Gemeente Brummen. t.a.v. Afdeling vergunningverlening Geachte heer Bosman,

Transcriptie

1 COURANT Handelskade 37 Postbus 133 hoort bij besluit van college van Brummen 7400 AC Deventer BESLUIT Courant beg schrijven.pdf Postbus 133, 7400 AC Deventer Contactpersoon Alette Beerling Gemeente Brummen Telefoon t.a.v. Afdeling vergunningverlening alette.beerling@tauw.nl Ons kenmerk OMGM-BRIF BEA-Aanvraag Brummen Datum 14 april 2015 Geachte heer Bosman, Rijkswaterstaat heeft Courant opdracht gegeven voor het project Stroomlijn IJssel. In het kader van dit project ontvangt u deze vergunningaanvraag. Een onderbouwing van de aanvraag is opgenomen in deze brief. Toelichting op het project en noodzaak te treffen maatregelen Door grote weersveranderingen neemt de hoeveelheid water in de Nederlandse rivieren toe. Bij hoogwater, als het water ook door de uiterwaarden stroomt, kan begroeiing de doorstroming van het water belemmeren. Goed beheer en onderhoud van de begroeiing in de uiterwaarden is daarom erg belangrijk. In het programma Ruimte voor de Rivier en het project Maaswerken worden rivierverruimende maatregelen uitgevoerd om de afvoercapaciteit van de grote rivieren te vergroten. Deze projecten zorgen er voor dat de waterstanden bij hoge rivierafvoeren het Maatgevend Hoogwater (MHW) niet overschrijden. De vegetatie in het rivierbed heeft zich de laatste jaren sterk ontwikkeld. Op veel plaatsen is agrarisch grasland overgegaan in natuurlijk grasland. Op andere plaatsen hebben zich bomen, struwelen en ooibossen ontwikkeld. Het is ongewenst dat de waterstanddaling die wordt bereikt met de rivierverruimende projecten deels teniet wordt gedaan door de waterstandverhogende effecten die vegetatieontwikkeling in het rivierbed heeft. Met een inhaalslag, als onderdeel van het programma Stroomlijn, wordt de vegetatie in het rivierbed eenmalig aangepakt, waardoor het waterafvoerend vermogen van de grote rivieren (Rijntakken en Maas) wordt vergroot. Waterhuishoudkundige situatie Rijkswaterstaat heeft onderzocht hoe het water bij hoogwater door de uiterwaarden stroomt. Op basis van de hiervoor opgestelde modelberekeningen heeft Rijkswaterstaat voor elke uiterwaard bepaald welke ingreep in de begroeiing het grootste effect heeft op de waterstand. In overleg met eigenaren en beheerders van de uiterwaarden worden verschillende soorten ingrepen uitgevoerd, op plekken waar het water bij hoogwater het hardste stroomt (de zogenoemde stroombaan).

2 Dit betreft onder andere: 1. Het verwijderen van bomen, struiken en riet 2. Het treffen van duurzame beheersmaatregelen, te denken valt aan het opvullen van stroomgeultjes, herstellen van oevers, et cetera Deze maatregelen zorgen voor een betere doorstroming en waar mogelijk wordt op deze manier het beheer voor de toekomst beperkt. Op ontwerptekeningen zijn de te treffen maatregelen verder uitgewerkt. Tevens is hierop de stroomluwte aangegeven. Dit zijn gebieden niet zijnde de stroombaan van de IJssel. Beschrijving en fasering werkzaamheden De werkzaamheden aan de uiterwaarden voeren wij gefaseerd uit in verschillende fasen. Deze fasering is onder andere afhankelijk van de beschikbaarheid van flora- en faunaonderzoek en de toestemming van en de afstemming met de verschillende grondeigenaren in het gebied. De werkzaamheden waarvoor in deze fase in uw gemeente een vergunning wordt aangevraagd, zijn opgenomen in de tabel Stroomlijn: overzicht clusters en werkzaamheden, d.d. 10 april 2015 die als bijlage bij de vergunningaanvraag is bijgevoegd. In de bijgevoegde ontwerpdocumenten zijn deze maatregelen nader uitgewerkt. In de bijgevoegde overzichtstekeningen zijn alle clusters weergegeven waar ingrepen voorzien zijn. De clusters die in deze fase meegenomen zijn, zijn hierop roze gearceerd. Deze vergunningaanvraag Met deze brief verzoeken wij u ons een omgevingsvergunning te verlenen voor de werkzaamheden betreffende kappen en/of werk of werkzaamheden uitvoeren, zoals deze zijn weergegeven in de tabel Stroomlijn: overzicht clusters en werkzaamheden, d.d. 10 april In deze tabel is per cluster informatie opgenomen over de te verrichten werkzaamheden in relatie tot de geldende wet- en regelgeving. In onderstaande paragrafen hebben wij aangegeven waarvoor wij een vergunning aanvragen en hoe zich dit verhoudt tot de geldende gemeentelijke wet- en regelgeving. De bestemmingsplannen die gelden in het gebied waar de werkzaamheden plaatsvinden zijn opgenomen in de bijgevoegde tabel. Hierin is per cluster aangegeven welke bestemmingen van toepassing zijn en of er op basis van deze bestemmingen een vergunning nodig is voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Op basis van het bestemmingsplan kan een vergunning nodig zijn voor meerdere activiteiten. In de tabel is onderscheid gemaakt tussen een vergunningennoodzaak voor het rooien van groen en voor het uitvoeren van grondwerken. Wij merken hierbij op dat de werkzaamheden in de bodem, het frezen van boomstobben, struweel en riet, niet dieper gaan dan 30 cm -mv. De grondwerken komen voort uit de te treffen maatregelen in het kader van duurzaam beheer. De te treffen maatregelen zijn opgenomen in de bijgevoegde tabel alsmede weergegeven in bijgevoegde ontwerpdocumenten. Zoals aangegeven in de tabel Stroomlijn: overzicht clusters en werkzaamheden, d.d. 10 april 2015 verzoeken wij u om voor de te verrichten werkzaamheden een omgevingsvergunning te verlenen voor het onderdeel werk of werkzaamheden, voor zover dit noodzakelijk is. Wanneer er verplichtingen voortvloeien richting vergunningen vanuit archeologische waarden, dan is dit opgenomen in de tabel. Toelichting overige raakvlakken en wetgeving Om onze werkzaamheden uit te kunnen voeren conform de geldende wet- en regelgeving houden wij rekening met de wet- en regelgeving zoals beschreven in onderstaande paragrafen. Ook de relaties met de waarden op grond van het geldende bestemmingsplan zijn hierin beschreven. Pagina 2

3 Cultuurhistorische en landschappelijke waarden (bestemmingsplan Brummen) In het gehele agrarische gebied komen landschappelijke waarden voor. Onder de noemer landschapswaarden worden zowel aardkundige, natuurlijke, landschappelijke als cultuurhistorische waarden gerekend. Voor het project Stroomlijn hebben we het specifiek over het landschap van de uiterwaarden met de volgende kenmerken: in de uiterwaarden komen veel kleine landschapselementen voor als hagen, bomenrijen, moeras en open water. Hoewel er veel beplantingen aanwezig zijn, ervaart men in het gebied een gevoel van weidsheid. Het gebied met overwegend grasland wordt veelal beleefd vanaf de hoger gelegen dijk. Een bijzonder terrein ligt aan de Weg naar het Ganzenei. Hier komen weilanden voor met een zeer waardevolle vegetatie en vormen de meidoornhagen een bijzondere aankleding van het landschap. - Gebiedsaanduiding Weidevogels: Dit waardevolle landschapskenmerk wordt gekenmerkt door een grote mate van openheid. Bij het verwijderen van beplanting wordt meer openheid gecreëerd. Over het algemeen kan gesteld worden dat meer openheid een positief effect heeft op weidevogels. De waarde van dit landschapskenmerk wordt dus verhoogd door het verwijderen van beplanting. - Gebiedsaanduiding Waardevolle graslandvegetatie: Er vinden geen werkzaamheden plaats m.b.t. diepploegen of scheuren van grasland. De waardevolle graslandvegetatie blijft intact. - Gebiedsaanduiding Beslotenheid/ Houtopstanden: Dit kenmerk duidt op de beslotenheid van het landschap door opgaande beplanting. Beslotenheid wordt in het algemeen bepaald door grote eenheden van bos. De bospercelen met de enkelbestemming bos blijven gehandhaafd. Hierdoor wordt de beslotenheid van het landschap niet aangetast. Verspreid in het agrarische gebied komen diverse soorten houtopstanden voor, zoals houtsingels, houtwallen en groepen markante bomen. Deze houtopstanden zijn belangrijk voor het landschapsbeeld. Ze zorgen voor afwisseling in het landschap en ze begrenzen open ruimten. Deze elementen worden wel verwijderd, waardoor deze landschapswaarde wel aangetast wordt. Deze element worden echter niet allemaal volledig verwijderd. Een deel van de houtopstanden blijft echter gehandhaafd, waardoor deze gebiedsaanduiding op basis van het bestemmingsplan niet zal veranderen. - Gebiedsaanduiding Bodemreliëf: In de uiterwaarden is een nog relatief gaaf stelsel aanwezig van geulen en richels. Er mag hier niet zomaar worden opgehoogd, afgegraven of geëgaliseerd. De geplande werkzaamheden voor Stroomlijn bevatten echter geen ingrijpende grondwerken, enkele kleine herstelwerkzaamheden van bijvoorbeeld oevers en vooroevers waardoor het bodemreliëf dan ook niet wordt gewijzigd of aangetast. - Gebiedsaanduiding Natura 2000 / Uiterwaarden (EHS-natuur): de situatie betreffende natuurwetgeving is beschreven in de navolgende paragraaf Ecologie en natuurwetgeving De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet Er is onderzocht of het project een negatief effect heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Als negatieve effecten mogelijk zijn dan is een vergunning van de Natuurbeschermingswet nodig. De bescherming van planten- en diersoorten is geregeld in de Flora- en faunawet. Vooraf dient onderzocht te worden of het project negatieve effecten heeft op beschermde soorten. Zo ja dan is meestal een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Deze wordt pas verleend als maatregelen worden genomen om negatieve effecten te voorkomen of te verminderen. Er is een passende beoordeling conform art. 19f Natuurbeschermingswet opgesteld, omdat significant negatieve gevolgen voor het Natura 2000-gebied op voorhand niet zijn uitgesloten. In deze passende beoordeling is onderzocht of sprake is van aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Tevens zijn maatregelen opgesteld om negatieve effecten te voorkomen. Voor de Flora- en faunawet zijn recente verspreidingsgegevens van beschermde soorten verzameld. Daarnaast zijn Pagina 3

4 aanvullende veldonderzoeken uitgevoerd. Het project is getoetst op negatieve effecten op de aanwezige soorten. Indien nodig zijn maatregelen vastgesteld om negatieve effecten te voorkomen. Het natuuronderzoek zorgt er voor dat het project Stroomlijn binnen de kaders van de natuurwetgeving past. Uit de natuuronderzoeken blijkt namelijk welke vegetatie kan worden verwijderd en welke vegetatie behouden blijft (volgens het Stroombaan glad, tenzij principe). Uit natuuronderzoeken blijkt eveneens onder welke voorwaarden het project wordt uitgevoerd. Dankzij deze voorwaarden worden negatieve effecten op natuurwaarden voorkomen en zijn de maatregelen vergunbaar. De specifieke ecologische situatie ter plaatse van de clusters staan beschreven in de bijgevoegde ontwerpen. De aanvraag voor de vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet is ook bij deze aanvraag bijgevoegd. Archeologisch bureauonderzoek Stroomlijn (algemene toelichting) Het archeologische bureauonderzoek voor het project Stroomlijn is uitgevoerd in twee fases. In Fase 1 zijn tot nu toe 2079 locaties beschouwd op archeologische verwachting, geomorfologie, aanwezigheid van archeologische waarnemingen of AMK-terreinen (monumententerreinen) en bekende verstoringen binnen de locatiecontouren. De waarnemingen en AMK-terreinen zijn afkomstig uit de nationale database Archis, de rest is ontleend aan de gecombineerde uiterwaardenkaart van Cohen e.a., Voor de geplande bodemingrepen is vooraf een ingreepdiepte vastgesteld (tot maximaal 40 cm mv). Alle locaties die op basis van Fase 1 een pure Land: Hoog -archeologische verwachting hebben (term uit Cohen e.a., 2014), ofwel een Land: Hoog -verwachting gecombineerd met andere verwachtingen, zijn in een Fase 2 bureaustudie nader geanalyseerd en hebben een hoog archeologisch risico. Dit zijn 94 locaties. Hierbinnen zijn 4 locaties die een zeer hoog archeologisch risico hebben, omdat deze binnen een AMKterrein liggen. Deze locaties staan daarmee sowieso op de rol voor verder onderzoek. Van de overige 90 locaties met een hoog risico is in Fase 2 gekeken of hier nog een verdere schifting in te maken is, door nader te kijken naar landschapsgenese, gemeentelijk beleid en archeologische waarnemingen/amkterreinen in de buurt van de locaties. Vanuit de Fase 2 studie zijn uiteindelijk 7 locaties naar voren gekomen waarbij de conclusie is dat ze nog steeds een hoog of zeer hoog archeologisch risico hebben en waarvoor onderzoek in het veld noodzakelijk is om het archeologische risico te kunnen duiden aan de hand van de voorgenomen bodemingrepen. Geen van deze 7 locaties zijn op dit moment opgenomen in een vergunningaanvraag. De resterende 2072 locaties hebben na Fase 1 en 2 een laag archeologisch risico, op basis van het uitgangspunt dat de bodemingrepen tot maximaal 40 cm mv gaan en het hier ingrepen betreft in lage verwachtingsgebieden die de bodem zo weinig mogelijk verstoren (frezen). De specifieke archeologische situatie ter plaatse is per cluster beschreven in de bijgevoegde ontwerpen. Toelichting Boswet Een melding in het kader van de Boswet heeft Rijkswaterstaat reeds gedaan voor de werkzaamheden in de Stroombaan van de IJssel. Ook heeft Rijkswaterstaat ontheffing gekregen van de compensatie van het te verwijderen areaal dat onder de Boswet valt. Een afschrift van deze ontheffing is (exclusief bijlagen) als bijlage bij deze aanvraag bijgevoegd. Op grond van de Boswet (art. 15) zijn gemeenten niet bevoegd om regelen te stellen voor percelen die onder de Boswet vallen. In de tabel Stroomlijn: overzicht clusters en werkzaamheden, d.d. 10 april 2015 is aangegeven welk areaal binnen de Boswet valt en waar geen kapvergunning op grond van de APV en/of andere gemeentelijke verordening voor verleend hoeft te worden. Pagina 4

5 Toelichting kapverordening Er is geen kapvergunning nodig voor het kappen van houtopstanden (één of meerdere bomen met een stamdiameter van minimaal 15 centimeter op 1,3 meter hoogte) die meldingsplichtig zijn in het kader van de Boswet. In de bijgevoegde tabel Stroomlijn: overzicht clusters en werkzaamheden, d.d. 10 april 2015 is aangegeven voor welke te kappen houtopstanden op grond van de gemeentelijke verordening een vergunning nog noodzakelijk is voor het kappen van houtopstanden. Wij verzoeken u om voor deze te kappen houtopstanden een omgevingsvergunning te verlenen voor het onderdeel kappen. Waterwet (projectplan met m.e.r.-beoordelingsnotitie / watervergunning) In het kader van de waterwet worden de werkzaamheden door of vanwege de beheerder Rijkswaterstaat uitgevoerd en is een Projectplan Waterwet met m.e.r.-beoordelingsnotitie opgesteld. Uit de m.e.r.-boordelingsnotitie blijkt dat er geen gevolgen zijn, die het opstellen van een milieueffectrapportage nodig maken. Voor de werkzaamheden die binnen de keurzone van het waterschap worden uitgevoerd en daarom vergunningsplichtig zijn, is een watervergunning aangevraagd. Ontgrondingenwet In het kader van de ontgrondingenwet is voor het uitvoeren van graafwerkzaamheden een melding nodig. Deze melding wordt niet meegenomen met de gecoördineerde procedures en zal indien nodig minimaal vier weken voor de start van de werkzaamheden gedaan worden. Afstemming met eigenaren en belanghebbenden Met alle grondeigenaren van de percelen, waarop de werkzaamheden plaatsvinden, heeft afstemming plaatsgevonden. Zij zijn akkoord met het aanvragen van de vergunningen voor Stroomlijn. Procedure Rijkscoördinatieregeling De vergunningen zullen verleend worden met toepassing van de Rijkscoördinatieregeling, hetgeen inhoudt dat alle vergunningen voor het realiseren van de beoogde eindsituatie tegelijkertijd eenzelfde procedure doorlopen, waarbij de besluiten eerst in ontwerp ter inzage worden gelegd, voordat de definitieve besluiten worden genomen en gepubliceerd. De coördinatie wordt verzorgd door Rijkswaterstaat, meer informatie is te vinden op de site Tot slot De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd in 2015 en Wij verzoeken u de vergunning een geldigheidsduur te geven tot 31 december Wij vertrouwen erop u met deze brief voldoende geïnformeerd te hebben om de omgevingsvergunning te kunnen verlenen. Mocht u nog vragen of opmerkingen hebben, dan kunt u contact opnemen met Frank Vrenken ( ) of Alette Beerling ( ) van Courant. Voor algemene informatie over het Programma Stroomlijn kunt u ook de internetsite van Rijkswaterstaat raadplegen Pagina 5

6 Met vriendelijke groet, Rob Korfage, vergunningenmanager Courant Bijlagen bij de aanvraag: 01 - voorliggende brief 02 - tabel Stroomlijn: overzicht clusters en werkzaamheden, d.d. 10 april A - ontwerpdocument cluster B - ontwerpdocument cluster C - ontwerpdocument cluster 11990, 12000, ontheffing Boswet herplant Rijkswaterstaat 05 - document Principe ontwerpen Duurzaam Beheer Maatregelen 06 - overzichtstekeningen Brummen 22 en 23, Dieren 24, Zutphen aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet 08 - aanvraag ontheffing Flora- en faunawet 09 - ondertekening eigenaren Pagina 6