BESTEMMINGSPLAN BOTERWEG ONG. GEMEENTE BERNHEZE

Transcriptie

1 Crijns Rentmeesters BV Witvrouwenbergweg CN Someren BESTEMMINGSPLAN BOTERWEG ONG. GEMEENTE BERNHEZE T: F: E: I: Crijns Rentmeesters bv M.W.A. van den Heuvel Maart 2015

2 Crijns Rentmeesters bv Bestemmingsplan Boterweg ong., gemeente Bernheze

3 Bestemmingsplan Boterweg ong., gemeente Bernheze PLANGEGEVENS Naam bestemmingsplan: IMRO idn Boterweg ong. NL.IMRO.1721.Boterwegong-ow01 Versie ontwerp Maart 2015 Versie vastgesteld Opgesteld door Tweede contactpersoon M.W.A. van den Heuvel B. Göertz Crijns Rentmeesters bv

4 Crijns Rentmeesters bv Bestemmingsplan Boterweg ong., gemeente Bernheze

5 INHOUD 1. INLEIDING Aanleiding Plangebied Doel van het bestemmingsplan Vigerend bestemmingsplan Leeswijzer PROJECTPROFIEL Huidige situatie plangebied Toekomstige situatie plangebied BELEIDSKADER Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Provinciaal beleid Transitie van stad en platteland Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Verordening ruimte Gemeentelijk beleid Bestemmingsplan Buitengebied Bernheze MILIEUHYGIËNISCHE- EN PLANOLOGISCHE ASPECTEN Water Inleiding Relevant beleid Principes waterschap Aa en Maas Bodemgebruik en grondwater Hydrologisch neutraal bouwen Gewasbeschermingsmiddelen Natuur Toets aan de Natura 2000 en de Vogel- en Habitatrichtlijnen Flora- en fauna wet Geurhinder Geluid Luchtkwaliteit Bodemkwaliteit Externe veiligheid Inleiding Bedrijven Transport Hoogspanningslijnen en buisleidingen Archeologie Cultuurhistorie JURIDISCHE VORMGEVING Inleiding Algemene toelichting verbeeldingen 30 Crijns Rentmeesters bv 5

6 5.3 Algemene toelichting regels Toelichting bestemming UITVOERBAARHEID OVERLEG EN INSPRAAK Inspraakprocedure Overleg ex artikel Bro Zienswijzen 33 Crijns Rentmeesters bv 6

7 1. INLEIDING 1.1 Aanleiding De gemeente Bernheze heeft een optie op een perceel grond, gelegen aan de Boterweg te Heeswijk- Dinther, gemeente Bernheze. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Heeswijk-Dinther, sectie E, nummer De gemeente Bernheze is voornemens het perceel te verkopen waarbij de mogelijkheid wordt geboden voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen. De gemeente Bernheze biedt het perceel E 2553 aan koper aan ter compensatie van het perceel kadastraal bekend als gemeente Heeswijk-Dinther, sectie E, nummer Dit perceel is thans door koper in gebruik voor permanente teeltondersteunende voorzieningen. De gemeente Bernheze is echter voornemens dit perceel te betrekken bij de nieuwe ontsluiting Heeswijk-Dinther Zuid, waarbij het huidige gebruik ter plaatse niet meer tot de mogelijkheden behoort. Derhalve wordt koper ter compensatie het perceel E 2553 voor koop aangeboden. Ter plaatse van de oude locatie voor teeltondersteunende voorzieningen is thans een bestemmingsplanprocedure doorlopen voor de nieuwe ontsluitingsweg. Het bestemmingsplan Ontsluiting Heeswijk-Dinther Zuid omvat echter niet het gehele perceel, waarmee het bestemmingsplan Buitengebied Bernheze voor een deel het vigerende bestemmingsplan thans nog het vigerende bestemmingsplan betreft. De teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse zijn daarmee dan ook niet geheel weg bestemd. Derhalve omvat onderhavig bestemmingsplan beide percelen; het perceel E 2367 (gedeeltelijk) en E 2553 (gedeeltelijk), waarbij E 2367 de oude locatie betreft en E 2553 de hervestigingslocatie. De oude locatie is in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Bernheze bestemd als Agrarisch met waarden Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden met de aanduidingen bouwvlak en specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen. De hervestigingslocatie is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als Agrarisch met waarden Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden, zonder bouwvlak of functieaanduiding. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken dient het vigerende bestemmingsplan te worden herzien voor het plangebied aan Boterweg ongenummerd te Heeswijk-Dinther. 1.2 Plangebied Het plangebied Boterweg ongenummerd bestaat uit twee locaties, te weten de oude locatie voor teeltondersteunende voorzieningen (E 2367, ged.) en de hervestigingslocatie (E 2553). Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van de kern Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze. Navolgende figuur betreft een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving hiervan. De locatie in het noordwesten betreft de oude locatie, de locatie in het zuidoosten betreft de hervestigingslocatie. Crijns Rentmeesters bv 7

8 Figuur 1: Luchtfoto plangebied met omgeving Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Heeswijk-Dinther, sectie E, nummer 2367 (ged.) en E 2553 (ged.). Het perceel E 2367 kent een oppervlakte van m². Op een gedeelte van dit perceel is thans de mogelijkheid voor teeltondersteunende voorzieningen weg bestemd. Dit gedeelte wordt daarmee dan ook buiten onderhavig bestemmingsplan gehouden. Op navolgende figuur is het kadastraal perceel weergegeven, waarbij het plangebied is omkaderd. Figuur 2: Kadastraal perceel E 2367 Crijns Rentmeesters bv 8

9 Het perceel E 2553 kent een oppervlakte van circa m². Slechts een gedeelte van dit perceel zal worden herontwikkeld ten behoeve van de teeltondersteunende voorzieningen. Het plangebied kent ter plaatse van de hervestigingslocatie een oppervlakte van m². Voorzien wordt hiermee in dezelfde oppervlakte ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen als in de oude situatie. Navolgende figuur betreft een kadastraal overzicht van het plangebied, waarbij het kadastraal perceel groen is gearceerd en het plangebied is omkaderd. Figuur 3: Kadastraal perceel E Doel van het bestemmingsplan Dit bestemmingsplan heeft het verwijderen van het resterende bouwvlak met de aanduiding specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de oude locatie en de toevoeging van een bouwvlak en de aanduiding specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de hervestigingslocatie aan Boterweg ongenummerd ten doel. Binnen het plangebied wordt verplaatsing van permanente teeltondersteunende voorzieningen naar een nieuwe locatie aan de Boterweg planologisch mogelijk gemaakt. 1.4 Vigerend bestemmingsplan Voor het plangebied Boterweg ong. te Heeswijk-Dinther is het bestemmingsplan Buitengebied Bernheze het vigerende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is op 26 juni 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Het plangebied kent ter plaatse van de oude locatie de enkelbestemming Agrarisch met waarden Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden, de dubbelbestemming Waarde Archeologie 2 (ged.), Waarde Archeologie 3 (ged.) en Leiding Riool (ged.), de gebiedsaanduidingen wro-zone woonwerkontwikkelingsgebied en reconstructiewetzone extensiveringsgebied, met de aanduidingen bouwvlak en specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen. Navolgende figuur betreft een uitsnede van het Crijns Rentmeesters bv 9

10 vigerende bestemmingsplan, waarbij tevens het bestemmingsplan Ontsluiting Heeswijk-Dinther Zuid zichtbaar is. Voor dat gedeelte is thans de mogelijkheid voor teeltondersteunende voorzieningen planologisch weg bestemd. Dat gedeelte wordt dan ook buiten onderhavig bestemmingsplan gehouden. Figuur 4: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Bernheze ter plaatse van de oude locatie, eveneens bestemmingsplan Ontsluiting Heeswijk-Dinther Zuid inzichtelijk Het plangebied is ter plaatse van de hervestigingslocatie bestemd met de enkelbestemming Agrarisch met waarden Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden en de gebiedsaanduidingen groenblauwe mantel en reconstructiewetzone extensiveringsgebied en in het zuiden voor een klein gedeelte met de gebiedsaanduiding behoud herstel watersysteem. Navolgende figuur betreft een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van de hervestigingslocatie aan Boterweg ong. te Heeswijk-Dinther. Figuur 5: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Bernheze ter plaatse van hervestigingslocatie Crijns Rentmeesters bv 10

11 De voor Agrarisch met waarden Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het behoud, bescherming en/of herstel van de aanwezige landschappelijke en ecologische waarden; b. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige droge en natte natuurwaarden, waaronder beekherstel; c. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden; d. behoud van landschapselementen, met in het bijzonder het behoud van de aanwezige landschapsstructuur binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed'; e. instandhouding van de typerende geologie/ geomorfologie; f. agrarisch grondgebruik; g. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, meer in het bijzonder: 1. een intensief veehouderijbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' (functietype 'agrarisch bedrijf'); 2. een grondgebonden agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf', en tevens ter plaatse van de aanduidingen 'bomenteelt' of 'intensieve veehouderij' (functietype 'agrarisch bedrijf'); 3. een boomteelt bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' (functietype 'agrarisch bedrijf'); h. agrarisch verwante bedrijven (functietype 'agrarisch verwant bedrijf') ter plaatse aangeduid zoals opgenomen in de in Bijlage 3 opgenomen Lijst van functieaanduidingen Agrarisch met waarden - Landschappelijke, cultuurhistorische en/ of abiotische waarde en overeenkomstig de omschreven aard/ functie van de bebouwing in de 'Tabel functietype 'Agrarisch verwant bedrijf'; i. bedrijfsfuncties (functietype 'bedrijf') ter plaatse aangeduid zoals opgenomen in de in Bijlage 3 opgenomen Lijst van functieaanduidingen Agrarisch met waarden - Landschappelijke, cultuurhistorische en/ of abiotische waarde en overeenkomstig de omschreven aard/ functie van de bebouwing in de 'Tabel functietype 'Bedrijf'; j. recreatieve functies (functietype 'recreatie) ter plaatse aangeduid zoals opgenomen in de in Bijlage 3 opgenomen Lijst van functieaanduidingen Agrarisch met waarden - Landschappelijke, cultuurhistorische en/ of abiotische waarde en overeenkomstig de omschreven aard/ functie van de bebouwing in de 'Tabel functietype 'Recreatie'; k. maatschappelijke functies (functietype 'maatschappelijk') ter plaatse aangeduid zoals opgenomen in de in Bijlage 3 opgenomen Lijst van functieaanduidingen Agrarisch met waarden - Landschappelijke, cultuurhistorische en/ of abiotische waarde en overeenkomstig de omschreven aard/ functie van de bebouwing in de 'Tabel functietype 'Maatschappelijk'; l. een burgerwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'wonen', 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte' of 'specifieke vorm van wonen - beperkte inhoudsmaat' (functietype 'wonen'); m. een landgoed ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed' (functietype 'wonen'); n. nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf en aan huis gebonden beroep in de bestaande aard en omvang; Crijns Rentmeesters bv 11

12 o. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel'; p. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone'; q. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'behoud/ herstel watersysteem'; r. natuurontwikkeling ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - natuurontwikkelingsgebied'; s. recreatieontwikkeling ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - recreatieontwikkelingsgebied'; t. ontwikkeling van een aantrekkelijk en gevarieerd woon- en werkklimaat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - woonwerkontwikkelingsgebied'; u. water en waterhuishoudkundige doeleinden; v. groenvoorzieningen; w. extensieve dagrecreatie; x. doeleinden van openbaar nut; y. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan. Buiten de aanduiding 'bouwvlak' is dit echter uitsluitend toegestaan door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels of een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden; een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, onverharde wegen, kavelpaden en sloten. De beoogde herontwikkeling van het plangebied is binnen het vigerende bestemmingsplan niet rechtstreeks mogelijk. Derhalve is een herziening van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied noodzakelijk. 1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 2 van onderhavige bestemmingsplantoelichting wordt het projectprofiel beschreven. In dit hoofdstuk wordt de huidige en de toekomstige situatie beschreven. In hoofdstuk 3 worden de relevante beleidskaders nader toegelicht. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieuhygiënische- en planologische aspecten binnen het plangebied. In hoofdstuk 5 komt de juridische vormgeving van het plan aan de orde. In hoofdstuk 6 komt de uitvoerbaarheid van het project aan de orde. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 het overleg, de inspraak en procedure beschreven. Crijns Rentmeesters bv 12

13 2. PROJECTPROFIEL 2.1 Huidige situatie plangebied Het plangebied is gelegen aan de Boterweg ongenummerd te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze. Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van de kern Heeswijk-Dinther. Het plangebied bestaat uit twee percelen. Op het oude perceel zijn thans nog de teeltondersteunende voorzieningen aanwezig. Navolgende figuur betreft een foto van de huidige teeltondersteunende voorzieningen op de oude locatie, welke naar de hervestigingslocatie zullen worden verplaatst. Figuur 6: Huidige situatie ter plaatse van oude locatie: te verplaatsen teeltondersteunende voorzieningen Het plangebied ter plaatse van de hervestigingslocatie is thans onbebouwd en in gebruik als grasland. In navolgende figuur is de huidige situatie van de hervestigingslocatie weergegeven. Figuur 7: Huidige situatie hervestigingslocatie Crijns Rentmeesters bv 13

14 2.2 Toekomstige situatie plangebied Ter plaatse van het plangebied zullen permanente teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van de teelt van aardbeien op stellingen worden verplaatst van de oude locatie (perceel E 2357) naar de hervestigingslocatie (perceel E 2553). De huidige teeltondersteunende voorzieningen bevinden zich thans op een locatie aan de Boterweg te Heeswijk-Dinther, ten noordwesten van de beoogde hervestigingslocatie, aan de overzijde van de Boterweg. Deze zullen echter moeten wijken voor de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg binnen de gemeente Bernheze. Derhalve biedt de gemeente Bernheze ter compensatie de hervestigingslocatie voor koop aan koper aan, waarbij de mogelijkheid wordt geboden voor het kunnen telen van aardbeien op stellingen. Ter plaatse van de oude locatie is thans een bestemmingsplanprocedure doorlopen voor het aanleggen van een ontsluitingsweg, waarmee de teeltondersteunende voorzieningen niet meer mogelijk zijn. Het bestemmingsplan Ontsluiting Heeswijk-Dinther Zuid omvat echter niet het gehele perceel, waarmee het bestemmingsplan Buitengebied Bernheze voor het overige deel thans nog het vigerende bestemmingsplan betreft. De teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse zijn daarmee dan ook niet geheel weg bestemd. Op de oude locatie zal, voor wat betreft het gedeelte dat valt buiten het bestemmingsplan Ontsluiting Heeswijk-Dinther Zuid, dit bouwvlak voor teeltondersteunende voorzieningen worden weg bestemd. Navolgende figuur betreft de beoogde planologische situatie van het plangebied voor wat betreft de oude locatie aan de Boterweg. De verbeelding op schaal maakt tevens onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan. Figuur 8: Beoogde planologische situatie oude locatie Crijns Rentmeesters bv 14

15 Beoogd wordt de teeltondersteunende voorzieningen te verplaatsen naar de locatie aan de Boterweg ong.. Daartoe zal ter plaatse van deze locatie een bouwvlak met de functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen worden toegevoegd. Navolgende figuur betreft de beoogde planologische situatie ter plaatse van de hervestigingslocatie. De verbeelding op schaal maakt tevens onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan. Figuur 9: Beoogde planologische situatie hervestigingslocatie De beoogde teeltondersteunende voorzieningen dienen ten behoeve van aardbeien op stellingen. De aardbeien worden slechts een aantal maanden per jaar geteeld, waarbij gedurende deze maanden tevens enkele overige teeltondersteunende voorzieningen zullen worden gehanteerd zoals beschermende netten. De palen binnen het plangebied zijn permanent van aard. Crijns Rentmeesters bv 15

16 3. BELEIDSKADER 3.1 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is door de minister van Infrastructuur en Milieu het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Het hoofdthema van de SVIR is: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De structuurvisie geeft een visie voor Nederland tot het jaar Er zijn in de structuurvisie drie hoofddoelen voor de middellange termijn (2028). Deze doelen zijn: - het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland; - het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; - het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. In de SVIR is een nieuwe aanpak in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid geformuleerd. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies (middels het motto decentraal, tenzij ) en werkt aan eenvoudigere regelgeving. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van Rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies. Met de beoogde herontwikkeling van het plangebied worden teeltondersteunende voorzieningen verplaatst van het perceel kadastraal bekend als gemeente Heeswijk-Dinther, sectie E, nummer 2367 naar het perceel kadastraal bekend als gemeente Heeswijk-Dinther, sectie E, nummer 2553, beiden gelegen aan de Boterweg ong. te Heeswijk-Dinther. De beoogde herontwikkeling is dusdanig klein van aard dat de SVIR geen invloed heeft op het beoogde plan. 3.2 Provinciaal beleid Transitie van stad en platteland Op 9 december 2011 is door Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant het beleidsdocument De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers vastgesteld. In dit document is door Provinciale Staten een tussenbalans opgemaakt van de veranderingen van het landelijke gebied door toepassing van de reconstructie en het Programma Landelijk Gebied. Met dit koersdocument is de visie, de strategie en een begin van de tactiek voor het landelijke gebied opnieuw gedefinieerd. Er zijn drie hoofdlijnen die de richting van de gewenste ontwikkeling aangeven. Deze richtlijnen zijn: Brabant als multifunctioneel landschap; Productie van kwaliteit en toegevoegde waarde in plaats van bulk; Crijns Rentmeesters bv 16

17 Een andere sturingsfilosofie. In het beleidsdocument wordt dit per thema nader uiteengezet. Dit betreft de thema s Samenhang als uitgangspunt, Economie, Een economisch vitaal landelijk gebied, Landbouw en Agrofood, Innovatie en breedte in het MKB, Vrijetijdseconomie, Natuur, landschap en water, en Leefbaarheid en gezondheid. De provincie Noord-Brabant zet zich de komende jaren specifiek voor de landbouw en agrofood in op het bieden van een eenvoudig, helder en scherp (ruimtelijk) beleidskader voor de ontwikkeling van het agrofoodcomplex, met ruimte voor lokale oplossingen met maatschappelijke meerwaarde. Algemeen speerpunt in de visie is het zoeken naar meer participatie en naar lokale oplossingen, waardoor passende oplossingen kunnen worden gevonden Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Provinciale Staten hebben op 7 februari 2014 de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010 vastgesteld. Sinds de vaststelling in 2010 hebben Provinciale Staten diverse besluiten genomen die een verandering brengen in de provinciale rol en sturing, of van provinciaal beleid. Deze besluiten zijn vertaald in de Structuurvisie RO 2010 partiële herziening Provinciale Staten hebben niet een geheel nieuwe visie opgesteld, omdat de bestaande structuurvisie recentelijk is vastgesteld en de visie en sturingsfilosofie voor het overgrote deel nog actueel zijn. Onder andere de Transitie van stad en platteland, een nieuwe koers, het intrekken van de reconstructie- en gebiedsplannen en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij 2020 zijn verwerkt in de partiële herziening. Deze ruimtelijke keuzes zijn van provinciaal belang en zijn geformuleerd als: - het versterken van regionale contrasten tussen klei, zand en veenontginningen; - de ontwikkeling van een vitaal en divers platteland; - het creëren en behouden van een robuust water en natuursysteem; - het realiseren van een betere waterveiligheid door preventie; - de koppeling van waterberging en droogtebestrijding; - het geven van ruimte voor duurzame energie; - de concentratie van verstedelijking; - het ontwikkelen van een sterk stedelijk netwerk: Brabantstad; - het creëren van groene geledingszones tussen steden; - het ontwikkelen van goed bereikbare recreatieve voorzieningen; - het ontwikkelen van economische kennisclusters; - het realiseren van internationale bereikbaarheid; - de beleefbaarheid van stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur. In de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is opgenomen dat er in het kader van het veranderend landelijke gebied twee ontwikkelingen waarneembaar zijn. In de eerste plaats is er sprake van een steeds verder gaande functiemenging en een verbreding van de agrarische activiteiten met streekproducten, zorgverblijven, recreatief verblijven en landschapsbeheer. Op de tweede plaats vindt er in het landelijke gebied een toenemende specialisatie plaats met schaalvergroting in de landbouw. Dit doet zich met name voor in de glastuinbouw, de intensieve veehouderij, de rundveehouderij, akkerbouw, vollegronds tuinbouw en boomteelt. Crijns Rentmeesters bv 17

18 De Verordening ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie Noord-Brabant om de genoemde doelen te realiseren. In de Verordening ruimte worden kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid vertaald in regels die van toepassing zijn op de gemeentelijke bestemmingsplannen Verordening ruimte Inleiding Op 7 februari 2014 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Verordening ruimte 2014 vastgesteld. Deze Verordening is op 19 maart 2014 in werking getreden. De Verordening betreft een actualisering van de Verordening ruimte Noord-Brabant Deze planologische Verordening stelt eisen aan door de gemeenten in Noord-Brabant op te stellen bestemmingsplannen en andere planologische maatregelen en vormt een toetsingskader voor vergunningaanvragen. De onderwerpen die in de Verordening ruimte staan, komen uit de provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De Verordening is daarbij één van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De Verordening bevat in grote lijnen de volgende onderwerpen: - Bevordering van ruimtelijke kwaliteit; - Stedelijke ontwikkeling; - Ecologische hoofdstructuur; - Water; - Groenblauwe mantel; - Aardkunde en cultuurhistorie; - Agrarisch gebied; - Veehouderij; - Glastuinbouw; - Niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied; - Regionaal ruimtelijk overleg; - Bevoegdheden van Gedeputeerde Staten Zonering van het plangebied Navolgende figuren geven een overzicht van de aanduiding van het plangebied in de Verordening ruimte Crijns Rentmeesters bv 18

19 Figuur 10: Aanwijzing plangebied in de Verordening ruimte agrarische ontwikkeling en windturbines Het plangebied kent in de Verordening ruimte 2014 de aanduiding Beperkingen veehouderij. De oude locatie is eveneens gelegen binnen het Gemengd landelijk gebied. Verplaatsing van de teeltondersteunende voorzieningen vanuit het gemengd landelijk gebied betreft een passende ontwikkeling ter plaatse. De beoogde herontwikkeling heeft geen betrekking op veehouderijen en is hiermee niet in strijd met artikel 25 van de Verordening ruimte Figuur 11: Aanwijzing plangebied in de Verordening ruimte water De zuidelijke helft van het plangebied kent in de Verordening ruimte de aanduiding Reservering waterberging en het meest zuidelijk gelegen gedeelte van het plangebied kent eveneens de aanduiding Behoud en herstel watersystemen. Met de beoogde herontwikkeling wordt voorzien in Crijns Rentmeesters bv 19

20 teeltondersteunende voorzieningen met voldoende drainage. Er wordt ter plaatse geen bebouwing voorzien. De beoogde herontwikkeling gaat niet ten koste van het waterbergend vermogen. In paragraaf 4.1 wordt het aspect water nader toegelicht. Figuur 12: Aanwijzing plangebied in de Verordening ruimte natuur en landschap Het plangebied is in de Verordening ruimte aangewezen als gelegen in de Groenblauwe mantel en kent in het zuiden de aanduiding Behoud en herstel watersystemen. De beoogde herontwikkeling mag niet ten koste gaan van het waterbergend vermogen ter plaatse. In de regels en verbeelding van onderhavig bestemmingsplan wordt deze aanduiding met bijbehorende regels eveneens verankerd. De beoogde herontwikkeling gaat niet ten koste van het waterbergend vermogen. Binnen de groenblauwe mantel dient een ruimtelijke ontwikkeling mede te strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Regels dienen te worden gesteld ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken ter plaatse. In navolgende subparagraaf worden de regels voor onderhavige ontwikkeling binnen de groenblauwe mantel nader toegelicht. Het plangebied is in de Verordening ruimte 2014 niet aangewezen als gelegen in een vestigingsgebied voor glastuinbouw, een doorgroeigebied voor de glastuinbouw of een zoekgebied voor windturbines. Het plangebied is ook niet aangewezen als gelegen in een waterwingebied of in een boringsvrije zone (Vollegronds)teeltbedrijven binnen de groenblauwe mantel Artikel 6.2 van de Verordening ruimte 2014 bepaalt dat binnen de groenblauwe mantel onder voorwaarden kan worden voorzien in uitbreiding van, vestiging van of omschakeling naar een (vollegronds)teeltbedrijf. Artikel 6.2 wordt navolgend nader toegelicht. Crijns Rentmeesters bv 20

21 1. Een bestemmingsplan gelegen in de groenblauwe mantel: a. kan voorzien in uitbreiding van, vestiging van of omschakeling naar een (vollegronds)teeltbedrijf, mits de toelichting een verantwoording bevat waaruit blijkt dat: I. de omvang noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering; II. er een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken; b. bepaalt dat de bouw of uitbreiding van kassen niet is toegestaan. 2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid kan binnen het bouwperceel voorzien in: a. de bouw of de uitvoering van permanente teeltondersteunende voorzieningen tot ten hoogste 3 hectare; b. een niet-agrarische functie overeenkomstig artikel 6.10 tot en met artikel Een (vollegronds)teeltbedrijf betreft volgens de Verordening ruimte een agrarisch bedrijf in de landen tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Met de beoogde herontwikkeling wordt voorzien in permanente teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van aardbeien op stellingen. Dit kan dan ook worden gezien als vollegrondsteeltbedrijf. Met de beoogde herontwikkeling worden de teeltondersteunende voorzieningen verplaatst naar een nieuwe locatie aan de Boterweg ong.. De huidige teeltondersteunende voorzieningen zullen moeten wijken voor de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg. De huidige locatie biedt daarmee niet meer de mogelijkheid tot het telen van aardbeien. Om de bedrijfsactiviteiten voort te kunnen zetten is het noodzakelijk een ander perceel hiervoor aan te wenden. De toevoeging van de beoogde teeltondersteunende voorzieningen op een andere locatie is dan ook noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering. Het plangebied biedt hiertoe de mogelijkheden. Ten zuiden van het plangebied is de Aa gelegen, welke is gelegen in de ecologische verbindingszone. De gronden gelegen tussen het plangebied en de Aa zijn in bezit van het waterschap. Het waterschap heeft een beekherstelzone van 70 meter aangewezen voor herinrichting van het traject ter plaatse, thans aangeduid met de aanduiding behoud herstel watersysteem. Deze zone grenst aan het plangebied. De beoogde herontwikkeling staat het beoogde beekherstel van Waterschap Aa en Maas niet in de weg. De beoogde herontwikkeling heeft slechts de verplaatsing van de teeltondersteunende voorzieningen tot gevolg, waarbij wordt voorzien in exact dezelfde oppervlakte voorzieningen. De hervestigingslocatie heeft een oppervlakte van m² en blijft daarmee ruim binnen de 3 hectare. Ter plaatse worden geen kassen beoogd. Dit is vastgelegd in de regels van onderhavig bestemmingsplan. Voldaan wordt hiermee aan de regels voor de teeltondersteunende voorzieningen binnen de groenblauwe mantel Regels voor bevordering van de ruimtelijke kwaliteit In de Verordening ruimte zijn regels opgenomen voor de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Twee principes staan hierbij centraal. Dit betreft het principe van zuinig ruimtegebruik en het principe Crijns Rentmeesters bv 21

22 van kwaliteitsverbetering van het landschap. Toepassing van het principe van zuinig ruimtegebruik betekent dat bij nieuwe ontwikkelingen eerst gekeken moet worden naar de mogelijkheden voor intensivering of hergebruik binnen bestaand stedelijk gebied. Nieuw ruimtebeslag moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Het tweede principe betreft de kwaliteitsverbetering van het landschap. Sinds 1 juli 2005 kent het provinciaal ruimtelijk beleid de rood-met-groen-koppeling. Dit houdt in dat, wanneer uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag ten koste van het buitengebied onontkoombaar is, die uitbreiding gepaard gaat met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied. Met de beoogde herontwikkeling is geen sprake van uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag in het buitengebied. De reeds aanwezige teeltondersteunende voorzieningen zullen moeten wijken voor de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg binnen de gemeente Bernheze. Verplaatsing is noodzakelijk om de bedrijfsactiviteiten te kunnen voortzetten. Op de oude locatie is thans de mogelijkheid voor teeltondersteunende voorzieningen grotendeels planologisch weg bestemd. Met de beoogde herontwikkeling wordt deze mogelijkheid volledig weg bestemd, waarmee slechts sprake zal zijn van verplaatsing van de teeltondersteunende voorzieningen van de oude locatie naar de hervestigingslocatie, beiden gelegen aan de Boterweg ongenummerd te Heeswijk-Dinther. 3.3 Gemeentelijk beleid Bestemmingsplan Buitengebied Bernheze Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan Buitengebied Bernheze van de gemeente Bernheze het vigerende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 juni Het plangebied kent ter plaatse van de oude locatie de enkelbestemming Agrarisch met waarden Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden, de dubbelbestemming Waarde Archeologie 2 (ged.), Waarde Archeologie 3 (ged.) en Leiding Riool (ged.), de gebiedsaanduidingen wro-zone woonwerkontwikkelingsgebied en reconstructiewetzone extensiveringsgebied, met de aanduidingen bouwvlak en specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen. Het plangebied kent ter plaatse van de hervestigingslocatie in het vigerende bestemmingsplan de bestemming Agrarisch met waarden Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden met de gebiedsaanduidingen groenblauwe mantel en reconstructiewetzone extensiveringsgebied en in het meest zuidelijke gedeelte van het plangebied de gebiedsaanduiding behoud herstel watersysteem. Het vigerende bestemmingsplan kent ter plaatse van de hervestigingslocatie niet de mogelijkheid tot het hervestigen van permanente teeltondersteunende voorzieningen. In het vigerende bestemmingsplan is geregeld dat de mogelijkheid voor overig permanente teeltondersteunende voorzieningen (niet zijnde kassen) is aangeduid met een apart differentiatievlak (aanduidingsvlak) op de verbeelding. Hiermee kan worden voorzien in permanente teeltondersteunende voorzieningen. Derhalve is onderhavig bestemmingsplan opgesteld om de beoogde teeltondersteunende voorzieningen mogelijk te maken door het toevoegen van een bouwvlak met de functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen. Ter plaatse van de oude locatie wordt daarmee het bouwvlak met deze functieaanduiding volledig verwijderd. Crijns Rentmeesters bv 22

23 4. MILIEUHYGIËNISCHE- EN PLANOLOGISCHE ASPECTEN 4.1 Water Inleiding In het kader van de watertoets, dient ieder ruimtelijk relevant plan een beschrijving van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding te bevatten. Het opnemen van een dergelijke beschrijving is vanaf 1 november 2003 wettelijk verplicht. Bij de watertoets gaat het om het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. In een bestemmingsplan resulteert de watertoets in een waterparagraaf. In een waterparagraaf moet door de initiatiefnemer worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met het advies van de waterbeheerder. Het plangebied is gelegen in het beheergebied van Waterschap Aa en Maas Relevant beleid Waterbeheerplan Het waterbeheerplan van het waterschap is gericht op het streven naar een duurzame situatie op de lange termijn. Het beheer van de waterketen komt in beeld naast het tegemoet komen aan de wensen vanuit het bestaande grond- en watergebruik. In het waterbeheerplan wordt op hoofdlijnen aangegeven wat het waterschap de komende jaren gaat doen om het streefbeeld te bereiken, zoals verwoord in de nota Visie op water. De huidige situatie is daarbij het uitgangspunt. Een nadere invulling voor de beleidslijnen voor gebieden is niet opgenomen in het waterbeheer-plan. Een gebiedsgerichte uitwerking dient plaats te vinden in nauwe samenwerking met betrokken partijen in een gebied. Afspraken over de door te voeren maatregelen kunnen worden vastgelegd in overeenkomsten Keur Voor waterhuishoudkundige ingrepen in het plangebied is de Keur Waterschap Aa en Maas van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Op grond van de Keur is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het waterschap. Het plangebied aan Boterweg ong. is niet gelegen binnen een keurbeschermingsgebied. Ten zuiden van het plangebied is echter wel het zoekgebied beekherstel & ecologische verbindingszone gelegen. Deze gronden zijn in bezit van het waterschap en zullen op termijn worden ingericht als zijnde ecologische verbindingszone. Crijns Rentmeesters bv 23

24 Figuur 13: Keurkaart met in de cirkel het plangebied aan Boterweg ong. De beoogde herontwikkeling heeft geen nadelige invloed op het zoekgebied voor beekherstel en ecologische verbindingszone Principes waterschap Aa en Maas Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder ver- en nieuwbouwplannen, hanteert het waterschap een aantal uitgangspunten ten aanzien van het duurzaam omgaan met water, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de initiatiefnemer hier invulling aan te geven. Waterschap Aa en Maas hanteert onderstaande principes: - wateroverlastvrij bestemmen; - gescheiden houden van vuil en schoon hemelwater; - doorlopen van de afwegingsstappen hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer; - hydrologisch neutraal ontwikkelen; - water als kans; - meervoudig ruimtegebruik; - voorkomen van vervuiling; - waterschapsbelangen; Bodemgebruik en grondwater Het plangebied is gelegen binnen het beekdallandschap, waarbij de bodem matig voedselrijk en vochtig tot nat is. De maaiveldhoogte ter plaatse van het plangebied bedraagt circa NAP + 7,7 meter. Binnen het plangebied vindt geen grondwateronttrekking plaats. De gemiddelde hoogste grondwaterstand ter plaatse van het plangebied bedraagt 20 tot 40 centimeter beneden maaiveld. Ten zuiden van het plangebied is de Aa gelegen. Ten zuiden van het plangebied is reeds een perceel grond aangekocht door Waterschap Aa en Maas voor het beekherstel ter plaatse. Ten noorden van het plangebied is, aan de overzijde van de straat, een sloot gelegen. De beoogde herontwikkeling heeft geen invloed op de Aa of de sloot ten noorden van het plangebied. Door de hoge grondwaterstand ter plaatse van het plangebied is het van belang drainage aan te leggen binnen het plangebied. Door de natte bodem ter plaatse zal worden voorzien in drainage om de 5 meter over de lengte van het gehele perceel. Crijns Rentmeesters bv 24

25 4.1.5 Hydrologisch neutraal bouwen Hydrologisch neutraal ontwikkelen (HNO) houdt in dat een ontwikkeling niet leidt tot een hydrologische achteruitgang zowel in als buiten het plangebied. Ook mogen er geen hydrologische knelpunten ontstaan voor huidige en vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties. Dit geldt zowel voor het plan als het daaromheen gelegen gebied, waar de ingrepen hydrologische invloed kunnen hebben. Concreet betekent dit dat: de afvoer uit het gebied niet groter is dan in de referentiesituatie; de omvang van grondwateraanvulling binnen het plangebied gelijk blijft of toeneemt; de grond- en oppervlaktewaterstanden in de omgeving gelijk blijven, of verbeteren voor de huidige en toekomstige landgebruikfuncties; de (grond)waterstanden in het plangebied aansluiten op de (nieuwe) functie(s) van het plangebied zelf; het plangebied zo wordt ingericht dat de hydrologische gevolgen van vastgestelde toekomstige ontwikkelingen in de omgeving, niet leiden tot knelpunten (grondwater) binnen het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een natte bodem. Door de aanleg van drainage ter plaatse zal de grondwaterstand verlagen. De beoogde herontwikkeling heeft geen extra oppervlakteverharding tot gevolg en heeft geen negatieve invloed op de hydrologische situatie ter plaatse. Met de beoogde herontwikkeling wordt dan ook hydrologisch neutraal ontwikkeld. 4.2 Gewasbeschermingsmiddelen Kenmerkend voor de land- en tuinbouw zijn de intensieve teeltsystemen met een relatief hoog gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Bij het spuiten van gewasbeschermingsmiddelen komt drift vrij. Drift is een term die gebruikt wordt voor de spuitvloeistof die tijdens de bespuiting buiten het te behandelen gebied terecht komt als gevolg van wind- en luchtstromen. Drift is hoger bij toepassing in fruitteelt dan bij de akkerbouw en lage bomenteelt, waarbij voornamelijk neerwaarts wordt gespoten. Derhalve dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening afstand te worden gehouden tussen gevoelige objecten en bijvoorbeeld boomgaarden. Met de beoogde herontwikkeling wordt geen nieuw gevoelig object opgericht. Ook is in de directe nabijheid van het plangebied geen gevoelig object gelegen. Wel is ten zuiden van het plangebied de Aa gelegen, waarbij rekening gehouden dient te worden met het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Met een afstand van circa 40 meter tot aan de Aa kan worden gesteld dat in het kader van de gewasbeschermingsmiddelen voldoende afstand wordt gehouden tot deze waterloop. Herontwikkeling van het plangebied is in het kader van dit aspect dan ook geen bezwaar. 4.3 Natuur Toets aan de Natura 2000 en de Vogel- en Habitatrichtlijnen Natura 2000 is het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden in de Europese Unie. Dit netwerk verbindt bestaande natuurgebieden die vallen onder de Europese Vogelrichtlijn- of de Habitatrichtlijngebieden. De Vogel- en Habitatrichtlijn is bedoeld ter bescherming van bedreigde levensgemeenschappen van planten en dieren en bedreigde soorten van planten en dieren en hun leefgebieden. Voor wat betreft de soortenbescherming zijn de Vogel- en Habitatrichtlijn Crijns Rentmeesters bv 25

26 geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. Ten aanzien van de gebiedsbescherming is het de bedoeling dat plannen en projecten eenduidig en integraal worden getoetst op hun invloed op de te beschermen natuurwaarden in deze Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Het dichtstbijzijnd gelegen Vogel- en Habitatrichtlijngebied betreft het gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek en is gelegen op een afstand van ruim 13 kilometer. Het plangebied is gelegen op dermate grote afstand dat gesteld kan worden dat de beoogde herontwikkeling geen invloed heeft op dit gebied Flora- en fauna wet De Flora- en faunawet heeft tot doel in het wild levende planten en dieren te beschermen met het oog op de instandhouding van soorten. Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op die instandhouding voorkomen worden. Welke soorten beschermd zijn staat in de Flora- en faunawet en diverse besluiten en regelingen ter uitwerking daarvan. Beschermde soorten kunnen overal voorkomen. Bij de totstandkoming van een bestemmingsplan waarbij functies gewijzigd worden, moet worden voorkomen dat conflicten met de Flora- en faunawet ontstaan en dient dus vooraf een beoordeling in het kader van de Flora- en faunawet plaats te vinden. Alle vogels zijn beschermd in het kader van de Flora- en faunawet. Voor het plangebied geldt dat alle (in functie zijnde) nesten alleen tijdens de broedperiode zijn beschermd. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Als richtlijn kan voor het plangebied een broedperiode aangehouden worden van 15 maart tot en met 15 augustus. Het verdient aanbeveling buiten deze periode de teeltondersteunende voorzieningen te plaatsen. Een ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en Faunawet is dan niet noodzakelijk. 4.4 Geurhinder De beoogde herontwikkeling van het plangebied heeft geen geuruitstoot tot gevolg. Met de beoogde herontwikkeling wordt ook geen geurgevoelig object opgericht. Herontwikkeling van het plangebied belemmert de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijbedrijven in de omgeving daarmee dan ook niet. Het aspect geur is in het kader van de beoogde herontwikkeling dan ook geen bezwaar. 4.5 Geluid Bij de ontwikkeling van nieuwe ruimtelijke woonfuncties is het noodzakelijk inzicht te verkrijgen in de mogelijke geluidshinder in het kader van de Wet geluidhinder. Met de beoogde herontwikkeling wordt geen nieuwe woonfunctie opgericht. Andersom wordt met de beoogde herontwikkeling ook geen geluid geproduceerd. Derhalve wordt een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk geacht. 4.6 Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet vervangt het Besluit Luchtkwaliteit Met de Wet luchtkwaliteit en de bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen wil de Crijns Rentmeesters bv 26

27 overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen wordt aangegeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term niet in betekenende mate. De regeling geeft een harde omschrijving van het aantal gevallen. Voor akkerbouwbouwbedrijven of tuinbouwbedrijven met open grondteelt is vastgesteld dat deze bedrijven ongeacht de omvang van het bedrijf vallen onder het begrip NIBM. Derhalve valt de beoogde herontwikkeling onder het begrip niet in betekenende mate. De luchtkwaliteit hoeft dan ook niet verder te worden onderzocht in het kader van de Wet luchtkwaliteit. 4.7 Bodemkwaliteit Met de beoogde herontwikkeling wordt ter plaatse van het plangebied de aanduiding specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen toegevoegd ten behoeve van de teelt van aardbeien op stellingen. De beoogde herontwikkeling ziet dan ook niet op een functiewijziging ter plaatse. Derhalve wordt een onderzoek naar de bodemkwaliteit niet noodzakelijk geacht. 4.8 Externe veiligheid Inleiding Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico s die direct of indirect voortvloeien uit de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het risico is daarbij gedefinieerd als de kans op overlijden voor personen. De aanwezige risico s zijn zeer afhankelijk van het brontype. De relevante typen zijn: - Bedrijven; - Vervoer van gevaarlijke stoffen (per spoor, over de weg, het water); - Hoogspanningslijnen en buisleidingen Bedrijven Het plangebied is op de risicokaart van de Provincie Noord-Brabant niet aangewezen als gelegen in een risicogebied van een bedrijf met betrekking tot de externe veiligheid. Het meest dichtbijgelegen risico-object betreft een bovengrondse propaantank aan Laverdonk 6 te Heeswijk-Dinther. Dit risicoobject is gelegen op een afstand van ruim 250 meter. Het plangebied is niet gelegen binnen de risicocontour van dit bedrijf. Crijns Rentmeesters bv 27

28 4.8.3 Transport Op een afstand van ruim 2,5 kilometer vanaf het plangebied is een spoortracé gelegen, op het grondgebied van de gemeente Veghel. Op een afstand van circa 850 meter van het plangebied is de Zuid-Willemsvaart gelegen. Met deze afstand tot het plangebied kan worden gesteld dat interactie voor wat betreft het spoortracé en de watergang normaliter niet kan plaatshebben. In de directe nabijheid van het plangebied zijn de Rijksweg A50 en de provinciale weg N279 gelegen. Met een afstand van circa meter tot de A50 en ruim 800 meter tot de provinciale weg is het plangebied op dermate grote afstand gelegen dat deze wegen geen consequenties hebben voor de veiligheid op het plangebied Hoogspanningslijnen en buisleidingen Op een afstand van circa 4 kilometer is een hoogspanningslijn van Enexis BV aanwezig. Op een afstand van ruim meter tot het plangebied is een buisleiding gelegen van de Gasunie BV. Deze hoogspanningslijn en buisleiding bevinden zich op dermate grote afstand dat interactie normaliter niet kan plaatshebben. Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het oogpunt van externe veiligheid vanwege transport van gevaarlijke stoffen geen belemmeringen bestaan voor een goed woon- en leefmilieu ter plaatse van het plangebied. 4.9 Archeologie De Wet op de archeologische monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden. In deze wet is onder meer opgenomen dat er bij bouwwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m² op locaties die zijn gelegen in een gebied dat is aangeduid met middelhoge- of hoge archeologische verwachtingswaarden, archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Voorkomen moet worden dat archeologische waarden verloren gaan. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij realisatie van bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Met de toevoeging van de teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van het plangebied vindt geen roering van de bodem plaats. Ter plaatse worden slechts stellingen beoogd die op de grond staan en geen verstoring van de bodem veroorzaken. Derhalve wordt een archeologisch onderzoek ten behoeve van de beoogde herontwikkeling ter plaatse van het plangebied niet noodzakelijk geacht Cultuurhistorie Ter plaatse van het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Navolgende figuur betreft een uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant. Crijns Rentmeesters bv 28

29 Figuur 14: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart met het plangebied zwart omkaderd Crijns Rentmeesters bv 29