouwing als nog gesloopt moet worden. Gemeente Deurne heeft voor dit slopen en inleveren van bestemmingsvlak geen specifieke regeling opgenomen Situatie 2 Overheid gaat steeds meer over op het aanwijzen van concentratie/accentgebieden voor het toestaan van ontwikkelingen in een bepaalde tak in de agrarische sector. Hiermee wil zij bereiken dat niet zomaar op ieder willekeurige locatie grote ontwikkelingen plaats vinden van een agrarisch bedrijf (bijvoorbeeld intensieve veehouderij of teeltsector). Een voorbeeld wat in het voorgaand onderzoek naar voor is gekomen is het aangewezen gebied teeltgebied Zundert. Door dit aangewezen gebied krijgt gemeente Zundert meer ruimte van provincie om deze sector meer mogelijkheden te bieden in haar gemeentelijk beleid. Naast deze aanduiding in provincie Noord-Brabant heeft provincie Limburg in haar provincie glastuinbouwconcentratiegebieden aangewezen waar de glastuinbouw de mogelijkheid krijgt om te ontwikkelen. De rest van het buitengebied krijgt hierdoor minder mogelijkheden voor uitbreiding en nieuw vestiging. In het voorgaand onderzoek komt naar voor dat gemeente Horst aan de Maas een diversiteit kent aan agrarische bedrijven (paragraaf 1.2.2). In een gedeelte van gemeente Horst aan de Maas heeft de provincie een glastuinbouwconcentratiegebied aangewezen. Dit heeft gemeente Horst aan de Maas overgenomen in haar beleid zoals ook verteld in hoofdstuk 8. Gemeente Horst aan de Maas wil in haar gemeente bereiken dat er een verschuiving plaats vindt van glastuinbouwbedrijven naar dit gebied (ook bij intensieve veehouderijbedrijven vindt deze verschuiving plaats in gemeenten). Hiervoor heeft zij in samenwerking met de provincie een Glas voor glasregeling ontwikkeld. De regeling voorziet onder andere in de behoefte aan financiële middelen voor het slopen van kassen. Deze behoefte komt ook naar voor in het vorige deel van de analyse (interviews). Hier tegenover staat het knelpunt dat slopen vaak grote financiële gevolgen met zich mee brengt. De uitwerking van de volgende situatie moet aangeven of deze situatie in aanmerking komt voor de Glas voor glasregeling. Met de situatie wordt daarnaast gekeken wat de toegevoegde waarde is van regeling en of deze Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

171 regeling in de toekomst wellicht een uitkomst kan bieden voor problemen met sloop in andere agrarische sectoren. De situatie luidt als volgt: Glastuinbouw bedrijf met 3ha aan kassen en bijbehorende voorzieningen. Bij het agrarisch bedrijf is een aparte bedrijfswoning met daarbij een vrijstaande garage (bijgebouw) van 25m². De boer wil stoppen met de agrarische bedrijfsvoering en zijn locatie laten bestemmen als burgerwoning. De boer heeft een authentieke boerderij uit de jaren 50 die hij graag wil behouden Uitwerking (Bron: Regeling glas voor glas Limburg, gemeente Horst aan de Maas, 2012) Glasopstanden slopen d.m.v. Glas voor glasregeling In de gemeente Horst aan de Maas kan bij het slopen van glasopstanden in het buitengebied gebruik gemaakt worden van de Glas voor glasregeling. Deze regeling stimuleert dat oude glasopstanden gesloopt worden. Wanneer een agrariër zijn glasopstanden wil slopen kan dit op 2 manieren gebeuren: 1. Een agrariër zoeken die in het buitengebied (niet in een concentratiegebied of projectvestigingsgebied) zijn glasareaal wil uitbreiden boven de 3 hectare. Wanneer een agrariër in het buitengebied zijn glas wil uitbreiden boven de 3 hectare staat hier tegenover dat hij bij elke m² glas wat gebouwd wordt hij 2m² moet slopen. Hierin kunnen slopers en uitbreiders elkaar helpen. 2. Gebruik maken van de sloopvariant van de Glas voor glasregeling. De aanvraag om te slopen moet aan de volgende voorwaarden voldoen: a. Het aantal m² te slopen glas moet minimaal 2500m² zijn; b. Het glas mag niet in het glastuinbouwconcentratiegebied of projectvestigingsgebied liggen; c. Of het budget beschikbaar is in het fonds; d. De vergoeding voor het slopen per vierkante meter netto glas bedraagt 4,-. Wanneer de glasopstallen gesloopt zijn wordt in het bestemmingsplan opgenomen dat het ontwikkelen van glasopstanden op die locatie niet meer mogelijk is. Dat wil zeggen dat de bedrijfswoning bestemd wordt als wonen en de gronden waar het glasareaal opstond naar agrarisch (geen glas meer mogelijk), natuur of erf. Het is aan te raden om hiervoor een specialist in te schakelen om te kijken naar de fiscale consequenties van het omzetten van en bedrijfswoning naar een burgerwoning. Dit soort regelingen maken het zeker makkelijker om glasopstanden te slopen, ze krijgen er zelfs een vergoeding voor en dit maakt het extra interessant. Het te slopen oppervlak moet wel aan een minimum voldoen, wordt dit minimum niet gehaald kan de aanvraag ook worden ingediend, de burgemeesters en wethouders bepalen dan of het een geschikte/noodzakelijke locatie is. Het is ook een mooie regeling om slopers (stoppers) en uitbreiders elkaar te laten helpen. De uitbreider kan niet uitbreiden (in het gewone buitengebied) als er niet iemand is die wil slopen. Dit maakt het mogelijk dat er wel een mogelijkheid is om uit te breiden, in het bestemmingsplan is dit niet mogelijk. Adviesbureaus kunnen hierbij een belangrijke factor zijn om deze partijen bij elkaar te brengen. In de praktijk (uit de interviews) blijkt dat er meer gebruik gemaakt wordt van de sloopvariant, wanneer de uitbreidingsvariant niet aantrekt houdt de regeling sneller op te bestaan. De uitbreidingsvariant moet de regeling in stand houden. Deze regeling zou ook goed toegepast kunnen worden op bijvoorbeeld de intensieve veehouderij, deze worden vaak ook geconcentreerd in bepaalde gebieden en krijgt de intensieve veehouderij buiten de concentratiegebieden geen uitbreidingsmogelijkheden. Deze regeling maakt uitbreiding wel mogelijk, maar staat er sloop van andere bebouwing tegenover. Ook kunnen hiermee de overtollige, oude en leegstaande stallen gesloopt worden. Uit de uitwerking van situatie 1 komt naar voor dat bij herbestemmen van vrijkomende agrarische bebouwing overtollige bebouwing gesloopt moet worden (gemeente Deurne). Uit de actualiteiten en de interviews die besproken zijn in dit onderzoek komt naar voor dat het slopen van agrarische bebouwing grote financiële gevolgen kan hebben voor een agrariër. Dit financieel probleem kan een kantelpunt zijn voor de beslissing die een agrariër gaat maken om de locatie wel of niet te herbestemmen. Een regeling zoals de glas voor glas regeling van gemeente Horst aan de Maas kan een goede uitkomst bieden voor dit knelpunt. Ook uit de interviews blijkt dat er behoefte is aan dit soort regelingen en aan sloopregelingen. Uit de interviews blijkt ook dat wanneer blijkt dat er behoefte is aan dit soort regelingen, dit vanuit de provincie moet komen omdat gemeenten er geen middelen voor hebben. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

172 EINDCONCLUSIE De eerste conclusie die uit het onderzoek naar voor komt is dat gemeenten en partijen die gerelateerd zijn aan de agrarische sector geen concrete cijfers in beeld hebben. Deze conclusie komt vooral naar voor in deel 1.1 van het onderzoek. Het gaat hierbij om cijfers omtrent oppervlakten, aantal bedrijven en leegstand. Omdat gemeenten deze kwantitatieve cijfers niet in beeld hebben is het moeilijk om de leegstand te kunnen bepalen voor een gemeente. Toch is er in het onderzoek geprobeerd een indicatie te maken van de leegstand die er op dit moment is in de agrarische sector en die zich in de toekomst zal voor doen. Dit is op verschillende manieren gedaan. De belangrijkste cijfers zijn in tabel 22 weergegeven. Gemeenten Totaal aantal bedrijven (CBS) Stoppers per jaar Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 Stoppers per jaar BVB Leegstaande bedrijven Leegstand prognose 2020 Leegstand 2020 m² bouwvlak Horst aan de onbekend 1 op de 13 (44) 110 Ca. 228ha Maas Deurne op de 13 (31) 97 Ca. 153ha Zundert op de 10 (53) 125 Ca. 211ha Tabel 22: Leegstandscijfers per gemeente De gegevens uit tabel 22 blijven indicaties die gebaseerd zijn op aannamen en gegevens die niet compleet zijn. In het onderzoek wordt ook gekeken naar het onderzoeksrapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied (bron: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied, InnovatieNetwerk, 2014). Met de cijfers uit dit rapport in vergelijking met de indicaties die gemaakt zijn in het onderzoek kan geconcludeerd worden dat de leegstand een groter probleem is dan in het onderzoeksrapport Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied wordt voorgesteld en dan in veel gemeenten gedacht wordt. In deel 1.1 van het onderzoek is bekeken welke factoren een rol spelen bij de leegstand van agrarisch vastgoed. De belangrijkste factoren die uit dit deel van het onderzoek naar voor zijn gekomen die van invloed zijn op leegstaand agrarisch vastgoed zijn vooral politiek/juridische, economische en demografische factoren. Later in het onderzoek (deel 2) is bekeken welke knelpunten en factoren er op regionaal niveau in de praktijk spelen op het gebied van leegstaand agrarisch vastgoed. Ook hieruit komen de politiek/juridische, economische en demografische factoren als belangrijkste naar voren. Hieruit kan geconcludeerd worden dat in de praktijk dezelfde factoren spelen als in de actualiteit beschreven wordt. De politiek/juridische factor wordt uitgebreid behandeld in dit onderzoek. De demografische en economische factoren zijn enkel geconstateerd, hierop is geen verder onderzoek gedaan. Dit wil niet zeggen dat deze factoren minder belangrijk zijn, in tegendeel. Geconcludeerd is dat de economische factor een erg belangrijke factor is die speelt. Veel ontwikkelingen, op agrarisch gebied maar ook op het gebied van herbestemmen, zijn afhankelijk van economische factoren. Denk hierbij aan hoge investeringen die gedaan moeten worden bij ontwikkelingen binnen een bedrijf. Dit komt ook duidelijk naar voor in het veldonderzoek (interviews). De demografische factoren zijn vaak feiten/trends die zich voor doen in de sector, maar zijn daarom niet minder belangrijk. Op deze factoren kan bijna geen invloed worden uitgeoefend maar wel op worden ingespeeld. De leegstand kan beheerst worden wanneer ook al deze factoren onder controle zijn. Op de politiek/juridische factor (deel 1.2 van het onderzoek) is in het onderzoek verder ingegaan omdat dit een factor is waar juist wel invloed op uitgeoefend kan worden en waarbij geconcludeerd is dat adviesbureaus en gemeenten een belangrijke rol kunnen spelen, zowel landelijk als regionaal. Belangrijke conclusies die uit het veldonderzoek naar voor zijn gekomen, zijn vooral het gebrek aan ruimte in het beleid, hoge kosten voor procedures en deze procedures duren vaak lang. De landelijke eisen op het gebied van milieu, dierwelzijn en gezondheid worden erg streng bevonden en er moeten hoge investeringen worden gedaan om te kunnen voldoen aan deze eisen, voor veel ondernemers is dit niet haalbaar. Uit deel 1.2 van het onderzoek komt duidelijk naar voor dat gemeenten en provincies beide willen inspelen op de kwaliteitsverbetering van het buitengebied. Hierbij kan geconcludeerd worden dat leegstand van agrarisch vastgoed juist verloedering brengt in het buitengebied. Een andere conclusie die uit de analyse van de beleidstukken van de provincies getrokken kan worden is dat provincie Noord-Brabant meer strakkere kaders stelt dan provincie Limburg. Het begint al bij het aantal beleidsstukken wat iedere provincie heeft. Provincie 76

173 Limburg heeft alleen de POL2014 en LKM als belangrijke beleidsstukken naar de gemeenten toe waarbij provincie Noord-Brabant er vier tot haar beleid kan rekenen. Meer beleidsstukken wil niet per definitie zeggen dat het beter is. Het wordt juist als onduidelijk ervaren. De strakke kaders van provincie Noord-Brabant komen tot uiting in de Verordening Ruimte. In de structuurvisie wil provincie Noord-Brabant voldoende ruimte bieden maar dit wordt afgekaderd met de Verordening. Provincie Noord-Brabant staat hiermee haar eigen visie in de weg. Provincie Limburg biedt daarentegen wel ruimte voor eigen invulling door gemeenten. Hierbij ziet men dat gemeente passende beleidstukken ontwikkelen voor het beheersen van leegstaand agrarisch vastgoed (Glas voor glas regeling). Gemeenten in provincie Noord-Brabant nemen een afwachtende houding aan (blijkt uit veldonderzoek), deze gemeenten nemen geen initiatief als de provincie dit niet oplegt. Geconcludeerd kan worden dat de provincies denken vanuit belemmeringen die zij op willen leggen op bepaalde gebieden en niet denken vanuit mogelijkheden. Als er dieper gekeken wordt naar het beleid op gemeentelijk niveau kunnen de volgende belangrijke conclusies getrokken worden: Gemeente Deurne ontmoedigt de intensieve veehouderij in haar gemeenten door het opleggen van beperkingen. Deze bedrijven krijgen bijna geen mogelijkheden waardoor ze vaak gedwongen worden te verhuizen of te stoppen. Ook de provincie helpt hieraan mee door het opleggen van de aanduiding beperking veehouderij op het gebied. Gemeente Deurne heeft geen beleid voor het oplossen van eventuele leegstand die hieruit voort komt. Gemeente Zundert heeft het teeltgebied Zundert. Door deze aanduiding heeft gemeente Zundert extra ruimte geboden in haar beleid voor de teeltsector. Als men kijkt naar het aantal leegstaande teeltbedrijven (6 van de 53) kan afgevraagd worden of juist andere sectoren hierdoor belemmeringen opgelegd krijgen. Gemeente Horst aan de Maas heeft een diversiteit aan agrarische bedrijven maar speelt met haar beleid alleen in op de glassector. In gemeente Horst aan de Maas zijn meerdere concentratiegebieden gelegen (waaronder bijvoorbeeld landbouwontwikkelingsgebied, en concentratiegebied glastuinbouw). Ook bij deze gemeente vragen andere sectoren om meer passend beleid. Met de casestudie, beschreven in deel 2 van het onderzoek, is ingegaan op conclusies die uit deel 1.1 en deel 1.2 van het onderzoek naar voor zijn gekomen in combinatie met de uitslagen van de interviews die gehouden zijn. Een belangrijke conclusie die uit deze casestudie naar voor komt is dat de geringe ontwikkelmogelijkheden in het beleid voor agrarische bedrijven, zoals geconstateerd in deel 1.2, wordt bevestigd door de uitwerking van de situaties. Met de uitwerking van situatie 1 van de casestudie kan geconcludeerd worden dat bevestigd wordt dat de intensieve veehouderij in gemeente Deurne geen ruimte krijgt. Uit deze situatie komt onder andere naar voor dat er behoefte is aan een sloopregeling (bij bedrijfsbeëindiging en herbestemming moet vanuit gemeentelijk beleid gesloopt worden), dit wordt ook weer bevestigd in de interviews die gehouden zijn met agrariërs. Bij situatie 2 is ingegaan op de behoefte die naar voor komt uit het veldonderzoek. De behoefte aan een passende sloopregeling voor alle agrarische sectoren, en de uitkomst van situatie 1. Gemeente Horst aan de Maas speelt bij de glassector in door de Glas voor Glas regeling. Deze regeling is in situatie 2 getoetst. Een belangrijke conclusie die hieruit naar voor komt is dat de regeling een goed middel kan zijn om sloop in een bepaald gebied te stimuleren. Vooral als het gaat om het stimuleren van verschuiving tussen bepaalde gebieden. Deurne geeft in haar beleid aan intensieve veehouderijen te willen verwijderen. Een dergelijke regeling zou dan goed passen bij het saneren van de bebouwing. Ook voor de kwaliteitverbetering van het buitengebied kan een dergelijke sloopregeling bevorderend zijn om de verloedering van agrarisch vastgoed tegen te gaan. Geconcludeerd is wel dat de regeling zelfvoorzienend moet zijn in de financiële middelen die het nodig heeft. Gemeenten hebben veelvuldig aangegeven in het veldonderzoek dat er geen geld is voor regelingen in de vorm van subsidie verstrekking. Aan de hand van bovenstaande eindconclusie wordt er antwoord gegeven op de centrale vraagstelling zoals weergegeven in de inleiding van dit onderzoek. De centrale vraagstelling luidt als volgt: Welke elementen spelen een rol bij de invulling van leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed, en op welke manier kan, rekening houdend met die elementen, de beste invulling gegeven worden aan leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed. De elementen die een rol spelen bij de invulling van leegkomend/leegstaand agrarisch vastgoed zijn met name politiek/juridische en economische elementen. Bij de invulling van leegstaand agrarisch vastgoed zal er Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

174 gekeken moeten worden naar het bestemmingsplan, welke mogelijkheden er liggen op die locatie. Deze mogelijkheden zijn beperkt, binnen het bestemmingsplan zijn er niet veel mogelijkheden. Maar ook het economische element speelt een belangrijke rol. Wanneer een agrariër wil herbestemmen zal de bank dit financieel goed moeten keuren, dit is vaak nog een probleem. Hoe er rekening houdend met bovenstaande elementen de beste invulling gegeven kan worden aan leegkomen/leegstaand agrarisch vastgoed is niet beantwoord. Wel is er gekeken hoe het beste omgegaan kan worden met leegstaand agrarisch vastgoed. Uit het onderzoek blijkt dat er behoefte is aan meer ruimte in het beleid (provinciaal en gemeentelijk), meer mogelijkheden geven om te herbestemmen in de gemengde agrarische gebieden en procedures makkelijker en goedkoper maken. De procedures duren vaak lang en kosten veel geld, dit is vaak een kantelpunt voor agrariërs. Wanneer herbestemmen makkelijker gaat met minder voorwaarden en kortere en goedkopere procedures zullen meer agrariërs deze beslissing nemen. Ook zal herbestemmen financieel aantrekkelijker gemaakt kunnen worden. Wanneer de mogelijkheden er zijn binnen het bestemmingsplan zullen banken hun medewerking moeten verlenen. Hiervoor zouden financiële constructies opgezet kunnen worden zodat herbestemmen ook financieel aantrekkelijker wordt. Behalve dat er invulling gegeven kan worden aan leegstaand agrarisch vastgoed, kan het gesloopt worden. Dit is een behoefte die speelt onder de agrariërs, de behoefte om te slopen. Slopen brengt vaak grote financiële gevolgen met zich mee waardoor ze de bebouwing laten staan en wat verloedering tot gevolg heeft. Wanneer er een sloopregeling ontwikkeld wordt zullen veel agrariërs hun bebouwing slopen. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

175 AANBEVELINGEN Aan het einde van dit onderzoek naar leegstaand agrarisch vastgoed zijn er een aantal aanbevelingen te doen omtrent het onderzochte. Deze aanbevelingen worden gebaseerd op conclusies die uit het onderzoek naar voor zijn gekomen. De aanbevelingen die hieronder benoemd worden zijn aanbevelingen waar Aelmans Adviesgroep en de meewerkende gemeenten iets mee kunnen maar vooral mee moeten doen. Met dit onderzoek worden de volgende aanbevelingen gedaan: Gemeentelijke cijfers in kaart brengen; Financieel onderzoek; Ruimte in beleid creëren en ontwikkelen sloopregeling; Proactieve houding door adviesbureau; Begeleiding vraag en aanbod. Gemeentelijke cijfers in kaart brengen De eerste aanbeveling is naar de drie betreffende gemeenten toe. In het onderzoek is meermaals gebleken dat cijfers met betrekking tot het buitengebied en daarbij ook het agrarisch vastgoed niet in beeld of niet compleet in beeld zijn. Gemeenten kunnen hierdoor geen uitspraak doen over de totale leegstand in haar gemeente in de agrarische sector. Voor het goed kunnen ontwikkelen van beleid met betrekking tot het agrarisch leegstand in de gemeenten, zullen cijfers duidelijker en met meer zekerheid in beeld gebracht moeten worden. Door de cijfers helder in beeld te hebben kan er goed ingespeeld worden op de problematiek. Wanneer dit niet gebeurd zal een gemeente achter de feiten aan lopen. Financieel onderzoek Op financieel gebied kan dieper onderzoek gedaan worden waarbij dit onderzoek als start gebruikt kan worden. Er kan onderzoek gedaan worden naar de financiële/economische gevolgen van de leegstand voor een gemeente en een agrariër. Denk hierbij aan de waarde verandering van leegstaand vastgoed, en wat voor gevolgen dit heeft voor het totale agrarische vastgoed in een gemeente. Ook het onderzoek naar constructies bij financieringsmogelijkheden bij het ontwikkelen of herbestemmen van leegstaand agrarisch vastgoed. In het onderzoek komt naar voor dat banken vaak terughoudend zijn in meewerking aan projecten. Denk hierbij ook aan constructies voor financieringsmogelijkheden van startende agrariërs/ondernemers. Ruimte in beleid creëren en ontwikkelen sloopregeling Provincies en gemeenten moeten niet bang zijn om ruimte te bieden in het beleid. Vaak wordt in het ene beleidstuk beschreven dat er ruimte geboden wordt en wordt in andere beleidsstukken deze ruimte beperkt door strakke kaders. Dit geldt vooral voor de provincie Noord-Brabant en gemeente Deurne. Door het stellen van strakke kaders in het beleid kan er wel een strakke richting gegeven worden maar hierdoor blijven innovatieve en creatieve ontwikkeling uit en het kan zelfs de eigen visie in de weg staan. Bijvoorbeeld gemeente Deurne zou beter in kunnen spelen op de ontwikkelingen die zich in de gemeente voor doen. Dit kan gedaan worden door het ontwikkelen van regelingen om het agrariërs makkelijker te maken om te verplaatsen, te saneren of te herbestemmen. Voor alle gemeenten geldt dat er behoefte is aan een sloopregeling (niet alleen in de intensieve veehouderij). Gemeenten zouden een regeling kunnen ontwikkelen die zich zelf voorziet van financiële middelen en die de behoefte van de agrariërs afdekt. Door als gemeente een proactieve houding aan te nemen en agrariërs mogelijkheden te bieden in plaats van beperkingen, ontstaan er betere ideeën. Als gemeente laten weten wat er wel gewenst is in het buitengebied en niet wat er niet gewenst is. Proactieve houding door adviesbureau Adviesbureaus kunnen een belangrijke rol spelen in het realiseren van de gemeentelijke en provinciale visies en het voldoen aan de behoeften van agrariërs. Ook voor adviesbureaus is het noodzakelijk om een proactieve houding aan te nemen. Agrariërs hebben vaak ideeën die direct uitgevoerd moeten worden. Adviesbureaus kunnen juist in een vroeg stadium ondersteunen in ontwikkelingen die een bedrijf doormaakt met een doorkijk naar de toekomst. Met een doorkijk naar de toekomst wordt hier bijvoorbeeld bedoeld het plannen van uitbreiding, herbestemming, overnamen van bedrijf of het afbouwen van een agrarisch bedrijf. Op financieel gebied wordt dit vaak gedaan door accountantskantoren. Adviesbureaus merken als eerste ontwikkelingen die zich afspelen in een bepaald gebied, daarom zouden ze beter advies aan kunnen bieden en niet afwachten tot er om gevraagd wordt. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

176 Begeleiding vraag en aanbod De laatste aanbeveling maar zeker niet de minst belangrijke is dat adviesbureaus vraag en aanbod op de agrarische vastgoedmarkt bij elkaar kunnen brengen. Adviesbureaus zijn de schakel die agrariërs nodig hebben en kunnen benutten om ontwikkelingen te realiseren. Provincies en gemeenten willen dat de belangen van meerdere partijen behartigd worden bij ontwikkelingen omtrent agrarisch vastgoed. Adviesbureaus kunnen hier de schakel zijn om partijen bij elkaar te brengen en zo veel mogelijk aan de behoeften te voldoen. Adviesbureaus hebben de kennis en kunde in huis en zij zijn bekend met de marktwerking en de ontwikkeling die zich voordoen in een bepaald gebied. Ook op het gebied van ontwikkelen van regelingen om agrariërs die uit willen breiden en agrariërs die willen slopen bij elkaar te brengen. Zo kunnen er zich nog een aantal situaties voor doen waarbij het adviesbureau de belangrijke schakel kan zijn. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

177 BEGRIPPENLIJST Aanduiding Agglomeratielandbouw Agrariër Agrarisch bedrijf (landbouwbedrijf) Agrarisch bouwvlak Agrarische sector BAG Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. (Bron: Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012) Intensieve, gebouwgrondgebonden productie van vlees, eieren en groenten en mogelijk ook (grootschalige) opslag en verwerking tot bijvoorbeeld zuivelproducten, conserven en koelvers vlees. (Bron: Voor de kwaliteit van Limburg concept POL2014, provincie Limburg, 2014) Persoon die met landbouw of veeteelt zijn inkomen verdient. (Bron: agrariër, encyclo.nl, 2014) In het bestemmingsplan buitengebied van het gemeente Zundert wordt onder een agrarisch bedrijf verstaan: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Hierin komen dus verschillende bedrijfstakken naar voren. (Bron: bestemmingsplan buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012) De begripsomschrijving van gemeente Deurne en Horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. De ruimte waarop een agrarisch bedrijf agrarische voorzieningen (o.a. bedrijfsbebouwing en bijbehorende bouwwerken) mag vestigen (uit verslag) Economische sector die grondstoffen en voedsel levert, met onderdelen als akkerbouw, bosbouw, tuinbouw, veeteelt en visserij. (Bron: agrarische sector, encyclo.nl, 2014) De BAG (Basisregistraties Adressen en Gebouwen) bevat gemeentelijke basisgegevens van alle adressen en gebouwen in een gemeente. (Bron: Basisregistratie Adressen en Gebouwen, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2014) Bebouwingsconcentratie Kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster. (Bron: bestemmingsplan buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012) Bestemmingsplan Buitengebied Een beleidsdocument dat de ruimtelijke ordening bepaalt. Een bestemmingsplan geeft de "bestemming" van een gebied of de bestemmingen in dat gebied aan. (Bron: bestemmingsplan, wikipedia, 2014) Een begrip dat betrekking heeft op grond buiten de bebouwde kommen van steden en dorpen. (Bron: buitengebied, wikipedia, 2014) BVB Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt een overzicht van de milieuvergunninggegevens van veehouderijbedrijven. (Bron: Bestand Veehouderij Bedrijven in Brabant, Provincie Noord-Brabant, 2014) CBS Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft als taak het publiceren van betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die inspeelt op de behoefte van de samenleving. (Bron: Corporatie information, CBS, 2014) Concentratiegebied Gebied waar een bepaalde agrarische sector wordt geconcentreerd. DESTEP methode DESTEP staat voor demografische, economische, sociaal/culturele, technologische, ecologische en politiek/juridische factoren. Door deze factoren te analyseren verkrijgt men een beeld van het landschap waarin een onderneming opereert. De analyse maakt deel uit van de externe analyse en is een onderdeel van de situatieanalyse en het marketingplan. (Bron, DESTEP analyse, Intermarketing, 2014) Extensivering gebied In het bestemmingsplan buitengebied Deurne wordt onder het extensiveringsgebied verstaan: een op de verbeelding aangegeven gedeelte van een reconstructiegebied, met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van een intensieve veehouderij onmogelijk is (Bron: bestemmingsplan buitengebied gemeente Deurne 2 e herziening, gemeente Deurne, 2014) De begripsomschrijving van gemeente Zundert en Horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. GIAB Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bebouwing Glastuinbouwbedrijf In het bestemmingsplan buitengebied Deurne wordt onder een glastuinbouwbedrijf verstaan: een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt (Bron: bestemmingsplan buitengebied gemeente Deurne 2 e herziening, gemeente Deurne, 2014) De begripsomschrijving van gemeente Zundert en Horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

178 Grondgebonden agrarisch bedrijf Intensieve veehouderij (iv) Landbouw ontwikkelingsgebied Landbouwtelling LLTB Megastallen MKZ Niet-grondgebonden agrarisch bedrijf Plattelandswoning Een grondgebonden agrarisch bedrijf is volgens het bestemmingsplan van de gemeente Deurne een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt, zoals akkerbouwbedrijven en vollegrondstuinbouwbedrijven. Maar ook (productiegerichte) paardenhouderijen en grondgebonden melkrundvee-houderijen. (Bron: bestemmingsplan buitengebied Deurne 2 e herziening, gemeente Deurne, 2014) De begripsomschrijving van gemeente Zundert en Horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. In het bestemmingsplan buitengebied Deurne wordt onder een intensieve veehouderij verstaan: een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geitenof schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van een grondgebonden melkrundveehouderij (Bron: bestemmingsplan buitengebied gemeente Deurne 2 e herziening, gemeente Deurne, 2014) De begripsomschrijving van gemeente Zundert en Horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. In het bestemmingsplan buitengebied Deurne wordt onder een landbouwontwikkelingsgebied verstaan: een zone binnen de integrale zonering waar ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij zijn. (Bron: bestemmingsplan buitengebied gemeente Deurne 2 e herziening, gemeente Deurne, 2014) De begripsomschrijving van gemeente Zundert en Horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. Beschrijving van de structuur van de Nederlandse agrarische sector (gegevens over bedrijven, veestapel, gewassen en speciale onderwerpen). De gegevens worden gebruikt voor onderzoek en door de politiek (nationaal en internationaal). (Bron: landbouwtelling, CBS, 2014) Limburgse Land- en Tuinbouwbond, de LLTB wil haar leden ondersteunen in goed ondernemerschap en tegelijkertijd een gezaghebbende partij zijn die het algemeen maatschappelijk belang van de Limburgse land- en tuinbouw blijft benadrukken en onderbouwen. (Bron: Over ons, LLTB, 2014) Een megastal is een hele grote stal vol met dieren voor de productie van vlees of zuivel. Megastallen zijn minstens drie keer zo groot als een gemiddeld gezinsbedrijf. (Bron: dossier megastallen, milieudefensie, 2014) Mond- en klauwzeer (MKZ) is een ernstige virusziekte. MKZ is ook zeer besmettelijk. De ziekte komt voor bij dieren met een even aantal hoeven aan elke poot (evenhoevige dieren). (Bron: wat is mond- en klauwzeer (MKZ)?, Rijksoverheid, 2014) In het bestemmingsplan buitengebied Deurne wordt onder een nietgrondgebonden agrarisch bedrijf verstaan: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt (Bron: bestemmingsplan buitengebied gemeente Deurne 2 e herziening, gemeente Deurne, 2014) De begripsomschrijving van gemeente Zundert en Horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. Een plattelandswoning is een woning die voorheen een agrarische bedrijfswoning was, maar is afgesplitst van het agrarisch bedrijf om gebruikt te worden als woning voor personen die niet meer functioneel verbonden zijn met het agrarisch bedrijf (burgerwoning). (Bron: Buitengebied, KuiperCompagnons, 2014) Plofkippen Vleeskuikens zitten in grote stallen opeengepakt en zodanig doorgefokt dat ze in 42 dagen rijp voor de slacht zijn. (Bron: wat is een plofkip?, wat betekent?, 2014) Ruimtelijke kwaliteit De kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, RvR Schaalvergroting belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. (Bron: Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012) Ruimte voor Ruimte Een ontwikkeling in de agrarische sector waarbij door een verandering in het gebruik van de productiefactoren grond, kapitaal en arbeid, lagere productiekosten en hogere opbrengsten worden nagestreefd. In andere bedrijfstakken gebeurt dit ook, maar speelt de factor grond een geringere of geen rol. Meestal betekent het een afname van de werkgelegenheid. (Bron: Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

179 VAB Verwevingsgebied Wijzigingsbepaling/- bevoegdheid ZLTO Schaalvergroting, Nederlandse encyclopedie, 2014) Vrijkomende agrarische bebouwing In het bestemmingsplan buitengebied Deurne wordt onder het verwevingsgebied verstaan: een op de verbeelding ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten. (Bron: bestemmingsplan buitengebied gemeente Deurne 2 e herziening, gemeente Deurne, 2014) De begripsomschrijving van gemeente Zundert en horst aan de Maas komt nagenoeg overeen. Een bijzondere manier in een bestemmingsplan om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. (Bron: Uitwerking en wijziging, SAB adviseurs in ruimtelijke ontwikkeling, 2014) Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie, ZLTO ondersteunt u als ondernemer in de groene ruimte bij het realiseren van een duurzame positie in markt en maatschappij. (Bron: Over ons, ZLTO, 2014) Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

180 LITERATUURLIJST Plan van aanpak Titel Auteur/ instantie Schrijver Datum Soort Hyperlink Studiehandleiding afstuderen Avans Hogeschool Academie voor 3 februari 2014 Handleiding AB&I Bouw en Infra Leegstand buitengebied neemt De Boerderij Eric Beukema 7 november 2013 Artikel vaktijdschrift toe Website Aelmans Adviesgroep Aelmans Aelmans 2013 Website Adviesgroep Adviesgroep Dit is een onderzoek Noordhoff Ben Baarda 2009 Schoolboek Uitgevers Basisboek methoden en technieken Noordhoff Uitgevers Ben Baarda 2012 Schoolboek Deel 1 Inventarisatie en deel 2 Analyse Titel Auteur/ instantie Schrijver Datum Soort Hyperlink Algemene informatie Gemeente Gemeent Horst Gemeente Horst 2014 Website Horst aan de Maas aan de Maas aan de Maas Algemene informatie Gemeente Gemeente Deurne Gemeente Deurne 2014 Website Deurne Algemene informatie Gemeente Gemeente Gemeente Zundert 2014 Website Zundert Zundert Horst aan de maas in cijfers, Gemeente Horst Cbs, 2010 website bodemgebruik aan de Maas bodemstatistiek 2010 Sociaal economische analyse 2013 Gemeente Deurne Gemeente Deurne 2013 Analysedocument Bestemmingsplankaarten Bestemmingsplan Buitengebied Zundert Bestemmingsplankaarten Bestemmingsplan Buitengebied Deurne Bestemmingsplan kaarten Horst Bestemmingsplankaarten Sevenum Bestemmingsplankaarten Meerlo, Swolgen, Tienray Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar gemeente Gemeente Zundert Gemeente Deurne Waterpas Civiel Adviesbureau BV Pouderoyen Compagnons 2012 Kaarten 2013 Kaarten Gemeente Horst aan de Maas Pouderoyen Compagnons September 2009 kaarten Gemeente Horst Pouderoyen Maart 2009 Kaarten aan de Maas Compagnons Gemeente Horst Tonnaer Adviseurs April 2013 Kaarten aan de Maas in omgevingsrecht CBS Statline 2014 databank c &d3=a&hdr=g1%2cg2&stb=t&p=t

181 Oppervlakten agrarische Gemeente Deurne Pouderoyen 2013 Kaart Rechtstreeks uit hand van Pouderoyen Compagnons, J. Helder bouwvlakken Compagnons Rapportage Gemeente Waterpas Civiel 2012 Rapportage uitdraai Rechtstreeks uit hand van Waterpas Civiel Adviesbureau BV, Dhr. A. Olthoff bestemmingsplankaart buitengebied Zundert Zundert Adviesbureau BV bestemmingplan Vrijkomende agrarische InnovatieNetwerk Alterra, Maart 2014 Onderzoeksrapport bebouwing in het landelijk gebied Wageningen UR Landbouw Centraal Planbureau voor de 2006 rapportage planbureau leefomgeving Crisis tempert afname Melkvee.nl Erik Colenbrander December 2013 Artikel agrarische bedrijven Funda landelijk Funda Real Estate Funda Real Estate 2014 Vastgoedwebsite B.V. B.V. Reactie Arvalis Makelaars Arvalis Makelaars Arvalis Makelaars Maart 2014 Reactie mail Reactie Van Santvoort Van Santvoort Van Santvoort Maart 2014 Reactie mail Makelaars Onroerend Goed & Landelijk Wonen Makelaars Makelaars Reactie Vermeeren makelaars Vermeeren Vermeeren Februari 2014 Reactie mail B.V. makelaars B.V. makelaars B.V. Waar zitten de meeste 55 plus varkenshouders? Boer en Business Boer en Business Maart 2014 Artikel NVM: Matig jaar agrarische Boerderij Martijn ter Horst 28 januari 2014 Artikel vastgoedmarkt Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt NVM NVM 28 januari 2014 Artikel spx Boerderij zoekt (jonge) boer NOS NOS 10 februari 2014 Artikel Forse waardeval lege Nieuwe Oogst Jan van Liere 15 maart 2014 Artikel boerderijen CBS: boomkwekerijen groeien gemiddeld flink Nieuwe Oogst Han Reindsen 5 februari 2014 Artikel So Veel minder bloembollenbedrijven Nieuwe Oogst Han Reindsen 5 februari 2014 Artikel Glasareaal zakt onder niveau 1991 Nieuwe Oogst René Bouwmeester 14 november 2013 Artikel So Waar stoppen de meeste Boer en Business Boer en Business 7 april 2011 Artikel boerenbedrijven Leegstand dreigt op platteland Boerderij Wim Esselink 6 maart 2014 Artikel Zorgen leegstand plattenland Dagblad de Jan Hensels 7 maart 2014 Artikel Limburger boerenbedrijven in 2030 verdwenen Nu.nl Novum 7 maart 2014 Artikel Reactie Provincie Limburg Provincie Limburg Mevr. K. Demacker, Mevr. G. Louwers, Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed Contact telefonisch en mail 85

182 Dhr. P. Raeven Reactie Noord-Brabant Provincie Noord- Brabant Dhr. J. van Lent 2014 Contact telefonisch en mail Reactie LLTB LLTB Dhr. J. Achten 2014 Contact telefonisch en mail Reactie gemeente Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas Dhr. T. Heuijerjans, Dhr. P. Reuten, Dhr Contact telefonisch en mail F. Seijben Reactie gemeente Deurne Gemeente Deurne Mevr. E. Paree, Dhr. M. Gerritsma 2014 Contact telefonisch en mail Reactie gemeente Zundert Gemeente Zundert Dhr. M. Provoost 2014 Contact telefonisch en mail Reactie Adriaan van den Heuvel Makelaars Adviseurs Adriaan van den Heuvel Makelaars Adviseurs Adriaan van den Heuvel Makelaars Adviseurs Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed Contact telefonisch en mail Grijs gebied leegstand zelf Nieuwe Oogst Jasper Schel 15 februari 2014 Artikel inkleuren Rijksadviseur: Scheiding functies Boerderij Johan Oppewal 22 maart 2014 Artikel onhoudbaar Meer aandacht voor NVM Agri Holland 28 januari 2014 Artikel herbestemmen agrarisch vastgoed Geen leegstand bedrijven, maar Boerderij Ramon klaassens 14 maart 2014 Artikel toekomst voor de jonge boeren Onze passie zit in Nieuwe Oogst Joost de la Court 15 februari 2014 Artikel herbestemming erf DESTEP analyse Intermarketing Edwin Muilwijk 2014 Website De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers Provinciale staten Provincie Noord- Brabant 9 december 2011 Visiedocument Samenvatting: Transitie van stad en platteland, een nieuwe koers Structuurvisie ruimtelijke ordering Provinciale staten Provinciale staten Provincie Noord- Brabant Provincie Noord- Brabant Verordening Ruimte 2014 Provinciale staten Provincie Noord- Brabant Op weg naar een zorgvuldige veehouderij in 2020 Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij Provinciale staten Gedeputeerde Staten Provincie Noord- Brabant Provincie Noord- Brabant 9 december 2011 Samenvatting van document Maart 2014 Beleidsdocument ordening/structuurvisie.aspx?document=structuurvisie parti%c3%able-herziening- 2014&rel=8113ABB F1BD455CF8E0EF0A3A 18 maart 2014 Beleidsdocument ruimte.aspx?document=toelichting-vr-2014-(geconsolideerd-18-maart- 2014)&rel=8113ABB F1BD455CF8E0EF0A3A 2013 Beleidsdocument veehouderij.aspx?document=op-weg-naar-een-zorgvuldige-veehouderij- 2020&rel=8113ABB F1BD455CF8E0EF0A3A 18 februari 2014 Beleidsdocument 86

183 Factsheet BZV Factsheet Dialoog urgentiegebieden Nadere regels Ruimte voor Ruimte 2006 (bijlage VO) Gedeputeerde Staten Gedeputeerde Staten Provinciale Staten Provincie Noord- Brabant Provincie Noord- Brabant Provincie Noord- Brabant Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 2014 bzv&rel=8113abb f1bd455cf8e0ef0a3a April 2014 Samenvatting van document zorgvuldigheidscore-veehouderij-(bzv).aspx?document=factsheet- bzv&rel=8113abb f1bd455cf8e0ef0a3a April 2014 Samenvatting van document urgentiegebieden.aspx?document=factsheet-dialoog- urgentiegebieden&rel=8113abb f1bd455cf8e0ef0a3a 18 maart 2014 Beleidsdocument ruimte.aspx?document=nadere-regels-ruimte-voor-ruimte- 2006&rel=8113ABB F1BD455CF8E0EF0A3A Voor de Kwaliteit van Limburg Gedeputeerde Provincie Limburg 29 oktober 2013 Beleidsdocument (concept POL2014) Staten Voor de Kwaliteit van Limburg (ontwerp POL2014) Gedeputeerde Staten Provincie Limburg 6 mei 2014 Beleidsdocument lan_mer_ontwerp_omgevingsverordening_limburg_2014_en_ontwerp_pvvp Limburgs kwaliteitsmenu 2012 Gedeputeerde Staten Provincie Limburg Maart 2012 Beleidsdocument nu_lkm Structuurvisie Horst aan de Gemeente Horst Croonen Adviseurs Februari 2013 Beleidsdocument Maas aan de Maas Regeling Glas voor Glas Limburg Gemeente Horst aan de Maas Metrum 4 december 2012 Beleidsdocument _voor_glasregeling Glas voor Glas in het Kort Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas Samenvatting van document _voor_glasregeling Beleid Plattelandswoningen Gemeente Horst Gemeente Horst 17 december Beleidsdocument aan de Maas aan de Maas 2013 Bestemmingsplan Buitengebied Horst Gemeente Horst aan de Maas Pouderoyen compagnons Juni 2009 Beleidsdocument estemmingsplannen_v%c3%b3%c3%b3r_01_01_2010 Buitengebied Meerlo Beheersverordening Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas 2010 Beleidsdocument VA01/r_NL.IMRO.1507.BVHMBGBMEERLO-VA01_art01.html Bestemmingsplan Buitengebied Sevenum Gemeente Horst aan de Maas Pouderoyen Compagnons 31 maart 2009 Beleidsdocument estemmingsplannen_v%c3%b3%c3%b3r_01_01_2010 Structuurvisie Deurne Gemeente Deurne BRO vestiging 6 december 2011 Beleidsdocument Tegelen Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Deurne Pouderoyen 28 januari 2014 Beleidsdocument gemeente Deurne 2 e herziening Compagnons Raadsinformatie Boeren met Buren nummer 17 Gemeente Deurne E.E.G.R. Paree 18 november 2013 Raadsinformatie brief Beleidskader kwaliteitsverbetering Landschap Gemeente Deurne Pouderoyen Compagnons 24 mei 2013 Bijlage van bestemmingsplan Gebiedsvisie Gemeente Deurne Pouderoyen 11 december visiedocument bebouwingsconcentraties Compagnons 2007 Structuurvisie Landschap 2025 Gemeente Zundert Grontmij September 2013 Beleidsdocument _25770.html Bestemmingsplan Buitengebied Zundert Gemeente Zundert EDKONING 4 september 2012 Beleidsdocument 87

184 Beleidsnota Ruimte voor Ruimte gemeente Zundert Beleidsnota Plattelandswoning Nota Economisch beleid Web-BVB Bestand Veehouderij Bedrijven Gemeente Zundert Gemeente Zundert Gemeente Zundert Provincie Noord- Brabant Gemeente Zundert 23 april 2012 Beleidsnota Gemeente Zundert 2014 Beleidsnota Rechtstreeks uit hand van ambtenaar (Marien Provoost) ETIN Adviseurs Maart 2008 Beleidsnota Provincie Noord- Brabant 2014 Databank Begrippenlijst Titel Auteur/instantie Schrijver Datum Soort Hyperlink Over Ons LLTB LLTB 2014 Website Over Ons ZLTO ZLTO 2014 Website Basisregistratie Adressen en Gebouwen Ministerie van Infrastructuur en Milieu Ministerie van Infrastructuur en Milieu 2014 Website Uitwerking en wijziging Buitengebied.nl SAB adviseurs in 2014 Website ruimtelijke ontwikkeling Buitengebied KuiperCompagnons KuiperCompagnons 2014 Website Schaalvergroting (landbouw) Encyclo Nederlandse 2014 Website Encyclopedie Bestemmingsplan Wikipedia Wikipedia 2014 Internetencyclopedie Corporatie information CBS CBS 2014 Website Wat is mond- en klauwzeer (MKZ)? Rijksoverheid Rijksoverheid 2014 Website Wat is een plofkip? Wat betekent? Wat betekent? 2014 Website Dossier megastallen Milieudefensie Milieudefensie 2014 Website Landbouwtelling CBS CBS 2014 Website Agrariër Encyclo.nl Encyclo.nl 2014 Website Buitengebied Wikipedia Wikipedia 2014 Internetencyclopedie Agrarische sector Encyclo.nl Encyclo.nl 2014 Website Bestand Veehouderij Bedrijven in Brabant Provincie Noord- Brabant Provincie Noord- Brabant 2014 Website Afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

185 Aniek Jochems & Milou Brouwers 12 juni 2014 BIJLAGENDOCUMENT LEEGSTAND AGRARISCH VASTGOED 1

186 COLOFON Afstudeerrapportage Auteurs Opleiding Instituut In samenwerking met Onderzoeksrapportage Leegstand agrarisch vastgoed 4 e jaars Tilburg, 12 juni 2014 Aniek Jochems (Studentnummer ) Milou Brouwers (Studentnummer ) Bouwmanagement & Vastgoed (4 e jaars) Avans Hogeschool Tilburg Academie voor Bouw en Infra (AB&I) Marc van Dun Bart van Berkel Aelmans Adviesgroep Afdeling Ruimte, Omgeving en Milieu Kerkstraat BE Baexem Dhr. M.P.H. Pouls MSc Adviseur ruimtelijke ontwikkeling / Juridisch adviseur Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

187 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 3 BIJLAGE 1 REACTIES BENADERDE PARTIJEN... 5 Arvalis makelaars... 6 Van Santvoort Makelaars Onroerend Goed & Landelijk Wonen... 6 Vermeeren makelaars B.V Adriaan van den Heuvel makelaars en adviseurs... 7 Provincie Noord-Brabant... 7 Provincie Limburg... 7 LLTB... 7 Gemeente Horst aan de Maas... 7 Gemeente Deurne... 8 Gemeente Zundert... 8 BIJLAGE 2 FACTOREN... 9 Actualiteit Benaderde partijen BIJLAGE 3 LEEGSTAANDE BEDRIJVEN BIJLAGE 4 BZV BIJLAGE 5 ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN POL BIJLAGE 6 RANDVOORWAARDEN EN MOGELIJKHEDEN HERGEBRUIK VAB Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Deurne: Gemeente Zundert: BIJLAGE 7 ONTHEFFINGSBEPALINGEN EN WIJZIGINGSBEVOEGDHEDEN VAN BESTEMMINGSPLAN 33 Gemeente Horst aan de Maas Gemeente Deurne Gemeente Zundert: BIJLAGE 8 OPZET INTERVIEWS Interview agrariërs Interview Gemeenten Vragenlijst interview agrariër Vragenlijst interview gemeenten BIJLAGE 9 INTERVIEWS AGRARIËRS Interview agrariër Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

188 Interview agrariër Interview agrariër Interview agrariër Interview agrariër Interview agrariër Interview agrariër Interview agrariër Interview agrariër Interview agrariër Interview agrariër Interview agrariër Interview agrariër BIJLAGE 10 INTERVIEWS GEMEENTEN Interview ambtenaar Interview ambtenaar Interview ambtenaar Interview ambtenaar Interview ambtenaar Interview ambtenaar Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

189 BIJLAGE 1 REACTIES BENADERDE PARTIJEN Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

190 Op verschillende manieren is contact gelegd met een aantal partijen die werkzaamheden verrichten met leegstaand agrarisch vastgoed. Aan makelaars zijn vragen gesteld over actuele leegstandcijfers in de agrarische sector en hoelang een agrarisch pand gemiddeld te koop staat. Aan de overige partijen is enkel de vraag over actuele leegstandcijfers gesteld. Arvalis makelaars Arvalis makelaars is actief in de gemeente Horst aan de Maas. Reactie van Arvalis makelaars 17 maart 2014 via Is ook niet makkelijk te beantwoorden want we hebben geen harde marktgegevens maar uitsluitend ervaringen uit de praktijk en een marktgevoel. Het aantal te koop staande agrarische bedrijven is geen maat voor het aantal leegstaande agrarische bedrijven. We zien steeds meer dat locaties leeg en werkeloos blijven liggen omdat er toch geen koper te vinden is. En slopen is te duur. Of eigenaren denken nog wisselgeld in handen te hebben voor mogelijke functiewijzigingen. Zo komt het steeds meer voor dat stallen op slot gedraaid worden en werkeloos achter blijven. Als er geen inkomsten zijn dan begint het verval; zie daar het verval van het buitengebied. We nemen alleen verkoopbare agrarische locaties aan. Doorlooptijden zijn gemiddeld nog lang: al gauw 1 tot 3 jaar. De meeste locaties worden herbestemd tot niet-agrarisch maar die markt is verzadigd. Er is veel beschikbaar en vanwege de crises is de financiering moeilijk en de vraag gering. Ook belangrijk is dat voor particulieren het wonen in het buitengebied al lang niet meer zo geliefd is als een aantal jaren geleden. Daarmee is de vraag ook kleiner geworden. Over aantallen leegstaande agrarische bedrijven hebben wij geen cijfers. Van Santvoort Makelaars Onroerend Goed & Landelijk Wonen Van Santvoort Makelaars is actief in de gemeente Deurne. Reactie van Van Santvoort Makelaars 4 maart 2014 via Naar aanleiding van jullie onderstaande bericht kunnen wij jullie helaas niet veel informatie verstrekken. De verkooptijd van een agrarisch bedrijf verschilt zeer sterk per transactie. Dit is mede afhankelijk van de aard van het bedrijf, de staat van onderhoud, de mogelijkheden binnen het bestemmingsplan en natuurlijk het vinden van de juiste koper op de juiste plek. Vaak duurt het echter wel meer dan een jaar voordat een bedrijf wordt verkocht. Verder hebben wij op dit moment geen leegstaande agrarische bedrijven in portefeuille in de gemeente Deurne of de gemeente Horst aan de Maas. Vermeeren makelaars B.V. Vermeeren makelaars is actief in de gemeente Zundert. Reactie Vermeeren makelaars 25 februari 2014 via e- mail: Wat is je doelstelling met het onderzoek of is het alleen maar een beschrijving van de omvang, want anders denk ik dat je je toch op glad ijs bevindt t.a.v. de aantallen. Bijv. een van de zaken, die me niet geheel duidelijk is. Een agrariër is gestopt, hij woont er nog steeds, maar heeft in zijn schuren caravan/autostalling. Is dat agrarische leegstand. Van de ene kant wel, maar hij heeft het niet agrarisch opgevuld. Een agrarier is gestopt en knapt zijn schuur een beetje op en maakt van die schuur een mooie garage voor zijn auto, fietsen biljartkamer. Veelal zullen ze proberen er nog een nuttige bestemming aan te geven. Een agrarisch bedrijf heeft ondertussen woonbestemming gekregen of misschien wel een VAB en de schuren staan leeg en de eigenaar wil ook geen agrarische activiteit meer ontplooien. Is dat nog agrarisch leegstand. Een veehouder heeft plek voor 60 koeien, is min of meer afgebouwd of afbouwende en heeft nog 12 vaarzen in zijn stal staan???? Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

191 Ik wil/kan uiteraard alleen maar spreken over de panden, die ik zelf in de verkoop heb en dan kom ik op 3 of 4 stuks uit afhankelijk van je interpretatie. Er zullen er ongetwijfeld meer staan in Zundert, maar daar durf ik even geen slag naar te doen. Betreffend de doorlooptijd is dat natuurlijk langer dan een woning, maar ik heb zelf helemaal niets met die doorlooptijden en maak mij daar ook niet direct druk over. Natuurlijk wil iedereen korter, maar of dat iets nu 12 of 14 of 16 maanden in de verkoop staat. Wij hebben het gelukkig zo druk, dat we daar geen tijd en energie in gaan steken om dat allemaal bij te houden en daar gemiddeldes van bij te gaan houden. In ieder geval mag je wel uitgaan van langer dan een jaar. Adriaan van den Heuvel makelaars en adviseurs Adriaan van den Heuvel makelaars is vooral actief in de gemeente Deurne. Reactie Adriaan van den Heuvel 13 maart 2014 via Ik denk dat de gemiddelde doorlooptijd 9 tot 12 maanden is. Hoeveel bedrijven leeg staan weten wij niet, indicatie geven is puur gokken. Bij de volgende partijen is enkel de vraag gesteld of ze beschikken over leegstandcijfers Provincie Noord-Brabant Het gedeelte van de reactie via de mail op 28 februari 2014 wat de leegstandcijfers betreft is hieronder te zien: Wij hebben geen leegstandscijfers. Het enige dat we hebben is dat op bvb.brabant.nl en atlas.brabant.nl/webbvb je kan zien op welke plekken ooit een milieuvergunning is geweest voor een veehouderij. Provincie Limburg Het gedeelte van de reactie via de mail op 27 februari 2014 wat de leegstandcijfers betreft is hieronder te zien: We hebben een eerste héél ruwe inschatting gemaakt vwb leegstand op basis van CBS gegevens: 2000: 6942 bedrijven; 2013: 4594 bedrijven= -/ bedrijven x 2000 m2 gemiddeld = m2 (geen rekening gehouden met sloop / RvR / herbestemmingregelingen, etc). LLTB Met de LLTB is telefonisch contact gehad, hieruit kwam het volgende naar voren: De LLTB geeft aan dat er beter met de gemeente contact op genomen kan worden. Cijfers die gevraagd worden moet hij zelf ook bij de gemeente opvragen. Het aantal m² en aantal bedrijven heeft de gemeente zelf beter in beeld. Over de stoppende ondernemers geeft hij aan dat de gemeente Peel en Maas dit goed in kaart heeft gebracht, maar hij weet niet of Horst aan de Maas dit ook heeft gedaan. Voor de leegstandscijfers verwijst hij naar de gemeente Venlo, zij hebben de leegstand van industrielocaties in kaart gebracht en zij hebben misschien tips over hoe zij dat onderzoek hebben gedaan, zodat ons onderzoek daar misschien gebruik van kan maken. Hij verwijst ook door naar makelaars, die hebben misschien dingen in beeld. Hij geeft ook als tip om in het buitengebied van de gemeente rond te gaan fietsen, zo krijg je een indicatie van het aantal leegstaande panden. Gemeente Horst aan de Maas Uit een gesprek met twee ambtenaren van de gemeente Horst aan de Maas kwam het volgende naar voren over de leegstand: Ze hebben geen specifieke cijfers over de leegstand, wel hebben van de 360 veehouderijbedrijven, 39 bedrijven aangegeven dat ze voor 2020 willen stoppen. Ze gaven ook aan dat Limburg ook een BVB-bestand heeft, hier kun je zien hoeveel bedrijven nog actief zijn en hoeveel er gestopt zijn e.d. Ze gaven ook aan dat vanuit Nederland de nertsenhouderij verboden wordt. Hierdoor zullen ook en aantal bedrijven moeten stoppen. Volgens hen waren er ongeveer 5 nertsenhouderijen in Horst aan de Maas. Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

192 Gemeente Deurne Uit een gesprek met twee ambtenaren van de gemeente Horst aan de Maas kwam het volgende naar voren over de leegstand: Een stagiaire van de gemeente Deurne heeft het aantal verwacht stoppende ondernemers geteld aan de hand van een kaart welke dezelfde is als die van het BVB bestand. Hier worden 200 stoppende ondernemers verwacht. Voor de leegstandscijfers moet gekeken worden naar de ingetrokken milieuvergunningen. Er kan vanuit gegaan worden dat de ingetrokken milieuvergunningen in het BVB bestand actueel zijn. Gemeente Deurne zit hier kort op om vergunningen in te trekken wanneer het kan. Gemeente Zundert Uit een gesprek met twee ambtenaren van de gemeente Horst aan de Maas kwam het volgende naar voren over de leegstand: Ze hebben geen cijfers over de leegstaande agrarische bedrijven of het aantal verwachte stoppers. Hij geeft aan dat de ZLTO Zundert misschien wel een aantal cijfers heeft. Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

193 BIJLAGE 2 FACTOREN Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

194 Actualiteit Uit de actualiteit zijn een heel aantal factoren naar voren gekomen die spelen bij de leegstand van agrarisch vastgoed. Deze factoren zijn hieronder opgesomd per onderwerp. Aan de hand van deze factoren is de DESTEPanalyse gemaakt. Vergunningen, bestemmingsplan, regels De benodigde vergunningen (omgevingswet, natuurbeschermingswet) worden nog steeds moeizaam verstrekt. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) Bestemmingsplannen en structuurvisies lijken in beton gegoten en bieden weinig ruimte voor nieuwe of andere bedrijvigheid in het buitengebied. (Bron: Nieuwe Oogst, Grijs gebied leegstand zelf inkleuren, 2014) Beleidsmakers kunnen een rol spelen door onnodig klemmende wet en regelgeving los te laten en een stimulerende rol bij hergebruik of sloop te spelen. (Bron: Boerderij, Leegstand dreigt op platteland, 2014) InnovatieNetwerk roept overheden en andere betrokken partijen op om creatieve oplossingen te bedenken voor de massaal vrijkomende agrarische bebouwing. Wellicht zullen gemeenten hun bestaande beleid tegen het licht moeten houden. (Bron: Dagblad de Limburger, Zorgen leegstand platteland, 2014) Luiten vindt dat er ruimte gemaakt moet worden voor nieuwe economische activiteiten en voor wonen in het landelijk gebied. (Bron: Boerderij, Rijksadviseur: scheiding functies onhoudbaar, 2014) Beperking in de bestemming. (Bron: Nieuwe Oogst, Forse waardeval lege boerderijen, 2014) Financiering Stroeve financiering. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) Voor minder courante agrarische bedrijven is de markt minimaal en dalen de verkoopprijzen. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) Lage rendementen die - vooral bij bedrijven met leghennen - te behalen zijn. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) Aantal verkopen blijft achter ondernemers in de kalverensector hebben te maken met moeilijke, onzekere tijden weerhoudt banken van financiering. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) De stemming onder glastuinbouwondernemers is verder verslechterd door prijsdalingen van gewassen en financieringsproblemen. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) Hoge kosten van het afbreken van ongeschikte bedrijfsgebouwen. Sloop kost soms meer dan de waarde van de kavel, zeker als er asbest in het spel is. (Bron: Nieuwe Oogst, Forse waardeval lege boerderijen, 2014) Bebouwing Opvolging Belemmerende factor van (verouderde) bebouwing op het agrarisch perceel. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) Er zijn in 2013 veel gedwongen transacties geweest. Bedrijven die zijn ingericht voor een bepaalde teelt met veel specifieke voorzieningen, en investeringen, zijn moeilijk verkoopbaar. Als deze bedrijven worden verkocht, brengen de specifiek aangebrachte voorzieningen relatief weinig op. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) De agrarische grondmarkt verloopt goed. "Maar als er sprake is van verouderde agrarische opstallen op de te koop staande grond, kan dat de transactie aanmerkelijk belemmeren", meent Van der Waaij. Een potentiële koper ziet voor de oude gebouwen vaak onvoldoende mogelijkheden. Dat kan uiteindelijk zelfs leiden tot afstel van de transactie. Dit zorgt vervolgens voor stagnatie van de agrarische vastgoedmarkt en leegstand en verrommeling in het landelijk gebied." (Bron: Agri Holland, NVM: meer aandacht nodig voor herbestemmen agrarisch vastgoed, 2014) Het gaat om veelal kleinere bedrijven van agrariërs die ouder zijn dan vijftig en geen opvolger hebben. (Bron: NU, boerenbedrijven in 2030 verdwenen, 2014) Er moet wat veranderen waardoor de jonge generatie een plek kan krijgen in onze landbouw. (Bron: Boerderij, Geen leegstand bedrijven, maar toekomst voor de jonge boeren, 2014) Het wordt voor jongeren moeilijk gemaakt om boer te worden. (Bron: Boerderij, Geen leegstand bedrijven, maar toekomst voor de jonge boeren, 2014) Het probleem: het is te duur. De investering is hoog en de opbrengsten zijn in het begin erg laag. (Bron: NOS, Boerderij zoekt (jonge) boer, 2014) Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

195 Bedrijfsovername is een slopend proces voor alle betrokkenen. Het kan vaak alleen plaatsvinden door een jarenlang proces waarbij vermogen langzaam wordt opgebouwd. (Bron: Boerderij, Geen leegstand bedrijven, maar toekomst voor de jonge boeren, 2014) Het pensioen van de overdrager en de belangen van de andere betrokkenen moeten ook meegenomen worden. (Bron: Boerderij, Geen leegstand bedrijven, maar toekomst voor de jonge boeren, 2014) Meer budget vrijmaken voor je jonge landbouwersregeling. (Bron: Boerderij, Geen leegstand bedrijven, maar toekomst voor de jonge boeren, 2014) Als je niet een boerenzoon bent, is het vrijwel onmogelijk om boer te worden. (Bron: NOS, Boerderij zoekt (jonge) boer, 2014) Dus heeft de Europese Commissie elk land verplicht om vanaf 2015 jonge boeren 5 jaar lang financieel te helpen. Voor Nederland betekent dit dat er jaarlijks 15 tot 16 miljoen euro beschikbaar komt voor de jonge ondernemers. (Bron: NOS, Boerderij zoekt (jonge) boer, 2014) Herbestemming Ook vraagt de NVM aandacht voor het belang van het herbestemmen van agrarisch vastgoed om leegstand en verpaupering van het landelijk gebied te voorkomen. Een goede samenwerking tussen initiatiefnemers en overheden is hiervoor essentieel. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) Herbestemming wordt onaantrekkelijk, als het al lukt een vergunning te krijgen. (Bron: Nieuwe Oogst, Forse waardeval lege boerderijen, 2014) Nieuwe gebruikers zullen ook meer actief gewezen moeten worden op de mogelijkheden van hergebruik van vrijkomende agrarische gebouwen. Dit in plaats van nieuwbouw of hergebruik op andere locaties. (Bron: Boerderij, Leegstand dreigt op platteland, 2014) Hierbij inspelen op actuele wensen en ideeën voor nieuwe bestemmingen is belangrijk. Alleen dan kunnen vrijkomende gebouwen van nut blijven voor mens en omgeving. (Bron: Boerderij, Leegstand dreigt op platteland, 2014) Overig Varkenshouderij en pluimveehouderij minder transacties markt behoorlijk vast. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) Discussie over de plofkippen en megastallen doet de sector geen goed. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) Door bedrijfsbeëindiging en schaalvergroting komen steeds meer agrarische gebouwen vrij. (Bron: Nieuwe Oogst, Onze passie zit in herbestemming erf, 2014) Wonen in het buitengebied is en blijft veel minder gewild. (Bron: Nieuwe Oogst, Forse waardeval lege boerderijen, 2014) Een groot deel van de melkveehouderijen wil doorgroeien, wegens het naderende einde van het melkquotum. Ze kopen grond om de mestafzet zeker te stellen en niet afhankelijk te worden van de mestquota. (Bron: Boerderij, NVM: matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) De agrarische vastgoedmarkt is in 2013 enigszins stroef verlopen met uitzondering van melkveehouderijen en akkerbouwbedrijven. Dit komt deels door het ontbreken van kopers/verplaatsers. (Bron: NVM, Diverse lichtpuntjes in matig jaar agrarische vastgoedmarkt, 2014) Benaderde partijen Tijdens gesprekken die gevoerd zijn met de drie gemeenten is de vraag neergelegd welke factoren volgens de gemeente van invloed zijn op de leegstand van de agrarische sector. De antwoorden die gegeven zijn, zijn hieronder weergegeven. Ook deze antwoorden zijn meegenomen in de DESTEP-analyse. Gemeente Horst aan de Maas De belangrijkste factoren zijn volgens hen dat er geen opvolging meer is voor de agrarische bedrijven. Ook geven ze als reden dat de rentabiliteit/winst van de bedrijven minder wordt, waardoor ook steeds meer ondernemers stoppen. Hierin speelt mee dat de productprijzen dalen maar dat de voerprijzen voor het vee niet mee daalt. De wetgeving voor uitbreiding en maatschappelijke inpassing speelt ook een rol. De grote bedrijven worden groter en de kleine bedrijven stoppen. Tegenwoordig wordt er niet meer alleen geproduceerd in de bedrijven, maar wordt de verpakking van de producten e.d. ook meegenomen. Dit neemt veel meer werk met zich mee en ook meer kosten. Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

196 Gemeente Deurne Factoren die volgens de gemeente de grootste invloed heeft uit geoefend op de leegstand van agrarische bebouwing zijn de aangescherpte milieueisen. Boeren maken de keuze om wel of niet te investeren (de Brabantse zorgvuldigheidsscore geeft aan, aan welke milieu eisen voldaan moet worden voor dat er uitgebreid mag worden). Nog een factor zijn de marktomstandigheden bij de intensieve veehouderij (het gaat hierbij om export en prijzen). Gemeente Zundert Volgens de gemeente Zundert speelt de schaalvergroting een grote rol bij de leegstand. De bedrijven blijven groeien en de kleine boerenbedrijven kunnen niet meer mee. Ook het feit dat er vaak geen opvolging is speelt mee. Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

197 BIJLAGE 3 LEEGSTAANDE BEDRIJVEN Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

198 De leegstaande bedrijven die geconstateerd zijn tijdens de ronden rijden in de drie gemeenten zijn weergegeven in tabellen 1, 2 en 3. De adressen zijn wegens privacyredenen niet opgenomen in de tabellen. Leegstand Zundert Bestemming Gebied Agrarische gebieden Bijzonderheden Blad 1 Maatschappelijk Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied Agrarisch Te koop Blad 2 A-AB (iv) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ Blad 3 A-AB Reconstructiewetzone - verwevingsgebied AW-GB A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Agrarisch A-AB (iv) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ A-AB (-bw) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ A-AB (cw) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ Wonen Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ Wonen Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ A-AB (iv) (cw) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ Te koop A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ Te koop A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ A-AB (-bw) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ Te Koop Wonen Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ Te Koop A-AB Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ Blad 4 A-AB Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Agrarisch A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Agrarisch Te koop B (sb-na) Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied AW-GB A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied AW-GB A-AB Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied N, AW-GB, A-BOG Blad 5 A-AB Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG A-AB (geiten) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG A-AB Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG A-AB (bm) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG 14

199 Wonen Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG Blad 6 A-AB (bm) Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied AW-B Wonen Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied A-BOG A-AB Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG Blad 7 A-AB (-bw) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Agrarisch Te koop A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Agrarisch A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Agrarisch Wonen Reconstructiewetzone - verwevingsgebied Agrarisch A-AB (bm) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ Wonen Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-AHS+ A-AB (sb-na) Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied Agrarisch Blad 8 A-AB Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG Te koop A-AB (bm) (sb-na) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG A-AB Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied Agrarisch Wonen Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG A-AB (iv) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG A-AB (iv) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG A-AB (bm) Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied Agrarisch A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG Wonen Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG A-AB (bm) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG A-AB (sa-vab) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG A-AB (bm) Reconstructiewetzone - verwevingsgebied A-BOG Tabel 1: Leegstand Zundert Bron: eigen ondervinding/bestemmingsplan buitengebied Zundert, gemeente Zundert, 2012 Leegstand Horst aan de Maas Bestemming Gebied Agrarische gebieden Bijzonderheden Deelgebied 1 blad 3 Agrarische bouwkavel Verwervingsgebied ALN Deelgebied 2 blad 4 Agrarische bouwkavel LOG Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Deelgebied 2 blad 5 Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw ALN Agrarische bouwkavel - niet agrarisch bedrijf LOG/concentratiegebied glastuinbouw ALN Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

200 Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw ALN Caravanstalling Agrarische bouwkavel - glastuinbouw LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel Verwervingsgebied ALN Agrarische bouwkavel - Champignonkwekerij Verwervingsgebied ALN Agrarische bouwkavel - intensieve LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden veehouderij Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel LOG glastuinbouw Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Staat niks Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Opslag Agrarische bouwkavel LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Opslag Agrarische bouwkavel - Champignonkwekerij LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Staat niks Agrarische bouwkavel LOF/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel - Intensieve LOG/concentratiegebied glastuinbouw Agrarische doeleinden veehouderij Deelgebied 2 blad 5 Agrarische bouwkavel Verwervingsgebied Agrarische doeleinden Staat niks Agrarische bouwkavel Verwervingsgebied Agrarische doeleinden Staat niks Agrarische bouwkavel - glastuinbouw Verwervingsgebied/Concentratie gebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Museum Agrarische bouwkavel Verwervingsgebied/Concentratie gebied glastuinbouw Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel Verwervingsgebied Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel Verwervingsgebied Agrarische doeleinden Agrarische bouwkavel - glastuinbouw Verwervingsgebied Agrarische doeleinden Deelgebied 3 blad 9 Agrarische bouwkavel Extensiveringsgebied ALN Agrarische bouwkavel Extensiveringsgebied ALN Agrarische bouwkavel Extensiveringsgebied ALN Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

201 Agrarische bouwkavel Verwervingsgebied ALN Agrarische bouwkavel Verwervingsgebied ALN Agrarische bouwkavel Verwervingsgebied ALN Agrarische bouwkavel Verwervingsgebied ALN Agrarische bouwkavel Extensiveringsgebied ALN Agrarische bouwkavel Extensiveringsgebied ALN Blad 7 Agrarisch Bedrijf Verwervingsgebied?? Te koop Tabel 2: Leegstand Horst aan de Maas Bron: eigen ondervinding/bestemmingsplan buitengebied Horst aan de Maas, gemeente Horst aan de Maas, 2009 Leegstand Deurne Bestemming Gebied Agrarische gebieden Bijzonderheden Blad 1 Paardenhouderij Verwevingsgebied Agrarisch met waarden landschap Blad 2 Intensieve veehouderij Landbouwontwikkelingsgebied Agrarisch 1 Glastuinbouw Landbouwontwikkelingsgebied Agrarisch 1 VAB - Wonen Extensiveringsgebied Agrarisch 3 Te koop Intensieve veehouderij Verwevingsgebied Agrarisch 3 Intensieve veehouderij Landbouwontwikkelingsgebied Agrarisch 1 Blad 3 Specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden Verwevingsgebied Agrarisch 3 agrarisch bedrijf?? In kern?? Te koop/stallen worden gesloopt Intensieve veehouderij Verwevingsgebied Agrarisch 3 Intensieve veehouderij Extensiveringsgebied Agrarisch met waarden landschap Intensieve veehouderij Extensiveringsgebied Agrarisch met waarden landschap Paardenhouderij Verwevingsgebied Agrarisch met waarden landschap Blad 4 Nutsvoorziening Verwevingsgebied Agrarisch 3 Wonen Verwevingsgebied Agrarisch 3 Wonen Verwevingsgebied Agrarisch 3 Intensieve veehouderij Landbouwontwikkelingsgebied Agrarisch 1 Specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden Verwevingsgebied Agrarisch 3 agrarisch bedrijf Blad 5 Specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden agrarisch bedrijf Verwevingsgebied Agrarisch 3 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

202 Wonen Verwevingsgebied Agrarisch 3 Intensieve veehouderij Verwevingsgebied Agrarisch met waarden landschap Specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden Extensiveringsgebied Agrarisch 3 agrarisch bedrijf Blad 6 Intensieve veehouderij Verwevingsgebied Agrarisch met waarden landschap Blad 7 Specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden Verwevingsgebied Agrarisch met waarden landschap agrarisch bedrijf Wonen Verwevingsgebied Agrarisch 3 Wonen Extensiveringsgebied Agrarisch 3 Intensieve veehouderij Verwevingsgebied Agrarisch 3 Intensieve veehouderij Verwevingsgebied Agrarisch met waarden landschap Intensieve veehouderij Verwevingsgebied Agrarisch met waarden landschap Wonen Verwevingsgebied Agrarisch met waarden landschap Specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden Verwevingsgebied Agrarisch met waarden landschap agrarisch bedrijf Intensieve veehouderij Verwevingsgebied Agrarisch met waarden landschap Tabel 3: Leegstand Deurne Bron: eigen ondervinding/bestemmingsplan buitengebied Deurne 2 e herziening, gemeente Deurne, 2014 Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

203 BIJLAGE 4 BZV 19

204 In het onderzoek wordt het doel en de werking van het BZV beschreven. Deze BZV is uitgevoerd op een willekeurige locatie. De uitslag van deze uitwerking is weergegeven in onderstaande afbeelding. Afbeelding 1: Uitslag BZV Bijlagendocument afstudeerrapportage Leegstand agrarisch vastgoed

Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied

Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied Maart 2014 Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied Dit rapport is in opdracht van InnovatieNetwerk opgesteld door: T.J.A. (Edo)

Nadere informatie

Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied

Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied Maart 2014 Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied Dit rapport is in opdracht van InnovatieNetwerk opgesteld door: T.J.A. (Edo)

Nadere informatie

Leegstand agrarisch vastgoed

Leegstand agrarisch vastgoed Leegstand agrarisch vastgoed Aard, omvang, duiding en oplossingsrichtingen 26 mei 2016, Edo Gies, Alterra Wageningen UR 2 Een stille revolutie op het platteland Dynamiek in de landbouw (1950 2016) 4 x

Nadere informatie

Aard,omvang en oplossingsrichtingen huidige en toekomstige leegstand agrarische vastgoed Nederland

Aard,omvang en oplossingsrichtingen huidige en toekomstige leegstand agrarische vastgoed Nederland Agrarisch Vastgoed Aard,omvang en oplossingsrichtingen huidige en toekomstige leegstand agrarische vastgoed Nederland 9 maart 2017, Edo Gies, Wageningen Environmental Research (Alterra) 2 Agrarische ontwikkeling

Nadere informatie

Vrijkomende agrarische bebouwing in het buitengebied

Vrijkomende agrarische bebouwing in het buitengebied Vrijkomende agrarische bebouwing in het buitengebied LTO NOORD SHARONA DE KLERK 1 JULI 216 SAMENVATTING De problematiek omtrent Vrijkomende Agrarische Bebouwing zal de komende jaren toenemen. Dat schreef

Nadere informatie

Vereniging van professionals op het gebied van de leefomgeving presenteert: Stadswerkcafé. 30 oktober 2014

Vereniging van professionals op het gebied van de leefomgeving presenteert: Stadswerkcafé. 30 oktober 2014 Vereniging van professionals op het gebied van de leefomgeving presenteert: Stadswerkcafé 30 oktober 2014 Welkom op de voormalige agrarische locatie van familie Van Baak Stadswerkcafé 30 oktober 2014 Leegstand

Nadere informatie

Afstand veehouderij tot woningen, Alterra, september 2014

Afstand veehouderij tot woningen, Alterra, september 2014 Afstand veehouderij tot woningen, Alterra, september 2014 Alterra, Jaap van Os, Rob Smidt en Leonne Jeurissen, september 2014 1. Vraagstelling van EZ Ter voorbereiding van het debat in de Tweede Kamer

Nadere informatie

Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB)

Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) Niels Crooijmans, advocaat bij Goorts & Coppens Advocaten in Deurne, houdt zich bezig met de ontwikkelingen in het buitengebied en met name de transitie van dit buitengebied.

Nadere informatie

Gemeente Boekel. Vrijkomende Agrarische bedrijfsgebouwen. Seminar. 26 mei Ted van de Loo Wethouder grondgebiedzaken

Gemeente Boekel. Vrijkomende Agrarische bedrijfsgebouwen. Seminar. 26 mei Ted van de Loo Wethouder grondgebiedzaken Gemeente Boekel Seminar 26 mei 2016 Vrijkomende Agrarische bedrijfsgebouwen Ted van de Loo Wethouder grondgebiedzaken Gemeente Boekel Gemeente Boekel Gemeente Boekel Kenmerken van Boekel Onze context:

Nadere informatie

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening ** Vastgesteld oktober 2014 Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening Visie verplaatsing nietagrarische bedrijven binnen het buitengebied Status: vastgesteld door de gemeenteraad van Houten d.d.

Nadere informatie

De VAB-opgave in de provincie Utrecht

De VAB-opgave in de provincie Utrecht De VAB-opgave in de provincie Utrecht Aard en omvang nader in beeld gebracht Introductie Landelijke ontwikkelingen in de agrarische sector, zoals schaalvergroting, de afschaffing van het melkquotum en

Nadere informatie

POL-uitwerking Landelijk Gebied Noord-Limburg

POL-uitwerking Landelijk Gebied Noord-Limburg POL-uitwerking Landelijk Gebied Noord-Limburg Bestuursafspraken CONCEPT versie 27 november 2015 1. Inleiding Het landelijk gebied van de regio Noord-Limburg is divers van karakter; bestaande uit beekdalen,

Nadere informatie

Beleidsnotitie nieuwe denkrichting Vrijkomende (Agrarische) Bebouwing (VAB) in het buitengebied

Beleidsnotitie nieuwe denkrichting Vrijkomende (Agrarische) Bebouwing (VAB) in het buitengebied Beleidsnotitie nieuwe denkrichting Vrijkomende (Agrarische) Bebouwing (VAB) in het buitengebied 1. Inleiding In het buitengebied is een groot aantal voormalige agrarische locaties en woningen waar veel

Nadere informatie

VAB; en hoe nu verder? Erwin Haveman Projectadviseur LTO Noord

VAB; en hoe nu verder? Erwin Haveman Projectadviseur LTO Noord VAB; en hoe nu verder? Erwin Haveman Projectadviseur LTO Noord Huidige omvang van VAB LTO Noord voerde in 2016 een second opinion uit, naar aanleiding van het rapport van Alterra, Wageningen UR in 2014

Nadere informatie

LOS Visie Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing (VAB)

LOS Visie Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing (VAB) LOS Visie Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing (VAB) Inleiding Wat is er aan de hand? 1) Per jaar stopt 3% van de boeren met het agrarisch bedrijf. Dit levert grote hoeveelheden VAB s op. 2) Tot 2030

Nadere informatie

Raadsinformatiebrief

Raadsinformatiebrief Raadsinformatiebrief Van: N. Lemlijn Aan: de leden van de Gemeenteraad Onderwerp: Boeren met buren NR 010 Steller: E. Paree Datum: 1 maart 2013 Nr.: RIB-NL-1305 Het compendium voor de leefomgeving i heeft

Nadere informatie

Werkbijeenkomst landelijk gebied 20 april 2016

Werkbijeenkomst landelijk gebied 20 april 2016 Beleid vrijkomende bedrijfsbebouwing buitengebied Werkbijeenkomst landelijk gebied 20 april 2016 Agenda 1. Welkom 2. Inleiding (huidig beleid) 3. VAB s in Wierden - (Jochem Besten) 4. Leegstand perspectief

Nadere informatie

Onderwerp Regeling verplaatsen agrarische bedrijfswoningen gemeente Venray 2019

Onderwerp Regeling verplaatsen agrarische bedrijfswoningen gemeente Venray 2019 B en W Adviesnota Onderwerp Regeling verplaatsen agrarische bedrijfswoningen gemeente Venray 2019 Zaaknummer Teammanager Margon van den Hoek B & W datum 28 Januari 2019 Afdeling/Team Stad Dorpen en Wijken/Ruimtelijke

Nadere informatie

Meer ruimte voor ruimte?

Meer ruimte voor ruimte? Meer ruimte voor ruimte? St. Centrale Dorpenraad Landelijk Noord 2011 St. Centrale Dorpenraad Landelijk Noord Dorpsweg Ransdorp 35 1028 BK Ransdorp Tel 020-4904437 www.centraledorpenraad.nl Meer ruimte

Nadere informatie

Ruimte voor maatwerk april Hoe om te gaan met leegstand van schuren in het landelijk gebied?

Ruimte voor maatwerk april Hoe om te gaan met leegstand van schuren in het landelijk gebied? Ruimte voor maatwerk april 2017 Hoe om te gaan met leegstand van schuren in het landelijk gebied? Inleiding 1.1 Aanleiding Van oudsher is de landbouw een belangrijke grondgebruiker in het landelijk gebied.

Nadere informatie

Vrijkomende Agrarische Bebouwing

Vrijkomende Agrarische Bebouwing Vrijkomende Agrarische Bebouwing Kans of bedreiging Anton Koops, 26 mei 2016 Manager Grootzakelijk Food & Agri Rabobank Land van Cuijk en Maasduinen Onderzoek ZLTO / Rabobank Anders omgaan met vrijkomend

Nadere informatie

Achtergrond: Van Boer naar Burger

Achtergrond: Van Boer naar Burger Aan: Gedeputeerde Staten van Utrecht en Provinciale Staten van Utrecht Archimedeslaan 6 3508 TH Utrecht Datum: 31 augustus 2015 Ons kenmerk: PCL 2015/02 Onderwerp: Van Boer naar Burger, over de toekomst

Nadere informatie

Nota functieverandering buitengebied Oost Gelre

Nota functieverandering buitengebied Oost Gelre Nota functieverandering buitengebied Oost Gelre ROBGB-1100019 maart 2011 Nota functieverandering buitengebied Oost Gelre 1. Samenvatting Oost Gelre heeft beleid voor functieverandering van vrijkomende

Nadere informatie

VAB s in De Wolden. Bedrijvigheid in voormalige agrarische bebouwing

VAB s in De Wolden. Bedrijvigheid in voormalige agrarische bebouwing VAB s in De Wolden Bedrijvigheid in voormalige agrarische bebouwing De Wolden: Plattelandsgemeente ZW-Drenthe Ontstaan uit gemeenten Ruinen, Ruinerwold, de Wijk en Zuidwolde 17 kernen Gemeente De Wolden:

Nadere informatie

Aanbevelingen voor een sloopregeling

Aanbevelingen voor een sloopregeling Aanbevelingen voor een sloopregeling Noodzaak om te slopen? Hoe groot is het probleem? 32 mln. m2 totaal tot 2030 8 mln. m2 blijft bewoond 4 mln. m2 wordt weer agrarisch verkocht (erven na 2000) 20% wordt

Nadere informatie

Bedrijfsontwikkelingsplan. Onderbouwing landbouwkundige noodzaak voor wijziging van de bestemming op het perceel Hoofdstraat 28 te Beerta

Bedrijfsontwikkelingsplan. Onderbouwing landbouwkundige noodzaak voor wijziging van de bestemming op het perceel Hoofdstraat 28 te Beerta Bedrijfsontwikkelingsplan Onderbouwing landbouwkundige noodzaak voor wijziging van de bestemming op het perceel Hoofdstraat 28 te Beerta Opdrachtgever Naam : B.A. de Boer Postadres : Hoofdstraat 28, 9686

Nadere informatie

Gemeente Oegstgeest. Onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking Oude Vaartweg. 11 maart 2015

Gemeente Oegstgeest. Onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking Oude Vaartweg. 11 maart 2015 Gemeente Oegstgeest Onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking Oude Vaartweg 11 maart 2015 DATUM 11 maart 2015 TITEL Onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking Oude Vaartweg OPDRACHTGEVER

Nadere informatie

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen Beleidskader Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen In het buitengebied 1. Inleiding Het Streekplan Gelderland (2005) biedt nieuwe beleidsruimte voor

Nadere informatie

Leegstand, herbestemming en verzorgingshuizen: een verkenning door de oogharen heen

Leegstand, herbestemming en verzorgingshuizen: een verkenning door de oogharen heen Lars Brugman Lars Brugman is projectadviseur/onderzoeker bij Kadaster Ruimte & Advies. Hij legt zich toe op complexe maatwerkvraagstukken vanuit de bij het Kadaster beschikbare ruimtelijke informatie.

Nadere informatie

Manifeste lokale woningbehoefte. Vraag zoekt locatie

Manifeste lokale woningbehoefte. Vraag zoekt locatie Manifeste lokale woningbehoefte Vraag zoekt locatie 10-3-2015 Inleiding In de gemeentelijke Visie op Wonen en Leefbaarheid (2012) is uitgesproken dat de gemeente in principe in alle kernen ruimte wil zoeken

Nadere informatie

K a n s e n. voor particulier natuurbeheer i n B r a b a n t. Onderzoeksrapport. Mei 2007

K a n s e n. voor particulier natuurbeheer i n B r a b a n t. Onderzoeksrapport. Mei 2007 K a n s e n voor particulier natuurbeheer i n B r a b a n t Onderzoeksrapport Mei 2007 Opdrachtgever: Uitvoerenden: In samenwerking met: Provincie Noord-Brabant Brabants Landschap Brabants Particulier

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree Ruimtelijke onderbouwing Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree 16-08-2011 1. Inleiding Algemeen De heer Wijnen heeft het verzoek gedaan om een loods op het perceel

Nadere informatie

Nieuwe woning van 750 m³ met bijgebouw van 75 m² - sloop van 850 m² bebouwing.

Nieuwe woning van 750 m³ met bijgebouw van 75 m² - sloop van 850 m² bebouwing. Wijzigingen nieuw en huidig Rood voor Rood beleid In het nieuwe Rood voor Rood beleid 2015 zijn een aantal wijzigingen aangebracht ten opzichte van het in 2011 vastgestelde beleid. Dit betreffen wijzigingen

Nadere informatie

Petra Berkhout. Onderzoeker, Onderzoeksinstituut LEI Wageningen UR GRONDONTWIKKELINGEN IN PERSPECTIEF

Petra Berkhout. Onderzoeker, Onderzoeksinstituut LEI Wageningen UR GRONDONTWIKKELINGEN IN PERSPECTIEF Petra Berkhout Onderzoeker, Onderzoeksinstituut LEI Wageningen UR GRONDONTWIKKELINGEN IN PERSPECTIEF Grondontwikkelingen in perspectief Grondgebonden Ondernemen, 17 november 2015 Petra Berkhout Structuur

Nadere informatie

Nota Samenvatting en beantwoording zienswijzen. Bestemmingsplan Ambachtsschool

Nota Samenvatting en beantwoording zienswijzen. Bestemmingsplan Ambachtsschool Nota Samenvatting en beantwoording zienswijzen Bestemmingsplan Ambachtsschool Gemeente Enschede Programma Stedelijke Ontwikkeling Team Bestemmingsplannen Februari 2016 SAMENVATTING EN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN

Nadere informatie

Pachtafhankelijke bedrijven in beeld

Pachtafhankelijke bedrijven in beeld Pachtafhankelijke in beeld Huib Silvis, Ruud van der Meer en Martien Voskuilen Pacht heeft een belangrijke rol als financieringsinstrument voor de landbouw, zowel bij bedrijfsovername als bedrijfsvergroting.

Nadere informatie

Bekendmaking van het besluit van de gemeenteraad d.d. 16 december 2013, nr. 11B, tot vaststelling de Beleidsnota Plattelandswoning.

Bekendmaking van het besluit van de gemeenteraad d.d. 16 december 2013, nr. 11B, tot vaststelling de Beleidsnota Plattelandswoning. Gemeenteblad Elektronisch uitgegeven van de gemeente Tubbergen Jaargang: 2013 Nummer: 33 Uitgifte: 24 december 2013 Bekendmaking van het besluit van de gemeenteraad d.d. 16 december 2013, nr. 11B, tot

Nadere informatie

Economische vitaliteit agrosector

Economische vitaliteit agrosector Economische vitaliteit agrosector Frank Veeneklaas (Alterra) Programmaleider DWK programma: Mens en economie in de Groene Ruimte De agrarische sector is nog steeds van aanzienlijke betekenis voor de plattelandseconomie.

Nadere informatie

Veertiende voortgangsrapport Ruimte voor Ruimte 1 januari 2007 31 december 2007

Veertiende voortgangsrapport Ruimte voor Ruimte 1 januari 2007 31 december 2007 Veertiende voortgangsrapport Ruimte voor Ruimte 1 januari 2007 ember 2007 1. Met ruimte voor ruimte terug te verdienen bedragen De kosten die de provincie wil terugverdienen door middel van de opbrengsten

Nadere informatie

30 oktober 2013. Beleidskader huisvesting arbeidsmigranten Noord- Limburg (short-stay)

30 oktober 2013. Beleidskader huisvesting arbeidsmigranten Noord- Limburg (short-stay) 30 oktober 2013 Beleidskader huisvesting arbeidsmigranten Noord- Limburg (short-stay) Inhoudsopgave blz 1. 2. 3. Achtergrond 3 Doelgroep van beleid 3 Huisvestingsmogelijkheden binnen het beleid 3 3.1 Uitgangspunten

Nadere informatie

Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk

Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk Nationale landschappen: aandacht en geld nodig! 170610SC9 tk 7 Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk De Rekenkamer Oost-Nederland heeft onderzoek

Nadere informatie

Megabedrijven in de landbouw,

Megabedrijven in de landbouw, Indicator 30 januari 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aantal megabedrijven in

Nadere informatie

1. Inleiding Wettelijk kader Doelstelling Staat van bebouwing (Svb) Sloopregistratiebank (Srb)...

1. Inleiding Wettelijk kader Doelstelling Staat van bebouwing (Svb) Sloopregistratiebank (Srb)... 2 van 7 Zaaknummer Inhoudsopgave 1. Inleiding... 4 2. Wettelijk kader... 4 3. Doelstelling... 5 4. Staat van bebouwing (Svb)... 5 5. Sloopregistratiebank (Srb)... 6 6. Vergunningvrij bouwen... 6 7. Geldigheid...

Nadere informatie

Bijdrageregeling woningbouw en sloopvergoeding in het kader van Buitengebied in Ontwikkeling CONCEPT

Bijdrageregeling woningbouw en sloopvergoeding in het kader van Buitengebied in Ontwikkeling CONCEPT Bijdrageregeling woningbouw en sloopvergoeding in het kader van Buitengebied in Ontwikkeling CONCEPT Uden, juni 2009 Inhoudsopgave blz 1. Inleiding 3 2. Stimuleren ontwikkelingen in het landelijk gebied

Nadere informatie

Benadering van VAB s. Crijns Rentmeesters bv. Bianca Göertz. Rentmeester van nu. Klanten

Benadering van VAB s. Crijns Rentmeesters bv. Bianca Göertz. Rentmeester van nu. Klanten Benadering van VAB s Crijns Rentmeesters bv Bianca Göertz Rentmeester van nu Rentmeester: traditioneel beheerder onroerend goed Rentmeester van nu: ook ontwikkeling onroerend goed All-round adviseur ontwikkeling

Nadere informatie

Handreiking transformatieplan herbestemming

Handreiking transformatieplan herbestemming Handreiking transformatieplan herbestemming We zijn zuinig op ons culturele erfgoed. Voor het behoud daarvan is het belangrijk dat dat erfgoed ook daadwerkelijk gebruikt wordt. Immer: leegstand is achteruitgang.

Nadere informatie

De opgave van Vrijkomende Agrarische Bebouwing in de provincie Zuid-Holland. Aard en omvang nader in beeld gebracht

De opgave van Vrijkomende Agrarische Bebouwing in de provincie Zuid-Holland. Aard en omvang nader in beeld gebracht 0.10.1 De opgave van Vrijkomende Agrarische Bebouwing in de provincie Zuid-Holland Aard en omvang nader in beeld gebracht ConceptConcept Opdrachtgever Provincie Zuid-Holland Datum 27 juni 2017 Projectgroep

Nadere informatie

Vijftiende voortgangsrapport Ruimte voor Ruimte 1 januari 2008 31 december 2008

Vijftiende voortgangsrapport Ruimte voor Ruimte 1 januari 2008 31 december 2008 Vijftiende voortgangsrapport Ruimte voor Ruimte 1 januari 2008 ember 2008 1. Met ruimte voor ruimte terug te verdienen bedragen De kosten die de provincie wil terugverdienen door middel van de opbrengsten

Nadere informatie

Ontwikkelingen aantal landbouwbedrijven en dieren rondom 5 Vogel- en Habitatgebieden

Ontwikkelingen aantal landbouwbedrijven en dieren rondom 5 Vogel- en Habitatgebieden Ontwikkelingen aantal landbouwbedrijven en dieren rondom 5 Vogel- en Habitatgebieden Een analyse op basis van CBS landbouwtelling en GIAB Edo Gies Han Naeff Werkverslag, december 2005 Alterra, Wageningen,

Nadere informatie

Beleidskader. Vrijkomende Agrarische Bebouwing

Beleidskader. Vrijkomende Agrarische Bebouwing Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing Beleidskader December 2016 3 Beleid Vrijkomende Agrarische Bebouwing Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doelstellingen 1.3 Relatie met ander beleid

Nadere informatie

Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag)

Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag) Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag) 1.1 Inleiding Het buitengebied van de gemeente Deurne, dat behalve de kernen van Deurne, Vlierden, Liessel, Neerkant en Helenaveen, het gehele grondgebied van

Nadere informatie

VNG-seminar 18 mei 2017

VNG-seminar 18 mei 2017 VNG-seminar Vrijkomende Agrarische Bebouwing Jeroen Heijmerink (RVO) Brendan McCarhty (O-gen) WER/Alterra Programma Achtergrond Uitdagingen Voorbeelden O-gen Opgehaalde punten concept agenda Dialoog-ronde

Nadere informatie

Ondernemen op het platteland

Ondernemen op het platteland Ondernemen op het platteland bevordert de leefbaarheid en de economie, combineert wonen en werken en zorgt voor onderhouden panden. Koninklijke Nederlandsche Heidemaatschappij is dáárom initiatiefnemer

Nadere informatie

MULTIFUNCTIONELE LANDBOUW

MULTIFUNCTIONELE LANDBOUW MULTIFUNCTIONELE LANDBOUW VEELZIJDIG BOEREN MIDDEN IN DE SAMENLEVING VOORWOORD De Multifunctionele Landbouw is een groeiende sector. Steeds meer agrarische bedrijven combineren de productie van voedsel

Nadere informatie

Vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen gaan ons allemaal aan. Gerbrand van t Klooster Coordinator omgeving LTO Nederland

Vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen gaan ons allemaal aan. Gerbrand van t Klooster Coordinator omgeving LTO Nederland Vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen gaan ons allemaal aan Gerbrand van t Klooster Coordinator omgeving LTO Nederland Agrarische bedrijfsgebouwen komen meestal niet vrij Stadium ondernemerschap Doorgaan:

Nadere informatie

Beleidsnota Plattelandswoning

Beleidsnota Plattelandswoning Beleidsnota Plattelandswoning Hoofdstuk 1. 1.1. Aanleiding Op 1 januari 2013 is de wet plattelandswoning in werking getreden. Deze wet biedt de mogelijkheid om als 'burger' in (voormalige) agrarische bedrijfswoningen

Nadere informatie

Landschappelijk advies. Ontwikkeling Heereweg 460/460a, Lisse

Landschappelijk advies. Ontwikkeling Heereweg 460/460a, Lisse Landschappelijk advies Ontwikkeling Heereweg 460/460a, Lisse Landschapsbeheer Zuid-Holland Landschappelijke Advies ontwikkeling Waddinxveen, 12 september 2011 Opdrachtgever : Familie Bergman Tekst : Pieter

Nadere informatie

De financiële legpuzzel bij herbestemmen. Rick Meijer (MSc) r.meijer@bureaurekenruimte.nl

De financiële legpuzzel bij herbestemmen. Rick Meijer (MSc) r.meijer@bureaurekenruimte.nl De financiële legpuzzel bij herbestemmen Rick Meijer (MSc) r.meijer@bureaurekenruimte.nl Inhoud Het probleem: leegstand in cijfers Herbestemmen Keuzes huidige eigenaar Keuzes initiatiefnemer Keuzes gemeente

Nadere informatie

INLEIDING. 3 BjflO. Hoofdstuk 1

INLEIDING. 3 BjflO. Hoofdstuk 1 INLEIDING De gemeente Drimmelen heeft van de heer Rasenberg het verzoek ontvangen om het rundveehouderijbedrijf aan de Zandstraat 5 te Hooge Zwaluwe te mogen verplaatsen naar een perceel aan de Zonzeelseweg

Nadere informatie

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee). Ontwikkeling melkveebedrijven in Utrecht, Gelderland en Brabant Analyse van mogelijke groei van melkveebedrijven op basis van gegevens van CBS en provincies Het CBS inventariseert jaarlijks de feitelijk

Nadere informatie

Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing

Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Haaren. Nr. 21696 15 februari 2017 Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing 1. Inleiding 1.1 Aanleiding De afgelopen decennia is het aantal agrarische bedrijven

Nadere informatie

Raadsinformatiebrief Nr. :

Raadsinformatiebrief Nr. : Raadsinformatiebrief Nr. : Reg.nr. : 4106385 B&W verg. : 9 december 2014 Onderwerp: Ontwerp bestemmingsplan '3 woningen Maliskampsestraat 61 1) Status Het voorliggende bestemmingsplan betreft een ontwerp

Nadere informatie

De VAB-opgave in de provincie Utrecht. Aard en omvang nader in beeld gebracht

De VAB-opgave in de provincie Utrecht. Aard en omvang nader in beeld gebracht 0.10.1 De VAB-opgave in de provincie Utrecht Aard en omvang nader in beeld gebracht ConceptConcept Opdrachtgever Provincie Utrecht Datum 3 februari 2017 Auteur(s) Mariska Both (Kadaster, Ruimte & Advies)

Nadere informatie

Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland)

Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland) Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland) De gemeente Berkelland vraagt voor het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied, Kieftendijk Haaksbergseweg

Nadere informatie

Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs

Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs Huib Silvis en Martien Voskuilen Grotere bedrijven zijn bij uitbreiding van het areaal landbouwgrond in het voordeel omdat zij over het algemeen hogere

Nadere informatie

Reactienota ontwerp Rood voor rood beleid

Reactienota ontwerp Rood voor rood beleid Reactienota ontwerp Rood voor rood beleid 2015 10-08-2015-1 - 1. Inspraakreacties ontwerp Rood voor Rood 2015 De gemeente Haaksbergen heeft nieuwe Rood voor Rood beleid in ontwikkeling. De regels worden

Nadere informatie

ze één gemeen schappelijk kenmerk: ze hebben plezier in het pionieren. e pioniersmentaliteit van ondernemers in

ze één gemeen schappelijk kenmerk: ze hebben plezier in het pionieren. e pioniersmentaliteit van ondernemers in Beleid en omgeving Boeren die hun bedrijf verbreden, zijn echte pioniers. Ze betreden nieuwe paden die nog niet door anderen platgelopen zijn. Ze kunnen daarom vaak niet of nauwelijks te rade bij mensen

Nadere informatie

BELEIDSREGEL BIJ BEEINDIGING AGRARISCHE

BELEIDSREGEL BIJ BEEINDIGING AGRARISCHE GEMEENTE OLDEBROEK BELEIDSREGEL BIJ BEEINDIGING AGRARISCHE BEDRIJFSVOERING IN DE GEMEENTE OLDEBROEK 27 oktober 2009 afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling - 2 - 3 1. Aanleiding Bij het opstellen van het (voor)ontwerpbestemmingsplan

Nadere informatie

gemeente Bunnik Discussienota De gemeenteraad College van Burgemeester en Wethouders Datum: 14 september 2017

gemeente Bunnik Discussienota De gemeenteraad College van Burgemeester en Wethouders Datum: 14 september 2017 gemeente Bunnik Discussienota 17-081 Aan: Van: De gemeenteraad College van Burgemeester en Wethouders Datum: 14 september 2017 Onderwerp: Ontwikkeling Parallelweg 3, te Bunnik Inleiding Op de locatie Parallelweg

Nadere informatie

Jg. 41 / Nr. 4 / 2008 Erven zonder boeren. Erven zonder boeren. Jan Winsemius

Jg. 41 / Nr. 4 / 2008 Erven zonder boeren. Erven zonder boeren. Jan Winsemius P. 286 Erven zonder boeren Jan Winsemius P. 287 Het aantal agrarische bedrijven in Nederland daalt al enige decennia. De grond van de stoppende boeren wordt overgenomen door boeren die door schaalvergroting

Nadere informatie

Onderwerp: Zienswijzen betreffende ontwerpbestemmingspian Molenweg 53/ 53a te Haarle en

Onderwerp: Zienswijzen betreffende ontwerpbestemmingspian Molenweg 53/ 53a te Haarle en 12INK080O6 III II III HM Burgemeester en Wethouders van (i EM F.BNTE H ELLEND()()RN Beband.: 0 AUG 20IÍ Hellendoorn Postbus 200 7440 AE Nijverdal AI B Stuk Tľd'w.: We[kļ2L Kopie nan: ArchiĽľ DI N. reeksį

Nadere informatie

Heukelum. Zicht op de Linge

Heukelum. Zicht op de Linge Heukelum Zicht op de Linge Het stadje Heukelum is een van de vijf kernen van de gemeente Lingewaal. Heukelum ligt in de Tielerwaard, aan de zuidoever van de rivier de Linge, in een van de meest westelijke

Nadere informatie

Toelichting behorende bij de binnenplanse wijziging van het. bestemmingsplan ex. Artikel 3.6 Wro. Weverwijk 7 rood te Meerkerk

Toelichting behorende bij de binnenplanse wijziging van het. bestemmingsplan ex. Artikel 3.6 Wro. Weverwijk 7 rood te Meerkerk Toelichting behorende bij de binnenplanse wijziging van het bestemmingsplan ex. Artikel 3.6 Wro Weverwijk 7 rood te Meerkerk Planstatus: Identificatienr: ontwerp NL.IMRO.0707.WPMKKWeverwijk7RD-ON01 Datum:

Nadere informatie

Raadsmededeling - openbaar

Raadsmededeling - openbaar Raadsmededeling - openbaar Nummer : 167/2010 Datum : 18 oktober 2010 B&W datum : 19 oktober 2010 Portefeuillehouder : Ted Kok Onderwerp : Evaluatie rood-voor-rood-beleid Aanleiding Sinds 2007 geldt in

Nadere informatie

Factsheet Ruimtelijke Ordening Molenwaard

Factsheet Ruimtelijke Ordening Molenwaard Factsheet Ruimtelijke Ordening Molenwaard Inleiding Voor u ligt de Factsheet Ruimtelijke Ordening Molenwaard. Het doel van de factsheet is een beeld te geven van de resultaten van aanvragen Omgevingsvergunning

Nadere informatie

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland 2011

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland 2011 Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland 2011 Utrecht, juli 2011 Buitenhek Management & Consult Winthontlaan 200 Postbus 85183 3508 AD Utrecht T +030 287 59 59 F +030 287 59 60 info@buitenhek.nl

Nadere informatie

Regionale behoefteraming Brainport Industries Campus Eindhoven

Regionale behoefteraming Brainport Industries Campus Eindhoven Regionale behoefteraming Brainport Industries Campus Eindhoven 23 juni 2015 Managementsamenvatting Status: Managementsamenvatting Datum: 23 juni 2015 Een product van: Bureau Stedelijke Planning bv Silodam

Nadere informatie

Leegstand, herbestemming en verzorgingshuizen: een verkenning door de oogharen heen

Leegstand, herbestemming en verzorgingshuizen: een verkenning door de oogharen heen Auteur: Lars Brugman 1 Datum: 2 februari 2015 Deze publicatie in samenwerking met Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg opgesteld en gebaseerd op een eerdere publicatie van het Kadaster in de Barometer

Nadere informatie

College van Burgemeester en wethouders gemeente Tynaarlo

College van Burgemeester en wethouders gemeente Tynaarlo College van Burgemeester en wethouders gemeente Tynaarlo Vergadering d.d. Agendapunt: 17 juli 2018 Zaaknummer: 480792 Portefeuillehouder : R.A. Kraaijenbrink Openbaar Besloten Team : Team Ruimte en Ontwikkeling

Nadere informatie

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 Ordito b.v. Postbus 94 5126 ZH Gilze E info@ordito.nl T 0161 801 022 I www.ordito.nl KVK 54 811 554 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging en begrenzing

Nadere informatie

Platteland Aalten in beweging RESULTATEN VAN 200 GESPREKKEN MET AGRARISCHE ONDERNEMERS

Platteland Aalten in beweging RESULTATEN VAN 200 GESPREKKEN MET AGRARISCHE ONDERNEMERS Platteland Aalten in beweging RESULTATEN VAN 200 GESPREKKEN MET AGRARISCHE ONDERNEMERS Platteland Aalten in beweging RESULTATEN VAN 200 GESPREKKEN MET AGRARISCHE ONDERNEMERS In het buitengebied van Aalten

Nadere informatie

Nota Plattelandswoningen Wijdemeren

Nota Plattelandswoningen Wijdemeren 1 Nota Plattelandswoningen Wijdemeren 1. Aanleiding Op 1 januari 2013 is de wet plattelandswoning in werking getreden. Deze wet biedt de mogelijkheid om als 'burger' in (voormalige) agrarische bedrijfswoningen

Nadere informatie

Zzp ers in de provincie Utrecht 2013. Onderzoek naar een groeiende beroepsgroep

Zzp ers in de provincie Utrecht 2013. Onderzoek naar een groeiende beroepsgroep Zzp ers in de provincie Utrecht 2013 Onderzoek naar een groeiende beroepsgroep Ester Hilhorst Economic Board Utrecht Februari 2014 Inhoud Samenvatting Samenvatting Crisis kost meer banen in 2013 Banenverlies

Nadere informatie

De VAB-opgave in de provincie Noord-Holland. Aard en omvang nader in beeld gebracht

De VAB-opgave in de provincie Noord-Holland. Aard en omvang nader in beeld gebracht 0.10.1 De VAB-opgave in de provincie Noord-Holland Aard en omvang nader in beeld gebracht ConceptConcept Opdrachtgever Provincie Noord-Holland Datum 27 juni 2017 Auteur(s) Mariska Both (Kadaster, Ruimte

Nadere informatie

Beleidsnota Schuur voor schuur gemeente Dinkelland

Beleidsnota Schuur voor schuur gemeente Dinkelland CVDR Officiële uitgave van Dinkelland. Nr. CVDR401610_1 10 april 2019 Beleidsnota Schuur voor schuur gemeente Dinkelland De raad van de gemeente Dinkelland, gelezen het voorstel van het college van burgemeester

Nadere informatie

Ontwikkelen met kwaliteit: ervaringen uit Overijssel

Ontwikkelen met kwaliteit: ervaringen uit Overijssel R Ontwikkelen met kwaliteit: ervaringen uit Overijssel 17 april 2018, Wuustwezel Ingrid Nij Bijvank van Herel en Harry Stoffer Hoe maakbaar is het landelijk gebied? 1. Even voorstellen 2. Bestuursfilosofie

Nadere informatie

TREKKERS, TUKKERS EN TRENDS

TREKKERS, TUKKERS EN TRENDS BvdD1 TREKKERS, TUKKERS EN TRENDS TRENDVERKENNING BUITENGEBIED TWENTE Uitgevoerd door studenten van Wageningen Universiteit Dia 1 BvdD1 Missc Dries, Bas van den; 19-10-2011 PROGRAMMA Inleiding Methodiek

Nadere informatie

N o t i t i e t. b. v. A r e n a d e b a t b e s t e m m i n g s p l a n b u i t e n g e b i e d M o e r d i j k

N o t i t i e t. b. v. A r e n a d e b a t b e s t e m m i n g s p l a n b u i t e n g e b i e d M o e r d i j k N o t i t i e t. b. v. A r e n a d e b a t b e s t e m m i n g s p l a n b u i t e n g e b i e d M o e r d i j k 31 augustus 2016 Op 8 september a.s. vindt om 19.30 u het vierde Arenadebat plaats over

Nadere informatie

Besluit van de gemeenteraad d.d. 22 maart 2016, nr. 15B, tot gewijzigd vaststellen van het schuur voor schuur-beleid aanpassing van het KGO-beleid.

Besluit van de gemeenteraad d.d. 22 maart 2016, nr. 15B, tot gewijzigd vaststellen van het schuur voor schuur-beleid aanpassing van het KGO-beleid. Gemeenteblad van de gemeente Dinkelland Jaargang: 2016 Nummer: 24 Uitgifte: 5 april 2016 Besluit van de gemeenteraad d.d. 22 maart 2016, nr. 15B, tot gewijzigd vaststellen van het schuur voor schuur-beleid

Nadere informatie

ONTWERP Besluit artikel 3.6 lid 1 onderdeel a Wro Buitengebied Asten 2008, wijziging Behelp 1

ONTWERP Besluit artikel 3.6 lid 1 onderdeel a Wro Buitengebied Asten 2008, wijziging Behelp 1 ONTWERP Besluit artikel 3.6 lid 1 onderdeel a Wro Buitengebied Asten 2008, wijziging Behelp 1 burgemeester en wethouders van A s t e n; gezien het verzoek om medewerking van Archimil B.V. namens de heer

Nadere informatie

Samenvatting Notitie uitgangspunten bestemmingsplan Heemskerk Buitengebied

Samenvatting Notitie uitgangspunten bestemmingsplan Heemskerk Buitengebied Samenvatting Notitie uitgangspunten bestemmingsplan Heemskerk Buitengebied Inhoudsopgave Geregistreerd onder nummer OD/2015/103607 Bijlage behorende bij de brief d.d. 8 april 2015. Samenvatting Notitie

Nadere informatie

WoON-themarapport. Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit

WoON-themarapport. Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit Middelburg, december 2013 Colofon SCOOP 2013 Samenstelling Dick van der Wouw Nadet Somers SCOOP Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling

Nadere informatie

GEMEENTE BOEKEL VOORSTEL AAN DE RAAD. Datum : 30 mei Voorstel van : college van burgemeester en wethouders

GEMEENTE BOEKEL VOORSTEL AAN DE RAAD. Datum : 30 mei Voorstel van : college van burgemeester en wethouders GEMEENTE BOEKEL VOORSTEL AAN DE RAAD Datum : 30 mei 2017 Voorstel van : college van burgemeester en wethouders Onderwerp : Bestemmingsplan Bovenstehuis 17 Samenvatting Op de locatie Bovenstehuis 17 te

Nadere informatie

Inventarisatie WOB verzoek. Documenten

Inventarisatie WOB verzoek. Documenten Inventarisatie WOB verzoek Documenten 1. Inhoudelijke beoordeling van het plan door de provincie; 2. Diverse mails van gemeente gericht aan provincie. bedrijfskavel Beste Op 7 februari hebben wij jouw

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Plattelandswoning Eilandseweg 18 a, Nederhorst den Berg

Ruimtelijke onderbouwing. Plattelandswoning Eilandseweg 18 a, Nederhorst den Berg Ruimtelijke onderbouwing Plattelandswoning Eilandseweg 18 a, Nederhorst den Berg In opdracht van G.C. Nagel december 2013 Ruimtelijke onderbouwing Plattelandswoning Eilandseweg 18 a Nederhorst den Berg

Nadere informatie

Ruimte voor Limburg. Limburg in VORm: Ruimtelijke ontwikkelingen in balans

Ruimte voor Limburg. Limburg in VORm: Ruimtelijke ontwikkelingen in balans Ruimte voor Limburg Limburg in VORm: Ruimtelijke ontwikkelingen in balans Colofon Uitgave: Provincie Limburg Postbus 5700 6202 MA Maastricht Tel.: +31 (0)43 389 99 99 Fax: +31 (0)43 361 80 99 E-mail: postbus@prvlimburg.nl

Nadere informatie

Karakteristieke gebouwen

Karakteristieke gebouwen Karakteristieke gebouwen Pagina 1 Oud Gebouw, Nieuw Gebruik Brede Overleggroep Kleine Dorpen in Drenthe (BOKD) Steunpunt Dorpshuizen Drenthe (SDD) Kampsweg 4, 9418 PE WIJSTER tel.: 0592 31 51 21 / E. info@bokd.nl

Nadere informatie

Betreft Klant Van Datum Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking

Betreft Klant Van Datum Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking MEMO Betreft : Motivering ladder voor duurzame verstedelijking t.b.v. realisatie kinderdagverblijf Klant : J.P.M. Langelaan, Buitenbrinkweg 81, Ermelo Van : J.M. Miellet, Exlan Datum : Oktober 2016 Besluit

Nadere informatie

Reactienota Motie bestemmingsplan Buitengebied Wakker Emmen. Inhoud motie

Reactienota Motie bestemmingsplan Buitengebied Wakker Emmen. Inhoud motie Reactienota Motie bestemmingsplan Buitengebied Wakker Emmen 9 juli 203 nhoud motie Constaterende dat: Het betreffende perceel Europaweg 253 vele decennia de bestemming wonen heeft gehad, maar sinds 996-997

Nadere informatie

Bouwen en wonen in het buitengebied

Bouwen en wonen in het buitengebied Gemeente Hof van Twente, Postbus 54, 7470 AB Goor Tel. 0547 85 85 85 Fax 0547 85 85 86 E-mail info@hofvantwente.nl Website: www.hofvantwente.nl Bouwen en wonen in het buitengebied Inleiding Op 9 januari

Nadere informatie